Doctoraalstudiegids Psychologie 2003/2004 A Algemene informatie B Het onderwijs C Onderwijs- en Examen Regeling
KALENDER STUDIEJAAR 2003-2004 36 1 2 3 4 5 6 7
Week Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag
37 8 9 10 11 12 13 14
38 15 16 17 18 19 20 21
39 40 22 29 23 30 24 25 26 27 28
40 41 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12
1
2 5 6 7 8 9 10 11
3 12 13 14 15 16 17 18
18 19 3 4 5 6 7 1 8 2 9
20 10 11 12 13 14 15 16
1 2 3 4
4 19 20 21 22 23 24 25
5
5 26 27 28 29 30 31
1
6 2 3 4 5 6 7 8
21 17 18 19 20 21 22 23
44 27 28 29 30 31
44 45 3 4 5 6 7 1 8 2 9
7 9 10 11 12 13 14 15
8 16 17 18 19 20 21 22
22 23 24 31 25 26 27 28 29 30
23 24 7 1 8 2 9 3 10 4 11 5 12 6 13
25 14 15 16 17 18 19 20
26 21 22 23 24 25 26 27
46 10 11 12 13 14 15 16
47 17 18 19 20 21 22 23
49 1 2 3 4 5 6 7
48 24 25 26 27 28 29
9 23 24 25 26 27 28 29
10 1 2 3 4 5 6 7
11 8 9 10 11 12 13 14
12 15 16 17 18 19 20 21
13 22 23 24 25 26 27 28
14 29 30 31
14 15 5 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11
27 28 5 6 7 1 8 2 9 3 10 4 11
29 12 13 14 15 16 17 18
30 19 20 21 22 23 24 25
51 15 16 17 18 19 20 21
52 1 22 29 23 30 24 31 25 26 27 28
16 12 13 14 15 16 17 18
17 19 20 21 22 23 24 25
18 26 27 28 29 30
AUGUSTUS
JULI 27 28 29 30
50 8 9 10 11 12 13 14
APRIL
MAART
JUNI
MEI Week Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag
43 20 21 22 23 24 25 26
FEBRUARI
JANUARI Week Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag
42 13 14 15 16 17 18 19
DECEMBER
NOVEMBER
OKTOBER
SEPTEMBER
31 26 27 28 29 30 31
31 32 2 3 4 5 6 7 1 8
33 9 10 11 12 13 14 15
34 16 17 18 19 20 21 22
35 36 23 30 24 31 25 26 27 28 29
Semesters Met ingang van 1 september 2003 wordt al het onderwijs gepland in twee semesters van respectievelijk 21 en 22 weken. Deze twee semesters zijn vervolgens verdeeld in 2 blokken per semester met de volgende begin- en einddata: Semester 1: Semester 2:
Blok 1: Blok 2: Blok 1: Blok 2:
08-09-2003 t/m 14-11-2003 17-11-2003 t/m 30-01-2004 02-02-2004 t/m 16-04-2004 19-04-2004 t/m 02-07-2004
Facultaire Introductie 01-09-2003 t/m 05-09-2003 Onderwijsvrije dagen 07-11-2003 22-12-2003 t/m 02-01-2004 26-03-2004 09-04-2004 12-04-2004 30-04-2004 05-05-2004 20-05-2004 31-05-2004
Voorlichtingsdag Kerstvakantie Dies Natalis Goede vrijdag Tweede paasdag Koninginnedag Bevrijdingsdag Hemelvaart Tweede pinksterdag
Deel A Algemene informatie
Inhoudsopgave Deel A 1 Inleiding ............................................................................................................................................... 9 1.1 De studiegids ................................................................................................................................. 9 1.2 Informatiebronnen.......................................................................................................................... 9 1.3 Osiris online ................................................................................................................................. 10 1.4 Studion......................................................................................................................................... 10 1.5 Vragen ......................................................................................................................................... 10 2. Toelating........................................................................................................................................... 11 2.1 Toelatingsvoorwaarden bij cursussen ......................................................................................... 11 3. Organisatie van het onderwijs ....................................................................................................... 11 3.1 Onderwijs ..................................................................................................................................... 11 3.3 Inschrijving en uitschrijving voor cursussen ................................................................................ 12 3.4 Inschrijfrondes en uitschrijven voor cursussen............................................................................ 12 3.5 Wijziging van inschrijving of na-inschrijving................................................................................. 13 3.6 Roosters....................................................................................................................................... 13 3.7 Inschrijven voor een afstudeerrichting ......................................................................................... 13 4. Tentamens en examens .................................................................................................................. 14 4.1 Tentamenweken .......................................................................................................................... 14 4.2 Tentamenroosters........................................................................................................................ 14 4.3 Aanvullende toetsen .................................................................................................................... 14 4.4 Eindtoetsen en deeltoetsen ......................................................................................................... 14 4.5 Uitslagen ...................................................................................................................................... 15 4.6 Geldigheidsduur........................................................................................................................... 15 4.7 Overgangsregelingen voor gewijzigde of vervangen cursussen ................................................. 15 4.8 Afstuderen.................................................................................................................................... 15 4.9 Doctoraalbuluitreikingen collegejaar 2003/2004.......................................................................... 16
1 Inleiding 1.1 De studiegids Voor U ligt de doctoraalstudiegids van de opleiding Psychologie. Deze gids bestaat uit drie delen: Deel A Hierin worden zaken besproken die van belang zijn voor een goede administratieve voortgang van uw studie. Aan de orde komen onder meer inschrijven voor cursussen en tentamens. Deel B Hierin wordt het onderwijs beschreven. Deel C Hierin vindt u de Onderwijs- en ExamenRegeling (de OER). NB: het verdient aanbeveling om deze studiegids te bewaren. U kunt deze nodig hebben in geval van overstappen naar een andere opleiding, onderbreken van de studie, oplopen van vertraging, sollicitaties, vervolgopleidingen, etc.
1.2 Informatiebronnen Naast de studiegids zijn er enkele belangrijke informatiebronnen: − Het opleidingstatuut. Hierin staan de rechten en plichten van de student en de opleiding beschreven. U vindt hier bijvoorbeeld informatie aangaande in- en uitschrijven aan de universiteit, ziekte, klachtrecht, een bijlage met belangrijke adressen, een bijlage waarin de regels en richtlijnen voor de examens zijn opgenomen, etc. Het opleidingstatuut kunt u vinden op: http://www.uu.nl/ opleidingsstatuut. −
Errata. Bij het samenstellen van de studiegidsen is, zoveel als mogelijk, gebruik gemaakt van actuele gegevens. Er kunnen zich echter wijzigingen voordoen. In zo'n geval wordt een erratum uitgebracht als aanvulling op de studiegids. Zodra een erratum verschijnt wordt dit gemeld in het U-blad. U kunt het betreffende erratum dan afhalen bij het Studiepunt. U wordt dringend aangeraden de errata in uw studiegids te verwerken. De errata zijn ook te vinden op: http://www.fss.uu.nl/ →onderwijs→ studiegidsen.
−
De brochure overgangsregelingen 2003-2004 Psychologie. Deze ontvangt u bij uw studiegids. U kunt de brochure ook afhalen bij het Studiepunt. De brochure bevat onder meer aanvullende informatie over de inschrijvingsprocedure en examenprogramma’s in het kader van de overgangsregeling. De brochure is ook te vinden op http://www.fss.uu.nl/→onderwijs →studiegidsen
−
De Universitaire onderwijscatalogus, http://www.fss.uu.nl/→onderwijscatalogus bevat een overzicht van alle keuzevakken en minoren binnen de Universiteit Utrecht. Voor de invulling van de profileringsruimte kunt u hier terecht. U kunt de profileringsruimte ook buiten de Universiteit Utrecht invullen.
−
Het Utrechts Universiteitsblad. Er wordt van u verwacht dat u wekelijks het U-blad leest. Het komt voor dat belangrijke mededelingen (zoals bijvoorbeeld wijzigingen in roosters of locaties) alléén in het U-blad worden gepubliceerd. De wijzigingen zijn te vinden in het katern ‘U-volgt’ in de rubriek 'Faculteitsberichten' onder het kopje 'Sociale Wetenschappen'. Het U-blad verschijnt wekelijks en ligt iedere donderdag bij de recepties van het Langeveldgebouw en het Van Unnikgebouw.
−
Het Vademecum. Iedere student ontvangt bij aanvang van de opleiding in Utrecht het Vademecum. Hierin vindt u alle informatie die u nodig hebt om op een plezierige manier in Utrecht te studeren.
Bovenstaande informatie is ook online toegankelijk via de studentensite op: http://student.fss.uu.nl/
9
1.3 Osiris online Osiris online is de internet toegang tot het studie-informatiesysteem Osiris, waar u zich kunt inschrijven voor cursussen, (her)tentamens, waar u uw resultaten en rooster kunt inzien, en uw adres kunt wijzigen. Een handleiding voor Osiris online wordt uitgedeeld tijdens de Facultaire Introductie. Deze handleiding kunt u ook verkrijgen bij het Studiepunt. Het internet adres is: http://www.osiris.uu.nl Osiris online is ook bereikbaar via de studentensite van de faculteit: http://student.fss.uu.nl/. U heeft een gebruikersnaam en wachtwoord nodig. Informatie hierover is in een brief op naam gezet en verstuurd naar uw postadres.
1.4 Studion Studion is het digitale studiecentrum, een centrale, virtuele plaats met informatie over cursussen en met hulpmiddelen voor docent en student om het studeren (onderwijzen en leren) te ondersteunen en te optimaliseren. Wanneer u zich op tijd heeft ingeschreven voor cursussen via Osiris online, dan heeft u toegang tot deze cursus op Studion. Een handleiding voor Studion wordt uitgedeeld tijdens de Facultaire Introductie. Deze handleiding kunt u ook verkrijgen bij het Studiepunt. Het internet adres is: http://studion.fss.uu.nl Studion is ook bereikbaar via de studentensite van de faculteit: http://student.fss.uu.nl/ U heeft een gebruikersnaam en wachtwoord nodig. Informatie hierover is in een brief op naam gezet en verstuurd naar uw postadres.
1.5 Vragen Studieadviseurs Voor vragen of problemen op het gebied van de studie kunt u ook bij de studieadviseurs terecht. Zij zijn iedere werkdag telefonisch te bereiken en hebben vier dagen van de week inloopspreekuur, waar u zonder afspraak terecht kunt voor korte vragen. Ook kunt u uw vraag stellen via e-mail. Voor vragen die wat meer tijd vergen kunt u een afspraak maken. Telefonisch spreekuur: ma t/m vrij van 11.00 tot 12.30 uur, op telefoonnummer (030)2534876 Inloopspreekuur: ma t/m do van 11.00 tot 12.30 en van 13.00 tot 15.00 uur in kamer G119 in het Martinus J. Langeveldgebouw Afspraken: kunt u maken via het Telefonisch Informatiecentrum van de Faculteit, zie voor bereikbaarheid hieronder E-mail studieadviseurs:
[email protected] E-mail afspraken:
[email protected]
10
Informatiecentrum FSW Voor vragen over de organisatie van het onderwijs en de administratie van studieresultaten of voor het maken van een afspraak met een studieadviseur, kunt u terecht bij het Informatiecentrum van de Faculteit. Openingstijden:
E-mail:
ma t/m vrij van 10.00 tot 12.30 uur en van 13.30 tot 16.00 uur, op telefoonnummer (030)2534949. Voor het maken van afspraken met een studieadviseur kunt u ook langskomen bij het informatiecentrum kamer H107 in het Martinus J. Langeveldgebouw. Ook voor inzage van studiegidsen uit voorgaande jaren kunt u hier op afspraak terecht.
[email protected]
Het Studiepunt Voor vragen over inschrijven aan de faculteit, de registratie van uw studievoortgang of zaken die te maken hebben met in- en uitschrijven voor cursussen, afstudeerrichting en tentamens, of aanmelden voor het examen kunt u terecht bij het Studiepunt op de 1e verdieping in het Martinus J. Langeveldgebouw . Openingstijden:
ma t/m vrij van 11.00 tot 15.00 uur do-avond van 18.00 tot 19.00 uur
Informatiebalie Studenten Service Centrum (SSC) Voor vragen over studiefinanciering, inschrijving aan de Universiteit, collegegeld, aanmelding bij de Universiteit, toelatingseisen voor universitaire studies, universitaire financiële regelingen, verzekeringen, huisvesting, etc., kunt u terecht bij het Studenten Service Centrum (SSC). Openingstijden: Locatie Uithof (in het Marinus Ruppertgebouw) Locatie binnenstad (Pnyx): Telefonisch te bereiken:
ma t/m vrij 10.00 tot 17.00 uur ma t/m vrij 10.30 tot 17.00 uur ma t/m vrij 10.00 tot 17.00 uur op telefoonnummer (030)2537000
2. Toelating 2.1 Toelatingsvoorwaarden bij cursussen Aan cursussen kunnen specifieke ingangseisen verbonden zijn. Als dat het geval is, staan deze vermeld bij de beschrijving van de cursussen onder het kopje 'Toelatingsvoorwaarden' of in de OER (artikel 8). Studenten die niet aan de betreffende ingangseis voldoen, maar wel menen over soortgelijke kennis te beschikken, kunnen voor vrijstelling van de ingangseis contact opnemen met de coördinator van de cursus.
3. Organisatie van het onderwijs 3.1 Onderwijs Het collegejaar loopt van 1 september 2003 tot en met 31 augustus 2004 en is in twee semesters van respectievelijk 21 en 22 weken opgedeeld. Het semester bestaat uit twee blokken van 10 onderwijsweken met aan het eind van het blok de tentamenweek. In veel gevallen zal halverwege een blok binnen het semester ook een deeltentamen worden afgenomen, of moeten (groeps-)opdrachten worden gemaakt. Of dit het geval is, kunt u in de beschrijving van de cursussen terugvinden onder het kopje ‘beoordeling’.
11
3.2 Codering en studiepunten In elk blok van een semester volgt u twee cursussen. In deel B van deze gids wordt per hoofdrichting in een semesterindelingsschema weergegeven welke onderdelen u per semester kunt volgen. Bij de cursusbeschrijvingen kunt u aan het cijfer zien in welk blok van het semester een onderdeel gegeven wordt. De letters geeft aan in welke weekhelft het betreffende onderdeel gegeven wordt: A= B= E=
maandag t/m woensdagmorgen woensdagmiddag t/m vrijdag hele week (overdag)
Bij de cursusbeschrijvingen kunt u links bovenaan onder het kopje semester zien in welk semester en in welke weekhelft de cursus wordt aangeboden. Elke cursus heeft een code. Deze code (met het semesternummer en de weekhelft) wordt gebruikt bij het in- en uitschrijven voor cursussen en bijbehorende tentamens. Bij de beschrijving van de cursus staat de code bovenaan in het midden vermeld. In de beschrijving van elke cursus staat steeds rechtsboven hoeveel studiepunten u kunt behalen. Deze punten zijn berekend volgens het European Credit Transfer System (ECTS). Het ECTS is internationaal afgesproken om een standaardomrekening mogelijk te maken naar studiepunten behaald aan andere universiteiten binnen Europa. Eén ECTS-studiepunt staat voor 28 uur studie (studiebelastingsuren). Per jaar kunt u bij een standaard studietempo 60 ECTS-studiepunten behalen. In het oude doctoraal stond 1 studiepunt (stp) voor 40 studiebelastingsuren (sbu); dit stond dus voor 42 stp per jaar [60 x 28 = 42 x 40 = 1680 sbu.].
3.3 Inschrijving en uitschrijving voor cursussen U dient de inschrijving voor cursussen zelf te regelen. U schrijft zich in via Osiris-online. U dient zich aan de deadlines voor inschrijving te houden. Zie het kopje “inschrijfrondes en uitschrijven voor cursussen”.
3.4 Inschrijfrondes en uitschrijven voor cursussen De inschrijving voor de cursussen vindt plaats in twee rondes die hieronder beschreven worden. U schrijft zich in via Osiris online. Dit kan tot de uiterste inschrijfdata. Ook het uitschrijven voor een cursus gaat via Osiris online. U kunt zich uitschrijven voor een cursus tot de laatste dag van de nainschrijvingsperiode (zie par 3.5). Studenten die op grond van een eventuele plaatsingsregeling op de wachtlijst staan komen zo namelijk alsnog in aanmerking het onderwijs van hun keuze te volgen. Wij raden u dringend aan u uit te schrijven als u zeker weet dat u het onderwijs niet gaat volgen. Semester 1 Blok 1 Blok 2
Periode 08-09-2003 t/m 14-11-2003 17-11-2003 t/m 30-01-2004
Deadline inschrijving 20-06-2003 20-06-2003
Semester 2 Blok 1 Blok 2
Periode 02-02-2004 t/m 16-04-2004 19-04-2004 t/m 02-07-2004
Deadline inschrijving 28-11-2003 28-11-2003
Drie weken voor de uiterste inschrijfdatum van het semester ontvangt u van het Studiepunt een Osirisnieuwsbrief, met daarin informatie met betrekking tot de inschrijving voor het onderwijs. Studenten van buiten de Universiteit Utrecht moeten bij inschrijving voor een cursus hun studentenkaart kunnen overleggen.
12
3.5 Wijziging van inschrijving of na-inschrijving Als er nog plaatsen vrij zijn bij een cursus dan is het in de onderstaande perioden nog mogelijk om u alsnog voor de cursus in te schrijven. Bij na-inschrijving wordt geen rooster meer verzonden. In deze periode kunt u, indien u niet aan het onderwijs deel gaat nemen, zich ook uitschrijven voor een cursus. Semester 1 Blok 1 Blok 2
Periode 08-09-2003 t/m 14-11-2003 17-11-2003 t/m 30-01-2004
na-inschrijving mogelijk van 25-08-2003 t/m 29-08-2003 25-08-2003 t/m 29-08-2003
Semester 2 Blok 1 Blok 2
Periode 02-02-2004 t/m 16-04-2004 19-04-2004 t/m 02-07-2004
na-inschrijving mogelijk van 12-01-2004 t/m 16-01-2004 12-01-2004 t/m 16-01-2004
3.6 Roosters Als u zich op tijd hebt ingeschreven voor een cursus, kunt u het onderwijsrooster uiterlijk zes weken voor aanvang van de cursus inzien via Osiris online. De onderwijsroosters liggen ook ter inzage bij het Studiepunt. Indien van toepassing, wordt op het onderwijsrooster onder voorbehoud vermeld wanneer het tentamen plaatsvindt. Niet altijd is op het moment van gereedkomen van de onderwijsroosters bekend wanneer en waar het tentamen plaatsvindt. Let daarom altijd op de tentamenroosters die uiterlijk acht weken voor de tentamenweek zijn in te zien via Osiris online en ter inzage liggen bij het Studiepunt.
3.7 Inschrijven voor een afstudeerrichting U heeft inmiddels waarschijnlijk een keuze gemaakt voor een afstudeerrichting (ook wel specialisaties of tracés genoemd). Wanneer u zich hiervoor nog niet heeft ingeschreven in Osiris raden wij u dringend aan dat wel te doen. Vanaf 1 september zal namelijk voor alle psychologiecursussen een capaciteitsbeperking gelden. Wanneer na inschrijving blijkt dat de maximum capaciteit van een bepaalde cursus overschreven is worden er plaatsingsregels toegepast. Eén van de regels betreft het wel of niet ingeschreven staan voor een specialisatie of tracé waartoe de betreffende cursus hoort. U wordt aangeraden om in via Osiris-online te controleren of u staat ingeschreven voor een specialisatie dan wel tracé. Indien dat niet het geval is, kunt u dat tegelijk met de inschrijving voor cursussen in juni alsnog doen. In het B-deel van deze gids kunt u er meer over lezen. [N.B. De precieze formulering van de inschrijf- en plaatsingsregels zal in een aparte inschrijfbrochure bekend gemaakt worden en zal ook gepubliceerd worden in het opleidingsstatuut.
13
4. Tentamens en examens 4.1 Tentamenweken In onderstaande schema’s kunt u zien wanneer de tentamenweken vallen. Semester I Blok 1 Blok 2
Tentamen, meestal in de week van 10-11-2003 t/m 14-11-2003 26-01-2004 t/m 30-01-2004
Semester 2 Blok 1 Blok 2
Tentamen, meestal in de week van 12-04-2004 t/m 16-04-2004 28-06-2004 t/m 02-07-2004
4.2 Tentamenroosters De data en tijden van uw tentamen kunt u uiterlijk acht weken voor aanvang van het tentamen inzien via Osiris online. De tentamenroosters liggen ook ter inzage bij het Studiepunt.
4.3 Aanvullende toetsen Vanaf collegejaar 2003-2004 worden er geen herkansingen meer georganiseerd. Wel geeft de opleiding u de mogelijkheid om een aanvullende toets maken. De opleiding hanteert hiervoor de volgende regeling: − U kunt alleen tijdens de cursus toetsen maken en eventueel een extra gelegenheid krijgen om voor een (deel)toets een voldoende te halen. − U komt alleen in aanmerking voor een zogenaamde aanvullende toets als u aan alle inspanningsverplichtingen hebt voldaan. − Dit houdt in dat u aan het schriftelijk tentamen tijdens de cursus moet hebben deelgenomen en een voldoende (of in geval van compensatiemogelijkheid het minimum cijfer zoals vermeld in de studiegids) moet hebben behaald voor alle opdrachten die bij de cursus horen en dat het gemiddelde eindcijfer minimaal een 5 is. − Een aanvullende toets wordt u aangeboden binnen 6 weken na afloop van de cursus en na semester 2 blok 2 tussen 15 en 31 augustus. − Bij het plannen van toetsen (wat betreft tijd en plaats) wordt prioriteit gegeven aan het reguliere onderwijs boven aanvullende toetsen. Dit betekent in de praktijk dat de aanvullende toets vaak in de avonduren zal plaatsvinden. De data en tijden van deze aanvullende toetsen zijn uiterlijk acht weken voor aanvang bekend. Uiterlijk drie weken voor aanvang krijgt u bericht of u in aanmerking komt voor deelname aan de aanvullende toets.
4.4 Eindtoetsen en deeltoetsen Bij de cursusbeschrijvingen in deel B van deze gids staat onder het kopje 'beoordeling' steeds vermeld of de cursus door middel van één eindtoets of meerdere deeltoetsen wordt beoordeeld. Indien er sprake is van een eindtoets krijgt u in één keer alle studiepunten afgetekend, ook al bestaat dit cijfer bijvoorbeeld uit het resultaat van een schriftelijk tentamen en opdrachten. In de andere gevallen is er sprake van twee of meer deeltoetsen. Per deeltoets wordt vermeld wat de weging is in het eindcijfer (in procenten) en hoeveel studiepunten die deeltoets oplevert. Voor deeltoetsen kunt u zich apart opgeven. Als deeltoetsen onderling compenseerbaar zijn, staat dat steeds vermeld bij de beschrijving van de betreffende cursus. Het eindcijfer moet een 6,0 of hoger zijn om voor een cursus te slagen. (De facultaire afrondingsregels vindt u in artikel 9 lid 3 van de OER).
14
4.5 Uitslagen De uitslag van een mondeling tentamen wordt ter plekke bepaald en meegedeeld. Voor schriftelijke tentamens geldt dat de uitslag binnen twee werkweken na het afnemen van het tentamen wordt vastgesteld. Binnen vier werkweken, na het afnemen van een tentamen, kunt u uw resultaat zien op Osiris online. Daar zijn de laatste tien behaalde resultaten zichtbaar. Indien een uitslag niet binnen vier werkweken bekend is, kunt u contact opnemen met de betreffende docent. Na afloop van ieder semester zal een uitslagbrief naar u worden gestuurd. Deze uitslag is ook zichtbaar via Osiris online. Een keer per jaar, in januari, krijgen ouderejaarsstudenten een studievoortgangoverzicht thuisgestuurd. Eerstejaarsstudenten ontvangen deze nog niet. Op het studievoortgangoverzicht staan alle resultaten die u tot dan toe hebt behaald. U kunt via Osiris online ook uw dossieroverzicht opvragen en uitprinten. Wanneer er onjuistheden in staan, kunt u bij het Studiepunt langs gaan, om dit te corrigeren. Zie ook de Onderwijs en examenregeling (OER) in deel C van deze gids.
4.6 Geldigheidsduur In principe is het eindresultaat van een behaald onderdeel onbeperkt geldig. De geldigheidsduur van deeltoetsen is beperkt tot het studiejaar waarin de deeltoets wordt behaald (OER art. 13). De examencommissie kan echter voor onderdelen waarvan het tentamen tien jaar of langer geleden is afgelegd, bepalen dat er een aanvullend of vervangend tentamen moet worden afgelegd. Een afgelegd examen (bijv. het propedeuse-examen) is onbeperkt geldig.
4.7 Overgangsregelingen voor gewijzigde of vervangen cursussen Door het overgaan van het onderwijs op het bachelor-master systeem gelden bijna voor alle cursussen overgangsregelingen. Raadpleeg hiervoor het B-deel van deze gids.
4.8 Afstuderen Als u alle onderdelen van de propedeuse hebt behaald (en voldoet aan de wiskunde eis), krijgt u bericht dat u uw propedeusegetuigschrift kunt afhalen bij het Studiepunt. Als u alle onderdelen van het doctoraalprogramma hebt behaald en u bent in het bezit van een propedeusegetuigschrift van de opleiding, dan bent u toe aan het afstuderen. Voor het afstuderen moet u zich aanmelden. Dat kan via het aanmeldingsformulier Afstuderen, wat u kunt afhalen bij het Studiepunt. Samen met het ingevulde aanmeldingsformulier dient u de volgende bescheiden bij het Studiepunt in te leveren: - eventuele ontbrekende tentamenbriefjes - een exemplaar van uw afstudeeronderzoek - een kopie van uw paspoort of een (kopie) van het uittreksel van het bevolkingsregister - een kopie van uw propedeusegetuigschrift - indien van toepassing: extraneusverklaringen - indien van toepassing: goedkeuring van de examencommissie voor keuzevakken op HBO- of propedeuseniveau - indien u afstudeert op twee specialisaties, heeft u een schriftelijke goedkeuring nodig van de betreffende tracé coördinatoren. Uw examendatum is de datum van de laatste werkdag van de maand waarin u uw laatste studieprestatie heeft geleverd. Dit is tevens de datum die op uw getuigschrift wordt vermeld. Binnen veertien dagen na uw aanmelding ontvangt u van het examensecretariaat bericht of u aan alle vereisten voor het afstuderen heeft voldaan. In onderstaand schema kunt u zien wanneer u uiterlijk de benodigde zaken voor het afstuderen moet inleveren, en wanneer de bijbehorende getuigschriftuitreiking plaatsvindt.
15
4.9 Doctoraalbuluitreikingen collegejaar 2003/2004 opleiding:
datum uitreiking getuigschrift:
Aanmelden uiterlijk * :
Psychologie
Vr 3 oktober 2003 **
Do 21 augustus 2003
Psychologie
Vr 7 november 2003
Do 2 oktober 2003
Psychologie
Vr 12 december 2003
Do 6 november 2003
Psychologie
Vr 16 januari 2004
Do 11 december 2003
Psychologie
Vr 13 februari 2004
Do 8 januari 2004
Psychologie
Vr 5 maart 2004
Do 29 januari 2004
Psychologie
Vr 2 april 2004
Do 26 februari 2004
Psychologie
Vr 7 mei 2004
Do 1 april 2004
Psychologie
Vr 4 juni 2004
Do 29 april 2004
Psychologie
Vr 3 september 2004 **
Do 22 juli 2004
Psychologie
Vr 8 oktober 2004 **
Do 26 augustus 2004
* =
Als op deze datum niet alle afstudeerbescheiden compleet ingeleverd zijn, schuift u automatisch door naar de eerstvolgende buluitreiking van uw opleiding.
** =
In verband met de te verwachten drukte kan een deel van de uitreiking eventueel op de maandag daaropvolgend plaatsvinden!
Examendatum: − De beoordeling door de examencommissie of de kandidaat geslaagd is voor het propedeutische examen maakt onderdeel uit van het propedeutische examen. De datum waarop de examencommissie beslist of de kandidaat is geslaagd, is de formele examendatum. − De beoordeling door de examencommissie of de kandidaat geslaagd is voor het afsluitende examen maakt onderdeel uit van het afsluitend examen. De datum waarop de examencommissie beslist of de kandidaat is geslaagd, is de formele examendatum. Op verzoek van de kandidaat echter kan de datum waarop de laatste studieprestatie is verricht, aangemerkt worden als formele examendatum.
16
Deel B Het onderwijs
Inhoudsopgave Deel B 1. Het doctoraalonderwijs psychologie............................................................................................... 7 1.1 Vervolg Doctoraalstudie................................................................................................................. 7 1.2 Inhoud doctoraal programma......................................................................................................... 9 1.3 Gewijzigde procedures rond inschrijving en toetsing .................................................................. 11 1.4 Overstappen naar de bachelor .................................................................................................... 12 1.5 Bijlage overgangsregelingen ....................................................................................................... 13 1.5a Overgangsregeling: D1 - Ba ...................................................................................................... 13 1.5b Overgangsregeling: D2/3 - Ba ................................................................................................... 14 1.5c Overgangsregeling voor studenten die willen overstappen van doctoraal naar bachelor ........ 17 2. Het Leeronderzoek .......................................................................................................................... 21 2.1 Inleiding........................................................................................................................................ 21 2.2 Leeronderzoek: het raamwerk ..................................................................................................... 22 2.3 Onderzoeksfase........................................................................................................................... 22 2.4 Trainingen .................................................................................................................................... 24 2.5 Overzicht hoofdrichtingen ............................................................................................................ 25 2.6 Cursussen Leeronderzoek........................................................................................................... 27 Leeronderzoek: Klinische- en Gezondheidspsychologie................................................................... 27 Leeronderzoek:Ontwikkelingspsychologie......................................................................................... 29 Leeronderzoek: Psychonomie ........................................................................................................... 31 Leeronderzoek: Sociale- en Organisatiepsychologie ........................................................................ 34 Leeronderzoek traning: Experimenteel-psychologische methoden................................................... 36 Leeronderzoek: Training SPSS ......................................................................................................... 38 Leeronderzoek: Training Systematische Gedragsobservaties .......................................................... 40 Leeronderzoek: Training Vragenlijstconstructie en gestructureerd interviewen................................ 42 3. Hoofdrichtingen en specialisaties ................................................................................................. 44 Hoofdrichting Klinische psychologie en gezondheidspsychologie .................................................... 44 Hoofdrichting Ontwikkelingspsychologie ........................................................................................... 51 Hoofdrichting Psychonomie: Menselijke Functies ............................................................................. 58 Hoofdrichting Sociale en Organisatiepsychologie ............................................................................. 64 Combinatierichting Psychologie van Arbeid, ..................................................................................... 70 Interculturele Psychologie in de hoofdrichtingen en specialisaties ................................................... 75 Methodenleer en Statistiek in de hoofdrichtingen en specialisaties .................................................. 82 4. Cursussen Major verplicht ............................................................................................................. 85 Cursus: Biologische Grondslagen van het gedrag ............................................................................ 85 Cursus: Biopsychosociale Perspectieven op Psychopathologie ....................................................... 87 Cursus: Functieleer............................................................................................................................ 89 Cursus: Grondslagen van de Psychologische Diagnostiek en Test theorie...................................... 92 Cursus: Inleiding in de Psychologie: Overzicht en Geschiedenis ..................................................... 94 Cursus: Methoden en Statistiek 1 voor Psychologen ....................................................................... 96 Cursus: Methoden en Statistiek 2 voor Psychologen (cohort 2002-2003) ........................................ 98 Cursus: Methoden en Statistiek 2 voor Psychologen (cohort 2003-2004) ...................................... 100 Cursus: Ontwikkelingspsychologie .................................................................................................. 102 Cursus: Persoonlijkheidsleer ........................................................................................................... 104 Cursus: Sociale Psychologie ........................................................................................................... 106 4.1 Cursussen Major keuze en Master ............................................................................................ 108 Cursus: Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding.................................................................. 108 Capita: Diagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk ..................................................... 110 Capita: Ontwikkeling en opvoeding in intercultureel perspectief ..................................................... 111 Capita: Ontwikkelingspsychologie ................................................................................................... 112 Capita: Ontwikkelingspsychopathologie I ........................................................................................ 113 Capita: Persoonsontwikkeling.......................................................................................................... 114 Cursus: Cognitieve neuropsychiatrie ............................................................................................... 115 Cursus: Cognitieve neurowetenschappen ....................................................................................... 116 Cursus: Cognitieve ontwikkeling...................................................................................................... 118 Practicum: Communicatievaardigheden in beroepssituaties: KP & GP .......................................... 120 Practicum: Communicatievaardigheden in beroepssituaties:.......................................................... 122 Ontwikkelingspsychologie................................................................................................................ 122 Practicum: Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Sociale en Organisatiepsychologie . 124 Cursus: Conflicthantering en Mediation........................................................................................... 126 Practicum: Diagnostiek in de Klinische en Gezondheidspsychologie ............................................. 129 Cursus: Doing a field study using qualitative methods .................................................................... 131
Cursus: Experimenteren en registreren........................................................................................... 133 Cursus: Gedrag en farmaca ............................................................................................................ 134 Cursus: Gedragstherapie en Cognitieve Therapie .......................................................................... 136 Cursus: Geheugen en taal............................................................................................................... 138 Cursus: Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering .................................. 139 Cursus: Gezondheidspsychologie ................................................................................................... 141 Cursus: Grondslagen van de Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie ........................ 143 Cursus: Interculturalisatie van de gezondheidszorg........................................................................ 145 Cursus: Interpersoonlijke relaties en gedrag ................................................................................... 147 Cursus: Introduction to theory construction and statistical modeling .............................................. 149 Cursus: Item response theory and multilevel analysis .................................................................... 151 Cursus: Kinderneuropsychologie..................................................................................................... 153 Cursus: Klinische neuropsychologie................................................................................................ 154 Cursus: Klinische Psychologie: psychopathologie II ...................................................................... 156 Cursus: Macht, leiderschap en besluitvormingsprocessen ............................................................. 158 Cursus: Media psychologie.............................................................................................................. 160 Cursus: Meta-analysis and qualitative research.............................................................................. 161 Cursus: M&S 3: Context Klinische en gezondheidspsychologie ..................................................... 163 Cursus: M&S 3: Context Ontwikkelingspsychologie........................................................................ 165 Cursus: M&S 3: Context Psychonomie............................................................................................ 167 Cursus: M&S 3 : Context Sociale en Organisatiepsychologie......................................................... 168 Cursus: Neuropsychologische diagnostiek en revalidatie ............................................................... 170 Cursus: Ontwikkeling in intercultureel perspectief........................................................................... 172 Cursus: Ontwikkelingspsychopathologie I ....................................................................................... 174 Cursus: Organisatiepsychologie ...................................................................................................... 176 Cursus: Perceptie en actie............................................................................................................... 178 Cursus: Personeelspsychologie en HRM ........................................................................................ 180 Cursus: Practicum toegepaste cognitieve psychologie ................................................................... 182 Cursus: Praktijk van Interventies in groepen ................................................................................... 184 Cursus: Praktijk van Interventies in Organisaties ............................................................................ 186 Cursus: Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen ... 188 Cursus: Psychologie van Arbeid en Gezondheid ............................................................................ 190 Cursus: Psychologie van de multiculturele samenleving................................................................. 192 Cursus: Psychosociale aspekten van seksualiteit en relaties ......................................................... 193 Cursus: Sociale Cognities................................................................................................................ 195 Cursus: Sociale en emotionele ontwikkeling ................................................................................... 197 Cursus: The neurobiology of emotion.............................................................................................. 199 Practicum: Theoretische en toegepaste groepsdynamica............................................................... 201 Cursus: Theorie van Organisatieontwikkeling ................................................................................. 203 Cursus: Theory construction and statistical modeling for advanced students................................. 205 Cursus: Toegepaste cognitieve psychologie ................................................................................... 207 Cursus: Toegepaste cognitieve psychologie II ................................................................................ 208 Cursus: Verlies en psychotrauma I.................................................................................................. 210 Cursus: Verlies en psychotrauma II................................................................................................. 212 Afstudeeronderzoek: Interculturele psychologie.............................................................................. 214 Afstudeeronderzoek: KPG ............................................................................................................... 215 Afstudeeronderzoek: Ontwikkelingspsychologie ............................................................................. 216 Afstudeeronderzoek: Organisatiepsychologie ................................................................................. 218 Afstudeeronderzoek: Psychologie van arbeid, gezondheid en organisatie..................................... 220 Afstudeeronderzoek: Psychonomie ................................................................................................. 221 Afstudeeronderzoek: Psychonomie, variant biopsychologie ........................................................... 222 Capita: KPG ..................................................................................................................................... 223 Capita: Ontwikkelingspsychologie ................................................................................................... 224 Capita: Psychonomie ....................................................................................................................... 225 Literatuurscriptie: Interculturele psychologie ................................................................................... 227 Literatuurscriptie: KPG..................................................................................................................... 228 Literatuurscriptie: Ontwikkelingspsychologie ................................................................................... 230 Literatuurscriptie: Organisatiepsychologie....................................................................................... 232 Literatuurscriptie: Psychologie van arbeid, gezondheid en organisatie .......................................... 234 Literatuurscriptie: Psychonomie....................................................................................................... 236 Literatuurscriptie: Sociale psychologie ............................................................................................ 237 Stage: Interculturele psychologie..................................................................................................... 239 Stage: KPG ...................................................................................................................................... 241 Stage: Ontwikkelingsprocessen....................................................................................................... 243
Stage: Organisatiepsychologie ........................................................................................................ 244 Stage: Problematische ontwikkeling ................................................................................................ 245 Stage: Psychologie van arbeid, gezondheid en organisatie............................................................ 247 Stage: Psychonomie, specialisatie biologische en neuropsychologie............................................. 249 Stage: Psychonomie, specialisatie cognitieve en toegepaste psychologie..................................... 250 Stage: Psychonomie, variant biopsychologie .................................................................................. 251 Stage: Psychonomie, variant cognitieve ergonomie........................................................................ 252 Stage: Psychonomie, variant neuropsychologie.............................................................................. 253 Stage/Afstudeeronderzoek: Sociale psychologie ............................................................................ 254
1. Het doctoraalonderwijs psychologie Deze studiegids is bedoeld voor studenten die hun studie psychologie willen voortzetten als doctoraalstudent. Wij raden u aan deze studiegids zorgvuldig te bestuderen omdat deze veel wijzigingen beschrijft ten opzichte van de studiegids van 2002-2003. Deze wijzigingen betreffen zowel de inhoud van het onderwijsprogramma als de procedures rondom inschrijving en toetsing!
1.1 Vervolg Doctoraalstudie Vanaf september 2003 zal de hele opleiding psychologie geven worden in het bachelor-master systeem. Voor studenten die uiterlijk 31 augustus 2003 voldaan hebben aan de eisen van het propedeuse-examen blijft tot 2009 de mogelijkheid bestaan om als doctoraal student af te studeren. Wat er verandert en hoe u de studie als doctoraalstudent kunt vervolgen vindt u in deze studiegids. Hoe ziet vanaf september 2003 het onderwijs er uit? Al het psychologieonderwijs wordt geven in semesters van 2 blokken van 10 weken. In het eerste deel van deze studiegids vind u de jaarplanning voor 2003-2004. Alle cursussen worden bachelor cursussen. Dat wil zeggen ze zijn 7,5 ECTS groot (zie ook deel A van deze studiegids). Hoe af te studeren als doctoraalstudent? Studenten die 31 augustus 2003 niet voldoen aan de eisen van het propedeuse-examen Studenten die op 31 augustus niet voldoen aan de eisen van worden in de loop van september 2003 omgezet naar een bachelorexamenprogramma en kunnen niet meer afstuderen als doctoraalstudent. De behaalde cursussen in de propedeuse en eventueel het D1 leveren vrijstellingen op voor het bachelorexamenprogramma. Verderop in deze studiegids vindt u tabellen met daarin de vrijstellingen. Neem voor het plannen van de rest van de bachelorstudie contact met de studiebegeleider of één van de studieadviseurs. Studenten die wel hun propedeuse hebben maar nog onderdelen van het D1 moeten halen In het collegejaar 2003-2004 worden enkele D1 onderdelen (het leeronderzoek) nog voor een laatste keer aangeboden of worden er herkansingsmogelijkheden aangeboden (SD1). Andere onderdelen zijn volgens de overgangsregels in te halen door het volgen van bachelorcursussen. Verderop in deze studiegids is een tabel opgenomen waarin van alle D1-onderdelen is aangegeven hoe deze in 20032004 kunnen worden ingehaald. Bedenk hierbij dat deze overgangsregels slechts geldig zijn tot 31 augustus 2004. Voor 2004-2005 kunnen de overgangsregels wijzigen. Verderop in deze gids is een uitgebreide beschrijving opgenomen van het leeronderzoek zoals dat in 2003-2004 nog één keer zal worden aangeboden. Studenten die nog D2/3 cursussen moeten volgen Verderop in deze studiegids is een tabel opgenomen waarin voor alle D2/3 cursussen overgangsregels zijn opgenomen. Kort gezegd komt het er op neer dat voor ieder D2/3 cursus vier mogelijkheden zijn: 1. de cursus bestaat niet meer en wordt verwijderd uit het examenprogramma; 2. de cursus wordt bij een andere opleiding nog als doctoraalcursus aangeboden; 3. de cursus wordt vervangen door 1 of 2 bachelorcursussen; 4. de cursus wordt vervangen door een mastercursus, Voor alle opties geldt dat de uren die u te kort komt door deze overgangsregels naar eigen inzicht kunt invullen. De overgangsregels hebben consequenties voor de inrichting van de specialisaties en tracés. In de oude examenprogramma staat precies beschreven hoeveel studiepunten aan bepaalde cursusonderdelen moet worden besteed. Wanneer u de overgangsregels volgt kunt u hiermee niet het oude examenprogramma invullen, omdat de nieuwe cursussen omgerekend minder studiepunten opleveren. Een cursus van 7,5 ECTS levert (7,5 X 28)/ 40 = 5,25 stp op. Gemiddeld genomen zult u dus minder studiepunten aan cursussen besteden dan omschreven in de oude examenprogramma’s. Om die reden is het volgende besloten: 7
Tracéstudent (dit zijn studenten met een D1 van 42 stp en een tracéfase van 84 stp) − studenten die staan ingeschreven op een tracécode (begint met een T) hebben waarschijnlijk de meeste cursussen uit hun examenprogramma al gehaald; − het oude examenprogramma blijft voor deze studenten gelden; − wanneer er nog cursussen moeten worden ingehaald volgen ze de cursus zoals beschreven in de overgangsregeling (zowel voor D1 cursussen als D2/3 cursussen, verderop in deze studiegids); − studenten moeten er voor zorgen voldoende studiebelastingsuren in de tracéfase te hebben gehaald; − voor tracéstudenten wil dat zeggen 84 studiepunten dus 84 x 40 = 3360 studiebelastingsuren; − dit kan door extra cursorische onderdelen te doen of door een uitbreiding van één of meer individuele onderdelen; − bij het afstuderen wordt dan waar nodig het examenprogramma aangepast. Specialisatiestudenten (dit zijn studenten met een D1 van 28 stp en een specialisatiefase van 98 stp) − studenten die staan ingeschreven op een specialisatiecode (begint met een S) moeten waarschijnlijk nog een groot deel van de cursussen uit hun examenprogramma volgen; − om die reden wordt er een nieuw examenprogramma opgesteld, de examenprogramma’s hebben de specialisatie overgangsregelingencodes (SOV codes), zie hoofdstuk 3. − deze specialisaties zijn qua inhoud hetzelfde als de oude specialisaties, maar zijn in vorm aangepast aan het feit dat een deel van de cursussen (of alle cursussen) niet als doctoraalcursussen kunnen worden gevolgd maar als bachelorcursus moeten worden gevolgd; − studenten die aan het einde van 2002-2003 zijn begonnen met hun specialisatie staan al ingeschreven op die SOV codes; − studenten die een jaar eerder zijn begonnen met hun specialisatie staan nog ingeschreven op een S code, maar zullen uiterlijk eind juni 2003 door OSZ worden overgeschreven naar een SOV code; − de beschrijving van deze overgangsspecialisaties vindt u verderop in dit deel van studiegids; − studenten moeten er voor zorgen voldoende studiebelastingsuren in de specialisatiefase te hebben gehaald; − voor specialisatiestudenten wil dat zeggen 98 studiepunten dus 98 x 40 = 3920 studiebelastingsuren; − dit kan door extra cursorische onderdelen te doen of door een uitbreiding van één of meer individuele onderdelen. Specifieke informatie over deze overgangsregels vindt u in de hoofdrichtings/specialisatie teksten. N.B. Zorg er voor dat u voor de juiste code staat ingeschreven: specialisatie of tracé. Studenten die nog een gammapropedeuse hebben gedaan en een D1 hebben van 42 stp moeten zorgen dat ze staan ingeschreven voor een tracé van in totaal 70 stp + 14 stp vrije keuzeruimte. Studenten die een basisfase hebben gedaan van 42 propedeuse stp en 28 D1 stp moet zorgen dat ze staan ingeschreven voor een specialisatie van 84 stp + 14 stp vrije keuzeruimte. Wanneer u niet weet voor welke code u zich moet inschrijven kunt u dit navragen bij het studiepunt FSW of één van de studieadviseurs. Studenten die nog individuele onderdelen moet halen Alle individuele onderdelen zullen nog tot 2009 in de oude vorm worden aangeboden, d.w.z. los van semesters en in studiepunten i.p.v. ECTS. Informatie Er wordt een speciale overgangsregelingen brochure gemaakt waarin alle overgangsregelingen overzichtelijk worden weergeven. Wanneer u na het lezen van de studiegids en de overgangsregelingen brochure behoefte heeft aan hulp bij het opstellen van een studieplan kunt u contact opnemen met één van de studieadviseurs. De informatie uit deze studiegids zal zo veel mogelijk ook via de website van de opleidding psychologie toegankelijk worden gemaakt (Http://www.fss.uu.nl/psy/).
8
1.2 Inhoud doctoraal programma De onderwijsonderdelen in de basisfase waren gericht op het verwerven van de kennis en vaardigheden die van iedere psycholoog mogen worden verwacht (zie hiervoor de eindtermen van de basisfase in de studiegids 2002-2003). In het vervolg van de studie wordt op deze verworven kennis en vaardigheden voortgebouwd. Na de basisfase gaat de student zich specialiseren. De reden hiervoor is tweeledig. Enerzijds zijn de theorievorming en het kennisbestand van de psychologie dermate toegenomen dat het onmogelijk is zich deze binnen het kader van een vierjarige psychologieopleiding voldoende eigen te maken. Anderzijds is de arbeidsmarkt voor beginnende psychologen sterk gedifferentieerd en worden – in termen van startcompetenties - tegelijkertijd hoge eisen gesteld. Hetzelfde geldt voor de ingangseisen van postdoctorale vervolgopleidingen. De hoofdrichtingsprogramma’s van de opleiding Psychologie (Klinische en Gezondheidspsychologie, Ontwikkelingspsychologie, Psychonomie en Sociale en Organisatiepsychologie) sluiten aan bij de subdisciplines van de psychologie. Binnen deze hoofdrichtingen kunnen specialisaties worden onderscheiden die aansluiten bij verwachte startcompetenties voor specifieke beroepsvelden van psychologen en bij de ingangseisen van daarmee verbonden postdoctorale opleidingen. Zo kan men bijvoorbeeld besluiten het hoofdrichtingsprogramma ‘Ontwikkelingspsychologie’ te volgen om zich via de specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling’ te kwalificeren voor een startpositie op de arbeidsmarkt voor psychologen die werkzaam zijn in de hulpverlening aan problematische kinderen en jeugdigen. Daarnaast kan men via deze specialisatie voldoen aan de ingangseisen van de postdoctorale opleiding tot Gezondheidszorgpsycholoog en aansluiting vinden bij de eisen tot registratie als Kinderen Jeugdpsycholoog van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Een ander voorbeeld: door te kiezen voor de hoofdrichting ‘Sociale en Organisatiepsychologie’ en vervolgens voor de specialisatie ‘Organisatiepsychologie’ kan men zich kwalificeren voor het beroepsveld van de organisatiepsychologen en daarbij aansluitende postdoctorale opleidingen. Iedere student zal zich derhalve moeten specialiseren. Om een verantwoorde en beargumenteerde keuze te kunnen maken is het nodig om zich tijdig te verdiepen in de inhoud, eindtermen en beroepsmogelijkheden van de verschillende hoofdrichtings- en specialisatieprogramma’s zoals die beschreven staan in deze studiegids. Ook zullen de onderwijsonderdelen die in de basisfase worden aangeboden inzicht bieden in de subdisciplines van de psychologie en de daarmee samenhangende mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Diverse activiteiten in het kader van studievoorlichting en begeleiding – zowel groepsgewijs als individueel – zijn er op gericht het keuzeproces te vergemakkelijken. Medestudenten, mentoren, studieadviseurs en coördinatoren van hoofdrichtingsen specialisatieprogramma’s kunnen je helpen bij het maken van je keuze. Opbouw van de hoofdrichtings- en specialisatieprogramma’s Het hoofdrichtings- en specialisatieprogramma omvat 96 studiepunten. Deze studiepunten zijn verdeeld in een verplicht gedeelte en een keuzegedeelte. De student kan kiezen uit vier hoofdrichtingen en een combinatierichting. Doorgaans start een hoofdrichtingsprogramma met een aantal cursorische onderdelen, waarin het kennis- en vaardighedendomein van de subdiscipline uitgebreid aan de orde komt. Binnen de hoofdrichting kan de student zich verder specialiseren via voorgeschreven cursorische onderdelen en door de aan de specialisatie gekoppelde stage, een literatuurscriptie (soms in combinatie met Capita Selecta) en een afstudeeronderzoek. Een specialisatie bestaat dus uit een aantal verschillende, verplichte onderdelen: − cursorische onderdelen: dit zijn vooral theoretische vakken die een samenhangend pakket vormen. Welke onderdelen voor het specialisatieprogramma van uw keus verplicht zijn, vindt u in de beschrijving van het tracé / de hoofdrichtings- en specialisatieprogramma’s. De inhoud en literatuur van de cursorische onderdelen vindt u in deel B, hoofdstuk 4 van deze gids. − Literatuurscriptie: welke literatuurscriptie voor de specialisatie van uw keus verplicht is en wat de preciese omvang daarvan is, vindt u in de beschrijving van het tracé/hoofdrichtings- en specialisatieprogramma’s. Inhoudsbeschrijvingen van de literatuurscripties zijn in deel B, hoofdstuk 4 van deze gids opgenomen, evenals de naam van de coördinator tot wie u zich kunt wenden voor nadere informatie. − Stage: in de stage maakt u kennis met, en neemt u onder supervisie deel aan het dagelijks werk van psychologen in de praktijk en/of het onderzoek. Doel is het verwerven van kennis, inzichten en vaardigheden die behoren tot de startcompetenties van beginnende psychologen in het beroepsveld waarin de stage is gesitueerd. Bij de beschrijving van het tracé/hoofdrichtings- en specialisatieprogramma’s kunt u lezen welke stage voor uw specialisatie verplicht is en wat de preciese omvang daarvan is. Een inhoudelijke beschrijving van de stage en de naam van de coördinator vindt u in hoofdstuk 4, deel B van deze gids. 9
−
−
Afstudeeronderzoek: in het afstudeeronderzoek stelt u onder begeleiding een onderzoeksplan op, voert dat geheel zelfstandig uit en maakt er een verslag van. In de beschrijvingen van de tracés/hoofdrichtingen en specialisaties zelf kunt u lezen welk afstudeeronderzoek voor uw specialisatie verplicht is en wat de preciese omvang daarvan is. Een inhoudelijke beschrijving en de naam van de coördinator is opgenomen in deel B, hoofdstuk 4 van deze gids. NB: de benaming van dit studieonderdeel impliceert niet dat dit het laatste onderdeel moet zijn voordat u de studie afrondt. Vaak zal dit inderdaad het geval zijn, maar het afstudeeronderzoek kan bijvoorbeeld ook voorafgaan aan de stage. De drie laatstgenoemde – individuele - onderdelen kunnen soms gecombineerd worden: bijvoorbeeld de literatuurscriptie als theoretische voorbereiding op het afstudeeronderzoek, of het onderzoeksthema afstemmen op een vraagstelling waarmee men in de stage is geconfronteerd. Capita Selecta: bestudering van een welomschreven hoeveelheid literatuur over een specifiek onderwerp. Meestal wordt dit onderdeel afgerond met een literatuurtentamen of paper. Capita Selecta zijn slechts voor enkele specialisatieprogramma’s verplicht; doorgaans komen de studiepunten daarvoor in plaats van een deel van de studiepunten voor de literatuurscriptie. Capita Selecta kunnen ook als onderdeel in de vrije keuzeruimte worden afgerond.
De keuzeruimte vult u zelf in met onderdelen die uw belangstelling hebben. Soms worden hiervoor in de programmabeschrijvingen aanbevelingen gedaan, maar in principe kunt u kiezen uit alle onderdelen die op doctoraalniveau worden gegeven (veel bachelor- en mastercursussen komen ook in aanmerking). Dat kunnen vakken van Psychologie zijn (bijvoorbeeld wanneer u rekening wilt houden met een mogelijk postdoctoraal opleidingstraject), maar ook van andere opleidingen binnen of buiten de Faculteit Sociale Wetenschappen. Indien u vakken van een HBO of op propedeuseniveau wil laten meetellen binnen de vrije keuzeruimte, dient u hiervoor van te voren toestemming aan te vragen bij de examencommissie Psychologie. Met nadruk zij er op gewezen dat de vrije keuzeruimte ook kan worden benut om bijvoorbeeld het aantal studiepunten voor een stage uit te breiden tot voorbij het voorgeschreven minimum. Hiervoor dienen dan wel van te voren afspraken te worden gemaakt met de betreffende coördinator of begeleider. Als u dat wilt, kunt u zelf een specialisatieprogramma opstellen; dit heet een “vrij doctoraal”. De procedure hiervoor staat beschreven in het Opleidingsstatuut. Voorwaarden zijn dat dit programma een minimaal aantal studiepunten omvat (over met opleiding psychologie), dat het bestaat uit onderdelen die door de opleiding Psychologie worden aangeboden, dat de onderdelen een samenhangend geheel vormen dat er op gericht is startcompetenties te verwerven voor een nader aan te duiden beroepsveld (waar dat met een bestaande specialisatie niet mogelijk is) en dat het tenminste één cursus bevat die als methodologisch en/of statistisch kan worden aangemerkt. Interculturele Psychologie Wanneer een student zich wil specialiseren in Interculturele Psychologie, kan deze daarvoor een keuze maken voor een specialisatie variant gericht op Interculturele Psychologie (zie het schema met specialisaties in hoofdstuk 3 van deel B in deze gids en de paragraaf “Specialisatie Interculturele Psychologie’. Methoden en statistiek Wanneer een student zich – bijvoorbeeld als voorbereiding op een onderzoekscarrière – wil specialiseren in Methoden en Statistiek in de Psychologie, kan deze daarvoor een keuze maken uit een aantal onderwijsonderdelen die gecombineerd kunnen worden tot een specialisatie binnen een aantal van de hoofdrichtingen. De beschrijvingen van de richtingen geven daarvoor de nodige aanwijzingen. Inschrijven voor een Hoofdrichting en Specialisatie Wanneer u zich nog niet heeft ingeschreven voor een specialisatie kunt u dat doen via Osiris-online. Voor vragen of problemen bij de inschrijving in specialisaties kunt u contact opnemen met het Informatiecentrum FSW of het Studiepunt FSW. Inschrijving voor een specialisatie (of tracé) is verplicht, doe dit tijdig. Uitnodigingen voor introductiebijeenkomsten zullen u niet bereiken wanneer u niet staat ingeschreven. Ook de studiebegeleiding (mentoraat) in de specialisatiefase wordt verzorgd via de capaciteitsgroep waardoor een specialisatie wordt aangeboden. Mentoren zullen u onmogelijk kunnen bereiken wanneer u niet staat ingeschreven voor een richting en specialisatie. Het niet ingeschreven staan voor een specialisatie (of tracé) kan consequenties hebben voor het toegelaten worden tot cursussen van de specialisatie (of het tracé). Zie hiervoor ook de paragraaf “Gewijzigde procedures rond inschrijving en toetsing” verderop in dit deel van de studiegids. 10
Overzicht specialisaties en (nieuwe) inschrijfcodes: HR KPG
Specialisatie Specialisatie Klinische Psychologie Specialisatie Gezondheidspsychologie Specialisatie Klinische Psychologie,variant Interculturele Psychologie Specialisatie Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie, variant Methodenleer en Statistiek OWP Specialisatie Ontwikkelingsprocessen Specialisatie Ontwikkelingsprocessen, variant Methoden en Statistiek Specialisatie Problematische Ontwikkeling Specialisatie Problematische Ontwikkeling, variant Interculturele Psychologie* PAGO Specialisatie Psychologie van Arbeid, Gezondheid en Organisatie PSN Specialisatie Biologische en Neuropsychologie Specialisatie Cognitieve en Toegepaste Psychologie SOP Specialisatie Sociale Psychologie Specialisatie Organisatiepsychologie Specialisatie Sociale psychologie, variant Interculturele Psychologie* Specialisatie Sociale en Organisatiepsychologie, variant Methodenleer en Statistiek
Code SOV010602 SOV020602 SOV010603 SOV020603 SOV020901 SOV020903 SOV020902 SOV010903 SOV010601 SOV010102 SOV010103 SOV010502 SOV020503 SOV020502 SOV020502
Semesterindeling De semesterindeling van de verplichte cursorische onderdelen kan per hoofdrichtings- en specialisatieprogramma verschillen. Deze semesterindeling vindt u achter elke beschrijving van een hoofdrichting c.q. specialisatie. In de semesterindeling is van alle verplichte cursorische onderdelen opgenomen in welk semester en weekdeel zij worden aangeboden. Deze semesterindeling is een hulpmiddel bij het plannen van de onderdelen in een studiejaar. Het is geen verplichting om alle onderdelen die in de semesterindeling genoemd staan te volgen. Er kunnen namelijk meer onderdelen zijn opgenomen dan de student verplicht is te volgen, aangezien alle verplichte keuze-onderdelen genoemd worden, terwijl de student er hier meestal maar één van hoeft te volgen. Raadpleeg hiervoor de beschrijving van het specialisatieprogramma. De mentor of coördinator van de richting/specialisatie kan u helpen bij de planning. De semesterindeling zoals beschreven geldt alleen voor het studiejaar 2003-2004. Vanaf het studiejaar 2004-2005 zullen de semesterindelingen zijn gebaseerd op de bachelorplanning. Als doctoraalstudent moet u dan met behulp van de bachelor semesterindeling een studieplan opstellen. De semesterindeling zoals nu opgenomen in het hoofdrichtings- en specialisatieprogramma is speciaal voor doctoraalstudenten en is zo gepland dat u in het collegejaar 2003-2004 in principe alle D2/3-cursussen kunt volgen die nodig zijn voor de specialisaties.
1.3 Gewijzigde procedures rond inschrijving en toetsing Vanaf het studiejaar gelden er gewijzigde procedures rond inschrijving en toetsing. In deze paragraaf vindt u daar een korte beschrijving van. De precieze formulering van deze regels en procedures zal in een aparte inschrijfbrochure bekend gemaakt worden en zal ook gepubliceerd worden in het opleidingsstatuut. Inspanningseisen Bij de cursusbeschrijvingen in Osiris en deze studiegids staat beschreven wat de inspanningseisen bij de cursus zijn. Vaak zullen die inspanningseisen bestaan uit verplichte aanwezigheid aan werkgroepen en practica, maar deze kunnen ook bestaan uit het leveren van een actieve bijdrage aan discussies en het tijdig inleveren van opdrachten. Studenten die niet aan de inspanningseisen van een cursus voldoen kunnen door de coördinator uit de cursus verwijderd worden. Ook verspelen studenten die niet aan de inspanningseisen voldoen het recht op een aanvullende toets. Zie ook de paragrafen over aanvullende toetsen. Plaatsingsregels Vanaf het collegejaar 2003-2004 gelden er strengere regels rondom inschrijven. Zo geldt er voor alle psychologiecursussen een capaciteitsbeperking. Zodra de deadline voor inschrijving is geweest wordt gecontroleerd hoeveel studenten er per cursus staan ingeschreven. Wanneer het aantal groter is dan het door de opleiding bepaalde maximum, worden er plaatsingsregels toegepast. Kort gezegd kommen die plaatsingsregels op het volgende neer: 11
− −
−
allereerst hebben studenten die staan ingeschreven voor de opleiding psychologie voorrang op studenten van een andere opleiding; blijken er dan nog steeds te veel studenten te staan ingeschreven (voor D2/3 cursussen) dan geldt dat studenten die staan ingeschreven in Osiris voor een specialisatie of tracé voorrang krijgen op studenten die niet staan ingeschreven voor een specialisatie of tracé of voor wie de betreffende cursus niet tot hun specialisatie of tracé behoort; verder worden billijkheidsregels in acht genomen.
Studenten die op grond van de plaatsingsregels niet kunnen deelnemen aan de cursus krijgen hiervan bericht en kunnen zich tijdens de herinschrijvingsweek inschrijven voor een andere cursus. N.B. Het is dus van belang om er voor te zorgen tijdig ingeschreven te staan voor een specialisatie of tracé zodat u niet het risico loopt, niet deel te kunnen nemen aan cursussen van uw specialisatie of tracé. De inschrijving voor een specialisatie verloopt op dezelfde manier als die voor een cursus: via Osiris-online. De inschrijving voor een tracé verloopt via het Studiepunt FSW. Het is te allen tijden mogelijk om uw specialisatie dan wel tracé te wijzigen. De precieze formulering van de inschrijf- en plaatsingsregels zal in een aparte inschrijfbrochure bekend gemaakt worden en zal ook gepubliceerd worden in het opleidingstatuut. Regels rondom toetsing Vanaf het studiejaar 2003-2004 geldt een andere toetsingsregel voor psychologie cursussen. Zo zijn er geen “her-tentamens” meer. Voor alle deeltoetsen behalve de schriftelijke eindtoets bestaat de mogelijkheid om deze tijdens de duur van de cursus te verbeteren. Wanneer aan alle inspanningsverplichtingen is voldaan en men deel heeft genomen een de eindtoets wordt een eindcijfer berekend in Osiris (volgens de afrondingsregel zoals beschreven in artikel 9 lid 3 van de OER). Wanneer dit eindcijfer een 5 is wordt de student in staat gesteld om deel te nemen aan een aanvullende toets om zo de cursus alsnog met een voldoende te kunnen afsluiten.
1.4 Overstappen naar de bachelor Doctoraalstudenten kunnen besluiten om over te stappen naar de bachelor. In de overgangsregelingen in de bijlagen vindt u welke vrijstelling de behaalde cursussen in de propedeuse en het doctoraal opleveren als u overstapt naar de bachelor. Wij raden u aan hiervoor contact op te nemen met één van de studieadviseurs. Het is te allen tijden mogelijk om over te stappen naar de bachelor maar u kunt dan niet meer terug naar het doctoraal. Bedenk dus goed wat voor u de beste keuze is.
12
1.5 Bijlage overgangsregelingen 1.5a Overgangsregeling: D1 - Ba Ter toelichting: stp = studiepunt (40 studiebelastingsuren per studiepunt) ECTS = European Credit Transfer System (28 studiebelastingsuren per ECTS) sbu = studiebelastingsuren N.B. De overgangsregelingen zijn geldig tot en met 31 augustus 2004. Nog afronden binnen het D1: Wetenschapsfilosofie, geschiedenis en cultuur van de psychologie, 4 stp (160 sbu) Perspectieven op psychopathologie, 3 stp (120 sbu) Psychologische diagnostiek en testtheorie, 6 stp (240 sbu) Psychologische diagnostiek en testtheorie, deel psychologische diagnostiek, 3 stp (120 sbu)
Psychologische diagnostiek en testtheorie, deel testtheorie, 3 stp (120 sbu) Statistiek D1, 2 stp (80 sbu)*
Gecontextualiseerde statistiek methoden, 2 stp (80 sbu) Leeronderzoek, 8 sp (320 sbu)
Training SPSS, 1,5 stp (60 sbu)
Training onderzoeksvaardigheden, 1,5 stp (60 sbu)
Dan volgen in de Bachelor: Vrije keuze.
Biopsychosociale perspectieven op psychopathologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Grondslagen van de Psychologische Diagnostiek en testtheorie, 7,5 ECTS (210 sbu) Grondslagen van de Psychologische Diagnostiek en testtheorie: deel grondslagen van de psychologische diagnostiek 3,75 ECTS (105 sbu). N.B. Deze overgangsregeling is geldig tot en met 31-08-2004. Grondslagen van de psychologische diagnostiek en testtheorie: deel testtheorie 3,75 ECTS (105 sbu). N.B. Deze overgangsregeling is geldig tot en met 31-08-2004. In de loop van het academisch jaar 2003-2004 zijn er twee mogelijkheden om SD1 te herkansen. N.B. Deze overgangsregeling is geldig tot en met 31-08-2004, hierna geldt de bachelorcursus M&S2 als overgangsregeling. en Vrije keuze. Er komt in 2003-2004 een extra mogelijkheid om het leeronderzoek te volgen. N.B. Deze overgangsregeling is geldig tot en met 31-08-2004, hierna moet het Bacheloronderzoek I en II (15 ECTS; 420 sbu) worden gevolgd. De training SPSS kan worden ingehaald bij één van de andere opleidingen. Berichtgeving hierover volgt. Er komt in 2003-2004 een extra mogelijkheid om de trainingen te volgen. N.B. Deze overgangsregeling is geldig tot en met 31-08-2004, hierna zullen delen van het Practicum Onderzoeksvaardigheden moeten worden gevolgd
* er geldt: Methoden van Onderzoek + SP1 + SP2 + SD1 = M&S1 + M&S2
13
Opmerkingen: De ontbrekende 160 sbu invullen met vrije keuze. De overtollige 90 sbu gebruiken in de vrije ruimte. De ontbrekende 30 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 15 invullen met vrije keuze.
De ontbrekende 15 invullen met vrije keuze.
De 80 sbu die een student nu tekort komt moet worden ingevuld met vrije keuze. De eventueel overtollige 100 sbu gebruiken in de vrije ruimte.
De eventueel ontbrekende of overtollige sbu invullen met vrije keuze dan wel gebruiken in de vrije ruimte.
1.5b Overgangsregeling: D2/3 - Ba Ter toelichting: stp = studiepunt (40 studiebelastingsuren per studiepunt) ECTS = European Credit Transfer System (28 studiebelastingsuren per ECTS) sbu = studiebelastingsuren N.B. De overgangsregelingen zijn geldig tot en met 31 augustus 2004. Nog afronden binnen het doctoraal: Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding, 7 stp (280 sbu)
Dan volgen in de Bachelor (soms in de master): Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Sociale en Organisatiepsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) ) en Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding, 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus Basisvaardigheden in de Communicatievaardigheden in ontwikkelingspsychologische praktijk, beroepssituaties: Ontwikkelings7 stp (280 sbu) psychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Biopsychologie: stress en farmaca, 7 Gedrag en farmaca, 7,5 ECTS (210 stp (280 sbu) sbu) Brein en perceptie, 7 stp (280 sbu) Perceptie en actie , 7,5 ECTS (210 sbu) Cognitieve ergonomie, 7 stp (280 Toegepaste cognitieve psychologie , 7,5 ECTS (210 sbu) en sbu) Toegepaste cognitieve psychologie II, 7,5 ECTS (210 sbu) (MA) Cognitieve neurowetenschappen, 7 Cognitieve neurowetenschappen, 7,5 stp (280 sbu) ECTS (210 sbu) Cognitieve ontwikkeling, 7 stp (280 Cognitieve ontwikkeling, 7,5 ECTS sbu) (210 sbu) Cognitive neuroscience of emotions, The neurobiology of emotion, 7,5 7 stp (280 sbu) ECTS (210 sbu) Communicatie en counseling, 7 stp Communicatievaardigheden in (280 sbu) beroepssituaties: KP & GP, 7,5 ECTS (210 sbu) Communiceren over communicatie, 7 vervalt (invullen met vrije keuze) stp (280 sbu) Conflicthantering en mediation, 3,5 Conflicthantering en Mediation , 7,5 stp (140 sbu) ECTS (210 sbu) Diagnostiek in de Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk, ontwikkelingspsychologische praktijk: 7 stp (280 sbu) kinderen en jeugdigen, 7,5 ECTS (210 sbu) en Capita Diagnostiek in de Ontwikkelingspsychologische praktijk, 2,5 ECTS (70 sbu) Etnische vooroordelen en Etnische vooroordelen en nationalisme, 7 stp (280 sbu) nationalisme, 7 stp (280 sbu) Experimenteren en registreren, 7 stp Experimenteren en registreren, 7,5 (280 sbu) ECTS (210 sbu) Expertise, 4 stp (160 sbu) Vervalt Gedragstherapie en cognitieve therapie, 7 stp (280 sbu) Geheugen en taal, 7 stp (280 sbu) Gezondheidsbevordering: een sociaal-psychologische benadering, 7 stp (280 sbu) Gezondheidspsychologie, 7 stp (280 sbu) verplicht Grondslagen van de KPG, 7 stp (280 sbu)
Gedragstherapie en Cognitieve Therapie, 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus Geheugen en taal, 7,5 ECTS (210 sbu) Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering, 7,5 ECTS (210 sbu) Gezondheidspsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Grondslagen van de Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu)
14
Opmerkingen: De overtollige 140 sbu gebruiken in de vrije ruimte.
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De overtollige 140 sbu gebruiken in de vrije ruimte. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 280 sbu invullen met vrije keuze. De overtollige 70 sbu gebruiken in de vrije ruimte.
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 160 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
Interpersoonlijke relaties & gedrag, 7 stp (280 sbu) Keuzepracticum psychonomie, 7 stp (280 sbu)
Macht, leiderschap en besluitvorming, 7 stp (280 sbu) Mediapsychologie, 7 stp (280 sbu)
MvO: SOP, 3,5 stp (140 sbu) MvO: Overzicht multivariate analyse, variant SOP, 3,5 stp (140 sbu) MvO: In het bijzonder de multivariate variantie-analyse, 7 stp (280 sbu) MvO: Analyse van Ontwikkelingspsychologische Processen, 7 stp (280 sbu) MvO: Overzicht multivariate analyse, variant KPG, 4 stp (160 sbu) Migranten en de geestelijke gezondheidszorg, 7 stp (280 sbu)
Interpersoonlijke relaties en gedrag, 7,5 ECTS (210 sbu) Practicum toegepaste cognitieve psychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) of Neuropsychologische diagnostiek en revalidatie, 7,5 ECTS (210 sbu) Macht, leiderschap en besluitvormingsprocessen, 7,5 ECTS (210 sbu) Mediapsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) N.B. Deze cursus wordt in 2003-2004 voor het laatst aangeboden! vervalt
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
De ontbrekende 140 sbu invullen met vrije keuze. M&S 3: context SOP, 7,5 ECTS (210 De overtollige 70 sbu gebruiken in sbu) de vrije keuze. M&S 3: Context Psychonomie , 7,5 De ontbrekende 70 sbu invullen ECTS (210 sbu) met vrije keuze. M&S 3: Context OWP , 7,5 ECTS De ontbrekende 70 sbu invullen (210 sbu) met vrije keuze.
M&S 3: context KPGP, 7,5 ECTS (210 sbu) Interculturalisatie van de gezondheidszorg, 7,5 ECTS (210 sbu) Neuropsychologie, 7 stp (280 sbu) Klinische neuropsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Ontwikkeling en opvoeding in Ontwikkeling in intercultureel intercultureel perspectief, 7 stp (280 perspectief., 7,5 ECTS (210 sbu) en sbu) Capita Ontwikkeling en opvoeding in intercultureel perspectief, 2,5 ECTS (70 sbu) Organisatieontwikkeling, 3,5 stp (140 Theorie van Organisatieontwikkeling, sbu) 7,5 ECTS (210 sbu) Organisatiepsychologie, 7 stp (280 Organisatiepsychologie, 7,5 ECTS sbu) (210 sbu) Personeelspsychologie, 7 stp (280 Personeelspsychologie en HRM , 7,5 sbu) ECTS (210 sbu) Persoonsontwikkeling, 7 stp (280 Capita Persoonsontwikkeling, 10 sbu) ECTS (280 sbu) Praktijk van interventies in groepen Praktijk van interventies in groepen, en organisaties, 7 stp (280 sbu) 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus en Praktijk van interventies in organisaties, 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus Problematische ontwikkeling, 7 stp Ontwikkelingspsychopathologie I, 7,5 (280 sbu) ECTS (210 sbu) en Capita Ontwikkelingspsychopathologie I, 2,5 ECTS (70 sbu) Psychodiagnostiek voor Diagnostiek in de Klinische en volwassenen, 3 stp (120 sbu) Gezondheidspsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Psychologie van arbeid en Psychologie van arbeid en gezondheid, 7 stp (280 sbu) gezondheid, 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus Psychologie van de multiculturele Psychologie van de multiculturele samenleving, 7 stp (280 sbu) samenleving, 7,5 ECTS (210 sbu) N.B. Deze cursus wordt in 20032004 voor het laatst aangeboden! Psychopathologie II, 7stp (280 sbu) Klinische Psychologie: psychopathologie II, 7,5 ECTS (210 sbu) Psychosociale aspecten van Psychologische aspecten van seksualiteit en relaties, 7 stp (280 seksualiteit en relaties, 7,5 ECTS sbu) (210 sbu)
15
De overtollige 50 sbu gebruiken in de vrije ruimte. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
De overtollige 70 sbu gebruiken in de vrije ruimte. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De overtollige 140 sbu gebruiken in de vrije ruimte.
De overtollige 90 sbu gebruiken in de vrije ruimte. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
Psychosociale victimologie en depressiviteit, 7 stp (280 sbu) Psychosociale victimologie en depressiviteit voor deeltijdstudenten, 7 sp (280 sbu) Sociale cognities en attituden, 7 stp (280 sbu) Sociale en emotionele ontwikkeling, 7 stp (280 sbu) Toegepaste en theoretische groepsdynamica, 7 stp (280 sbu)
Studenten die gekozen hebben voor een specialisatie met de variant M&S moeten in plaats van onderstaande cursussen: Theorieconstructie en statistisch modelleren, 10,5 stp (420 sbu) Meta-analyse, 3,5 stp (140 sbu) Latente variabelen, 3,5 stp (140 sbu) Multilevel analyse, 3,5 stp (140 sbu)
Verlies en Psychotrauma I, 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus en Verlies en Psychotrauma II, 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus Verlies en Psychotrauma voor deeltijdstudenten, 7,5 ECTS (210 sbu) Sociale cognities, 7,5 ECTS (210 sbu) Sociale en emotionele ontwikkeling, 7,5 ECTS (210 sbu) Theoretische en toegepaste Groepsdynamica, 7,5 ECTS (210 sbu) De volgende vijf cursussen volgen: Introduction to theory construction and statistical modeling, 7,5 ECTS (210 sbu) Theory construction and statistical modeling for advanced students, 7,5 ECTS (210 sbu) Meta-analysis and qualitative research, 7,5 ECTS (210 sbu) Item response theory and multi-level analysis, 7,5 ECTS (210 sbu) Doing a field study: using qualitative methods, 7,5 ECTS (210 sbu)
16
De overtollige 140 sbu gebruiken in de vrije ruimte. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
In het geval er slechts een deel van de cursussen ontbreekt moet contact opgenomen worden met de desbetreffende coördinator, deze zal dan zorgen voor een individuele oplossing. De overtollige sbu gebruiken in de vrije ruimte. De ontbrekende sbu invullen met vrije keuze.
1.5c Overgangsregeling voor studenten die willen overstappen van doctoraal naar bachelor Ter toelichting: stp = studiepunt (40 studiebelastingsuren per studiepunt) ECTS = European Credit Transfer System (28 studiebelastingsuren per ECTS) sbu = studiebelastingsuren Indien afgerond binnen de propedeuse: Inleiding en verdieping in de psychologie 1: overzicht, 4,5 stp (180 sbu) Inleiding en verdieping in de psychologie 2: functieleer, 3,5 stp (140 sbu)
Dan hoeft niet afgerond te worden/vrijstelling binnen Major Verplicht: Inleiding in de psychologie: Overzicht en Geschiedenis, 7,5 ECTS (210 sbu). Functieleer, 6 ECTS (170 sbu). Wél doen: practicumopdrachten bij Functieleer, 1,5 ECTS (40 sbu).
Opmerkingen: De ontbrekende 30 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 30 sbu invullen met vrije keuze.
Inleiding en verdieping in de psychologie 3: ontwikkelingspsychologie, 3,5 stp (140 sbu)
Ontwikkelingspsychologie, 6 ECTS De ontbrekende 30 sbu invullen (170 sbu). met vrije keuze. Wél doen: practicumopdrachten bij Ontwikkelingspsychologie, 1,5 ECTS (40 sbu).
Inleiding en verdieping in de psychologie 4: persoonlijkheidsleer, 3,5 stp (140 sbu)
Persoonlijkheidsleer, 6 ECTS (170 sbu). Wél doen: practicumopdrachten bij Persoonlijkheidsleer, 1,5 ECTS (40 sbu). Sociale psychologie, 6 ECTS (170 sbu). Wél doen: practicumopdrachten bij Sociale psychologie, 1,5 ECTS (40 sbu).
Inleiding en verdieping in de psychologie 5: sociale en organisatiepsychologie, 3,5 stp (140 sbu) Onderzoekspracticum, 4 stp (160 sbu)
Inleiding en verdieping in de psychologie 6: psychologie en gezondheid, 3,5 stp (140 sbu) biologische grondslagen van het gedrag, 4 stp (160 sbu) maatschappelijke grondslagen van gedrag, 4 stp (160 sbu) Onderzoeksmethoden voor psychologie, 4 sp (160 sbu) Statistiek SP-1, 2 stp (80 sbu) Statistiek SP-2, 2 stp (80 sbu)
Indien afgerond binnen het D1: Wetenschapsfilosofie, geschiedenis en cultuur van de psychologie, 4 stp (160 sbu) Perspectieven op psychopathologie, 3 stp (120 sbu) Psychologische diagnostiek en testtheorie, 6 stp (240 sbu) Psychologische diagnostiek en
De ontbrekende 30 sbu invullen met vrije keuze.
De ontbrekende 30 sbu invullen met vrije keuze.
Practicumopdrachten bij Functieleer (40 sbu), Ontwikkelingspsychologie (40 sbu), Persoonlijkheidsleer (40 sbu) en Sociale psychologie (40 sbu); in totaal 160 sbu. Vrije keuze 140 sbu Biologische grondslagen van het gedrag, 7,5 ECTS (210 sbu) Profileringsruimte (160 sbu) Deeltoets Methoden, (1,88 ECTS) en de practicumopdrachten Methoden (1,88 ECTS) van de cursus M&S 1; in totaal 3,75 ECTS (105 sbu) Deeltoets Statistiek (3,75 ECTS) van de cursus M&S 1 (105 sbu) Deeltoets Statistiek (3,75 ECTS) van de cursus M&S 2 (105) Dan hoeft niet afgerond te worden/vrijstelling binnen Bachelor: Profileringsruimte (160 sbu) Biopsychosociale perspectieven op psychopathologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Grondslagen van de psychologische diagnostiek en testtheorie, 7,5 ECTS (210 sbu) Grondslagen van de psychologische
17
De ontbrekende 50 sbu invullen met vrije keuze De overtollige 160 sbu gebruiken in de profileringsruimte De overtollige 55 sbu gebruiken in de profileringsruimte De ontbrekende 25 sbu invullen met vrije keuze De ontbrekende 25 sbu invullen met vrije keuze Opmerkingen: De overtollige 160 sbu gebruiken in de profileringsruimte De ontbrekende 90 sbu invullen met vrije keuze De overtollige 30 sbu gebruiken in de profileringsruimte De overtollige 15 sbu gebruiken in
testtheorie, deel psychologische diagnostiek, 3 stp (120 sbu)
Psychologische diagnostiek en testtheorie, deel testtheorie, 3 stp (120 sbu) SD1, 2 stp (80 sbu)
Gecontextualiseerde statistiek methoden, 2 stp (80 sbu) Leeronderzoek, 8 sp (320 sbu)
diagnostiek en testtheorie: deel grondslagen van de diagnostiek 3,75 ECTS (105 sbu) N.B. Deze overgangsregeling is geldig tot en met 31-08-2004. Grondslagen van de psychologische diagnostiek en testtheorie: deel testtheorie 3,75 ECTS (105 sbu) N.B. Deze overgangsregeling is geldig tot en met 31-08-2004. Deeltoets Methoden, (1,88 ECTS) en de practicumopdrachten Methoden (1,88 ECTS) van de cursus M&S 2; in totaal 3,75 ECTS (105 sbu) en Profileringsruimte (80 sbu)
Training SPSS, 1,5 stp (60 sbu)
Training onderzoeksvaardigheden, 1,5 stp (60 sbu)
Bachelor-onderzoek, 15 ECTS (420 sbu) Het desbetreffende deel van het Practicum Onderzoeksvaardigheden. Het desbetreffende deel van het Practicum Onderzoeksvaardigheden.
Indien afgerond binnen het D2/3:
Dan hoeft niet afgerond te worden/vrijstelling binnen Bachelor: Adviesvaardigheden, coaching en Communicatievaardigheden in begeleiding, 7 stp (280 sbu) beroepssituaties: Sociale en Organisatiepsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Basisvaardigheden in de Communicatievaardigheden in ontwikkelingspsychologische praktijk, beroepssituaties: Ontwikkelings7 stp (280 sbu) psychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Biopsychologie: stress en farmaca, 7 Gedrag en farmaca, 7,5 ECTS (210 stp (280 sbu) sbu) Brein en perceptie, 7 stp (280 sbu) Perceptie en actie , 7,5 ECTS (210 sbu) Cognitieve ergonomie, 7 stp (280 Toegepaste cognitieve psychologie , sbu) 7,5 ECTS (210 sbu) Cognitieve neurowetenschappen, 7 Cognitieve neurowetenschappen, 7,5 stp (280 sbu) ECTS (210 sbu) Cognitieve ontwikkeling, 7 stp (280 Cognitieve ontwikkeling, 7,5 ECTS sbu) (210 sbu) Cognitive neuroscience of emotions, The neurobiology of emotion, 7,5 7 stp (280 sbu) ECTS (210 sbu) Communicatie en counseling, 7 stp Communicatievaardigheden in (280 sbu) beroepssituaties: KP & GP, 7,5 ECTS (210 sbu) Communiceren over communicatie, 7 Profileringsruimte stp (280 sbu) Conflicthantering en mediation, 3,5 Conflicthantering en Mediation , 7,5 stp (140 sbu) ECTS (210 sbu) Diagnostiek in de Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk, ontwikkelingspsychologische praktijk: 7 stp (280 sbu) kinderen en jeugdigen, 7,5 ECTS (210 sbu) Etnische vooroordelen en Etnische vooroordelen en nationalisme, 7 stp (280 sbu) nationalisme, 7 stp (280 sbu) Experimenteren en registreren, 7 stp Experimenteren en registreren, 7,5 (280 sbu) ECTS (210 sbu) Expertise, 4 stp (160 sbu) Profileringsruimte Gedragstherapie en cognitieve therapie, 7 stp (280 sbu)
Profileringsruimte (of meenemen als vrijstelling voor het masterprogramma Klinische Psychologie)
18
de profileringsruimte.
De overtollige 15 sbu gebruiken in de profileringsruimte.
De ontbrekende 25 sbu invullen met vrije keuze De overtollige 80 sbu gebruiken in de profileringsruimte De ontbrekende (100 sbu) invullen met een extra opdracht. De eventueel ontbrekende of overtollige sbu invullen met vrije keuze dan wel gebruiken in de vrije ruimte. De eventueel ontbrekende of overtollige sbu invullen met vrije keuze dan wel gebruiken in de vrije ruimte. Opmerkingen: De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 280 sbu gebruiken in de profileringsruimte De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte.
De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 280 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 280 sbu gebruiken in de profileringsruimte
Geheugen en taal, 7 stp (280 sbu) Gezondheidsbevordering: een sociaal-psychologische benadering, 7 stp (280 sbu) Gezondheidspsychologie, 7 stp (280 sbu) verplicht Grondslagen van de KPG, 7 stp (280 sbu) Interpersoonlijke relaties & gedrag, 7 stp (280 sbu) Keuzepracticum psychonomie, 7 stp (280 sbu)
Macht, leiderschap en besluitvorming, 7 stp (280 sbu) Mediapsychologie, 7 stp (280 sbu) MvO: SOP, 3,5 (140 sbu) stp MvO: Overzicht multivariate analyse, variant SOP, 3,5 stp (140 sbu) MvO: In het bijzonder de multivariate variantie-analyse, 7 stp (280 sbu) MvO: Analyse van Ontwikkelingspsychologische Processen, 7 stp (280 sbu) MvO: Overzicht multivariate analyse, variant KPG, 7 stp (280 sbu) Migranten en de geestelijke gezondheidszorg, 7 stp (280 sbu) Neuropsychologie, 7 stp (280 sbu) Ontwikkeling en opvoeding in intercultureel perspectief, 7 stp (280 sbu) Organisatieontwikkeling, 3,5 stp (140 sbu) Organisatiepsychologie, 7 stp (280 sbu) Personeelspsychologie, 7 stp (280 sbu) Persoonsontwikkeling, 7 stp (280 sbu) Praktijk van interventies in groepen en organisaties, 7 stp (280 sbu) Problematische ontwikkeling, 7 stp (280 sbu) Psychodiagnostiek voor volwassenen, 7 stp (280 sbu) Psychologie van arbeid en gezondheid, 7 stp (280 sbu) Psychologie van de multiculturele samenleving, 7 stp (280 sbu) Psychopathologie II, 7stp (280 sbu) Psychosociale aspecten van seksualiteit en relaties, 7 stp (280 sbu)
Geheugen en taal, 7,5 ECTS (210 sbu) Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering, 7,5 ECTS (210 sbu) Gezondheidspsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Grondslagen van de Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Interpersoonlijke relaties en gedrag, 7,5 ECTS (210 sbu) Practicum toegepaste cognitieve psychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) of Neuropsychologische diagnostiek en revalidatie, 7,5 ECTS (210 sbu) Macht, leiderschap en besluitvormingsprocessen, 7,5 ECTS (210 sbu) Profileringsruimte
De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte.
M&S 3: context KPGP, 7,5 ECTS (210 sbu) Interculturalisatie van de gezondheidszorg, 7,5 ECTS (210 sbu) Klinische neuropsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Ontwikkeling in intercultureel perspectief., 7,5 ECTS (210 sbu)
De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte.
Theorie van Organisatieontwikkeling, 7,5 ECTS (210 sbu) Organisatiepsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Personeelspsychologie en HRM , 7,5 ECTS (210 sbu) Profileringsruimte
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 280 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 280 sbu gebruiken in de profileringsruimte.
De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte.
De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte.
De overtollige 280 sbu gebruiken in de profileringsruimte. Profileringsruimte De overtollige 140 sbu gebruiken in de profileringsruimte.. M&S 3: context SOP, 7,5 ECTS (210 De ontbrekende 70 sbu invullen sbu) met vrije keuze M&S 3: Context Psychonomie , 7,5 De overtollige 70 sbu gebruiken in ECTS (210 sbu) de profileringsruimte. M&S 3: Context OWP , 7,5 ECTS De overtollige 70 sbu gebruiken in (210 sbu) de profileringsruimte.
Profileringsruimte (of meenemen als vrijstelling voor het masterprogramma Organisatiepsychologie) Ontwikkelingspsychopathologie I, 7,5 ECTS (210 sbu) Diagnostiek in de Klinische en Gezondheidspsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Profileringsruimte (of meenemen als vrijstelling voor het masterprogramma PAGO) Profileringsruimte Klinische Psychologie: psychopathologie II, 7,5 ECTS (210 sbu) Psychologische aspecten van seksualiteit en relaties, 7,5 ECTS (210 sbu)
19
De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte.
De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 280 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 280 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte.
Psychosociale victimologie en depressiviteit, 7 stp (280 sbu) Sociale cognities en attituden, 7 stp (280 sbu) Sociale en emotionele ontwikkeling, 7 stp (280 sbu) Toegepaste en theoretische groepsdynamica, 7 stp (280 sbu)
Profileringsruimte (of meenemen als vrijstelling voor het masterprogramma Klinische Psychologie) Sociale cognities, 7,5 ECTS (210 sbu) Sociale en emotionele ontwikkeling, 7,5 ECTS (210 sbu) Theoretische en toegepaste Groepsdynamica, 7,5 ECTS (210 sbu)
De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte. De overtollige 70 sbu gebruiken in de profileringsruimte.
Studenten die gekozen hebben voor een specialisatie met de variant M&S kunnen de behaalde cursussen gebruiken voor de profileringsruimte: Theorieconstructie en statistisch modelleren, 10,5 stp (420 sbu) Meta-analyse, 3,5 stp (140 sbu) Latente variabelen, 3,5 stp (140 sbu) Multilevel analyse, 3,5 stp (140 sbu)
20
2. Het Leeronderzoek 2.1 Inleiding Onderstaande informatie is bestemd voor die studenten die in september 2003 het Leeronderzoek Psychologie gaan volgen. Of u het Leeronderzoek in september 2003-2004 moet volgen kunt u zien in ‘het doctoraal psychologie’ van dit deel van de studiegids. U dient er rekening mee te houden dat het ‘leeronderzoek oude stijl’ in het cursusjaar 2003-2004 voor de allerlaatste keer wordt gegeven (in aangepaste vorm). Wanneer studenten onverhoopt niet van deze gelegenheid gebruik maken, dienen zij bij wijze van leeronderzoek het zogenoemde Bacheloronderzoek te doen (zie ook de overgangsregels). De informatie over het Leeronderzoek wordt verstrekt aan de hand van een beschrijving van de twee onderdelen waaruit het Leeronderzoek is opgebouwd: de Onderzoeksfase (binnen een bepaald thema) en de Trainingen. Verder wordt een aantal praktische en organisatorische punten aan de orde gesteld. Dit hoofdstuk is verder als volgt opgebouwd. − In paragraaf 1 wordt algemene informatie over het Leeronderzoek verstrekt. − In paragraaf 2 vindt u de opzet van het Leeronderzoek, de leerdoelen van het Leeronderzoek, wat van u verwacht wordt en waar u recht op heeft (bijvoorbeeld op het gebied van begeleiding). − In paragraaf 3 wordt de onderzoeksfase van het leeronderzoek beschreven. − in paragraaf 4 worden de trainingen beschreven. − In paragraaf 5 wordt de beschreven hoe u zich voor het leeronderzoek moet inschrijven. − In paragraaf 6 staan de belangrijkste punten op een rijtje. Deze paragraaf is samengesteld door de algemeen coördinatoren Leeronderzoek. Dit zijn mw. Dr. Y. van Beek (
[email protected]) en dr. M. de Goede (
[email protected]). Hun taken zijn verder: 1. De verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van het Leeronderzoek. 2. Het toezicht op de uitvoering van het Leeronderzoek. 3. De evaluatie van het Leeronderzoek. Wat betreft punt 2: wanneer zich bij de uitvoering van het Leeronderzoek problemen en/of conflicten voordoen, hebben deze coördinatoren de taak om een oplossing daarvoor te zoeken. Voor studenten houdt het bovenstaande in, dat indien problemen niet met docent(en) kunnen worden opgelost, zij zich tot deze coördinatoren kunnen wenden. De onderzoeksfase van het leeronderzoek wordt gecoördineerd door: Mw. Dr. M. Stroebe (KPG) Mw. Dr. Y. van Beek (OWP) Dr. E. Assink (PSN) Mw. Dr. Ph. Heiligers (SOP) De coördinatoren worden ondersteund door de logistiek coördinator Basisfase Psychologie, mw. N. de Wildt. Voor algemene vragen over het onderdeel kan men bij haar terecht: Onderwijssecretariaat Langeveldgebouw; tel. 030-2537685, e-mail
[email protected]. Spreekuur: ma t/m do van 14.00 – 15.00. Deze afdeling fungeert tevens als postadres voor het Leeronderzoek. Inschrijven voor (onderdelen) van het Leeronderzoek vindt alleen plaats via Osiris-onnline. Kosten Aan het Leeronderzoek zijn in de meeste gevallen kosten verbonden, zoals reiskosten en kopieerkosten en in bepaalde gevallen kosten voor het gebruik van vragenlijsten. Deze kosten dienen door studenten zelf betaald te worden.
21
2.2 Leeronderzoek: het raamwerk Tijdvak Het studieonderdeel Leeronderzoek loopt van begin september 2003 tot en met eind maart 2004. (Deze periode komt niet geheel overeen met de nieuwe semesters en blokken). Doel Na het Leeronderzoek is de student in staat om zelfstandig een empirisch onderzoek op te zetten en uit te voeren en eerder opgedane theoretische kennis en kennis op het terrein van methoden en technieken toe te passen in een zelfstandig te verrichten onderzoek. Het doen van onderzoek moet men leren. Dat leren gaat het beste in de praktijk, dat wil zeggen door zelf een onderzoek op te zetten, te plannen, uit te voeren en daarover te rapporteren. Het is de bedoeling dat de hele onderzoekscyclus wordt doorlopen. Gezien het leerdoel en het tijdsbestek ligt de kracht van het Leeronderzoek in zijn beperkingen. Die beperking dient vooral gezocht te worden in de probleemkeuze. Het is beter een bescheiden onderzoekprobleem binnen de gestelde tijd op te lossen dan te verzanden in een te uitgebreide of complexe vraagstelling. Daarom is het van belang dat de studenten zelf hun onderzoeksplanning opzetten, bijhouden en verantwoorden. Opbouw Leeronderzoek Het Leeronderzoek bestaat uit twee onderdelen: A. Onderzoeksfase: zelfstandig opzetten en uitvoeren van een empirisch onderzoek en het rapporteren daarvan (8 sp.) B. Twee trainingen in methoden en technieken van dataverzameling en data-analyse (3 sp.), waarvan er één verplicht is (SPSS) en één naar keuze. De opzet Er kan een keuze gemaakt worden uit de hoofdrichtingen binnen de psychologie. Dit hoeft niet de studierichting te zijn waar u wilt gaan afstuderen.
2.3 Onderzoeksfase Docenten De Onderzoeksfase wordt begeleid door docenten van de capaciteitsgroepen die een thema aanbieden. Omvang 8 studiepunten Tijdvak September 2003 – maart 2004. Leerdoel De student is in staat om zich voldoende praktisch te oriënteren op het zelf doen van empirisch psychologisch onderzoek op het thema waarop ze zijn ingedeeld, om per subgroep een onderzoeksopzet te maken, aan de hand waarvan het betreffende onderzoek daadwerkelijk wordt uitgevoerd in de onderzoeksfase. Het opzetten, uitvoeren van en rapporteren over een psychologisch onderzoek aan de hand van een vraagstelling. De volgende activiteiten staan centraal in de onderzoeksfase: - Het opzoeken en bestuderen van literatuur voor een verdere oriëntatie op een thema en met het oog op de formulering en uitwerking van de te onderzoeken vraagstelling. - De verslaglegging hiervan in de vorm van een zoekplan. - Het nader uitwerken van de geformuleerde vraagstelling van het onderzoek. - Het schrijven van een inleiding over de bestudeerde literatuur met minimaal 20 literatuurreferenties (uit psychologische tijdschriften).
22
-
Indien het onderzoek dat indiceert: het ontwikkelen en formuleren van hypothesen. De keuze van een van de grondvormen van onderzoek: (veld)experiment, correlationeel of ontwikkelingsonderzoek. De keuze van één of meer methoden van dataverzameling. Het zelf construeren van een instrument om data te verzamelen en/of een beargumenteerde keuze uit bestaande instrumenten. Het leggen van contacten met de onderzoekssubjecten. Het zelf verzamelen van data. Het verwerken en analyseren van de verzamelde gegevens (met behulp van de computer). Het rapporteren over het gehele empirisch onderzoek, met bijzondere aandacht voor de explicitering en verantwoording van de genomen onderzoeks- en analysebeslissingen. Eventueel de implementatie van de resultaten als het onderzoek dat indiceert.
Inhoud Er wordt aandacht besteed aan de context waarbinnen onderzoek binnen de verschillende afstudeerrichtingen plaatsvindt. Er wordt gelet op: - de ‘bereikbaarheid’ van personen en groepen in de samenleving en de bereidheid om mee te werken aan onderzoek; bij onderzoek op het gebied van de gezondheid(szorg) spelen daarbij andere problemen een rol: denk bijvoorbeeld aan psychiatrische patiënten, dan bij psychonomie. - ethische aspecten van en ethische regels bij onderzoek; - juridische en privacy-aspecten bij onderzoek; - financiële aspecten van onderzoek. Algemene zaken als planning van eigen onderzoek, tussentijdse registratie en eindrapportage komen ook aan de orde. Werkvorm De student is in deze periode in samenwerking met andere studenten vrij zelfstandig aan het werk. Er wordt gestreefd naar een groepsgrootte van 3 studenten. Gemiddeld 1 maal per week vindt overleg plaats met de begeleid(st)er. Tijdens dit overleg komen telkens aan de orde: de voortgang van het onderzoek en gesignaleerde problemen bij de uitvoering van het onderzoek. Relatie met de praktijk Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat in het Leeronderzoek een koppeling tot stand komt met de onderzoekspraktijk. De confrontatie met de praktijk krijgt vooral gestalte doordat de student geconfronteerd wordt met de concrete praktijk van het doen van onderzoek, in plaats van te lezen of te discussiëren over onderzoek-doen in het algemeen of concreet onderzoek dat door anderen is uitgevoerd. Tevens wordt dit bewerkstelligd doordat contacten gelegd worden met mensen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij het gekozen onderwerp. De student past de reeds verworven kennis toe op het gebied van de methoden en technieken in een empirisch psychologisch onderzoek. Het is de bedoeling dat alle fasen van een empirisch onderzoek in een korte tijd worden doorlopen. Onderzoek dat alleen is gebaseerd op een literatuurstudie, kan niet gelden als een Leeronderzoek. Literatuur Baarda, D. B. & Goede, M. P. M. de (2001). Basisboek Methoden en Technieken. Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff (3e herziene druk). Op de D1/ Leeronderzoek Studion site staat alle verder informatie voor het leeronderzoek, waaronder drie opdrachten die tijdens de onderzoeksfase moeten worden gemaakt, roosters, aanvullende literatuur, etc. De studenten zoeken in overleg met de themadocenten zelf naar relevante literatuur.
23
Beoordeling Om de bespreking/beoordeling van tussentijdse producten, het eindverslag en de drie opdrachten te structureren wordt gebruik gemaakt van een Lijst met Beoordelingscriteria. Bij de eindbeoordeling dient door de docent gebruik gemaakt te worden van een Beoordelingsformulier onderzoeksfase. Op basis daarvan kan het eindgesprek over het onderzoeksverslag worden gevoerd. De beoordelingscriteria en het beoordelingsformulier zijn te vinden op de D1/ Leeronderzoek Studion site. De onderzoeksfase wordt afgesloten met een referaat over het onderzoek. Het referaat maakt ook onderdeel uit van de beoordeling.
2.4 Trainingen SPSS Vragenlijstconstructie en gestructureerd interviewen Systematische gedragsobservatie Experimenteel-psychologisch onderzoek Omvang Voor het onderdeel trainingen is 120 uur gereserveerd. Deze 120 uur worden verdeeld in twee trainingen van 60 uur, totaal 3 studiepunten. Tijdvak September – november 2003, het rooster van de trainingen zal te zijner tijd via Studion bekend worden gemaakt. Leerdoel Het verkrijgen van vaardigheid in de uitvoering van enkele methoden van data-verzameling en dataanalyse, met het oog op het onderzoek dat zelfstandig opgezet en uitgevoerd moet worden. Inhoud De training ‘SPSS’ is voor alle studenten verplicht. Voor de tweede training kan er een keuze gemaakt worden uit de volgende drie trainingen: - Vragenlijstconstructie en gestructureerd interviewen - Systematische gedragsobservatie - Experimenteren en registreren in psychologisch onderzoek Werkvorm Zie bij de beschrijving van de betreffende trainingen Beoordeling Aan de hand van opdrachten en inbreng bij de trainingsbijeenkomsten. Aanwezigheid is verplicht. Het studie-onderdeel Leeronderzoek is afgerond, indien de student alle onderdelen (onderzoeksfase en trainingen) afzonderlijk met voldoende resultaten heeft afgesloten. De onderdelen zijn onderling niet compenseerbaar. Inschrijving Wanneer u voor uzelf bepaald heeft bij welke studierichting u het leeronderzoek wilt gaan volgen kunt u zich gaan inschrijven. Dit kan alleen via Osiris-online (aparte codes voor de onderzoeksfase en de diverse trainingen). De training SPPS is verplicht. Daarnaast kunt u een training kiezen uit de drie mogelijkheden.
24
2.5 Overzicht hoofdrichtingen Korte beschrijving van onderzoek binnen de 4 hoofdrichtingen Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie In de klinische psychologie en gezondheidspsychologie wordt psychologische kennis toegepast op het terrein van gezondheid, ziekte en gezondheidszorg. In de klinische psychologie ligt de nadruk op de geestelijke gezondheid, gezondheidspsychologie richt zich vooral op psychologische aspecten van de somatische gezondheid. Klinisch- en gezondheidspsychologen hanteren echter dezelfde theorieën en technieken. Psychosociale victimologie en depressiviteit enerzijds (‘Trauma en verliesverwerking’) en Seksuologie (‘Intieme relaties, seksualiteit en gezondheid’) anderzijds vormen de expertise van de capaciteitsgroep Klinische psychologie. Binnen de gezondheidspsychologie ligt de nadruk op de psychosociale aspecten van gezondheid en ziekte (‘Moderne ziekten’) of op de psychofysiologische aspecten ervan (‘Lichamelijke effecten van Stress’) . In de studie van trauma en verlies, staat het proces van verwerken van en omgaan met ingrijpende gebeurtenissen centraal. Gebeurtenissen als geweld, vluchtelingschap, migratie en het overlijden van een dierbare persoon zijn ingrijpend. De seksuologie bestudeert voor mensen belangrijke fenomenen als sekse, seksualiteit en intieme relaties. De gezondheidspsychologie heeft betrekking op de interactie tussen psychologische, somatische en sociale factoren bij gezondheid en ziekte. Psychosociale en psychofysiologische factoren spelen een rol in het behoud van gezondheid en voorkómen van ziekte, in het proces van ziek worden, in het in stand houden van ziekte en in het proces van aanpassing aan chronische ziekten. Ontwikkelingspsychologie In de ontwikkelingspsychologie worden veranderingen in gedragingen en belevingen met verloop van leeftijd bestudeerd. Hoewel zulke veranderingen in de hele levensloop voorkomen ligt de nadruk op de ontwikkeling van kinderen en jeugdigen. De vraag is steeds welke ontwikkelingsprocessen aan deze veranderingen ten grondslag liggen. Er vindt meestal een wisselwerking plaats tussen interne ontwikkelingsprocessen (genetische, neurologische, cognitieve, sociaal-emotionele processen) en de (sociale) context waarin een kind opgroeit. Daarbij is er veel aandacht voor het verklaren van inter-individuele verschillen in het ontwikkelingsverloop. De ontwikkeling verloopt namelijk niet bij iedereen hetzelfde en sommigen ervaren meer problemen bij die veranderingen dan anderen. Bovendien willen we begrijpen waarom veel problemen ontstaan of veel vaker gaan voorkomen op een bepaalde leeftijd, bijvoorbeeld depressie en delinquentie komen vaker voor in de adolescentie. De studie van de problematisch verlopende ontwikkeling ligt in het verlengde van de studie naar normale ontwikkelingsprocessen. We vragen ons daarbij af onder welke interne of externe condities de ontwikkelingsprocessen ‘ontsporen’ en problematisch worden voor kind en/of omgeving. In de onderzoeksvragen kunnen zowel internaliserende (teruggetrokken gedrag, depressie) als externaliserende problemen (agressie, delinquentie) aan bod.komen, die in verband worden gebracht met de ontwikkeling van diverse sociaal-emotionele vaardigheden (emotieregulatie, morele ontwikkeling, non-verbale vaardigheden, sociale probleemoplossingsvaardigheden etc.).
25
Psychonomie De zintuigen spelen een centrale rol bij het verwerken van informatie. De omgeving is immers voor de meeste mensen een zichtbare, hoorbare en voelbare omgeving. Hoe mensen informatie uit de omgeving opnemen en verwerken is van belang voor het begrijpen van allerlei vaardigheden, zoals lezen, leren en de vele dagelijkse waarnemingstaken (b.v. in het verkeer, bij het kijken naar een film, bij het oplossen van aanschouwelijke problemen). Ook inzicht in de rol van het geheugen als informatie-opslagmiddel is noodzakelijk voor een goed begrip van bijna alle menselijk psychologische functies. De menselijke psychologische functies (zoals leren, waarnemen, onthouden en taal) en de daarop gebaseerde vaardigheden (zoals lezen, schaken, autorijden, probleem-oplossen, spreken enz.) behoren traditioneel tot het onderzoeksgebied van de psychonomie (de psychologische functieleer). Bij vaardigheden moet niet alleen worden gedacht aan cognitieve vaardigheden maar ook aan motorische vaardigheden, zoals die bij sport en in arbeidssituaties worden ingezet. Naast onderzoek van de cognitieve aspecten van het gedrag spelen ook onderzoek naar emoties en motivatie een zeer belangrijke rol. Onderzoek naar emotie en gedrag is onlosmakelijk verbonden met de biologische basis van het gedrag. Bijzondere betekenis krijgen communicatie en informatieverwerking wanneer één of meer functies zijn gestoord, onderzoek naar cognitieve functiestoornissen. Wat gebeurt bijvoorbeeld als iemand doof wordt of als iemand niet meer over de normale taalfunctie beschikt, zoals bij afasie? Bestaan er misschien wegen en middelen om de gestoorde functie zodanig te ondersteunen of de omgeving zo aan te passen, dat iemand ondanks de gestoorde informatieverwerking toch in zijn of haar omgeving kan leven en communiceren? Geheel nieuw binnen de opleiding is het vakgebied van de Neuropsychologie. Dit is een specialisatie waarbij het er om gaat de relatie tussen hersenen en gedrag in kaart te brengen. Het neuro-psychologisch onderzoek dat momenteel bij Psychonomie wordt verricht heeft met name betrekking om ruimtelijke oriëntatie, dat wil zeggen de mechanismen die de mens gebruikt bij het navigeren in zijn omgeving. Deze vraag naar de afstemming van de omgeving op de mogelijkheden van het individu wordt ook gesteld vanuit een andere toepassing, de cognitieve ergonomie. Daarin wordt bijv. onderzocht hoe je het informatieaanbod zo moet vormgeven, dat gemakkelijke verwerking mogelijk blijft. Vele nieuwe ontwikkelingen in de informatica, zoals tekstverwerking en interactief onderwijs met beeldschermen vallen dan ook binnen de belangstellingssfeer van het onderzoek dat binnen Psychonomie wordt verricht. Sociale en Organisatiepsychologie In Utrecht zijn de Sociale Psychologie en de Organisatiepsychologie vervlochten. De Sociale Psychologie houdt zich bezig met de wijze waarop mensen elkaar’s gedrag beïnvloeden en de psychologische processen die daar mee gemoeid zijn. Het alledaagse leven en de daarin herkenbare fenomenen zijn daarbij uitgangspunt voor sociaalpsychologisch onderzoek en theorievorming. Het doel is de cognities, emoties en het gedrag onder invloed van de feitelijke of veronderstelde aanwezigheid van anderen te leren begrijpen, voorspellen en mogelijk beïnvloeden. Hoe sociale contacten onze meningen en gedragingen bewust en onbewust veranderen. Zulk soort vragen komen aan de orde in het thema ’Sociale Psychologie’. In de Organisatiepsychologie wordt psychologische kennis verworven en toegepast op het terrein van het functioneren en het welbevinden van individuen en groepen in organisaties. Daarbij is de aandacht gericht op de toegepaste groepsdynamica: het functioneren van groepen in de organisatie en hoe dat functioneren verbeterd kan worden. Het kan dan gaan om een bijdrage aan de oplossing van problemen en conflicten binnen bestaande groepen, dan wel de verdere ontwikkeling van die groepen, in de context van veranderende eisen die aan het functioneren worden gesteld. We zijn dus vooral gericht op vraagstukken van veranderingsprocessen die zich afspelen binnen groepen in de context van organisaties.
26
2.6 Cursussen Leeronderzoek Leeronderzoek: Klinische- en Gezondheidspsychologie Trimester 1E - 2E voltijd
Code 200300765
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Psychologie dr. M.S. Stroebe (tel.nr. 2533456) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), dr. M.S. Stroebe
Studiepunten: 8 Niveau: 2
Inhoud In de klinische psychologie en gezondheidspsychologie wordt psychologische kennis toegepast op het terrein van gezondheid, ziekte en gezondheidszorg. In de klinische psychologie ligt de nadruk op de geestelijke gezondheid, gezondheidspsychologie richt zich vooral op psychologische aspecten van de somatische gezondheid. Klinisch- en gezondheidspsychologen hanteren echter dezelfde theorieën en technieken. Psychosociale victimologie en depressiviteit enerzijds (‘Trauma en verliesverwerking’) en Seksuologie (‘Intieme relaties, seksualiteit en gezondheid’) anderzijds vormen de expertise van de capaciteitsgroep Klinische psychologie. Binnen de gezondheidspsychologie ligt de nadruk op de psychosociale aspecten van gezondheid en ziekte (‘Moderne ziekten’) of op de psychofysiologische aspecten ervan (‘Lichamelijke effecten van Stress’) . In de studie van trauma en verlies, staat het proces van verwerken van en omgaan met ingrijpende gebeurtenissen centraal. Gebeurtenissen als geweld, vluchtelingschap, migratie en het overlijden van een dierbare persoon zijn ingrijpend. De seksuologie bestudeert voor mensen belangrijke fenomenen als sekse, seksualiteit en intieme relaties. De gezondheidspsychologie heeft betrekking op de interactie tussen psychologische, somatische en sociale factoren bij gezondheid en ziekte. Psychosociale en psychofysiologische factoren spelen een rol in het behoud van gezondheid en voorkómen van ziekte, in het proces van ziek worden, in het in stand houden van ziekte en in het proces van aanpassing aan chronische ziekten. Doel Het opzetten, uitvoeren van en rapporteren over een empirisch psychologisch onderzoek aan de hand van een vraagstelling. De volgende activiteiten staan centraal in de onderzoeksfase: - Het opzoeken en bestuderen van literatuur voor een verdere oriëntatie op het thema en met het oog op de formulering en uitwerking van de te onderzoeken vraagstelling. - De verslaglegging hiervan in de vorm van een zoekplan. - Het nader uitwerken van de geformuleerde vraagstelling van het onderzoek. - Het schrijven van een inleiding over de bestudeerde literatuur (uit psychologische tijdschriften). - Indien het onderzoek dat indiceert: het ontwikkelen en formuleren van hypothesen. - De keuze van een van de grondvormen van onderzoek: (veld)experiment, correlationeel of ontwikkelingsonderzoek. - De keuze van één of meer methoden van dataverzameling. - Het zelf construeren van een instrument om data te verzamelen en/of een beargumenteerde keuze uit bestaande instrumenten - Het leggen van contacten met de onderzoekssubjecten. - Het zelf verzamelen van data. - Het verwerken en analyseren van de verzamelde gegevens (met behulp van de computer). - Het rapporteren over het gehele empirisch onderzoek, met bijzondere aandacht voor de explicitering en verantwoording van de genomen onderzoeks- en analysebeslissingen. - Eventueel de implementatie van de resultaten als het onderzoek dat indiceert. Werkvorm − Leeronderzoek Toelichting Leeronderzoek Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat in het Leeronderzoek een koppeling tot stand komt met de onderzoekspraktijk.De confrontatie met de praktijk krijgt vooral gestalte doordat de student geconfronteerd wordt met de concrete praktijk van het doen van onderzoek, in plaats van te lezen of 27
te discussiëren over onderzoek-doen in het algemeen of concreet onderzoek dat door anderen is uitgevoerd. Voorbereiding bijeenkomsten Leeronderzoek Gemiddeld 1 maal per week vindt overleg plaats met de begeleid(st)er. Tijdens dit overleg komen telkens aan de orde: de voortgang van het onderzoek en gesignaleerde problemen bij de uitvoering van het onderzoek. Bijdrage aan groepswerk Leeronderzoek De student is in deze periode in samenwerking met andere studenten vrij zelfstandig aan het werk. Er wordt gestreefd naar een groepsgrootte van 3 studenten. Toetsen Onderzoeksverslag en referaat: 100%, 8,00 punten, minimum cijfer 5,50 Deadlines Onderzoeksverslag en referaat De onderzoeksfase wordt afgesloten met een referaat over het onderzoek. Het referaat maakt ook onderdeel uit van de beoordeling. Wat wordt er beoordeeld? Onderzoeksverslag en referaat Aktieve deelname aan het onderzoekseindverslag en het referaat Aspecten van academische vorming Onderzoeksverslag en referaat − Intellectuele vaardigheden − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Beheersen van het Nederlands en een moderne vreemde taal, in woord en geschrift − Ethisch perspectief − Onderzoeksvaardigheden integraal Verplicht studiemateriaal Boek − Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de. (2001). Basisboek Methoden en Technieken. Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff (3e herziene druk). In overleg met docent − De studenten zoeken in overleg met de themadocenten zelf naar relevante literatuur. Aanbevolen studiemateriaal Internet pagina's − Op de D1/ Leeronderzoek Studion site staat alle verder informatie voor het leeronderzoek, waaronder drie opdrachten die tijdens de onderzoeksfase moeten worden gemaakt, roosters, aanvullende literatuur, etc. Veronderstelde voorkennis Het behaald hebben van SP1 en SP2 is gewenst.
28
Leeronderzoek:Ontwikkelingspsychologie Trimester 1E - 2E voltijd
Code 200300762
Studiepunten: 8 Niveau: 2
Specialisatie(s): Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Ontwikkelingspsychologie dr. Y. van Beek (tel.nr. 2534059) (e-mail
[email protected]) dr. Y. van Beek, Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Inhoud In de ontwikkelingspsychologie worden veranderingen in gedragingen en belevingen met verloop van leeftijd bestudeerd. Hoewel zulke veranderingen in de hele levensloop voorkomen ligt de nadruk op de ontwikkeling van kinderen en jeugdigen. De vraag is steeds welke ontwikkelingsprocessen aan deze veranderingen ten grondslag liggen. Er vindt meestal een wisselwerking plaats tussen interne ontwikkelingsprocessen (genetische, neurologische, cognitieve, sociaal-emotionele processen) en de (sociale) context waarin een kind opgroeit. Daarbij is er veel aandacht voor het verklaren van interindividuele verschillen in het ontwikkelingsverloop. De ontwikkeling verloopt namelijk niet bij iedereen hetzelfde en sommigen ervaren meer problemen bij die veranderingen dan anderen. Bovendien willen we begrijpen waarom veel problemen ontstaan of veel vaker gaan voorkomen op een bepaalde leeftijd, bijvoorbeeld depressie en delinquentie komen vaker voor in de adolescentie. De studie van de problematisch verlopende ontwikkeling ligt in het verlengde van de studie naar normale ontwikkelingsprocessen. We vragen ons daarbij af onder welke interne of externe condities de ontwikkelingsprocessen ‘ontsporen’ en problematisch worden voor kind en/of omgeving. In de onderzoeksvragen kunnen zowel internaliserende (teruggetrokken gedrag, depressie) als externaliserende problemen (agressie, delinquentie) aan bod.komen, die in verband worden gebracht met de ontwikkeling van diverse sociaal-emotionele vaardigheden (emotieregulatie, morele ontwikkeling, non-verbale vaardigheden, sociale probleemoplossingsvaardigheden etc.). Doel Het opzetten, uitvoeren van en rapporteren over een empirisch psychologisch onderzoek aan de hand van een vraagstelling. De volgende activiteiten staan centraal in de onderzoeksfase: − Het opzoeken en bestuderen van literatuur voor een verdere oriëntatie op het thema en met het oog op de formulering en uitwerking van de te onderzoeken vraagstelling. − De verslaglegging hiervan in de vorm van een zoekplan. − Het nader uitwerken van de geformuleerde vraagstelling van het onderzoek. − Het schrijven van een inleiding over de bestudeerde literatuur (uit psychologische tijdschriften). − Indien het onderzoek dat indiceert: het ontwikkelen en formuleren van hypothesen. − De keuze van een van de grondvormen van onderzoek: (veld)experiment, correlationeel of ontwikkelingsonderzoek. − De keuze van één of meer methoden van dataverzameling. − Het zelf construeren van een instrument om data te verzamelen en/of een beargumenteerde keuze uit bestaande instrumenten − Het leggen van contacten met de onderzoekssubjecten. − Het zelf verzamelen van data. − Het verwerken en analyseren van de verzamelde gegevens (met behulp van de computer). − Het rapporteren over het gehele empirisch onderzoek, met bijzondere aandacht voor de explicitering en verantwoording van de genomen onderzoeks- en analysebeslissingen. − Eventueel de implementatie van de resultaten als het onderzoek dat indiceert. Werkvorm Leeronderzoek
29
Toelichting Leeronderzoek Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat in het Leeronderzoek een koppeling tot stand komt met de onderzoekspraktijk.De confrontatie met de praktijk krijgt vooral gestalte doordat de student geconfronteerd wordt met de concrete praktijk van het doen van onderzoek, in plaats van te lezen of te discussiëren over onderzoek-doen in het algemeen of concreet onderzoek dat door anderen is uitgevoerd. Voorbereiding bijeenkomsten Leeronderzoek Gemiddeld 1 maal per week vindt overleg plaats met de begeleid(st)er. Tijdens dit overleg komen telkens aan de orde: de voortgang van het onderzoek en gesignaleerde problemen bij de uitvoering van het onderzoek. Bijdrage aan groepswerk Leeronderzoek De student is in deze periode in samenwerking met andere studenten vrij zelfstandig aan het werk. Er wordt gestreefd naar een groepsgrootte van 3 studenten. Toetsen Onderzoeksverslag en referaat: 100%, 8,00 punten, minimum cijfer 5,50 Deadlines Onderzoeksverslag en referaat De onderzoeksfase wordt afgesloten met een referaat over het onderzoek. Het referaat maakt ook onderdeel uit van de beoordeling. Wat wordt er beoordeeld? Onderzoeksverslag en referaat Aktieve deelnamen aan het onderzoekseindverslag en het referaat Aspecten van academische vorming Onderzoeksverslag en referaat − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Beheersen van het Nederlands en een moderne vreemde taal, in woord en geschrift − Ethisch perspectief − Onderzoeksvaardigheden integraal Verplicht studiemateriaal Boek − Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de. (2001).Basisboek Methoden en technieken. Practische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen: Wolters-noordhoff (3e herziene druk). In overleg met docent − De studenten zoeken in overleg met de themacoordinator zelf naar relevante literatuur. Aanbevolen studiemateriaal Internet pagina's − Op de D1/Leeronderzoek Studion site staat alle verdere informatie voor het leeronderzoek, waaronder drie opdrachten die tijdens de onderzoeksfase moet worden gemaakt, roosters, aanvullende literatuur, etc. Veronderstelde voorkennis Het behaald hebben van SP1 en SP2 is gewenst
30
Leeronderzoek: Psychonomie Trimester 1E - 2E voltijd
Code 200300763
Studiepunten: 8 Niveau: 2
Specialisatie(s): Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Psychonomie dr. E.M.H. Assink (tel.nr. 2533043) (e-mail
[email protected]) dr. E.M.H. Assink, Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Inhoud De zintuigen spelen een centrale rol bij het verwerken van informatie. De omgeving is immers voor de meeste mensen een zichtbare, hoorbare en voelbare omgeving. Hoe mensen informatie uit de omgeving opnemen en verwerken is van belang voor het begrijpen van allerlei vaardigheden, zoals lezen, leren en de vele dagelijkse waarnemingstaken (b.v. in het verkeer, bij het kijken naar een film, bij het oplossen van aanschouwelijke problemen). Ook inzicht in de rol van het geheugen als informatie-opslagmiddel is noodzakelijk voor een goed begrip van bijna alle menselijk psychologische functies. De menselijke psychologische functies (zoals leren, waarnemen, onthouden en taal) en de daarop gebaseerde vaardigheden (zoals lezen, schaken, autorijden, probleem-oplossen, spreken enz.) behoren traditioneel tot het onderzoeksgebied van de psychonomie (de psychologische functieleer). Bij vaardigheden moet niet alleen worden gedacht aan cognitieve vaardigheden maar ook aan motorische vaardigheden, zoals die bij sport en in arbeidssituaties worden ingezet. Naast onderzoek van de cognitieve aspecten van het gedrag spelen ook onderzoek naar emoties en motivatie een zeer belangrijke rol. Onderzoek naar emotie en gedrag is onlosmakelijk verbonden met de biologische basis van het gedrag. Bijzondere betekenis krijgen communicatie en informatieverwerking wanneer één of meer functies zijn gestoord, onderzoek naar cognitieve funktiestoornissen. Wat gebeurt bijvoorbeeld als iemand doof wordt of als iemand niet meer over de normale taalfunctie beschikt, zoals bij afasie? Bestaan er misschien wegen en middelen om de gestoorde functie zodanig te ondersteunen of de omgeving zo aan te passen, dat iemand ondanks de gestoorde informatieverwerking toch in zijn of haar omgeving kan leven en communiceren? Geheel nieuw binnen de opleiding is het vakgebied van de Neuropsychologie. Dit is een specialisatie waarbij het er om gaat de relatie tussen hersenen en gedrag in kaart te brengen. Het neuropsychologisch onderzoek dat momenteel bij Psychonomie wordt verricht heeft met name betrekking om ruimtelijke oriëntatie, dat wil zeggen de mechanismen die de mens gebruikt bij het navigeren in zijn omgeving. Deze vraag naar de afstemming van de omgeving op de mogelijkheden van het individu wordt ook gesteld vanuit een andere toepassing, de cognitieve ergonomie. Daarin wordt bijv. onderzocht hoe je het informatieaanbod zo moet vormgeven, dat gemakkelijke verwerking mogelijk blijft. Vele nieuwe ontwikkelingen in de informatica, zoals tekstverwerking en interactief onderwijs met beeldschermen vallen dan ook binnen de belangstellingssfeer van het onderzoek dat binnen Psychonomie wordt verricht. Doel Het opzetten, uitvoeren van en rapporteren over een empirisch psychologisch onderzoek aan de hand van een vraagstelling. De volgende activiteiten staan centraal in de onderzoeksfase: − Het opzoeken en bestuderen van literatuur voor een verdere oriëntatie op het thema en met het oog op de formulering en uitwerking van de te onderzoeken vraagstelling. − De verslaglegging hiervan in de vorm van een zoekplan. − Het nader uitwerken van de geformuleerde vraagstelling van het onderzoek. − Het schrijven van een inleiding over de bestudeerde literatuur (uit psychologische tijdschriften). − Indien het onderzoek dat indiceert: het ontwikkelen en formuleren van hypothesen. − De keuze van een van de grondvormen van onderzoek: (veld)experiment, correlationeel of ontwikkelingsonderzoek. − De keuze van één of meer methoden van dataverzameling. 31
− − − − − −
Het zelf construeren van een instrument om data te verzamelen en/of een beargumenteerde keuze uit bestaande instrumenten Het leggen van contacten met de onderzoekssubjecten. Het zelf verzamelen van data. Het verwerken en analyseren van de verzamelde gegevens (met behulp van de computer). Het rapporteren over het gehele empirisch onderzoek, met bijzondere aandacht voor de explicitering en verantwoording van de genomen onderzoeks- en analysebeslissingen. Eventueel de implementatie van de resultaten als het onderzoek dat indiceert.
Werkvorm Leeronderzoek Toelichting Leeronderzoek Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat in het Leeronderzoek een koppeling tot stand komt met de onderzoekspraktijk.De confrontatie met de praktijk krijgt vooral gestalte doordat de student geconfronteerd wordt met de concrete praktijk van het doen van onderzoek, in plaats van te lezen of te discussiëren over onderzoek-doen in het algemeen of concreet onderzoek dat door anderen is uitgevoerd. Voorbereiding bijeenkomsten Leeronderzoek Gemiddeld 1 maal per week vindt overleg plaats met de begeleid(st)er. Tijdens dit overleg komen telkens aan de orde: de voortgang van het onderzoek en gesignaleerde problemen bij de uitvoering van het onderzoek. Bijdrage aan groepswerk Leeronderzoek De student is in deze periode in samenwerking met andere studenten vrij zelfstandig aan het werk. Er wordt gestreefd naar een groepsgrootte van 3 studenten. Toetsen Onderzoeksverslag en referaat: 100%, 8,00 punten, minimum cijfer 5,50 Deadlines Onderzoeksverslag en referaat De onderzoeksfase wordt afgesloten met een referaat over het onderzoek. Het referaat maakt ook onderdeel uit van de beoordeling. Wat wordt er beoordeeld? Onderzoeksverslag en referaat Aktieve deelnamen aan het onderzoekseindverslag en het referaat Aspecten van academische vorming Onderzoeksverslag en referaat − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Beheersen van het Nederlands en een moderne vreemde taal, in woord en geschrift − Ethisch perspectief − Onderzoeksvaardigheden integraal Verplicht studiemateriaal Boek − Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de. (2001). Basisboek Methoden en Technieken. Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff (3e herziene druk). In overleg met docent − De studenten zoeken in overleg met de themadocenten zelf naar relevante literatuur.
32
Aanbevolen studiemateriaal Internet pagina's − Op de D1/ Leeronderzoek Studion site staat alle verder informatie voor het leeronderzoek, waaronder drie opdrachten die tijdens de onderzoeksfase moeten worden gemaakt, roosters, aanvullende literatuur, etc. Veronderstelde voorkennis Het behaald hebben van SP1 en SP2 is gewenst
33
Leeronderzoek: Sociale- en Organisatiepsychologie Trimester 1E - 2E voltijd
Code 200300764
Studiepunten: 8 Niveau: 2
Specialisatie(s): Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Sociale en Organisatiepsychologie dr. J.G.M.P. van Oostrum (tel.nr. 2534679) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), dr. J.G.M.P. van Oostrum
Inhoud In Utrecht zijn de Sociale Psychologie en de OrganisatiePsychologie vervlochten. De Sociale Psychologie houdt zich bezig met de wijze waarop mensen elkaars gedrag beïnvloeden en de psychologische processen die daar mee gemoeid zijn. Het alledaagse leven en de daarin herkenbare fenomenen zijn daarbij uitgangspunt voor sociaal-psychologisch onderzoek en theorievorming. Het doel is de cognities, emoties en het gedrag onder invloed van de feitelijke of veronderstelde aanwezigheid van anderen te leren begrijpen, voorspellen en mogelijk beïnvloeden. Hoe sociale contacten onze meningen en gedragingen bewust en onbewust veranderen. Zulk soort vragen komen aan de orde in het thema ’Sociale Psychologie’. In de OrganisatiePsychologie wordt psychologische kennis verworven en toegepast op het terrein van het functioneren en het welbevinden van individuen en groepen in organisaties. Daarbij is de aandacht gericht op de toegepaste groepsdynamica: het functioneren van groepen in de organisatie en hoe dat functioneren verbeterd kan worden. Het kan dan gaan om een bijdrage aan de oplossing van problemen en conflicten binnen bestaande groepen, dan wel de verdere ontwikkeling van die groepen, in de context van veranderende eisen die aan het functioneren worden gesteld. We zijn dus vooral gericht op vraagstukken van veranderingsprocessen die zich afspelen binnen groepen in de context van organisaties. Doel Het opzetten, uitvoeren van en rapporteren over een empirisch psychologisch onderzoek aan de hand van een vraagstelling. De volgende activiteiten staan centraal in de onderzoeksfase: − Het opzoeken en bestuderen van literatuur voor een verdere oriëntatie op het thema en met het oog op de formulering en uitwerking van de te onderzoeken vraagstelling. − De verslaglegging hiervan in de vorm van een zoekplan. − Het nader uitwerken van de geformuleerde vraagstelling van het onderzoek. − Het schrijven van een inleiding over de bestudeerde literatuur (uit psychologische tijdschriften). − Indien het onderzoek dat indiceert: het ontwikkelen en formuleren van hypothesen. − De keuze van een van de grondvormen van onderzoek: (veld)experiment, correlationeel of ontwikkelingsonderzoek. − De keuze van één of meer methoden van dataverzameling. − Het zelf construeren van een instrument om data te verzamelen en/of een beargumenteerde keuze uit bestaande instrumenten − Het leggen van contacten met de onderzoekssubjecten. − Het zelf verzamelen van data. − Het verwerken en analyseren van de verzamelde gegevens (met behulp van de computer). − Het rapporteren over het gehele empirisch onderzoek, met bijzondere aandacht voor de explicitering en verantwoording van de genomen onderzoeks- en analysebeslissingen. − Eventueel de implementatie van de resultaten als het onderzoek dat indiceert. Werkvorm Leeronderzoek
34
Toelichting Leeronderzoek Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat in het Leeronderzoek een koppeling tot stand komt met de onderzoekspraktijk.De confrontatie met de praktijk krijgt vooral gestalte doordat de student geconfronteerd wordt met de concrete praktijk van het doen van onderzoek, in plaats van te lezen of te discussiëren over onderzoek-doen in het algemeen of concreet onderzoek dat door anderen is uitgevoerd. Voorbereiding bijeenkomsten Leeronderzoek Gemiddeld 1 maal per week vindt overleg plaats met de begeleid(st)er. Tijdens dit overleg komen telkens aan de orde: de voortgang van het onderzoek en gesignaleerde problemen bij de uitvoering van het onderzoek. Bijdrage aan groepswerk Leeronderzoek De student is in deze periode in samenwerking met andere studenten vrij zelfstandig aan het werk. Er wordt gestreefd naar een groepsgrootte van 3 studenten. Toetsen Onderzoeksverslag en referaat: 100%, 8,00 punten, minimum cijfer 5,50 Deadlines Onderzoeksverslag en referaat De onderzoeksfase wordt afgesloten met een referaat over het onderzoek. Het referaat maakt ook onderdeel uit van de beoordeling. Wat wordt er beoordeeld? Onderzoeksverslag en referaat Aktieve deelname aan het onderzoekseindverslag en het referaat Aspecten van academische vorming Onderzoeksverslag en referaat − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Beheersen van het Nederlands en een moderne vreemde taal, in woord en geschrift − Ethisch perspectief − Onderzoeksvaardigheden integraal Verplicht studiemateriaal Boek − Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de. (2001). Basisboek Methoden en Technieken. Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff (3e herziene druk). In overleg met docent − De studenten zoeken in overleg met de themadocenten zelf naar relevante literatuur. Aanbevolen studiemateriaal Internet pagina's − Op de D1/ Leeronderzoek Studion site staat alle verder informatie voor het leeronderzoek, waaronder drie opdrachten die tijdens de onderzoeksfase moeten worden gemaakt, roosters, aanvullende literatuur, etc. Veronderstelde voorkennis Het behaald hebben van SP1 en SP2 is gewenst
35
Leeronderzoek traning: Experimenteel-psychologische methoden Trimester 1E - 2E voltijd
Code 200100044
Studiepunten: 1,5 Niveau:
Specialisatie(s): Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Psychonomie dr. E.M.H. Assink (tel.nr. 2533043) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Inhoud De ingeschreven studenten worden ingedeeld in verschillende clusters van 16-24 deelnemers. Een cluster bestaat uit vier subgroepjes van 4-6 studenten. Elke subgroep voert een bepaalde psychologische proef uit, waarvoor de drie andere subgroepen van het cluster de proefpersonen leveren. Men is tijdens de training dus zowel proefleider als proefpersoon, waardoor men met alle proeven in het cluster in aanraking komt. De experimentele sessies duren per proefpersoon circa 15 minuten. Het geheel wordt geregeld door een werkrooster, waarin volgens een roulatiesysteem alle studenten en activiteiten zijn opgenomen. Doel Het verkrijgen van kennis over en vaardigheid in het opzetten en uitvoeren van een experimenteel onderzoek. Alvorens men aan de themafase begint is het goed om met verschillende deelaspecten van het empirisch onderzoek al wat ervaring te hebben. Deze ervaring wordt opgedaan in "minionderzoekjes", waarin ondanks de kleine omvang toch allerlei vaardigheden aan bod komen, zoals het leiden van een onderzoekssessie, het verzamelen van gegevens, het verwerken van resultaten en het schrijven van een verslag. Deze training is vooral interessant voor studenten die zich in het kader van hun leeronderzoek verder willen bekwamen in het uitvoeren van experimenten en in het rapporteren van onderzoeksgegevens. Werkvorm Practicum 1 x per week 2 uur Toelichting Practicum De training omvat zes bijeenkomsten. Voor elke bijeenkomst moet literatuur worden gelezen en moeten opdrachten worden uitgevoerd. Bijdrage aan groepswerk Practicum Er wordt gewerkt in groepjes studenten. Aktieve deelname is vereist Toetsen Paper: 100%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Paper Men vervaardigt een verslag van 6-8 pagina's (inclusief inhoudsopgave, samenvatting en eventuele referenties). Elke deelnemer moet een individueel verslagje maken. Eindverslag (= geheel van deelopdrachten)
36
Aspecten van academische vorming Paper − Bestuderen en analyseren van informatie − Materiaal / data verzamelen / produceren − Rapporteren over onderzoek - schriftelijk − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek Verplicht studiemateriaal In overleg met docent In overleg met de docent, teksten aansluitend bij het uit te voeren onderzoek
37
Leeronderzoek: Training SPSS Trimester 1B voltijd
Code 200100047
Studiepunten: 1,5 Niveau:
Specialisatie(s): Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Methodenleer en Statistiek dr. C.J. van Dijkum (tel.nr. 2534911) (e-mail
[email protected]) dr. C.J. van Dijkum, dr. J.A. Landsheer, Student-assistent(en)
Leerdoel Kennis verkrijgen over en vaardigheid verwerven in verwerken en analyseren van gegevens uit psychologisch onderzoek met behulp van SPSS voor Windows op de PC. Inhoud Aan de orde komen: − Wat is SPSS onder Windows, hoe werkt het en wat kun je er mee doen? − Invoeren, inlezen en bewaren van data met behulp van de data editor. − Veranderen en combineren van gegevens (hercoderen, cases selecteren, nieuwe variabelen maken, schalen vanuit items construeren). − Analyseren van gegevens met behulp van rechte tellingen, kruistabellen en grafieken. − Kiezen van een adequate statistische analysetechniek voor het adequaat beantwoorden van onderzoeksvragen: het praktisch toepassen en begrijpen van statistische redeneringen (waarschijnlijkheid van een uitkomst, het wel of niet significant zijn van een resultsaat, power van statistische toetsen), het berekenen van beschrijvende statistische grootheden, het uitdrukken van verschillen tussen groepen (anova en t-toetsen), het uitdrukken van samenhangen tussen variabelen (maten van associatie bij kruistabellen, correlatie, partiële correlatie, enkelvoudige regressie analyse), de statistische analyse van een eenvoudig psychologisch experiment. − Vensters van tekstuitvoer, grafische uitvoer, exporteren van uitvoer, SPSS-syntax, navigeren binnen SPSS, verschillende soorten bestanden van SPSS. Werkvorm − Hoorcollege 1 x per week 2 uur − Practicum 1 x per week 2 uur Toelichting Hoorcollege In het college wordt uitleg en toelichting gegeven over het doel van de training, het nut van SPSS. Maar het college is vooral een goede voorbereiding voor het practicum omdat de werking van SPSS wordt uitgelegd en gedemonstreerd. Voorbereiding bijeenkomsten Practicum Van de studenten wordt verwacht dat zij de instructiecollege's volgen, en steeds voor de bijeenkomst de aangegeven hoofdstukken van het boek SPSS voor Windows lezen. Bijdrage aan groepswerk Practicum Tijdens het practicum worden opdrachten in tweetallen gemaakt. Aktieve deelname is vereist Toetsen Opdracht(en): 100%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,50 Deadlines Opdracht(en) Opdrachten per practicumbijeenkomst, waarvan steeds minstens een als voldoende moet worden afgetekend. Een afsluitende eindopdracht vormt het sluitstuk van de beoordeling.
38
Wat wordt er beoordeeld? Opdracht(en) De opdrachten per practicum bijeenkomst zijn bedoeld om vaardigheden aan te leren. De af te tekenen opdrachten controleren dat en vormen een mogelijkheid voor feedback. Tenslotte kunnen studenten bij de eindopdracht demonstreren dat zij de gewenste vaardigheden in het gebruik van SPSS voor kwantitatieve onderzoeks-vraagstellingen beheersen. Aspecten van academische vorming Opdracht(en) − Intellectuele vaardigheden − Gebruiken van informatie- en communicatietechnologie ('computer literacy') − Organisatorische vaardigheden − Samenwerken met anderen, werken in teamverband − Materiaal / data analyseren en verwerken − Rapporteren over onderzoek - mondeling − Beheersen van methoden en technieken Verplicht studiemateriaal Boek − Baarda, D.B., Dijkum, C. en M.P.M. de Goede (2003) Statistiek met SPSS voor Windows; Wolters-Noordhof, Groningen. Werkboek − Werkboek SPSS (verkrijgbaar bij de Faculteit)Facultatief: Sortware SPSS 11.0, te verkrijgen bij surfspot.nl.
39
Leeronderzoek: Training Systematische Gedragsobservaties Trimester 1E - 2E voltijd
Code 200100048
Studiepunten: 1,5 Niveau:
Specialisatie(s): Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Ontwikkelingspsychologie dr. Y. van Beek (tel.nr. 2534059) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Doel Verkrijgen van kennis over en vaardigheid in het opzetten en uitvoeren van systematische gedragsobservaties. Inhoud Onderzoeksvragen die door systematische gedragsobservatie binnen de psychologie beantwoord kunnen worden, richten zich op het gedrag van individuen, kleine of grote groepen mensen, op het ontdekken van structuur in gedrag en op gedrag in specifieke situaties. Voorbeelden van onderzoeksvragen zijn : - Hoe verandert het gedrag van een cliënt na een bepaalde therapie? - Wie heeft de meeste invloed in een bepaalde groep, bedrijf, vergadering, klasgenoten? - Hoe gedragen voetbalsupporters zich met en zonder politiebegeleiding? - Hoe vindt de ontwikkeling van oog-hand coördinatie bij baby’s plaats? - Verschilt de interactie tussen vader en kind en moeder en kind? In de training komen de verschillende stappen die genomen moeten worden bij het opzetten en uitvoeren van gedragsobservaties aan bod, namelijk: − Het formuleren van een vraagstelling die met systematische gedragsobservaties te beantwoorden is. − Het kiezen van een observatiemethode. − Het uitwerken van het observatiesysteem en de observatiecategorieën. − Het coderen van de gedragseenheden. − Het bepalen van de betrouwbaarheid. (De keuze voor en toepassing van een statistische analyse.) Werkvorm Practicum 1 x per week 2 uur Toelichting Practicum In groepjes van drie à vier studenten wordt aan de hand van een vraagstelling een opzet gemaakt voor een observatieonderzoek. Er kan een keuze worden gemaakt uit een beperkt aantal onderzoeksvragen. Het onderzoek wordt vervolgens uitgevoerd en daarover wordt schriftelijk gerapporteerd. Er wordt vooral veel praktisch geoefend in vaardigheden als het definiëren, coderen en bewerken van relevante gedragcategorieën. De training vergt 10 uur per week. Voorbereiding bijeenkomsten Practicum De training omvat zes bijeenkomsten. Voor elke bijeenkomst moet literatuur worden gelezen en moeten opdrachten worden uitgevoerd. Bijdrage aan groepswerk Practicum Er wordt gewerkt in groepjes van 3 a 4 studenten. Aktieve deelname is vereist Toetsen Opdracht(en): 100%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,50
40
Wat wordt er beoordeeld? Opdracht(en) Eindverslag (geheel van deelopdrachten) Aspecten van academische vorming Opdracht(en) − Bestuderen en analyseren van informatie − Materiaal / data verzamelen / produceren − Rapporteren over onderzoek - schriftelijk − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek Verplicht studiemateriaal Boek − J.P. van de Sande, (1999), Gedragsobservatie; Een inleiding tot systematisch observeren. Wolters Noordhoff In overleg met docent − In overleg met de docent gebruik van relevante literatuur
41
Leeronderzoek: Training Vragenlijstconstructie en gestructureerd interviewen Trimester 1E - 2E voltijd
Code 200100049
Studiepunten: 1,5 Niveau:
Specialisatie(s): Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Methodenleer en Statistiek dr. M.P.M. de Goede (tel.nr. 2534764) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Doel − Verkrijgen van kennis over het construeren van een vragenlijst; − Verkrijgen van vaardigheid om een mondeling gestructureerd interview af te nemen in een real life setting (praktijkconfrontatie). Inhoud In de training worden praktische aanwijzingen gegeven voor het maken van een schriftelijke vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van gestructureerde interviews. Aan de orde komen: − het formuleren van 'goede' vragen − bedenken van de 'juiste' antwoordmogelijkheden − de vormgeving en lay out van een vragenlijst − de voorbereidingen die je moet treffen voor het afnemen van interviews − het afnemen van een gestructureerd interview, met aandacht voor doorvragen, motiveren van de respondent, reageren op moeilijke situaties tijdens een interview, zoals een volhardend zwijgen of emotionele reacties van de respondent. Werkvorm Practicum 1 x per week 2 uur Toelichting Practicum Eindverslag (geheel van deelopdrachten). De training omvat zes bijeenkomsten. Voor elke bijeenkomst moet literatuur worden gelezen en moeten opdrachten worden uitgevoerd. Voorbereiding bijeenkomsten Practicum Werkgroep (deelname is verplicht) en zelf interviewen Bijdrage aan groepswerk Practicum Aktieve deelname is vereist Toetsen Opdracht(en): 100%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Opdracht(en) Eindverslag (geheel van deelopdrachten) Aspecten van academische vorming Opdracht(en) − Bestuderen en analyseren van informatie − Materiaal / data verzamelen / produceren − Rapporteren over onderzoek - schriftelijk − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek
42
Verplicht studiemateriaal Boek − Boek Baarda, D.B. . Goede, MpM. de en Kalmijn, M. (2000) Basisboek enqueteren en gestructureerd interviewen. Houten, EPN, 2000 Werkboek − Enqueteren en gestructureerd interviewen,
43
3. Hoofdrichtingen en specialisaties
Hoofdrichting Klinische psychologie en gezondheidspsychologie Specialisatie Klinische Psychologie variant Interculturele Psychologie Specialisatie Gezondheidspsychologie Specialisatie Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie, variant Methodenleer en Statistiek Capaciteitsgroepen: Coördinator:
Code: SOV010602 Code: SOV020602 Code: SOV010603 Code: SOV020603
Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie Prof. dr. R.J. Kleber
A. Inhoudelijke informatie Doel Studenten maken zich de basis van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie eigen. Zij doen dit aan de hand van studieonderdelen die theorie, praktijk en onderzoek illustreren. De onderwerpen daarbij zijn vooral afkomstig uit de diverse expertisevelden van de Universiteit Utrecht: omgaan met chronische lichamelijke aandoeningen; trauma, verlies en depressie; sekse, seksualiteit en relaties; en de psychoneuro-immunologie. Afhankelijk van de wens van de student kan de nadruk liggen op extra kennis over een van deze gebieden, dan wel binnen deze gebieden op onderzoek of op vakken die kwalificeren voor postdoctorale opleidingen. Overigens kan de student zijn of haar kennis en vaardigheden na het volgen van het programma Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie toepassen op een breed terrein. Inhoud In de klinische psychologie en gezondheidspsychologie als academische en professionele discipline wordt psychologische kennis ontwikkeld en toegepast op het brede terrein van gezondheid, ziekte en gezondheidszorg. Centraal staan zowel de geestelijke als de lichamelijke gezondheid. De hoofdrichting begint met een overzicht van de theoretische grondslagen van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie en een basiscursus in professionele vaardigheden. De cursussen diagnostiek en psychopathologie verschaffen vervolgens verdieping en toepassing van het geleerde in de D1 cursussen. Ook in de methodologiecursus wordt voortgebouwd op de statistiek- en methodologiecursussen uit voorgaande jaren. De specifieke expertise van de twee capaciteitsgroepen KP en GP staat centraal in de themacursussen en komt ook aan bod in de algemene cursussen. Twee thema’s kenmerken in het bijzonder de deskundigheid van de beide groepen: trauma, verlies (rouw) en depressie en de gezondheidspsychologie in engere zin. Daarnaast is er ook aandacht voor sekse, seksualiteit en relaties; de relatie arbeid en gezondheid (zie verder de hoofdrichting Psychologie van Arbeid en Gezondheid); en diverse karakteristieken van de geestelijke gezondheidszorg. We lichten de thema’s toe. In de klinisch psychologische studie van trauma en verlies staat het proces van verwerken van en omgaan met ingrijpende gebeurtenissen, zoals geweld, vluchtelingschap, migratie en het overlijden van een dierbare persoon, centraal. Daarbij is de aandacht gericht op de karakteristieken van de gevolgen, de diverse determinanten ervan, en de uiteenlopende vormen van zorg en hulp (variërend van directe opvang en voorlichting tot psychotherapie en bedrijfsgerichte benaderingen). Depressiviteit en depressie zijn veel voorkomende verschijnselen die allerlei facetten van het functioneren van mensen beïnvloeden en ook grote invloed hebben op de samenleving (bijvoorbeeld de WAO) en op de mensen in de directe omgeving van de depressieve man of vrouw. Bovendien zijn het vaak signalen voor een betrokkene dat er in zijn of haar leven zaken (soms drastisch) moeten worden veranderd. Ingegaan wordt op ontstaan, diagnostiek en mogelijkheden tot verandering van depressiviteit en depressie. Daarnaast komen in de klinische psychologie ook onderwerpen uit de seksuologie aan de orde. Belangrijke vraagstukken daarbij zijn: "seksuele dysfuncties", "gender-identiteitsproblemen", "parafilieën" en "seksueel geweld".
44
De gezondheidspsychologie heeft betrekking op de interactie tussen psychische, lichamelijke en sociale factoren bij gezondheid en ziekte. Deze factoren spelen een rol in het proces van ziek worden en in de aanpassing aan ernstige, dikwijls chronische lichamelijke aandoeningen, zoals chronische pijn en chronische vermoeidheid, diabetes, CARA, reuma, kanker en multiple sclerose. Centraal in de theorievorming staan concepten, zoals stress, `coping’, sociale steun en kwaliteit van leven, en de relaties tussen biologische en psychologische processen (zoals in de psychoneuro-immunologie). Toepassing van de gezondheidspsychologische inzichten vindt plaats op het brede gebied van de gezondheidszorg: het gezondheids- en risicogedrag van gezonde mensen (gezondheidsvoorlichting), het ziekenhuis, de revalidatiekliniek en de centra voor specifieke chronische aandoeningen. Eindtermen In de hoofdrichting en specialisatie moet de student, naast de algemene eindtermen van de psychologie, leren de verworven klinisch-psychologische en gezondheidspsychologische kennis toe te passen in het veld van de gezondheidszorg en in het veld van theorievorming en onderzoek. De student verwerft kennis van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie met betrekking tot: − theoretische modellen, concepten en thema’s; − empirische bevindingen; − belangrijke toepassingsgebieden; − methoden voor beroepspraktijk en onderzoek. De student verwerft daarnaast de volgende vaardigheden die hij/zij kan toepassen op basis van een reële beoordeling van èn de eigen mogelijkheden èn de problemen in het veld: − het opzetten, uitvoeren en evalueren van wetenschappelijk verantwoord psychologisch onderzoek; − het functioneren in een multidisciplinair team en het zelfstandig bijdragen aan de probleemanalyse, beleidsvorming en implementatie van oplossingen voor klinische of gezondheidspsychologische vraagstukken; − het als junior psycholoog functioneren binnen de beroepspraktijk ten aanzien van taken op de volgende gebieden: − het plannen en uitvoeren van ‘assessment’ mede op basis van diagnostische instrumenten; − het opzetten, uitvoeren en evalueren van eenvoudige interventieprogramma’s, inclusief het realiseren van doorverwijzingen; − het mondeling en schriftelijk rapporteren over de uitkomsten van literatuuronderzoek en theoretisch en toegepast empirisch onderzoek. Beroepsmogelijkheden/arbeidsmarkt De kennis en vaardigheden van de in de hoofdrichting en specialisatie afgestudeerden worden gevraagd in de volgende functies: − Interventie, diagnostiek en begeleiding: praktijkfuncties in ziekenhuizen, gezondheidscentra, revalidatiecentra, verzorgingsen verpleeghuizen, psychiatrische instellingen, bedrijfsgezondheidszorg, instellingen voor vluchtelingenzorg, justitiële instellingen (het begeleiden van slachtoffers en daders van seksueel geweld en intimidatie) en, met postdoctorale beroepsopleiding, GGZ-instellingen, psychotherapeutische instituten en eigen praktijk. − Onderzoek en onderwijs: functies binnen universiteiten en overheidsinstellingen, bij paramedische en medische opleidingen en nascholingsprogramma’s, of bij particuliere onderzoeksbureaus. − Voorlichting en training: functies op het terrein van de gezondheidsvoorlichting (zowel individueel als ten behoeve van grote bevolkingsgroepen), op het gebied van training binnen de geestelijke gezondheidszorg of binnen bedrijven (training aan functionarissen die opvang verrichten in agressiegevoelige branches) of het terrein van preventie. − Staf-, coördinatie- en beleidsfuncties in de somatische en geestelijke gezondheidszorg en bij de overheid, koepelorganisaties en medische diensten van het bedrijfsleven. Gedacht kan ook worden aan functies gericht op publicitaire taken, programmaontwikkeling, opzet van ambulante en intramurale zorgsystemen en preventiewerk. Op dit moment is de arbeidsmarkt voor mensen met een doctoraalopleiding in de klinische psychologie en gezondheidspsychologie redelijk goed. Voor de diverse postdoctorale onderzoeks- en beroepsopleidingen zijn echter beperkte aantallen plaatsen beschikbaar.
45
A.
Opbouw van de hoofdrichting en specialisaties
Zoals u in de inleiding in dit deel van studiegids hebt kunnen lezen is er een overgangsspecialisatie gemaakt. In onderstaand schema ziet u hoe die overgangsspecialisatie er uit ziet. Het is de bedoeling dat u zorgt dat u alle onderdelen uit de specialisatie volgt: of in de doctoraal variant of in de bachelorvariant. Vervolgens moet u er voor zorgen dat u in totaal minimaal 3920 studiebelastingsuren in de specialisatiefase heeft. Wanneer u nog uren tekort komt kunt een extra cursus volgen in de vrije keuzeruimte of één van de individuele onderdelen uitbreiden. Het verplichte cursorische gedeelte van de hoofdrichting en de specialisaties bestaat uit de hoofdrichting KPG en ofwel de specialisatie Klinische Psychologie dan wel de specialisatie Gezondheidspsychologie. Daarnaast zijn er de verplichte individuele onderdelen. Doctoraalcursussen tot 2002-2003
Bachelorcursussen (en mastercursussen) vanaf 2003-2004
of
Verplichte cursussen Grondslagen van de klinische en gezondheidspsychologie (7 stp) Psychodiagnostiek voor volwassenen(7 stp) Communicatie en counseling (7 stp) Methoden van onderzoek: overzicht multivariate analyse, variant KPG (4 stp) Psychopathologie II (3 stp) Specialisatie Klinische psychologie: Een keuze van 3 cursussen uit: Psychosociale victimologie en depressiviteit (7 stp) Gedragstherapie en cognitieve therapie (7 stp) Psychosociale aspecten van seksualiteit en relaties (7 stp) Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering (7 stp)
Grondslagen Klinische Psychologie en Gezondheidspychologie (7,5 ECTS) Diagnostiek in de Klinische en Gezondheidspsychologie (7,5 ECTS) Communicatievaardigheden in beroepssituaties: KP & GP (7,5 ECTS) M&S 3: Context Klinische en gezondheidspsychologie (7,5 ECTS) Klinische Psychologie: psychopathologie II (7,5 ECTS) Verlies en Psychotrauma I (7,5 ECTS) (Mastercursus) EN Verlies en Psychotrauma II (7,5 ECTS) (Mastercursus) Gedragstherapie en Cognitieve Therapie (Mastercursus) (7,5 ECTS) Psychosociale aspecten van seksualiteit en relaties (7,5 ECTS) Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering (7,5 ECTS)
Neuropsychologie (7 stp) Klinische Neuropsychologie (7,5 ECTS) Migranten en de GGZ (7 stp) Interculturalisatie van de gezondheidszorg (7,5 ECTS) Specialisatie Gezondheidspsychologie: Gezondheidspsychologie (7 stp) verplicht Gezondheidspsychologie (7,5 ECTS) Een keuze van 2 cursussen uit: Gedragstherapie en cognitieve therapie (7 stp) Gedragstherapie en Cognitieve therapie 7,5 ECTS Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering (7 stp) benadering (7,5 ECTS) Neuropsychologie (7 stp) Klinische Neuropsychologie (7,5 ECTS) Biopsychologie: stress en farmaca (7 stp) Gedrag en farmaca (7,5 ECTS) Verplichte individuele onderdelen: Stage klinische psychologie en gezondheidspsychologie (14 stp) Afstudeeronderzoek klinische psychologie en gezondheidspsychologie (14 stp) Literatuurscriptie klinische psychologie en gezondheidspsychologie (7 stp) Nota bene: het is mogelijk onderzoek en literatuurscriptie tot een groot onderdeel van 21 stp te combineren.
Specialisatie Klinische Psychologie, variant Interculturele Psychologie In toenemende mate heeft de Nederlandse samenleving te maken met migranten en vluchtelingen. Deze doen meer en meer een beroep op de diverse instellingen voor (geestelijke) gezondheidszorg. Een belangrijke vraag in onderzoek en hulpverlening is of westerse inzichten en vaardigheden toepasbaar zijn voor de problematiek van allochtonen. Het is mogelijk cultuur en gezondheid centraal te laten staan in de specialisatiefase. Dat kan door bij de specialisatie KP de cursussen `Verlies en Psychotrauma I en II’ en ‘Interculturalisatie van de Gezondheidszorg’ te volgen en de drie individuele onderdelen (onderzoek, stage en literatuurscriptie) toe te spitsen op vraagstukken omtrent vluchtelingen, migranten en interculturele zorg. Bij de specialisatie GP is de laatstgenoemde mogelijkheid ook aanwezig.
46
Daarnaast worden in verscheidene cursussen van het programma KPG aandacht besteed aan psychologische implicaties van culturele diversiteit. Zie voor een overzicht van de specialisatie Interculturele Psychologie de paragraaf ‘Interculturele Psychologie’ in hoofdstuk 3 van deel B van deze studiegids. Specialisatie Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie, variant Methodenleer en Statistiek Deze specialisatie bereidt voor op diverse functies in het wetenschappelijk en gezondheidsgericht onderzoek: AIO of (junior) onderzoeker bij instituten op het gebied van de gezondheidszorg of bij allerlei zelfstandig gevestigde onderzoeksbureaus. Deze variant combineert vraagstukken uit de klinische psychologie en de gezondheidspsychologie met kennis en vaardigheden op het gebied van methodenleer en statistiek. Naast deze specialisatie Methodenleer en Statistiek is er ook de mogelijkheid om te kiezen voor een keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek. Zie voor een overzicht van de specialisatie en het keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek de paragraaf ‘Specialisatie en Keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek’ in hoofdstuk 3 van deel B in deze studiegids. Vrije keuzeruimte Er blijft naast de cursussen en individuele onderdelen ruimte voor vrije-keuze. Dit kan ingevuld worden met extra (thema)cursussen of uitbreiding van de individuele onderdelen, of andere vakken binnen de universiteit. Toelichting bij de individuele onderdelen Naast de algemene voorwaarden die gesteld worden aan stage en onderzoek (zie de beschrijvingen in de studiegids) geldt: − Ten aanzien van onderzoek: de meeste medewerkers van de capaciteitsgroepen zijn verbonden aan specifieke gebieden in de interuniversitaire onderzoeksschool `Psychology & Health’. Dat onderzoek vindt plaats binnen de volgende terreinen: `Grief, trauma and depression’, `Work, stress and Health’ en ‘Psychological and psychobiological factors in coping with chronic illness’. Daarnaast kunnen studenten aansluiten bij ander lopend onderzoek van medewerkers. Er is een beperkte mogelijkheid tot het uitvoeren van een eigen onderzoeksplan. Voorwaarde daartoe is een uitgewerkte en vooraf goedgekeurde onderzoeksopzet en het beschikbaar zijn van een begeleidend docent binnen de beide capaciteitsgroepen. − Ten aanzien van literatuurscriptie: de student heeft de keuze tussen een literatuurscriptie die aansluit bij haar/zijn afstudeeronderzoek of een scriptie met een vraagstelling op een van de andere thema’s van de capaciteitsgroepen. − Ten aanzien van stage: de stages van de hoofdrichting worden onderscheiden naar de hoofdwerkzaamheden die men verricht. We kennen onderzoekstages, diagnostiekstages, preventiestages, interventiestages en gecombineerde praktijkstages van (doorgaans) diagnostiek en interventie. De stages moeten plaatsvinden binnen het veld van de gezondheidszorg en te maken hebben met emotionele of psychosociale problemen. In het stageverslag dient expliciet verslag te zijn gedaan van werkzaamheden over drie cliëntsystemen (eventueel in het kader van de Basisaantekening Psychodiagnostiek). Voor de postdoctorale vervolgopleiding tot gezondheidszorgpsycholoog moet men een diagnostiek-, interventie- of gecombineerde praktijkstage doen. Voor de NIP-aantekening Psychodiagnostiek moet men een diagnostiekstage of gecombineerde stage lopen en over minstens drie cliëntsystemen verslag doen. Bij een onderzoeksstage doet men ervaring op in het vak van onderzoeker in de gezondheidszorg binnen een extern onderzoeksinstituut of -afdeling. Veel stageplaatsen eisen van studenten dat ze een langere periode investeren dan het hier genoemde minimum. Dat betekent dat men een deel van de vrije keuzeruimte moet gebruiken voor deze aanvulling. Voor sommige stages gelden specifieke ingangseisen (zie stageklapper). Let hierop bij de keuze van de cursussen. Er zijn uitgebreide brochures over de bovengenoemde individuele studieonderdelen bij de onderwijsbalie van KP/GP/SOP (E203) beschikbaar. Toelichting bij de vrije keuzeruimte en het leggen van accenten Hoewel het vrije-keuzegedeelte beperkt is, kan de student in de hoofdrichting op verschillende manieren eigen accenten leggen: door de keuze uit de vier themacursussen, door specifieke invulling van de individuele studieonderdelen en door uitbreiding met andere vakken in de vrije keuzeruimte. Hieronder volgt een aantal keuzemogelijkheden:
47
Ten behoeve van onderzoek Bij een onderzoekspakket vult men het verplichte deel van de richting aan met kennis en kunde op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en kan men, indien gewenst, een onderzoeksstage kiezen. In overleg met de coördinator is dit pakket in te vullen met een keuzecursus uit het aanbod van de capaciteitsgroep Methoden. Deze opleiding bereidt voor op diverse functies in het wetenschappelijk en gezondheidsgericht onderzoek: assistent-onderzoeker in opleiding (AIO, OIO) of (junior) onderzoeker bij instituten op het gebied van de gezondheidszorg of bij allerlei zelfstandig gevestigde onderzoeksbureaus. Ten behoeve van de NIP-aantekening psychodiagnostiek Het diagnostiekpakket is zo samengesteld, dat men, door dit programma te volgen én als men voldoende diagnostiekpraktijk opdoet tijdens de stageperiode (naast een aantal onderdelen die men in propedeuse en D1 al gedaan heeft), voldoet aan de eisen om de `Basisaantekening Psychodiagnostiek’ (volgens de thans bekende NIP-regels) te verkrijgen. Ten aanzien van de stage geldt de eis dat deze voldoende psychodiagnostiek (200 uur minimaal) dient te bevatten; een aantal patiënten (met problematiek op het gebied van de klinische en gezondheidspsychologie) moet diagnostisch worden onderzocht. Voor de diagnostiekaantekening is vereist dat het stageverslag ten minste drie uitgewerkte testdiagnostische casusbeschrijvingen bevat. Raadpleeg voor verdere informatie de brochure over de aantekening psychodiagnostiek, die - evenals een opgaveformulier - verkrijgbaar is bij de onderwijsbalie van KP/GP/SOP (E203). Ten behoeve van postdoctorale vervolgopleidingen in het kader van de wet BIG Met de hoofdrichting voldoet men aan de minimum toelatingseisen om mee te dingen naar een plaats in de postdoctorale beroepsopleiding tot gezondheidszorgpsycholoog in het kader van de wet BIG (beroepen in de gezondheidszorg). Landelijk zijn er per jaar ongeveer 100 nieuwe plaatsen voor deze opleiding tot GZ-psycholoog beschikbaar. Voor de stage geldt de eis dat het een diagnostiek-, interventie- of gecombineerde praktijkstage is, tijdens welke contact met cliënten of cliëntsystemen heeft plaats gevonden. Voor verdere informatie over de vooropleidingseisen raadplege men de brochure over postdoctorale opleidingen, verkrijgbaar op de onderwijsbalie. Ten behoeve van overige registraties en postdoctorale opleidingen Naast de diagnostiekaantekening zijn er bij het NIP andere registratieregelingen waarvoor de hoofdrichting een goede aanzet geeft, bijvoorbeeld `Gedragswetenschappelijk opgeleide trainer’ of `Psycholoog van Arbeid & Gezondheid’. Daarnaast bieden verschillende beroeps- en therapieverenigingen postdoctorale opleidingen en/of registratie, bijvoorbeeld op het terrein van de gedragstherapie of de seksuologie. Toegang tot deze opleidingen en registraties is meestal niet aan maximale aantallen gebonden. Voor meer informatie raadplege men de bovengenoemde brochure, verkrijgbaar op de onderwijsbalie van KP en GP. Naar thema Studenten die zich in een specifiek thema willen verdiepen doen dit door een keuzecursus te volgen en de individuele studieonderdelen mede op het betreffende gebied in te vullen. Meer specifiek komen de volgende cursussen in aanmerking: − “Migranten en de GGZ” of “Interculturalisatie van de gezondheidszorg” (daarnaast kan men zich ook in de stage, literatuurscriptie en onderzoek richten op allochtonen of vluchtelingen). − “Neuropsychologie” of “Klinische neuropschologie” (Psychonomie) − “Gezondheidspsychologie” (themacursus) − “Psychosociale victimologie en depressiviteit“ of “Verlies en Psychotrauma I en II” (themacursus) − “Psychosociale aspecten van seksualiteit en relaties” (themacursus) − “Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering” − “Gedragstherapie en cognitieve therapie” Daarnaast kan de vrije ruimte ingevuld worden met cursussen van andere richtingen en opleidingen, binnen of buiten de faculteit, evenals met een uitbreiding van de individuele studieonderdelen. Voor overleg over de invulling van de vrije keuzeruimte en het leggen van eigen accenten kan men de coördinatoren raadplegen.
48
C. Praktische informatie Cumulatie-eisen/aanbevelingen De student moet de propedeuse geheel en al afgesloten hebben. Het verdient bovendien zeer sterke aanbeveling dat men het gehele D1 programma afgerond heeft, wil men het D2/3 onderwijs succesvol kunnen volgen. Voor de individuele onderdelen gelden de volgende specifieke eisen: Voor de stage: − “Grondslagen van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie” − “Communicatie en counseling” of “Communicatievaardigheden in beroepssituaties: KP & GP” − Een themacursus, zoals “Gezondheidspsychologie”, Psychosociale victimologie en depressiviteit“, “Verlies en psychotrauma I en II”, of “Psychosociale aspecten van seksualiteit en relaties” − “Psychodiagnostiek voor volwassenen” of “Diagnostiek in de klinische en gezondheidspsychologie” (verplicht voor preventie-, diagnostiek, interventie- en praktijkstages) − “Perspectieven op psychopathologie” of “Biopsychosociale perspectieven op psychopathologie” (verplicht voor preventie-, diagnostiek-, interventie- en praktijkstages) − “Methoden van onderzoek: overzicht multivariate analyses, variant KPG” of “M&S3: context klinische psychologie en gezondheidspsychologie” (verplicht voor een onderzoekstage) Voor het afstudeeronderzoek: − “Grondslagen van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie” − “Methoden van Onderzoek: overzicht multivariate analyses, variant KPG” of “M&S3: context klinische psychologie en gezondheidspsychologie” (verplicht voor een onderzoekstage) − een themacursus Voor de literatuurscriptie: − “Grondslagen van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie” Semesterindeling 2003-2004 voor doctoraalstudenten D2/3
A
B
Semester 1 Blok 1 M&S3: Context Klinische en gezondheidspsychologie
Semester 2 Blok 2
Blok 1
Blok 2
Diagnostiek in de Klinische Gezondheidsbevordering Gedragstherapie en en Interculturalisatie van de cognitieve therapie Gezondheidspsychologie gezondheidszorg
Klinische Psychologie: Verlies en Psychotrauma I Verlies en Psychotrauma II psychopathologie II
Gezondheidspsychologie Psychosociale aspecten van seksualiteit en relaties
Studiebegeleiding Naast kennismakings- en informatiebijeenkomsten in het kader van de cursus Grondslagen, worden alle nieuwe studenten in de loop van het eerste trimester uitgenodigd voor een gesprek met de coördinator. Verder kan de student bij algemene vragen (bijvoorbeeld de invulling van de individuele onderdelen of het keuzegedeelte) en bij problemen en vragen op het gebied van de studievoortgang via de onderwijsbalie een afspraak maken met de coördinator. Daar kunnen ook vragen aan de orde komen over aansluiting van het studiepakket op de postdoctorale loopbaan (werk/ opleiding). Voor vragen rond specifieke keuzen voor thema’s heeft de student ook toegang tot (de spreekuren van) de coördinatoren van de betreffende cursussen. Cursuscoördinatoren zijn vermeld in de studiegids. Ook kan men de stage- en onderwerpenklappers inzien bij de onderwijsbalie. Daarnaast kunnen studenten opgeroepen worden door de coördinator als deze of één van zijn/haar collegae daartoe reden zien in de studievoortgang van de student. De beide capaciteitsgroepen organiseren geregeld voorlichtingsbijeenkomsten over de inhoud van de richting in relatie met toekomstperspectieven. Voor afspraken belt men de onderwijsbalie van de capaciteitsgroepen KP en GP (030-253 1785). 49
Medewerkers van de hoofdrichting prof. dr. J. Bensing, prof. dr. J. van den Bout, dr. N. Brand, drs. M. van der Cingel, dr. V. Colland, prof. dr. L. van Doornen, drs. S. Doosje, dr. M.J. Enders-Slegers, dr. R. Geenen, dr. G. Godaert, prof. dr. O. van der Hart, dr. J. Houtveen, prof. dr. R.J. Kleber, dr. J.W. Knipscheer, dr. R. Kuijer, prof. dr. J. van Mens-Verhulst, drs. E. Meijer, dr. D. de Ridder, drs. M. Rijkeboer, drs. A. Schreurs, dr. H.A.W. Schut, prof. dr. M.J.M. van Son, dr. M. Sorbi, dr. M. Stroebe, drs, L. Verspui, dr. L. Woertman. Spreekuur coördinator − Inloopspreekuur: dinsdags van 10-11 uur (alleen bestemd voor korte praktische vragen). Dit spreekuur wordt wekelijks gehouden door prof dr. R. Kleber. − Spreekuur op afspraak (voor een meer uitvoerige bespreking): via de onderwijsbalie, tel. 0302531785. Informatie Voor vragen, informatie en afspraken kan men terecht bij de onderwijsbalie in het Martinus J. Langeveldgebouw, kamer E 203, Telefoon: 030-2531785.
50
Hoofdrichting Ontwikkelingspsychologie Specialisatie Ontwikkelingsprocessen variant Methoden en Statistiek Specialisatie Problematische Ontwikkeling variant interculturele psychologie Capaciteitsgroep: Coördinator:
Code: SOV020901 Code: SOV020903 Code: SOV020902 Code: SOV010903
Ontwikkelingspsychologie dr. H.W. van Boxtel, tel.nr. 2533759/2532900 (secr.) Spreekuur: vrijdag, 10.00-12.30 uur (afspraak via secretariaat of per e-mail)
A. Inhoudelijke informatie Inhoud In de ontwikkelingspsychologie worden veranderingen in organisatie van gedragingen en belevingen met verloop van leeftijd bestudeerd. Ontwikkelingspsychologisch onderzoek is gericht op beschrijving en theorievorming die de menselijke ontwikkeling gedurende (een deel van) de levensloop in kaart brengen en verklaren. Centraal staan systematische veranderingen in de levensloop van het individu, de ontwikkelingsprocessen die hieraan ten grondslag liggen en de sociale context van ontwikkelingsveranderingen. De hoofdrichting Ontwikkelingspsychologie kent een cursorisch basisprogramma dat een overzicht biedt van bovengenoemde ontwikkelingspsychologische theorieën, die de basis vormen voor interventies om de normale ontwikkeling te optimaliseren, problematische ontwikkeling bij te sturen of te voorkomen en ontwikkelingsmogelijkheden te actualiseren. Tevens wordt aandacht besteed aan de kentheoretische, historische en culturele positie van de ontwikkelingspsychologie. Ontwikkelingsprocessen komen gedurende alle levensperiodes voor en zijn niet beperkt tot de kinderen jeugdleeftijd. Niettemin ligt het accent op deze leeftijdsfase. Voortbouwend op dit cursorisch basisprogramma kan de student ontwikkelingspsychologie kiezen uit vier specialisaties. − De specialisatie ‘Ontwikkelingsprocessen’ is bedoeld voor studenten die opteren voor een andere functie als ontwikkelingspsycholoog dan in de hulpverlening, met name wanneer zij zich willen profileren als ontwikkelingspsychologisch onderzoeker. Dit neemt niet weg dat men zich ook via de specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling’ kan vormen tot ontwikkelingspsychologisch onderzoeker. − Binnen de specialisatie ‘Ontwikkelingsprocessen’ is het mogelijk te kiezen voor de variant ‘Methoden en Statistiek’. De beschrijving van deze specialisatie is te vinden in de paragraaf ‘Specialisatie Methodenleer en Statistiek’ in hoofstuk 3 van deel B in deze studiegids. − De specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling’ geeft aansluiting bij het beroepenveld van de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen van wie de ontwikkeling een problematisch verloop kent. Het specialisatieprogramma kent drie verplichte aanvullende modulen. De student loopt daarnaast een gerichte stage (in het genoemde beroepenveld), schrijft een literatuurscriptie en voert een afstudeeronderzoek uit. − Binnen de specialisatie ‘Problematische ontwikkeling’ is het mogelijk te kiezen voor de variant interculturele psychologie (de coördinator van deze variant is mevr. dr. D. de Haan, tel.nr. 2531971). De beschrijving van deze specialisatie is te vinden in de paragraaf ‘Interculturele Psychologie’ in hoofdstuk 3 van deze studiegids. Eindtermen Na het volgen van deze hoofdrichting heeft de student kennis van en inzicht in de belangrijkste ontwikkelingspsychologische theorieën, zowel in algemene zin (paradigmata) als in (domein)specifieke zin. Tevens heeft de student kennis van de methodologische en data-analytische inzichten en procedures die in de ontwikkelingspsychologie veelvuldig worden toegepast. Afhankelijk van de gekozen specialisatie weet de student deze theorieën ook toe te passen in situaties waarin de hulp van ontwikkelingspsychologen wordt ingeroepen en beschikt hij of zij over de beroepsvaardigheden die deze situaties vereisen. Hierop wordt bij de beschrijving van de specialisaties nader ingegaan. Voorts wordt van de afgestudeerden verwacht dat zij over hun activiteiten schriftelijk en mondeling kunnen rapporteren.
51
De specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling’ biedt de student de mogelijkheid binnen het doctoraalprogramma te voldoen aan de eisen voor de NIP-certificatie “Basisaantekening Psychodiagnostiek”. Daarnaast biedt deze variant een basis voor verdere postdoctorale opleiding (tot gezondheidszorgpsycholoog, kinder- en jeugdpsycholoog en klinisch psycholoog met de specialisatie kinderen en jeugdigen). Beroepsmogelijkheden/arbeidsmarkt Ontwikkelingspsychologen vinden emplooi in vele sectoren van de samenleving. Functies, taken en werkzaamheden zijn erg divers en meer dan enkele hoofdlijnen aangeven is onmogelijk. Over specifieke andere mogelijkheden en een daartoe leidende invulling van het onderwijsprogramma kan de coördinator meer informatie geven. Wel is het zo dat beroepsuitoefening in de meeste van onderstaande werkterreinen een vorming via de specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling’ veronderstelt. Enkele belangrijke terreinen waarop ontwikkelingspsychologen werkzaam zijn: − Ambulante geestelijke gezondheidszorg, over het algemeen kinder- en/of jeugdafdelingen van RIAGG’s: veel diagnostiek, ouderbegeleiding, spelobservatie etc. en bij verdere scholing ook psychotherapie. − Kinder- en jeugdpsychiatrie (psychiatrische instellingen, psychiatrische ziekenhuizen en afdelingen psychiatrie van ziekenhuizen) in veelal multidisciplinaire teams. − Instellingen voor (semi)residentiële zorg: kinder(te)huizen, pedologische instituten, MKD’s (medische kinderdagverblijven), instituten voor doven en slechthorenden, instituten voor blinden en slechtzienden en dergelijke. − Ziekenhuizen (algemene, academische, kinder-): patiëntenzorg, begeleiding bij ernstige, levensbedreigende dan wel langdurige ziekten c.q. opnames, ouderbegeleiding, combinaties van psychische en somatische problematiek zoals bijvoorbeeld anorexia, bulimia, enuresis, obstipatie; ook vaak poliklinisch. − Eerstelijnspsychologie: vrij gevestigde praktijken; diagnostiek en advisering; na verdere bijscholing ook psychotherapie; zelfstandig gevestigd, dikwijls ook in maatschappen. − Zorg voor verstandelijk gehandicapten: met name (jonge) kinderen in kinderdagcentra voor verstandelijk gehandicapten, onderwijs voor ZMLK (zeer moeilijk lerende kinderen); echter ook bij residentiële instellingen voor (volwassen) verstandelijk gehandicapten, GVT’s (gezinsvervangende tehuizen), begeleid wonen. − Justitie: (gezins)voogdij, kinderbescherming, diagnostiek en (groeps)behandeling in het kader van de rechterlijke macht, jeugdgevangenissen, rijksinstellingen voor behandeling van jeugdige delinquenten, reclassering. − Speciaal onderwijs: instellingen voor onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare, moeilijk lerende kinderen, kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden, IOBK-klassen (in hun ontwikkeling bedreigde kleuters; diagnostiek bij plaatsing, doorverwijzing en uitplaatsing, opstellen van zorgplannen, advisering en begeleiding van leerkrachten en ouders). − Onderwijsbegeleiding: schooladvies- en begeleidingsdiensten, hoofdzakelijk met betrekking tot het basisonderwijs; gericht op diagnostiek en remediëring van cognitieve en/of psychosociale problemen, advisering en begeleiding van ouders en leerkrachten; ook meer systeemgerichte begeleiding van scholen. − Begeleiding van de vroeg- en voorschoolse ontwikkeling: instellingen voor ontwikkeling, implementatie en evaluatie van educatieve programma’s, stafmedewerker kinderopvang en kinder- en jeugdwerk-welzijnsinstellingen. − Zorg voor adolescenten: zowel preventief als curatief, zowel individueel, groepsgericht als in grootschalige projecten; soms specifiek voor adolescenten, soms gericht op een bredere leeftijdsrange (zie boven). − Docent: aan universiteiten, opleidingen voor hoger en middelbaar beroepsonderwijs; studentenpsycholoog. − Wetenschap en onderzoek: veelal aan universiteiten, maar ook andere onderzoeksinstellingen; aio’s en oio’s, postdocs, dikwijls gecombineerd met onderwijsfunctie; junior en senior (docent-) onderzoeker; hoogleraar. − Beleid, overheden, politiek: op regerings-, provinciaal en gemeentelijk niveau; ook in het kader van gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’s); soms ook in combinatie met methodiekontwikkeling en -evaluatie.
52
B. Opbouw van hoofdrichting en specialisaties Zoals u in de inleiding in dit deel van studiegids hebt kunnen lezen is er een overgangsspecialisatie gemaakt. In onderstaand schema ziet u hoe die overgangsspecialisatie er uit ziet. Het is de bedoeling dat u zorgt dat u alle onderdelen uit de specialisatie volgt: of in de doctoraal variant of in de bachelorvariant. Vervolgens moet u er voor zorgen dat u in totaal minimaal 3920 studiebelastingsuren in de specialisatiefase heeft. Wanneer u nog uren tekort komt kunt een extra cursus volgen in de vrije keuzeruimte of één van de individuele onderdelen uitbreiden. De hoofdrichting bestaat uit een basisprogramma van vier cursorische onderdelen. Drie van deze onderdelen zijn inhoudelijk-theoretisch van aard; het vierde onderdeel behandelt in meer algemene zin de specifieke aard van ontwikkelingsprocessen en de methodologische en analytische eisen die het onderzoek naar ontwikkeling en ontwikkelingsprocessen met zich meebrengt. Indien wordt gekozen voor de variant interculturele psychologie van de specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling’ dienen studenten, in plaats van de cursus ‘Persoonsontwikkeling’, de cursus ‘Ontwikkeling en opvoeding in intercultureel perspectief’ te volgen. Doctoraalcursussen tot 2002-2003
Bachelorcursussen (en mastercursussen) vanaf 2003-2004
of
Verplichte cursussen hoofdrichting Cognitieve ontwikkeling (7 stp) Sociale en emotionele ontwikkeling (7 stp) Persoonsontwikkeling (7 stp) Methoden van onderzoek: analyse van ontwikkelingspsychologische processen (7 stp) Specialisatie Problematische Ontwikkeling: Verplichte cursussen: Problematische ontwikkeling (7 stp) Diagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk (7 stp) Basisvaardigheden in de ontwikkelingspsychologische praktijk (7 stp) Verplichte individuele onderdelen: Stage Problematische ontwikkeling (14 stp) Literatuurscriptie Ontwikkelingspsychologie (7 stp) Afstudeeronderzoek Ontwikkelingspsychologie (14 stp)
Cognitieve ontwikkeling (7,5 ECTS) Sociale en emotionele ontwikkeling (7,5 ECTS) Capita Selecta: Persoonsontwikkeling (10 ECTS) M&S 3: Context Ontwikkelingspsychologie (7,5 ECTS)
Ontwikkelingspsychopathologie I (7,5 ECTS) EN Capita Selecta: Ontwikkelingspsychopathologie I (2,5 ECTS) Psychodiagnostiek in de Ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen (7,5 ECTS) EN Capita Selecta: Diagnostiek in de Ontwikkelingspsychologische praktijk (2,5 ECTS) Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Ontwikkelingspsychologie (7,5 ECTS)
Voorts volgt de student - na keuze voor een specialisatie - een aantal cursorische onderdelen die verplicht zijn voor dan wel passen in deze specialisatie (welke cursussen verplicht zijn verschilt per specialisatie; zie hierna onder specialisaties). Na afronding van deze specialisatiecursussen rondt de student de studie af door het uitvoeren van een aantal verplichte individuele onderdelen. Literatuurscriptie en afstudeeronderzoek kunnen desgewenst worden gecombineerd. Literatuurscriptie c.q. afstudeeronderzoek kunnen voorafgaan aan de stage. Voorwaarde voor elk van de individuele onderdelen is wel dat tenminste drie van de vier hoofdrichtingscursussen zijn afgerond. De drie genoemde individuele onderdelen zijn voor beide specialisaties verplicht. Elke specialisatie kent echter zijn eigen invulling van deze individuele onderdelen (zie onder specialisaties). Bovendien moeten studenten die stage willen gaan lopen binnen de specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling’ voldaan hebben aan de eisen van de cursorische onderdelen van het specialisatieprogramma. Tenslotte kennen beide specialisaties een vrije studieruimte ter omvang van 14 studiepunten. De student is vrij om deze studiepunten naar eigen inzicht in te vullen. Het kan echter aanbeveling verdienen om te kiezen voor cursussen die aansluiten bij de gekozen specialisatie dan wel bij een nadere profilering binnen een specialisatie. Zo zou men zich bijvoorbeeld binnen de specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling’ specifiek kunnen bekwamen in de hulpverlening aan jeugdigen binnen de justitiële sector. Men zou in zo’n geval bijvoorbeeld in de vrije ruimte cursussen kunnen inplannen over problemen en interventies bij adolescenten en een basiscursus jeugdrecht. Ook kan men aan individuele onderdelen meer studiepunten toekennen dan er minimaal vereist zijn. Met name de stage ‘Problematische Ontwikkeling’ komt hiervoor in aanmerking omdat stage-instellingen in de praktijk veelal slechts stagiaires toelaten die bereid zijn om meer dan de minimaal vereiste 14 studiepunten (bijvoorbeeld 21 of 28) in de stage te steken.
53
De specialisatie ‘Ontwikkelingsprocessen’ In deze specialisatie ligt de nadruk op de studie van: − de manieren waarop kennis van de menselijke ontwikkeling verkregen wordt; − de empirische plausibiliteit van theorieën over (bepaalde aspecten van de) menselijke ontwikkeling. Het is mogelijk de nadruk te leggen op een bepaalde leeftijdsfase. Aangeraden wordt om, naast de verplichte basisonderdelen van het hoofdrichtingsprogramma, enerzijds methodisch en theoretisch diepergaande onderdelen uit het aanbod van de capaciteitsgroepen psychologie te kiezen, anderzijds onderdelen te volgen op een inhoudsgebied dat de student(e) in de fase van literatuurscriptie en afstudeeronderzoek verder wil uitdiepen. Deze inhoudsgebieden kunnen ook betrekking hebben op aspecten van “problematische ontwikkeling”. In overleg met de coördinator is het mogelijk een intercultureel vrij tracé op het terrein van deze specialisatie op te stellenzie hoofstuk 3 van deze studiegids. De stage wordt zodanig gekozen, dat de student(e) enerzijds intensief kennis maakt met de facetten van het fenomeen dat hij/zij in literatuurscriptie en afstudeeronderzoek verder theoretisch en empirisch zal verhelderen, en anderzijds de mogelijkheid heeft om in vivo gegevens te verzamelen voor het afstudeeronderzoek. Dit zal in het algemeen betekenen, dat de stagiaire regelmatig contact heeft met de afstudeerbegeleider (de medewerker die literatuurscriptie en afstudeeronderzoek begeleidt), naast het contact dat hij/zij onderhoudt met de praktijkbegeleider. Het bovenstaande kan de vorm aannemen van een stage waarin afwisselend op de capaciteitsgroep gewerkt wordt en afwisselend op één of meerdere plaatsen in het veld of de praktijk. Het is noodzakelijk om, voordat men aan de stage, de literatuurscriptie of het afstudeeronderzoek begint, een en ander te bespreken met de coördinator. Op de eerste plaats is de basisvariant interessant voor studenten die zich oriënteren op een profiel van onderzoeker op het terrein van de ontwikkelingspsychologie. Voor studenten die een onderzoekscarrière ambiëren kan de variant “Methodenleer en Statistiek” hiervoor een goede voorbereiding zijn (zie hoofstuk 3 van deze studiegids). Op de tweede plaats is de basisvariant interessant voor studenten die hun studie als ontwikkelingspsycholoog naar eigen inzicht willen inrichten. Dat kan het geval zijn, wanneer men zich oriënteert op een beroepsprofiel als ontwikkelingspsycholoog dat niet wordt gedekt door de andere specialisatie. In alle gevallen verdient het aanbeveling zich vooraf te laten adviseren door de coördinator. Een voorbeeld van zo’n specifiek beroepsprofiel is dat van de ontwikkelingspsycholoog, die deskundig is op het gebied van motorische ontwikkeling en hulpverlening. Een combinatie van kennis van de motorische ontwikkeling en kennis op andere deelterreinen van de ontwikkelingspsychologie kan dienstbaar gemaakt worden op diverse maatschappelijke werkterreinen. Dit geldt met name voor kinderen met een verhoogd risico op problemen in de motoriek, de revalidatie van lichamelijk gehandicapte kinderen, de zorg voor en hulpverlening aan kinderen met een verstandelijke beperking en de hulpverlening aan chronisch zieke kinderen. Werk zal vooral te vinden zijn binnen instellingen en organisaties die zich richten op de hulpverlening aan deze kinderen of zich bezighouden met onderzoek en beleidsvorming op dit gebied. Men dient bij de keuze voor dit profiel modulen te kiezen, waarin aandacht wordt geschonken aan de motorische ontwikkeling van baby, peuter, kleuter, schoolkind, adolescent en jongvolwassene, ontwikkelingsmodellen op het gebied van de motoriek, de relatie tussen de motorische en psychosociale ontwikkeling, stoornissen in de motorische ontwikkeling en de betekenis die deze kennis heeft voor de bewegingshulp en hulpverlening in het algemeen. Stage, literatuurscriptie en afstudeeronderzoek hebben dan bij voorkeur betrekking op hetzelfde werkterrein. De coördinator kan desgewenst nadere inlichtingen verstrekken over deze en andere specifieke afstudeerprofielen als ontwikkelingspsycholoog. Opbouw van de specialisatie Zoals u in de inleiding in dit deel van studiegids hebt kunnen lezen is er een overgangsspecialisatie gemaakt. In onderstaand schema ziet u hoe die overgangsspecialisatie er uit ziet. Het is de bedoeling dat u zorgt dat u alle onderdelen uit de specialisatie volgt: of in de doctoraal variant of in de bachelorvariant. Vervolgens moet u er voor zorgen dat u in totaal minimaal 3920 studiebelastingsuren in de specialisatiefase heeft. Wanneer u nog uren tekort komt kunt een extra cursus volgen in de vrije keuzeruimte of één van de individuele onderdelen uitbreiden.
54
Specialisatie ontwikkelingsprocessen: Verplichte cursussen: Er dienen minimaal 630 studiebelastingsuren (= 22,5 ECTS of 15,75 stp) verplicht te worden besteed aan cursorische onderdelen uit de studiegids psychologie (op het niveau van het hoofdrichitngsen specialisatieprogramma) In overleg met de coördinator mogen ook onderdelen uit het studieprogramma van andere opleidingen psychologie (binnen- en buitenland) worden gevolgd. Hetzelfde geldt voor onderdelen van studieprogramma’s van andere opleidingen dan een psychologie-opleiding. Het is noodzakelijk dat de student de noodzaak van het volgen van een dergelijk onderdeel inhoudelijk kan beargumenteren; de coördinator kan hierin adviseren. In elk geval zal de student de samenstelling van zijn of haar programma ter goedkeuring moeten voorleggen aan de Opleidingscommissie Psychologie, waarbij de student een positief advies van de coördinator moet kunnen overleggen. Verplichte individuele onderdelen: Stage Ontwikkelingsprocessen (14 stp) Literatuurscriptie Ontwikkelingspsychologie (7 stp) Afstudeeronderzoek Ontwikkelingspsychologie (14 stp)
De specialisatie ‘Ontwikkelingsprocessen, variant Methodenleer en Statistiek’ De basisvariant Ontwikkelingsprocessen is interessant voor studenten die zich oriënteren op een profiel van onderzoeker op het terrein van de ontwikkelingspsychologie. Om deze oriëntatie vorm te geven kan gekozen worden voor de variant Methodenleer en Statistiek. De specialisatie Methodenleer en Statistiek bereidt voor op diverse functies in het wetenschappelijk en ontwikkelingspsychologisch onderzoek: AIO of (junior) onderzoeker bij instituten op het gebied van de ontwikkelingspsychologie of bij allerlei zelfstandig gevestigde onderzoeksbureaus. Met (een deel van) deze specialisatie in je afstudeerpakket heb je een streepje voor op anderen en vergroot je je kans op zo’n functie. Naast deze specialisatie Methodenleer en Statistiek is er ook de mogelijkheid om te kiezen voor een keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek. Zie voor een overzicht van de specialisatie en het keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek de paragraaf ‘Specialisatie en Keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek’ in hoofdstuk 3 van deze studiegids. De specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling’ Zoals u in de inleiding in dit deel van studiegids hebt kunnen lezen is er een overgangsspecialisatie gemaakt. In onderstaand schema ziet u hoe die overgangsspecialisatie er uit ziet. Het is de bedoeling dat u zorgt dat u alle onderdelen uit de specialisatie volgt: of in de doctoraal variant of in de bachelorvariant. Vervolgens moet u er voor zorgen dat u in totaal minimaal 3920 studiebelastingsuren in de specialisatiefase heeft. Wanneer u nog uren tekort komt kunt een extra cursus volgen in de vrije keuzeruimte of één van de individuele onderdelen uitbreiden. In deze specialisatie wordt vooral aandacht besteed aan de vraag hoe problematische ontwikkeling in vergelijking met normale ontwikkeling tot stand komt. Het ontstaan van (mal)adaptieve gedragspatronen wordt bestudeerd vanuit het perspectief van de individuele levensloop en vanuit de rol van socialiserende instanties (ontwikkelingspsychopathologie). Daarbij wordt ruim aandacht geschonken aan de psychologische consequenties van veranderingen in de verzorgingsarrangementen voor (ook zeer jonge) kinderen, de taakverdeling in het gezin en opvoedingspraktijken. Tevens worden cognitieve activiteiten, de ontwikkeling van cognitieve structuren en problemen daarin in verband gebracht met zowel het leeraanbod op school als die van de alledaagse ervaring in het primaire leefmilieu. Aandacht wordt besteed aan cultuurspecifieke ontwikkelingsdynamiek. Doel van dit alles is het vinden van mogelijkheden tot diagnose en interventie binnen het kader van onder meer structurele voorzieningen in de gezondheidszorg en de verzorgingsstructuur van het onderwijs. Daarbij sluit deze specialisatie aan bij een scala van werkterreinen waarin de hulpverlening aan kinderen centraal staat: instellingen voor ambulante en (semi)residentiële zorg, de kinder- en jeugdpsychiatrie, ziekenhuizen, instellingen voor zorg voor verstandelijk gehandicapten, eerstelijnspsychologie, instellingen voor hulpverlening binnen het justitiële apparaat, gezinsvoogdij en kinderbescherming, onderwijsbegeleidingsdiensten, het speciaal onderwijs. In de praktijk van de ontwikkelingspsycholoog in de hulpverlening aan kinderen staat de toepassing van algemene ontwikkelingspsychologische en specifiek de problematische ontwikkeling betreffende (werk)theorieën voorop. De training daarin vindt uiteindelijk voor een belangrijk deel plaats in de stage ‘Problematische Ontwikkeling’. Om stage te kunnen lopen is het nodig dat is voldaan aan de eisen van een drietal cursorische onderdelen naast een drietal cursussen uit het basisprogramma van de Hoofdrichting (zie ook Cumulatie-eisen). In deze onderdelen wordt aandacht besteed aan (werk)theorieën betreffende de problematische ontwikkeling, specifieke probleemgebieden en syndromen die bij kinderen voorkomen, de theoretische basis van de belangrijkste interventies c.q. behandelvormen en hun effectiviteit, de diagnostiek van problematische ontwikkeling (zowel in algemene, modelmatige zin als in specifieke, praktische zin) en basisvaardigheden zoals gespreksvoering en observatietechnieken. 55
Aan de eisen van de genoemde drie onderdelen moet ook voldaan zijn wil men als ontwikkelingspsycholoog in aanmerking komen voor de “Basisaantekening Psychodiagnostiek” van het NIP. Daarnaast dient voor dit certificaat de stage met zorg te worden gekozen en moet deze voldoende psychodiagnostische training omvatten. Tevens moet een drietal diagnostische casussen volgens nader omschreven richtlijnen worden beschreven. De specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling’ vormt een goede basis voor verdere postdoctorale vorming tot GZ-psycholoog (psycholoog in de gezondheidszorg) en kinder- en jeugdpsycholoog. Bij verdere opleiding (na die tot GZ-psycholoog) kan men zich verder specialiseren als klinisch psycholoog (met als specialisme kinderen en jeugdigen), hetgeen ook een (verdere) psychotherapeutische training impliceert. Opbouw van de specialisatie Doctoraalcursussen tot 2002-2003
Bachelorcursussen (en mastercursussen) vanaf 2003-2004
of
Specialisatie Problematische Ontwikkeling: Verplichte cursussen: Problematische ontwikkeling (7 stp) Diagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk (7 stp) Basisvaardigheden in de ontwikkelingspsychologische praktijk (7 stp) Verplichte individuele onderdelen: Stage Problematische ontwikkeling (14 stp) Literatuurscriptie Ontwikkelingspsychologie (7 stp) Afstudeeronderzoek Ontwikkelingspsychologie (14 stp)
Ontwikkelingspsychopathologie I (7,5 ECTS) EN Capita Selecta: Ontwikkelingspsychopathologie I (2,5 ECTS) Psychodiagnostiek in de Ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen (7,5 ECTS) EN Capita Selecta: Diagnostiek in de Ontwikkelingspsychologische praktijk (2,5 ECTS) Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Ontwikkelingspsychologie (7,5 ECTS)
De specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling, variant interculturele psychologie’ De specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling, variant interculturele psychologie’ richt zich op vragen over de cultuurspecifieke aspecten van de ontwikkeling. Landelijk behoort ongeveer 10% van de bevolking tot verschillende etnische groepen die worden aangeduid met de term ‘allochtoon’. De helft tot twee derde van de jonge kinderen in de grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht heeft ouders die niet in Nederland zijn geboren. Voor een goed begrip van eventuele problemen in de ontwikkeling is het belangrijk zicht te hebben op normen en standaarden voor ontwikkeling die zijn vastgesteld in een Europese of Noord-Amerikaanse culturele context. Er wordt ingegaan op culturele variaties in ontwikkeling en opvoeding, psychosociale problemen bij kinderen uit diverse culturen, speciale risico’s en stressfactoren die bij deze groepen een rol kunnen spelen, met name bij vluchtelingenkinderen, en de problematiek van onderwijsachterstanden en (gezins)interventies. Zie voor een overzicht van de specialisatie Interculturele Psychologie de paragraaf ‘Interculturele Psychologie’, zie hoofdstuk 3 van deze studiegids. C. Praktische informatie voor de specialisaties Ontwikkelingspsychologie Cumulatie-eisen/aanbevelingen De vier basisonderdelen van het hoofdrichtingsprogramma kennen geen specifieke ingangseisen (d.w.z. andere dan de algemene voorwaarden die al gelden om te mogen doorstromen naar een hoofdrichtingsprogramma); wel wordt de inhoud van het propedeuse-onderdeel “Inleiding en verdieping in de psychologie 3: Ontwikkelingspsychologie” bekend verondersteld. De vier onderdelen kunnen onafhankelijk van elkaar worden gevolgd. Om aan de individuele onderdelen te kunnen beginnen moeten in elk geval drie van de vier basisonderdelen van het hoofdrichtingsprogramma zijn afgerond. Voor de stage “Problematische Ontwikkeling” geldt, dat deze nog aanvullende kennis en vaardigheden veronderstelt. Behalve de drie al genoemde onderdelen moeten ook de voor de specialisatie verplichte onderdelen zijn afgerond. Voor de onderdelen “Psychodiagnostiek in de Ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen” en “Capita Selecta: Diagnostiek in de Ontwikkelingspsychologische praktijk” geldt dat de inhoud van het onderdeel “Psychologische diagnostiek en Testtheorie” uit de basisfase (D1) bekend verondersteld wordt. Voor het onderdeel “M&S3: context ontwikkelingspsychologie” geldt dat de methodologie en statistiek zoals deze in de basisfase is aangeboden bekend wordt verondersteld.
56
Semesterindeling 2003-2004 voor doctoraalstudenten D2/3
A
B
Semester 1
Semester 2
Blok 1
Blok 2
Blok 1
Blok 2
Ontwikkelingspsychopathologie I
Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen
M&S 3: Context Ontwikkelingspsychologie
Cognitieve Ontwikkeling
Vrije ruimte III of Ontwikkeling in Intercultureel perspectief
Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Ontwikkelingspsychologie
Vrije ruimte I of Capita Selecta OWP
(of capita selecta persoonsontwikkeling)
Vrije ruimte II (capita selecta
ontwikkelingspsychopathologie en diagnostiek)
57
Hoofdrichting Psychonomie: Menselijke Functies Specialisatie Biologische en Neuropsychologie Specialisatie Cognitieve en Toegepaste Psychologie Capaciteitsgroep: Coördinator:
Code: SOV010102 Code: SOV010103
Psychonomie dr. H. Kunst, tel.nr. 2533418/2534281 (secr.)
A. Inhoudelijke informatie Doel De studenten maken zich de basis van de psychonomie eigen. De psychonomie onderzoekt de verschillende psychologische functies (zoals perceptie, geheugen, denken, taalverwerking en emotie), complexe vaardigheden (lezen, vioolspelen, autorijden) en de processen die aan die functies en vaardigheden ten grondslag liggen. Het is binnen de hoofdrichting Psychonomie: Menselijke Functies zowel mogelijk af te studeren met een accent op het fundamentele onderzoek als met een accent op toepassingen in de samenleving. In beide specialisaties zijn deze aspecten vertegenwoordigd. Daarbij is het goed te beseffen dat het verschil tussen fundamenteel en toegepast onderzoek gradueel is. Uit fundamenteel onderzoek komen vaak oplossingen voort voor praktische problemen. Daarnaast moeten mensen die in de praktijk werken in staat zijn om fundamenteel onderzoek te volgen (lezen en beoordelen). Bij het toepassen in de praktijk worden vaak resultaten geboekt die weer van fundamentele betekenis zijn. Het is dus een mooie wisselwerking. Wij proberen dan ook al onze studenten naast een grondige kennis van de experimentele psychologie zo veel mogelijk vaardigheden mee te geven in het verrichten, interpreteren en toepassen van psychonomisch onderzoek. Inhoud Binnen de wetenschappelijke psychologie en in het bijzonder de psychonomie bestaan momenteel twee dominerende benaderingswijzen. De eerste is de biopsychologische benaderingswijze, waarin getracht wordt na te gaan welke biologische (in het bijzonder sensorische, neuronale en hormonale) structuren en processen ten grondslag liggen aan psychologische verschijnselen. Ook worden vanuit die benadering de biologische consequenties van psychologisch relevante gebeurtenissen onderzocht. De betekenis van de biopsychologie en de neuropsychologie neemt toe dankzij de spectaculaire vooruitgang in het fundamenteel hersenonderzoek, de toegenomen mogelijkheden om hersenen en hersenprocessen af te beelden en te beïnvloeden (EEG’s, PET- en MRI-scans, TMS) en de ontwikkeling van psychofarmaca waarmee transmittersystemen selectief kunnen worden beïnvloed. De tweede benaderingswijze is de cognitief psychologische, waarin de mens wordt opgevat als informatieverwerker. Onderzocht wordt hoe informatie uit de omgeving wordt verkregen, hoe die intern wordt gerepresenteerd en gemanipuleerd, hoe snel of traag de diverse processen verlopen, in hoeverre ze automatisch verlopen dan wel bewust worden gestuurd, aan welke tijds- en capaciteitsbeperkingen ze onderhevig zijn enz.. De cognitieve psychologie en de biopsychologie zijn overigens niet strikt te scheiden en men zal er in het algemeen niet omheen kunnen zowel aan biologische als aan informationele aspecten van psychologische functies aandacht te besteden. Waarneming, taal en geheugen bieden daarvan talrijke voorbeelden. Een bijzonder geval vormen de emoties, waarbij sprake is van uiterst gecompliceerde wisselwerkingen tussen cognitieve en biologische processen. In het algemene gedeelte van het hoofdrichtingsprogramma wordt een stevige gemeenschappelijke psychonomische basis gelegd voor de specialisaties. In dit deel wordt de kennis omtrent het menselijke cognitieve functioneren behandeld. Het gaat hier om vragen als: “hoe werkt het geheugen?”, “welke verschillende processen zijn betrokken bij het lezen?”, “hoe worden wij bewust van iets?” en “hoe ontstaan emoties?”. Tevens wordt de bouw en werking van het centrale zenuwstelsel uitgelegd. Naast inhoudelijke kennis wordt in het algemene gedeelte uitgebreid aandacht besteed aan het verwerven van onderzoekstechnische vaardigheden (experimenteren met behulp van de computer, registratie van fysiologische reacties, statistische methoden enz.).
58
Specialisatie Biologische en Neuropsychologie De Biologische Psychologie en de Neuropsychologie onderzoeken de relaties tussen hersenen en gedrag. Het gaat hier om verschillende psychologische functies, zoals perceptie, geheugen, denken, taalverwerking, aandacht, motivatie en emotie, hoe deze functies door de hersenen worden uitgevoerd, wat de gevolgen zijn van beschadigingen aan de hersenen en hoe stoornissen gediagnostiseerd en behandeld kunnen worden. Dergelijke stoornissen kunnen onder andere ontstaan na een ongeval, een beroerte, overmatig alcoholgebruik of degeneratie in de hersenen (bijvoorbeeld bij de ziekte van Alzheimer). De aandacht voor neuropsychologische problematiek neemt toe als gevolg van de verbeterde medische zorg, waardoor veel patiënten die vroeger overleden zouden zijn tegenwoordig overleven, zij het met min of meer ernstige handicaps. Ook zorgt de algemene vergrijzing van de bevolking voor een sterke groei van de neuropsychologische problematiek. In deze specialisatie gaat het ook om vragen als de volgende: wat doen farmaca precies in de hersenen en hoe leidt dit tot veranderingen in het gedrag? Hoe komen bewegingen tot stand? Waarom zijn sommige kinderen hyperactief en andere niet tot activiteit te bewegen? Waarom valt de een als een blok in slaap en lijdt een ander aan slapeloosheid? Welke grenzen stellen lichamelijke factoren aan de psychologische ontwikkeling in een ‘vrouwelijke’ of ‘mannelijke’ richting? Kunnen emoties mensen ziek maken? Het is pas recent duidelijk geworden dat het gros van de psychologische problemen die in de praktijk voorkomen (bijvoorbeeld depressies, burn-out) een duidelijke biologische achtergrond heeft en dat een coherente aanpak van deze problematiek dus ook een biologisch-neuropsychologische benadering vergt. Binnen deze specialisatie kan men zich op het bio- en neuropsychologisch onderzoek richten, maar ook op de klinische praktijk. Er wordt onderwijs aangeboden in neuropsychologische diagnostiek en diagnostische vaardigheden. Het is mogelijk door middel van aanvullende onderdelen in de vrije ruimte de NIP-aantekening diagnostiek te behalen en te voldoen aan de instroomeisen voor de postdoctorale opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog. Specialisatie Cognitieve en Toegepaste Psychologie De cognitieve psychologie richt zich op een groot scala van psychologische functies waaronder bewustzijn, aandacht, emoties, waarneming, geheugen, kennisrepresentatie, taal en redeneren. Deze lijst is verre van compleet. De onderwerpen van de cognitieve psychologie worden in deze specialisatie vanuit diverse gezichtspunten benaderd. De nadruk ligt momenteel op de experimentele psychologie en dan met name de functioneel psychologische zijde. Deze specialisatie richt zich vooral op het functioneren van de gezonde mens. Daarnaast is het goed te beseffen dat de psychologie zich als jonge wetenschap kenmerkt door een groot aantal goed en minder goed doordachte theorieën en modellen. Soms wordt wel eens gezegd dat er net zoveel theorieën als psychologen zijn. Een goede functieleer-psycholoog heeft inzicht in hoe bepaalde theorieën en modellen toetsbaar zijn, welke vragen belangrijk zijn en hoe de potentiële antwoorden iets zeggen over het functioneren van onze hersenen en de mens in de natuurlijke omgeving. Zeker nu de cognitieve psychologie meer en meer een onderdeel wordt van de cognitieve (neuro)wetenschappen, waarbij zich een integratie van ideeën en technieken uit traditioneel verschillende disciplines voltrekt, is het zaak dat er goed gekeken wordt naar de theoretische en modelmatige achtergrond. Dit is één van de mogelijkheden binnen deze specialisatie. Eén van de belangrijkere toepassingsgebieden van de cognitieve psychologie is de cognitieve ergonomie. Het vak ergonomie is gericht op de relatie tussen mens, middel (bijv. een voorwerp of apparaat), informatie en organisatie. De ergonomie tracht op basis van kennis omtrent de anatomische, fysiologische en psychologische kenmerken van de mens producten, technische systemen, taken en functies zodanig te ontwerpen dat (1) de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de mens gewaarborgd is en (2) doelmatig functioneren wordt bevorderd. De term ergonomie kennen veel mensen uit de reclame: denk maar eens aan een user-friendly computer of een automobiel met een ergonomisch ontworpen navigatiesysteem. Deze toepassingsgerichte specialisatie heeft een nog bredere uitstraling. Denk aan het ontwerpen van opvallende reclamespots en het onthouden van productnamen, maar ook aan verantwoorde designs voor websites. In de cognitieve ergonomie wordt basiskennis van perceptuele vermogens, aandacht, geheugen en denkprocessen gebruikt om o.a. voorwerpen en producten te ontwerpen, trainingsprogramma’s te ontwikkelen, websites en computersoftware te programmeren en werkomgevingen in te richten die het leven in het algemeen en het werk in het bijzonder veiliger, makkelijker en minder lastig maken. Het belang van de ergonomie wordt al te vaak bewezen door ongelukken die iets te maken hadden met “menselijke fouten”. Het onderzoeken van ongelukken - ook een taak van de ergonoom - laat zien dat er vaak iets mis is gegaan tijdens het ontwerpproces waarbij menselijke vermogens niet afdoende begrepen of in kaart gebracht waren. 59
Ook al is de toepassing van kennis een belangrijk aspect van de ergonomie, er bestaan ook theorieën en methoden die binnen de ergonomie zelf ontwikkeld zijn. Dergelijke technieken zoals taakanalyse en het meten van mentale belasting worden ook gebruikt om fundamentele theorieën te ontwikkelen en te testen. Ook hier is er dus vrij veel verkeer tussen fundamenteel en toegepast onderzoek. Eindtermen De student moet na het volgen van deze hoofdrichting in staat zijn op het gekozen specialisatieterrein onderzoek op te zetten en uit te voeren. De student heeft ook geen problemen met het zelfstandig volgen van de wetenschappelijke ontwikkelingen binnen de kernvakken. Ook wordt de student geacht zodanig opgeleid te zijn dat hij/zij zich in aanpalende terreinen zal kunnen inwerken. Dit betekent dat de student in staat is artikelen en verslagen kritisch te lezen en te evalueren. Daarnaast zijn de beheersing van methoden en technieken van experimenteel onderzoek een onderdeel van de ‘student’s baggage’. Voor studenten Biologische en Neuropsychologie die een neuropsychologische nadruk in hun programma hebben geldt dat ze in interdisciplinair verband (w.o. psychiaters, revalidatieartsen en revalidatiepsychologen, klinisch psychologen etc.) een bijdrage kunnen leveren aan de gedetailleerde diagnostiek en wetenschappelijk gefundeerde behandeling van cognitieve functiestoornissen. Van studenten Cognitieve en Toegepaste Psychologie, die kiezen voor een ergonomische nadruk, wordt verwacht dat zij in staat zijn zelfstandig over ergonomische problemen te adviseren en in interdisciplinaire teams (technici, informatici, bedrijfskundigen) kunnen bijdragen aan de oplossing van zulke problemen. Ook het adviseren over sensorische aspecten van de marketingcommunicatie is geen probleem voor de afgestudeerden. Uiteraard is het een vereiste dat alle afgestudeerden beschikken over goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden voor verschillende soorten publiek. Beroepsmogelijkheden/arbeidsmarkt De beroepsperspectieven van psychonomen zijn zonder meer goed. Hun werkterreinen zijn divers en zullen later per specialisatierichting enigszins worden besproken. Voor veel werkgevers geldt het gevolgd hebben van een onderzoeksopleiding - en dat houdt deze hoofdrichting in, ongeacht de te volgen specialisatie - als een indicatie voor de mate waarin men in staat is zich in complexe materie in te werken, lastige problemen tot oplosbare proporties terug te brengen en zich daarover snel en begrijpelijk uit te drukken. Psychonomen vinden dan ook werk op heel andere plaatsen dan die waarop de diverse specialisatierichtingen in de eerste plaats zijn gericht. Ook voor psychonomen geldt, dat de relatie tussen de gevolgde specialisatie en de latere werkkring allerminst één op één is. Maar een sterk op onderzoek georiënteerde opleiding biedt naast de voor de hand liggende geschiktheid voor het vak van onderzoeker in de fundamentele of toegepaste sfeer ook training in het kritisch analyseren van moeilijke problemen en het vasthoudend zoeken naar oplossingen. Dit zijn vaardigheden die op zeer uiteenlopende plaatsen hoog staan aangeschreven. Men komt psychonomen dan ook in een grote variëteit van werkkringen tegen. Niettemin heeft elke specialisatie meer specifieke beroepsprofielen op het oog: De specialisatie Biologische en Neuropsychologie leidt op tot: − onderzoeksfuncties op het gebied van de biologische grondslagen van het psychologisch functioneren en de neuropsychologie. Veel researchfuncties op dit terrein zijn verbonden aan instellingen die werkzaam zijn op het terrein van de gezondheidszorg, variërend van psychiatrische ziekenhuizen tot de farmaceutische industrie. − de functie van neuropsycholoog (NIP-diagnosticus) in ziekenhuizen, psychiatrische klinieken en instellingen voor revalidatie en bejaardenzorg. De specialisatie Cognitieve en Toegepaste Psychologie leidt op tot: − onderzoeker op vele terreinen van de cognitieve psychologie en de waarnemingspsychologie. Afgestudeerden kunnen zowel in de fundamentele als de toegepaste sfeer (voedsel- en cosmetica-industrie, optische en elektrotechnische industrie, onderwijsresearch, gezondheidszorg, de ICT en adverteren en marketingcommunicatie) terecht. Met een ergonomische invulling van deze specialisatie zijn er vooral mogelijkheden als: − onderzoeker of adviseur op het gebied van de aanpassing van technische hulpmiddelen, gebruiksvoorwerpen en de omgeving aan de cognitieve en perceptuele mogelijkheden van mensen. Men vindt cognitief ergonomen onder meer bij de spoorwegen, de telecommunicatiebedrijven, bij luchthavens, op ontwerpbureaus en afdelingen voor de productontwikkeling in de industrie, bij softwarebedrijven, in de vliegtuig- en auto-industrie, in bedrijven voor consumentenelektronica en in researchinstellingen ten behoeve van het onderwijs, bij consumentenorganisaties, TNO, in de ruimtevaart, adviesbureaus (zoals ARBO), bij rechtbanken, enz.. − afgestudeerden met een meer theoretische belangstelling zijn ook werkzaam als publicist, bij uitgeverijen of bij tijdschriften. 60
B. Opbouw van hoofdrichting en specialisaties Zoals u in de inleiding in dit deel van studiegids hebt kunnen lezen is er een overgangsspecialisatie gemaakt. In onderstaand schema ziet u hoe die overgangsspecialisatie er uit ziet. Het is de bedoeling dat u zorgt dat u alle onderdelen uit de specialisatie volgt: of in de doctoraal variant of in de bachelorvariant. Vervolgens moet u er voor zorgen dat u in totaal minimaal 3920 studiebelastingsuren in de specialisatiefase heeft. Wanneer u nog uren tekort komt kunt een extra cursus volgen in de vrije keuzeruimte of één van de individuele onderdelen uitbreiden. Doctoraalcursussen tot 2002-2003
Bachelorcursussen (en mastercursussen) vanaf 2003-2004
of
Verplichte cursussen Brein en perceptie (7 stp) Geheugen en taal (7 stp) Experimenteren en registreren (7 stp) Methoden van onderzoek, in het bijzonder de multivariate variantie-analyse (7 stp) Keuzepracticum Psychonomie (7 stp)
Perceptie en actie (7,5 ECTS) Geheugen en taal (7,5 ECTS) Experimenteren en registreren (7,5 ECTS) M&S 3: Context Psychonomie (7,5 ECTS) Practicum toegepaste cognitieve psychologie (7,5 ECTS) OF Neuropsychologische diagnostiek en revalidatie (7,5 ECTS)
Specialisatie Biologische en Neuropsychologie: Keuze van 1 uit: Neuropsychologie (7 stp) Biopsychologie : stress en farmaca (7 stp) Keuze van 1 uit: Cognitieve neurowetenschappen (7 stp) Cognitive neuroscience of emotions (7 stp) De hierboven niet gekozen cursus (7 stp) Specialisatie Cognitieve en Toegepaste psychologie: Keuze van 1 uit: Communiceren over communicatie (7 stp) Cognitieve ergonomie (7 stp)
Klinische neuropsychologie (7,5 ECTS) Gedrag en farmaca (7,5 ECTS) Cognitieve neurowetenschappen (7,5 ECTS) The neurobiology of emotion (7,5 ECTS) De hierboven niet gekozen cursus (7,5 ECTS) Vervalt Toegepaste cognitieve psychologie (7,5 ECTS) EN Toegepaste cognitieve psychologie II (7,5 ECTS) (Mastercursus)
Keuze van 1 uit: Expertise (4 stp) Vervalt Cognitive neuroscience of emotion (7 stp) The neurobiology of emotion (7,5 ECTS) Cognitieve neurowetenschappen (7 stp) Cognitieve neurowetenschappen 7,5 ECTS De hierboven niet gekozen cursus (7 stp) De hierboven niet gekozen cursus (7,5 ECTS) Verplichte individuele onderdelen: Afstudeeronderzoek psychonomie (16 stp) Capita selecta psychonomie (3 stp) Literatuurscriptie psychonomie (4 stp) Stage (stage Biologische en Neuropsychologie of stage Cognitieve en Toegepaste Psychologie, afhankelijk van de gekozen specialisatie) (12 stp)
Toelichting bij de cursussen De basiscursussen “Brein en Perceptie” (of “Perceptie en actie”) en “Geheugen en Taal” zijn opgezet vanuit de overtuiging dat elke psychonomiestudent met zowel de biopsychologische als de cognitief psychologische benadering vertrouwd moet zijn. Met de invulling van deze cursussen is rekening gehouden met: 1. de onmogelijkheid om in beperkte tijd álle biopsychologische en cognitief psychologische onderwerpen voldoende diepgaand te behandelen, 2. wat men al heeft opgestoken in propedeuse en D1 en 3. onderzoeksinteresses binnen de capaciteitsgroep. Tot de basiscursussen behoort voorts het practicum “Experimenteren en Registreren”. In dit practicum wordt getraind in het opzetten van computergestuurde experimenten en het verrichten van enige veelgebruikte psychofysiologische meet- en registratiemethoden. In het keuzepracticum worden vaardigheden verworven die men op het terrein van een specialisatie nodig heeft.
61
Toelichting bij de individuele onderdelen Stages kunnen zowel intern als extern worden gevolgd. Een interne stage houdt in dat men meedraait in één van de onderzoeksprojecten binnen de capaciteitsgroep Psychonomie en over de verrichte werkzaamheden een (onderzoeks)verslag schrijft. Het onderzoek moet naar het oordeel van de specialisatiecoördinator in voldoende mate aansluiten bij de inhoud van de gekozen specialisatie. Vergelijkbare onderzoeksstages kunnen ook extern gevolgd worden bij instellingen waar onderzoek wordt verricht, waaronder TNO-Technische Menskunde (Cognitieve en Toegepaste Psychologie) of het UMC (Biologische en Neuropsychologie). Daarnaast zijn er praktijkstages. Deze houden in het als ‘leerling’ verrichten van werkzaamheden die tot de normale psychologische praktijk behoren binnen het werkterrein waarop de gekozen specialisatie zich richt. Dat zou bijvoorbeeld kunnen inhouden het verrichten van neuropsychologische diagnostiek in een ziekenhuis, revalidatiecentrum of psychiatrische kliniek (Biologische en Neuropsychologie) of het verrichten van advies- of speurwerk voor een bedrijf (Cognitieve Ergonomie). Ook over dergelijke werkzaamheden dient een verslag te worden geschreven. Afstudeeronderzoeken, literatuurscripties en capita selecta kunnen op alle terreinen van de expertise van medewerkers van de capaciteitsgroep Psychonomie worden gevolgd. Voor meer informatie over de mogelijkheden neemt men contact op met de SLAC-coördinator, dr. Harald Kunst. Raadpleeg ook het SLAC-boek, te vinden op onze website: www.fss.uu.nl/psn Toelichting bij de vrije keuzeruimte Voor het invullen van de vrije ruimte bestaan diverse mogelijkheden. Men kan daarvoor bijvoorbeeld de specialisatiecursussen van de andere specialisaties kiezen. Wil je je bijvoorbeeld profileren als onderzoeker, dan zouden cursussen uit de Specialisatie Methodenleer en Statistiek in de Psychologie gevolgd kunnen worden. Een goede keuze is dan “Introduction to theory construction and statistical modeling” en “Theory construction and statistical modeling for advanced students” aangevuld met een of meerdere van “Meta-analysis and qualitative research” of “Item response theory and multi-level analysis”. De specialisatie Methodenleer en Statistiek bereidt voor op diverse functies in het wetenschappelijk en toegepast psychologisch onderzoek: AIO of (junior) onderzoeker bij instituten op het gebied van de psychologie of bij allerlei zelfstandig gevestigde onderzoeksbureaus. Met (een deel van) deze specialisatie in je afstudeerpakket heb je een streepje voor op anderen en vergroot je je kans op zo’n functie. Zie voor een overzicht van de specialisatie en het keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek de paragraaf ‘Specialisatie en Keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek’ op pagina ?? van deze studiegids. Voorts is het voor studenten Neuropsychologie een aantrekkelijke optie de cursus ‘Communicatievaardigheden in beroepssituaties en counseling: KP & GP’ te volgen in het kader van het behalen van de NIP-aantekening Diagnostiek; de cursus ‘Psychodiagnostiek in de Klinische en Gezondheidspsychologie’ wordt daarnaast aanbevolen. Wanneer de stageverlenende instantie alleen langdurige stages aanbiedt, kan in overleg met de specialisatiecoördinator de vrije ruimte gebruikt worden voor het uitbreiden van een klinische stage. Aantrekkelijke mogelijkheden zijn voorts de volgende cursussen: − Grondslagen van de klinische psychologie en de gezondheidspsychologie (voor aanstaande neuropsychologen) − Organisatiepsychologie (voor hen die als toegepast psycholoog in het bedrijfsleven willen gaan werken) C. Praktische informatie Cumulatie-eisen/aanbevelingen De student moet de propedeuse afgesloten hebben. Het verdient zeer sterke aanbeveling dat men het D1-programma afgerond heeft. Voor de stage is tenminste het succesvol afronden van één specialisatie-specifieke cursus gewenst, voor het afstudeeronderzoek tenminste het vak “Methoden van onderzoek, in het bijzonder de multivariate variantie-analyse” of “M&S3: context psychonomie”. Verder kunnen er per stage of afstudeeronderzoek extra eisen worden gesteld.
62
Semesterindeling 2003-2004 voor doctoraalstudenten D2/3
A
Semester 1 Blok 1
Experimenteren en registreren
Semester 2 Blok 2
Blok 1
Cognitieve neurowetenschappen
Perceptie en Actie
Gedrag en farmaca
B
Geheugen en taal
Klinische neuropsychologie
M&S3: Context Psychonomie
Toegepaste cognitieve psychologie
Blok 2 Neuropsychologische diagnostiek en revalidatie Practicum toegepaste cognitieve psychologie The neurobiology of emotion Toegepaste Cognitieve Psychologie II
Studiebegeleiding Studiebegeleiding vindt in principe plaats op verzoek van de student. Men kan terecht bij de hoofdrichtingscoördinator of de specialisatiecoördinator. Voor overleg over de individuele onderdelen dient men in eerste instantie contact op te nemen met de specialisatiecoördinator. De capaciteitsgroep heeft een volgsysteem, waarin de studievoortgang van de studenten wordt bijgehouden. Bij ernstige vertraging zal met de student contact worden opgenomen. Hoofdrichtings- en specialisatiecoördinatoren Hoofdrichtingscoördinator: dr. H. Kunst, tel.nr. 2533418, spreekuur: maandag van 10.00 tot 12.00 uur Specialisatiecoördinatoren: Biologische en Neuropsychologie: dr. J. van der Gugten mevr. dr. A. van Loon-Vervoorn Cognitieve en Toegepaste Psychologie: prof. dr. F. Verstraten mevr. dr. I. Verstijnen Secretariaat capaciteitsgroep Psychonomie: Willem C. van Unnikgebouw, kamer 17.18, tel.: 030-2534281 Bezoek ook onze website: www.fss.uu.nl/psn/
63
Hoofdrichting Sociale en Organisatiepsychologie Specialisatie Sociale Psychologie variant interculturele psychologie Specialisatie Organisatiepsychologie Specialisatie Sociale en Organisatiepsychologie, variant Methodenleer en Statistiek Capaciteitsgroep: Coördinator Sociale psychologie: Coördinator Organisatiepsychologie:
Code: SOV010502 Code: SOV020503 Code: SOV010501 Code: SOV020502
Sociale en Organisatiepsychologie dr. John de Wit (tel.nr. 253 9189/253 4794) spreekuur: dinsdag 11.00-12.30 en op afspraak dr. Bart Kuijpers (tel.nr. 253 4823/253 4794) spreekuur: dagelijks op afspraak 10.00-11.00 uur (via secretariaat)
A. Inhoudelijke informatie Doel Studenten maken zich theoretische en methodologische kennis van de sociale en organisatiepsychologie eigen, zodanig dat zij over goede inhoudelijke kennis en praktische vaardigheden beschikken om in een breed spectrum van functies (bijv. onderzoeker, docent, adviseur, trainer, loopbaanbegeleider) werkzaam te zijn. Studenten maken verder kennis met belangrijke inhoudelijke en praktische toepassingen van de sociale psychologie op het gebied van sociale relaties en sociale beïnvloeding en van de organisatiepsychologie op het gebied van personeelspsychologie en training/advies. Inhoud Typerend voor de 'Utrechtse' benadering van de Sociale psychologie en de Organisatiepsychologie is de wederzijdse vervlochtenheid, die aanleiding geeft voor een gemeenschappelijke basis in het studieprogramma. Anderzijds zijn Sociale psychologie en Organisatiepsychologie ook als aparte domeinen te beschrijven. Gekozen is daarom voor twee specialisaties: Sociale Psychologie en Organisatiepsychologie (en voorts een specialisatie Methodenleer en statistiek in de psychologie die aansluit bij de gemeenschappelijke basis in de hoofdrichting). De toenemende aandacht voor vraagstukken op het terrein van de Interculturele psychologie en het belang hiervan binnen de Sociale psychologie komt tot uiting in de variant Interculturele psychologie van de specialisatie Sociale psychologie. De Sociale Psychologie houdt zich, in brede zin, bezig met de wijze waarop mensen elkaars gedrag beïnvloeden en de psychologische processen die daar mee gemoeid zijn. Deze invloed van anderen kan zowel direct zijn, bijvoorbeeld in een daadwerkelijke interactie met een individu of een groep, maar kan ook meer indirect zijn, denk bijvoorbeeld aan de invloed van de media of sociale normen. Het alledaagse leven en daarin herkenbare fenomenen is daarbij uitgangspunt voor sociaalpsychologisch onderzoek en theorievorming. Het doel is denken, voelen en gedrag onder invloed van de feitelijke of veronderstelde aanwezigheid van anderen te leren begrijpen, voorspellen en mogelijk beïnvloeden. Meer concreet wil de sociale psychologie bijdragen leveren aan inzicht in maatschappelijk relevante vragen, zoals hoe wij tot een oordeel komen over onze sociale omgeving en hoe wij ons zelfbeeld en onze eigen sociale realiteit construeren. Ook inzicht in hoe mensen oorzaken zoeken voor eigen en andermans gedrag en welke invloed dat heeft op ons gedrag, over hoe we elkaar beïnvloeden en welke rol sociale verhoudingen daarin spelen behoren tot het veld van de sociale psychologie. Bovendien houdt de sociale psychologie zich bezig met vragen over hoe het komt dat we ons tot specifieke anderen aangetrokken voelen of juist agressief reageren en met vragen omtrent coöperatie en competitie, de invloed van groepen op individuen en omgekeerd, naar interacties tussen groepen, en over de rol van onze gevoelens en emoties daarbij. Een belangrijk veld in de sociale psychologie is verder de vraag hoe onze attituden ons gedrag sturen en hoe we gedrag kunnen veranderen door attituden te beïnvloeden, bijvoorbeeld via voorlichting en de media.
64
Theorievorming binnen de sociale psychologie vindt plaats op grond van empirisch onderzoek. Enerzijds is dat veld- en toegepast onderzoek, anderzijds wordt ook experimenteel en fundamenteel onderzoek gedaan. De scheidslijn tussen meer fundamenteel en meer toegepast onderzoek is niet altijd scherp aan te geven en loopt niet altijd parallel aan de indeling veld- en experimenteel onderzoek. Bovendien gaan theorievorming en toepassing vaak hand in hand. Fundamenteel en toegepast onderzoek kunnen elkaar ook aanvullen en inspireren. De variant Interculturele psychologie binnen de specialisatie Sociale psychologie richt zich op de relaties tussen culturele of etnische groeperingen. Er wordt ingegaan op de ontwikkeling van culturele identiteit, de - vaak stereotype - beelden die verschillende culturen van elkaar hebben en de spanningen of communicatieproblemen die tussen (leden van) verschillende groepen kunnen ontstaan. Zie voor een overzicht van de specialisatie Interculturele Psychologie de paragraaf ‘Interculturele Psychologie in hoofstuk 3 van deze studiegids. In de Organisatiepsychologie als academische en professionele discipline wordt psychologische kennis verworven en toegepast op het brede terrein van het functioneren en het welbevinden van individuen en groepen in organisaties. De organisatiepsychologie aan de UU onderscheidt zich door de sterke aandacht voor het begeleiden van individuen (personeelspsychologie) enerzijds en het begeleiden van groepen (training en groepsontwikkeling) en organisaties (organisatieontwikkeling en organisatieadvieswerk) anderzijds. In het aandachtsveld Personeelspsychologie staat het wel en wee van de mens in de organisatie centraal (het individuele niveau), ook wel aangeduid met de term ‘Human Resources Management' (optimaliseren van het functioneren van werknemers). Het gaat hier om de vraag hoe mensen (beter) tot hun recht kunnen komen en hoe organisatie en organisatieleden wederzijds wat aan elkaar kunnen hebben. Er komt daarbij een groot aantal vragen aan bod rond instroom van mensen in de organisatie (hoe krijgen we de juiste mens op de juiste plaats: werving, selectie & plaatsing), doorstroom (prestatie- en potentieelbeoordeling; motiveren en belonen; loopbaanplanning en -begeleiding; coaching en counseling; functie van training en opleiding) en uitstroom (outplacement, problemen van de oudere werknemer, uitdiensttreding en het vraagstuk van de employability). In het aandachtsveld Training/advies staat het sociaal functioneren van individuen, groepen en organisaties centraal en hoe dat functioneren verbeterd kan worden. Bij ‘Training’ kan het gaan om verbetering van communicatieve vaardigheden, vergroting van de assertiviteit, bewustwording van de eigen impulsen, etc. - in groepsverband. Het kan ook gaan om een bijdrage aan de oplossing van problemen van bestaande groepen, dan wel de verdere ontwikkeling van die groepen, in de context van veranderende eisen die aan het functioneren worden gesteld. De nadruk ligt voorts op hoe daarbij de organisatiepsycholoog als groepstrainer of -begeleider in professionele zin effectief kan optreden. Bij ‘Advies’ is men gericht op vraagstukken van veranderingsprocessen binnen de context van organisaties en de bijdragen van de organisatiepsycholoog die daarbij als interventionist optreedt: hoe moet deze zich opstellen, wat voor middelen (veranderingsstrategieën, methoden, procedures, technieken) staan hem/haar ter beschikking? Welke (diagnostische) inzichten in intra- en intergroepsen organisatieprocessen zijn hiervoor noodzakelijk? Het gemeenschappelijke gedeelte van bovengenoemde aandachtsgebieden Personeelspsychologie en Training/advies is zo samengesteld dat men een oriëntatie krijgt op beide genoemde gebieden. Dit vindt niet alleen op een uitsluitend abstracte manier plaats, maar ook aan de hand van de praktijk, die we voor een deel ook zelf creëren (rollenspellen, ervaringsgroepen e.d.): kennis en ervaring staan in voortdurende wisselwerking met elkaar. Deze methode van onderwijs duiden we aan met de term `ervaringsleren'. We gaan er namelijk vanuit dat, als je later als personeelspsycholoog mensen in een organisatie wilt kunnen helpen met hun problemen, als trainer een groep wilt kunnen begeleiden, of als organisatieadviseur een organisatieontwikkelingsproces op gang wilt kunnen brengen, je eerst ook enig inzicht moet verwerven in je eigen functioneren en over hoe je zelf met problemen en conflicten omgaat. Je bent immers als organisatiepsycholoog vooral je eigen instrument. In de specialisatie Methodenleer en Statistiek in de psychologie staat het verantwoord uitvoeren van psychologisch onderzoek centraal. Deze specialisatie richt zich geheel op onderzoekers die methodenleer en statistiek willen toepassen in hun eigen onderzoek. De consequentie van deze keuze is dat de aandacht voor: “hoe wordt één en ander berekend”, “hoe zit alles wiskundig in elkaar” en “wat zijn de formules”, in elk van de cursussen tot een minimum beperkt worden. Wij wijken daarmee beduidend af van meer traditionele benaderingen van methoden en technieken waar het met de hand uitrekenen en met formules werken doorgaans nogal nadrukkelijk aan de orde is. Naast deze specialisatie Methodenleer en Statistiek is er ook de mogelijkheid om te kiezen voor een keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek. 65
Zie voor een overzicht van de specialisatie en het keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek de paragraaf “Specialiatie en Keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek in hoofdstuk 3 van deel B van deze studiegids. Beroepsperspectieven Sociale Psychologie De specialisatie leidt niet specifiek op voor een bepaalde functie, maar de opleiding benadrukt methodologisch denken, waardoor sociaal-psychologen hebben geleerd om theoretische en maatschappelijke problemen te analyseren en zonodig te vertalen in onderzoek. Dit maakt sociaalpsychologen niet alleen geschikt voor onderzoeker, bijvoorbeeld aan de universiteit, een specifieke onderzoeksinstelling of een ministerie, maar ook voor vele andere functies, zoals docent psychologie aan instellingen voor hoger onderwijs, beleidsadviseur en voorlichter bij organisaties en overheidsinstellingen, methodoloog/statisticus en automatiseringsdeskundige, zoals informatieanalist. Organisatiepsychologie De kennis en vaardigheden opgedaan binnen dit domein bieden toegang tot een breed terrein aan beroepsmogelijkheden. Afgestudeerden vinden we in hoofdzaak terug in de volgende functies binnen het veld van de zakelijke dienstverlening: − Praktijkfuncties, met name organisatieadviseur, trainer, adviseur werving & selectie, HRMdeskundige, opleidingsdeskundige. Hierbij is men zelfstandig gevestigd of is medewerker bij een adviesbureau, trainingsbureau, selectiebureau of bij afdelingen Personeelszaken, Personeel & Organisatieafdelingen, afdelingen Training & Opleiding van overheidsdiensten of het bedrijfsleven. − Staf-, coördinatie- en beleidsfuncties bij afdelingen Personeelszaken, Personeel & Organisatieafdelingen, Training & Opleiding van overheidsdiensten en het bedrijfsleven. − Onderwijs- en onderzoeksfuncties binnen universiteiten, overheidsinstellingen en onderzoekbureaus. B. Opbouw van de hoofdrichting en specialisaties Zoals u in de inleiding in dit deel van studiegids hebt kunnen lezen is er een overgangsspecialisatie gemaakt. In onderstaand schema ziet u hoe die overgangsspecialisatie er uit ziet. Het is de bedoeling dat u zorgt dat u alle onderdelen uit de specialisatie volgt: of in de doctoraal variant of in de bachelorvariant. Vervolgens moet u er voor zorgen dat u in totaal minimaal 3920 studiebelastingsuren in de specialisatiefase heeft. Wanneer u nog uren tekort komt kunt een extra cursus volgen in de vrije keuzeruimte of één van de individuele onderdelen uitbreiden. De hoofdrichting Sociale en Organisatiepsychologie (in totaal 140 ECTS of 98 oude studiepunten) kent een drietal verplichte basiscursussen en één verplichte Methodencursus. Men specialiseert zich in eerste instantie in de Sociale psychologie dan wel in de Organisatiepsychologie door een drie- of viertal verplichte specialisatiecursussen te volgen. Uiteindelijk kan men zich in de vrije keuzeruimte middels keuzecursussen verder bekwamen in één van de drie specialisaties/aandachtsgebieden: Sociale psychologie, Personeelspsychologie of Training/advies. Doctoraalcursussen tot 2002-2003
Verplichte cursussen hoofdrichting Sociale cognities en attituden (7 stp) Organisatiepsychologie (7 stp) Toegepaste en theoretische groepsdynamica (7 stp) Methoden van onderzoek (SOP) (3,5 stp) Methoden van onderzoek: Overzicht multivariate analyse (variant SOP) (3,5 stp) Specialisatie Sociale Psychologie Verplichte cursussen: Interpersoonlijke relaties en gedrag (7 stp) Gezondheidsbevordering (7 stp) Mediapsychologie (7 stp)
Bachelorcursussen (en mastercursussen) vanaf 2003-2004
of
Sociale cognities (7,5 ECTS) Organisatiepsychologie (7,5 ECTS) Theoretische en toegepaste Groepsdynamica (7,5 ECTS) Vervalt (invullen met vrije keuze) M&S 3: context Sociale en Organisatiepsychologie (7,5 ECTS) Interpersoonlijke relaties en gedrag (7,5 ECTS) Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering (7,5 ECTS) Mediapsychologie (7,5 ECTS) (Wordt in 2003-2004 voor het laatst aangeboden)
Individuele onderdelen: Literatuurscriptie (7 stp) Stage / afstudeeronderzoek (28 stp)
66
Specialisatie Organisatiepsychologie Verplichte cursussen: Personeelspsychologie (7 stp) Macht, leiderschap en besluitvorming (7 stp) Conflicthantering en mediation (3,5 stp) Organisatieontwikkeling (3,5 stp) Individuele onderdelen: Literatuurscriptie (7 stp) Praktijk- of onderzoekstage (7 of 14 stp) Afstudeeronderzoek (14 of 21 stp) Keuzecursussen Keuzecursussen Sociale psychologie: Conflicthantering en mediation (3,5 stp) Organisatieontwikkeling (3,5 stp) Keuzecursussen Personeelspsychologie Psychologie van arbeid en gezondheid (7 stp) Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding (7 stp)
Keuzecursussen Training / advies Praktijk van interventies in groepen en organisaties (7 stp) Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding ( 7 stp)
Personeelspsychologie en HRM (7,5 ECTS) Macht, leiderschap en besluitvormingsprocessen (7,5 ECTS) Conflicthantering en Mediation (7,5 ECTS) Theorie van Organisatieontwikkeling (7,5 ECTS)
Conflicthantering en Mediation (7,5 ECTS) Theorie van Organisatieontwikkeling (7,5 ECTS) Psychologie van Arbeid en Gezondheid (7,5 ECTS) Mastercursus Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Sociale en Organisatiepsychologie (7,5 ECTS) EN Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding (7,5 ECTS) (Mastercursus) Praktijk van interventies in groepen (7,5 ECTS) (Mastercursus) EN Praktijk van interventies in organisaties (7,5 ECTS) (Mastercursus) Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Sociale en Organisatiepsychologie (7,5 ECTS) EN Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding (7,5 ECTS) (Mastercursus)
Toelichting bij de cursussen De basiscursussen In Sociale cognities komen de cognitieve processen aan de orde die mensen gebruiken om zichzelf en de wereld om hen heen te begrijpen en wordt ingegaan op de belangrijkste sociaal-psychologische theorieën om deze processen te verklaren. Ook worden theorieën besproken op het gebied van de relatie tussen cognities en gedrag. Tevens wordt aandacht besteed aan theorie en onderzoek met betrekking tot de verandering van cognities en gedrag door middel van overtuiging en via leerprocessen. In de cursus Organisatiepsychologie wordt een overzicht geboden van de belangrijkste thema's binnen de organisatiepsychologie, waarbij samenwerking door de mensen-in-de-organisatie centraal staat. In deze cursus krijgt de student ook een eerste kennismaking met ervaringsleren. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste organisatietheorieën, waarbij de organisatie als eenheid van analyse centraal staat, en waarin vooral de relaties met de omgeving van de organisatie in beschouwing worden genomen. In Theoretische en toegepaste groepsdynamica komen zowel theorieën aan de orde die verschijnselen als competitie en samenwerking tussen groepen, als theorieën die vijandigheid en agressie binnen groepen verklaren. Tevens zullen aan de orde komen de mogelijke implicaties van deze theorieën voor de effectiviteit van de samenwerking en de interactie binnen en tussen taakgroepen in organisaties. De cursus biedt tevens een intensieve kennismaking met het analyseren van groeps(ontwikkelings)processen en de eigen rol daarin. In M&S3: context sociale en organisatiepsychologie wordt een overzicht gegeven van multivariate analysemethoden die in sociaal-psychologisch en organisatiepsychologisch onderzoek het meest gebruikt worden. Dit wordt gedaan met behulp van de onderzoeksgegevens die door onderzoekers uit de capaciteitsgroep zelf zijn vergaard.
67
De specialisatiecursussen Sociale Psychologie In Interpersoonlijke relaties en gedrag worden verschillende soorten relaties, zoals vriendschap en intieme relaties, formele relaties en vijandige relaties, behandeld, en de invloed van sociale en culturele contexten daarop. Bijvoorbeeld wat de rol is van normen in interpersoonlijke relaties en gedrag. De vraag hoe relaties worden geïnitieerd en onderhouden wordt primair beantwoord vanuit sociaal-psychologisch perspectief, zoals zelfperceptie, persoonsperceptie, sociale uitwisseling, nonverbaal gedrag en emotie, maar daarnaast ook kort vanuit ontwikkelings-, psychodynamisch en biologisch perspectief. In Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering wordt de student vertrouwd gemaakt met de belangrijkste verklaringsmodellen m.b.t. de determinanten van gezondheidsgedrag. Daarnaast wordt aandacht besteed aan strategieën ter bevordering van gezond gedrag en het voorkomen van ongezond gedrag. Bovendien zal ingegaan worden op de implementatie en evaluatie van interventies gericht op gezondheidsbevordering. In Mediapsychologie wordt een inleiding gegeven in de belangrijkste theorieën en methoden op het gebied van de mediapsychologie. Focus ligt op de psychologische en sociale processen die optreden bij media selectie, media gebruik en de effecten daarvan. Onderwerpen die behandeld worden zijn: nieuws en wetenschap in de media, geweld in de media, media educatie, en media genres zoals sportverslaggeving en amusementsprogramma's. Organisatiepsychologie In Personeelspsychologie en HRM wordt de student vertrouwd gemaakt met een aantal onderwerpen uit de personeelspsychologie, zoals keuzeprocessen van individu en organisatie, kwalificaties en geschiktheid, methoden van werving en selectie, prestatie en beloning en dergelijke. Tevens wordt er in groepen praktisch geoefend met procedures, instrumenten, protocollen en dergelijke. In Macht, leiderschap en besluitvorming worden sociaal-psychologische en organisatiepsychologische theorieën over macht en leiderschap behandeld en toegespitst op het vraagstuk van de sturing van organisatieprocessen, organisatieverandering en cultuurverandering. In Conflicthantering en mediation wordt een aantal technieken en theorieën ten aanzien van het hanteren van conflicten uitgewerkt en `ingeoefend'. Doel is het vergroten van kennis en vaardigheden op het gebied van het hanteren van conflicten, het interveniëren in conflicten en in het bijzonder Mediation. In Theorie van Organisatieontwikkeling wordt een overzicht gegeven van een aantal theorieën voor gerichte organisatieverandering (organisatieontwikkeling). Verder wordt een aantal strategieën en methoden van gericht ingrijpen in organisaties gepresenteerd. Aansluiting op verdere opleidingen en registraties Sociale psychologie Diegenen die in aanmerking willen komen voor de aantekening sociaal-psychologisch onderzoeker dienen in de keuzeruimte 20 ECTS op het gebied van methoden van onderzoek te besteden. Dit bereidt voor op een AIO-aanstelling of onderzoekscarrière elders. Overleg met de coördinator Sociale psychologie (dr. John de Wit) is raadzaam. Organisatiepsychologie Beide aandachtsgebieden binnen de Organisatiepsychologie geven aansluiting op registraties en post-doctorale opleidingen. De personeelspsychologie vormt een goede voorbereiding op de verdere opleiding tot Arbeid- en Gezondheidspsycholoog en vervolgens registratie als zodanig; verder op de registratie Beroepskeuze en Loopbaanpsycholoog. In beide gevallen is het verstandig bij keuzevakken en stage rekening te houden met de eisen verbonden aan de Basisaantekening Psychodiagnostiek (men raadplege hierover dr. Rendel de Jong).
68
Training/advies sluit goed aan bij de registratie Psycholoog-Trainers (voor nadere informatie raadplege men dr. Bart Kuijpers), en bij de postdoctorale opleidingen tot organisatieadviseur (SIOO, VU). Dat geldt tevens met betrekking tot de post-doctorale opleiding tot en registratie als Mediator (voor nadere informatie raadplege men dr. Hugo Prein). Semesterindeling 2003-2004 voor doctoraalstudenten Semester 1
D2
Blok 1 −
A
−
M&S3: Context Sociale en Organisatipsychologie Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding
Semester 2 Blok 2
Blok 1
Theorie van Organisatieontwikkeling
Praktijk van interventies in organisaties Gezondheidsbevordering Personeelspsychologie
B
Theoretische en toegepaste en groepsdynamica
Conflicthantering en mediation
Blok 2 Praktijk van interventies in groepen Interpersoonlijke relaties en gedrag Psychologie van arbeid en gezondheid
Macht, leiderschap en*->2B besluitvormingsprocessen Mediapsychologie Etnische vooroordelen en Nationalisme (ASW; 7 stp; Trim 3)
* Macht, leiderschap en besluitvormingsprocessen is verplaatst naar blok 2B, semester 2 Studiebegeleiding De studiebegeleiding vindt plaats op verzoek van de student, of op initiatief van één van beide coördinatoren Sociale en Organisatiepsychologie. Voor algemene informatie over het onderwijs, klachten en persoonlijke problemen bij de studievoortgang, vragen rond inhoud en planning (bijvoorbeeld bij de verdere invulling van de individuele onderdelen of het keuzegedeelte) kun je terecht bij dr. John de Wit (kamer E258 CGZ tel.nr. 253 9189/253 4794, spreekuur: dinsdag 11.00-12.30 of op afspraak) voor de Sociale psychologie en voor de organisatiepsychologie bij dr. Bart Kuijpers (kamer E223 CGZ tel.nr. 253 4823/253 4794), spreekuur: dagelijks van 10.00-11.00u. op afspraak via het secretariaat. Voor feitelijke informatie (inhoudelijk, ruimtes, data, vrijstellingen) en bij problemen die slechts één bepaald moduul betreffen is echter de cursuscoördinator het eerste aanspreekpunt. Diens naam en telefoonnummer staat voor iedere cursus in de studiegids vermeld. Voor informatie en advisering met betrekking tot stage, literatuurscriptie en afstudeeronderzoek men terecht bij de coördinatoren individuele onderdelen: − voor de specialisatie Sociale psychologie is dat dr. John de Wit (kamer E258 CGZ tel.nr. 9189/253 4794), spreekuur: dinsdag 11.00-12.30 en op afspraak, − voor het aandachtsgebied Personeelspsychologie dr. Rendel de Jong (kamer E232 CGZ tel. 1375/253 4794), spreekuur: op afspraak, − voor het aandachtsgebied Training/advies dr. Bart Kuijpers (kamer E223 CGZ tel.nr. 4823/253 4794), spreekuur: maandag 15.30-16.30 of op afspraak.
kan 253 253 253
Bij de onderwijsbalie (E203, tel. 253 1785) zijn boekjes verkrijgbaar met aanwijzingen met betrekking tot de individuele onderdelen. Jaarlijks zal driemaal (in elk trimester eenmaal) ook nadere informatie gegeven worden betreffende het verdere verloop van de hoofdrichting/specialisatie en algemene studieplanning. Docenten Sociale en Organisatiepsychologie Dr. H. Aarts, dr. Arnold Bakker, drs. Ernst Bechthum, prof. dr. K. van den Bos, dr. Eva Demerouti, drs. Fred Engel, dr. Martin Euwema, dr. J. Goldstein, dr. Phil Heiligers, drs. Richta Ijntema, dr. Rendel de Jong, dr. Jan de Jonge, dr. Esther Kluwer, dr. Bart Kuypers, dr. Hein Lodewijkx, dr. Jos van Oostrum, dr. Marieke den Ouden, drs. Lilianne Potters, dr. Hugo Prein, dr. John de Wit, prof. dr. Wolfgang Stroebe
69
Combinatierichting Psychologie van Arbeid, Gezondheid en Organisatie Capaciteitsgroepen: Coördinator:
Code:SOV010601 Sociale en Organisatiepsychologie, Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie dr. P. Heiligers, tel. 253 4576/253 4794 (secr.)
A. Inhoudelijke informatie Doel Studenten maken zich de basis eigen van de psychologie van arbeid, gezondheid en organisatie, een integratie van de basisonderdelen klinische en gezondheidspsychologie én organisatiepsychologie. Zij doen dit aan de hand van studieonderdelen die theorie, praktijk (organisatie, diagnostiek, advisering, preventie, counseling) en onderzoek illustreren met voorbeelden uit het gebied van de psychologie van arbeid en gezondheid. Afhankelijk van de wens van de student kan de nadruk liggen op onderzoek of op vakken die kwalificeren voor postdoctorale opleidingen in het beroepsveld van Arbeids- en Gezondheidspsychologie en van Arbeids- en Organisatiekunde. Inhoud De combinatie-hoofdrichting PAGO richt zich op de gezondheid, het functioneren en het welbevinden van mensen in arbeidsorganisaties. Bij PAGO worden kennis, methoden en vaardigheden uit de klinische psychologie en gezondheidspsychologie en uit de arbeids- en organisatiepsychologie met elkaar gecombineerd. Dit komt tegemoet aan recente ontwikkelingen in het beroepsveld waarin in toenemende mate sprake is van een integratie van Arbo-beleid en Human Resources Management. Beide zijn gericht op enerzijds het disfunctioneren van werknemers (het klinische perspectief) en anderzijds op het optimaliseren van het functioneren van werknemers (het arbeids- en organisatieperspectief). Zowel in grote organisaties als in selectie- en organisatieadviesbureaus als bij Arbo-diensten, is er een toenemende vraag naar functionarissen die kennis en inzicht op het gebied van de klinische en de A&O-psychologie kunnen combineren. Deze combinatie is onder meer gewenst voor organisatiediagnostiek en individuele diagnostiek ten behoeve van selectie en advisering, loopbaanbegeleiding, counseling, het ontwerpen van maatregelen ter bevordering van het welbevinden en de gezondheid van mensen in organisaties. Wat het laatste betreft staat met name het terugdringen van werkstress en ziekteverzuim de laatste tijd volop in de belangstelling. De combinatie-hoofdrichting begint met twee basiscursussen: een overzicht van de theoretische grondslagen van klinische en gezondheidspsychologie én van arbeids- en organisatiepsychologie. Vervolgens zijn er twee specialisatie cursussen: ‘Personeelspsychologie en HRM' en ‘Psychologie van arbeid en gezondheid’. De methodologiecursussen bouwen voort op de statistiek- en methodologiecursussen uit voorgaande jaren Vervolgens horen er nog twee specialisatieondersteunende cursussen bij het verplichte programma: ‘Psychodiagnostiek in de Klinische en Gezondheidspsychologie’, naast de cursus ‘Conflicthantering en Mediation’ en ‘Organisatieontwikkeling’. Tenslotte is er nog een verplichte vaardighedencursus 'Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding'. Eindtermen Studenten die de hoofdrichting hebben gevolgd: − zijn theoretisch goed op de hoogte van individueel gedrag in organisaties, zowel wat betreft de functionele als de disfunctionele aspecten, − zijn in staat om deze theoretische kennis aan te wenden bij praktische problemen, − beschikken over voldoende methodologische en statistische kennis om het eigen handelen empirisch te kunnen onderbouwen, − beschikken over voldoende diagnostische en eventueel interventievaardigheden om deze - onder supervisie - praktisch te kunnen aanwenden, − beschikken over voldoende professionele en sociale vaardigheden om de eigen doelstellingen in een organisatie te kunnen verwezenlijken, − zijn in staat de uitkomsten van literatuuronderzoek en theoretisch en toegepast empirisch onderzoek mondeling en schriftelijk te rapporteren.
70
Beroepsmogelijkheden/arbeidsmarkt De combinatie van kennis en vaardigheden op het terrein van de klinische, gezondheids- en organisatiepsychologie biedt een breed terrein aan beroepsperspectieven: − Praktijkfuncties, met name bedrijfsgezondheidszorg in grote en middelgrote organisaties; bij selectie- en organisatieadviesbureaus en bij Arbo-diensten. − Onderwijs- en onderzoeksfuncties binnen universiteiten, overheidsinstellingen en onderzoeksbureaus, en bij nascholingsprogramma's. − Staf-, coördinatie- en beleidsfuncties bij personeelsafdelingen en medische diensten van overheidsdiensten en het bedrijfsleven. Gedacht kan ook worden aan functies gericht op publicitaire en voorlichtingstaken, programma/ontwikkeling, opzet van Arbo-zorgsystemen en preventiewerk. Meer specifiek omvatten de activiteiten van arbeids- en gezondheidspsychologen in de praktijk- en/of beleidsfuncties de volgende kerntaken: − selectie, werving en advisering bij grotere organisaties en selectie-en organisatieadviesbureaus, gebaseerd op diagnostische kennis en vaardigheden. − het ontwerpen van maatregelen ter bevordering van het welbevinden en de gezondheid van mensen in organisaties: o.a. in opdracht van Arbo-diensten. − onderzoek naar belastende arbeidsomstandigheden, oftewel het uitvoeren van risico-inventarisatie en -evaluatie in de zin van de Arbo-wet (bij Arbo-diensten). − het ontwikkelen van interventie- en preventieprogramma’s -zowel op individueel als organisatieniveau- ter bestrijding van werkstress en ziekteverzuim. − individuele counseling bij stressproblematiek en het adviseren over loopbaanbeleid . − beleid ontwikkelen op het gebied van welbevinden en gezondheid als onderdeel van Human Resources Management (HRM). − ontwerpen van personeelsbeleid: ontwerpen van loopbaanstrategieën, taak- en functieanalyses, beoordelings- en beloningsinstrumenten, outplacementstrategieën. B. Opbouw van de hoofdrichting Zoals u in de inleiding in dit deel van studiegids hebt kunnen lezen is er een overgangsspecialisatie gemaakt. In onderstaand schema ziet u hoe die overgangsspecialisatie er uit ziet. Het is de bedoeling dat u zorgt dat u alle onderdelen uit de specialisatie volgt: of in de doctoraal variant of in de bachelorvariant. Vervolgens moet u er voor zorgen dat u in totaal minimaal 3920 studiebelastingsuren in de specialisatiefase heeft. Wanneer u nog uren tekort komt kunt een extra cursus volgen in de vrije keuzeruimte of één van de individuele onderdelen uitbreiden. Het verplichte programma van de hoofdrichting beslaat uit: − 9 cursussen, waarvan er 2 bij de Capaciteitsgroepen KP en GP en 7 bij de Capaciteitsgroep SOP worden ingevuld. − individuele studieonderdelen (stage, onderzoek, literatuurscriptie) . In het vrije-keuze gedeelte is er ruimte voor enkele keuzevakken. Doctoraalcursussen tot 2002-2003
of
Verplichte cursussen Grondslagen van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie (7 stp) Organisatiepsychologie ( 7 stp) Personeelspsychologie (7 stp) Psychologie van arbeid en gezondheid (7 stp)
Bachelorcursussen (en mastercursussen) vanaf 2003-2004
Grondslagen van de Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie (7,5 ECTS) Organisatiepsychologie (7,5 ECTS) Personeelspsychologie en HRM (7,5 ECTS) Psychologie van arbeid en gezondheid (7,5 ECTS) (Mastercursus) Psychodiagnostiek voor volwassenen (7 stp) Diagnostiek in de Klinische en Gezondheidspsychologie (7,5 ECTS) Adviesvaardigheden, coaching en training (7 stp) Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Sociale en Organisatiepsychologie (7,5 ECTS) EN Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding (7,5 ECTS) (Mastercursus) Methoden van onderzoek (variant SOP; 3,5 stp) Vervalt (invullen met vrije keuze) Methoden van onderzoek: overzicht multivariate analyse: M&S 3: context Sociale en Organisatiepsychologie (7,5 variant SOP (3,5 stp) ECTS) Conflicthantering en mediation (3,5 stp) Conflicthantering en Mediation (7,5 ECTS) Organisatieontwikkeling (3,5stp) Theorie van Organisatieontwikkeling (7,5 ECTS)
71
Verplichte individuele onderdelen Stage psychologie van arbeid, gezondheid en organisatie (12 stp) Afstudeeronderzoek psychologie van arbeid, gezondheid en organisatie (12 stp) Literatuurscriptie psychologie van arbeid, gezondheid en organisatie (4 stp)
Toelichting bij de individuele onderdelen Naast de algemene eisen met betrekking tot stage en onderzoek van de capaciteitsgroep SOP (zie cursusbeschrijving in de studiegids) geldt dat de thematiek moet liggen op het gebied van PAGO: − Ten aanzien van onderzoek geldt dat de meeste medewerkers verbonden zijn aan de onderzoeksschool `Psychology & Health' en wel bij het thema `Work, Stress and Health'. Studenten kunnen bij lopend onderzoek van medewerkers aansluiten. Ook kan men zelf een onderwerp kiezen. Voorwaarde daartoe is een uitgewerkte en vooraf goedgekeurde onderzoeksopzet en het beschikbaar zijn van een begeleidend docent van de hoofdrichting. − Ten aanzien van de literatuurscriptie geldt dat de student ervoor kan kiezen om de scriptie te laten aansluiten bij het afstudeeronderzoek, of een ander onderwerp neemt dat past binnen de thematieken van PAGO. − Ten aanzien van de stage geldt dat er twee soorten stages zijn: praktijkstages (advisering, preventie, interventie) en onderzoekstages. Praktijkstages moeten plaatsvinden binnen het veld van arbeid en gezondheid (bij organisatie- en adviesbureaus, Arbo-diensten, personeelsafdelingen, Instituut voor Werk en Stress, etc.) en te maken hebben met welbevinden en gezondheid van werknemers. De student dient in aanraking te zijn gekomen met minstens 3 cliëntsystemen waarin de problematiek van PAGO (individuen, groepen of organisaties) aan de orde is. In het stageverslag dient expliciet verslag te zijn gedaan van de werkzaamheden betreffende deze cliëntsystemen. − Bij een onderzoeksstage doet men ervaring op in het vak van onderzoeker binnen het veld van arbeid en gezondheid binnen een onderzoeksinstituut zoals het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de eerste lijn) of het IWS (Instituut voor Werk en Stress). Toelichting bij de vrije keuzeruimte en het leggen van accenten De vrije ruimte moet ingevuld worden met cursussen van de eigen òf van andere opleidingen, binnen of buiten de faculteit, dan wel met een uitbreiding van de individuele studieonderdelen. Aanbevolen cursussen bij de eigen capaciteitsgroep zijn: − Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering − Praktijk van interventies in organisaties Men kan in de hoofdrichting op verschillende manieren accenten leggen: door een specifieke invulling van de individuele studieonderdelen en door uitbreiding met vrije keuzeonderdelen. − Bij de keuze voor een onderzoeksaccent vult men het algemene deel aan met kennis en kunde op het gebied van onderzoek (overigens kan men de stage als ‘onderzoekstage' uitvoeren in plaats van als `praktijkstage'). Eventueel in overleg met de coördinator kan men dit pakket invullen met keuzecursussen, met name uit het methodenaanbod van de capaciteitsgroep Methoden. Wil je je profileren als onderzoeker, dan zouden cursussen uit de Specialisatie Methodenleer en Statistiek in de Psychologie gevolgd kunnen worden. Een goede keuze is dan Theorieconstructie en Statistisch Modelleren aangevuld met een of meerdere van Meta Analyse Latente Variabelen en Multilevel Analyse. De specialisatie Methodenleer en Statistiek bereidt voor op diverse functies in het wetenschappelijk en toegepast psychologisch onderzoek: AIO of (junior) onderzoeker bij instituten op het gebied van de psychologie of bij allerlei zelfstandig gevestigde onderzoeksbureaus. Met (een deel van) deze specialisatie in je afstudeerpakket heb je een streepje voor op anderen en vergroot je je kans op zo’n functie. Zie voor een overzicht van de specialisatie en het keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek de paragraaf ‘Specialisatie en Keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek’ op pagina ?? van deze studiegids. −
Een diagnostiekaccent is mogelijk door voldoende diagnostiekpraktijk op te doen tijdens de stageperiode. De combinatie van deze diagnostiekpraktijk in de stage met het aangeboden diagnostiek-programma (naast een aantal onderdelen die men in propedeuse en D1 al gedaan heeft), voldoet aan de eisen om de `Basisaantekening Psychodiagnostiek’ (volgens de thans bekende NIP-regels) te verkrijgen.
Basisaantekening Psychodiagnostiek Voor de diagnostiekaantekening is vereist dat het stageverslag ten minste drie uitgewerkte testdiagnostische casusbeschrijvingen bevat. Raadpleeg voor verdere informatie de brochure over de aantekening psychodiagnostiek, die - evenals een opgaveformulier - verkrijgbaar is bij de onderwijsbalie van KP/GP/SOP (E203). 72
Overige registraties en postdoctorale opleidingen De hoofdrichting PAGO bereidt optimaal voor op de gestelde registratie-eisen van de NIP-registratie voor Arbeids- en Gezondheidspsychologen, die in 2000 van kracht is geworden. Ook geeft PAGO een goede aanzet voor de NIP-registratie van Psycholoog-trainer. Over de Nip-registraties is een brochure verkrijgbaar bij de onderwijsbalie van KP/GP en SOP. De hoofdrichting is zo samengesteld dat men (naast een aantal onderdelen die men in propedeuse en D1 al gedaan heeft) in principe toegang kan krijgen tot postdoctoraal onderwijs op het terrein van Arbeid en Gezondheid en Arbeids- en Organisatiekunde in de Arbo-dienstverlening. Voor uitgebreide informatie raadplege men de PAGO brochure die bij de onderwijsbalie van KP, GP en SOP verkrijgbaar is. C. Praktische informatie Cumulatie-eisen/aanbevelingen De student moet de propedeuse afgesloten hebben. Daarnaast dient hij of zij in principe het D1 programma afgerond te hebben, wil men het D2/3 onderwijs succesvol kunnen volgen. Voor de D2/3 cursussen gelden de volgende eisen: Voor `Grondslagen van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie': − (D1) Persoonlijkheidsleer of voor studenten uit de cohorten 2000 en 2001 IVP4: Persoonlijkheidsleer De onderdelen in het eerste trimester van het D2, te weten `Grondslagen van de Klinische en Gezondheidspsychologie' en `Organisatiepsychologie' zijn basaal voor deze hoofdrichting en worden als toelatingsvoorwaarden gesteld voor deelname aan de daarop volgende onderdelen. Verder wordt de Psychodiagnostiek cursus aanbevolen voorafgaand aan het individuele onderdeel stage en de cursus MvO: Overzicht multivariate analyses, variant SOP’ of ‘M&S3: context Sociale en Organisatiepsychologie’ voor het individuele onderdeel `Onderzoek'. Semesterindeling 2003-2004 voor doctoraal studenten D2/3
A
Semester 1 Blok 1 M&S3: Context Sociale en Organisatipsychologie Adviesvaardigheden, coaching
B
Vrije ruimte I
Semester 2 Blok 2
Blok 1 Praktijk van interventies in organisaties
Theorie van Organisatieontwikkeling
Blok 2
Psychodiagnostiek voor volwassenen
Gezondheidsbevordering
Conflicthantering en mediation
Personeelspsychologie en HRM
Psychologie van Arbeid en Gezondheid
Studiebegeleiding De studiebegeleiding vindt enerzijds plaats op verzoek van de student, maar ook zal de coördinator studenten uitnodigen voor een individueel gesprek. De coördinator (Dr. Ph. Heiligers) is beschikbaar voor overleg over keuzen binnen de hoofdrichting en inpassing van (bijvoorbeeld) individuele studieonderdelen binnen de hoofdrichting. Ook bij problemen en vragen op het gebied van de studievoortgang kan men via het secretariaat (E209) een afspraak maken met de coördinator (telnr. 2534794). Daar kunnen ook vragen aan de orde komen over aansluiting van het studiepakket op de postdoctorale loopbaan (werk/opleiding). Specifieke vragen bij de keuze en begeleiding van een stage binnen PAGO kunnen worden voorgelegd aan Dr. R. de Jong, de stagecoördinator van PAGO (een afspraak via het secretariaat). Voor vragen rond specifieke keuzes voor thema's en/of studieonderdelen heeft de student ook toegang tot (de spreekuren van) de coördinatoren van de betreffende cursussen of studieonderdelen. Cursuscoördinatoren zijn vermeld in de studiegids, verantwoordelijken voor stages en afstudeeronderzoeken zijn vermeld in de stage- en onderzoeksklapper in te zien bij het secretariaat. Er worden regelmatig voorlichtingsbijeenkomsten over de inhoud van de hoofdrichting in relatie met de toekomstperspectieven georganiseerd.
73
Witte studiepunten Naast het reguliere programma besteden PAGO-studenten 2 'witte' studiepunten aan deelname of participatie in niet-regulier aanbod: 1 studiepunt voor het bezoeken van netwerkbijeenkomsten bij PAGO: het bijwonen van colloquia, of afstudeerpresentaties (totaal 5 bijeenkomsten in de specialisatiefase), 1 studiepunt voor het verzorgen van een PAGO-activiteit: een stage-, of afstudeerpresentatie, een introductie voor nieuwe hoofdrichtingstudenten, etc. Deze witte studiepuntactiviteiten worden geregistreerd op een aparte kaart, die bij het secretariaat verkrijgbaar is. De witte studiepuntactiviteiten zijn verplicht. Medewerkers van de hoofdrichting dr. A. Bakker, dr. P. Le Blanc, drs. F. Engel, dr. P. Heiligers, dr. R.D. de Jong, dr. J. de Jonge, dr. M. den Ouden, dr. M. Peeters, drs. L. Potters, prof.dr. W.B. Schaufeli (verantwoordelijk hoogleraar), dr. P. Schreurs. Naast deze vaste staf van PAGO-docenten worden delen van deze combinatiehoofdrichting verzorgd door docenten van Organisatiepsychologie en docenten van Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie. Spreekuur hoofdrichtingcoördinator Via het secretariaat (E209; tel. nr. 2534794) kan men een afspraak maken met de coördinator dr. Ph. Heiligers of de stagecoördinator dr. R. de Jong. Informatie Voor algemene informatie en brochures kan men terecht bij de onderwijsbalie KP/GP/SOP in het Langeveldgebouw, Kamer E203. Voor afspraken kan men terecht bij het secretariaat Sociale en Organisatiepsychologie in het Langeveldgebouw, kamer E209, telefoon: 030-2534794.
74
Interculturele Psychologie in de hoofdrichtingen en specialisaties Capaciteitsgroep:
Klinische Psychologie, Faculteit Sociale Wetenschappen
Coordinator:
Prof. dr. R. J. Kleber (nr. 2532247/2531785)
Doel Nederland heeft in toenemende mate te maken met migranten en vluchtelingen. Steeds meer mensen trachten in de tegenwoordige wereld hun economische of politieke situatie door migratie te verbeteren en ook steeds meer mensen moeten vanwege oorlogsgeweld of andere benarde omstandigheden hun land ontvluchten. Als gevolg hiervan worden culturen meer heterogeen en zijn er in Nederland steeds meer verschillende etnische groeperingen. Zowel het wetenschappelijk onderzoek als de voor de psychologie karakteristieke toepassingsvelden (gezondheidszorg, onderwijs, organisatie) krijgen dan ook in toenemende mate met vraagstukken omtrent diversiteit te maken In haar theorieën en praktijken gaat de psychologie meestal uit van een homogene cultuur. Zij wordt gekenmerkt door een sterke oriëntatie op West-Europese en Noord-Amerikaanse samenlevingen. Er wordt weinig rekening gehouden met de verschillende leefwerelden, tradities en gedragspatronen van andere etnische groepen. Ofschoon er op het raakvlak tussen psychologie en culturele antropologie een traditie bestaat van 'cross-cultureel' onderzoek, is dit vooral gericht op verschillen tussen (meestal eerste- en derde-wereld) landen. In het onderwijs maakt u kennis met de belangrijkste theoretische en praktische vraagstukken binnen de interculturele psychologie. Deze hebben betrekking op de universaliteit dan wel de cultuurgebondenheid van psychische processen, kenmerken en mechanismen (en zijn daarom van groot wetenschappelijk belang voor de psychologie zelf) en op de mogelijkheid dan wel onmogelijkheid van allerlei concrete toepassingen. De volgende vragen fungeren als leidraad. Gaat de psychologie uit van een veronderstelde culturele uniformiteit (universalisme)? Spelen al dan niet impliciete denkbeelden over de superioriteit van de eigen cultuur (etnocentrisme) een rol? Wat zijn de gevolgen van cultuurverschillen voor de gangbare theorieën in de psychologie? Wat zijn de consequenties van culturele variaties voor de psychologie in de praktijk van bijvoorbeeld het onderwijs en de gezondheidszorg? Welke bijdrage kan de psychologie leveren aan de zorg voor vluchtelingen en migranten? Opzet De Utrechtse opleiding in de psychologie maakt het u mogelijk zich in de interculturele aspecten van verschillende deelgebieden van de psychologie te verdiepen. Zo krijgt u inzicht in de gevolgen van culturele diversiteit voor de theorie en de praktijk van de psychologie op het gebied in kwestie. In uw studiepad kiest u een van de reguliere hoofdrichtingen in de psychologie (Sociale Psychologie & Organisatiepsychologie, Klinische Psychologie & Gezondheidspsychologie, Ontwikkelingspsychologie, Psychonomie) en neemt u vervolgens onderdelen op uit het aanbod 'Interculturele psychologie'. Dit kunt u op drie manieren doen: Bij de specialisaties Sociale Psychologie, Problematische Ontwikkeling en Klinische Psychologie schrijft u zich in voor de variant `Interculturele Psychologie’. Daarin zijn naast reguliere vakken interculturele cursussen als verplichte onderdelen opgenomen. In de afstudeerfase volgt u de stage, de literatuurscriptie en het afstudeeronderzoek van de desbetreffende specialisatie en vult u deze in met speciale aandacht voor interculturele vraagstukken. Daarnaast kunt binnen de andere specialisaties (Gezondheidspsychologie, Ontwikkelingsprocessen, Organisatiepsychologie en Psychonomie) één of meer cursussen uit het aanbod Interculturele psychologie in de vrije ruimte volgen en in overleg met de coördinator van de specialisatie een of meer individuele onderdelen richten op onderwerpen op het raakvlak van de specialisatie en de interculturele psychologie. Dit is een 'lichtere' vorm van interculturalisatie. Daarnaast kunt u binnen de desbetreffende specialisatie een vrije richting in overleg met de coördinator ervan samenstellen. Tot slot kunt u ook een vrije richting samenstellen die niet met een specialisatie overeenkomt. Studenten die dit overwegen wordt verzocht zo vroeg mogelijk contact op te nemen met prof. dr. R.J. Kleber. Een vrije richting kan ook aangevraagd worden indien u van één van de drie interculturele varianten wenst af te wijken. In dit geval kunt u zich wenden tot de contactpersoon van de desbetreffende variant.
75
De studieonderdelen 'Interculturele psychologie' Zoals u in de inleiding in dit deel van studiegids hebt kunnen lezen is er een overgangsspecialisatie gemaakt. In onderstaand schema ziet u hoe die overgangsspecialisatie er uit ziet. Het is de bedoeling dat u zorgt dat u alle onderdelen uit de specialisatie volgt: of in de doctoraal variant of in de bachelorvariant. Vervolgens moet u er voor zorgen dat u in totaal minimaal 3920 studiebelastingsuren in de specialisatiefase heeft. Wanneer u nog uren tekort komt kunt een extra cursus volgen in de vrije keuzeruimte of één van de individuele onderdelen uitbreiden. Hieronder volgt een opsomming en een korte omschrijving van de diverse vakken op het gebied van de Interculturele psychologie. Cursussen Ontwikkeling in intercultureel perspectief Centraal staan culturele overeenkomsten en variaties in ontwikkeling en opvoeding en de gevolgen hiervan voor theorie en praktijk (met name in de hulpverlening, het onderwijs, kinderopvang en de thuissituatie). Aandacht wordt ook besteed aan vluchtelingenkinderen en hun behoeften. Interculturalisatie van de gezondheidszorg Migranten en vluchtelingen doen een beroep op de voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg in Nederland. Dikwijls weten hulpverleners niet goed hoe zij om moeten of kunnen gaan met deze hulpvragen. De cursus richt zich op de wetenschappelijke studie van vragen omtrent deze kwestie. Met welke problemen kampen vluchtelingen en migranten? Hoe kloppen zij aan bij de hulpverleners? Hoe zijn de problemen goed te diagnostiseren? Welke veronderstellingen leven er bij hulpverleners? Hoe is een adequaat zorgaanbod te ontwikkelen? Etnische vooroordelen en nationalisme (ASW, 7 stp) In deze cursus gaat het om de theorievorming en het onderzoek gericht op de achtergronden van vooroordelen, racisme en discriminatie. Psychologie van de multiculturele samenleving Deze cursus is gericht op de theoretische en praktische gevolgen van culturele diversiteit op verschillende gebieden binnen de psychologie, en dan vooral de vraagstukken die in de opleiding psychologie weinig of niet aan de orde zijn geweest. Aandacht wordt besteed aan onder meer interculturele communicatie, theoretische kwesties omtrent de rol van diversiteit, het centrale begrip ‘interculturalisatie’ en de methodologische aspecten van onderzoek van cultuurverschillen. Individuele onderdelen Stage, literatuurscriptie en afstudeeronderzoek In deze individuele onderdelen worden respectievelijk instellingen, onderwerpen en onderzoeksprojecten gekozen waarin speciale aandacht wordt besteed aan migranten en aan cultuurverschillen. Wanneer deze onderdelen deel uitmaken van een interculturele variant van een hoofdrichting, moeten ze ingevuld worden vanuit het perspectief van de discipline in kwestie. Individuele onderdelen binnen de interculturele variant van de specialisatie Problematische Ontwikkeling moeten bijvoorbeeld vormgegeven worden vanuit een ontwikkelingspsychologisch perspectief. Een voorbeeld van een geschikte stage in de interculturele variant van de specialisatie Klinische Psychologie is een stage in een kliniek voor getraumatiseerde vluchtelingen of in een RIAGG die met veel migranten te maken heeft. De specifieke varianten Interculturele Psychologie Er zijn varianten interculturele psychologie binnen drie specialisaties, te weten: 1. De Specialisatie Ontwikkelingspsychologie, variant interculturele psychologie Bij deze variant (zie ook de informatie van de hoofdrichting Ontwikkelingspsychologie en de specialisatie Problematische Ontwikkeling) volgt u de reguliere vakken en kiest u voor 'Ontwikkeling & Opvoeding in intercultureel perspectief’ en `Psychologie van de multiculturele samenleving’. Daarnaast besteedt u binnen de drie individuele onderdelen stage, literatuurscriptie en afstudeeronderzoek Problematische Ontwikkeling speciale aandacht aan interculturele vraagstukken. Mogelijke aandachtsgebieden zijn: multicultureel onderwijs, de problematiek van onderwijsachterstand, (gezins)interventies, aanpassing en moeilijkheden van vluchtelingenkinderen, en psychosociale problemen van allochtone kinderen of jongeren.
76
Opbouw van de specialisatie De opbouw van deze variant is dezelfde als die voor de specialisatie ‘Problematische Ontwikkeling’, maar de student dient als verplichte hoofdrichtingcursus, in plaats van ‘Persoonsontwikkeling’, de cursus ‘Ontwikkeling en opvoeding in intercultureel perspectief’ te volgen. Voor deze variant dient de student tevens als verplichte cursus de module ‘Psychologie van de multiculturele samenleving’ te volgen. Deze cursus besteedt o.a. aandacht aan de methodologische gevolgen van culturele diversiteit.
of
Doctoraalcursussen tot 2002-2003
Verplichte cursussen: Sociale en emotionele ontwikkeling (7 stp) Cognitieve Ontwikkeling (7 stp) Ontwikkeling en opvoeding in intercultureel perspectief
Bachelorcursussen (en mastercursussen) vanaf 2003-2004 Sociale en emotionele ontwikkeling (7,5 ECTS) Cognitieve Ontwikkeling (7,5 ECTS) Ontwikkeling in intercultureel perspectief (7,5 ECTS) EN Capita Selecta: Ontwikkeling en opvoeding in intercultureel perspectief (2,5 ECTS) M&S 3: Context Ontwikkelingspsychologie (7,5 ECTS)
Methoden van onderzoek: analyse van ontwikkelingspsychologische processen (7 stp) Verplichte specialisatiecursussen: Problematische ontwikkeling (7 stp) Diagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk (7 stp)
Basisvaardigheden in de ontwikkelingspsychologische praktijk (7 stp) Psychologie van de multiculturele samenleving (7 stp)
Ontwikkelingspsychopathologie I (7,5 ECTS) EN Capita Selecta: Ontwikkelingspsychopathologie I (2,5 ECTS) Psychodiagnostiek in de Ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen (7,5 ECTS) EN Capita Selecta: Diagnostiek in de Ontwikkelingspsychologische praktijk (2,5 ECTS) Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Ontwikkelingspsychologie (7,5 ECTS) Psychologie van de multiculturele samenleving (7,5 ECTS) (Wordt in 2003-2004 voor het laatst aangeboden)
Verplichte individuele onderdelen: Stage problematische ontwikkeling (14 stp) Literatuurscriptie Ontwikkelingspsychologie (7 stp) Afstudeeronderzoek Ontwikkelingspsychologie (14 stp)
Semesterindeling 2003-2004 D2/3
A
Semester 1
Semester 2
Blok 1
Blok 2
Blok 1
Ontwikkelingspsychopathologie I
Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen
M&S 3: Context Ontwikkelingspsychologie
Vrije ruimte II
B
Vrije ruimte I of Capita Selecta OWP
(capita selecta Ontwikkeling in ontwikkelingspsychoIntercultureel perspectief pathologie en diagnostiek)
Blok 2 Psychologie van de multiculturele samenleving Cognitieve Ontwikkeling Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Ontwikkelingspsychologie
De contactpersoon voor deze variant interculturele psychologie is mevr. dr. D. de Haan (tel.nr. 2531971). 2. De Specialisatie Sociale psychologie, variant interculturele psychologie Bij deze variant (zie ook de informatie van de hoofdrichting Sociale Psychologie & Organisatiepsychologie) volgt u de reguliere vakken en kiest u voor 'Etnische vooroordelen en nationalisme' en `Psychologie van de multiculturele samenleving’. Daarnaast besteedt u binnen de drie individuele onderdelen stage, literatuurscriptie en afstudeeronderzoek SOP speciale aandacht aan interculturele vraagstukken. Onderwerpen hebben betrekking op de onderlinge relaties tussen etnische of culturele groepen, op acculturatie en op etnische identiteit. Andere thema’s betreffen verschillen en overeenkomsten in processen op het gebied van sociale beïnvloeding en beoordeling 77
van personen en situaties en de implicaties van het zelfbeeld in verschillende culturen voor allerlei sociale processen (bij deze variant kan ook een praktijkstage gevolgd worden in plaats van een onderzoeksstage). Bachelorcursussen (en mastercursussen) vanaf 2003-2004
of
Doctoraalcursussen tot 2002-2003 Verplichte cursussen
Sociale cognities en attituden (7 stp) Toegepaste en theoretische groepsdynamica (7 stp) Methoden van onderzoek: SOP (3,5 stp) of Onderzoeksmethoden in de interculturele psychologie (3,5 stp) Methoden van onderzoek: overzicht multivariate analyse (variant SOP; 3,5 stp) of Methoden van onderzoek: Analysetechnieken in interpretatief/kwalitatief onderzoek (3,5 stp) Verplichte specialisatiecursussen: Interpersoonlijke relaties en gedrag (7 stp) Etnische vooroordelen en nationalisme (7 stp) Psychologie van de multiculturele samenleving (7 stp) Conflicthantering en mediation (7 stp) Verplichte individuele onderdelen: Literatuurscriptie (7 stp) Praktijk(of onderzoeks-)stage (14 stp) Afstudeeronderzoek (14 stp)
Sociale cognities (7,5 ECTS) Theoretische en Toegepaste Groepsdynamica (7,5 ECTS) Vervalt (invullen met vrije keuze) M&S3: Context Sociale en Organisatiepsychologie (7,5 ECTS)
Interpersoonlijke relaties en gedrag (7,5 ECTS) Etnische vooroordelen en nationalisme (7 stp) (Cursus van ASW) Psychologie van de multiculturele samenleving (7,5 ECTS) (Wordt in 2003-2004 voor het laatst aangeboden) Conflicthantering en Mediation (7,5 ECTS)
Semesterindeling 2003-2004 D2
A
B
Semester 1 Blok 1 M&S3: Context Sociale en Organisatiepsychologie
Theoretische en toegepaste en groepsdynamica
Semester 2 Blok 2
Blok 1
Gezondheidsbevordering
Vrije Ruimte I
Conflicthantering en mediation
Blok 2 Psychologie van de multiculturele samenleving Interpersoonlijke relaties en gedrag
Etnische vooroordelen en Nationalisme (ASW; 7 stp; Trim 3)
De contactpersoon voor deze specialisatie is dr. J. de Wit (tel.nr. 2539189). 3. De Specialisatie Klinische Psychologie, variant interculturele psychologie Bij deze variant (zie ook de informatie van de hoofdrichting Klinische Psychologie & Gezondheidspsychologie) volgt u de reguliere vakken en kiest u voor 'Migranten en de geestelijke gezondheidszorg' of ‘Interculturalisatie van de Gezondheidszorg’ en ‘Psychologie van de multiculturele samenleving’. Daarnaast besteedt u binnen de drie individuele onderdelen stage, literatuurscriptie en afstudeeronderzoek KP speciale aandacht aan interculturele vraagstukken. Belangrijke aandachtsvelden bij de capaciteitsgroep Klinische Psychologie zijn trauma’s bij vluchtelingen en oorlogsgetroffenen, hulpvragen van migranten in de Geestelijke Gezondheidszorg, en de psychodiagnostiek bij migranten en vluchtelingen. Ingegaan wordt voorts op de gevolgen van culturele diversiteit voor de klinische praktijk, met name de vraag hoe artsen, psychiaters en psychologen rekening moeten houden met de culturele achtergrond van cliënten.
78
Bachelorcursussen (en mastercursussen) vanaf 2003-2004
of
Doctoraalcursussen tot 2002-2003 Verplichte cursussen
Grondslagen van de klinische en gezondheidspsychologie (7 stp) Psychodiagnostiek voor volwassenen (7 stp)
Grondslagen Klinische Psychologie en Gezondheidspychologie (7,5 ECTS) Diagnostiek in de Klinische en Gezondheidspsychologie (7,5 ECTS) Communicatievaardigheden in beroepssituaties: KP & GP (7,5 ECTS) M&S 3: Context Klinische en gezondheidspsychologie (7,5 ECTS) Klinische Psychologie: psychopathologie II (7,5 ECTS)
Communicatie en counseling (7 stp) Methoden van onderzoek: overzicht multivariate analyse, variant KPG (4 stp) Psychopathologie II (3 stp) Verplichte specialisatie cursussen Psychologie van de multiculturele samenleving (7 stp)
Psychologie van de multiculturele samenleving (7,5 ECTS) (Wordt in 2003-2004 voor het laatst aangeboden) Interculturalisatie van de gezondheidszorg (7,5 ECTS)
Migranten en de GGZ (7 stp) Aanbevolen cursus Psychosociale victimologie en depressiviteit (7 stp)
Verlies en Psychotrauma I (7,5 ECTS) (Mastercursus) EN Verlies en psychotrauma II (7,5 ECTS) (Mastercursus)
Verplichte individuele onderdelen Stage klinische psychologie en gezondheidspsychologie (14 stp) Afstudeeronderzoek klinische psychologie en gezondheidspsychologie (14 stp) Literatuurscriptie klinische psychologie en gezondheidspsychologie (7 stp) Nota bene: het is mogelijk onderzoek en literatuurscriptie tot een groot onderdeel van 21 stp te combineren. Semesterindeling 2003-2004 D2/3
A
Semester 1 Blok 1
Semester 2 Blok 2
M&S3: Context Klinische Diagnostiek in de Klinische en gezondheidspsychologie en Gezondheidspsychologie
Blok 1 Gezondheidsbevordering Interculturalisatie van de gezondheidszorg
Blok 2
Gedragstherapie en cognitieve therapie
Gezondheidspsychologie
B
Verlies en Psychotrauma I
Verlies en Psychotrauma II
Klinische Psychologie: psychopathologie II
Psychosociale aspecten van seksualiteit en relaties
Contactpersoon voor deze variant is prof. dr. R. J. Kleber (tel. nr. 2532247). Andere richtingen in de psychologie Bij de andere psychologierichtingen is het mogelijk accenten te leggen in de richting van de interculturele psychologie. Het betreft onder meer: Organisatiepsychologie Hiervan bestaat er geen voorgeschreven afzonderlijke interculturele variant, maar u kunt zich in uw vakkenpakket op dit terrein richten op de interculturele aspecten van de organisatiepsychologie. Hierin wordt speciale aandacht besteed aan de gevolgen van culturele diversiteit voor organisaties.
79
Psychonomie Hoewel er geen interculturele variant bestaat, kunt u bij het vrije keuzemoduul voor één van de volgende cursussen kiezen: ‘Interculturalisatie van de Gezondheidszorg’ of ‘Ontwikkeling in intercultureel perspectief’, ‘Psychologie van de multiculturele samenleving’ of 'Etnische vooroordelen en nationalisme'. Tevens komen de culturele invloeden op het cognitief functioneren aan de orde in psychonomiecursussen zoals `Neuropsychologische diagnostiek‘. Daarnaast kan binnen individuele onderdelen van de specialisatie, zoals scriptie en afstudeeronderzoek, speciale aandacht aan interculturele vraagstukken worden besteed. Voorbeelden van te bestuderen onderwerpen zijn: tweetaligheid, de invloed van cultuur op gezichtsherkenning en de cultuurafhankelijke aspecten van informatieoverdracht (bij onder meer marketing, adverteren en design). Psychologie van arbeid en gezondheid Omdat deze richting uit een combinatie van twee subdisciplines bestaat, is zij moeilijk te combineren met modulen uit het pakket 'Interculturele psychologie', behalve in het D3-jaar bij de invulling van de individuele onderdelen. Eindtermen van het onderwijs De student(e) die één van de hierboven beschreven varianten of vrije richtingen heeft gevolgd, heeft: − Kennis van culturele variaties en overeenkomsten omtrent psychische processen, in het bijzonder in verband met migratie, opgedaan; − Gespecialiseerde kennis verworven omtrent de interculturele aspecten van het desbetreffende gebied; − Kennis gemaakt met psychologische theorieën en praktijken die relevant zijn voor interculturele problemen op deze gebieden; − Deze kennis leren toepassen gedurende een stage in de praktijk en tenslotte actief onderzoekservaring opgedaan. Beroepsperspectieven De culturele diversiteit van de moderne samenleving heeft consequenties voor vrijwel alle vormen van psychologische praktijk en onderzoek. In toenemende mate wordt dan ook een beroep gedaan op inzichten en vaardigheden van psychologen op dit gebied. Meer specifieke beroepsperspectieven zijn als volgt (uitgesplitst naar gebieden): Ontwikkelingspsychologie Veel instellingen (hulpverleningsinstanties, kinderopvang, scholen, universiteiten) moeten rekening houden met kinderen of studenten met diverse culturele achtergronden. Alleen al de helft tot twee derde van de jonge kinderen in de vier grote steden heeft ouders die niet in Nederland zijn geboren. Psychologen kunnen betrokken worden bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van interventies en beleid ten behoeve van deze groepen. Onderwijs, diagnostiek, onderzoek en hulpverlening gericht op vluchtelingenkinderen vormen een speciaal aandachtspunt. Sociale psychologie Mogelijke functies voor de 'intercultureel psycholoog' op dit gebied liggen binnen maatschappelijke instituties (overheid, gemeenten, bedrijven, justitie, politie, media) die te maken hebben met (het verbeteren van) de relaties en de communicatie tussen etnische groepen. Organisatiepsychologie Culturele diversiteit vormt steeds vaker een aandachtspunt binnen bedrijven en andere organisaties, soms als gevolg van de 'multiculturele samenleving' en soms van de toenemende internationalisering. Studenten die zich gespecialiseerd hebben in dit onderwerp kunnen functies aanvaarden die speciaal gericht zijn op deze kwesties. Klinische psychologie en gezondheidspsychologie Dit beroepsveld betreft instellingen op het terrein van welzijn, hulpverlening en (gezondheids)zorg, die rekening moeten houden met de culturele achtergronden van hun cliënten. In toenemende mate krijgen instellingen voor lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg (bijvoorbeeld een Riagg) te maken met allochtone cliënten. Geschikte functies liggen op het terrein van diagnostiek, beleidsvorming, coördinatie en begeleiding van cliënten. Een ander voorbeeld is de noodhulp voor mensen in oorlogs- en rampgebieden.
80
Psychonomie Kennis van de gevolgen van culturele overeenkomsten en verschillen wordt in toenemende mate belangrijk binnen functies waarin onderzoek, advisering of hulpverlening gericht wordt op proefpersonen of cliënten van gevarieerde culturele afkomst. Postdoctorale en internationale mogelijkheden Voor meer informatie over de postdoctorale opleidingen en over internationale mogelijkheden kan men contact opnemen met de coördinator van Interculturele Psychologie in de hoofdrichtingsfase. Studiebegeleiding Voor algemene vragen en informatievoorziening omtrent Interculturele Psychologie in de hoofdrichtingfase (bijvoorbeeld over de inhoud en de invulling van de opleiding, de studievoortgang of de postdoctorale opleidingen) kunt u terecht bij de coördinator, Prof. dr. R.J. Kleber (telefoon: 0302532247; spreekuur op dinsdagochtend tussen 10.00 en 11.00 en op afspraak). Wanneer u voor één van de drie varianten heeft gekozen kunt u verder met de contactpersoon van de desbetreffende variant contact opnemen en onderhouden (hun namen vindt u aan het einde van deze tekst). Voor onderwijszaken Interculturele Psychologie buiten deze drie varianten om kunt u terecht bij de coördinator. Voor vragen rond de specifieke cursussen heeft de student ook toegang tot (de spreekuren van) de coördinatoren van de betreffende cursussen (deze cursuscoördinatoren zijn vermeld in de studiegids). Veel informatie over Interculturele Psychologie is ook te bemachtigen op internet (via Studion). Ook kan men stage- en onderwerpenklappers inzien bij de onderwijsbalie. Tot slot zijn er voor alle studenten IP kennismakings- en informatiebijeenkomsten. Projectgroep Interculturele Psychologie Dr. C. Dijkerman (contactpersoon Psychonomie) Dr. D. de Haan (contactpersoon Variant IP Ontwikkelingspsychologie) Prof. dr. D. Ingleby (Cultuurvergelijkende studies; hoogleraar Interculturele Psychologie) Prof. dr. R.J. Kleber (coördinator Interculturele Psychologie in de hoofdrichtingsfase; contactpersoon Variant IP Klinische Psychologie) Dr. J.W. Knipscheer (Klinische Psychologie) Dr. J. de Wit (contactpersoon Variant IP Sociale Psychologie)
81
Methodenleer en Statistiek in de hoofdrichtingen en specialisaties Capaciteitsgroep: Methodenleer en Statistiek, Faculteit Sociale Wetenschappen Coordinator:
Dr. H. Hoijtink (nr. 2539137/2534438)
Docenten:
Prof. Dr. J.Hox, Dr. H.Hoijtink, Dr. H. Boeije, Dr. G. Lensvelt-Mulders, Dr M.Moerbeek, Dr. C. Maas
Doel Het doel van de specialisatie en het keuzeprogramma is de onderzoeksvaardigheden van de studenten op een hoger niveau te brengen. De thema’s die daarbij aan de orde komen zijn: hoe kan een onderzoeksvraag in een onderzoeksopzet vertaald worden; welke methoden kunnen gebruikt worden om data te verzamelen; hoe kunnen statistische modellen gebruikt worden om de data te analyseren; hoe kunnen de uitgevoerde analyses geïnterpreteerd worden; en, hoe dient de methodensectie van het onderzoeksverslag er uit te zien. Inhoud De gehele specialisatie bestaat uit vier cursussen. Basiscursussen: − Introduction to theory construction and statistical modeling (7,5 ECTS) – Semester 1, Blok 1 − Theory construction and statistical modeling for advanced students (7,5 ECTS) – Semester 1, Blok 2 Verdiepingscursussen: − Meta Analysis and Qualitative Research (7.5 ECTS) – Semester 2, Blok 1 − Item Response Theory and Multilevel Analysis (7.5 ECTS) – Semester 2, Blok 2 De cursusbeschrijvingen zijn te vinden in hoofstuk 4 van deze studiegids. De cursussen ‘Introduction to theory construction and statistical modeling’ en ‘Theory construction and statistical modeling for advanced students’ vormen de basis van de specialisatie. Naast deze cursus zijn er nog twee verdiepingscursussen waarin vier moderne methoden en statistische modellen aan de orde komen. Als je voor een keuzeprogramma kiest dan wordt aangeraden om in ieder geval de basiscursussen te volgen, eventueel aangevuld met een verdiepingscursus. Als je slechts 7.5 ECTS te besteden hebt kun je een verdiepingscursus volgen. In de basiscursussen komen alle fasen van psychologisch onderzoek aan de orde. Aan de hand van data uit je hoofrichting of combinatierichting passeren de volgende onderwerpen de revue: onderzoeksvraag en onderzoeksopzet; het vertalen van theorieen in statistische modellen; het analyseren van data met behulp van deze modellen; en, het schrijven van een verslag. Het is expliciet de bedoeling (ook in de verdiepingscursussen) je praktische onderzoeksvaardigheden op een hoger niveau te brengen. De consequentie van deze keuze is: dat het rekenwerk aan programma’s zoals SPSS zal worden overgelaten; en dat formules een ondergeschikte rol spelen. Sommige studenten kunnen dit vak volgen parallel aan hun afstudeeronderzoek, en misschien zelfs hun eigen data meebrengen (niet alle data zijn geschikt, ze moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen zoals aan het begin van de cursus uiteen zal worden gezet). Er zijn twee cursussen die elk uit twee delen bestaan die tot doel hebben je kennis van moderne methoden en technieken te vergroten. Voordat je zelf psychologisch onderzoek gaat doen is het vaak nuttig om het bestaande onderzoek op jouw terrein te inventariseren en samen te vatten. Ook willen sociale wetenschappers een nieuw onderzoeksterrein vaak verkennen door middel van methoden waarmee de beleving en ideeën van de te onderzoeken personen in kaart kunnen worden gebracht. In de verdiepingscursus ‘Meta Analysis and Qualitative Research’ zal uiteen worden gezet hoe dit op een valide manier gedaan kan worden. De meeste variabelen die interessant zijn binnen psychologisch onderzoek zijn latent. Het is niet direct observeerbaar (denk aan depressie, rekenvaardigheid en attitude t.o.v. de doodstraf). Het eerste deel van de verdiepingscursus ‘Item Response Theory and Multilevel Analysis’ laat zien hoe item response modellen gebruikt kunnen worden om latente variabelen meetbaar te maken. Het is niet ongebruikelijk dat psychologische data 82
geclusterd zijn (denk aan personen die op meerdere momenten in de tijd onderzocht worden, patiënten die dezelfde therapeut hebben en kinderen die in dezelfde klas zitten). Een verantwoorde analyse van dit type data houdt rekening met de clustering. Hoe dat in zijn werk gaat wordt uiteengezet in het tweede deel van de verdiepingscursus ‘Item Response Theory and Multilevel analysis’. Beroepsmogelijkheden De specialisatie en het keuzeprogramma zijn met name interessant voor studenten die overwegen een baan te zoeken waarin onderzoek beoordelen of onderzoek doen een belangrijke rol speelt. Met de specialisatie of een deel van het keuzeprogramma op je curriculum vitae heb je bij een sollicitatie een streepje voor op anderen. Psychologische onderzoek wordt op meerdere plaatsen gedaan. Te denken valt aan: de AIO’s en OIO’s die binnen de universiteit aan een proefschrift werken; psychologisch onderzoekers bij zelfstandig gevestigde onderzoeksbureaus; en aan instellingen zoals het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Sociaal Cultureel Planbureau, het Centraal Planbureau en TNO. Eindtermen Studenten die deze specialisatie in zijn geheel afronden, moeten in staat worden geacht om uitgaande van een niet al te gecompliceerde onderzoeksvraag een onderzoek zelfstandig op te zetten, uit te voeren en te rapporteren. Ingangseisen Studenten die de specialisatie of het keuzeprogramma willen volgen dienen de methoden en statistiek vakken zoals ze in de propedeuse en het eerste doctoraal jaar worden aangeboden met een voldoende te hebben afgerond. Overgangsregelingen Er zijn geen studenten die onder een overgangsregeling vallen. Organisatie per Hoofdrichting en Combinatierichting Hoofdrichting Klinische Psychologie en Gezondsheidspscychologie: Specialisatie Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie, variant Methodenleer en Statistiek Binnen deze hoofdrichting kun je kiezen voor een specialisatie Methodenleer & Statistiek. De specialisatie omvat een programma van 30 ECTS. Indien je voor de specialisatie kiest, bevelen wij aan in overleg met de hoofdrichting in de vrije keuzeruimte twee vakken uit de specialisaties Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie te volgen. Mocht je een specialisatie wat te veel van het goede vinden, dan kun je in de vrije keuze of profileringsruimte altijd de vakken Introduction to theory construction and statistical, en, Theory construction and statistical modeling for advanced students volgen, eventueel aangevuld met een verdiepingscursus. Hoofdrichting Ontwikkelingspsychologie: Specialisatie Ontwikkelingsprocessen, variant Methodenleer en Statistiek Binnen deze hoofdrichting kun je kiezen voor een specialisatie Ontwikkelingsprocessen. Een mogelijkheid om deze specialisatie in te vullen is de specialisatie Methodenleer & Statistiek. Deze omvat 30 ECTS. Mocht je een specialisatie wat te veel van het goede vinden, dan kun je in de vrije keuze of profileringsruimte altijd de vakken Introduction to theory construction and statistical, en, Theory construction and statistical modeling for advanced students volgen, eventueel aangevuld met een verdiepingscursus. Hoofdrichting Sociale en Organisatiepsychologie: Specialisatie Sociale en Organisatiepsychologie, variant Methodenleer en Statistiek Binnen deze hoofdrichting kun je kiezen voor een specialisatie Methodenleer en Statistiek. De specialisatie omvat een programma van 30 ECTS. Indien je voor de specialisatie kiest, bevelen wij aan in overleg met de hoofdrichting in de vrije keuze of profileringsruimte twee vakken uit de specialisaties Organisatiepsychologie en Sociale Psychologie te volgen. Mocht je een specialisatie wat te veel van het goede vinden, dan kun je in de vrije keuze ruimte altijd de vakken Introduction to theory construction and statistical, en, Theory construction and statistical modeling for advanced students volgen, eventueel aangevuld met een verdiepingscursus. 83
Hoofdrichting Psychonomie: Keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek binnen elk van de specialisaties Binnen deze hoofdrichting kun je kiezen voor een keuzeprogramma Methodenleer & Statistiek (de vakken Introduction to theory construction and statistical, en, Theory construction and statistical modeling for advanced students, eventueel aangevuld met een verdiepingscursus). Dit keuzeprogramma kan worden gevolgd naast de specialisatie Biologische en Neuropsychologie en de specialisatie Cognitieve en Toegepaste Psychologie. Combinatierichting Psychologie van Arbeid, Gezondheid en Organisatie: Keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek Binnen deze combinatierichting kun je kiezen voor een keuzeprogramma Methodenleer en Statistiek in de psychologie (de vakken Introduction to theory construction and statistical, en, Theory construction and statistical modeling for advanced students, eventueel aangevuld met een verdiepingscursus). Als je slechts 7.5 ECTS te besteden hebt kun je ook één verdiepingscursus volgen. Semesterindeling M&S specialisatie cursussen 2003-2004 D2
E
Semester 1
Semester 2
Blok 1
Blok 2
Blok 1
Blok 2
Introduction to theory construction and statistical modeling
Theory construction and statistical modeling for advanced students
Meta-analysis and qualitative research
Item response theory and multilevel analysis
84
4. Cursussen Major verplicht Cursus: Biologische Grondslagen van het gedrag Semester S1E.1 voltijd
Code 200300152
Opleiding(en): Coördinator:
Psychologie Prof. dr. J.L. Kenemans (tel.nr. 2537386) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), Prof. dr. J.L. Kenemans
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 1
Inhoud Psychologie heeft zowel een sociaal-wetenschappelijke als een natuurwetenschappelijke kant. Vanuit natuurwetenschappelijk perspectief wordt bij de bestudering van het gedrag een bijzondere rol toegedacht aan het centraal zenuwstelsel als coördinerend en regulerend centrum.Vanuit dit perspectief worden gedragsfenomenen als dromen, geheugen, emoties en aandacht bestudeerd door neurofysiologen, farmacologen, en vooral biologisch georiënteerde psychologen. Deze cursus bedoelt een overzicht te geven van de laatste onderzoeksresultaten en theorieën op het gebied van de biologische psychologie. Aan de hand van de literatuur worden o.a. behandeld: bouw en werking van het zenuwstelsel, inclusief de ontwikkeling daarvan, erfelijkheid en evolutie van het gedrag, motoriek, aandacht, waken en slapen, stress en emotie, leren en geheugen, effecten van hersenletsel en hersenziekten. Cursusdoelen Dit onderdeel beoogt kennis en inzicht te bevorderen in de biologische psychologie met nadruk op de anatomische, fysiologische en genetische aspecten daarvan. Aan het eind van dit onderdeel dient iedere student: − uit te kunnen leggen welke de belangrijkste probleemstellingen, theorieën, procedures en onderzoeksresultaten op het gebied van de biologische psychologie zijn die in dit onderdeel aan de orde zijn geweest. − in staat zijn te omschrijven wat de verworvenheden van de biologische psychologie − impliceren voor centrale vragen van de psychologie. Werkvorm − Hoorcollege − Werkcollege Toelichting Hoorcollege Tijdens deze cursus worden circa 16 hoor- en werkcolleges gegeven. werkcollege In de werkcolleges worden opdrachten gemaakt Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Verwacht wordt dat de voorgeschreven literatuur van te voren bestudeerd is. De colleges geven toelichting en aanvulling hierop. werkcollege Voorbereiding van de leestoets (literatuur) en opdracht Toetsen Meerkeuze toets: 80%, 6,00 punten, minimum cijfer 5,00 schriftelijke opdrachten: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,00 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Deadlines schriftelijke opdrachten De schriftelijke opdrachten kunnen tijdens de cursus worden herkanst. 85
Wat wordt er beoordeeld? Meerkeuze toets De eindtoets bestaat uit meerkeuze vragen, en test de opgedane literatuurkennis. De eindtoets is inclusief bonus voor leestoetsen, (maximaal 1,0) schriftelijke opdrachten In deze cursus vindt via de schriftelijke opdrachten een eerste oefening in schrijven op academisch niveau plaats. De antwoorden worden speciaal op hun schrijfkwaliteiten beoordeeld. Dit gebeurt op grond van expliciete eisen, die in de loop van de cursus worden aangevuld en opgevoerd. Aspecten van academische vorming Meerkeuze toets − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken Verplicht studiemateriaal Boek − Kalat, J.W. (2001) Biological Psychology, Seventh Edition Pacific Grove: Brooks/Cole, ISBN 0534-51400-6 (alleen hoofdstukken 1 t/m 5, 8, 9 en 12 t/m 15) − Wijnen, F., en Verstraten, F., redactie (2001), Het brein te kijk; verkenning van de cognitieve neurowetenschappen, Lisse: Swets en Zeitlinger, ISBN 90-265-1676-2 (alleen hoofdstuk 5 is tentamenstof). ( Dit boek wordt ook gebruikt in Functieleer.) Reader − Reader, verkrijgbaar bij IDC 1-loket
86
Cursus: Biopsychosociale Perspectieven op Psychopathologie Semester S1A.1 voltijd
Code 200300135
Opleiding(en): Coördinator:
Psychologie drs. M. Rijkeboer (tel.nr. 2539197) (e-mail
[email protected]) drs. M. Rijkeboer
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Inhoud De belangrijkste thema’s die zullen worden besproken zijn: − De belangrijkste hedendaagse psychopathologische paradigma’s − De uitgangspunten van deze paradigma’s − Hun opvatting over de aard van problematisch en/of gestoord gedrag − De interventies die vanuit de verschillende paradigma’s worden benadrukt om psychopathologie te voorkomen en/of van psychopathologie te herstellen Algemeen uitgangspunt van deze bespreking is het zgn. BioPsychoSociale paradigma, dat psychopathologische verschijnselen opvat als het product van biologische, psychologische en sociale factoren. Deze benaderingen zullen worden besproken aan de hand van een aantal veel voorkomende vormen van psychopathologie, zoals bijvoorbeeld de psychotische, angst-, stemmingsen persoonlijkheidsstoornissen. Daarnaast is er aandacht voor het rehabilitatieperspectief (herstellen van en leven met een psychiatrische ziekte), het ontwikkelingspsychopathologische perspectief en interculturele vraagstukken m.b.t. psychopathologie. Bij de bespreking van de paradigma’s ligt de klemtoon niet op de psychiatrische stoornissen, maar veel meer op het illustreren van de uitgangspunten van de verschillende paradigma’s. Cursusdoelen − Een overzicht kunnen geven van de belangrijkste vraagstellingen, paradigma’s, theorieën en onderzoeksresultaten op het gebied van de psychopathologie − Een globaal overzicht kunnen geven van de belangrijkste biologische en psychologische benaderingen met betrekking tot de psychopathologie − Een overzicht kunnen geven van de belangrijkste controversen binnen de psychopathologie − De relatie met de andere onderdelen van de psychologie kunnen aangeven Werkvorm − Hoorcollege − Individuele opdracht Toelichting colleges wekelijks worden er 1 a 2 colleges gegeven Voorbereiding bijeenkomsten colleges Verwacht wordt dat de voorgeschreven literatuur van te voren bestudeerd is. Toetsen − Multiple choice tentamen: 80%, 6,00 punten, minimum cijfer 5,00 − Praktijkcasus: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,00 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Praktijkcasus Tijdens de cursus dient er een praktijkcasus te worden gemaakt
87
Aspecten van academische vorming Multiple choice tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Wetenschappelijke context Praktijkcasus − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Wetenschappelijke context Verplicht studiemateriaal Boek Barlow, D.H. & Durand, V.M. Abnormal Psychology - An Integrative Approach. Belmont, CA: Wadsworth/Thomson Learning, 2002. (Third edition) Veronderstelde voorkennis − Persoonlijkheidsleer − Biologische Grondslagen Voorkennis kan opgedaan worden met − Cursus Persoonlijkheidsleer − Cursus Biologische Grondslagen
88
Cursus: Functieleer Semester S2E.1 voltijd
Code 200300154
Opleiding(en): Coördinator:
Psychologie dr. S.F. te Pas (tel.nr. 2534589) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), prof.dr. E.H.F. de Haan, Prof. dr. J.L. Kenemans, dr. H. Kunst, dr. S.F. te Pas, prof. dr. F.A.J. Verstraten, prof.dr. A.H. Wertheim, Dr. M.J.E. van Zandvoort
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Inhoud Deze cursus behandelt de psychologische kennis over mentale functies. Deze mentale functies betreffen niet alleen de cognitie (zoals bijvoorbeeld de waarneming, het geheugen en de taal), maar de gehele breedte van ons mentaal functioneren, met inbegrip van motivatie en emoties. In de cursus Inleiding in de Psychologie: Overzicht en Geschiedenis is de waarneming, en in het bijzonder het zien, reeds uitgebreid aan de orde geweest. Bij de cursus Biologische grondslagen van het gedrag zijn de functies “aandacht”, “motoriek” en “emotie” behandeld. In de huidige cursus zal een verdieping in de functieleer gegeven worden waarbij het geheugen, de taal en het beslissen centraal zullen staan. Naast de hoorcolleges zijn er een viertal verdiepingscolleges die verzorgd zullen worden door hoogleraren die zich in verschillende deelgebieden van de functieleer bezighouden. Zij zullen naast een uiteenzetting van hun specialisme de samenhang tussen de verschillende deelgebieden toelichten. Ook zullen zij ingaan op recente toepassingen en onderzoek binnen de functieleer. In de werkgroepen zal de nadruk komen te liggen op de praktische toepasbaarheid van wat er in het college is behandeld en in de literatuur is bestudeerd. Eén van die toepassingen is bijvoorbeeld de klinische neuropsychologie. Aan de hand van een voorbeeldcasus van een patiënt met een neuropsychologische stoornis zal worden geoefend in het afnemen van neuropsychologische taken. De gegevens zullen vervolgens geïnterpreteerd moeten worden om zo tot een klinische diagnose te kunnen komen. Een tweede belangrijk toepassingsgebied is de cognitieve ergonomie. Hierbij wordt de kennis omtrent het cognitief functioneren van de mens, en in het bijzonder de grenzen van ons cognitief vermogen, gebruikt om veiligheid en werkprestaties te optimaliseren. Tijdens de werkgroepen zal de mogelijkheid gegeven worden om uitgebreid ervaring op te doen met de werkzaamheden van een cognitief ergonoom. Naast deze twee werkvelden zal er specifieke aandacht besteed worden aan de interculturele aspecten van taal. Doel De cursus biedt aan de hand van centrale thema’s binnen het vakgebied een verdieping in de functieleer en een kennismaking met de toepassingen van de functieleer. Een student dient na afronding deze cursus: − uit te kunnen leggen hoe cognitief psychologen de mentale functies van de mens theoretisch analyseren en experimenteel onderzoeken − uit te kunnen leggen wat en hoe de rol van de neuropsycholoog is binnen onderzoek, maar ook binnen het klinische veld van de diagnostiek en de behandeling van cognitieve functiestoornissen na hersenletsel. − uit te kunnen leggen hoe de cognitief ergonoom de omgeving zo efficiënt mogelijk aanpast aan de cognitieve vermogens van de mens − deze kennis te hebben toegepast in een aantal opdrachten − aan te kunnen geven hoe cultuur en cognitieve functies samenhangen − de relaties van de functieleer met andere onderdelen van de psychologie te kunnen omschrijven − beroepsprofielen binnen de functieleer te kunnen schetsen (m.n. op het gebied van de neuropsychologie en de cognitieve ergonomie). Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep
89
Toelichting Hoorcollege De cursus duurt 10 weken, waarin er wekelijks een of twee hoorcolleges zijn. De hoorcolleges zullen aansluiten bij en toevoegingen geven aan de opgegeven literatuur die de studenten moeten hebben bestudeerd voor het college. Verdiepingscolleges Vier maal tijdens de cursus vindt er een verdiepingscollege plaats dat verzorgd wordt door een van de kerndocenten van het vakgebied. Werkgroep De te bestuderen literatuur zal besproken en geoefend worden in een aantal werkgroepbijeenkomsten.In de werkgroepen zal een aantal opdrachten uitgevoerd moeten worden. In twee werkgroepen zullen practicum opdrachten gemaakt worden. De opdrachten kunnen binnen de werkgroepen tijdens de cursus worden herkanst. Voor alle werkgroepen geldt een aanwezigheidsverplichting. Voorbereiding bijeenkomsten Werkgroep Verwacht wordt dat de voorgeschreven literatuur van te voren bestudeerd is. Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Verwacht wordt dat er tijdens het maken van de opdrachten constructief wordt samengewerkt Toetsen − Werkgroepopdrachten: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,00 − Practicumopdrachten: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,00 − Schriftelijk tentamen: 60%, 4,50 punten, minimum cijfer 5,00 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Werkgroepopdrachten In de werkgroepopdrachten komen vooral toepassingen van de functieleer buiten het onderzoek aan de orde. Het vermogen om de in het college verworven kennis praktisch toe te passen zal met name worden beoordeeld Practicumopdrachten De practiumopdrachten worden specifiek op schrijfkwaliteit beoordeeld. Dit gebeurt op grond van specifieke eisen, die gedurende de cursus worden toegelicht en aangevuld. Schriftelijk tentamen De afsluitende toets omvat 40 meerkeuzevragen en 2 essayvragen. Hier wordt de opgedane literatuurkennis getoetst Aspecten van academische vorming Practicumopdrachten − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Wetenschappelijke context − Materiaal / data verzamelen / produceren − Materiaal / data analyseren en verwerken − Rapporteren over onderzoek - mondeling
90
Verplicht studiemateriaal Boek − Mark H, Ashcraft, Cognition, (3rd edition, 2002) Prentice-Hall, Inc New Jersey. ISBN 0-13-030729-7 − Frank Wijnen en Frans Verstraten (red) Het brein te kijk, Swets en Zeitlinger BV, Lisse. ISBN 90265 1676 2, Dit boek zal ook gebruikt worden bij Biologische Grondslagen van het gedrag. − Matsumoto, D. (2000). Culture and Psychology. People around the world (2nd ed.). Belmont: Wadsworth/Thomson. Werkboek − Werkboek Functieleer, FSW 2003-2004. Dit werkboek zal ook elektronisch beschikbaar worden gesteld Veronderstelde voorkennis Kennis van de psychologie en haar onderzoeksmethoden op inleidend niveau Voorkennis kan opgedaan worden met cursus Inleiding in de psychologie: Overzicht en Geschiedenis Bronnen van zelfstudie Bronnen voor zelfstudie: − Anderson, Cognitive Psychology and its Implications; − Best, Cognitive Psychology; − Eysenck, Principles of Cognitive Psychology; − Eysenck & Keane, Cognitive Psychology, a Student's Handbook.
91
Cursus: Grondslagen van de Psychologische Diagnostiek en Test theorie Semester S1B.2 voltijd
Code 200300134
Opleiding(en): Coördinator:
Psychologie dr. A. van Hoof (tel.nr. 2534778) (e-mail
[email protected] dr. J.J.F. ter Laak, dr. C.J.M. Maas
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Inhoud In de cursus maken studenten kennis met de geschiedenis van de diagnostiek, met de controverse klinische versus statistische predictie en het probleem van adviseren aan één individu, met vraagstellingen in de praktijk, met de betrouwbaarheid en validiteit zowel conceptueel als testtheoretisch, met diagnostiek van intelligentie, persoonlijkheid en ontwikkeling, met het diagnostisch proces en de bepaling van de kwaliteit van diagnostiek. De klassieke en moderne testtheorie wordt in dit kader geplaatst en bevat enkele analysetechnieken die veelvuldig bij psychologische meetinstrumenten gebruikt worden, o.m. factoranalyse. Testtheorie helpt te kiezen tussen instrumenten op basis van psychometrische kenmerken. Aan de orde komen de Klassieke Testtheorie (paralleltests, Cronbach’s alpha en de assumpties van de Klassieke Testtheorie; construct- en predictieve validiteit, factoranalyse en multiple predictie). De Moderne Testtheorie (Item Respons Theorie) wordt besproken aan de hand van de Mokken-schaal en het Rasch model. Cursusdoelen Na de cursus moeten studenten: – weten wat Psychologische Diagnostiek is en inhoudt en diagnostische werkwijzen kunnen beschrijven. – weten wat de basisbegrippen, mogelijkheden en beperkingen van de Klassieke en Moderne Testtheorie zijn. – inzicht tonen in het verband tussen testtheorie, psychologische theorieën en constructen en het diagnostisch proces. – valkuilen kunnen benoemen in het diagnostiseren en oordelen over personen, hun omgeving en hun ontwikkeling. Werkvorm − Hoorcollege − Hoorcollege 1 Toelichting Hoor/werkcolleges diagnostiek De colleges bestaan uit wekelijkse werk- en hoorcolleges Hoor/instructiecolleges testtheorie De colleges bestaan uit wekelijkse hoor- en instructiecolleges Voorbereiding bijeenkomsten Hoor/werkcolleges diagnostiek Verwacht wordt dat de voorgeschreven literatuur van te voren bestudeerd is. Hoor/instructiecolleges testtheorie Verwacht wordt dat de voorgeschreven literatuur van te voren bestudeerd is.Per week het maken van de opdrachten die op deze week van toepassing zijn. Bijdrage aan groepswerk Hoor/werkcolleges diagnostiek Studenten werken samen aan opdrachten; de inzet moet gelijk worden verdeeld
92
Toetsen − deeltoets Diagnostiek: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,00 − deeltoets Test Theorie: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,00 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Deadlines deeltoets Diagnostiek Naast het tentamen zal er met opdrachten worden getoetst. 6 weken na de afsluitende toets is er een aanvullende toets. NB: slechts voor studenten die tijdens de cursus aan de schriftelijke opdrachten en de afsluitende toets hebben meegedaan. deeltoets Test Theorie De toetsing bestaat uit een schriftelijk tentamen. 6 weken na de afsluitende toets is er een aanvullende toets. NB: slechts voor studenten die aan de eerste afsluitende toets hebben meegedaan. Wat wordt er beoordeeld? deeltoets Diagnostiek Bestuderen en analyseren van informatie; Synthetiseren en structureren van informatie; Schrijven: Academisch denken, werken en handelen - vak - beroepsgericht.Kennis hanteren in maatschappeljk/culturele context; Kennis hanteren in ethisch perspectief: Materiaal analyseren en verwerken; Schriftelijk rapporteren deeltoets Test Theorie Bestuderen en analyseren van informatie; Academisch denken, werken en handelen - vak- en beroepsspecifiek; Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek Verplicht studiemateriaal Reader − Reader/werkboek voor Test Theorie te verkrijgen bij het IDC 1-loket − Literatuur voor Diagnostiek wordt nader bekend gemaakt. Veronderstelde voorkennis Inzicht in statistische procedures en methoden van sociaal wetenschappelijk onderzoek Kennis hebben van psychologische theorieën en - onderzoek Voorkennis kan opgedaan worden met − Methoden & statistiek 1 en 2; Inleiding Psychologie; − Ontwikkelingspyschologie; − Functieleer; − Sociale Psychologie; − Persoonlijkheidsleer
93
Cursus: Inleiding in de Psychologie: Overzicht en Geschiedenis Semester S1E.1 voltijd
Code 200300151
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Psychologie dr. S.F. te Pas (tel.nr. 2534589) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), dr. S.F. te Pas, prof. dr. F.A.J. Verstraten
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 1
Inhoud Deze cursus is bedoeld als een omvattende kennismaking met de stand van zaken in de psychologie en de historische achtergrond daarvan. De cursus begint meteen beknopte bespreking van de geschiedenis en methoden van de psychologie en geeft daarna een overzicht van de belangrijkste vragen, theorieën, begrippen, bevindingen en werkwijzen van de psychologie. Achtereenvolgens komen in het boek van Gray aan de orde: de genetische en evolutionaire basis van gedrag, het leren, gewaarwording en waarneming (met bijzondere aandacht voor het zien), het geheugen, de intellectuele vermogens, de ontwikkeling van denken en taal, de sociale perceptie en de attitudes, de sociale beïnvloeding van gedrag, de persoonlijkheid, de psychische stoornissen en de behandeling daarvan. Ook wordt de historische, maatschappelijke en wetenschapsfilosofische achtergrond van de psychologie geschetst. Doel Deze cursus is bedoeld als een omvattende kennismaking met de stand van zaken in de psychologie. Een student dient na voltooiing van deze cursus: − De belangrijkste vragen, theorieën, bevindingen en werkwijzen in de psychologie (zoals behandeld in de literatuur en toegelicht in de colleges en werkgroepen) te kunnen onderscheiden en omschrijven − De eerste stappen te hebben gezet op weg naar het kunnen toepassen van deze kennis bij het doen van uitspraken aangaande binnen het vakgebied vallende onderwerpen en problemen − Hoofdzaken uit de geschiedenis van de psychologie te kunnen aangeven − Wegwijs te zijn geworden in de psychologie, dat wil zeggen te kunnen schetsen hoe de psychologie is opgebouwd, in welke deelgebieden of subdisciplines bepaalde vragen aan de orde komen en wat de dwarsverbindingen tussen de subdisciplines zijn. Werkvorm – Discussie college – Hoorcollege – Werkgroep Toelichting Forumdiscussie Tijdens de cursus worden een aantal forumdiscussies georganiseerd rond een thema. Daarbij zullen ook sprekers van buiten de universiteit worden uitgenodigd. Hoorcollege Wekelijks zijn er twee hoorcolleges. Verwacht wordt dat de voorgeschreven literatuur van te voren bestudeerd is. De hoorcolleges geven toelichting en aanvulling hierop. Werkgroep Wekelijks wordt een werkgroepbijeenkomst verzorgd. De studenten bestuderen vooraf de literatuur, ze bespreken en oefenen de bestudeerde stof in de werkgroepen en maken een aantal schriftelijke opdrachten. Elke werkgroep begint met een leestoets. De werkgroepen zijn verplicht Voorbereiding bijeenkomsten Forumdiscussie Er wordt verwacht dat studenten de stof uit het boek, en aanvullend materiaal op studion vooraf hebben bestudeerd Hoorcollege Verwacht wordt dat de voorgeschreven literatuur van te voren gelezen is. De hoorcolleges geven toelichting hierop. Werkgroep De studenten bestuderen vooraf de literatuur, ze maken een aantal schriftelijke opdrachten. Elke werkgroep begint met een leestoets over de behandelde stof. 94
Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Van de studenten wordt verwacht dat ze actief samenwerken in de werkgroepen Toetsen − schriftelijke opdrachten: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,00 − toets: multiple choice vragen: 80%, 6,00 punten, minimum cijfer 5,00 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? schriftelijke opdrachten Via de schriftelijke opdrachten vindt in deze cursus een eerste oefening in schrijven op academisch niveau plaats. De opdrachten worden speciaal op hun schrijfkwaliteiten beoordeeld. Dit gebeurt op grond van expliciete eisen, die in de loop van de cursus worden aangevuld en opgevoerd. De eindtoets bestaat uit meerkeuze vragen, en test de opgedane literatuurkennis. toets: multiple choice vragen De eindtoets test de opgedane literatuurkennis. Aspecten van academische vorming schriftelijke opdrachten − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken toets: multiple choice vragen − Bestuderen en analyseren van informatie Verplicht studiemateriaal Boek − Peter Gray (2002) Psychology, Fourth edition, New York: Worth Publishers, ISBN:0-7167-5162-3 − D. Matsumoto (2000) Culture and Psychology, People around the world , 2e edition. Belmont, USA: Wadsworth/Thomson Learning ISBN 0-534-35436-X Werkboek − Inleiding in de Psychologie: Overzicht en Geschiedenis, FSW 2003. Dit zal ook elektronisch beschikbaar worden gesteld Aanbevolen studiemateriaal Boek − Frank Wijnen en Frans Vertraten (red), Het brein te kijk Swets en Zeitlinger B.V., Lisse (ISBN 902651676 2). Dit boek zal gebruikt worden bij de cursussen Biologische Grondslagen van het gedrag en bij Functieleer. Internet pagina's − website: www.worthpublishers.com/gray Tekst verzameling − Diverse materialen, toegankelijk via Studion (de elektronische leeromgeving van de FSW)
95
Cursus: Methoden en Statistiek 1 voor Psychologen Semester S1A.2 voltijd
Code 200300153
Opleiding(en): Coördinator:
Psychologie prof.dr. J.J. Hox (tel.nr. 2539236) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), drs. S. Doosje, prof.dr. J.J. Hox, drs. W.C.A.M. Kremers, drs. L. Wijngaards-de Meij
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 1
Inhoud Aan de orde komen achtereenvolgens: − wat wetenschappelijk denken in de psychologie inhoudt en wat het onderscheid is tussen wetenschappelijke en alledaagse kennis − de ethiek in het psychologisch onderzoek − hoe onderzoeksideeën in de psychologie worden ontwikkeld (via observaties, theorie, serendipiteit en ander onderzoek) − operationaliseren van begrippen en meten − steekproeftrekking − introductie in het experiment in de psychologie (kenmerken, interne en externe validiteit, experimentele controle) − 1-factor onderzoekdesigns − correlationeel onderzoek − elementaire beschrijvende statistiek, dat wil zeggen hoe verzamelde gegevens kunnen worden samengevat en hoe daaruit conclusies kunnen worden getrokken − elementaire inductieve statistiek, dat wil zeggen in hoeverre conclusies uit steekproefgegevens mogen worden gegeneraliseerd naar de populatie Cursusdoelen Na afloop van de cursus kan de student: − alledaagse en wetenschappelijke kennis onderscheiden − methodologische kernbegrippen binnen het psychologisch onderzoek uitleggen en hanteren − de verschillende onderzoeksstrategieën onderscheiden en de daarbij gehanteerde kernbegrippen omschrijven − de opzet en fasering van een onderzoek in de psychologie schetsen − elementaire begrippen uit de beschrijvende en inductieve statistiek uitleggen en hanteren − bij een bepaalde onderzoeksvraag een passende methode van data-analyse kiezen − bij een gebruikte data-analyse methode de rationale ervan uitleggen − de gekozen methode van data-analyse toepassen en daaruit adequaat conclusies trekken. Werkvorm – Hoorcollege 1 – Hoorcollege 2 – Practicum – Practicum 2 Toelichting Hoorcollege Statistiek Gedurende acht weken wordt wekelijks een college gegeven, waarbij het accent op Statistiek ligt. Hoorcollege Methoden Gedurende acht weken wordt er wekelijks een college gegeven, waarbij het accent op methodenleer ligt. Practicum groepen Statistiek De student kiest, afhankelijk van zijn/haar aanvangsniveau, voor instructiebijeenkomsten of practicumgroepen. Of geen van beide. In de practicumgroepen wordt onder begeleiding aan statistiekopgaven gewerkt. Practicum groepen Methoden In de practicumgroepen methodenleer wordt gewerkt aan opdrachten en opgaven.
96
Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Statistiek De student wordt verondersteld vooraf de literatuur bestudeerd te hebben Hoorcollege Methoden De student wordt verondersteld vooraf de literatuur bestudeerd te hebben Practicum groepen Statistiek De student wordt verondersteld vooraf de literatuur bestudeerd te hebben en de opgaven te hebben geoefend Bijdrage aan groepswerk Practicum groepen Statistiek Een actieve bijdrage aan de practicumgroepen Toetsen − Eindtoets Methoden: 25%, 1,88 punten, minimum cijfer 5,00 − Eindtoets Statistiek: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,00 − Practicumopdrachten Methoden: 25%, 1,88 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Deadlines Practicumopdrachten Methoden Het meerkeuze tentamen Methoden vormt samen met de Practicumopdrachten de toetsing voor het Methodendeel. Wat wordt er beoordeeld? Eindtoets Methoden De 2 cijfers voor het Methodendeel en het cijfer voor het Statistiekdeel vormen samen het eindcijfer van de cursus. Eindtoets Statistiek Het cijfer voor het Methodendeel en het cijfer voor het Statistiekdeel vormen samen het eindcijfer van de cursus. Aspecten van academische vorming Eindtoets Methoden − Onderzoeksvaardigheden integraal Eindtoets Statistiek − Onderzoeksvaardigheden integraal Practicumopdrachten Methoden − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken Verplicht studiemateriaal Boek − C. James Goodwin (2002), Research in Psychology. Methods and Design Third edition. New York: Wiley, ISBN 0-471-39861-6. − C. James Goodwin (2002). Study Guide and Laboratory Manual to Accompany RESEARCH IN PSYCHOLOGY. Boston: Wiley, (STUDENT MANUAL BIJ GOODWIN) − Grimm, L.G. (1993). Statistical applications for the behavioral sciences. New York: Wiley. ISBN 0471-50982-5. Werkboek − Goede, M. de, Doosje, S. Hox, J.J., Kooistra, J ., Kremers, W.. & Wijngaards-de Meij, L. (2003). Werkboek Methodenleer en statistiek voor psychologen. Utrecht: Faculteit Sociale Wetenschappen. Verkrijgbaar bij IDC 1-loket. Veronderstelde voorkennis Minimaal vwo wiskunde A Voorkennis kan opgedaan worden met wiskundecursus van het Boswell-instituut 97
Cursus: Methoden en Statistiek 2 voor Psychologen (cohort 2002-2003) Semester S1E.1 voltijd
Code 200300144
Opleiding(en): Coördinator:
Psychologie prof.dr. J.J. Hox (tel.nr. 2539236) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), drs. S. Doosje, prof.dr. J.J. Hox, dr. ir. N.W. Lagerweij, drs. A.D. Nijdam dr. W.Kremers, drs V. Spoormaker
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Inhoud Aan de orde komen achtereenvolgens: – quasi-experimentele designs en toegepast onderzoek – experimentele designs bij kleine n – methoden van dataverzameling via observatie,vragenlijst en bestaande gegevens – meer complexe experimentele designs:factoriele designs – vervolg beschrijvende statistiek, dat wil zeggen hoe verzamelde gegevens kunnen worden samengevat en hoe daaruit conclusies kunnen worden getrokken – vervolg inductieve statistiek, dat wil zeggen hoe uitspraken kunnen worden gedaan over verschillen tussen groepen (proef)personen bij experimenteel en survey onderzoek . – kennismaking met SPSS (Statistical Package for the Social Sciences) Cursusdoelen In deze cursus wordt voortgebouwd op M&S1. Na afloop van de cursus kan de student: – de verschillende onderzoeksstrategieën onderscheiden en de daarbij gehanteerde kernbegrippen omschrijven, vooral gericht op niet experimentele strategieen – meer geavanceerde begrippen uit de inductieve statistiek uitleggen en hanteren – in het kader van deze strategieën, verantwoorden de gekozen methode van data-analyse toepassen en daaruit adequaat een conclusie trekken. – eenvoudige analyses uitvoeren met SPSS Werkvorm – Hoorcollege 1 – Hoorcollege 2 – Practicum 1 – Practicum 2 Toelichting Practicumgroep Methodenleer Practicum 1 is het methodenpracticum Practicumgroep Statistiek of instructie Practicum 2 is Statistiek. De student kiest, afhankelijk van zijn of haar aanvangsniveau, voor instructiecolleges of practicumgroepen, of geen van beide Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcolleges Methodenleer Er wordt van uitgegaan dat de student de per college opgegeven stof vooraf heeft bestudeerd Practicumgroep Methodenleer De student wordt verondersteld vooraf de literatuur te hebben bestudeerd Practicumgroep Statistiek of instructie De student wordt verondersteld vooraf de literatuur te hebben bestudeerd en de opgaven te hebben geoefend Bijdrage aan groepswerk Practicumgroep Methodenleer Van de student wordt een actieve bijdrage aan de practicumgroepen verwacht Practicumgroep Statistiek of instructie Van de student wordt een actieve bijdrage aan de practicumgroepen verwacht
98
Toetsen − Meerkeuze tentamen Methoden: 25%, 1,88 punten, minimum cijfer 5,00 − Meerkeuze tentamen Statistiek: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,00 − Practicumopdrachten methoden: 25%, 1,88 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Deadlines Meerkeuze tentamen Methoden Het meerkeuze tentamen Methoden vormt samen met de practicumopdrachten het cijfer voor het Methodendeel. Het cijfer voor het methodendeel en het cijfer voor het statistiekdeel vormen samen het eindcijfer van deze cursus Practicumopdrachten methoden De Practicumopdrachten Methoden zijn verplicht en moeten elk minimaal met een 5,50 worden afgesloten. Herkansing van de opdrachten vindt plaats binnen de cursus Aspecten van academische vorming Meerkeuze tentamen Methoden – Bestuderen en analyseren van informatie – Synthetiseren en structureren van informatie – Onderzoeksvaardigheden integraal Meerkeuze tentamen Statistiek – Bestuderen en analyseren van informatie – Synthetiseren en structureren van informatie – Onderzoeksvaardigheden integraal Practicumopdrachten methoden – Bestuderen en analyseren van informatie – Synthetiseren en structureren van informatie – Onderzoeksvaardigheden integraal Verplicht studiemateriaal Boek − C. James Goodwin (2002)Research in Psychology. Methods and Design. Third edition. New York: Wiley. (ISBN: 0-471-39861-6) [WORDT OOK GEBRUIKT BIJ M&S1] − Bert Nijdam & Hans van Buuren .Statistiek voor de sociale wetenschappen, deel 1, 2 en 3; 6e druk. Groningen: Wolters Noordhoff (ISBN: 90-14-04974-x. [IS OOK GEBRUIKT BIJ M&S1 IN 2002-2003] Werkboek − Doosje, S., Goede, M. de, Hox, J.J., Kooistra, J, Kremers, W. & Wijngaards-de Meij, L. (2003) Werkboek Methodenleer en statistiek voor Psychologen 2. Utrecht: Faculteit Sociale Wetenschappen (IDC,1-loket) Veronderstelde voorkennis De stof van de cursus M&S1 voor psychologen wordt bekend verondersteld. Verder minimaal VWO Wiskunde A Bronnen van zelfstudie Zie materiaal bij M&S1 en ev. Wiskundecursus van het Boswell-instituut
99
Cursus: Methoden en Statistiek 2 voor Psychologen (cohort 2003-2004) Semester S1E.2 voltijd
Code 200300145
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Psychologie prof.dr. J.J. Hox (tel.nr. 2539236) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), drs. S. Doosje, prof.dr. J.J. Hox, drs. W.C.A.M. Kremers, drs. L. Wijngaards-de Meij
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Inhoud Aan de orde komen achtereenvolgens: – quasi-experimentele designs en toegepast onderzoek – experimentele designs bij kleine n – methoden van dataverzameling via observatie,vragenlijst en bestaande gegevens – meer complexe experimentele designs:factoriele designs – vervolg beschrijvende statistiek, dat wil zeggen hoe verzamelde gegevens kunnen worden samengevat en hoe daaruit conclusies kunnen worden getrokken – vervolg inductieve statistiek, dat wil zeggen hoe uitspraken kunnen worden gedaan over verschillen tussen groepen (proef)personen bij experimenteel en survey onderzoek . – kennismaking met SPSS (Statistical Package for the Social Sciences) Doel In deze cursus wordt voortgebouwd op M&S1. Na afloop van de cursus kan de student: − de verschillende onderzoeksstrategieën onderscheiden en de daarbij gehanteerde kernbegrippen omschrijven, vooral gericht op niet experimentele strategieën − meer geavanceerde begrippen uit de inductieve statistiek uitleggen en hanteren − in het kader van deze strategieën, verantwoorden en de gekozen methode van data-analyse toepassen en daaruit adequaat een conclusie trekken. − eenvoudige analyse uitvoeren met SPSS Werkvorm – Hoorcollege 1 – Hoorcollege 2 – Practicum 1 – Practicum 2 Toelichting Practicumgroep Statistiek of instructie De student kiest, afhankelijk van zijn of haar aanvangsniveau, voor instructiecolleges of practicumgroepen, of geen van beide. Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Methoden Er wordt van uitgegaan dat de student de per college opgegeven stof vooraf heeft bestudeerd Practicumgroep Methoden De student wordt verondersteld vooraf de literatuur te hebben bestudeerd Practicumgroep Statistiek of instructie De student wordt verondersteld vooraf de literatuur te hebben bestudeerd Bijdrage aan groepswerk Practicumgroep Methoden Van de student wordt een actieve bijdrage aan de practicumgroepen verwacht Practicumgroep Statistiek of instructie Van de student wordt een actieve bijdrage aan de practicumgroepen verwacht
100
Toetsen − Meerkeuze tentamen Methoden: 25%, 1,88 punten, minimum cijfer 5,00 − Meerkeuze tentamen Statistiek: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,00 − Practicumopdrachten Methoden: 25%, 1,88 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Deadlines Meerkeuze tentamen Methoden Het meerkeuze tentamen Methoden vormt samen met de practicumopdrachten het cijfer voor het Methodendeel. Het cijfer voor het Methodendeel en het cijfer voor het Statistiekdeel vormen samen het eindcijfer van deze cursus. Practicumopdrachten Methoden De practicumopdrachten Methoden zijn verplicht en moeten elk minimaal met een 5,50 worden afgesloten. Herkansing van de opdracht vindt plaats binnen de cursus. Aspecten van academische vorming Meerkeuze tentamen Methoden Onderzoeksvaardigheden integraal Meerkeuze tentamen Statistiek Onderzoeksvaardigheden integraal Practicumopdrachten Methoden Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken Verplicht studiemateriaal Boek − C. James Goodwin (2002)Research in Psychology. Methods and Design. Third edition. New York: Wiley. (ISBN: 0-471-39861-6) [WORDT OOK GEBRUIKT BIJ M&S1] − Grimm, L.G. (1993). Statistical applications for the behavioral sciences. New York: Wiley. ISBN 0471-50982-5 Werkboek − Doosje, S., Goede, M. de, Hox, J.J., Kooistra, J, Kremers,W. & Wijngaards-de Meij, L. (2003). Werkboek Methodenleer en statistiek voor Psychologen 2. Utrecht: Faculteit Sociale Wetenschappen (IDC,1-loket) Veronderstelde voorkennis De stof van de cursus M&S1 voor psychologen wordt bekend verondersteld. Verder minimaal VWO Wiskunde A. Bronnen van zelfstudie Wiskundecursus van het Boswell-Instituut
101
Cursus: Ontwikkelingspsychologie Semester S1B.2 voltijd
Code 200300155
Opleiding(en): Coördinator:
Psychologie Dr. J.H. Oosterwegel (tel.nr. 2534315) (e-mail
[email protected]) dr. Y. van Beek, Docenten van de capaciteitsgroep(en), dr. D.M.P. de Haan, dr. A. van Hoof, prof. dr. W. Koops, dr. J.H. Oosterwegel
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Inhoud De cursus Inleiding in de Psychologie: Overzicht en Geschiedenis heeft een kort en breed overzicht gegeven van de voornaamste theorieën en domeinen van de ontwikkelingspsychologie. Ook bij het vak Biologische grondslagen van het gedrag kwam ontwikkeling al aan de orde. De verdieping in de specifieke benadering van de ontwikkelingspsychologie gebeurt aan de hand van twee centrale domeinen van de ontwikkelingspsychologie. Het eerste domein betreft de cognitieve ontwikkeling. Hieronder vallen de ontwikkeling van kennis, taal, en denkprocessen zoals logisch redeneren. Het tweede domein betreft de sociaal-emotionele ontwikkeling. Hieronder vallen bijvoorbeeld de identiteitsvorming en omgang met ouders en leeftijdsgenoten. Bij de behandeling van deze onderwerpen zullen de volgende punten aan de orde komen: de aard van de veranderingen gedurende de ontwikkeling (geleidelijk of in stadia; lineair of niet lineair), individuele verschillen, sekseverschillen, de aspecten waarin veranderingen plaats vinden, de processen die aan deze veranderingen ten grondslag liggen, en normale versus problematische ontwikkeling. Er zal ook aandacht zijn voor de aan de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling gerelateerde vormen van de beroepspraktijk waarin ontwikkelingspsychologen werkzaam zijn. Doel Deze cursus biedt een verdieping in de ontwikkelingspsychologie en een kennismaking met de toepassing daarvan op enkele centrale thema’s binnen het vakgebied. Een student dient na de afronding van deze cursus: − uit te kunnen leggen op welke specifieke wijzen de ontwikkelingspsychologie ontwikkeling theoretisch analyseert en empirisch onderzoekt − uit te kunnen leggen hoe de ontwikkelingspsychologie toegepast wordt in de praktijk en te werk gaat bij de praktische oplossing van (ontwikkelings)problemen − deze kennis te hebben toegepast in twee onderzoeksopdrachten en werkgroepopdrachten − aan te kunnen geven hoe cultuur en ontwikkeling samenhangen − de relaties van de ontwikkelingspsychologie met andere delen van de psychologie te kunnen omschrijven − ontwikkelingspsychologische beroepsprofielen te kunnen schetsen. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Toelichting Hoorcollege De cursus heeft een duur van 10 weken waarin wekelijks een of twee hoorcolleges zijn. De hoorcolleges zullen aansluiten bij en toevoegingen geven aan de opgegeven literatuur die de studenten moeten bestuderen voor het college. Verdiepingscollege Vier maal tijdens de cursus vindt er een verdiepingscollege plaats dat verzorgd wordt door een van de kerndocenten van het vakgebied. Werkgroep De te bestuderen literatuur zal besproken en geoefend worden in een aantal werkgroepbijeenkomsten. In de werkgroepen zal een aantal opdrachten uitgevoerd moeten worden. In twee werkgroepen zullen practicum opdrachten gemaakt worden. De opdrachten kunnen binnen de werkgroepen tijdens de cursus worden herkanst. Voor alle werkgroepen geldt een aanwezigheidsverplichting.
102
Voorbereiding bijeenkomsten Werkgroep Verwacht wordt dat de voorgeschreven literatuur van te voren bestudeerd is. Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Verwacht wordt dat er tijdens het maken van de opdrachten constructief wordt samengewerkt. Toetsen − werkgroepopdrachten: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,00 − practicumopdrachten: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,00 − schriftelijk tentamen: 60%, 4,50 punten, minimum cijfer 5,00 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? werkgroepopdrachten In de werkgroepopdrachten komen vooral toepassingen van de ontwikkelingspsychologie buiten het onderzoek aan de orde. Het vermogen om de in het college verworven kennis praktisch toe te passen zal met name beoordeeld worden. practicumopdrachten De praticumopdrachten worden specifiek op schrijfkwaliteit beoordeeld. Dit gebeurt op grond van specifieke eisen, die gedurende de cursus worden toegelicht en aangevuld. Hierbij is het einddoel het kunnen schrijven van een goed onderzoeksverslag. Ook andere onderzoeksvaardigheden zullen geoefend worden. schriftelijk tentamen De afsluitende toets omvat 40 meerkeuzevragen en 2 essayvragen. Hier wordt de opgedane literatuurkennis getoetst Aspecten van academische vorming practicumopdrachten − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken Verplicht studiemateriaal Boek − Berk, L.E. (2003), Child Development, 6e editie, Boston. MA: Allyn & Bacon − D. Matsumoto (2000) Culture and Psychology, People around the world , 2e edition. Belmont, USA: Wadsworth/Thomson Learning ISBN 0-534-35436-X Werkboek − Werkboek Ontwikkelingspsychologie, 2003-2004, Dit werkboek zal ook electronisch beschikbaar worden gesteld.
103
Cursus: Persoonlijkheidsleer Semester S2A.2 voltijd
Code 200300156
Opleiding(en): Coördinator:
Psychologie dr. R. Geenen (tel.nr. 2534916) (e-mail
[email protected]) prof.dr. J. van den Bout, drs. M.I. van der Cingel, Docenten van de capaciteitsgroep(en), prof.dr. L. van Doornen, dr. R. Geenen, drs. E.J.G. Meijer, dr. D. de Ridder
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Inhoud Persoonlijkheidsleer houdt zich bezig met wat uniek is aan mensen, met hoe een persoon in de wereld staat en omgaat met andere mensen. In de cursus Inleiding in de Psychologie: Overzicht en Geschiedenis vond een eerste kennismaking met de Persoonlijkheidsleer plaats. Er werd een kort en breed overzicht gegeven van de voornaamste perspectieven. In de cursus Persoonlijkheidsleer vindt een verdere verdieping plaats. Onder persoonlijkheid wordt verstaan “de georganiseerde en relatief stabiele set van psychologische trekken en mechanismen binnen de persoon, die de wisselwerking met en aanpassing aan de (intrapsychische, lichamelijke en sociale) omgeving beïnvloeden” (Larsen & Buss, 2002, p.4). De precieze betekenis van de term ‘persoonlijkheid’ wordt sterk gekleurd door het kennisdomein van waaruit de persoonlijkheid wordt beschouwd. In de cursus staan zes kennisdomeinen centraal: (1) biologisch, (2) intrapsychisch, (3) dispositioneel, (4) cognitief en ervaringsgericht, (5) sociaal en cultureel en (6) aanpassing. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de crossculturele (on)geldigheid van het concept persoonlijkheid. In de cursus wordt vooral aandacht geschonken aan de “normale” persoonlijkheid met soms een illustratie aan de hand van extreme of afwijkende persoonlijkheden. Verdieping vindt plaats vanuit de toepassingsgebieden Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie. Klassieke en recente onderzoeksbevindingen en toepassingen zullen worden gebruikt om te illustreren in hoeverre en hoe persoonlijkheid een rol speelt in welbevinden, functioneren en (zowel geestelijke als lichamelijke) gezondheid. Cursusdoelen Deze cursus biedt een verdieping in de persoonlijkheidsleer en een kennismaking met de toepassing daarvan op enkele centrale thema’s binnen het vakgebied. Een student dient na de afronding van deze cursus: − uit te kunnen leggen op welke specifieke wijzen de persoonlijkheidsleer persoonlijkheidseigenschappen en -verschillen theoretisch analyseert en empirisch onderzoekt; − uit te kunnen leggen hoe de persoonlijkheidsleer toegepast wordt in de praktijk en te werk gaat bij de praktische oplossing van problemen; − deze kennis te hebben toegepast in twee onderzoeksopdrachten en werkgroepopdrachten − aan te kunnen geven hoe cultuur en persoonlijkheid samenhangen; − de relaties van de persoonlijkheidsleer met andere delen van de psychologie te kunnen omschrijven; − beroepsprofielen van psychologen in de geestelijke en lichamelijke gezondheidszorg te kunnen schetsen; − inzicht te hebben in zes kennisdomeinen van de persoonlijkheid. Werkvorm – Hoorcollege – Werkgroep Toelichting Hoorcollege De cursus heeft een duur van 10 weken waarin wekelijks een of twee hoorcolleges zijn. De hoorcolleges zullen aansluiten bij en toevoegingen geven aan de opgegeven literatuur die de studenten moeten bestuderen voor het college Verdiepingscollege Vier maal tijdens de cursus vindt er een verdiepingscollege plaats dat verzorgd wordt door een van de kerndocenten van het vakgebied.
104
Werkgroep De te bestuderen literatuur zal besproken en geoefend worden in een aantal werkgroepbijeenkomsten. In de werkgroepen zal een aantal opdrachten uitgevoerd moeten worden. In twee werkgroepen zullen practicum opdrachten gemaakt worden. De opdrachten kunnen binnen de werkgroepen tijdens de cursus worden herkanst. Voor alle werkgroepen geldt een aanwezigheidsverplichting. Voorbereiding bijeenkomsten Werkgroep Verwacht wordt dat de voorgeschreven literatuur van te voren bestudeerd is. Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Verwacht wordt dat er tijdens het maken van de opdrachten constructief wordt samengewerkt Toetsen − Werkgroepopdrachten: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,00 − Practicumopdrachten: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,00 − Schriftelijk tentamen: 60%, 4,50 punten, minimum cijfer 5,00 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Werkgroepopdrachten In de werkgroepopdrachten komen vooral toepassingen van het vakgebied buiten het onderzoek aan de orde. Het vermogen om de in het college verworven kennis praktisch toe te passen zal met name beoordeeld worden. Practicumopdrachten De practicumopdrachten worden specifiek op schrijfkwaliteit beoordeeld. Dit gebeurt op grond van specifieke eisen, die gedurende de cursus worden toegelicht en aangevuld. Hierbij is het einddoel het kunnen schrijven van een goed onderzoeksverslag. Ook andere onderzoeksvaardigheden zullen geoefend worden. Schriftelijk tentamen De afsluitende toets omvat 40 meerkeuzevragen en 2 essayvragen. Hier wordt de opgedane literatuurkennis getoetst. Aspecten van academische vorming Practicumopdrachten − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren Verplicht studiemateriaal Boek − Larsen, R.J. & Buss, D.M. (2002). Personality Psychology. Domains of Knowledge about Human Nature. Boston: McGrawHill − Matsumoto, D. (2000). Culture and Psychology. People around the world (2nd ed.). Belmont: Wadsworth/Thomson.
105
Cursus: Sociale Psychologie Semester S2B.2 voltijd
Code 200300157
Opleiding(en): Coördinator:
Psychologie dr. H. Aarts (tel.nr. 2534904) (e-mail
[email protected]) dr. H. Aarts, Docenten van de capaciteitsgroep(en), dr. M.C. Euwema, prof.dr. W. Stroebe, dr. J.B.F. de de Wit
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Voertaal De hoorcolleges en één van de werkgroepen zullen in het Engels worden gegeven. De toetsing vindt plaats in het Engels tenzij de docent bij aanvang van de cursus anders aangeeft. Inhoud De cursus Inleiding in de Psychologie: Overzicht en Geschiedenis heeft een kort en breed overzicht gegeven van de voornaamste theorieën en domeinen van de sociale psychologie. De sociale psychologie houdt zich bezig met de wijze waarop mensen, in een interpersoonlijke -, (inter)groeps of organisationele context, elkaars gedrag waarnemen, interpreteren en beleven, en hoe zij elkaars gedrag beïnvloeden. Aansluitend bij de cursus Inleiding in de psychologie: overzicht en geschiedenis (Gray), gebeurt de verdieping van de specifieke sociaal psychologische benadering aan de hand van twee centrale domeinen. Het eerste domein betreft cognities, attitudes en sociale beïnvloeding. Hierbij wordt met name aandacht besteed aan het sociale functioneren op intra- en interpersoonlijk niveau. Het tweede domein betreft samenwerking en conflict en richt zich vooral op het intra- en intergroepsniveau van sociaal gedrag. Voorts wordt aandacht besteed aan de toepassing van de kennis en methoden binnen deze twee domeinen van de sociale psychologie op vraagstukken binnen de organisatiepsychologie. Cursusdoelen Deze cursus biedt een verdieping in de sociale psychologie en een kennismaking met de toepassing daarvan binnen de organisatiepsychologie. Een student dient na de afronding van deze cursus: – uit te kunnen leggen hoe in specifieke sociaal-psychologische theorieën gedrag wordt geanalyseerd en hoe in de sociale psychologie gedrag empirisch wordt onderzocht – uit te kunnen leggen hoe de sociale psychologie wordt toegepast, met name in organisaties – meer in het bijzonder aan te kunnen geven hoe de sociale (en organisatie) psychologie te werk gaat bij interventie in problemen – deze kennis te hebben toegepast in twee onderzoeksopdrachten en werkgroepopdrachten – aan te kunnen geven hoe cultuur en sociaal gedrag samenhangen – de relaties van de sociale en organisatiepsychologie met andere onderdelen van de psychologie aan te kunnen geven – de beroepsprofielen op het gebied van de sociale (en organisatiepsychologie) te kunnen benoemen. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Toelichting Hoorcollege De cursus heeft een duur van 10 weken waarin wekelijks een of twee hoorcolleges zijn. De hoorcolleges zullen aansluiten bij en toevoegingen geven aan de opgegeven literatuur die de studenten moeten bestuderen voor het college Verdiepingscollege Vier maal tijdens de cursus vindt er een verdiepingscollege plaats dat verzorgd wordt door een van de kerndocenten van het vakgebied.
106
Werkgroep De te bestuderen literatuur zal besproken en geoefend worden in een aantal werkgroepbijeenkomsten. In de werkgroepen zal een aantal opdrachten uitgevoerd moeten worden. In twee werkgroepen zullen practicum opdrachten gemaakt worden. De opdrachten kunnen binnen de werkgroepen tijdens de cursus worden herkanst. Voor alle werkgroepen geldt een aanwezigheidsverplichting.. Voorbereiding bijeenkomsten Werkgroep Verwacht wordt dat de voorgeschreven literatuur van te voren bestudeerd is. Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Verwacht wordt dat er tijdens het maken van de opdrachten constructief wordt samengewerkt Toetsen − Werkgroepopdrachten: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,00 − Practicumopdrachten: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,00 − Schriftelijk tentamen: 60%, 4,50 punten, minimum cijfer 5,00 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? werkgroepopdrachten In de werkgroepopdrachten komen vooral toepassingen van het vakgebied buiten het onderzoek aan de orde. Het vermogen om de in het college verworven kennis praktisch toe te passen zal met name beoordeeld worden. practicumopdrachten De praticumopdrachten worden specifiek op schrijfkwaliteit beoordeeld. Dit gebeurt op grond van specifieke eisen, die gedurende de cursus worden toegelicht en aangevuld. Hierbij is het einddoel het kunnen schrijven van een goed onderzoeksverslag. Ook andere onderzoeksvaardigheden zullen geoefend worden. Schriftelijk tentamen De afsluitende toets omvat 40 meerkeuzevragen en 2 essayvragen. Hier wordt de opgedane literatuurkennis getoetst. Aspecten van academische vorming werkgroepopdrachten − Gestructureerd beoordelen van activiteiten en prestaties (van anderen en van zichzelf) − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken practicumopdrachten − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Voorbereiden / opzetten van onderzoek − Beheersen van methoden en technieken Verplicht studiemateriaal Boek − Wordt nader bekend gemaakt. − Enkele hoofstukken uit het boek: David Matsumoto (2000), Culture and Psychology. People around the world. Second Edition. Belmont, USA: Wadsworth/Thomson learning, ISBN 0-53435436-X Werkboek − Een werkboek met daarin een inleiding, oefeningen en opdrachten ten behoeve van de organisatiepsychologie.FSW 2003 , IDC 1-loket Aanbevolen studiemateriaal Internet pagina's http://www.socialpsychology.org/ 107
4.1 Cursussen Major keuze en Master Cursus: Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding Semester S1A.1 voltijd
Code 200300055
Specialisatie(s):
SOV010601,SOV010501
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. P.J.M. Heiligers (tel.nr. 2534576) (e-mail
[email protected]) dr. P.J.M. Heiligers
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: M
Doel – Het kunnen toepassen van gespreksvaardigheden en technieken in advies- en coachingsrelaties. – Kennis hebben van de gedragsgerichte, cognitieve en psychodynamische theoretische kaders die als basis dienen voor de veranderingsprocessen bij clienten en de fasering van het coachingstraject. – Leren reflecteren op eigen leerervaringen en het functioneren als coach en adviseur, mede vanuit de theoretische kaders. De cursus heeft het karakter van een practicum, waarin het oefenen centraal staat. De cursus kent twee accenten: – Het analyseren en oefenen van doelgericht toepassen van gespreksvaardigheden en -technieken in de context van coachings- en adviesgesprekken. Hierbij wordt de opbouw en fasering van enkele gespreksmodellen intensief geoefend, waarin het adviseren van individuen centraal staat. – Inzicht krijgen in de verschillende fasen van coachingsgesprekken. Aan de hand van casusmateriaal worden alle fasen van een coachingstraject geoefend en gedemonstreerd (zowel gedrags-, cognitieve en psychodynamische technieken). Daarnaast wordt met behulp van een casus een stappenplan voor een coachingstraject ontwikkeld. Studenten maken zich de basis van specifieke gesprekstechnieken eigen die nodig zijn voor het effectief functioneren als psycholoog in de beroepspraktijk van coach en consultant. Studenten leren praktijkvoorbeelden te analyseren mbv. theorieën en modellen van gespreksvoering, toegespitst op coaching en advies. Studenten leren een coachingsvraag te structureren en een coachingstraject te faseren (stappenplan). Werkvorm Practicum Voorbereiding bijeenkomsten Practicum Opdrachten en rollenspelen moeten worden voorbereid. En na afloop van de werkgroepen moeten sessieverslagen geschreven worden over de eigen voortgang in het proces van advies- en coachingsgesprekken. Analyses van casusmateriaal worden voorbereid en een stappenplan voor een coachingstraject wordt wekelijks verder ontwikkeld. Ook bereiden studenten de literatuur van elke bijeenkomst voor (referaat) Bijdrage aan groepswerk Practicum In de werkgroepen wordt een actieve deelname verwacht aan rollenspelen en oefeningen. Dit geldt zowel voor de plenaire setting als in subgroepen. Toetsen − Schriftelijk tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Take-home tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten.
108
Aspecten van academische vorming Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Ethisch perspectief − Maatschappelijke / culturele context Take-home tentamen − Gestructureerd beoordelen van activiteiten en prestaties (van anderen en van zichzelf) − Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met clienten/patienten/personeel − Sociaal-contactuele vaardigheden − Organisatorische vaardigheden − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Ethisch perspectief − Maatschappelijke / culturele context Aanbevolen studiemateriaal Boek − Peltier, B. 2001. The Psychology of Executive Coaching, Theory and application. Sussex, Florida: Brunner-Routledge. (ISBN 1-58391-072-7). − Rijkers, T. 2001 (2e druk). De kunst van het coachen; Voorwaarden, vaardigheden, gesprekken. Baarn: H. Nelissen. (ISBN 90 244 1454 7). Veronderstelde voorkennis Basisvaardigheden communicatie en gespreksvoering. Voorkennis kan opgedaan worden met Communicatievaardigheden SOP (BA2) Bronnen van zelfstudie Worden nader bekend gemaakt.
109
Capita: Diagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk Semester S1A.2 voltijd
Code 200300068
Specialisatie(s):
SOV020902, SOV010903
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. H.E. Bakker (tel.nr. 2531611) (e-mail
[email protected]) dr. H.E. Bakker, Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
ECTS-punten: 2,5 Niveau: 3
Doel De student is in staat om:- het psychodiagnostisch proces modelmatig te benaderen, vanuit het hypothesentoetsend model en het model handelingsgerichte diagnostiek- deze modellen toe te passen in een casus waarin sprake is van een problematisch ontwikkelingsverloop- de kennis omtrent ontwikkeling en ontwikkelingspsychopathologie te vertalen naar diagnostische hypothesen, hierbij gebruik makend van een transactioneel referentiekader N.B.: Dit onderdeel capita selecta geldt louter en alleen als aanvulling op de cursus ‘Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen’ en is niet los van deze cursus te volgen! De bij de cursus ‘Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen’ verworven kennis en vaardigheden met betrekking tot diagnostische besluitvorming dienen te worden toegepast op een schriftelijke casus. Uitgangspunt hierbij vormt de diagnostische cyclus van De Bruyn e.a. (verschijnt in 2003). Werkvorm Individuele opdracht Toetsen Schriftelijk casusverslag, zelfreflectie: 100%, 2,50 punten, minimum cijfer 5,50 Aspecten van academische vorming Schriftelijk casusverslag, zelfreflectie − Intellectuele vaardigheden − Synthetiseren en structureren van informatie − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Ethisch perspectief − Wetenschappelijke context − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek Verplicht studiemateriaal Diverse Zie de literatuur bij de cursus 'Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen'. Veronderstelde voorkennis Zie de cursus 'Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen'. Voorkennis kan opgedaan worden met Zie de cursus 'Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen', inclusief deze cursus zelf.
110
Capita: Ontwikkeling en opvoeding in intercultureel perspectief Semester S2B.1 voltijd
Code 200300069
Specialisatie(s):
SOV010903
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. D.M.P. de Haan (tel.nr. 2531971) (e-mail
[email protected]) dr. D.M.P. de Haan, prof.dr. J.D. Ingleby
Docent(en):
ECTS-punten: 2,5 Niveau: 3
Doel Inzicht krijgen in:- Culturele variaties in ontwikkeling en de gevolgen hiervan voor de psychologische theorievorming.- De theoretische en praktische aanpak van psychosociale problemen bij kinderen uit diverse culturen. Toelichting: voor alle D2/3-studenten ontwikkelingspsychologie geldt dat zij als onderdeel van hun overgangsregeling de 7,5 ECTS-cursus ‘Ontwikkeling in intercultureel perspectief’ kunnen volgen. Voor studenten die het studiepad ‘Interculturele Psychologie’ doen en derhalve het oude onderdeel ‘Ontwikkeling en opvoeding in intercultureel perspectief’ (7 studiepunten) hadden willen volgen, geldt dat zij aanvullend deze capita selecta kunnen doen om de vereiste extra studiepunten te halen. In de grote steden - Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht - heeft de helft tot twee derde van de kinderen ouders die niet in Nederland zijn geboren. Instellingen als consultatiebureaus, kindercentra, scholen en hulpverleningsinstanties kunnen niet meer de normen, instrumenten en programma’s hanteren die zijn afgestemd op autochtoon Nederlandse kinderen. Gardiner e.a. (1998) geven een overzicht van onderzoek en theorievorming gericht op culturele variaties in ontwikkelingsen socialisatieprocessen. De uitgeschreven colleges gaan in op psychosociale problemen en het vraagstuk van culturele relativiteit. In hoeverre zijn westerse begrippen, diagnostische instrumenten en behandelingsmethoden bruikbaar bij kinderen uit andere culturele groepen? Daarnaast wordt ingegaan op de speciale risico's en stressfactoren die bij deze groepen een rol kunnen spelen, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan vluchtelingenkinderen. Werkvorm Individueel Toetsen Open boek tentamen: 100%, 2,50 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal Boek − Gardiner, H.W., Mutter, J.D. & Kosmitzki, C. (1998). Lives across cultures. Cross-cultural human development. Boston, etc., Allyn & Bacon. ISBN 0-205-19182-7. Diverse − Uitgeschreven colleges van D. Ingleby.
111
Capita: Ontwikkelingspsychologie Semester S1B.1 voltijd
Code 200300825
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. D.A.M. van Berkel (tel.nr. 2532977) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Bestudering van zowel klassieke als meer recente theoretische benaderingen van ontwikkelingspsychologische vraagstukken. Inhoud De student dient een keuze te maken uit één of twee van de volgende onderwerpen: – Kindermishandeling (E. Singer) – Theoretische kwesties in de ontwikkelingspsychologie, bijv. het probleem van de ontwikkelingsstadia (J. Boom) – Vraagstukken rond nieuwe vormen van ouderschap (D. van Berkel) – Sociometrische status; hoogbegaafdheid (H. van Boxtel) – Gender en taal; taalontwikkeling en onderwijs/educatie; taalpolitiek en meertaligheid (D. de Haan) – Kinderopvang (E. Singer) – Psychogerontologie (G. Brugman) – Vraagstukken van de multiculturele samenleving (D. de Haan, D. Ingleby) – Morele ontwikkeling (D. Brugman) – Theoretische vraagstukken van de ontwikkelingspsychologie (P. Heymans) – Testontwikkeling (J. ter Laak, H. van Boxtel) – Communicatieve ontwikkeling (D. de Haan) – Reproductieve technologie en ontwikkeling van kinderen (D. van Berkel) – Ontwikkelingsaspecten van depressie bij kinderen en jeugdigen (Y. van Beek, P. Heymans) – Psychoseksuele ontwikkeling (D. van Berkel) – Agressie (W. Koops, B. Orobio de Castro, M. Junger) – Identiteitsontwikkeling (A. Oosterwegel, A. van Hoof) Werkvorm Individuele opdracht Toetsen Paper/tentamen/presentatie (in overleg): 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent − Bestuderen van literatuur, omvang omstreeks 2500 bladzijden. De omvang is mede afhankelijk van de manier waarop de capita selecta worden afgesloten.
112
Capita: Ontwikkelingspsychopathologie I Semester S1A.1 voltijd
Code 200300070
Specialisatie(s):
SOV020902, SOV010903
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. Y. van Beek (tel.nr. 2534059) (e-mail
[email protected]) dr. Y. van Beek, Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
ECTS-punten: 2,5 Niveau: 3
Doel Zie de cursus 'Ontwikkelingspsychopathologie I', maar nu vooral gericht op het zelfstandig kunnen toepassen van de kennis over de ontwikkelingspsychopathologische benadering (zowel qua diagnostisch model als qua behandelmethodes) aan de hand van een casus. N.B.: Dit onderdeel capita selecta geldt louter en alleen als aanvulling op de cursus ‘Ontwikkelingspsychopathologie I’ en is niet los van deze cursus te volgen! Uitbreiding van de inhoud zoals omschreven bij de cursus ‘Ontwikkelingspsychopathologie I’, onder andere aan de hand van zelf verzamelde relevante wetenschappelijke literatuur. Werkvorm Groepsopdracht Toetsen Paper: 100%, 2,50 punten, minimum cijfer 5,50 Aspecten van academische vorming Paper − Academisch denken, werken en handelen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Ethisch perspectief − Maatschappelijke / culturele context − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek Verplicht studiemateriaal Boek − Wenar, C. (2000). Developmental psychopathology. London: McGraw-Hill (4e editie). Wordt nader bekendgemaakt − De literatuur voor het cursusdeel 'Behandeling' wordt nog nader bekend gemaakt. Veronderstelde voorkennis Kennis van de normale en afwijkende sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling en bijbehorende ontwikkelingstheorieën. Voorkennis kan opgedaan worden met Inleiding ontwikkelingspsychologie, Sociale en emotionele ontwikkeling, Cognitieve ontwikkeling.
113
Capita: Persoonsontwikkeling Semester S1B.1 voltijd
Code 200300071
Specialisatie(s):
SOV020901, SOV020902, SOV020903
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. J.J.F. ter Laak (tel.nr. 2534745) e-mail
[email protected]) dr. J.J.F. ter Laak
Docent(en):
Studiepunten: 7 Niveau:
Doel − Hernieuwd kennis maken met en verdiepen van inzicht in de klassieke benaderingen van persoonlijkheid en de individuele persoon. − Inzicht verwerven in het concept ontwikkeling zoals dat in benaderingen van de persoonlijkheid en de persoon gebruikt wordt. − Kennisnemen van recente ontwikkelingen in het beschrijven en verklaren van ontwikkeling van de individuele persoon. De nadruk ligt op de kind- en jeugdperiode. − Het toepassen van de benaderingen van de persoon(lijkheid) en van de ontwikkeling op de persoon(lijkheid)sdiagnostiek in de praktijk. − Het zelfstandig uitdiepen van een thema over persoonsontwikkeling in de vorm van een paper. Inhoud De persoonlijkheidspsychologie wordt behandeld aan de hand van Funder’s "The Personality Puzzle". Dit boek bespreekt op originele wijze de tradities in de persoonlijkheidspsychologie. Het behandelt centrale vraagstukken over onder meer de alledaagse en wetenschappelijke beoordeling van de persoon en stabiliteit c.q. verandering en prediceerbaarheid van gedrag en beleven van de persoon. Naast een bespreking van de waarde (betrouwbaarheid en validiteit) van uitspraken over de persoon door hem/haar zelf en door anderen met inbegrip van de verschillen en overeenkomsten worden de bekende perspectieven op de persoon behandeld. Deze zijn onder meer de trekbenadering en de recente herleving daarvan, de biologisch-evolutionaire basis van de verschillen tussen personen, de gedragsgenetica van persoonlijkheidstrekken, de psycho-analytische benadering, de sociaalcognitieve benadering en de humanistische benadering. Er zal aandacht besteed worden aan de alledaagse opvattingen over de persoon, omdat deze in de praktijk van het persoonsonderzoek en de diagnostiek een niet te verwaarlozen rol spelen. Bij elk perspectief op de persoon in Funder worden vragen gesteld over de ontwikkeling: wanneer is het begonnen, zijn er voorlopers, is het gedragsverschijnsel stabiel of ontwikkelt het zich, is er een eindpunt aan de ontwikkeling? Ook hierbij staat de kind- en jeugdperiode centraal. Persoonsontwikkeling is een combinatie van persoonsleer en ontwikkelingspsychologie en neemt als eenheid niet één domein, bijvoorbeeld de sociale ontwikkeling, maar de integratie of het patroon van die domeinen zoals gerealiseerd in de individuele persoon. Werkvorm Individuele opdracht Toetsen Opdrachten, essayvragen, paper: 100%, 7,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal Boek − Funder, D.C. (2001). The Personality Puzzle.
114
Cursus: Cognitieve neuropsychiatrie Semester S1B.2 voltijd
Code 200300819
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. A. Aleman (tel.nr. 0302533090) (e-mail
[email protected]) dr. A. Aleman, gastdocent
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: M
Doel Inzicht verkrijgen in de cognitieve en neurobiologische mechanismen die kunnen leiden tot psychiatrische stoornissen. ‘Cognitieve neuropsychiatrie’ is een recent geïntroduceerde aanduiding voor een systematische en theoriegestuurde benadering van klinische psychopathologieën in termen van verstoringen in normale cognitieve mechanismen. Het incorporeren van informatie omtrent het neurale substraat van stoornissen in normaal cognitief functioneren verbindt de cognitieve neuropsychiatrie aan de fundamentele neurowetenschappen. In de cognitief neuropsychiatrische benadering richt men zich niet zozeer op een syndroom (bijvoorbeeld ‘schizofrenie’), maar wordt een symptoom als onderzoekseenheid genomen (bijvoorbeeld hallucinaties of wanen). Deze benadering is minder gevoelig voor de soms geringe betrouwbaarheid en validiteit van diagnostische categorieën, hypotheses zijn eenvoudiger te testen, en theorieën zijn doorzichtiger doordat cognitieve processen in verband gebracht worden met een specifiek symptoom en niet met een heterogene set klinische verschijnselen. Doel van deze cursus is om meer inzicht te verkrijgen in onderliggende mentale processen die een rol spelen bij het ontstaan en in stand houden van psychiatrische stoornissen, door een aantal psychiatrische verschijnselen (zoals wanen bij schizofrenie) onder het ontleedmes van de cognitieve psychiatrie te leggen. Werkvorm − Hoorcollege − Werkcollege Bijdrage aan groepswerk Werkcollege Actieve deelname aan de werkgroepbijeenkomsten is vereist. Toetsen Schriftelijk tentamen: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal Artikelen − Een tiental geselecteerde internationale wetenschappelijke artikelen. Boek − Cognitieve neuropsychiatrie (Boom, 2003). Veronderstelde voorkennis Inzicht in gangbare theorieën en benadering in de cognitieve en neuropsychologie. Tevens kennis van functieleer en biologische grondslagen van het gedrag. Voorkennis kan opgedaan worden met Biologische grondslagen van het gedrag; Functieleer; Klinische neuropsychologie.
115
Cursus: Cognitieve neurowetenschappen Semester S2A.1 voltijd
Code 200300074
Specialisatie(s):
SOV010102, SOV010103
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie Prof. dr. J.L. Kenemans (tel.nr. 2537386) (e-mail
[email protected]) dr. K.B.E. Böcker, dr. H.C. Dijkerman, prof.dr. E.H.F. de Haan, prof. dr. J.L. Kenemans
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Voertaal Wanneer 10% van de studenten buitenlands is zal de voertaal van deze cursus Engels zijn. De toetsing vindt dan ook plaats in het Engels tenzij de docent bij aanvang van de cursus anders aangeeft. Doel Verwerving van fundamentele kennis over de klassieke principes en de recente ontwikkelingen in de cognitieve neurowetenschappen. In staat zijn vooraanstaande recente cognitiefneurowetenschappelijke literatuur te beoordelen en dit te verwoorden. Deze cursus behandelt de manier waarop mentale processen gerealiseerd worden door het (menselijke) brein. Met name wordt ingegaan op functies als aandacht, geheugen, ‘executieve functies’, emotie, en aansturing van motoriek, en hun onderlinge relaties (bijv.: emotie en geheugen sturen de aandacht, die weer bepaalt wat er in het geheugen opgeslagen wordt of hoe er motorisch gereageerd wordt). Speciale aandacht is er voor netwerken van neuronen of hersengebieden waarin de geïntegreerde functies geïmplementeerd zijn. De cursus begint dan ook met een gedetailleerde behandeling van cognitief-neurowetenschappelijke technieken zoals functionele magnetische resonantie imaging (fMRI) en event-related potentials (ERP). Werkvorm − Hoorcollege − Werkcollege Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Tevoren bestuderen van de te behandelen stof. Deze wordt getoetst, wat bonuspunten kan opleveren die bij het tentamencijfer worden opgeteld. Werkcollege Voorbereiden van relevante literatuur; maken van opdracht. Bijdrage aan groepswerk Hoorcollege Actieve deelname aan het college. Werkcollege Presenteren van het resultaat van de opdracht; deelname aan discussie. Toetsen Eindresultaat: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Eindresultaat Het eindresultaat wordt mede bepaald door de opdrachten en de bonus-resultaten.
116
Aspecten van academische vorming Eindresultaat − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Wetenschapsfilosofische context − Onderzoeksvaardigheden integraal Verplicht studiemateriaal Artikelen − Losse artikelen, die door de student zelf gedownload kunnen worden via de bibliotheek. Neem bij problemen contact op met de coördinator. Boek − Gazzaniga, M.S., Ivry, R.B. & Mangun, G. (2002). Cognitive neuroscience: The biology of the mind. 2nd edition. Norton & Co.. ISBN 0-39397777-3. Dictaat − Kenemans, J.L., Cognitive encephalography. 5e editie. Dictaat Repro Sociale Wetenschappen. Veronderstelde voorkennis Basale kennis van functieleer en biologische grondslagen van het gedrag. Voorkennis kan opgedaan worden met Biologische grondslagen van het gedrag en Functieleer.
117
Cursus: Cognitieve ontwikkeling Semester S2A.2 voltijd
Code 200300063
Specialisatie(s):
SOV020901, SOV020902, SOV010903, SOV020903
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Ontwikkelingspsychologie dr. J. Boom (tel.nr. 2534762) (e-mail
[email protected]) dr. J. Boom, Docenten van de capaciteitsgroep(en), dr. D.M.P. de Haan
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Het verwerven van inzicht in: cognitieve vermogens en hun verandering gedurende de ontwikkeling; theoretische en empirische controverses over het verschijnsel cognitieve ontwikkeling in de wetenschappelijke literatuur; de manier van onderzoek doen op het gebied van de cognitieve ontwikkeling. De stof is ingedeeld in twee blokken van 5 weken met in de laatste week van elk blok afronding met een deeltoets. 1. Een overzicht van de hersen- en neurale ontwikkeling voor zover als relevant voor de cognitieve ontwikkeling. Met aandacht voor de controverse tussen nativistische opvattingen en constructivistische opvattingen. 2. Een overzicht van de cognitieve ontwikkeling met aandacht voor de verschillende benaderingen van het fenomeen cognitieve ontwikkeling: 1. Piagetiaanse en Neo-Piagetiaanse benadering; 2. Informatieverwerkings benadering; 3. Contextualistische benadering; 4. Dynamische systeem benadering. Daarbij telkens enige illustratie van de wijze van onderzoek binnen die benaderingen en reflectie op de wetenschappelijke houdbaarheid van de kennis over de hersen- en cognitieve ontwikkeling en aandacht voor theoretische en historische achtergronden. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Te behandelen stof voorafgaand aan het college lezen. Werkgroep Lees- en/of discussievragen schriftelijk maken en inleveren voor aanvang van de werkgroepbijeenkomst. Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Actief deelnemen aan bespreking van de lees- en/of discussievragen in subgroepjes van 4 personen. Toetsen Deeltentamens en opdrachten: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Deeltentamens en opdrachten De weging van de verschillende toetsonderdelen wordt via Studion bekend gemaakt.
118
Aspecten van academische vorming Deeltentamens en opdrachten − Intellectuele vaardigheden − Wetenschapsfilosofische context − Wetenschappelijke context − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages Verplicht studiemateriaal Boek − Johnson, Mark H. (1997). Developmental cognitive neuroscience: An introduction. Oxford: Blackwell. ISBN 0-631-20201-3 (wordt grotendeels behandeld). − Verhofstad-Denève, L., van Geert, P. & Vijt, A. (1995). Handboek Ontwikkelingspsychologie. Houten: Bohn Stafleu Van Lochem. ISBN 90-313-1608-3 (hoofdstukken 4 t/m 7, 9 en 10 ). Diverse − Studion: programma, opdrachten, leeswijzers, leesvragen, etc.. Reader − Met diverse artikelen. Veronderstelde voorkennis Algemeen overzicht ontwikkelingspsychologie Voorkennis kan opgedaan worden met Ontwikkelingspsychologie
119
Practicum: Communicatievaardigheden in beroepssituaties: KP & GP Semester S2A.1 voltijd
Code 200300166
Specialisatie(s):
SOV010602, SOV010603, SOV020602, SOV020602
Opleiding(en): Coördinator:
Gezondheids Psychologie
Docent(en):
Docenten van de capaciteitsgroep(en), prof.dr. J. van MensVerhulst
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Inhoud De studenten maken zich de basisvaardigheden eigen die nodig zijn voor het effectief functioneren als psycholoog in de toekomstige beroepssituatie. Zij leren in deze cursus de kernvaardigheden, theorieën en modellen van gespreksvoering in communicatie. De cursus heeft het karakter van een practicum, waarin het oefenen centraal staat. De cursus is in drie blokken verdeeld. Blok 1: Oefenen en analyseren van gespreksvoering en communicatie. Studenten maken in dit blok kennis met theorieën en modellen over gespreksvoering en communicatie. Met de bij deze theorieën en modellen horende technieken wordt zeer gericht en intensief geoefend. Daarbij wordt ingegaan op vaardigheden, zoals: vragen, doorvragen, parafraseren, reflecteren, samenvatten, concretiseren., interpreteren, confronteren, etc. Tevens wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een basishouding gericht op effectieve communicatie in situaties van begeleiding, hulpverlening en advies. Daarbij geldt dat niet alleen de inhoud van de boodschap maar ook de relatie en daarmee een productieve samenwerking tussen hulpverlenende en cliënten van belang is. Aparte aandacht wordt besteed aan cultuur- en sekseverschillen. Blok 2: Analyseren en oefenen van doelgericht toepassen van gespreksvaardigheden en -technieken binnen specifieke gespreksmodellen. Aan de orde komen: het intakegesprek en informatievergarend gesprek, het adviesgesprek, het slecht-nieuws-gesprek en het functioneringsgesprek. Blok 3: Inzicht krijgen in de verschillende fasen van hulpverlenings- en begeleidingsgesprekken in de context van toekomstige beroepssituaties. Daarbij wordt geoefend met casusmateriaal. Doel a. het kunnen toepassen van de geselecteerde communicatievaardigheden in twee- en meergesprekken en daarbij kunnen inspelen op verschillen in sekse en etniciteit. b. het beschikken over kennis inzake het systeemtheoretisch communicatiemodel en psychologische gespreksvoering in beroepssituaties (i.h.b. modellen voor veranderingsprocessen van cliënten, de werkrelatie, fasering per gesprekstype en invloeden van de maatschappelijke context). c. het vermogen te reflecteren op eigen functioneren en leerervaringen vanuit het aangeboden theoretisch kader. Werkvorm Practicum Toelichting Practicum Practicum is twee keer per week vier uur, waarvan steeds twee uur onbegeleid. Voorbereiding bijeenkomsten Practicum Opdrachten en rollenspelen moeten worden voorbereid. Na afloop van de werkgroepen moeten sessieverslagen geschreven worden over de eigen voortgang in het proces van gespreksvoering en de verkregen feedback. De sessieverslagen dragen bij aan een afsluitend leerverslag. Ook bereiden studenten de literatuur van elke bijeenkomst voor. Bijdrage aan groepswerk Practicum In de werkgroepen wordt een actieve deelname verwacht aan rollenspelen en oefeningen. Dit geldt zowel voor de plenaire setting als de subgroepen. 120
Toetsen − Leerverslag en referaat: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Schriftelijk tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Leerverslag en referaat Leerverslag: vergt een beschrijving van het leerproces van de student door het registreren en evalueren van de ontwikkelingen in kennis en vaardigheden op het gebied van communicatie en doelgerichte gespreksvoering. Hiertoe houden studenten hun persoonlijke leerdoelen en vorderingen bij. Deze sessieverslagen vormen de basis voor het leerverslag. Referaat: een presentatie van een subgroep voor de groep waarin men demonstreert hoe de theorie naar praktisch handelen kan worden vertaald. Schriftelijk tentamen Het schriftelijke tentamen bestaat naast enkele kennisvragen voornamelijk uit toepassingsgerichte vragen: video- of tekst-analyse waarmee het concreet toepassen van vaardigheden getoetst wordt. Een voorbeeldtentamen wordt gepubliceerd op Studion. Aspecten van academische vorming Leerverslag en referaat − Gestructureerd beoordelen van activiteiten en prestaties (van anderen en van zichzelf) − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met clienten/patienten/personeel − Sociaal-contactuele vaardigheden Schriftelijk tentamen − Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met clienten/patienten/personeel − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Maatschappelijke / culturele context Verplicht studiemateriaal Boek − Lang, G.T. & Van der Molen, H.T. (2000 of later). Psychologische gespreksvoering. een basis voor hulpverlening. Baarn: Nelissen. Casetteband Wordt nader bekendgemaakt − Aanvullende literatuur wordt via Studion bekend gemaakt.
121
Practicum: Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Ontwikkelingspsychologie Semester S2B.2 voltijd
Code 200300066
Specialisatie(s):
SOV020902, SOV010903
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie drs. R.A.R.J. Janssen (tel.nr. 2532751) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), drs. R.A.R.J. Janssen
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Doel a. het kunnen toepassen van de geselecteerde communicatievaardigheden in twee- en meergesprekken en daarbij kunnen inspelen op verschillen in sekse en etniciteit. b. het beschikken over kennis inzake het systeemtheoretisch communicatiemodel en psychologische gespreksvoering in beroepssituaties (i.h.b. modellen voor veranderingsprocessen van cliënten, de werkrelatie, fasering per gesprekstype en invloeden van de maatschappelijke context). c. het vermogen te reflecteren op eigen functioneren en leerervaringen vanuit het aangeboden theoretisch kader. Inhoud De studenten maken zich de basisvaardigheden eigen die nodig zijn voor het effectief functioneren als psycholoog in de toekomstige beroepssituatie. Zij leren in deze cursus de kernvaardigheden, theorieën en modellen van gespreksvoering in communicatie. De cursus heeft het karakter van een practicum, waarin het oefenen centraal staat. De cursus is in drie blokken verdeeld. Blok 1: Oefenen en analyseren van gespreksvoering en communicatie. Studenten maken in dit blok kennis met theorieën en modellen over gespreksvoering en communicatie. Met de bij deze theorieën en modellen horende technieken wordt zeer gericht en intensief geoefend. Daarbij wordt ingegaan op vaardigheden, zoals: vragen, doorvragen, parafraseren, reflecteren, samenvatten, concretiseren, interpreteren, confronteren, etc.. Tevens wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een basishouding gericht op effectieve communicatie in situaties van begeleiding, hulpverlening en advies. Daarbij geldt dat niet alleen de inhoud van de boodschap maar ook de relatie en daarmee een productieve samenwerking tussen hulpverlenende en cliënten van belang is. Aparte aandacht wordt besteed aan cultuur- en sekseverschillen. Blok 2: Analyseren en oefenen van doelgericht toepassen van gespreksvaardigheden en -technieken binnen specifieke gespreksmodellen. Aan de orde komen: het intakegesprek en informatievergarend gesprek, het adviesgesprek, het slecht-nieuws-gesprek en het functioneringsgesprek. Blok 3: Inzicht krijgen in de verschillende fasen van hulpverlenings- en begeleidingsgesprekken in de context van toekomstige beroepssituaties. Daarbij wordt geoefend met casusmateriaal. Werkvorm Practicum Toelichting Practicum Practicum is twee keer per week vier uur, waarvan steeds twee uur onbegeleid. Voorbereiding bijeenkomsten Practicum Opdrachten en rollenspelen moeten worden voorbereid. Na afloop van de werkgroepen moeten sessieverslagen geschreven worden over de eigen voortgang in het proces van gespreksvoering en de verkregen feedback. De sessieverslagen dragen bij aan een afsluitend leerverslag. Ook bereiden studenten de literatuur van elke bijeenkomst voor.
122
Bijdrage aan groepswerk Practicum Opdrachten en rollenspelen moeten worden voorbereid. Na afloop van de werkgroepen moeten sessieverslagen geschreven worden over de eigen voortgang in het proces van gespreksvoering en de verkregen feedback. De sessieverslagen dragen bij aan een afsluitend leerverslag. Ook bereiden studenten de literatuur van elke bijeenkomst voor. Toetsen − Schriftelijk tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Leerverslag (40%) + referaat (10%): 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Schriftelijk tentamen Het schriftelijke tentamen bestaat naast enkele kennisvragen voornamelijk uit toepassingsgerichte vragen: video- of tekst-analyse waarmee het concreet toepassen van vaardigheden getoetst wordt. Een voorbeeldtentamen wordt gepubliceerd op Studion. Leerverslag (40%) + referaat (10%) Verslag: vergt een beschrijving van het leerproces van de student door het registreren en evalueren van de ontwikkelingen in kennis en vaardigheden m.b.t. communicatie en doelgerichte gespreksvoering. Hiertoe houdt de student bij aan welke persoonlijke leerdoelen hij werkte en welke vorderingen hij maakte. De sessieverslagen vormen de basis voor het leerverslag. Referaat: presentatie van een subgroep voor de plenaire groep waarin men demonstreert hoe theorie naar praktijk kan worden vertaald. Aspecten van academische vorming Schriftelijk tentamen − Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met clienten/patienten/personeel − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Maatschappelijke / culturele context Leerverslag (40%) + referaat (10%) − Gestructureerd beoordelen van activiteiten en prestaties (van anderen en van zichzelf) − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met clienten/patienten/personeel − Sociaal-contactuele vaardigheden Verplicht studiemateriaal Boek − Lang, G.T. & Van der Molen, H.T. (2000 of later). Psychologische gespreksvoering. een basis voor hulpverlening. Baarn: Nelissen. Casetteband Wordt nader bekendgemaakt − Aanvullende literatuur wordt via Studion bekend gemaakt. Veronderstelde voorkennis Inzicht in menselijk gedrag gebaseerd op basiskennis van de sociale psychologie. Voorkennis kan opgedaan worden met Sociale psychologie. Bronnen van zelfstudie Standaardwerken:Voor sociale psychologie: Miles Hewstone & Wolfgang Stroebe (2001). Introduction to social psychology. Third edition, Oxford: Basil Blackwell, ISBN 0-534-35436-X.
123
Practicum: Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Sociale en Organisatiepsychologie Semester S2B.2 voltijd
Code 200300054
Specialisatie(s):
SOV010501, SOV010601
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Sociale en Organisatiepsychologie dr. P.J.M. Heiligers (tel.nr. 2534576) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Inhoud De studenten maken zich de basisvaardigheden eigen die nodig zijn voor het effectief functioneren als psycholoog in de toekomstige beroepssituatie. Zij leren de kernvaardigheden, theorieën en modellen van gespreksvoering in communicatie. De cursus heeft het karakter van een practicum, waarin het oefenen centraal staat. Blok 1: Oefenen en analyseren van gespreksvoering en communicatie. Studenten maken in dit blok kennis met theorieën en modellen over gespreksvoering en communicatie. Met de bij deze theorieën en modellen horende technieken wordt zeer gericht en intensief geoefend. Daarbij wordt ingegaan op vaardigheden, zoals: vragen, doorvragen, parafraseren, reflecteren, samenvatten, concretiseren, interpreteren, confronteren, etc. Tevens wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een basishouding gericht op effectieve communicatie in situaties van begeleiding en advies. Daarbij geldt dat niet alleen de inhoud van de boodschap maar ook de relatie en daarmee een productieve samenwerking tussen begeleider en cliënten van belang is. Aparte aandacht wordt besteed aan cultuuren sekseverschillen. Blok 2: Analyseren en oefenen van doelgericht toepassen van gespreksvaardigheden en -technieken binnen specifieke gespreksmodellen. Aan de orde komen: het intakegesprek en informatievergarend gesprek, het adviesgesprek, het slecht-nieuws-gesprek en het functioneringsgesprek. Blok 3: Inzicht krijgen in de verschillende fasen van begeleidingsgesprekken in de context van toekomstige beroepssituaties. Daarbij wordt geoefend met casusmateriaal. Cursusdoelen a. het kunnen toepassen van de geselecteerde communicatievaardigheden in twee- en meergesprekken en daarbij kunnen inspelen op verschillen in sekse en etniciteit. b. het beschikken over kennis inzake het systeemtheoretisch communicatiemodel en psychologische gespreksvoering in beroepssituaties (i.h.b. modellen voor veranderingsprocessen van clienten, de werkrelatie, fasering per gesprekstype en invloeden van de maatschappelijke context). c. het vermogen te reflecteren op eigen functioneren en leerervaringen, vanuit het aangeboden theoretisch kader. Werkvorm Practicum Toelichting Practicum Practicum is twee keer per week vier uur, waarvan steeds twee uur onbegeleid. Voorbereiding bijeenkomsten Practicum Opdrachten en rollenspellen moeten worden voorbereid. Na afloop van de werkgroepen moeten sessieverslagen worden geschreven over de eigen voortgang in het proces van gespreksvoering en de verkregen feedback. De sessieverslagen dragen bij aan een afsluitend leerverslag. Ook bereiden studenten de literatuur van elke bijeenkomst voor. Bijdrage aan groepswerk Practicum In de werkgroepen wordt een actieve deelname verwacht aan rollenspellen en oefeningen. Dit geldt zowel voor de plenaire setting als de subgroepen.
124
Toetsen − Schriftelijk tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Verslag: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Schriftelijk tentamen Het schriftelijk tentamen bestaat naast enkele kennisvragen voornamelijk uit toepassingsgerichte vragen: video- of tekstanalyse waarmee het concreet toepassen van vaardigheden getoetst wordt. Een voorbeeldtentamen wordt gepubliceerd op Studion. Verslag Leerverslag (40%): vergt een een beschrijving van het leerproces van de student door het registreren en evalueren van de ontwikkelingen in kennis en vaardig- heden op het gebied van communicatie en doelgerichte gespreksvoering. Leerdoelen en vorderingen worden per sessie bijgehouden en vormen de basis voor het leerverslag. Het referaat (10%) impliceert een presentatie van een subgroep voor de plenaire groep waarin men demonstreert hoe de theorie naar praktisch handelen kan worden vertaald. Aspecten van academische vorming Schriftelijk tentamen − Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met cliënten/patiënten/personeel − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Maatschappelijke / culturele context Verslag − Gestructureerd beoordelen van activiteiten en prestaties (van anderen en van zichzelf) − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met clienten/patienten/personeel − Sociaal-contactuele vaardigheden Verplicht studiemateriaal Boek − Lang, G.T. & Van der Molen, H.T. (2000 of later). Psychologische gespreksvoering. een basis voor hulpverlening. Baarn: Nelissen. Casetteband Wordt nader bekendgemaakt − Aanvullende literatuur wordt via Studion bekend gemaakt. Veronderstelde voorkennis Inzicht in menselijk gedrag gebaseerd op basiskennis in de sociale psychologie. Voorkennis kan opgedaan worden met Sociale psychologie (BA1) Bronnen van zelfstudie Miles Hewstone & Wolfgang Stroebe (2001). Introduction to social psychology. Third edition. Oxford: Basil Blackwell, ISBN 0-534-35436-X
125
Cursus: Conflicthantering en Mediation Semester S1B.2 voltijd
Code 200300108
Specialisatie(s):
SOV010502, SOV010501, SOV010601, SOV020503
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. H.C.M. Prein (tel.nr. 2534821) (e-mail
[email protected]) drs. R. IJntema, drs. C.M.A.A. Potters, dr. H.C.M. Prein
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel De cursus bestaat uit twee onderdelen. Blok 1. Eerst wordt aandacht besteed aan conflicthantering, de wijze waarop mensen met conflicten omgaan. Hiertoe wordt een analyse gemaakt van ieders karakteristieke manier van reageren in conflictsituaties (conflictstijl). Hierop vindt er reflectie plaats op sterke en zwakke kanten daarvan en op de psychologische achtergronden van eigen conflictgedrag (projectie, stereotypering, motivatie en emotie, man-vrouwverschillen e.d.). Daarnaast wordt ingegaan op verschillende theoretische modellen die bij de verklaring van (het ontstaan en escalatie van) conflicten worden gebruikt (zoals psychodynamische modellen, social exchange en onderhandelings- en systeemmodellen). Bij de uitbreiding van het gedragsrepertoire kunnen vaardigheden en technieken worden geoefend als actief luisteren, rolomkering, assertieve boodschappen, hanteren van sterke emoties (als woede en agressie, schuld en schaamte) en principieel-onderhandelen. Blok 2. In het tweede deel van de cursus staat het professionele handelen centraal van de professional die ingrijpt in en assisteert bij de hantering van conflicten van anderen. Hierbij worden twee hoofdvormen van Mediation behandeld en komen de verschillende procedures en technieken die bij Mediation kunnen worden toegepast aan de orde. De deelnemers worden ingedeeld in (maximaal 4) werkgroepen van maximaal 25 studenten, die wekelijks een dagdeel bij elkaar komen en waarbij steeds een bepaald thema centraal staat, dat wordt toegelicht o.m. met onderzoeksliteratuur, cases en video’s. Deze werkgroepen worden opgesplitst in (maximaal 8) practicumgroepen van maximaal 13 deelnemers, waarin wekelijks gelegenheid is om te oefenen en het geleerde uit de werkgroep en de bestudeerde literatuur toe te passen in rollenspelen en gerichte oefeningen. Nadere informatie is op de website van de cursus op Studion te vinden. Cursusdoelen Het vergroten van kennis en vaardigheden op het gebied van het hanteren van conflicten, het interveniëren in conflicten en in het bijzonder Mediation. Specifieker zijn de doelen: − Het bevorderen van zelfinzicht in omgaan met conflicten, emoties, weerstanden e.d. als voorwaarde voor beter professioneel handelen. − Het vergroten van het eigen gedragsrepertoire in (het hanteren van) conflictsituaties. − Het kunnen diagnosticeren van conflicten en kennismaking met enkele technieken, procedures en strategieën die bij diagnose vaak worden toegepast. Kennismaking met en oefenen van een aantal veelgebruikte procedures en interventietechnieken die bij Mediation worden toegepast. Werkvorm − Practicum − Werkgroep Voorbereiding bijeenkomsten Practicum Deelnemers worden gevraagd na afloop van iedere practicumbijeenkomst een sessieverslag te maken over de eigen voortgang in het proces van conflicthantering en mediation. Deze sessieverslag vormen het materiaal voor het leerverslag (zie onder Toets)
126
Werkgroep Iedere werkgroepbijeenkomst moet vooraf de stof worden bestudeerd die de betreffende week centraal staat; deze stof wordt iedere werkgroep getentamineerd in een korte meerkeuzetoets.Studenten moeten meerdere malen vooraf aan de werkgroep een opdracht maken of voorbereiden (bijvoorbeeld veelgebruikte onderzoeksinstrumenten zelf invullen; case voorbereiden; inhoudelijke informatie over een te vertonen video). Bijdrage aan groepswerk Practicum In de practicumgroepen wordt gewerkt volgens de principes van ervaringsleren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van rollenspelen en oefeningen, die van deelnemende studenten een maximale inzet vragen en de bereidheid om aan zelfreflectie te doen, eigen ervaringen ter discussie te stellen en te willen experimenteren met nieuw gedrag. Er geldt een aanwezigheidsverplichting. Werkgroep In de werkgroepen wordt gebruik gemaakt van actieve en participatieve werkvormen, die van deelnemende studenten een maximale inzet vragen. Er geldt een aanwezigheidsverplichting. Toetsen − Meerkeuzetoets: 40%, 3,00 punten, minimum cijfer 5,50 − Presentatie: 10%, 0,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Verslag: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Meerkeuzetoets Iedere werkgroepbijeenkomst begint met een korte meerkeuzetoets over de stof die de betreffende week centraal staat. Van het totaal aantal deeltoetsen mag het slechtste deeltentamen worden geschrapt, zodat het cijfer van dit onderdeel wordt berekend over de resterende deeltoetsen. Als dit onderdeel onvoldoende is, kan in de laatste week een reparatietentamen gedaan worden over de gehele stof. Presentatie Er worden in de werkgroep maximaal 8 subgroepen van 3-4 deelnemers gevormd. De eerste vier subgroepen houden in het eerste gedeelte van de cursus een presentatie over de merites van meetinstrumenten om conflicthanteringsstijlen te meten. De andere vier subgroepen houden tijdens het tweede gedeelte van de cursus een presentatie over een van de toepassingen van mediation. Deze presentaties worden door de docent en de werkgroepdeelnemers beoordeeld op inhoud en presentatie. Verslag De beoordeling van een - getypt - individueel leerverslag, waarin de student moet laten zien hoe hij/zij tijdens de practicumbijeenkomsten theorie, praktijk en eigen ervaring op elkaar heeft kunnen betrekken. Aan het eind van de vijfde week moet het verslag worden ingeleverd. Hierop krijgt men 1-2 weken later feedback, waarna men het verslag op basis hiervan vóór het einde van de cursus kan aanvullen en bijwerken. Aspecten van academische vorming Meerkeuzetoets − Bestuderen en analyseren van informatie Presentatie − Intellectuele vaardigheden − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Organisatorische vaardigheden − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages Verslag − Intellectuele vaardigheden − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken
127
Verplicht studiemateriaal Boek − Prein, H.C.M. Trainingsboek Conflicthantering en Mediation. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 4e druk, 2002, ISBN: 90 313 37323 Reader Werkboek Veronderstelde voorkennis Kennis van (basisthema's binnen) de sociale psychologie, die ten grondslag liggen aan menselijk gedrag (in conflictsituaties) (Psychologische) gespreksvoering, zoals spiegelen, parafraseren, samenvatten, doorvragen, heretiketteren e.d. Vermogen tot zelfreflectie Voorkennis kan opgedaan worden met Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Sociale en Organisatiepsychologie
128
Practicum: Diagnostiek in de Klinische en Gezondheidspsychologie Semester S1A.2 voltijd
Code 200300176
Specialisatie(s):
SOV010602, SOV010603, SOV010601, SOV020602, SOV020603
Opleiding(en): Coördinator:
Gezondheids Psychologie, Klinische Psychologie Drs. L. Verspui (tel.nr. 030-2539079) (e-mail
[email protected]) Docent nog onbekend
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel De psychodiagnostiek in de klinische en gezondheidspsychologie is gericht op het beschrijven en verklaren van psychische, psychosomatische en psychosociale problemen. In deze cursus ligt de focus op de diagnostiek van volwassenen. Er wordt op zowel cognitief als praktisch niveau aandacht besteed aan de diverse stadia van het diagnostische proces. Studenten maken kennis met verscheidene typen vraagstellingen in het veld (afhankelijk van het theoretisch kader en de context). Zij leren verwijsvragen kritisch te beschouwen, anamnestische gesprekken te voeren, klacht- en probleemanalyses te maken, hypotheses te genereren en te operationaliseren (methodeverantwoording), tests te gebruiken, naar waarde te schatten (betrouwbaarheid en validiteit) en te interpreteren, de verzamelde gegevens te integreren en tot slot hierover mondeling en schriftelijk verslag te leggen. Er is tevens aandacht voor ethische kwesties en voor culturele en sekseverschillen. Aan het eind van de cursus dienen studenten in staat te zijn een casus te diagnosticeren. De cursus dient als voorbereiding op de stages in de praktijkvelden van de klinische en gezondheidspsychologie. Cursusdoelen De student: – is zich bewust van het type vraagstellingen en hun functie binnen de praktijkvelden van de klinische en gezondheidspsychologie – is bekend met de diagnostische cyclus – is in staat om het psychodiagnostisch proces vanuit het hypothesetoetsend model te benaderen – is in staat om kennis ten aanzien van psychopathologie en/of psychosomatiek te vertalen naar diagnostische hypotheses – heeft kennis en vaardigheden met betrekking tot een aantal diagnostische instrumenten en werkwijzen – heeft vaardigheden met betrekking tot de integratie van gegevens middels verslaglegging Werkvorm − Computerpracticum − Discussie groep − Hoorcollege − Werkgroep Toelichting Computerpracticum Eenmaal in deze cursus wordt er een computerpracticum gegeven waarbij een ieder een aantal testen invult. Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Studenten bereiden per bijeenkomst de bijbehorende literatuur voor. Daarnaast wordt verwacht dat zij tijdens de hoorcolleges een actieve bijdrage leveren aan discussies en besprekingen van casusmateriaal. Werkgroep (begeleid) Studenten zoeken per bijeenkomst eventuele relevante literatuur via de digitale catalogus van de bibliotheek en nemen deze door.
129
Bijdrage aan groepswerk Werkgroep (onbegeleid) In de onbegeleide werkgroepen wordt verder geoefend met de stappen van de diagnostische cyclus aan de hand van casusmateriaal. Werkgroep (begeleid) In de werkgroepen wordt geoefend met de stappen van de diagnostische cyclus aan de hand van casusmateriaal. Er wordt van de studenten een actieve bijdrage verwacht in het oefenen van de diverse vaardigheden, in het gezamenlijk bespreken van het materiaal en het begeleid verwerken van de diagnostische gegevens. Daarnaast dient men vanuit de opgedane kennis een kritische houding te ontwikkelen bij beslismomenten in het diagnostische proces. Toetsen − Schriftelijk tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Take-home tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Schriftelijk tentamen In dit eerste tentamen wordt de opgedane kennis getoetst met betrekking tot theorie en onderzoek aangaande diagnostische vraagstellingen en methoden in het geval van psychopathologie en psychosomatiek. Take-home tentamen In dit tweede tentamen wordt aan de hand van een casus getoetst in hoeverre de student in staat is in een rapportage een onderbouwde en heldere integratie van de verzamelde gegevens te leveren. Aspecten van academische vorming Schriftelijk tentamen − Intellectuele vaardigheden − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie Take-home tentamen − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met clienten/patienten/personeel − Gebruiken van informatie- en communicatietechnologie ('computer literacy') − Samenwerken met anderen, werken in teamverband − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Beheersen van methoden en technieken − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek Verplicht studiemateriaal Literatuur − Wordt nader bekend gemaakt.Het computerpracticum kost ongeveer 20 euro. Veronderstelde voorkennis − Kennis van de diverse theorieën binnen de persoonlijkheidsleer − Kennis van de psychopathologie en/of psychosomatiek en van het classificatiesysteem DSM-IV-R − Kennis van de testtheorie en besliskunde − Communicatievaardigheden Voorkennis kan opgedaan worden met Persoonlijkheidsleer (BA1), Perspectieven op de Psychopathologie (BA1), Grondslagen van de psych. Diagnostiek en Testtheorie (BA 1), Communicatietraining (BA 2)
130
Cursus: Doing a field study using qualitative methods Semester S2E.1 voltijd
Code 200300129
Opleiding(en): Coördinator:
Methodenleer en Statistiek dr. H.R. Boeije (tel.nr. 2534547) (e-mail
[email protected]) dr. H.R. Boeije
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Voertaal Engels. De toetsing vindt plaats in het Engels tenzij de docent bij aanvang van de cursus anders aangeeft. Language of instruction English The tests will be in English unless the teacher informs you otherwise at the start of the course. Doel The course is a general introduction in qualitative methodology. It provides an overview of issues and choices in the design of a field study that should be settled in the research proposal. It lets students gain hands on experience in carrying out a field study, such as participant observation, qualitative analysis and writing. The course is divided in two parts. The first part is aimed at reading and discussing the literature and preparing a research proposal. In this part students and teacher meet twice a week to discuss the literature and examples and to practice research skills. Students do the necessary preparations for the actual field study, for example getting access and recruiting participants. In the second part students conduct the research according to their plan under the guidance of the teacher. Research teams are formed consisting of two or three students. In this period fewer classes are scheduled and meetings are aimed at exchanging experiences and problem solving. In the last meeting students present their results. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Toelichting Study groups and practical training In the second part the emphasis is on field work and fewer meetings are scheduled then. Voorbereiding bijeenkomsten Lectures Active class participation and reading the required literature. Study groups and practical training Reading literature and preparing assignments. Bijdrage aan groepswerk Study groups and practical training Active participation in class discussions and activities, sharing research experiences. Toetsen Eindresultaat: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Eindresultaat A mixture of the research proposal, the research report and assignments and class participation.
131
Aspecten van academische vorming Eindresultaat – Intellectuele vaardigheden – Bestuderen en analyseren van informatie – Synthetiseren en structureren van informatie – Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken – Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met clienten/patienten/personeel – Samenwerken met anderen, werken in teamverband – Planmatig werken – Onderzoeksvaardigheden integraal Verplicht studiemateriaal Boek − Merriam, S.B. (1998). Qualitative research and case study applications in education. Jossey-Bass, San Francisco. ISBN 0 7879 1009 0. Reader − 'Doing a field study', containing some articles and assignments (to be handed out). Veronderstelde voorkennis Elementary methodological knowledge. Voorkennis kan opgedaan worden met The methods and statistics courses that are taught in the first bachelor year.
132
Cursus: Experimenteren en registreren Semester S1A.1 voltijd
Code 200300077
Specialisatie(s):
SOV010102, SOV010103
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. I.T.C. Hooge (tel.nr. 2533633) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), dr. I.T.C. Hooge
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Het verkrijgen van kennis over en vaardigheid in (1) het opzetten en uitvoeren van psychonomisch onderzoek met behulp van computergestuurde experimenten, en (2) psychofysiologische methoden en technieken. Het practicum is opgebouwd uit twee blokken: één blok computergestuurde experimenten en één blok psychofysiologische registraties. In het blok computeronderwijs leert men hoe men een (gedrags)experiment kan opzetten, uitvoeren en analyseren met behulp van een computer. Dit gebeurt met E-prime (waarmee het mogelijk is experimenten te bouwen zonder direct een programmeertaal te leren) en Matlab (een intuïtieve en de meest gebruikte wetenschappelijke programmeeromgeving op aarde). De mogelijkheden van Matlab en E-Prime worden in de colleges behandeld. Vaardigheid in het opzetten van een computerexperiment en programmeren met Matlab zal men verwerven tijdens practica waarin men experimenten leert implementeren. In het blok psychofysiologische registraties wordt de student geleerd hoe een eenvoudige psychofysiologische meting moet worden uitgevoerd. Hierbij moet men denken aan het meten van bijv. hartslag (EKG), spierspanning (EMG), huidgeleidingsreacties (GSR), oogbewegingen (EOG) en EEG. Ook wordt dieper ingegaan op de werking van apparatuur die nodig is voor het doen van psycho(fysio)logische metingen, zoals versterkers en hardwarefilters. Tot slot zal men kennis maken met enkele basisbegrippen en technieken die van belang zijn bij signaalanalyse (softwarefilter en signaalmiddeling). Werkvorm Hoorcollege en practicum Toelichting Het practicum wordt in groepen van twee uitgevoerd. Toetsen Opdracht(en): 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Opdracht(en) De opdrachten voor zowel het deel 'experimenteren' als het deel 'registreren' moeten met een voldoende afgerond worden. Aspecten van academische vorming Opdracht(en) − Gebruiken van informatie- en communicatietechnologie ('computer literacy') − Samenwerken met anderen, werken in teamverband − Beheersen van methoden en technieken Verplicht studiemateriaal Dictaat − Voor het onderdeel 'Registreren'. Veronderstelde voorkennis Kennis en inzicht op het gebied van de functieleer. Voorkennis kan opgedaan worden met De cursus 'Functieleer'. 133
Cursus: Gedrag en farmaca Semester S2B.1 voltijd
Code 200300081
Specialisatie(s):
SOV010603, SOV010102
Opleiding(en): Coördinator:
EXTERN dr. K.B.E. Böcker (tel.nr. 2533383) (e-mail
[email protected]) dr. K.B.E. Böcker, dr. E.R. Volkerts
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel a. Kennis verwerven over de belangrijkste klassen van psychofarmaca en hun klinische toepassingen. b. Inzicht verwerven in algemeen farmacologische principes en deze kunnen toepassen op het gebied van de psychofarmaca. c. Eigenschappen van (psycho)farmaca kunnen opzoeken en interpreteren. d. Aan de bestudeerde stof een voor de psychofarmacologie relevante vraag kunnen ontlenen, en de literatuur verzamelen, verwerken en beoordelen om tot een geïntegreerde beantwoording van deze vraag te komen. Deze cursus behandelt de belangrijkste klassen van psychoactieve stoffen (depressiva, stimulantia, anti-depressiva, neuroleptica, opiaten), hun farmacologische eigenschappen, werkingsmechanismen en hun verslavende werking en/of klinische toepassingen. Bij die laatste valt te denken aan angststoornissen, stemmingsstoornissen, schizofrenie en pijnbestrijding. Daarmee is de cursus interessant voor iedereen die belangstelling heeft voor hersenen en gedrag, of die in de (G)GZ te maken krijgt met interdisciplinaire behandeling van psychologische, psychiatrische of somatische (pijnbestrijding) problemen. Werkvorm − Groepsopdracht − Hoorcollege − Werkgroep Voorbereiding bijeenkomsten Groepsopdracht Afspraken nakomen die op de bijeenkomsten van de groepjes gemaakt worden. Hoorcollege Tevoren bestuderen van de te behandelen stof. Deelnemen aan de discussie over de antwoorden op de bij ieder hoofdstuk behorende Study Questions op Studion. Werkgroep Deelname aan de groepsopdrachten. Bijdrage aan groepswerk Groepsopdracht Tijdens de bijeenkomsten (in onderling overleg af te spreken) worden de opdrachten uitgevoerd (in groepjes van 3 personen). Tijdens de eerste bijeenkomst wordt een plan van aanpak gemaakt en worden de werkzaamheden verdeeld. Tijdens de tweede bijeenkomst word(t)(en) het/de eindproduct(en) geproduceerd (waaronder een presentatie). Het staat alle groepen vrij om meer/vaker/anders contact te hebben. Hoorcollege Actieve deelname aan de opdrachten en discussies tijdens de colleges. Werkgroep Tijdens de werkgroep presenteert iedere groep (van 3 studenten) het resultaat van de groepsopdracht. Er zijn 3 opdrachten, iedere student presenteert eenmaal. Verder wordt actieve deelname aan de bespreking van de presentatie verwacht. Toetsen Eindresultaat: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50
134
Wat wordt er beoordeeld? Eindresultaat Het eindresultaat van de schriftelijke eindtoets, die tenminste een aantal open vragen zal bevatten, wordt voorts bepaald door de beoordeling van de groepsopdrachten. De weging van de deeltoetsen wordt via Studion bekend gemaakt . Aspecten van academische vorming Eindresultaat − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Organisatorische vaardigheden − Wetenschappelijke context − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek Verplicht studiemateriaal Boek − Julien, R.M. (2001, 9th edition). A primer of drug action. ISBN 0-7167-5109-7. Veronderstelde voorkennis Verondersteld wordt dat de studenten kennis hebben van (functionele) neuroanatomie, neurotransmitter systemen en psychopathologie. Voorkennis kan opgedaan worden met Biologische grondslagen van het gedrag; Psychopathologie. Bronnen van zelfstudie Comer, R.J. (2002). Fundamentals of Abnormal Psychology. Freeman & Company. Derde editie. ISBN: 0716-5111-9
135
Cursus: Gedragstherapie en Cognitieve Therapie Semester S2A.2 voltijd
Code 200300177
Specialisatie(s):
SOV010602, SOV010603
Opleiding(en): Coördinator:
Klinische Psychologie prof.dr. J. van den Bout (tel.nr. 2534620) (e-mail
[email protected]) prof.dr. J. van den Bout, Docent nog onbekend
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: M
Doel 1. Kennis van en inzicht verkrijgen in de belangrijkste uitgangspunten van de gedragstherapie en de cognitieve therapie (waaronder zowel verstaan wordt de cognitieve therapie à la Beck als de rationeel-emotieve therapie (RET). 2. Inzicht verkrijgen in en oefenen met enkele toepassingen van de gedragstherapie en de cognitieve therapie. Begonnen wordt met een tweetal (onbegeleide) studieweken waarin het boek van Orlemans et al. (gedeeltelijk) wordt bestudeerd. Deze weken worden afgesloten met een responsiecollege, kort daarna gevolgd door een (schriftelijk) tentamen (= deeltoets 1). Daarna volgen enkele weken, waar de nadruk valt op vaardigheidsoefeningen. Dit gebeurt zowel in begeleide als onbegeleide bijeenkomsten. Daarnaast zijn er enkele hoorcolleges. Daarna volgen twee (onbegeleide) studieweken, waarin het boek van Walen et al. alsmede een zeer bescheiden reader bestudeerd worden. Deze weken worden afgesloten met een responsiecollege, kort daarna gevolgd door een (schriftelijk) tentamen (= deeltoets 2). Gedurende de volgende weken staat vervolgens de Cognitieve Therapie en RET centraal, waarbij hetzelfde format (hoorcolleges en werkgroepbijeenkomsten) wordt gehanteerd als bij de weken over Gedragstherapie. In de hoorcolleges worden o.m. videodemonstraties vertoond, die door de collegegever worden becommentarieerd. De weken worden globaal onderscheiden in het identificeren van disfunctionele cognities, het uitdagen en bewerken van disfunctionele cognities, en het verankeren en implementeren van alternatieve cognities. In de laatste week worden twee behandelingsverslagen afgerond en ingeleverd.. Een verslag van gedragstherapeutische- en een verslag van cognitief-therapeutische activiteiten zoals die tijdens de cursus hebben plaatsgevonden bij medecursisten en waarbij de student de aspirant-therapeut was. Werkvorm − Hoorcollege − Practicum − Werkgroep Toelichting Werkgroep (onbegeleid) In de onbegeleide bijeenkomsten worden - aansluitend op de instructie in de begeleide werkgroep - de die week aan te leren vaardigheden verder geoefend. Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege De literatuur dient bestudeerd te zijn. Daarnaast wordt verwacht dat men een actieve bijdrage levert bij de interactieve colleges (waar casussen centraal zullen staan). Practicum Voor elke bijeenkomst dienen er in subgroepen voorbereidende activiteiten te worden verricht, zoals het uitvoeren van rollenspelen, die opgenomen worden en in de begeleide bijeenkomst worden besproken.
136
Bijdrage aan groepswerk Practicum Een actieve bijdrage in de werkgroep en in de subgroepen is vereist. Toetsen Eindresultaat: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Eindresultaat Er zijn vier (verplichte) deeltoetsen. De eerste twee gaan over de literatuur. Deeltoets 1 (over het boek van Orlemans et al.) betreft zowel multiple choice- als essay-vragen. Deeltoets 2 (over het boek van Walen et al.) bestaat uit louter essay-vragen. De deeltoetsen 3 en 4 betreffen een behandelingsverslag. Aspecten van academische vorming Eindresultaat – Intellectuele vaardigheden – Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken – Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met clienten/patienten/personeel – Sociaal-contactuele vaardigheden – Organisatorische vaardigheden – Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek – Wetenschapsfilosofische context – Ethisch perspectief Verplicht studiemateriaal Boek – Orlemans, J.W.G., Eelen, P., & Hermans, D. Inleiding tot de Gedragstherapie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1995 (5e druk). – Walen, S., DiGiuseppe, R., Dryden, W. met Kienhorst, I., Boelen, P.A. & Bout, J. van den (2001). Theorie en praktijk van de Rationeel-Emotieve Therapie. Maarssen: Elsevier, 2001. (ISBN 90 35222547) Veronderstelde voorkennis Voor deze Masters-cursus dient het studiepad Klinische Psychologie dan wel Gezondheidspsychologie te zijn afgelegd.
137
Cursus: Geheugen en taal Semester S1B.1 voltijd
Code 200300082
Specialisatie(s):
SOV010102, SOV010103
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. E.M.H. Assink (tel.nr. 2533043) (e-mail
[email protected]) dr. E.M.H. Assink, prof.dr. E.H.F. de Haan, Dr. M.J.E. van Zandvoort
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Inzicht krijgen in de theorieën en onderzoeksresultaten op het terrein van geheugen(stoornissen) en taal(verwerving). Geheugen en taal zijn cruciaal voor het alledaagse functioneren, aangezien deze functies ons in staat stellen informatie op te slaan en terug te halen, en te communiceren met anderen. In deze cursus komen deze twee onderwerpen achtereenvolgens aan bod. In het eerste deel wordt ingegaan op theorieën en onderzoeksresultaten met betrekking tot het menselijk geheugen. Er kunnen binnen het geheugen verschillende aspecten onderscheiden worden, zoals de opslag, verwerking en het terughalen van informatie. Tevens kan het geheugen opgesplitst worden in een aantal (deels) onafhankelijke deelsystemen met eigen karakteristieken, zoals bijvoorbeeld het episodisch en semantisch geheugen. Een aantal actuele thema’s zal aan bod komen, zoals de neurologische grondslagen van geheugen en de daarbij behorende stoornissen, het autobiografisch geheugen, het werkgeheugen en het onderscheid tussen impliciete en expliciete geheugenmaten. In het tweede deel van de cursus worden de cognitieve processen die van belang zijn bij het verwerven, het begrijpen (lezen en luisteren) en het produceren van taal behandeld. Verschillende belangrijke aspecten van taal worden behandeld: taalverwerving, de relatie taal-denken, syntax en semantiek, woordherkenning en het begrijpen van teksten. Ook zal ingegaan worden op stoornissen in de taal, zoals afasie en dyslexie. Op verschillende momenten zal de relatie tussen taal en geheugen besproken worden. Bij de tekstverwerking wordt bijvoorbeeld nagegaan welke (interferentie)processen zich voordoen en welke geheugenrepresentaties gebruikt en opgeslagen worden. Ook bij woordherkenning en bij de ontwikkeling van het mentale lexicon zal de nauwe relatie met geheugenprocessen worden uitgewerkt. Werkvorm Hoorcollege Toetsen Schriftelijk tentamen: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Aspecten van academische vorming Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Discussieren, debatteren − Beheersen van het Nederlands en een moderne vreemde taal, in woord en geschrift − Planmatig werken − Wetenschappelijke context Verplicht studiemateriaal Boek − voor geheugen: Haberlandt, K. (1999). Human Memory: Exploration and Application. Boston: Allyn and Bacon. − voor taal: Carrol, D.W. (1999). The Psychology of Language (3rd ed.). Pacific Grove, CA: Brooks/Cole Publishing Company.
138
Cursus: Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering Semester S2A.1 voltijd
Code 200300110
Specialisatie(s):
SOV010602, SOV010603, SOV010502
Opleiding(en):
Gezondheids Psychologie, Klinische Psychologie, Sociale en Organisatiepsychologie dr. J.B.F. de de Wit (tel.nr. 2539189) (e-mail
[email protected]) prof.dr. D. de Ridder, dr. J.B.F. de de Wit
Coördinator: Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Kennis hebben van de belangrijkste theoretische benaderingen ter verklaring en bevordering van (gezondheids)gedrag;Kennis nemen van enkele belangrijke inhoudelijke thema's waarbinnen theorie en onderzoek op het gebied van sociale psychologie en gezondheidsbevordering gestalte hebben gekregen;Relevante theoretische benaderingen kunnen selecteren en gebruiken in onderzoek en praktijk. Het doel van deze cursus is studenten vanuit een sociaal-psychologisch perspectief te laten kennismaken met het geheel aan theorievorming en onderzoek op het gebied van gezondheidsbevordering. De cursus valt uiteen in drie thematische onderdelen waarover studenten kennis ontwikkelen: 1. theorie en onderzoek op het gebied van determinanten van gezondheidsgedrag, 2. strategieën ter bevordering van gezond gedrag, en 3. actuele vraagstukken. Aan de hand van groepsopdrachten verdiepen studenten hun kennis van het sociaal-psychologisch perspectief op gezondheidsbevordering en ontwikkelen zij relevante competenties ten aanzien van het opzetten en uitvoeren van onderzoek en gezondheidsbevorderende interventies. Werkvorm − Hoorcollege − Practicum Toelichting Hoorcollege In weken 1-3 en 5-7 worden hoorcolleges gegeven van 2 uur. De docenten bespreken in deze colleges centrale thema's die aansluiten bij het boek dat in de cursus gebruikt wordt maar zich daar niet toe beperken. Collegestof is ook tentamenstof. Practicum In week 4 en 8 vinden practica van 2 uur plaats. Studenten maken voorafgaand aan het practicum in kleine groepen een werkstuk dat zij een week voor het practicum inleveren. Een samenvatting hiervan zetten zij op Studion zodat andere studenten op basis hiervan discussievragen kunnen voorbereiden. Tijdens de practica presenteren studenten hun eigen werkstuk en bediscussiëren het werk van andere groepen. Criteria mbt werkstuk, presentatie en discussie wordt via Studion bekend gemaakt. Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Lezen van opgegeven literatuur voorafgaand aan de colleges. Practicum Voorbereiden van presentatie of discussievragen Bijdrage aan groepswerk Practicum Gezamenlijk met medegroepsleden maken van opdracht, presentatie en discussievragen. Toetsen − Schriftelijk tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Werkstuk/presentatie/discussievragen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. 139
Deadlines Werkstuk/presentatie/discussievragen Een week voorafgaand aan de practica (week 4 en 8) dienen opdracht, samenvatting van presentatie en discussievragen ingeleverd te zijn. Aspecten van academische vorming Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages Werkstuk/presentatie/discussievragen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Discussieren, debatteren − Organisatorische vaardigheden − Voorbereiden / opzetten van onderzoek Verplicht studiemateriaal Boek − Glanz, K., Rimer, B.K., & Lewis F.M. (2002). Health Behavior and Health Education: Theory, Research, and Practice, (3rd edition).San Francisco: Jossey-Bass. ISBN: 0-7879-5715-1 Veronderstelde voorkennis Kennis van de sociale psychologie en haar toepassingen; Kennis van de gezondheidspsychologie; Inzicht in hoe menselijk gedrag in de sociale- en gezondheidspsychologie wordt geanalyseerd en empirisch wordt onderzocht; Inzicht in de sociaal-cognitieve benadering van sociaal gedrag, en de relaties tussen attitudes en gedrag. Voorkennis kan opgedaan worden met Sociale psychologie (BA1)Grondslagen van de Klinische en Gezondheidspsychologie (BA1)Gezondheidspsychologie (BA2)Sociale Cognities (BA2) Bronnen van zelfstudie Hewstone, M. & Stroebe, W. (2001). Introduction to social psychology (3rd edition). Basil Blackwell. [ISBN 0-534-35436-X].Taylor, S. (2003). Health Psychology (5th edition). Boston: McGraw-Hill. [ISBN 0072564873].Bohner, G. & Wänke, M. (2002). Attitudes and attitude change. Hove: Psychology Press. [ISBN 0863777791].Kunda, Z. (1999). Social Cognition. Making sense of people. Cambridge: MIT press. [ISBN 0262611430].
140
Cursus: Gezondheidspsychologie Semester S2B.2 voltijd
Code 200300183
Specialisatie(s):
SOV010603
Opleiding(en): Coördinator:
Gezondheids Psychologie prof.dr. L. van Doornen (tel.nr. 2534690) (e-mail
[email protected]) prof.dr. J.M. Bensing, prof.dr. L. van Doornen, dr. M.J.M. Geenen, dr. J. Houtveen, prof.dr. J. van Mens-Verhulst, prof.dr. D. de Ridder, dr. J.B.F. de de Wit
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel – Kennis van de belangrijkste theoretische modellen en van actuele onderwerpen op het terrein van de gezondheidspsychologie; – Kritisch kunnen analyseren van informatie, zowel in de media als in de wetenschappelijke literatuur m.b.t. gezondheid; – Het op onderbouwde wijze hierover schriftelijk en mondeling kunnen rapporteren. Het vanuit een psychobiosociaal model behandelen van centrale thema’s uit de gezondheidspsychologie, te weten: – Stress en adaptatie. – Hart- en vaatziekten – Medisch Onverklaarde Klachten – Psychoneuroimmunologie – Gezondheidsgerelateerd gedrag – Pijn en vermoeidheid – Risicoperceptie – Zelfregulatie bij chronische aandoeningen – Sexeverschillen in stress en gezondheid – Veroudering en gezondheid Een deel van deze onderwerpen wordt verder uitgediept in de werkgroepen. Werkvorm – Hoorcollege – Individueel – Paper – Werkgroep Toelichting Hoorcollege De studenten worden geacht voor elk college de bijbehorende literatuur gelezen te hebben.Vragen of discussiepunten van elke student worden twee dagen voor het betreffende college op STUDION gezet. Deze worden door de docent in het college behandeld. Onbegeleide werkgroepen Opdrachten en term paper worden in groepjes van twee uitgevoerd. Paper Contacturen (1) via STUDION Voorbereiding bijeenkomsten Paper De informatie die in de eerste twee werkgroepbijeenkomsten is uitgewisseld dient als basis voor een "term paper" waaraan in de resterende weken verder wordt gewerkt.
141
Begeleide werkgroepen Een vaste component van de werkgroepen is het analyseren en bediscussieren van de vaak strijdige meningen rond een bepaald onderwerp. Ook het leren analyseren van de betrouwbaarheid en het waarheidsgehalte van gezondheidsinformatie in de media (o.a. internet) is een van de onderwerpen.De student dient hiertoe informatie te verzamelen uit de wetenschappelijke literatuur die een standpunt of een mediaboodschap ondersteunen dan wel ondergraven. Bijdrage aan groepswerk Paper De "term papers" worden in de laatste sessie van de werkgroepen gepresenteerd. Begeleide werkgroepen De voor en tegenstanders maken hiervan een verslag en verdedigen in de groep de gekozen opinie. Toetsen − Actieve deelname: 10%, 0,50 punten, minimum cijfer 5,50 − Paper: 30%, 3,00 punten, minimum cijfer 5,50 − Schriftelijk tentamen: 60%, 4,00 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Actieve deelname Participatie aan werkgroepen Paper Elke subgroep van 2 maakt een term paper Schriftelijk tentamen In het tentamen wordt de kennis van de te bestuderen literatuur alsmede de in de hoorcolleges behandelde stof getoetst. Aspecten van academische vorming Paper − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Discussiëren, debatteren − Gebruiken van informatie- en communicatietechnologie ('computer literacy') − Samenwerken met anderen, werken in teamverband − Wetenschapsfilosofische context − Wetenschappelijke context Schriftelijk tentamen − Intellectuele vaardigheden − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie Aanbevolen studiemateriaal Literatuur − Per onderwerp (en college) zal worden verwezen naar achtergrond literatuur die via STUDION beschikbaar is (via hyperlinks of gedigitaliseerd). Veronderstelde voorkennis Elementaire kennis van de gezondheidspsychologie Voorkennis kan opgedaan worden met Grondslagen van de klinische- en gezondheidspsychologie
142
Cursus: Grondslagen van de Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie Semester S1A.2 voltijd
Code 200300163
Specialisatie(s):
SOV010602, SOV010603, SOV010601, SOV020602, SOV020603
Opleiding(en): Coördinator:
Gezondheids Psychologie prof.dr. D. de Ridder (tel.nr. 2531546) (e-mail
[email protected]) prof.dr. J.M. Bensing, prof.dr. J. van den Bout, drs. M.I. van der Cingel, prof.dr. L. van Doornen, dr. R.J. Kleber, prof.dr. J. van Mens-Verhulst, prof.dr. D. de Ridder, dr. H.A.W. Schut, dr. M.S. Stroebe
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Doel Kennis verkrijgen van de geschiedenis, kernbegrippen, belangrijke theoretische visies en actuele discussies in de klinische psychologie en gezondheidspsychologie; het toepassen van deze kennis op belangrijke thema's binnen het vakgebied. Leren kritisch gebruik te maken van wetenschappelijke psychologische literatuur met betrekking tot actuele wetenschappelijke en maatschappelijke debatten over lichamelijke en psychische gezondheid. Studenten krijgen in deze cursus de voor het vakgebied voornaamste theoretische uitgangspunten aangereikt. Deze kennis is de essentiële basis voor de verdere ontwikkeling van academische vaardigheden die psychologen in dit vakgebied dienen te hebben. Het gaat om een grondige kennismaking met moderne theorieën, concepten, stromingen en methodische gewoontes die relevant zijn voor de wetenschappelijke benadering van welbevinden en gezondheid. In de eerste helft staan met name theorieën centraal die betrekking hebben op het ontstaan en voortduren van psychische problemen. In de tweede helft staan theorieën centraal die betrekking hebben op het ontstaan en voortduren van (psycho)somatische klachten. In de colleges en in de werkgroepen (adhv opdrachten) worden deze theorieën geïllustreerd aan de hand van actuele maatschappelijke voorbeelden en wetenschappelijke controverses. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Toelichting Hoorcollege De cursus duurt 10 weken, waarbij er wekelijks een hoorcollege is. Twee maal tijdens de cursus vindt er een verdiepingscollege plaats dat bestaat uit voordrachten van experts op een van de thema's die in de opdrachten aan bod komen. Tijdens de verdiepingscolleges is er ruime gelegenheid voor discussie. Van studenten wordt gevraagd dat zij een actieve bijdrage leveren aan de discussie. Tijdens de cursus zijn er vier werkgroepbijeenkomsten waarin opdrachten worden gepresenteerd en besproken. Werkgroep De studenten bereiden opdrachten in tweetallen voor. Tijdens de werkgroepen worden de opdrachten gepresenteerd en toegelicht. Tevens wordt een actieve bijdrage aan het bediscussieren van opdrachten van anderen verwacht. Studenten nemen van te voren kennis van de opdrachten van anderen via Studion, zodat zij zich terdege kunnen voorbereiden. Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Van de student die de hoorcolleges bezoekt wordt verwacht dat hij/zij tevoren de voorgeschreven literatuur heeft bestudeerd. Van studenten wordt verwacht dat zij in de verdiepingscolleges een actieve bijdrage leveren aan de discussie. Ter voorbereiding kunnen zij kennis nemen van de presentaties via Studion.
143
Toetsen − Toets (mc en essayvragen): 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Opdrachten (inclusief presentatie): 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Deeltoets A (mc en essayvragen) − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie Deeltoets B (mc en essayvragen) − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie Opdrachten (inclusief presentatie) − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Discussieren, debatteren − Organisatorische vaardigheden Verplicht studiemateriaal Boek − Taylor, S.E. (1999). Health Psychology, 4rd. Ed. New York, etc.: McGraw Hill, Inc., ISBN 0-072927461. Wordt nader bekendgemaakt − Aan te schaffen literatuur voor het onderdeel klinische psychologie wordt t.z.t. bekend gemaakt via de Studion-site van de cursus. − Verder wordt gebruik gemaakt van een leeslijst bestaande uit recente artilelen die studenten geacht worden zelf te achterhalen in online toegankelijke wetenschappelijke tijdschriften. De leeslijst omvat complete referenties en aanwijzingen. Veronderstelde voorkennis Psychologische basiskennis; basiskennis methoden en technieken Voorkennis kan opgedaan worden met Persoonlijkheidsleer, Sociale psychologie, Ontwikkelingspsychologie, Psychonomie, M & S (BA1)
144
Cursus: Interculturalisatie van de gezondheidszorg Semester S2A.1 voltijd
Code 200300167
Specialisatie(s):
SOV010602, SOV020602
Opleiding(en): Coördinator:
Klinische Psychologie dr. J. Knipscheer (tel.nr. 2537574) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), prof.dr. J.D. Ingleby, dr. R.J. Kleber, dr. J. Knipscheer
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Zijn psychosociale problemen en psychische stoornissen universele verschijnselen waarvan hooguit de uiterlijke kenmerken kunnen verschillen, of moeten ze beschouwd worden als '‘culturele constructies'’? In de hedendaagse multiculturele samenleving is deze vraag niet alleen van theoretisch belang - zij heeft ingrijpende praktische consequenties voor hulpverleners en beleidsmakers binnen de somatische en geestelijke gezondheidszorg. Hoe adequaat is het zorgaanbod voor personen met een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse? Wordt voldoende rekening gehouden met culturele verschillen in ziektepatronen en in de normen en opvattingen die mensen over (geestelijke) gezondheid hebben? Deze vragen worden in deze cursus toegespitst op de verschillende fasen van het beloop van psychische problemen: het ontstaan van problemen, aanmelding en/of verwijzing voor hulpverlening; diagnose en indicatiestelling; behandeling en uitkomst. Allereerst komen de moeilijkheden en stressoren aan de orde die het migrantenbestaan met zich mee kunnen brengen, met in begrip van de problemen van vluchtelingen en hun kinderen. Daarnaast wordt gekeken naar cultuurgebonden opvattingen over ziekte en normaliteit. Tevens worden een aantal specifieke thema’s uit de klinische psychologie en gezondheidspsychologie belicht, zoals verlies, trauma, chronische somatische aandoeningen en seksualiteit. De diagnose van de problemen is de volgende, zeer controversiële kwestie. In hoeverre verschillen psychische stoornissen en ziektebeelden tussen culturen? Wat kunnen hulpverleners en beleidsmakers leren van antropologische studies over ziekte en afwijkend gedrag, en van de transculturele psychiatrie? Vervolgens wordt gekeken naar de behandeling van psychische problemen. Hoe worden westerse behandelingsmethoden door migranten (en hun kinderen) ervaren? In hoeverre kunnen hulpverleners gebruik maken van genezingsmethoden uit andere culturen? Tenslotte wordt ingegaan op actuele beleidsvraagstukken met betrekking tot de interculturalisatie van de (G)Gz. Hoe moet het zorgaanbod ten behoeve van migranten en vluchtelingen worden verbeterd? Wat zijn de respectievelijke merites van een ‘generieke’ en een ‘categorale’ aanpak? Cursusdoelen Inzicht krijgen in: - opvattingen binnen verschillende culturen over (geestelijke) ziekte en gezondheid, alsmede variaties in ziektepatronen; - risicofactoren en stressoren die speciaal betrekking hebben op migranten en vluchtelingen (bijvoorbeeld verlieservaringen, acculturatieproblemen en discriminatie); - het belang van culturele variaties bij het diagnosticeren en behandelen van psychosociale problemen en psychische stoornissen; - beleidskwesties rond interculturalisatie van de (geestelijke) gezondheidszorg. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege De stof voor de betreffende bijeenkomst gelezen hebben. Werkgroep Stof voor de betreffende bijeenkomst voorbereiden.
145
Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Een actieve bijdrage aan discussies, zelf materiaal zoeken en een referaat voorbereiden. Toetsen − Referaat houden: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,50 − Schriftelijk (open vragen): 80%, 6,00 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Referaat houden Eén maal in subgroepsverband een referaat houden. Schriftelijk (open vragen) Schriftelijk tentamen bestaat uit twee deeltoetsen. Aspecten van academische vorming Referaat houden − Bestuderen en analyseren van informatie − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Samenwerken met anderen, werken in teamverband Schriftelijk (open vragen) − Bestuderen en analyseren van informatie Verplicht studiemateriaal Boek − Jong, J. de & Berg, M. van den (red.) (1996). Transculturele psychiatrie en psychotherapie. Handboek voor hulpverlening en beleid. Lisse: Swets & Zeitlinger. ISBN 90 265 1444 1 Reader − Bundel van recente artikelen rond het thema 'interculturalisatie en zorg' .
146
Cursus: Interpersoonlijke relaties en gedrag Semester S2A.2 voltijd
Code 200300109
Specialisatie(s):
SOV010502, SOV020503
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. E. Kluwer (tel.nr. 2539190) (e-mail
[email protected]) dr. E. Kluwer
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel De cursus heeft de volgende leerdoelen:* kennis hebben van de belangrijkste theorieen en empirisch onderzoek op het gebied van interpersoonlijke relaties en gedrag;* Kennis hebben van theorieen en empirisch onderzoek over een inhoudelijk zelf gekozen thema binnen het domein van interpersoonlijke relaties en gedrag. In deze cursus worden interpersoonlijke relaties en gedrag behandeld vanuit een sociaalpsychologisch perspectief. Er zal relatief veel aandacht worden besteed aan theorieën en onderzoek op het gebied van partnerrelaties, maar er zal ook aandacht besteed worden aan andere interpersoonlijke relaties zoals vriendschapsrelaties, gezinsrelaties en werkrelaties, voor zover dit niet in andere cursussen aan de orde komt. Tijdens de cursus wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste interpersoonlijke processen en fenomenen en het empirisch onderzoek op dit terrein. Belangrijke onderwerpen die aan bod komen zijn attractie, affiliatie, communicatie en interactie, sociale uitwisseling en interdependentie, rechtvaardigheid, commitment en tevredenheid, macht en conflict, attachment, sociale cognities in relaties, en de ontwikkeling en beëindiging van relaties. Werkvorm Hoorcollege Toetsen − Schriftelijk tentamen: 80%, 6,00 punten, minimum cijfer 5,50 − Schriftelijk werkstuk: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages Schriftelijk werkstuk − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Organisatorische vaardigheden − Ethisch perspectief Verplicht studiemateriaal Artikelen − Er wordt gebruik gemaakt van een leeslijst van recente artikelen die studenten zelf moeten opzoeken in beschikbare wetenschappelijke tijdschriften. De leeslijst omvat complete referenties en aanwijzingen omtrent het achterhalen van de publicaties. Boek − Brehm, S.S., Miller, R.S., Perlman, D., & Campbell, S.M. (2002). Intimate relationships (3e editie). McGraw-Hill. ISBN 0-07-007452-6
147
Veronderstelde voorkennis – Kennis van de sociale psychologie en haar toepassingen – Inzicht in hoe menselijk gedrag in de sociale psychologie wordt geanalyseerd en empirisch wordt onderzocht – Inzicht in de interpersoonlijke aspecten van sociaal gedrag. Voorkennis kan opgedaan worden met Sociale Psychologie (BA1) Bronnen van zelfstudie Miles Hewstone & Wolfgang Stroebe (2001) Introduction to social Psychology. Third edition. Oxford: Basil Blackwell, ISBN 0-534-35436-X
148
Cursus: Introduction to theory construction and statistical modeling Semester S1E.1 voltijd
Code 200300125
Opleiding(en): Coördinator:
Methodenleer en Statistiek dr. G.J.L.M. Lensvelt-Mulders (tel.nr. 5857) (e-mail
[email protected]) prof.dr. J.J. Hox, dr. G.J.L.M. Lensvelt-Mulders, dr. M. Moerbeek
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Voertaal Engels. De toetsing vindt plaats in het Engels tenzij de docent bij aanvang van de curus anders aangeeft. Language of instruction English The tests will be in English unless the teacher informs you otherwise at the start of the course. Doel Learning to translate social scientific theories into simple models. Learning to analyse simple models using AMOS. Learning to report results conforming to APA standards. Based upon the data set students bring to this course (or, if necessary, a data set will be provided by the lecturers) they will cycle through all phases of social scientific research. More specifically they will learn to translate a social scientific theory into statistical models. They will learn to analyse their data with these models. Finally they will learn to interpret and report (conforming to APA standards) the results. Analyses will be executed using the statistical modeling package AMOS. AMOS analyses data based upon a picture of the model the user is interested in, it is a so-called ‘user-friendly’ program. In the picture the user can combine regression type models and factor analytic models. A typical research question that fits the framework of this course and can be analysed with AMOS is the main question of the Fishbein and Aizen theory: is there a direct effect of the influence of attitude and values on the behavior of a person, or, is the effect mediated through the intent of a person. To answer this question, first of all this theory has to be translated in a model. This model contains two latent variables (attitude and values) that are measures using sets of indicators (the factor analytic part of the model), furthermore the model contains two observed variables (intent and behavior) that are predicted by the latent variables (the regression part of the model). Although this may sound complicated in words, in a picture (AMOS) it is immediately clear what is meant, and the results of the analyses can straightforwardly be used to answer the research question. Werkvorm − Coachgroep − Computerpracticum − Hoorcollege Toelichting Tutorials The tutorials will take place twice during the course to talk about the progress of the research paper. Voorbereiding bijeenkomsten Tutorials Prepare the meeting by writing your paper and prepare a list of questions. Computer training Students can bring their own data set and some social scientific theories with respect to this data set. If students do not have their own data and theories, these will be provided by the lecturers. Students have to make all Take Home Exercises because the results from earlier work will be used progressively during computer training. Lectures We expect our students to have an active attitude towards the course. This includes the preparation of the lectures by reading the literature, an active attitude towards Take Home Exercises, and the preparation of personal presentations. Toetsen Paper, Take Home Exercises, Presentation: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 149
Wat wordt er beoordeeld? Paper, Take Home Exercises, Presentation During the course students have to write a research paper, make Take Home Exercises and present their results. Paper: 50%, Take Home Exercises: 25%, Presentation: 25%. Aspecten van academische vorming Paper, Take Home Exercises, Presentation − Intellectuele vaardigheden − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Gebruiken van informatie- en communicatietechnologie ('computer literacy') − Maatschappelijke / culturele context − Onderzoeksvaardigheden integraal − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages − Rapporteren over onderzoek - schriftelijk − Rapporteren over onderzoek - mondeling Verplicht studiemateriaal Boek − The literature is provisional: R.H. Hoyle, (1995). Structural Equation Modeling: Concepts, Issues and Applications. Sage. G.M. Maruyama, (1998). Basics of Structural Equation Modeling. Sage. Reader − 'Introduction to theory construction and statistical modeling'. Veronderstelde voorkennis Elementary methodological knowledge about research design, questionnaire design, experimental and survey research and data collection. Elementary statistical knowledge about population, sample, hypothesis, correlation, simple regression, one way analysis of variance and descriptive statistics. Voorkennis kan opgedaan worden met The methods and statistics courses that are taught in the first and second bachelor year. Students who can demonstrate that they have equivalent knowledge and abilities are also admitted.
150
Cursus: Item response theory and multilevel analysis Semester S2E.2 voltijd
Code 200300128
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Methodenleer en Statistiek dr. H. Hoijtink (tel.nr. 2539137) (e-mail
[email protected]) dr. H. Hoijtink, dr. C.J.M. Maas
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Voertaal Engels. De toetsing vindt plaats in het Engels tenzij de docent bij aanvang van de cursus anders aangeeft. Language of instruction English The tests will be in English unless the teacher informs you otherwise at the start of the course. Doel Acquiring knowledge about the measurement of latent variables using item response models. Acquiring the skill to execute item response analysis using the program OPLM. Acquiring knowledge about the ideas behind and the application of multilevel models. Being able to execute multilevel analyses. Item Response Theory: Latent variables (e.g. ‘degree of depression’ , ‘arithmetic ability’ and ‘attitude with respect to foreigners’) play an important role in social scientific research. Latent variables are often measured by means of a questionnaire. In this course it will be explained how item response models can be used to analyze questionnaires that aim to measure one or more latent variables. Multilevel Analysis: In the social sciences research questions often have to be answered using hierarchically structured data. These data occur, for instance, if the achievements of pupils in classes (in schools) are studied or if the work satisfaction of employees in organizations is evaluated. The main problem of these (multilevel) hierarchical data structures is the dependence of the observations at the lower levels. Multilevel models explicitly account for these dependencies thus ensuring that the resulting analyses are valid. In recent years the application of multilevel models has become very popular. Werkvorm − Hoorcollege − Werkcollege Voorbereiding bijeenkomsten Lectures Active participation in general, and especially preparing the lectures by reading the literature and digesting the lectures by making exercises. Practical training Active participation in general, and especially executing, interpreting and reporting computer exercises. Toetsen Eindresultaat: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Eindresultaat During the course the students have to make paper and pencil exercises and computer exercises. For the part 'Item Response Theory' the answers to all exercises have to be reported. During the examination a number of essay questions with respect to the exercises have to be answered. Both the answers to all exercises and the essay questions have to be handed to the lecturer for grading. For the part 'Multilevel Analysis' the exercises constitute the basis for a paper that has to be written.
151
Aspecten van academische vorming Eindresultaat − Intellectuele vaardigheden − Bestuderen en analyseren van informatie − Gebruiken van informatie- en communicatietechnologie ('computer literacy') − Onderzoeksvaardigheden integraal − Voorbereiden / opzetten van onderzoek − Materiaal / data analyseren en verwerken − Rapporteren over onderzoek - schriftelijk Verplicht studiemateriaal Boek − Hox, J.J. (2002). Multilevel Analysis: Techniques and Applications. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Inc.. ISBN 0-8058-3219-X. Reader − 'Item Response Theory', containing: three papers, the exercises and the transparancies of the lectures. − 'Multilevel Analysis', containing: the exercises and the transparancies of the lectures. Veronderstelde voorkennis Elementary methodological knowledge about research design, questionnaire design, experimental and survey research and data collection. Elementary statistical knowledge about population, sample, hypothesis, correlation, simple regression, one way analysis of variance and descriptive statistics. Voorkennis kan opgedaan worden met The methods and statistics courses that are taught in the first and second bachelor year. Students who can demonstrate that they have equivalent knowledge and abilities are also admitted.
152
Cursus: Kinderneuropsychologie Semester S1B.1 voltijd
Code 200300818
ECTS-punten: 7,5 Niveau: M
Specialisatie(s): Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Psychonomie dr. H.C. Dijkerman (tel.nr. 2533395) (e-mail
[email protected]) dr. H.C. Dijkerman, prof.dr. E.H.F. de Haan, prof.dr. M.J. Jongmans, dr. A. Wijnroks
Doel Het verkrijgen van inzicht in de cognitieve en sensorimotorische consequenties van stoornissen en beschadigingen aan het centraal zenuwstelsel in kinderen. In deze cursus komen stoornissen in het cognitief en sensorimotorisch functioneren als gevolg van afwijkingen aan het zich ontwikkelende brein aan bod. Om de consequenties van een ontwikkelingsstoornis of een vroege laesie te kunnen doorgronden is het van belang dat er kennis wordt opgedaan over de normale cognitieve en sensorimotorische ontwikkeling. Tevens is inzicht in de effecten van vroege beschadigingen op de neuronanatomische ontwikkeling en de daarbij behorende plasticiteit onmisbaar. Centraal in deze cursus staan de verschillende cognitieve en sensorimotorische stoornissen die in de kindertijd kunnen voorkomen. Het zal hierbij duidelijk worden dat deze aanzienlijk kunnen verschillen van de cognitieve en sensorimotorische stoornissen die het gevolg zijn van een beschadiging aan het volwassen brein. Tenslotte kunnen studenten in deze cursus enige ervaring opdoen met het afnemen en interpreteren van neuropsychologische tests bij kinderen. Werkvorm − Hoorcollege − Individuele opdracht Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Collegestof van tevoren gelezen hebben. Toetsen − Opdracht(en): 30%, 2,25 punten, minimum cijfer 5,00 − Tentamen: 70%, 5,25 punten, minimum cijfer 5,00 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Verplicht studiemateriaal Boek – Temple, C. (1997). Developmental cognitive neuropsychology. Hove: Psychology Press. ISBN 0863774016. – Anderson, V., Northam, E., Hendy, J. & Wrennall, J. (2002). Developmental neuropsychology. Hove: Psychology Press. ISBN 0863777058. Veronderstelde voorkennis Kennis van functieleer en biologische grondslagen van het gedrag. Voorkennis kan opgedaan worden met Biologische grondslagen van het gedrag; Functieleer; Klinische neuropsychologie.
153
Cursus: Klinische neuropsychologie Semester S2B.1 voltijd
Code 200300073
Specialisatie(s):
SOV010602, SOV010603, SOV010102
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. H.C. Dijkerman (tel.nr. 2533395) (e-mail
[email protected]) dr. H.C. Dijkerman, prof.dr. E.H.F. de Haan, dr. R.P.C. Kessels, dr. W.A. van Loon-Vervoorn, Dr. M.J.E. van Zandvoort
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Kennis verwerven van de verschillende neuropsychologische syndromen op het gebied van de waarneming, taal, geheugen en aandacht. Daarnaast wordt er ingegaan op de samenhang tussen specifieke stoornissen en de etiologie en lokalisatie van de verantwoordelijke hersenbeschadiging. De oorzaken van hersenbeschadiging zijn in onze samenleving veelvuldig (bijvoorbeeld autoongelukken, beroerten, dementieën, tumoren, etc.). Het aantal mensen dat deze levensbedreigende situaties overleeft neemt toe als gevolg van betere medische behandelmogelijkheden. Dit heeft evenwel als consequentie dat meer mensen dan voorheen, en door een hogere levensverwachting ook voor langere tijd, moeten leven met een bepaalde stoornis (handicap of beperking) in het cognitief functioneren. Het is daarom van cruciaal belang dat we beter inzicht krijgen in deze stoornissen. Tijdens deze cursus worden in eerste instantie de klassieke ‘syndromen’ behandeld, zoals bijvoorbeeld expressieve afasie (de patiënt kan de taal nog wel begrijpen, maar kan zich sprekend moeilijk uitdrukken) en visuele agnosie (de patiënt kan voorwerpen niet meer herkennen bij een verder ongestoorde visuele waarneming). Ook wordt besproken welke hersenbeschadiging verantwoordelijk is voor welk syndroom. Het is echter veelal zo dat een bepaalde uitval van functie zo specifiek is dat een beschrijving met behulp van theorieën op het gebied van informatieverwerking een beter aanknopingspunt biedt voor onderkenning en behandeling. Ook deze meer moderne benadering binnen de neuropsychologie krijgt ruimschoots aandacht binnen de cursus. Werkvorm − Hoorcollege − Individuele opdracht Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege De te behandelen stof vóór aanvang van het college gelezen hebben. Toetsen Eindresultaat (tentamen en opdrachten): 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Aspecten van academische vorming Eindresultaat (tentamen en opdrachten) − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Academisch denken, werken en handelen: overig − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek Verplicht studiemateriaal Boek − Heilman, K.M. & Valenstein, E. (2003). Clinical neuropsychology, 4th edition Oxford: Oxford University Press. ISBN 0-19-513367-6.
154
Veronderstelde voorkennis Basale kennis van functieleer en biologische grondslagen van het gedrag. Voorkennis kan opgedaan worden met Biologische grondslagen van het gedrag; Functieleer.
155
Cursus: Klinische Psychologie: psychopathologie II Semester S2B.1 voltijd
Code 200300181
Specialisatie(s):
SOV010602, SOV010603, SOV020602
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Klinische Psychologie Docent nog onbekend Docent nog onbekend
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Student: - heeft kennis van de inhoud van de DSM-IV-TR - heeft inzicht in de toepasbaarheid en beperkingen van dit classificatiesysteem - heeft kennis van enkele dimensionele benaderingen van psychopathologie - heeft kennis van beproefde behandelingen bij specifieke stoornissen en - heeft inzicht in de werking van de belangrijkste elementen van deze behandelingen In de colleges wordt aandacht besteed aan het classificatiesysteem DSM-IV-TR. De voor- en nadelen van dit systeem worden besproken en meer dimensioneel gerichte benaderingen van psychopathologie passeren de revue. Tevens wordt een aantal andere controversiële zaken in de moderne leer van de psychopathologie behandeld. Tot slot wordt aandacht geschonken aan therapie-effect onderzoek en enkele beproefde behandelingsstrategieën voor diverse stoornissen worden nader toegelicht. In de werkgroepen oefenen studenten aan de hand van casusmateriaal in het hanteren van zowel de DSM-IV-TR als de andere behandelde benaderingen. Daarnaast oefenen studenten aan de hand van hetzelfde casusmateriaal in het maken van een onderbouwde indicatiestelling. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Studenten dienen de literatuur grondig te bestuderen. Tijdens de colleges wordt een actieve bijdrage gevraagd: deelnemen aan discussies en besprekingen van casusmateriaal. Werkgroep Studenten dienen de in het draaiboek aangegeven literatuur bestudeerd te hebben. Tijdens de werkgroepen wordt een actieve houding gevraagd. Aan de hand van casusmateriaal wordt gezamenlijk geoefend met classificatie en indicatiestelling. Toetsen − Schriftelijk tentamen 1: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Schriftelijk tentamen 2: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Schriftelijk tentamen 1 − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Discussieren, debatteren Schriftelijk tentamen 2 − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Discussieren, debatteren
156
Verplicht studiemateriaal Boek − Kaplan,H.I. en Sadock, B.J (1998). Synopsis of Psychiatry. Behavioral Sciences; Clinical Psychiatry. Baltimore: Williams & Wilkins, Edition VIII − American Psychiatric Association. (2001). Beknopte handleiding bij de Diagnostische Criteria van de DSM-IV-TR. Lisse: Swets & Zeitlinger. Veronderstelde voorkennis – Basiskennis van de moderne leer van de psychopathologie; kennis van de -in de praktijk van de psycholoog- meest voorkomende psychische stoornissen – Basiskennis van de biologische, psychologische en sociale perspectieven op het ontstaan en beloop van deze stoornissen Voorkennis kan opgedaan worden met Psychopathologie: Biopsychosociale perspectieven Bronnen van zelfstudie Standaardwerken: Kaplan, H.I. , & Saddock, B.J. (1998). Synopsis of Psychiatry. Behavioral Sciences; Clinical Psychiatry, Edition VIII. Baltimore: Williams & Wilkins.
157
Cursus: Macht, leiderschap en besluitvormingsprocessen Semester S2B.2 voltijd
Code 200300056
Specialisatie(s):
SOV010501
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. J.G.M.P. van Oostrum (tel.nr. 2534679) (e-mail
[email protected]) dr. J.G.M.P. van Oostrum
Docent(en):
Studiepunten: 7,5 Niveau: 3
Doel Het verhogen van kennis en inzicht in leiderschap en machtsrelaties in groepen en organisaties. Tevens het leren kennen en herkennen van de rationaliteit en irrationaliteit van menselijk kiezen en besluitvorming, met name in groepen. Leiderschap: contingentietheorieën over leiderschap, transactioneel en transformationeel leiderschap, leiderschap en attributieprocessen, leiderschap als “management of meaning”, leiderschap en organisatiecultuur, participatief leiderschap. Macht: definiëring van macht en invloed, soorten en grondslagen van macht, theorieën over macht en onmacht, effecten van macht op het individu, het verkrijgen van macht, machts-strategieën en -tactieken, machtsnivellering en machtsafstands-reductie en participatie in de besluitvorming. Besluitvorming: het nemen van besluiten hangt niet alleen af van de (rationele) verwerking van complexe en relevante informatie, maar ook van motivaties (belangen)en emoties, van vigerende normen en waarden (cultuur) en van allerlei processen die zich voornamelijk in groepen voordoen. De nadruk ligt op sociaal-psychologische aspecten van beslissingsprocessen, met name op het verschijnsel “groupthink”. Werkvorm − Groepsopdracht − Individuele opdracht − Werkgroep Toetsen − Individuele opdrachten: 70%, 4,00 punten, minimum cijfer 5,50 − Subgroepsopdrachten: 30%, 3,50 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Individuele opdrachten − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages Subgroepsopdrachten − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken Verplicht studiemateriaal Boek − Boek en reader worden nader bekend gemaakt.
158
Veronderstelde voorkennis – Inzicht in hoe menselijk gedrag in de sociale psychologie wordt geanalyseerd en empirisch wordt onderzocht – Kennis van sociaal-psychologische theorie en empirisch onderzoeken dat inzicht verschaft in intra- en intergroeprelaties. – Inzicht en vaardigheden met betrekking tot de (problematische) processen binnen groepen, en tussen groepen in organisaties. Voorkennis kan opgedaan worden met – Sociale psychologie (BA1) – Theoretische en toegepaste Groepsdynamica (BA2)
159
Cursus: Media psychologie Semester S2B.2 voltijd
Code 200300807
Specialisatie(s):
SOV010502
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie prof.dr. J.H. Goldstein (tel.nr. 2537781) (e-mail
[email protected])
Docent(en):
prof.dr. J.H. Goldstein
ECTS-punten: 7,5 Niveau:
Voertaal Engels. De toetsing vindt plaats in het Engels tenzij de docent bij aanvang van de curus anders aangeeft. Doel Media psychology is a theoretically oriented, empirical science at the intersection of psychology and communication media. The course will familiarize the student with the psychology of media uses, processes, effects and applications. Of interest are the psychological antecedents and consequences of mass media, especially television, computer networks and the internet. Nearly all aspects of psychology and social science have relevance to media studies, especially cognitive science, social psychology and developmental psychology. The course aims to provide students with a thorough grounding in theory and research and an appreciation of the emerging field of media psychology. These goals will be accomplished through a combination of lectures, readings, demonstrations, student papers and exams. Werkvorm Hoor/werkcollege Toelichting Hoor/werkcollege Per week zal één hoor-/werkcollege plaatsvinden. Toetsen − In-class contribution: 10%, 0,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Paper: 30%, 2,25 punten, minimum cijfer 5,50 − Written examination 1: 30%, 2,25 punten, minimum cijfer 5,50 − Written examination 2: 30%, 2,25 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Written examination 1 There will be two written examinations, each worth 30% of the final grade. A term paper will also be worth 30% of your grade. Other assignments and in-class contribution are worth 10%. The paper may be written with 1 or 2 other students. The paper will be on a topic mutually agreed beforehand. Further details will be presented in class. Verplicht studiemateriaal Boek − Giles, D. (2003). Media Psychology. Mahwah, NJ: Associates, London.
160
Cursus: Meta-analysis and qualitative research Semester S2E.1 voltijd
Code 200300127
Opleiding(en): Coördinator:
Methodenleer en Statistiek prof.dr. J.J. Hox (tel.nr. 2539236) (e-mail
[email protected]) dr. H.R. Boeije, prof.dr. J.J. Hox
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Voertaal Engels. De toetsing vindt plaats in het Engels tenzij de docent bij aanvang van de cursus anders aangeeft. Language of instruction English The tests will be in English unless the teacher informs you otherwise at the start of the course. Doel The course on meta-analysis gives a solid introduction to the summary of research results using metaanalysis, including a critical discussion of the advantages and disadvantages of the meta-analytic approach to the literature review. After conclusion of the course students can set up, execute and report a simple meta-analysis. During the course on qualitative research students acquire knowledge about the research design and the general methodological issues researchers face in the application. They understand in general terms the different approaches that constitute the range of qualitative methods. They acquire the skills to do a basic qualitative analysis using the computer. Inhoud Meta-analysis: Meta-analysis is a collection of methods for the systematic search, summary and discussion of the research literature with respect to a specific social scientific research problem. An important goal of meta-analysis is to obtain general conclusions from a collection of existing studies (with respect to this research problem) using statistical methods. First of all the results of each study are quantified. In addition all relevant characteristics of the studies are coded. Subsequently, statistical analysis is used to investigate whether differences between studies are systematic, and if they are, if they are related to the characteristics of the study. Finally, the results are summarised in one ‘super-result’. The results of a meta-analysis can be used to improve the design of a new study with respect to the research problem at hand. Qualitative research: Qualitative methods are valuable when social scientists want to study complicated and/or unexplored social scientific research subjects using methods that explore the ideas and perspectives of the people involved. The latter can be experts in the field of research or people who have experienced a certain phenomenon. Issues in qualitative research stem from the research design which is characterised by: - a provisional problem statement that only later on becomes definitive - open and unobtrusive methods of data gathering - a methodological approach consisting of a cycle of data analysis and data collection - a structured approach to reporting and writing the results of qualitative research. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Toelichting Computer classes or study groups Active participation is expected in class discussions and activities. It is encouraged that participants talk about their own research experiences.
161
Voorbereiding bijeenkomsten Lectures Active class participation and reading the required literature is expected. Computer classes or study groups Reading the literature and preparing assignments is expected. Toetsen Mixture of assignments and a final paper: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Mixture of assignments and a final paper − Intellectuele vaardigheden − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Sociaal-contactuele vaardigheden − Beheersen van het Nederlands en een moderne vreemde taal, in woord en geschrift − Voorbereiden / opzetten van onderzoek − Materiaal / data verzamelen / produceren − Materiaal / data analyseren en verwerken − Beheersen van methoden en technieken − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek Verplicht studiemateriaal Boek − Lipsey, M.W. & Wilson, D.B. (2001). Practical meta-analysis. Thousand Oaks: Sage. − Morse, J.M. & Field, P.A. (1998). Nursing research: the application of qualitative approaches. Stanley Thornes, Cheltenham. ISBN 0 7487 3501 1. Reader − Reader 'Meta-analysis' containing supporting material and the assignments (to be handed out). − Reader 'Qualitative Research' containing some articles and the assignments (to be handed out). Veronderstelde voorkennis Elementary methodological knowledge about research design, questionnaire design, experimental and survey research and data collection. Elementary statistical knowledge about population, sample, hypothesis, correlation, simple regression, one way analysis of variance and descriptive statistics. Voorkennis kan opgedaan worden met The methods and statistics courses that are taught in the first and second bachelor year. Students who can demonstrate that they have equivalent knowledge and abilities are also admitted.
162
Cursus: M&S 3: Context Klinische en gezondheidspsychologie Semester S1A.1 voltijd
Code 200300104
Specialisatie(s):
SOV010601, SOV010603, SOV020602, SOV020603,SOVO10602
Opleiding(en): Coördinator:
Methodenleer en Statistiek prof.dr. P.G.M. van der Heijden (tel.nr. 2534688) (e-mail
[email protected]) prof.dr. P.G.M. van der Heijden, drs. O. Laudy
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Tijdens de hoorcolleges zal over de multivariate methoden voornamelijk informatie worden verstrekt die relevant is voor een valide gebruik van deze methoden in de praktijk. Van elke methode zal een voor klinische en gezondheidspsychologen relevante toepassing worden getoond. Tijdens de werkcolleges zullen met SPSS uitgevoerde analyses uitgebreid worden besproken. Ook hier zal de nadruk liggen op het leren vermijden en omgaan met problemen die bij het toepassen van multivariate methoden voor kunnen komen. Achtereenvolgens zullen multipele regressie, aannames bij multipele regressie, variantie analyse, covariantieanalyse, herhaalde metingen, variantie analyse, multilevelanalyse, covariantiestructuuranalyse en meta-analyse aan de orde komen. Cursusdoelen Het begrijpen van multivariate analysemethoden die veel worden gebruikt binnen klinisch- en gezondheidspsychologisch onderzoek. In staat zijn om door SPSS geleverde uitvoer, waarin de resultaten van toepassingen van deze methoden op empirische data gerapporteerd worden, correct te interpreteren binnen het kader van de vraagstelling. In staat zijn om artikelen waarin multivariate analysemethoden worden gebruikt bij het doen van klinisch- en gezondheids-psychologisch onderzoek zelfstandig te lezen. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Per week het bestuderen van de opdrachten die de op die week van toepassing zijnde literatuur. Werkgroep Per week het maken van de opdrachten die op deze week van toepassing zijn. Toetsen Meerkeuzetoets: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Meerkeuzetoets Als men 16 vragen goed heeft, krijgt men een 5,5. Indien het cijfer lager is dan 5,5, wordt er naar beneden afgerond op hele cijfers. Indien het cijfer hoger is dan 5,5, dan gelden de facultaire afrondingsregels. Aspecten van academische vorming Meerkeuzetoets − Bestuderen en analyseren van informatie − Wetenschappelijke context − Onderzoeksvaardigheden integraal Verplicht studiemateriaal Boek − Miles, J.N.V. and Shevlin, M.E. (2001). Applying regression and correlation: a guide for students and researchers. London: Sage Publications. ISBN 0761962301.
163
Aanbevolen studiemateriaal Reader − Reader met daarin een aantal papers en de opdrachten die wekelijks uitgevoerd moeten worden. Veronderstelde voorkennis Elementaire methodische kennis met betrekking tot het ontwerpen van onderzoek en vragenlijsten, experimenteel en niet-experimenteel onderzoek, en dataverzameling. Elementaire statistische kennis met betrekking tot populatie, steekproef, hypothese, correlatie, simpele regressie, eenweg variantieanalyse, en beschrijvende statistiek. Voorkennis kan opgedaan worden met MS1 en MS2
164
Cursus: M&S 3: Context Ontwikkelingspsychologie Semester S2A.1 voltijd
Code 200300065
Specialisatie(s):
SOV020901, SOV020902, SOV010903, SOV020903
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Methodenleer en Statistiek dr. H. Hoijtink (tel.nr. 2539137) (e-mail
[email protected]) dr. H. Hoijtink
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Het begrijpen van multivariate analysemethoden die veel worden gebruikt binnen ontwikkelingspsychologisch onderzoek. In staat zijn om door SPSS geleverde uitvoer, waarin de resultaten van toepassingen van deze methoden op empirische data gerapporteerd worden, correct te interpreteren binnen het kader van de vraagstelling. In staat zijn om artikelen waarin multivariate analysemethoden worden gebruikt bij het doen van ontwikkelingspsychologisch onderzoek zelfstandig te lezen. Tijdens de hoorcolleges zal over de multivariate methoden voornamelijk informatie verstrekt worden die relevant is voor een valide gebruik van deze methoden in de praktijk. Van elke methode zal een voor ontwikkelingspsychologen relevante toepassing worden getoond. Tijdens de werkcolleges zullen met SPSS uitgevoerde analyses uitgebreid besproken worden. Ook hier zal de nadruk liggen op het leren vermijden van en omgaan met problemen die bij het toepassen van multivariate methoden voor kunnen komen. Achtereenvolgens zullen multipele regressie, aannames bij multipele regressie, variantie analyse, covariantieanalyse, herhaalde metingen variantie analyse, power analyse en logistische regressie aan de orde komen. Deze collegereeks wordt afgesloten met een college waarin alle methoden met elkaar vergeleken worden, en drie colleges waarin artikelen besproken worden, waarin ontwikkelingspsychologisch onderzoek gebruik maakt van multivariate methoden zoals latente klasse analyse, Rasch modellen en lineair structurele modellen. Werkvorm − Hoorcollege − Instructie college Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Per week het bestuderen van de op die week van toepassing zijnde literatuur. Instructie college Per week het maken van de op die week van toepassing zijnde opdrachten. Toetsen Meerkeuzetoets (25 mc-vragen): 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Meerkeuzetoets (25 mc-vragen) Als men 16 vragen goed heeft, krijgt men een 5,5. Indien het cijfer lager is dan 5,5, wordt er naar beneden afgerond op hele cijfers. Indien het cijfer hoger is dan 5,5, dan gelden de facultaire afrondingsregels. Aspecten van academische vorming Meerkeuzetoets (25 mc-vragen) − Bestuderen en analyseren van informatie − Wetenschappelijke context − Onderzoeksvaardigheden integraal Verplicht studiemateriaal Boek − Miles, J.N.V. and Shevlin, M.E. (2001). Applying regression and correlation: a guide for students and researchers. London: Sage Publications. ISBN 0761962301. 165
Reader − Met daarin een aantal papers, transparanten, en de opdrachten die wekelijks uitgevoerd moeten worden. Veronderstelde voorkennis Elementaire methodische kennis met betrekking tot het ontwerpen van onderzoek en vragenlijsten, experimenteel en niet-experimenteel onderzoek, en dataverzameling. Elementaire statistische kennis met betrekking tot populatie, steekproef, hypothese, correlatie, simpele regressie, eenweg variantieanalyse en beschrijvende statistiek. Voorkennis kan opgedaan worden met M&S1 en M&S2.
166
Cursus: M&S 3: Context Psychonomie Semester S1B.2 voltijd
Code 200300076
Specialisatie(s):
SOV010102, SOV010103
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Methodenleer en Statistiek dr. J.A.G. Dessens (tel.nr. 2531948) (e-mail
[email protected]) dr. J.A.G. Dessens, dr. W. Jansen
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Studenten moeten na afloop van de cursus in staat zijn te beoordelen of een in een concrete onderzoekssituatie gehanteerde multivariate analysetechniek, in het bijzonder een univariate of multivariate variantie-analyse, bij een gegeven probleemstelling op een adequate wijze is uitgevoerd. Daarbij dienen te worden betrokken de modelassumpties en het onderzoeksontwerp. Tevens moeten zij na afloop in staat zijn de behandelde analysetechnieken zelfstandig toe te passen in de onderzoekspraktijk. Centraal in de cursus staat de univariate en multivariate variantie-analyse (inclusief repeated measures). Gestart wordt met een uitvoerige inleiding in het model dat ten grondslag ligt aan vrijwel alle statistische analysetechnieken, nl. het multipele regressiemodel. De gepresenteerde stof zal worden geïllustreerd en verduidelijkt aan de hand van SPSS-analyses, zoals dat ook in het boek van Stevens gebeurt. Iedere week worden opgaven gegeven, die thuis dienen te worden gemaakt. Bespreking van de opgaven vindt telkens aan het begin van het daaropvolgende college plaats. Werkvorm Hoorcollege Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Van studenten wordt verwacht dat zij voorafgaand aan het hoorcollege de opgegeven pagina's uit het boek van Stevens doornemen. Voorts worden zij geacht de opgaven (vaak met behulp van SPSS) te maken voorafgaand aan de bijeenkomst waarin deze opgaven worden besproken. Toetsen Schriftelijk tentamen: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Aspecten van academische vorming Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Gebruiken van informatie- en communicatietechnologie ('computer literacy') − Materiaal / data analyseren en verwerken Verplicht studiemateriaal Boek − Stevens, J. (2002). Applied Multivariate Statistics for the Social Sciences. 4th edition. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum (ISBN 0805837760). Werkboek Veronderstelde voorkennis Basiskennis van statistiek; kennis van SPSS. Voorkennis kan opgedaan worden met Verplichte statistiekcursussen in de bachelorfase; training SPSS.
167
Cursus: M&S 3 : Context Sociale en Organisatiepsychologie Semester S1A.1 voltijd
Code 200300160
Specialisatie(s):
SOV010502, SOV010501, SOV010601, SOV020503, SOV020502
Opleiding(en): Coördinator:
Methodenleer en Statistiek dr. C.J.M. Maas (tel.nr. 2534594) (e-mail
[email protected]) dr. C.J.M. Maas
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Het begrijpen van methoden van onderzoek en multivariate analysemethoden die veel worden gebruikt binnen sociaal- en organisatiepsychologisch onderzoek. In staat zijn om artikelen waarin sociaal- en organisatie-psychologisch onderzoek in detail wordt beschreven zelfstandig te lezen. In staat zijn om door SPSS geleverde uitvoer, waarin de resultaten van toepassingen van deze methoden op empirische data gerapporteerd worden, correct te interpreteren binnen het kader van de vraagstelling. Tijdens de hoorcolleges zal over de multivariate methoden voornamelijk informatie worden verstrekt die relevant is voor een valide gebruik van deze methoden in de praktijk. Van elke methode zal een voor sociale- en organisatiepsychologen relevante toepassing worden getoond. Tijdens de werkcolleges zullen met SPSS uitgevoerde analyses uitgebreid worden besproken. Ook hier zal de nadruk liggen op het leren vermijden en omgaan met problemen die bij het toepassen van multivariate methoden voor kunnen komen. Achtereenvolgens zullen multipele regressie, aannames bij multipele regressie, variantie analyse, covariantieanalyse, en herhaalde metingen variantie analyse aan de orde komen. Deze collegereeks wordt afgesloten met een college waarin alle methoden met elkaar worden vergeleken. De cursus begint met drie colleges waarin artikelen worden besproken, waarin sociaal- en organisatiepsychologisch onderzoek centraal staat, en waarin belangrijke methodische aspecten van sociaal- en organisatiepsychologisch onderzoek de revue passeren. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Per week het bestuderen van de op die week van toepassing zijnde literatuur. Werkgroep Per week het maken van de opdrachten die op deze week van toepassing zijn. Toetsen − Meerkeuzetoets: 67%, 5,00 punten, minimum cijfer 5,50 − Opdracht: 33%, 2,50 punten, minimum cijfer 5,50 NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Meerkeuzetoets Als men 16 vragen goed heeft, krijgt men een 5,5. Indien het cijfer lager is dan 5,5, wordt er naar beneden afgerond op hele cijfers. Indien het cijfer hoger is dan 5,5, dan gelden de facultaire afrondingsregels.
168
Aspecten van academische vorming Meerkeuzetoets − Bestuderen en analyseren van informatie − Wetenschappelijke context − Onderzoeksvaardigheden integraal Verplicht studiemateriaal Boek − Miles, J.N.V. and Shevlin, M.E. (2001). Applying regression and correlation: a guide for students and researchers. London: Sage Publications. ISBN 0761962301. − Zwaan, A.H. (1995). Organisatieonderzoek. Leerboek voor de praktijk: het ontwerpen van onderzoek in organisaties. Assen, Van Gorcum. ISBN- 9023225589. Reader − Reader met daarin een aantal papers, transparanten, en de opdrachten die wekelijks uitgevoerd moeten worden. Veronderstelde voorkennis Elementaire methodische kennis met betrekking tot het ontwerpen van onderzoek en vragenlijsten, experimenteel en niet-experimenteel onderzoek, en dataverzameling. Elementaire statistische kennis met betrekking tot populatie, steekproef, hypothese, correlatie, simpele regressie, eenweg variantieanalyse, en beschrijvende statistiek. Voorkennis kan opgedaan worden met MS1 en MS2
169
Cursus: Neuropsychologische diagnostiek en revalidatie Semester S2A.2 voltijd
Code 200300078
Specialisatie(s):
SOV010102, SOV010103
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. R.P.C. Kessels (tel.nr. 2533651) (e-mail
[email protected]) dr. H.C. Dijkerman, gastdocent, dr. R.P.C. Kessels, Dr. M.J.E. van Zandvoort
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Het verwerven van inzicht in en ervaring met diagnostische methoden binnen de neuropsychologie en het gebruiken van deze kennis in een praktijksituatie (het proces van diagnostiek). De cursus ‘Neuropsychologische diagnostiek en revalidatie’ richt zich op de toepassing van de neuropsychologie in de klinische praktijk. Verschillende methoden waarmee cognitieve stoornissen en problemen in kaart gebracht kunnen worden zullen aan bod komen, zoals functietests en vragenlijsten. Aan alle functiedomeinen in de neuropsychologie zal aandacht besteed worden, alsmede aan het hele proces van diagnostiek (van anamnese tot rapportage). Ook wordt ingegaan op verschillende behandelmethoden die in de revalidatie van cognitieve stoornissen gebruikt worden. De cursus heeft een sterk praktijkgericht karakter, wat onder meer tot uiting komt door de inzet van gastdocenten uit verschillende klinische instellingen (ziekenhuis, revalidatiecentrum). Werkvorm − Hoorcollege − Practicum Toelichting Hoorcollege In de hoorcolleges wordt ingegaan op de theoretische aspecten van het verrichten van neuropsychologisch onderzoek in een klinische setting. Hierbij gaat het enerzijds om testspecifieke achtergronden en anderzijds om het diagnostiekproces als geheel (van anamnese naar rapportage). Ook zal ingegaan worden op verschillende behandelvormen die gebruikt kunnen worden bij cognitieve stoornissen, zoals 'errorless learning' bij geheugenstoornissen en prisma-adaptie bij neglectpatiënten. Practicum In het practicum ligt de nadruk op het verkrijgen van professionele vaardigheden op het gebied van de neuropsychologische diagnostiek en revalidatie. In het practicum zal het gebruik van meetinstrumenten (tests en vragenlijsten) en bijbehorende scoring en normering geoefend worden. Voorts ligt de nadruk op het proces van diagnostiek: het afnemen van een anamnese, observeren, interpreteren en het rapporteren. Ook zal de behandeling van cognitieve stoornissen in de praktijk aan bod komen. Toetsen − Practicumopdrachten: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten.
170
Aspecten van academische vorming Practicumopdrachten − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met clienten/patienten/personeel − Sociaal-contactuele vaardigheden − Beheersen van het Nederlands en een moderne vreemde taal, in woord en geschrift − Planmatig werken − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Ethisch perspectief Tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek Verplicht studiemateriaal Boek − Deelman, B., Eling, P., De Haan, E., Jennekens-Schinkel, A. & Van Zomeren, E. (1997). Klinische neuropsychologie. Amsterdam: Boom. ISBN 90-5352-306-5. − Brouwer, W., Van Zomeren, E., Berg, I., Bouma, A. & De Haan, E. (2002). Cognitive rehabilitation. Amsterdam: Boom. ISBN 90-5352-618-8. Veronderstelde voorkennis Kennis van de belangrijkste neuropsychologische functiedomeinen en de daarbij behorende stoornissen en klinische syndromen. Voorkennis kan opgedaan worden met Klinische neuropsychologie.
171
Cursus: Ontwikkeling in intercultureel perspectief Semester S2B.1 voltijd
Code 200300067
Specialisatie(s):
SOV010903
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Ontwikkelingspsychologie dr. D.M.P. de Haan (tel.nr. 2531971) (e-mail
[email protected]) dr. D.M.P. de Haan, dr. J.H. Oosterwegel, dr. B. Orobio de Castro
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel De student - heeft inzicht in culturele variaties in ontwikkeling in de multi-etnische samenleving- is in staat kritisch te reflecteren op de psychologische theorievorming over ontwikkeling vanuit een intercultureel perspectief- is in staat kritisch te reflecteren op actuele discussies in het werkveld en de media over ontwikkelingskansen van en -risico's voor kinderen en jongeren uit migrantengezinnen. In Nederland hebben steeds meer kinderen en jongeren te maken met migratie, doordat zij zelf of hun ouders niet in Nederland zijn geboren. In de vier grote steden gaat het om ruim de helft van de kinderen. In deze cursus worden verschillen in de ontwikkeling als gevolg van het leven in een multiculturele samenleving bestudeerd. De media staan vol met berichten over problematische situaties rond migrantenjongeren, en ook instellingen krijgen steeds vaker te maken met kinderen en jongeren uit migrantengezinnen. Dikwijls wordt hen een ‘ontwikkelingsachterstand’ of ‘problematische ontwikkeling’ toegeschreven. Dat versterkt de tendens om te interveniëren in het gezin, bijvoorbeeld via oudervoorlichting en ontwikkelings- of opvoedingsgerichte gezinsprogramma’s. Daarnaast is er steeds meer aandacht voor programma’s voor de ‘voor’school, het reguliere onderwijs, welzijnswerk en de hulpverlening. Willen deze interventies enige kans op succes hebben, dan is allereerst kennis van zaken nodig over ontwikkelingspatronen in verschillende culturele milieus in relatie tot de multi-etnische context. Alleen vanuit die kennis is vast te stellen welk type aanpak het meest geëigend is. In deze cursus gaan we na in hoeverre de ontwikkeling van kinderen en jongeren uit migrantengezinnen inderdaad afwijkt van die uit autochtone gezinnen. Daarbij bespreken we welke mechanismen aan zulke verschillen in ontwikkeling bijdragen, en wat, gezien de situatie van deze kinderen en jongeren, de constructieve c.q. negatieve kanten van verschillende ontwikkelingstrajecten zouden kunnen zijn. Tenslotte worden zin en onzin van een aantal interventieprogramma’s beoordeeld op basis van in de cursus verworven kennis. In het eerste deel van de cursus komt aan de orde: − Ontwikkelingskansen thuis en op school: de aard van de talige, communicatieve en educatieve omgeving − De (praktijk)theorie waarop interventies van maatschappelijke instellingen (consultatiebureaus, kindercentra, educatieve programma's) zijn gebaseerd. − In het tweede deel gaan we in op de sociaal-emotionele ontwikkeling in verschillende culturele contexten: − Ontwikkelingskansen en cultuur: over opvoeding, ouder-kindrelaties en identiteitsontwikkeling − Als ontwikkelingstaken in interculturele context te moeilijk blijken: problematische ontwikkeling en interventie Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Voorbereiding bijeenkomsten Werkgroep Vooraf dient de literatuur te zijn bestudeerd. De overige voorbereiding verschilt per bijeenkomst. Informatie in een werkboek. Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Van studenten wordt een actieve deelname in de werkgroep verwacht. Tijdens de werkgroepen wordt per subgroep een product gemaakt. Dit zijn o.a.: een poster, beoordeling debat, notulen discussie, schriftelijke beantwoording van vragen, analyse video, codering protocol. 172
Toetsen - Essay: 60%, 4,50 punten, minimum cijfer 5,50 - Opdracht(en): 0%, 0,00 punten, minimum cijfer 5,50 - Referaat: 40%, 3,00 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Essay Studenten kiezen, eventueel naar aanleiding van een lijst met titels, een onderwerp uit de literatuur. Hierover schrijven zij een essay. Het essay dient in tweetallen te worden geschreven. Opdracht(en) Verschillende werkgroepsopdrachten. Voor 8 werkgroepsbijeenkomsten dient over het algemeen tijdens de bijeenkomst zelf een product te worden gemaakt in subgroepen van drietallen. Voor deze producten worden duidelijke richtlijnen gegeven, eventueel in de vorm van schema's en checklists. De opdrachten moeten gemiddeld voldoende zijn, d.w.z. dat van de 6 producten van de werkgroepsbijeenkomsten er 5 voldoende zijn. Voor dit onderdeel wordt echter geen meetellend cijfer gegeven. Referaat Het essay dient als basis voor het referaat dat op de laatste bijeenkomst moet worden gegeven. Het referaat dient in tweetallen te worden gehouden. Aspecten van academische vorming Essay − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken Opdracht(en) − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Discussieren, debatteren − Gespreksvaardigheden - bv onderhandelen, interviewen, gesprekken met clienten/patienten/personeel − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Ethisch perspectief − Maatschappelijke / culturele context − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages − Materiaal / data analyseren en verwerken Referaat − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren Verplicht studiemateriaal Boek − Wordt nader bekend gemaakt via Studion. Reader Werkboek Veronderstelde voorkennis Kennis van algemene ontwikkelingsprocessen en van basisbegrippen uit de ontwikkelingspsychologie m.b.t. sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. Voorkennis kan opgedaan worden met Ontwikkelingspsychologie.
173
Cursus: Ontwikkelingspsychopathologie I Semester S1A.1 voltijd
Code 200300061
Specialisatie(s):
SOV020902, SOV010903
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. Y. van Beek (tel.nr. 2534059) (e-mail
[email protected]) dr. Y. van Beek, Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Kennis, inzicht en (basis)vaardigheden verwerven met betrekking tot de ontwikkelingspsychologische benadering van psychopathologie, zoals omschreven bij de inhoud. De inhoud bestaat uit een theoretisch en een praktisch deel: Theorie: - Wat is ontwikkelingspsychopathologie? Wanneer is gedrag ‘deviant’ en voor wie is het problematisch? Welke factoren in de ontwikkeling spelen een rol bij het ontstaan en in stand houden van problematisch gedrag? - De belangrijkste syndromen bij kinderen en jeugdigen. Aan de orde komen symptomen, diagnostiek, etiologie (transactionele modellen; risicovormende en protectieve factoren) en ook zal enige aandacht geschonken worden aan de behandelingsmogelijkheden. - Basiskennis betreffende een gangbaar diagnostisch model (hypothese toetsend model) gericht op de ontwikkelingspsychologische praktijk. - Basiskennis betreffende de meest gangbare behandelingsmethoden bij kinderen en jeugdigen. Praktijk: - Wat is een K&J-psycholoog? Introductie van de werkvelden. - Leren werken met een gangbaar diagnostisch procesmodel aan de hand van casuïstiek. - Basiskennis over behandelingsmethoden toepassen op casuïstiek. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep − Zelfstudie Toelichting Zelfstudie Een deel van de stof moet door de student zelfstandig worden bestudeerd. Vragen daarover kunnen gesteld worden (en beantwoord worden door medestudenten) via een discussion board op Studion. Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege De student dient de hoofdstukken die behandeld worden voorafgaand aan het college te lezen. De colleges zijn vooral illustrerend en verdiepend. Werkgroep De stof uit de hoorcolleges bijhouden. Het maken van een huiswerkopdracht ter voorbereiding van de eerstvolgende werkgroepbijeenkomst. Zelfstudie Er is geen sprake van bijeenkomsten, maar studenten dienen 4 weken lang leesvragen te maken en in te leveren. Bijdrage aan groepswerk Werkgroep In kleine groepjes samenwerken aan de huiswerkopdrachten. In de werkgroep aan elkaar presenteren van de antwoorden. Het voeren van discussie over die antwoorden van de diverse groepjes (alsmede de overige stof in de werkgroepen).
174
Toetsen − Schrift. tentamen 1 (behandeling): 40%, 3,00 punten, minimum cijfer 5,00 − Schrift. tentamen 2 (Wenar, diagnostiek): 60%, 4,50 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Opdracht(en) Dit onderdeel moet voldoende worden gemaakt om de volledige studiepunten te halen (ook al telt het niet mee bij het cijfergemiddelde). Aspecten van academische vorming Opdracht(en) − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Discussieren, debatteren − Organisatorische vaardigheden − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Ethisch perspectief − Wetenschappelijke context − Maatschappelijke / culturele context − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek Schrift. tentamen 1 (behandeling) − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie Schrift. tentamen 2 (Wenar, diagnostiek) − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie Verplicht studiemateriaal Boek - Wenar, C. (2000). Developmental psychopathology. London: McGraw-Hill (4e editie). - Bruin-Beneder, R. de (1998). Kinder-psychotherapie. Basiskennnis voor de praktijk van de psychotherapie. Muiderberg: Coutinho. - Prins, P.J.M. & Bosch, J.D. (red., 1998). Methoden en technieken van gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. - De literatuur voor het cursusdeel “Behandeling”wordt via Studion bekend gemaakt. Veronderstelde voorkennis Kennis van de normale sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling en bijbehorende ontwikkelingstheorieën. Voorkennis kan opgedaan worden met Inleiding ontwikkelingspsychologie, Sociale en emotionele ontwikkeling, Cognitieve ontwikkeling.
175
Cursus: Organisatiepsychologie Semester S1A.2 voltijd
Code 200300053
Specialisatie(s):
SOV010502, SOV010501, SOV010601, SOV020502
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie drs. R. IJntema (tel.nr. 2533082) (e-mail
[email protected]) dr. E. Demerouti, drs. R. IJntema, drs. C.M.A.A. Potters
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Voertaal Engels voor 1 werkgroep. De toetsing vindt plaats in het Engels tenzij de docent bij aanvang van de cursus anders aangeeft. Doel De cursus is een eerste kennismaking met onderwerpen uit het brede veld van de organisatiepsychologie die in andere cursussen verder worden uitgediept. Hoofddoel van de cursus is het verwerven van kennis van en ervaring met (gedrag) in organisaties, hieronder vallen de kennisgebieden organisatieanalyse en -gedrag. Nevendoelen van de cursus zijn het verwerven van inzicht in het eigen functioneren binnen de groep (kleine organisatie) en het ervaren en verbeteren van eigen presentatiemogelijkheden. Inhoud In de cursus wordt aandacht besteed aan gedrag van mensen in groepen en organisaties en aan gedrag van organisaties. Daarbij komen onder meer de volgende onderwerpen aan bod: psychologisch contract, leerstijlen, arbeidswaarden, werkmotivatie, arbeidssatisfactie, taakontwerp, leiderschap en macht, werken in groepen, organisatiedoelen, organisatiestructuur, organisatiecultuur, maatschappelijk betrokken ondernemen. Werkvorm − Werkgroep Toelichting Werkgroep Tijdens de cursus wordt er in ieder geval één conferentiedag georganiseerd met door studenten verzorgde presentaties over (actuele) thema's in de organisatiepsychologie. Voor de werkgroepen geldt een aanwezigheidsverplichting. Toetsen Eindresultaat: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Eindresultaat Het eindcijfer voor de cursus wordt gebaseerd op drie onderdelen: - individuele opdrachten - subgroepopdrachten - schriftelijke toetsing van bestudeerde literatuur. Elk van de onderdelen dient minimaal met een 5,5 te worden afgesloten. Aspecten van academische vorming Eindresultaat − Intellectuele vaardigheden − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Discussieren, debatteren − Samenwerken met anderen, werken in teamverband
176
Verplicht studiemateriaal Boek - Rollinson, D. & Broadfield, A. (2002). Organisational behaviour and analysis: An integrated approach (second edition). Harlow, England: Prentice Hall. ISBN 0-273-65133-1 Handouts − Wordt nader bekend gemaakt: werkmateriaal uit te delen in de werkgroep. Veronderstelde voorkennis – Kennis van de sociale psychologie en haar toepassingen, met name in organisaties. – Inzicht in hoe menselijk gedrag in de sociale psychologie wordt geanalyseerd en empirisch wordt onderzocht. Voorkennis kan opgedaan worden met Sociale Psychologie (BA1) Bronnen van zelfstudie Hewstone, M. & Stroebe, W. (2001) Introduction to social psychology (Third edition). Oxford: Basil Blackwell. ISBN: 0-631-20437-7
177
Cursus: Perceptie en actie Semester S1A.2 voltijd
Code 200300072
Specialisatie(s):
SOV010102, SOV010103
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie prof.dr. J.H.A. Kroeze (tel.nr. 2533499) (e-mail
[email protected]) Prof. dr. J.L. Kenemans, prof.dr. J.H.A. Kroeze
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel - Kennis over de bouw en werking van de menselijke zintuigen en de neuronale processen die aan de waarneming ten grondslag liggen. - Inzicht in de methoden waarmee zulke kennis verkregen wordt. - Begrip van de samenhang van de zintuigen onderling en de relatie met het handelen (actie). - Inzicht in de menselijke waarneming vanuit de volgende perspectieven: zintuiglijk, perceptueel, cognitief en formeel (theoretisch). Deze cursusdoelen zijn bereikt wanneer men de stof in het leerboek beheerst. De waarnemingspsychologie is de oudste en verst ontwikkelde onderzoekstak van de psychologie. Aangezien mensen steeds via hun zintuigen in contact komen met de buitenwereld, wordt men op alle mogelijke terreinen van de psychologie en de sociale wetenschappen geconfronteerd met de beperkingen en de mogelijkheden van de menselijke waarneming. De waarneming (= perceptie) van de omgeving wordt mogelijk gemaakt door een aantal zintuigsystemen: het zien, het horen, de tastzin, de reuk en de smaak. Onderzoek heeft laten zien dat de indeling in deze klassieke vijf zintuigen niet meer dan een eerste benadering is. Binnen elk van deze bestaan subsystemen, zoals het kleurenzien, de toonhoogtewaarneming, de pijn- en de temperatuurzin en nog verscheidene andere. De waarneming is nauw verbonden met activiteit. Daarvan kan men vele voorbeelden vinden: doelgerichte acties, zoals bij het vangen, pakken, wijzen en navigeren, zijn zonder directe koppeling aan de waarneming onuitvoerbaar. De waarneming wordt in deze cursus dan ook steeds binnen een relevant actiekader geplaatst. Perceptie wordt mogelijk door processen waarvan het verloop en de resultaten op verschillende niveaus bestudeerd kunnen worden: het receptorniveau, het niveau van de afferente zenuwen en het brein, het cognitieve niveau en het niveau van het gedrag, zowel complex (bijv. lezen, zoeken, vangen) als eenvoudig (bijv. reactietijden, oogbewegingen). Naast een dieper inzicht in verschillende zintuigsystemen bestaat er ook behoefte aan meer algemene waarnemingstheorieën, waarin verschillende inzichten geïntegreerd zijn vanuit een centraal principe, bijvoorbeeld vanuit het principe van de aandacht. Tenslotte is het van groot belang te blijven zoeken naar formele (wiskundige) modellen die perceptueel gedrag of onderdelen daarvan kunnen beschrijven. In de cursus zal ook aandacht worden besteed aan de methoden voor het bestuderen van de waarneming. Werkvorm − Demonstratie − Hoorcollege − Individueel Toelichting Demonstratiecollege Er zijn twee demonstratiecolleges in de negende cursusweek. Individueel (communiceren via Studion) Afhankelijk van het type vraag of verzoek beslist de cursusleider (coördinator) of de student individueel via e-mail (Studion) te woord zal worden gestaan, dan wel of haar of zijn vraag/verzoek zal worden gebundeld opdat de coördinator/docent een antwoord aan de gehele groep (of een deel van de groep) kan geven. Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Het bestuderen van de hoofdstukken die per week in de studiewijzer staan aangegeven.
178
Toetsen Schriftelijk tentamen: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Schriftelijk tentamen Het tentamen bestaat uit een aantal vragen en/of opdrachten. Per vraag/opdracht wordt een aantal punten toegekend. Het totaal aantal behaalde punten bepaalt het cijfer. De bijzonderheden worden bekend gemaakt in de studiewijzer die bij aanvang van de cursus verschijnt op STUDION. Aspecten van academische vorming Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Gebruiken van informatie- en communicatietechnologie ('computer literacy') − Planmatig werken − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Academisch denken, werken en handelen: overig Verplicht studiemateriaal Boek - Sekuler, R. & Blake, R. (2002). Perception (4th edition). New York: McGraw Hill. ISBN 0-07057943-1. Wordt nader bekendgemaakt − De literatuur voor de colleges van prof. Kenemans wordt tijdig via Studion bekend gemaakt. Veronderstelde voorkennis Overzichtskennis van de psychologische functieleer en inzicht in de biologische grondslagen van het gedrag. De ingangseisen voor bijvakstudenten (i.e. niet-psychologiestudenten) worden door de coördinator per geval beoordeeld aan de hand van een ingeleverd beknopt overzicht van het studieverleden. Voorkennis kan opgedaan worden met De cursussen 'Functieleer' en 'Biologische grondslagen van het gedrag'. Het is niet uitgesloten dat in uitzonderingsgevallen de vereiste voorkennis ook in andere cursussen, al dan niet binnen de afstudeerrichting, kan worden opgedaan. Of in zulke gevallen voldaan is aan de voorkenniseisen wordt per geval door de coördinator beoordeeld op grond van een ingeleverd beknopt overzicht van het studieverleden. Bronnen van zelfstudie Kalat, J.W. (2001). Biological psychology (7th edition). Pacific Grove: Brooks/Cole (ISBN 0-53451400-6).Wijnen, F. & Verstraten, F. (red.) (2001). Het brein te kijk; verkenning van de cognitieve neurowetenschappen. Lisse: Swets en Zeitlinger (ISBN 90-265-1676-2).Ashcraft, M.H. (2002). Cognition (3rd edition). New Jersey: Prentice Hall Inc. (ISBN 0-13-030729-7).Werkboek: Werkboek onderzoekspracticum functieleer (behorend bij de cursus 'Psychologische functieleer').
179
Cursus: Personeelspsychologie en HRM Semester S2B.1 voltijd
Code 200300159
Specialisatie(s):
SOV010501, SOV010601
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. A. Bakker (tel.nr. 2539180) (e-mail
[email protected]) dr. A. Bakker, dr. E. Demerouti, dr. R.D. de Jong
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Personeelspsychologie is een subdiscipline van de Arbeids- en Organisatiepsychologie. Het is voornamelijk een toegepaste discipline die haar aandacht richt op individuele verschillen in gedrag en taakprestaties en op methoden om deze verschillen te meten, te verklaren, en te voorspellen. Tot de belangrijkste onderwerpen van de personeelspsychologie behoren: taak- en functieanalyse, functiewaardering, werving en selectie van personeel, training, opleiding en ontwikkeling, prestatiebeoordeling, loopbaanvraagstukken, en beloningen. Personeelspsychologie vertoont eveneens overlap met het domein van het personeelsmanagement (personeelsbeleid, Human Resources Management) maar er wordt bijvoorbeeld niet ingegaan op arbeidswetgeving, industriële geneeskunde, en collectief onderhandelen. Het werk van de personeelspsycholoog is beleidsondersteunend en –voorbereidend. Tevens biedt de personeelspsycholoog kennis, kunde en instrumenten aan, die dienen voor de uitvoering en de evaluatie van het HRM van organisaties als medewerker in de organisatie of als extern adviseur. Cursusdoelen In deze cursus wordt theoretische kennis aangeboden over de belangrijkste onderwerpen van de personeelspsychologie en worden specifieke vaardigheden van de personeelspsycholoog aangeleerd en geoefend met als uiteindelijk doel individu-georiënteerde vraagstukken met betrekking tot de intrede tot, het verblijf in en het verlaten van de organisatie te leren onderkennen, analyseren, en op te lossen, en het organisatiebeleid ter zake te helpen voorbereiden, begeleiden en evalueren. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Toelichting Werkgroep Tijdens de werkgroepen oefenen de deelnemers de belangrijkste vaardigheden van de personeelspsycholoog.Op de Studion-Website voor deze cursus wordt uiteengezet wat er van de studenten wordt verwacht m.b.t. hun bijdrage aan de werkgroepen. Voorbereiding bijeenkomsten Werkgroep Bestudering van bijbehorende hoofdstukken uit het boek en de reader. Toetsen Schriftelijk (open vragen): 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Aspecten van academische vorming Schriftelijk (open vragen) − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie Verplicht studiemateriaal Boek − Bernardin, H.J., & Russell, J.E.A. (1998). Human resource management: An experiential approach. Boston: McGraw-Hill. ISBN 0-07-115674-7 − Reader
180
Veronderstelde voorkennis Kennis van de sociale psychologie en haar toepassingen, met name in organisaties- Inzicht in hoe menselijk gedrag in de sociale psychologie wordt geanalyseerd en empirisch wordt onderzocht. Voorkennis kan opgedaan worden met Sociale psychologie (BA1) Bronnen van zelfstudie Miles Hewstone & Wolfgang Stroebe (2001)Introduction to social psychology. Third edition. Oxford: Basil Blackwell, ISBN 0-534-35436-X
181
Cursus: Practicum toegepaste cognitieve psychologie Semester S2A.2 voltijd
Code 200300079
Specialisatie(s):
SOV010102, SOV010103
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Psychonomie dr. I.M. Verstijnen (tel.nr. 2533356) (e-mail
[email protected]) dr. I.M. Verstijnen, prof.dr. A.H. Wertheim
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Aanleren van vaardigheden met betrekking tot toepassingsgerichte onderzoeksmethoden en technieken. Onze moderne leef- en werkomgeving wordt steeds complexer. Daardoor is er een groeiende vraag naar mensen die de technieken beheersen om bruikbaarheid, veiligheid, efficiency en betrouwbaarheid van producten en systemen te kunnen evalueren. Dit practicum is er op gericht deze technieken onder de knie te krijgen. Het practicum sluit aan bij de cursus ‘Toegepaste cognitieve psychologie’, waarin technieken worden behandeld om vragen te beantwoorden als “Hoe maak je een betaalapparaat gebruikersvriendelijker, en hoe meet je de betrouwbaarheid ervan?”, “Waardoor ontstaan ongelukken?”, “Wat zijn de effecten van lawaai en leeftijd op onze cognitieve vermogens?”, etc.. In dit aansluitend practicum zullen deze technieken nu door de studenten zelf toegepast worden. Er zal in kleine groepjes gewerkt worden aan een aantal opdrachten. Iedere opdracht behelst een mini-onderzoek waarin steeds een andere techniek centraal staat. Technieken die toegepast gaan worden zijn onder meer taakanalyse, usability testing en het meten van mentale taakbelasting. Werkvorm − Groepsopdracht − Werkcollege Toelichting Groepsopdracht Met vragen over de opdracht kunnen de studenten zich buiten de werkcolleges om wenden tot de betreffende docent. Werkcollege Studenten moeten in groepsverband de opdracht hebben uitgevoerd die behoort bij de stof van het vorige werkcollege. Aan het begin van het werkcollege zullen de studenten de resultaten van de opdracht presenteren. Deze presentaties vormen het eerste deel van het werkcollege; tijdens de rest van het college wordt de volgende opdracht beschreven en wordt de daarvoor relevante stof behandeld. Voorbereiding bijeenkomsten Groepsopdracht Studenten moeten de opdracht uitvoeren die behoort bij de stof van het vorige college. Dit gebeurt in vast groepsverband (3 à 4 personen) buiten de werkcolleges om. De groepsleden zijn zelf verantwoordelijk voor de planning en invulling van de groepsbijeenkomsten. Bijdrage aan groepswerk Groepsopdracht Studenten dienen de werkzaamheden per opdracht evenredig te verdelen over de groep. Toetsen Opdrachten (cijfers niet compenseerbaar): 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50
182
Wat wordt er beoordeeld? Opdrachten (cijfers niet compenseerbaar) De opdrachten bestaan uit het doen van kleine onderzoekjes waarbij verschillende methoden en technieken toegepast worden. Bij ieder college (m.u.v. het eerste) moet een opdracht in groepsverband volbracht zijn en worden gepresenteerd. Gestreefd wordt naar een zo groot mogelijke variatie in presentatievormen; schriftelijk en mondeling (bijv. usability report; posterpresentaties). Alle opdrachten dienen gemaakt en gepresenteerd te worden. Per opdracht/presentatie wordt een groepscijfer toegekend. Aspecten van academische vorming Opdrachten (cijfers niet compenseerbaar) − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages − Rapporteren over onderzoek - schriftelijk − Rapporteren over onderzoek - mondeling Verplicht studiemateriaal Diverse − De literatuur wordt via Studion en/of in het college uitgedeeld. Veronderstelde voorkennis Kennis uit de cursus: Toegepaste cognitieve psychologie. Voorkennis kan opgedaan worden met Cursussen die verder een goede voorkennis bewerkstelligen zijn: Functieleer; Biologische grondslagen van het gedrag; Methodenleer en statistiek voor psychologen 1 en 2.
183
Cursus: Praktijk van Interventies in groepen Semester S2A.2 voltijd
Code 200300106
Specialisatie(s):
SOV010501
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Sociale en Organisatiepsychologie drs. F. Engel (tel.nr. 2532986) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), drs. F. Engel
ECTS-punten: 7,5 Niveau: M
Doel In deze cursus wordt zichtbaar gemaakt dat interventies gerelateerd zijn aan: - algemene en/of meer persoonlijke kaders; - daarmee samenhangende waarden en normen; - de affiniteit en de mogelijkheden van de trainer/adviseur; - de vragen, de mogelijkheden en de vereisten van de klant en de opdrachtgever; - de specifieke context waarin de interventie plaatsvindt. Cursisten maken daarbij kennis met voor het functioneren van de trainer/adviseur essentiële concepten, thema’s, rollen, instrumenten en technieken. Algemeen leerdoel is het verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden voor het zorgvuldig, effectief en professioneel verantwoord kunnen interveniëren in groepen. Specifieke leerdoelen zijn de volgende. Kunnen interveniëren op basis van een adequate diagnose van vereisten, behoeften en mogelijkheden van opdrachtgevers en klanten. In staat zijn zelfstandig interventies te ontwerpen en uit te voeren in relatie tot gestelde diagnoses. Verwerven van inzicht en vaardigheden met betrekking tot de verschillende fasen van het interventieproces. Werkvorm − Werkgroep Toelichting Werkgroep 2x per week 3 uur. Voorbereiding bijeenkomsten Werkgroep Het is essentieel dat voor elke werkgroepbijeenkomst de literatuur wordt gelezen en geanalyseerd. Tevens dienen cursisten als voorbereiding op de werkgroepen zelfstandig in subgroepen opdrachten uit te voeren. Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Actieve deelname. Bereidheid tot theoretische, modelmatige en technische reflectie. Bereidheid tot reflectie op het eigen functioneren en het functioneren van de groep. Een zelfstandige bijdrage aan de verschillende cursusactiviteiten. Een constructieve werkhouding, ook als onderdeel van het professioneel willen leren functioneren. Toetsen − Essay: 33%, 2,50 punten, minimum cijfer 5,50 − Praktijk: 33%, 2,50 punten, minimum cijfer 5,50 − Verslag: 34%, 2,50 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Praktijk Het zelfstandig op basis van theorie en diagnose ontwerpen, uitvoeren en evalueren van groepsinterventies 184
Aspecten van academische vorming Essay − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Planmatig werken − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages Praktijk − Synthetiseren en structureren van informatie − Sociaal-contactuele vaardigheden − Organisatorische vaardigheden − Planmatig werken Verslag − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Planmatig werken − Ethisch perspectief − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages Verplicht studiemateriaal Boek – Boek: Remmerswaal, J.L.M. (1992). Begeleiden van groepen: groepsdynamica in praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. ISBN: 903131126X Veronderstelde voorkennis Kennis van Organisaties en het functioneren van groepen in organisaties. Voorkennis kan opgedaan worden met Organisatiepsychologie Organisatieontwikkeling
185
Cursus: Praktijk van Interventies in Organisaties Semester S2A.1 voltijd
Code 200300107
Specialisatie(s):
SOV010501
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Sociale en Organisatiepsychologie drs. F. Engel (tel.nr. 2532986) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), drs. F. Engel
ECTS-punten: 7,5 Niveau: M
Doel Vanuit het perspectief van organisatieontwikkeling wordt in deze cursus geleerd in organisaties gefundeerd te diagnostiseren en gericht te interveniëren. Belangrijke thema’s daarbij zijn de volgende. Professionele en strategische aspecten van de samenwerking met de opdrachtgever en de klant. De persoonlijke stijl van de adviseur. Beïnvloeden, onderhandelen en probleemoplossen. Werken met een diversiteit van interventiemethoden (gestructureerd, ongestructureerd; directief, non-directief; complex, enkelvoudig). De fasen in het interventieproces en de daarbij behorende concepten, modellen, vaardigheden en technieken (zoals het voeren van een intakegesprek, contracteren, diagnosticeren, plannen, beslissen, implementeren en consolideren). Cursusdoelen Algemeen leerdoel is het verwerven van kennis, inzicht en vaardigheden voor het zorgvuldig, effectief en professioneel verantwoord kunnen diagnostiseren en interveniëren in organisaties. Specifieke leerdoelen zijn de volgende. Kunnen diagnostiseren en interveniëren in samenwerking met opdrachtgevers en klanten. Kunnen diagnostiseren met gebruikmaking van relevante modellen en technieken. In staat zijn interventies te ontwerpen en uit te voeren in relatie tot gestelde diagnoses. Verwerven van inzicht en vaardigheden met betrekking tot de verschillende fasen van het interventieproces. Werkvorm Werkgroep Toelichting Werkgroep Voorrang voor studenten die deze cursus als verplaicht onderdeel moeten volgen; vervolgens plaatsing in volgorde van aanmelding. Voorbereiding bijeenkomsten Werkgroep Wat er van de student verwacht wordt m.b.t. voorbereiding van bijeenkomstenHet is essentieel dat voor elke werkgroepbijeenkomst de literatuur en het casusmateriaal worden gelezen en geanalyseerd. Tevens dienen cursisten als voorbereiding op de werkgroepen zelfstandig in subgroepen opdrachten uit te voeren. Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Wat er van de student verwacht wordt m.b.t. bijdrage aan groepswerkActieve deelname. Bereidheid tot theoretische, modelmatige en technische reflectie. Bereidheid tot reflectie op het eigen functioneren en het functioneren van de groep. Een zelfstandige bijdrage aan de verschillende cursusactiviteiten. Een constructieve werkhouding, ook als onderdeel van het professioneel willen leren functioneren. Toetsen − Essay: 33%, 2,50 punten, minimum cijfer 5,50 − Casusbeschrijving, analyse & presentatie: 33%, 2,50 punten, minimum cijfer 5,50 − Indvidueel leerverslag: 34%, 2,50 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten.
186
Aspecten van academische vorming Essay − Intellectuele vaardigheden − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Planmatig werken Casusbeschrijving, analyse & presentatie − Intellectuele vaardigheden − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Organisatorische vaardigheden − Ethisch perspectief Indvidueel leerverslag − Intellectuele vaardigheden − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Planmatig werken − Ethisch perspectief − Rapporteren over onderzoek - schriftelijk Verplicht studiemateriaal Boek − Schein, Egar H. (Scnd ed.), Process Consultation, Volume 1. ISBN 0-201-06736-6. − Cummings, T.G. and Worley, C.G. (2001), Organization Development and Change, New York: West Publ. Co. (7th ed) ISBN 0-324-07274-0. Veronderstelde voorkennis Kennis van Organisaties en van interventies in organisaties Voorkennis kan opgedaan worden met Organisatieontwikkeling Organisatiepsychologie
187
Cursus: Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische praktijk: kinderen en jeugdigen Semester S1A.2 voltijd
Code 200300064
Specialisatie(s):
SOV020902, SOV010903
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. H.E. Bakker (tel.nr. 2531611) (e-mail
[email protected]) dr. H.E. Bakker, Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel De student is – zich bewust van de functie van de diagnostiek, waarbij diagnostiek - waar relevant voor de vraagstelling - in principe ten dienste dient te staan van de behandeling (advisering) – zich bewust van de ethische maatstaven die bij het werken in de praktijk dienen te worden aangehouden. Hij heeft hierbij kennis van de Beroepscode voor Psychologen (NIP, 1998) zowel als van de Algemene Standaard Testgebruik. – bekend met de diagnostische cyclus (De Bruyn e.a.) – bekend met het model handelingsgerichte diagnostiek (Pameijer en Van Beukering) – in staat om het psychodiagnostisch proces modelmatig te benaderen, vanuit het hypothesentoetsend model en het model handelingsgerichte diagnostiek – in staat om deze modellen toe te passen op situaties waarin sprake is van een problematisch ontwikkelingsverloop – in staat om de kennis omtrent ontwikkeling en ontwikkelingspsychopathologie te vertalen naar diagnostische hypotheses, hierbij gebruik makend van een transactioneel referentiekader – op de hoogte van de rol en het belang van besliskundige modellen in de psychodiagnostiek – bekend met de belangrijkste onderzoeksinstrumenten die de ontwikkelingspsycholoog ter beschikking staan – in staat om de kwaliteit van onderzoeksinstrumenten (psychometrisch en inhoudelijk) te beoordelen – in staat om een aantal onderzoeksinstrumenten (tests) af te nemen. Inhoud In deze cursus ligt het accent op de wetenschappelijke en modelmatige inkadering van het psychodiagnostisch proces, zoals dat wordt toegepast bij het diagnostiseren van en in de hulpverlening aan kinderen en jeugdigen. Uitgangspunten hierbij vormen het model diagnostische besluitvorming van De Bruyn e.a. (1995) en het model handelingsgerichte diagnostiek van Pameijer en Van Beukering (1997). Er wordt aandacht besteed aan besliskundige en ethische aspecten van het diagnostisch proces. Tevens wordt kennisgemaakt met de belangrijkste diagnostische instrumenten/onderzoeksmiddelen. Werkvorm Werkcollege Voorbereiding bijeenkomsten Werkcollege Van de studenten wordt een actieve deelname in de werkgroep verwacht. Bijeenkomsten dienen vooraf door de studenten te worden voorbereid (lezen van literatuur, schriftelijk maken van opdrachten). Bijdrage aan groepswerk Werkcollege Referaat/groepspresentatie, feedback geven op producten van medestudenten, testafname(s) en verslaglegging hierover in twee- of drietallen. Toetsen Eindresultaat: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50
188
Wat wordt er beoordeeld? Eindresultaat Kennis van en inzicht in de diagnostische cyclus en handelingsgerichte diagnostiek, kennis en verantwoord inzetten van diagnostische instrumenten en het volgens de regels kunnen afnemen en scoren van een meetinstrument; kunnen beoordelen of een instrument geschikt is door gebruik van inhoudelijke en psychometrische criteria.De eindtoets bestaat uit verschillende onderdelen, die alle voldoende moeten worden gemaakt: o.a. schriftelijk tentamen en opdrachten, actieve deelname aan werkgroepen. Aspecten van academische vorming Eindresultaat − Synthetiseren en structureren van informatie − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Ethisch perspectief − Wetenschappelijke context − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek Verplicht studiemateriaal Boek − De Bruyn, E.E.J., Pameijer, N.K. & Ruijssenaars, A.J.J.M. (verschijnt in de loop van 2003). Diagnostische Besluitvorming. − Kievit, Th., Tak, J.A. & Bosch, J.D. (2002). Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen (6e, herziene druk). Utrecht: De Tijdstroom. ISBN 90-5898-032-4. Diverse − Opdrachten (via Studion). − Reader − Werkboek Veronderstelde voorkennis Kennis van algemene ontwikkelingsprocessen,sociaal-emotionele ontwikkeling, ontwikkelingspsychopathologieen basisbegrippen uit de testtheorie en psychologische diagnostiek. Voorkennis kan opgedaan worden met De cursussen 'Ontwikkelingspsychologie', 'Grondslagen van de psychologische diagnostiek en testtheorie', 'Sociale en emotionele ontwikkeling' en 'Ontwikkelingspsychopathologie I'.
189
Cursus: Psychologie van Arbeid en Gezondheid Semester S2B.2 voltijd
Code 200300133
Specialisatie(s):
SOV010501, SOV010601
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Sociale en Organisatiepsychologie dr. J. de Jonge (tel.nr. 2534794) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), dr. P.J.M. Heiligers, dr. R.D. de Jong, dr. J. de Jonge, prof.dr. W.B. Schaufeli, dr. P.J.G. Schreurs
ECTS-punten: 7,5 Niveau: M
Doel De Arbeids- en Gezondheids(A&G-)psychologie houdt zich bezig met het bestuderen en bevorderen van welzijn en gezondheid in de context van het werk. Kenmerkend voor de A&G-psychologie is dat zij vanuit verschillende perspectieven kan werken. Zij richt zich op de vraag welke factoren in het werk en in de persoon bepalend zijn voor de gezondheid van werknemers. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar individuele medewerkers, maar ook naar teams, afdelingen en gehele organisaties. Centrale thema's hierbij zijn kwaliteit van de arbeid, werkstress, arbeidstevredenheid, werkmotivatie, bevlogenheid, burnout, ziekteverzuim en arbeidsreïntegratie. Naast bespreking van het vakgebied wordt de bovengenoemde thematiek in een maatschappelijk en juridisch kader geplaatst, wordt de theorievorming en empirisch onderzoek op dit terrein belicht, en wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste werk- en persoonsgebonden oorzaken, verschillende meetmethoden, preventie en interventie. Deze kennis zal vervolgens door de studenten worden toegepast op relevante vraagstukken uit de praktijk. Hierbij inventariseren zij risicofactoren en risicogroepen in een arbeidsorganisatie, en dragen zij mogelijkheden aan voor preventie en interventie. Cursusdoelen Inzicht in het werkterrein en vakgebied van de Psychologie van Arbeid en Gezondheid Kennis van relevante theorieën en modellen op het terrein van arbeid, stress en gezondheid Het werkterrein en thematiek kunnen plaatsen in een maatschappelijke en juridische context Overzicht van diverse meetmethoden die binnen dit vakgebied gebruikt worden Kennis van preventie en interventie, zowel werkgericht als persoonsgericht Werkvorm − Hoorcollege − Practicum − Werkstuk Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Van de student wordt verwacht dat deze de leerstof behorende bij het desbetreffende hoorcollege gelezen heeft. Practicum Van de student wordt verwacht dat deze de leerstof behorende bij het desbetreffende practicum bestudeerd heeft. Bijdrage aan groepswerk Werkstuk Van de student wordt verwacht een actieve bijdrage aan het groepswerk te leveren. Uit het werkstuk, c.q. de presentatie moet duidelijk zijn in hoeverre hieraan voldaan is. Op Studion wordt hier uitvoerig op ingegaan. De werkgroep vormt een onderzoeksteam die een door hen verricht werkbelevingsonderzoek (RI&E) mondeling, c.q. schriftelijk terugrapporteert aan het management van een instelling/bedrijf.
190
Toetsen − Groepsopdracht: 45%, 3,00 punten, minimum cijfer 5,50 − Schriftelijk tentamen: 55%, 4,50 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Groepsopdracht − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren − Organisatorische vaardigheden − Wetenschappelijke context Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Ethisch perspectief − Wetenschappelijke context − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - vakspecifiek − Hanteren van wetenschappelijk instrumentarium - overig Verplicht studiemateriaal Boek – Boek: Schaufeli, W., Bakker, A., & Jonge, J. de (Red.)(2003), De Psychologie van Arbeid en Gezondheid. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. ISBN 90-313-3730-7. Reader Veronderstelde voorkennis Kennis van Organisatiepsychologie en haar toepassingen, kennis van Personeelspsychologie en haar toepassingen, kennis van Klinische Psychologie en haar toepassingen Voorkennis kan opgedaan worden met Organisatiepsychologie, Personeelspsychologie, Grondslagen KPG
191
Cursus: Psychologie van de multiculturele samenleving Semester S2A.2 voltijd
Code 200300808
Specialisatie(s):
SOV010903, SOV020602
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Cultuurvergelijkende Studies prof.dr. J.D. Ingleby (tel.nr. 2532979) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), prof.dr. J.D. Ingleby
ECTS-punten: 7,5 Niveau:
Doel Inzicht krijgen in theoretische en methodologische vraagstukken binnen de interculturele psychologie en in de gevolgen van etnische en culturele diversiteit voor psychologische interventiepraktijken. Inhoud Zowel mondiale ontwikkelingen als de toenemende diversiteit van moderne samenlevingen dwingen de psychologie meer rekening met cultuurverschillen te houden. Van oudsher heeft de psychologie een universalistische aanpak gehanteerd, die geworteld is in de westerse cultuur en afgestemd op de autochtone bevolking. Met de opkomst van ‘multiculturele’ of ‘pluralistische’ samenlevingen, waarin getracht wordt culturele verschillen te erkennen en te waarderen, wordt de psychologie met een nieuwe uitdaging geconfronteerd. Ook de internationalisering van de psychologie (‘global psychology’) vergt aandacht voor deze kwesties. In deze module komen vraagstukken aan de orde, die tot nu toe in de overige onderdelen van de psychologie-opleiding onvoldoende zijn toegelicht. Speciale aandacht wordt besteed aan de methodologische problemen van onderzoek in cultureel diverse populaties. De volgende onderwerpen komen (o.a.) aan de orde: – Controversen over de begrippen ‘cultuur’ en ‘etniciteit’. In de cross-culturele psychologie wordt ‘cultuur’ opgevat als een categoriale variabele die discrete waarden aanneemt. In hoeverre doet dit recht aan de dynamische, gelaagde aard van culturen? – De uitwerking van het begrip ‘interculturalisatie’ in relatie tot psychologische praktijken. Gemeenschappelijke factoren en knelpunten in de pogingen om het onderwijs, de gezondheidszorg en het bedrijfsleven toe te spitsen op een cultureel diverse samenleving. – De gevolgen van culturele diversiteit voor de psychologische theorievorming. Kunnen bestaande theorieën recht doen aan culturele diversiteit of moeten nieuwe theoretische kaders worden ontwikkeld? – Interculturele communicatie: discriminatie en vooroordelen als onderdeel van alledaagse interacties. – De meeste psychologische instrumenten zijn ontwikkeld aan de hand van betrekkelijk beperkte en homogene populaties. Zijn deze instrumenten universeel toepasbaar? Zo niet, wat voor aanpassingen zijn nodig om aan cultuurverschillen recht te doen? De begrippen ‘construct bias’, ‘method bias’, ‘item bias’ en ‘cross-culturele validiteit’. Methoden van cross-cultureel onderzoek. Werkvorm − Hoor/werkcollege − Werkgroep Toelichting Hoor-/werkcollege Eén keer per week vindt er één hoor-/werkcollege plaats en één werkgroep. Toetsen − Toets A: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 4,00 − Toets B: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 4,00 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Verplicht studiemateriaal Reader − Diverse artikelen. 192
Cursus: Psychosociale aspekten van seksualiteit en relaties Semester S2B.2 voltijd
Code 200300165
Specialisatie(s):
SOV010602
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Klinische Psychologie dr. L. Woertman (tel.nr. 2534521) (e-mail
[email protected]) Drs. L. Verspui, dr. L. Woertman
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 2
Doel Kennis verkrijgen van de belangrijkste sociaal wetenschappelijke theorieën over seksualiteit en relaties en het toepassen van deze kennis. Elke week staat een ander thema centraal dat we bestuderen op het gebied van seksualiteit en relaties. Te denken valt aan seksuele ontwikkeling, seksualiteit in de levensloop, seksuele problemen, diagnostiek bij seksuele problemen, seksuele identiteiten, seksueel gedrag en cognities en tenslotte seksualiteit binnen relaties. Werkvorm − Groepsopdracht − Hoorcollege − Werkgroep Toelichting Groepsopdracht In groepjes van vier komen studenten, iedere week bij elkaar om een probleemstelling op het gebied van seksualiteit en relaties te formuleren, waarna zij deze probleemstelling aan de hand van zelf gezochte wetenschappelijke literatuur gaan beantwoorden. Zij schrijven uiteindelijk een verslag van maximaal vijf pagina's. Dit verslag moet minimaal met een 6 beoordeeld worden en vormt een onderdeel van het eindcijfer. Werkgroep In deze werkgroep houden studenten een referaat over het thema van de betreffende week. Studenten zoeken zelfstandig materiaal dat betrekking heeft op het thema en niet in het boek wordt behandeld. Dit mogen video's zijn; recente wetenschappelijke artikelen; een paneldiscussie. De rest van de groep beoordeelt de kwaliteit van de activiteiten en prestaties. Het referaat vormt een onderdeel van het eindcijfer. de tweede helft van de werkgroep wordt door de docent verzorgd. Toetsen − Referaat: 25%, 1,88 punten, minimum cijfer 5,50 − Schriftelijk tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Groepsopdracht/wetenschappelijk artikel: 25%, 1,88 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Referaat − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Gestructureerd beoordelen van activiteiten en prestaties (van anderen en van zichzelf) − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren Schriftelijk tentamen − Intellectuele vaardigheden − Bestuderen en analyseren van informatie − Ethisch perspectief
193
Groepsopdracht/wetenschappelijk artikel − Bestuderen en analyseren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Beheersen van het Nederlands en een moderne vreemde taal, in woord en geschrift − Samenwerken met anderen, werken in teamverband − Kennis hanteren in een bredere context − Materiaal / data verzamelen / produceren Verplicht studiemateriaal Boek − Slob, A.K. e.a. (1998). Leerboek Seksuologie. Uitgeverij Bohn, Stafleu Van Loghum, Houten. ISBN 90 313 2706 9. Diverse − Zelf gezocht wetenschappelijk materiaal door studenten ten behoeve van de diverse opdrachten. Veronderstelde voorkennis Psychodiagnostiek, communicatie en counseling, ontwikkelingspsychologische kennis.
194
Cursus: Sociale Cognities Semester S1A.2 voltijd
Code 200300102
Specialisatie(s):
SOV010502, SOV010501, SOV020503, SOV020502
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie drs. J. Karremans (tel.nr. 0302531302) (e-mail
[email protected]) drs. J. Karremans
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Leerdoelen:- Kennis hebben van de belangrijkste theoretische modellen en benaderingen in onderzoek binnen de cognitieve sociale psychologie;- Kennis nemen van enkele belangrijke inhoudelijke thema's waarbinnen theorie en onderzoek op het gebied van sociale cognities gestalte hebben gekregen;- Relevante theoretische benaderingen kunnen selecteren en gebruiken in onderzoek en praktijk. In dit vak maakt de deelnemer kennis met belangrijke theorieën en empirisch onderzoek op het gebied van cognitieve sociale psychologie. Vragen die aan de orde komen zijn onder andere: – Hoe denken mensen na over hun sociale omgeving? – Hoe spelen emoties en affect een rol in de beslissingen die mensen nemen? – Op welke manier zijn sociale cognities gerelateerd aan attitudes en gedrag? – In hoeverre is de invloed van de sociale omgeving op gedrag automatisch? Naast kennismaking in de vorm van literatuur en hoorcolleges is bij beperkte inschrijving van aantal deelnemers ook verdieping van de verworven inzichten door middel van een opdracht een doel van dit moduul. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Toelichting Werkgroep Tijdens de werkgroepen bediscussiëren studenten het werk van hun eigen groep en dat van andere groepen. De discussies zijn gestructureerd rondom een opdracht waar de studenten tijdens de cursus aan werken. Specifieke informatie over verwachtingen met betrekking tot de opdracht en de discussie wordt t.z.t. gegeven op de Studion-site voor deze cursus. Toetsen − Opdracht: 25%, 2,50 punten, minimum cijfer 5,50 − Schriftelijk tentamen: 75%, 5,00 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Opdracht − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Organisatorische vaardigheden Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages
195
Aanbevolen studiemateriaal Wordt nader bekendgemaakt − Wordt nader bekend gemaakt via de Studion-site van de cursus. Veronderstelde voorkennis – Kennis van de sociale psychologie en haar toepassingen, en dan met name op intrapersoonlijk niveau. – Inzicht in hoe menselijk gedrag in de sociale psychologie wordt geanalyseerd en empirisch wordt onderzocht. – Inzicht in de cognitieve benadering van gedrag. Voorkennis kan opgedaan worden met Sociale psychologie (BA1)Functieleer (BA1) Bronnen van zelfstudie Miles Hewstone & Wolfgang Stroebe (2001) Introduction to social psychology Third edition. Oxford: Basil Blackwell, ISBN 0-534-35436-XMark H. Ashcraft (2002). Cognition. Prentice-Hall Inc. New Jersey. ISBN 0-13-030729-7
196
Cursus: Sociale en emotionele ontwikkeling Semester S1A.2 voltijd
Code 200300062
Specialisatie(s):
SOV020901, SOV020902, SOV010903, SOV020903
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. A.E. Aleva (tel.nr. 2534819) (e-mail
[email protected]) dr. A.E. Aleva, dr. Y. van Beek, dr. D. Brugman, dr. E. Singer
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel Verdieping van kennis en inzicht met betrekking tot belangrijke theorieën, empirisch onderzoek en recente ontwikkelingen aangaande onderwerpen van de sociale en emotionele ontwikkeling. In deze cursus worden onderwerpen die (deels) aan de orde zijn geweest in de cursus Ontwikkelingspsychologie verder uitgediept, zoals vroege communicatie, hechtingsrelaties, zelfbeeld en zelfwaardering, empathie, morele ontwikkeling, emoties, relaties met leeftijdgenoten, agressie, sekseverschillen. Van deze onderwerpen worden de ontwikkeling vanaf de vroege kindertijd tot aan de late adolescentie en de ontwikkelingsmechanismen belicht vanuit verschillende theoretische perspectieven en empirische bevindingen. Het accent ligt op de normale ontwikkeling, met uitbreiding naar deviant gedrag. Sociale en emotionele ontwikkeling bevat veel onderwerpen die actueel zijn, zowel vanuit een theoretisch, wetenschappelijk gezichtspunt als vanuit een toepassingsgericht gezichtspunt. In de werkgroepen dragen studenten bij aan een kritische analyse en reflectie op theorie en onderzoek en het leggen van verbanden tussen theorie en praktijk. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Literatuur bestuderen. Werkgroep Bestuderen van literatuur, schriftelijke discussievragen, mondelinge presentaties, papers schrijven. Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Voorbereiden van mondelinge presentaties in 2- of 3-tallen, actieve bijdrage aan discussie in de werkgroep. Toetsen Eindresultaat: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Eindresultaat Het eindresultaat bestaat uit meerdere componenten en wordt berekend op basis van het cijfer voor een schriftelijke toets (multiple choice) over de literatuur en collegestof en een cijfer voor de papers en mondelinge presentaties. De weging van de verschillende toetsonderdelen wordt via Studion bekend gemaakt. Aspecten van academische vorming Eindresultaat − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Presenteren - een referaat/pleidooi voorbereiden, uitvoeren en evalueren
197
Verplicht studiemateriaal Wordt nader bekendgemaakt De te gebruiken literatuur wordt via Studion bekend gemaakt. Veronderstelde voorkennis Basiskennis op het gebied van de sociale en emotionele ontwikkeling en van verschillende theoretische perspectieven die ten grondslag liggen aan de bestudering van onderwerpen met betrekking tot de sociale en emotionele ontwikkeling; schrijven van wetenschappelijke tekst. Voorkennis kan opgedaan worden met Ontwikkelingspsychologie, Onderzoekspracticum
198
Cursus: The neurobiology of emotion Semester S2B.2 voltijd
Code 200300080
Specialisatie(s):
SOV010102, SOV010103
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Psychonomie drs. J.E. van Honk (tel.nr. 2533409) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel De cursus geeft een grondig inzicht in de diverse theoretische en experimentele paradigma's op het gebied van emotie en biedt een overzicht van de recente ontwikkelingen van het neurowetenschappelijke onderzoek op dit gebied. Emoties spelen een rol in vrijwel alle aspecten van het menselijk handelen. In deze cursus wordt emotie vooral vanuit het perspectief van de (cognitieve) neurowetenschappen benaderd. Het onderwerp emotie wordt de laatste jaren meer en meer vanuit deze vruchtbare, biologisch georiënteerde invalshoek benaderd. Aan de orde komen: de neuroanatomie van emotie; onbewuste emotionele informatieverwerking; de relatie tussen emotioneel gedrag, gevoel en fysiologie; interacties tussen emoties en cognities; de technieken waarmee de neurologische processen die bij dit alles komen kijken (bijv. PET en MRI) in beeld gebracht kunnen worden. Kortom, de cursus biedt “the state of the art” binnen een klassiek onderzoeksgebied van de psychologie, dat zich door de recente neurobiologische heroriëntatie en nieuwe (beeld)technieken ongekend snel ontwikkelt. Werkvorm Hoor/werkcollege Voorbereiding bijeenkomsten Hoor/werkcollege Lezen van de literatuur en uitvoeren van de opdracht(en). Toetsen − Opdracht(en): 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,00 − Tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,00 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Opdracht(en) − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Beheersen van het Nederlands en een moderne vreemde taal, in woord en geschrift − Organisatorische vaardigheden Tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie Verplicht studiemateriaal Wordt nader bekendgemaakt − De te gebruiken literatuur wordt bekend gemaakt via Studion.
199
Veronderstelde voorkennis Algemeen overzicht van de psychologie en de biologische grondslagen van het gedrag. Voorkennis kan opgedaan worden met Inleiding in de psychologie: overzicht en geschiedenis; Biologische grondslagen van het gedrag.
200
Practicum: Theoretische en toegepaste groepsdynamica Semester S1B.1 voltijd
Code 200300020
Specialisatie(s):
SOV010502, SOV010501, SOV020503, SOV020502
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. H.C. Kuypers (tel.nr. 2534823) (e-mail
[email protected]) drs. R. IJntema, dr. H.C. Kuypers, dr. H.F.M. Lodewijkx
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel In het theoretische gedeelte wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de entree in groepen en groepslidmaatschap; invloed en leiderschap in groepen (polarisatie) en intergroepsrelaties (afhankelijkheid en identiteit). Een en ander op basis van sociaal-psychologische theorieen en empirisch onderzoek. Onderwerpen die in het toegepaste gedeelte aan de orde komen, zijn onder andere de vaak moeilijk oplosbare kwesties in groepen, zoals sociale identiteit, categorisering, groepslidmaatschap, individu versus groep, macht en invloed, en intra- en intergroepsconflict; voorts wordt een model van groepsontwikkeling behandeld met een specifieke diagnostische waarde. Deze onderwerpen worden bestudeerd aan de hand van de eigen belevenissen in een organisatorische kontekst. Cursusdoelen Kennis van sociaal-psychologische theorieën en empirische onderzoeken die inzicht verschaffen in intra- en intergroeprelaties zowel binnen als buiten organisaties. Inzicht en vaardigheden met betrekking tot de (one case) diagnostiek van (problematische) processen binnen groepen en de ontwikkeling(sstagnatie) daarvan, en processen tussen groepen in organisaties. Inzicht in de eigen assumpties m.b.t. menselijke samenwerking, en de konsekwenties voor het eigen gedrag, en positie in groepen. Werkvorm − Hoorcollege − Practicum Toelichting Hoorcollege Het hoorcollege vindt plaats in de eerste drie weken van de cursus. Practicum Tijdens het practicumgedeelte vormen alle deelnemers tezamen een organisatie met een directie en een 6/7-tal afdelingen.Op de Studion website voor deze cursus wordt uitvoerig uiteengezet wat er van studenten wordt verwacht m.b.t. hun bijdrage aan groepswerk.Bij alle werkvormen is aanwezigheid verplicht; voor het practicum geldt dat men maximaal drie dagdelen mag missen. Toetsen − Meerkeuzetoets: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Verslag: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Meerkeuzetoets − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages
201
Verslag − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Samenwerken met anderen, werken in teamverband − Planmatig werken − Academisch denken, werken en handelen: vak- en beroepsspecifiek − Ethisch perspectief Verplicht studiemateriaal Boek − Brown, R. (2000) Group processes: Dynamics within and between groups. Second edition. Oxford: Blackwell, ISBN 0-631-21852-1 Reader Veronderstelde voorkennis – Kennis van de sociale psychologie en haar toepassingen, met name in organisaties. – Inzicht in hoe menselijk gedrag in de sociale psychologie wordt geanalyseerd en empirisch wordt onderzocht. Voorkennis kan opgedaan worden met Sociale psychologie (BA1) Bronnen van zelfstudie Miles Hewstone & Wolfgang Stroebe (2001) Introduction to social psychology. Third edition. Oxford: Basil Blackwell, ISBN 0-534-35436-X
202
Cursus: Theorie van Organisatieontwikkeling Semester S1A.2 voltijd
Code 200300105
Specialisatie(s):
SOV010502, SOV010501, SOV010601
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Sociale en Organisatiepsychologie drs. F. Engel (tel.nr. 2532986) (e-mail
[email protected]) drs. F. Engel, dr. M.D. den Ouden
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Doel − Het verwerven van kennis en inzicht met betrekking tot organisaties en het proces van organisatieontwikkeling. − Het kunnen functioneren als adviseur in het proces van organisatieontwikkeling met behulp van conceptueel en modelmatig georiënteerde interventies. In de colleges en werkgroepen wordt ingegaan op theorieën, concepten, modellen en technieken met betrekking tot het proces van organisatieontwikkeling. Onderwerpen die aan de orde komen zijn onder andere de volgende. Rollen en bijdragen van (interne en externe) organisatie-adviseurs. Fasen in het traject van organisatieontwikkeling. Typen organisatieproblemen en bijpassende interventies. Planning en sturing van organisatieveranderingen. Omgaan met weerstanden tegen verandering. Macht en ethiek in relatie tot adviseren en veranderen. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Toelichting Werkgroep 1x per week 2,5 uur begeleid.1x per week 3 uur onbegeleid. Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege Het is essentieel dat voor elke bijeenkomst de literatuur wordt gelezen en geanalyseerd. Werkgroep Het is essentieel dat voor elke bijeenkomst de literatuur wordt gelezen en geanalyseerd. tevens dienen cursisten als voorbereiding op de werkgroepen zelfstandig in subgroepen opdrachten uit te voeren. Bijdrage aan groepswerk Werkgroep Actieve deelname. Een zelfstandige bijdrage aan de verschillende cursusactiviteiten. Een constructieve werkhouding, ook als onderdeel van het professioneel willen leren functioneren. Toetsen − Essay: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Schriftelijk tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Essay − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Planmatig werken − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages
203
Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Ethisch perspectief Verplicht studiemateriaal Boek − Boek : Cummings, T.G. and C.G. Worley (2001). Organization Development and Change. New York: South-Western Publ. (7th ed.). ISBN 0-324-01987-4. Veronderstelde voorkennis Competenties: Op inleidend niveau: Kennis van gedrag van individuen en teams in organisaties en van het functioneren van organisaties. Voorkennis kan opgedaan worden met Organisatiepsychologie
204
Cursus: Theory construction and statistical modeling for advanced students Semester S1E.2 voltijd
Code 200300126
Opleiding(en): Coördinator:
Methodenleer en Statistiek dr. G.J.L.M. Lensvelt-Mulders (tel.nr. 5857) (e-mail
[email protected]) prof.dr. J.J. Hox, dr. G.J.L.M. Lensvelt-Mulders, dr. M. Moerbeek
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Voertaal Engels. De toetsing vindt plaats in het Engels tenzij de docent bij aanvang van de cursus anders aangeeft. Language of instruction English The tests will be in English unless the teacher informs you otherwise at the start of the course. Doel Acquiring broad knowledge about how to translate social scientific theories into more complex statistical models. Acquiring the skills to analyse a more complex model using AMOS. The students will be able to demonstrate this understanding of theory construction and statistical modeling in a paper written conform APA standards. This course is a sequel to ‘Introduction to theory construction and statistical modeling’. There we concerned ourselves straightforwardly with the translation of theories into models and the analysis of data with these models using AMOS. Unfortunately, data analysis is rarely straightforward. Researchers will encounter (unexpected) problems that have to be dealt with. For example, almost every researcher is confronted with missing data. The most common solution to this problem is listwise deletion of persons. However, this solution is almost always wrong. In this course more appropriate solutions that are implemented in AMOS will be provided. Other problems have to do with the assumptions on which almost all statistical models (including the approach implemented in AMOS) are based: ‘linearity’, ‘normality’ etc.. Finding violations of these assumptions is not very complicated. However, how to account for these violations appropriately, is usually not discussed. In this course solutions for these problems (bootstrapping) will be provided. Finally, two ‘modeling’ topics that did not receive much attention in ‘Introduction to theory construction and statistical modeling’ will be discussed more extensively. The first is selecting the best of a number of competing models. Almost every scientist has his own theory about ‘reality’. Each of these theories could be translated in a statistical model, subsequently a data set can be used to ‘judge’ which of these theories is the best. The second is causality, or, to give a famous example, ‘do the storks bring the babies’, or is there another explanation for the fact that regions with many storks also are regions in which many babies are born. At the end of the course we expect the students to demonstrate a critical attitude with reference to their own analyses of their own data, which should find its expression in a final research report. This research report will take the form of a paper according to the APA standards for the publication of social scientific research. Werkvorm − Coachgroep − Computerpracticum − Hoorcollege Toelichting Tutorials The tutorials will take place three times during the course to supervise and guide the progress of the research paper. Voorbereiding bijeenkomsten Tutorials Prepare the meeting by writing parts of your paper and be prepared for discussion. Computer training Students can bring their own data set and some social scientific theories with respect to this data set. If students do not have their own data and theories, these will be provided by the lecturers. A proactive and cooperative attitude during computer training is expected of the students. 205
Lectures Students have to read the literature to prepare for class. Toetsen Paper + presentation of the paper: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Wat wordt er beoordeeld? Paper + presentation of the paper The course will be concluded with a paper and the presentation of this paper. The quality of the paper should be that of an article conform the standards of the American Psychological (or Sociological) Association for reporting social scientific research. Paper: 80%, Presentation: 20%. Aspecten van academische vorming Paper + presentation of the paper − Intellectuele vaardigheden − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Gebruiken van informatie- en communicatietechnologie ('computer literacy') − Planmatig werken − Maatschappelijke / culturele context − Onderzoeksvaardigheden integraal − Analyseren en beoordelen van onderzoeksrapportages − Rapporteren over onderzoek - schriftelijk − Rapporteren over onderzoek - mondeling − Beheersen van methoden en technieken Verplicht studiemateriaal Reader − 'Theory construction and statistical modeling for advanced students'. Veronderstelde voorkennis Elementary methodological knowledge about research design, questionnaire design, experimental and survey research and data collection. Elementary statistical knowledge about population, sample, hypothesis, correlation, simple regression, one way analysis of variance, descriptive statistics and the introduction to theory construction and statistical modeling. Voorkennis kan opgedaan worden met The methods and statistics courses that are taught in the first and second bachelor year. Students should have finished the course 'Introduction to theory construction and statistical modeling'. Students who can demonstrate that they have equivalent knowledge and abilities are also admitted.
206
Cursus: Toegepaste cognitieve psychologie Semester S2B.1 voltijd
Code 200300075
Specialisatie(s):
SOV010103
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. I.M. Verstijnen (tel.nr. 2533356) (e-mail
[email protected]) prof.dr. A.H. Wertheim
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: 3
Voertaal Wanneer 10% van de studenten buitenlands is zal de voertaal van deze cursus Engels zijn. De toetsing vindt dan ook plaats in het Engels tenzij de docent bij aanvang van de cursus anders aangeeft. Doel Verschaffen van kennis van de toepassingsmogelijkheden van de cognitieve psychologie, en een overzicht geven van toepassingsgerichte theorieën, onderzoeksmethoden en technieken. Hoe maak je een apparaat gebruiksvriendelijk? Hoe kan de effectiviteit van werk verhoogd worden zonder verlies van plezier, en met minder kans op ongelukken? Hoe verlicht je mentale arbeid? Hoe betrouwbaar is een getuige? Dergelijke praktische vragen vormen het uitgangspunt van deze cursus. Men kan ze alleen beantwoorden met een gedegen kennis van de moderne cognitief-psychologische theorieën, technieken en onderzoeksmethoden, die gebruikt worden bij het analyseren en oplossen van dit soort praktijkproblemen. De toepassingsgebieden zijn legio en variëren van veilig cockpit design, verkeersveiligheid en efficiënt reclame ontwerp tot verbetering van hulpmiddelen voor ouderen of visueel gehandicapten. Met andere woorden, in deze cursus leert men hoe psychonomische kennis, bijvoorbeeld over het geheugen, aandacht, of waarnemings- en denkprocessen, wordt toegepast in de praktijk. Maar ook wordt geleerd wat de belangrijkste daarbij behorende onderzoeksmethoden en technieken zijn, zoals taakanalyse, fouten- en ongevalsanalyses, of het meten van mentale belasting. Men krijgt ook inzicht in hoe richtlijnen worden vastgesteld (denk bijvoorbeeld aan ISO-normen) en wat belangrijke ontwerpprincipes zijn voor ingewikkelde werkplekken, bedieningssystemen of bijvoorbeeld huishoudelijke apparatuur. Werkvorm Hoorcollege Voorbereiding bijeenkomsten Hoorcollege De studenten dienen voor elke bijeenkomst de collegestof gelezen te hebben. Toetsen Schriftelijk tentamen: 100%, 7,50 punten, minimum cijfer 5,50 Aspecten van academische vorming Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Schrijven (algemeen) - diverse typen teksten plannen, schrijven, herschrijven en afwerken − Ethisch perspectief − Wetenschappelijke context − Maatschappelijke / culturele context Verplicht studiemateriaal Artikelen − De literatuur wordt via Studion bekend gemaakt. Voorkennis kan opgedaan worden met Cursussen die een goede voorkennis bewerkstelligen zijn: functieleer; biologische grondslagen van het gedrag; methodenleer en statistiek voor psychologen 1 en 2. 207
Cursus: Toegepaste cognitieve psychologie II Semester S2B.2 voltijd
Code 200300810
Specialisatie(s):
SOV010103
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. I.M. Verstijnen (tel.nr. 2533356) (e-mail
[email protected]) gastdocent, dr. H. Kunst, dr. I.M. Verstijnen, prof. dr. F.A.J. Verstraten, prof.dr. A.H. Wertheim
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: M
Doel Aanleren van vaardigheden en theorie met betrekking tot toepassingsgerichte onderzoeksmethoden en technieken. “Waar gehakt wordt vallen spaanders”, “Fouten maken is menselijk”, is zomaar een greep uit het veelvoud aan zegswijzen die we kennen om aan te geven dat mensen in het dagelijks leven vaak de mist in kunnen gaan, in sommige gevallen met ernstige gevolgen voor hen zelf of hun omgeving. Een goed voorbeeld is de chemische ramp in Bhopal; de operator had niet opgemerkt dat de druk in één van de tanks abnormaal hoog was geworden. Een grove fout met verstrekkende gevolgen. Het is echter de vraag of je mensen dit soort fouten volledig kan en mag aanrekenen. Er zijn ook mensen die stellen dat het ontwerp van de drukmeter blijkbaar niet zodanig was dat de operator gealarmeerd raakte. Maar dat is makkelijk praten achteraf; ontwerp maar eens een drukmeter die opvalt op een bedieningspanel vol met meters, schakelaars en lampjes, dat is nog niet zo makkelijk. De insteek van deze cursus is dat cognitief psychologen op basis van hun kennis over het menselijk gedrag (bijvoorbeeld hoe nemen mensen waar, hoe en op welke gronden worden beslissingen genomen, hoe lossen ze problemen op) kunnen inzien waar het menselijk functioneren zou kunnen falen. Het is echter één ding om te weten waar mensen in de fout zouden kunnen gaan en bestaande apparatuur op die gronden te bekritiseren, het is heel wat anders om een nieuw apparaat te ontwerpen waarin met alle mogelijke fouten rekening is gehouden. In deze cursus zal daarom niet alleen aandacht worden besteed aan menselijke fouten, maar zal van de student ook verwacht worden de kennis over deze fouten te integreren in een zo mogelijk ‘foutloze’ computerinterface. Technieken om apparatuur te evalueren zullen op deze interface worden toegepast om problemen te detecteren en te verbeteren. Het eindproduct moet vervolgens aan een fictieve opdrachtgever gepresenteerd worden. De aanwezigheid van een fictieve opdrachtgever geeft al aan dat er binnen deze cursus niet vanuit zal worden gegaan dat nieuwe of verbeterde producten in een vacuüm worden ontwikkeld. Gedurende de cursus komen ook de bedrijfsmatige aspecten aan bod. Sommige hiervan zullen door gastdocenten worden verzorgd. Hoe kan je er voor zorgen dat de door jou opgemerkte problemen geïntegreerd worden in de verbeterde versie van een product? Hoe zet je je onderzoeksgegevens om naar begrijpelijke teksten? Hoe zit het met de gebruikershandleiding? Etc.. Van belang voor opdrachtgevers is niet alleen dat het een betrouwbaar product is, maar ook dat het er mooi en aantrekkelijk uitziet, anders wordt het niet verkocht. Het oog wil ook wat. Producten worden soms puur om hun uiterlijk gekocht. Of om hun schijnbaar onuitputtelijke hoeveelheid functies. Het ziet er mooi en functioneel uit, maar wie gebruikt er nu alle knoppen van de microcombimagnetronoven? Kortom, in deze cursus zal een product van verschillende kanten bekeken en bestudeerd worden, waarbij zowel de praktische als de theoretische aspecten aan bod zullen komen. Werkvorm − Groepsopdracht − Hoorcollege − Practicum
208
Toelichting Groepsopdrachten Er wordt gewerkt in groepjes van twee studenten. Met vragen over de opdracht kunnen studenten zich buiten de college- en practicumtijden om wenden tot de betreffende docent. Hoorcollege Per week wordt één hoorcollege van 2 uur gegeven. Practicum Er wordt gewerkt in groepjes van twee studenten. In totaal vinden er gedurende de cursus 6 practicumbijeenkomsten plaats. Voorbereiding bijeenkomsten Groepsopdrachten Studenten moeten de opdrachten uitvoeren en inleveren op de daarvoor vastgestelde tijdstippen. Hoorcollege Studenten dienen de bij het college behorende stof bestudeerd te hebben. Practicum Studenten dienen de bij het college behorende stof bestudeerd te hebben. Bijdrage aan groepswerk Groepsopdrachten Studenten dienen de werkzaamheden per opdracht evenredig te verdelen over de groep. Toetsen − Opdrachten: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 − Tentamen: 50%, 3,75 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Wat wordt er beoordeeld? Opdrachten De opdrachten beslaan verschillende stappen in het toewerken naar een goede interface en als laatste opdracht de presentatie van de interface. Alle opdrachten dienen met een voldoende afgerond te worden. Per opdracht wordt een groepscijfer toegekend. De cijfers voor de verschillende opdrachten zijn niet compenseerbaar. Aspecten van academische vorming Tentamen − Intellectuele vaardigheden − Onderzoeksvaardigheden integraal Verplicht studiemateriaal Artikelen − Losse artikelen. Boek − Reason, J. (1990). Human error. Cambridge University Press. ISBN 0-521-31419-4. Veronderstelde voorkennis Kennis uit de cursus: Toegepaste cognitieve psychologie. Voorkennis kan opgedaan worden met Cursussen die verder een goede voorkennis bewerkstelligen zijn: Functieleer; Biologische grondslagen van het gedrag; Methodenleer en statistiek voor pscyhologen.
209
Cursus: Verlies en psychotrauma I Semester S1B.1 voltijd
Code 200300816
Specialisatie(s):
SOV010602
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Klinische Psychologie dr. H.A.W. Schut (tel.nr. 2539092) (e-mail
[email protected]) prof.dr. J. van den Bout, dr. R.J. Kleber, dr. H.A.W. Schut, dr. M.S. Stroebe, dr. L. Woertman
ECTS-punten: 7,5 Niveau: M
Doel - Kennis verkrijgen van psychosociale problemen bij een breed scala aan psychotrauma en verlies (door de dood) van een dierbare. - Kennis van en inzicht krijgen in relevante diagnostiek en assessment-methodieken. - Het met elkaar in verband brengen van psychologische theorieën met bovengenoemde problemen en het vertalen van die theoretische kennis naar de dagelijkse klinische praktijk. In de cursus wordt op wetenschappelijk-theoretisch, klinisch en maatschappelijk vlak aandacht besteed aan de fenomenologie en het beloop van normale en verstoorde reacties op de dood van een significante ander. Voorts wordt uitgebreid aandacht besteed aan deze gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen zoals oorlogen, natuurlijke rampen en seksuele trauma’s. Aandacht gaat eveneens uit naar officiële diagnostiek (DSM) en assessment instrumenten voor posttraumatische stressreacties en rouwreacties. Ook wordt uitvoerig stilgestaan bij rouwreacties en stressreacties bij speciale groepen. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Voorbereiding bijeenkomsten Begeleide en/of onbegeleide werkgroepen Van de studenten wordt verwacht dat zij de voorbereidende stof bestudeerd hebben en dat zij eventuele (voorbereidende) opdrachten hebben uitgevoerd. Bijdrage aan groepswerk Begeleide en/of onbegeleide werkgroepen Actieve en constructieve deelname aan de groepsbesprekingen, coöperatieve inzet om opdrachten en taken uit te voeren en een zodanige betrokkenheid bij de materie en het groepsproces dat gestreefd wordt naar hoogwaardige output. Toetsen − Essayopdracht: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,50 − Schriftelijk tentamen: 80%, 6,00 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Essayopdracht − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Kennis hanteren in een bredere context − Onderzoeksvaardigheden integraal Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Kennis hanteren in een bredere context − Onderzoeksvaardigheden integraal 210
Verplicht studiemateriaal Boek – Bout, J. van den, Boelen, P.A. & Keijser, J. de (Red.). (1998). Behandelingsstrategieën bij gecompliceerde rouw en verliesverwerking. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. [ISBN 90 313 66666] – Stroebe, M.S., Hansson, R.O., Stroebe, W. & Schut, H.A.W. (Eds.). (2001). Handbook of bereavement research: Consequences, coping and care. Washington: APA. [ISBN1-55798-736-X] – Kleber, R.J. & Brom, D. (1996/2002). Coping with trauma: Theory, prevention and treatment. Amsterdam: Swest & Zeitlinger. [ISBN 90 265 1227 9] – Nicolai, N. (Red.) (2003). Handboek Psychotherapie na seksueel misbruik. Utrecht: De Tijdstroom. [ISBN 90 5898 035 9] Veronderstelde voorkennis Constructief en productief samenwerken, kritisch wetenschappelijk denken, initiatief, zicht hebben op de grote lijnen van de inhouden van het wetenschappelijke en klinische veld van de klinische psychologie, kennis hebben van onderzoeksmethodieken. Voorkennis kan opgedaan worden met Grondslagen van de Klinische psychologie en Gezondheidspsychologie
211
Cursus: Verlies en psychotrauma II Semester S1B.2 voltijd
Code 200300817
Specialisatie(s):
SOV010602
Opleiding(en): Coördinator:
Klinische Psychologie dr. H.A.W. Schut (tel.nr. 2539092) (e-mail
[email protected]) prof.dr. J. van den Bout, dr. R.J. Kleber, dr. H.A.W. Schut, dr. M.S. Stroebe, dr. L. Woertman
Docent(en):
ECTS-punten: 7,5 Niveau: M
Doel – Kennis van en inzicht krijgen in relevante diagnostiek en assessment-methodieken omtrent reacties op psychotraumata en het verwerken van de dood van dierbaren. – Het integreren van psychologische theorieën betreffende bovengenoemde problemen in de klinische praktijk. – Het verwerven van kennis van en inzicht in relevante interventiemethodieken. Voortgaand op Verlies en psychotrauma I wordt in deze vervolgcursus aandacht besteed aan de klinische aspecten van het verwerken van allerlei traumatische gebeurtenissen (overvallen, seksuele traumata en dergelijke) en sterfgevallen van dierbaren. Expliciet gaat aandacht uit naar opvang, begeleiding en behandelingsmethoden en effectiviteit ervan na ingrijpende gebeurtenissen en sterfgevallen en naar behandelingsmethoden betreffende verstoorde rouw en posttraumatische stressstoornissen. Werkvorm − Hoorcollege − Werkgroep Voorbereiding bijeenkomsten Begeleide en onbegeleide werkgroepen Van de studenten wordt verwacht dat zij de voorbereidende stof bestudeerd hebben en dat zij eventuele (voorbereidende) opdrachten hebben uitgevoerd. Bijdrage aan groepswerk Begeleide en onbegeleide werkgroepen Actieve en constructieve deelname aan de groepsbesprekingen, coöperatieve inzet om opdrachten en taken uit te voeren en een zodanige betrokkenheid bij de materie en het groepsproces dat gestreefd wordt naar hoogwaardige output. Toetsen − Essayopdracht: 20%, 1,50 punten, minimum cijfer 5,50 − Schriftelijk tentamen: 80%, 6,00 punten, minimum cijfer 5,50 Het minimum-eindresultaat dient 5,50 te zijn. NB: De deelresultaten van deze cursus hebben een beperkte geldigheidsduur. Indien het eindresultaat niet voldoende is op examendatum 31-08-2004 vervallen alle behaalde deelresultaten. Aspecten van academische vorming Essayopdracht − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Kennis hanteren in een bredere context − Onderzoeksvaardigheden integraal Schriftelijk tentamen − Bestuderen en analyseren van informatie − Synthetiseren en structureren van informatie − Kennis hanteren in een bredere context − Onderzoeksvaardigheden integraal 212
Verplicht studiemateriaal Boek – Bout, J. van den, Boelen, P.A. & Keijser, J. de (Red.). (1998). Behandelingsstrategieën bij gecompliceerde rouw en verliesverwerking. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. [ISBN 90 313 6666 6] – Stroebe, M.S., Hansson, R.O., Stroebe, W. & Schut, H.A.W. (Eds.). (2001). Handbook of bereavement research: Consequences, coping and care. Washington: APA. [ISBN1-55798-736-X] – Kleber, R.J. & Brom, D. (1996/2002). Coping with trauma: Theory, prevention and treatment. Amsterdam: Swets & Zeitlinger. [ISBN 90 265 1227 9] – Nicolai, N. (Red.) (2003). Handboek Psychotherapie na seksueel misbruik. Utrecht: De Tijdstroom. [ISBN90 5898 035 9] Veronderstelde voorkennis Constructief en productief samenwerken, kritisch wetenschappelijk denken, initiatief, zicht hebben op de grote lijnen van de inhouden van het wetenschappelijke en klinische veld van de klinische psychologie, kennis hebben van onderzoeksmethodieken. Voorkennis kan opgedaan worden met Verlies en psychotrauma I
213
Afstudeeronderzoek: Interculturele psychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980224
Specialisatie(s):
T980906, T981504
Opleiding(en): Coördinator:
Algemene Sociale Wetenschappen prof.dr. J.D. Ingleby (tel.nr. 2532979) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), prof.dr. J.D. Ingleby
Docent(en):
Studiepunten: 14
N.B.: Inschrijving voor dit onderdeel is alléén bedoeld voor studenten, die vóór april 2002 begonnen zijn aan een interculturele afstudeerroute. Doel Verwerven van praktische ervaring in het opzetten, verrichten en rapporteren van onderzoek. Inhoud Deze afstudeerprojecten zijn bedoeld voor studenten die een afstudeerroute/vrij tracé op het gebied van de 'interculturele psychologie' volgen. Aangeraden wordt stage, afstudeeronderzoek en scriptie zo mogelijk op elkaar af te stemmen. Daarnaast verdient het aanbeveling binnen de 'vrije ruimte' modulen op te nemen die toegespitst zijn op de gekozen afstudeervariant. Binnen de afstudeerroute/vrij tracé 'interculturele psychologie' worden de volgende kwantitatieve eisen gesteld: − Stage en afstudeeronderzoek: minimaal 14 studiepunten voor elk van beide onderdelen. − Scriptie: minimaal 7 studiepunten. In aansluiting hierop worden afstudeerprojecten op de volgende drie terreinen aangeboden: 1) Ontwikkeling en culturele verschillen 2) Interculturele relaties 3) Gezondheid, welzijn en cultuur In het afstudeeronderzoek legt men een gerichte probleemstelling uit naar doel- en vraagstelling. Idealiter sluit het afstudeeronderzoek aan bij de stage (die relevante praktijkervaring oplevert) en bij de scriptie (waarin men het literatuuronderzoek en de theoretische verkenning kan ondernemen). Voor nadere informatie en een overzicht van mogelijke onderwerpen dient men contact op te nemen met de coördinator. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 14,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent (afhankelijk van onderwerp)
214
Afstudeeronderzoek: KPG Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980010
Specialisatie(s):
SOV010602, SOV010603, SOV020602, SOV020603, T980602, T980603
Opleiding(en): Coördinator:
Gezondheids Psychologie, Klinische Psychologie dr. R.J. Kleber (tel.nr. 2532247) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 14
Spreekuur coördinatoren Inloopspreekuur R. Kleber: dinsdags van 10 - 11 uur. Spreekuur op afspraak (voor een meer uitvoerige bespreking): via de onderwijsbalie, tel. 030-2531785).
Doel Het doel van het afstudeeronderzoek is te leren zelfstandig te functioneren als onderzoeker. Bij voorkeur doet de student onderzoekservaring op in alle fasen van de empirische cyclus. Inhoud Het te kiezen onderwerp moet betrekking hebben op het gebied van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie en vallen binnen de competentie van de begeleidende medewerk(st)ers van de capaciteitsgroepen KP en GP. Het verdient om praktische redenen aanbeveling het onderzoek uit te voeren binnen een langer lopend onderzoeksproject van de capaciteitsgroepen. De meeste medewerk(st)ers zijn verbonden aan specifieke aandachtsvelden in de onderzoeksschool "Psychology & Health", te weten: − "Trauma, grief and depression" − "Work, stress and health" − "Psychological and psychobiological factors in coping with chronic illness" Aansluiting bij het onderwerp van de literatuurscriptie kan de efficiëntie ook bevorderen. Informatie over de mogelijkheden binnen de onderzoeksprojecten is te vinden op de internetpagina’s van de capaciteitsgroepen Klinische- en Gezondheidspsychologie, die een geactualiseerd overzicht geven van onderzoeken binnen de capaciteitsgroepen. Bij de onderwijsbalie is de brochure "individuele regelingen" verkrijgbaar, waarin uitvoerig op de onderwijskundige aspecten van het afstudeeronderzoek wordt ingegaan en op alle regelingen ten aanzien van de individuele studieonderdelen binnen het tracé Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie. Bij de onderwijsbalie kan men ook alle voltooide onderzoeksscripties inzien. Er is een beperkte mogelijkheid tot het uitvoeren van een eigen onderzoeksplan. Voorwaarde daartoe is een uitgewerkte en vooraf goedgekeurde onderzoeksopzet en het beschikbaar zijn van een begeleidend docent binnen een van de capaciteitsgroepen. Het is noodzakelijk dat men vooraf de goedkeuring voor het onderwerp van het onderzoek verkrijgt van de begeleider en van de tracécoördinator; dit geschiedt door middel van het opgaveformulier voor individuele onderdelen, dat bij de onderwijsbalie verkrijgbaar is. Voor overleg over de keuze van een onderwerp kan men terecht bij de coördinator. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 14,00 punten, minimum cijfer 5,50 In overleg met docent Afhankelijk van het onderwerp van onderzoek.
215
Afstudeeronderzoek: Ontwikkelingspsychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980251
Specialisatie(s):
H020903, SOV010903, SOV020901, SOV020902, SOV020903, T980901, T980902, T990901
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. D. Brugman (tel.nr. 2534835) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 14
Spreekuur coördinator afstudeerfase (na afspraak): maandag 13.00-15.00 uur, dr. D. Brugman, kamer 16.03, Willem C. van Unnikgebouw, tel. 2534835/2532900 (secr.) Inhoud Het afstudeeronderzoek dient uit te gaan van een ontwikkelingspsychologische probleemstelling, dat wil zeggen het beoogt een bijdrage te leveren aan de ontwikkelingspsychologische theorievorming in ruime zin en/of aan de verbetering van de kwaliteit van het functioneren van ontwikkelingspsychologen, die werkzaam zijn op een maatschappelijk werkterrein. De probleemstelling moet theoretisch worden onderbouwd. Daarbij kan de theoretische onderbouwing het karakter aannemen van een grondige literatuurstudie. Het is mogelijk, en het verdient zelfs aanbeveling om op deze manier afstudeeronderzoek (in engere zin) en literatuurscriptie te koppelen c.q. te integreren. Beide onderdelen zullen evenwel afzonderlijk worden beoordeeld. Het afstudeeronderzoek in engere zin moet empirisch van aard zijn en dient tenminste 14 studiepunten te omvatten. Binnen de genoemde randvoorwaarden is de keuze van de probleemstelling vrij. Het verdient echter aanbeveling om uit te gaan van vraagstukken, waarmee men tijdens de studie (cursorische onderdelen, capita selecta, stage) vertrouwd is geraakt en/of waarmee men een zekere affiniteit heeft opgebouwd. Daarnaast wordt aanbevolen om aan te sluiten bij lopende of geplande projecten uit het onderzoeksprogramma van de vakgroep en de daarin opgenomen docenten/onderzoekers. De handleiding voor de literatuurscriptie en het afstudeeronderzoek is te downloaden vanaf Studion / Tracé Ontwikkelingspsychologie / Documents. Men kan ook een exemplaar kopen bij het secretariaat. Gekozen kan worden uit (onder meer) de volgende thema’s en projecten: Externaliserend probleemgedrag − Determinanten van de ontwikkeling van agressie (B. Orobio de Castro) − Sociaal cognitief functioneren van kinderen met gedragsproblemen (B. Orobio de Castro) − Effectiviteit van preventie- en interventieprogramma’s voor gedragsproblemen (B. Orobio de Castro) − Zelfregulatie en agressie (A. Oosterwegel) − De vroegkinderlijke ontwikkeling van agressie (M. Junger) − Delinquentie en adolescentie (D. Brugman) − Beoordeling van norm-overschrijdend gedrag (D. Brugman) − Sociaal-emotionele ontwikkeling (met name non-verbale vaardigheden) bij ADHD (Y. van Beek) − Kinderen met problematische sociale relaties (teruggetrokken, sociaal angstige, agressieve kinderen) (L. Aleva) − Waargenomen sociale competentie en zelfwaardering (L. Aleva) Internaliserend probleemgedrag − Causale attributies voor sociaal succes en falen (L. Aleva) − Sociaal-emotionele ontwikkeling (met name non-verbale vaardigheden) bij depressie (Y. van Beek) − Depressiviteit in de adolescentie (P. Heymans) − ‘Stemmen-horen’ bij kinderen en jeugdigen (P. Heymans) − Emotionele ontwikkeling (J. ter Laak) − Fluctuerende zelfwaardering (A. Oosterwegel) 216
Ontwikkeling, opvoeding en onderwijs − Leerlingvolgsystemen en andere projecten relevant voor schoolbegeleidingsdiensten (J. Boom) − Cognitieve taken (bijvoorbeeld de balanstaak) en denkstrategie-ontwikkeling (J. Boom) − Sociometrische status (sociale competentie) (H. van Boxtel) − Hoogbegaafdheid (H. van Boxtel) − Kinderen van depressieve/schizofrene ouders (H. van Boxtel) − Het moreel klimaat in het gezin en op school en gedragsproblemen (D. Brugman) − Taal en educatieve programma’s voor gezin en kinderopvang (D. de Haan) − Taalontwikkeling in conflicten/verbondenheid tussen kinderen in de kinderopvang (D. de Haan) − (Tweede) taal op de basisschool (D. de Haan) − Kindermishandeling (E. Singer) − Pleegkinderen (E. Singer) − Kinderdagverblijven (E. Singer) Morele ontwikkeling en identiteitsontwikkeling − Ontwikkeling in verantwoordelijkheid voor gezondheid (J. Boom) − Gewetensontwikkeling (met name 8-12 jaar) (D. Brugman) − Morele ontwikkeling in de adolescentie (A. van Hoof, D. Brugman) − Identiteitsontwikkeling in de adolescentie (A. van Hoof, A. Oosterwegel) − Sexe-specifieke ontwikkeling (D. van Berkel) Allochtone kinderen − Cultuurverschillen en ontwikkeling (D. Ingleby) − Culturele integratie bij jongeren (A.Oosterwegel) Diagnostiek en testontwikkeling − Het beoordelen van personen: functie en accuraatheid (J. ter Laak) − Testen en diagnostiseren van kinderen (J. ter Laak) − Testontwikkeling en -validering (H. van Boxtel, D. Brugman) Ontwikkeling bij volwassenen − Adoptie en niet-genetisch ouderschap (D. van Berkel) − Medische technologie en ouderschap (D. van Berkel) − Autobiografie en levensloop (G. Brugman) − Wijsheid (G. Brugman) − Persoonsontwikkeling in volwassenheid (de rol van narratieven) (P. Heymans) Voor meer informatie over de beschreven projecten kan men terecht in de vakgroepbrochure, bij de coördinator afstudeeronderzoek, dr. D. Brugman, of rechtstreeks bij de genoemde docenten. Voor de uitvoering van een afstudeerproject wordt toestemming verleend door een nader aan te wijzen docent/begeleider op basis van een door de student zelf geschreven onderzoeksopzet annex werkplan, waarin zijn opgenomen de probleemstelling, de beoogde uitvoering van het onderzoek, een werkkalender en de te investeren studietijd. Het afstudeeronderzoek, al dan niet in combinatie met de literatuurscriptie, wordt gerapporteerd in de vorm van een onderzoeksverslag. Dit onderzoeksverslag dient uiteindelijk te worden goedgekeurd door de begeleider van het afstudeeronderzoek. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 14,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent, afhankelijk van het onderwerp
217
Afstudeeronderzoek: Organisatiepsychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980330
Specialisatie(s):
SOV010501, SOV020502, T981501, T981503
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. H.C. Kuypers (tel.nr. 2534823) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 14
Doel Leren zelfstandig te functioneren als organisatiepsychologisch onderzoeker. Alle stadia van een onderzoekscyclus, te weten: probleemformulering, theoretische verdieping, onderzoeksgegevens verzamelen en verwerken, schriftelijke en mondelinge rapportage dienen aan de orde te komen. Inhoud Het afstudeeronderzoek is gericht op een van de volgende drie aandachtsgebieden: Onderzoek naar het functioneren van ((taak)groepen in) organisaties Er wordt uitgegaan van theorieën en begrippen die in de sociale en organisatiepsychologie zijn ontwikkeld op het gebied van organisatiecultuur, samenwerking en competitie, communicatie, macht en leiderschap, coalitievorming, participatie in de besluitvorming, motivatie, attitudeverandering, arbeidssatisfactie en productiviteit etc. Onderzoek van interventies in groepen en organisaties Aspecten van het interveniëren in groepen en organisaties zijn: − De diagnose; welke problematiek staat centraal, of welke ontwikkelingen hebben urgentie. − De interventionist; welke persoonlijke en/of professionele kenmerken heeft deze. − De interventie-aanpak; hoe verhouden de verschillende niveaus zich tot elkaar (parameter, strategisch, tactisch) en tot diverse condities en indicaties. − De evaluatie; wat is het effect van het interveniëren, eventueel in vergelijking met alternatieve methoden. Onderzoek van personeel en organisatie De aandacht richt zich op problemen van mensen die samenhangen met hun intrede en verblijf in, en hun verlaten van de organisatie. Het gaat hier om het bestaan van individuele verschillen in gedrag en prestaties van mensen in organisaties en op methoden om deze verschillen te meten en te voorspellen. Tot de belangrijkste aandachtsgebieden behoren onderwerpen als: − personeelswerving, -selectie en -plaatsing − beoordeling van prestaties en functioneren − loopbaanproblematiek − motivatie en beloning − stress, burn-out, quality-of-working life Bij de keuze van het onderwerp van onderzoek moet men rekening houden dat het valt binnen de competentie van de begeleidende docent van de capaciteitsgroep Sociale en Organisatiepsychologie en binnen het gebied van de specialisatie die men volgt. Bij het secretariaat van de capaciteitsgroep (E209, CGZ) is een informatiebrochure verkrijgbaar betreffende alle regelingen ten aanzien van de individuele studie-onderdelen bij de capaciteitsgroep. Het is noodzakelijk dat men voordat men begint de goedkeuring verkrijgt van de begeleider (en de coördinator) uit de capaciteitsgroep. Dit geschiedt met behulp van het opgaveformulier voor de individuele onderdelen, dat via de balie in F221 verkrijgbaar is. Werkvorm − Individueel
218
Toetsen Verslag: 100%, 14,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent
219
Afstudeeronderzoek: Psychologie van arbeid, gezondheid en organisatie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW950128
Specialisatie(s):
SOV010601, T980601
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. P.J.M. Heiligers (tel.nr. 2534576) (e-mail
[email protected]) dr. A. Bakker, drs. F. Engel, dr. P.J.M. Heiligers, dr. R.D. de Jong, dr. J. de Jonge, dr. P. Le Blanc, dr. M.D. den Ouden, dr. M. Peeters, prof.dr. W.B. Schaufeli, dr. P.J.G. Schreurs
Docent(en):
Studiepunten: 12
Doel Het doel van het afstudeeronderzoek is te leren zelfstandig te functioneren als onderzoeker. Bij voorkeur wordt de student in staat gesteld onderzoekservaring op te doen in alle fasen van de empirische cyclus. Inhoud Bij de keuze van het onderwerp van onderzoek moet men er rekening mee houden dat het valt binnen de competentie van de begeleidende medewerk(st)ers van PAGO. Het verdient om praktische redenen aanbeveling het onderzoek uit te voeren binnen een langer lopend onderzoeksproject van de capaciteitsgroep. Aansluiting bij het onderwerp van de literatuurscriptie en/of de stage kan de efficiëntie ook bevorderen. Informatie over de mogelijkheden binnen de onderzoeksprojecten is te vinden in de themaklapper, die een geactualiseerd overzicht geeft van de onderzoeken. Deze klapper ligt ter inzage bij de onderwijsbalie van de capaciteitsgroepen KPG en SOP. Daar kan men ook de voltooide onderzoeksscripties inzien. Het is noodzakelijk dat men vooraf de goedkeuring voor het onderwerp verkrijgt van de begeleider en van de coördinator van PAGO. Dit geschiedt m.b.v. het opgaveformulier voor individuele onderdelen, dat bij via de PC in E205 verkrijgbaar is. N.B. Voor de specifieke eisen die gesteld worden raadplege men de beschrijving in de studiegids. Voor overleg over de keuze van een onderwerp kan men terecht bij de coördinator van PAGO. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 12,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent
220
Afstudeeronderzoek: Psychonomie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980289
Specialisatie(s):
SOV010102, SOV010103, T980903, T981101, T981103, T981104
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. H. Kunst (tel.nr. 2533418) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 14
N.B.: Voor het tracé Psychogerontologie (T980903) dient de student het afstudeeronderzoek voor 14 studiepunten te verrichten. Voor alle anderen geldt dat er 16 studiepunten aan het afstudeeronderzoek dienen te worden besteed. Met ingang van 1 september 2003 is het voor psychonomie-studenten toegestaan om de literatuurscriptie in het afstudeeronderzoekverslag te verwerken. Het vereiste aantal te behalen studiepunten voor het gecombineerde project wordt dan 20 in plaats van 16. Overigens zullen de eindcijfers voor afstudeeronderzoek en literatuurscriptie in dat geval toch apart afgetekend worden door middel van tentamenbriefjes. Doel Verwerven van praktische ervaring in het opzetten, verrichten en rapporteren van psychonomisch onderzoek. Inhoud Op het secretariaat van de vakgroep is een boekwerk voorhanden met een globale beschrijving van mogelijke onderwerpen voor een afstudeeronderzoek (het zgn. SLACcenboek, ook beschikbaar op Internet: http://www.fss.uu.nl/psn/onderwijs). Daarin staat ook bij welke docenten u voor deze onderwerpen terecht kunt. Bovendien bevat het SLACcenboek alle richtlijnen die u met betrekking tot het afstudeeronderzoek (zowel het indienen van een voorstel als het uitvoeren en rapporteren van het onderzoek) behoort te volgen. Nadat u het SLACcenboek benut heeft om informatie in te winnen over mogelijkheden en richtlijnen, moet u een afspraak maken met de SLACcoördinator, dr. H. Kunst. Hij zal met u overleggen over uw plannen en u doorverwijzen naar één of meer docenten. Het opzetten van een onderzoek begint met een theoretische verdieping d.m.v. literatuuronderzoek. Op basis daarvan worden een aantal hypothesen geformuleerd en wordt bepaald op welke wijze deze hypothesen getoetst gaan worden. Dit kan variëren van een theoretische evaluatie tot het ontwikkelen van een nieuw experiment of het afnemen van bestaande taken bij neurologische patiënten. Vervolgens moeten de gegevens (statistisch) worden verwerkt en de resultaten op professionele wijze worden gerapporteerd. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 14,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent
221
Afstudeeronderzoek: Psychonomie, variant biopsychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980278
Specialisatie(s):
T981102
Opleiding(en): Coördinator:
EXTERN dr. J. van der Gugten (tel.nr. 2533038) (e-mail
[email protected]) dr. L. Groenink, dr. J. van der Gugten, Prof. dr. J.L. Kenemans, prof.dr. B. Olivier, prof.dr. M.N. Verbaten, dr. E.R. Volkerts
Docent(en):
Studiepunten: 16
N.B.: Met ingang van 1 september 2003 is het voor psychonomie-studenten toegestaan om de literatuurscriptie in het afstudeeronderzoekverslag te verwerken. Het vereiste aantal te behalen studiepunten voor het gecombineerde project wordt dan 20 in plaats van 16. Overigens zullen de eindcijfers voor afstudeeronderzoek en literatuurscriptie in dat geval toch apart afgetekend worden door middel van tentamenbriefjes. Doel Verwerven van praktische ervaring in het opzetten, verrichten en rapporteren van biopsychologisch onderzoek. Inhoud Het afstudeeronderzoek is mogelijk binnen één van de volgende thema's: − Angstreducerende effecten en stimulus-eigenschappen van farmaca. − Neurofysiologische mechanismen van aandacht, informatieverwerking en emoties (EEG en andere fysiologische maten) bij normale proefpersonen en psychiatrische patiënten. − Effecten van psychofarmaca bij normale proefpersonen en psychiatrische patiënten. − Effecten van stress, coping en psychofarmaca op stresshormonen en gedrag. Op het secretariaat van de capaciteitsgroep Psychonomie is een boekwerk voorhanden met een globale beschrijving van mogelijke onderwerpen voor een afstudeeronderzoek (het zgn. SLACcenboek, tevens beschikbaar op Internet: http://www.fss.uu.nl/psn/onderwijs, en daarnaast is informatie beschikbaar op http://www.pharm.uu.nl/onderzk/psychoactive/teaching.html). Daarin staat ook bij welke docenten u voor deze onderdelen terecht kunt. Bovendien bevat het SLACcenboek alle richtlijnen die u met betrekking tot het afstudeeronderzoek behoort te volgen. Nadat u het SLACcenboek heeft benut om informatie in te winnen over mogelijkheden en richtlijnen, moet u een afspraak maken met de SLACcoördinator, dr. H. Kunst. Hij zal met u overleggen over uw plannen en u doorverwijzen naar één of meer docenten. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 16,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent
222
Capita: KPG Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980011
Specialisatie(s):
T980602, T980603
Opleiding(en): Coördinator:
Gezondheids Psychologie, Klinische Psychologie dr. R.J. Kleber (tel.nr. 2532247) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 3
Doel De student verdiept zich door middel van het bestuderen van boeken in klassieke of recente ontwikkelingen binnen specifieke gebieden van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie. Inhoud Bij de onderwijsbalie van de capaciteitsgroepen KP en GP is een groslijst verkrijgbaar met de boeken (en de daarbij behorende docent) waarover in ieder geval tentamen gedaan kan worden. Daarnaast kan de student zelf voorstellen voor literatuur doen. Deze moet een onderwerp betreffen dat ligt op het terrein van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie en verder is voorwaarde dat een docent gevonden kan worden die competent is om op het betreffende gebied tentamen af te nemen (bij de onderwijsbalie is een themaklapper aanwezig waarin van alle medewerkers van de capaciteitsgroepen beschreven staat over welke onderwerpen zij boeken tentamineren). Deze voorstellen kunnen rechtstreeks bij een docent ingediend worden, of bij de coördinator van de capita selecta. Het is van groot belang ruim tevoren met de betreffende medewerker een afspraak te maken voor de begeleiding en de vorm waarin het tentamen wordt afgenomen. Bij de onderwijsbalie is een informatiebrochure verkrijgbaar waarin alle regelingen rond de individuele studieonderdelen staan beschreven. Daar moet men ook een 'capita selecta kaart' afhalen waarop de boeken afgetekend worden waarover tentamen is gedaan. N.B.* Minimaal moet men 3 studiepunten capita selecta behalen. Daarvoor is het nodig om ca. 750 blz. te bestuderen. N.B.** Studenten die bij de faculteit geneeskunde het onderdeel "Capita Selecta uit de Kinder - en Jeugdpsychiatrie" hebben gevolgd, kunnen een aftekening voor 700 pagina's op de capita selecta kaart krijgen voor de boeken: Sanders-Woudstra, e.a.: "Kinder - en Jeugdpsychiatrie I" en Verheij en Verhulst: “Kinder - en Jeugdpsychiatrie III". Werkvorm Individuele opdracht Toetsen In overleg met docent: 100%, 3,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal Boek − keuze uit een groslijst, verkrijgbaar op het secretariaat van de cap.groep .In overleg met de docent zijn ook eigen titels mogelijk
223
Capita: Ontwikkelingspsychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW000104
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. D.A.M. van Berkel (tel.nr. 2532977) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Doel Bestudering van zowel klassieke als ontwikkelingspsychologische vraagstukken.
Studiepunten: 3
meer
recente
theoretische
benaderingen
van
Inhoud De student dient een keuze te maken uit één of twee van de volgende onderwerpen: − Kindermishandeling (E. Singer) − Theoretische kwesties in de ontwikkelingspsychologie, bijv. het probleem van de ontwikkelingsstadia (J. Boom) − Vraagstukken rond nieuwe vormen van ouderschap (D. van Berkel) − Sociometrische status; hoogbegaafdheid (H. van Boxtel) − Gender en taal; taalontwikkeling en onderwijs/educatie; taalpolitiek en meertaligheid (D. de Haan) − Kinderopvang (E. Singer) − Psychogerontologie (G. Brugman) − Vraagstukken van de multiculturele samenleving (D. de Haan, D. Ingleby) − Morele ontwikkeling (D. Brugman) − Testontwikkeling (J. ter Laak, H. van Boxtel) − Communicatieve ontwikkeling (D. de Haan) − Reproductieve technologie en ontwikkeling van kinderen (D. van Berkel) − Ontwikkelingsaspecten van depressie bij kinderen en jeugdigen (Y. van Beek) − Psychoseksuele ontwikkeling (D. van Berkel) − Agressie (W. Koops, B. Orobio de Castro, M. Junger) − Identiteitsontwikkeling (A. Oosterwegel, A. van Hoof) Werkvorm Individuele opdracht Toetsen Paper: 100%, 3,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent − Bestuderen van literatuur, omvang varieert van 1500 tot 3500 bladzijden. De omvang is mede afhankelijk van de afsluiting van de capita selecta.
224
Capita: Psychonomie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980303
Specialisatie(s):
SOV010102, SOV010103, T981101, T981102, T981103, T981104
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie prof.dr. J.H.A. Kroeze (tel.nr. 2533499) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 3
Doel Gedetailleerde kennis verwerven over één of meer deelgebieden van de psychonomie, in het bijzonder van een onderwerp waarop in de psychonomie onderzoek wordt verricht. Inhoud Er bestaat veel vrijheid voor het invullen van dit onderdeel. In het zogenaamde SLACcenboek, in te zien op het secretariaat van de vakgroep Psychonomie, en op de webpagina (http://www/fss.uu.nl/psn) staat bij elke docent literatuur vermeld waarover u een tentamen kunt afleggen. In het geval er bij een docent (nog) geen literatuurpakket staat, kunt u met hem of haar overleggen. De werkvorm en beoordelingswijze wordt met de docent afgesproken. Om daarnaast inzicht te krijgen in de breedte van het onderzoeksveld moet men 1 van de 3 studiepunten verdienen met het volgen van de Psychonomie-lezingen. In deze colloquia geven vooraanstaande psychonomen, onderzoekers uit binnen- en buitenland, een presentatie over hun onderzoek. Samenvattend De Capita Selecta bestaan uit de volgende onderdelen: − Het bijwonen van tenminste tien bijeenkomsten van het colloquium Psychonomie of het colloquium Psychofarmacologie (1 studiepunt). De aanwezigheid bij de colloquia wordt afgetekend. − De bestudering van een pakket van 500 à 600 pagina's literatuur (2 studiepunten). Elk pakket is gecentreerd rond een onderzoeksthema waarin binnen de vakgroep wordt gewerkt en is bedoeld als introductie tot dat onderwerp en als voorbereiding voor stage en/of afstudeeronderzoek. De literatuur mag niet al voorgeschreven zijn bij andere studieonderdelen. Procedure Voordat u met Capita Selecta begint, dient u zich daarvoor in te schrijven op het secretariaat van de vakgroep Psychonomie. De colloquia kunnen alleen dan meetellen wanneer u ingeschreven bent. U neemt vóór uw inschrijving zelf contact op met de docent bij wie u het literatuurtentamen wilt afleggen. Indien u aan alle vereisten van de Capita Selecta hebt voldaan, meldt u dit aan de coördinator, prof. dr. J. Kroeze; deze schrijft het tentamenbriefje uit. Werkvorm Bijwonen van colloquia en daarnaast individuele literatuurstudie. In sommige gevallen, zoals wanneer er voor bepaalde onderwerpen grote belangstelling blijkt te bestaan, kan een leesgroep worden geformeerd (zie SLACcenboek). N.B.: Voor studenten, die als gevolg van buiten hun macht liggende factoren niet in staat zijn 10 colloquia bij te wonen, kan een individuele regeling worden getroffen. Men dient zich daarvoor tijdig bij de coördinator te melden. Werkvorm Individueel
225
Toetsen Mondeling tentamen: 100%, 3,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent − Zie de inhoudsbeschrijving.
226
Literatuurscriptie: Interculturele psychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980225
Specialisatie(s):
T980906, T981504
Opleiding(en): Coördinator:
Algemene Sociale Wetenschappen prof.dr. J.D. Ingleby (tel.nr. 2532979) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), prof.dr. J.D. Ingleby
Docent(en):
Studiepunten: 7
N.B.: Inschrijving voor dit onderdeel is alléén bedoeld voor studenten, die vóór april 2002 begonnen zijn aan een interculturele afstudeerroute. Doel Studenten leren op zelfstandige wijze uit de literatuur een onderwerp op het gebied van de 'interculturele psychologie' uit te diepen en hun kritische analyse op een heldere en wetenschappelijk verantwoorde manier weer te geven. Inhoud Deze afstudeerprojecten zijn bedoeld voor studenten die een afstudeerroute/vrij tracé op het gebied van de 'interculturele psychologie' volgen. Aangeraden wordt stage, afstudeeronderzoek en scriptie zo mogelijk op elkaar af te stemmen. Daarnaast verdient het aanbeveling binnen de 'vrije ruimte' modulen op te nemen die toegespitst zijn op de gekozen afstudeervariant. Binnen de afstudeerroute/vrij tracé 'interculturele psychologie' worden de volgende kwantitatieve eisen gesteld: − Stage en afstudeeronderzoek: minimaal 14 studiepunten voor elk van beide onderdelen. − Scriptie: minimaal 7 studiepunten. In aansluiting hierop worden afstudeerprojecten op de volgende drie terreinen aangeboden: 1) Ontwikkeling en culturele verschillen 2) Interculturele relaties 3) Gezondheid, welzijn en cultuur In het afstudeeronderzoek legt men een gerichte probleemstelling uit naar doel- en vraagstelling. Idealiter sluit het afstudeeronderzoek aan bij de stage (die relevante praktijkervaring oplevert) en bij de scriptie (waarin men het literatuuronderzoek en de theoretische verkenning kan ondernemen). Voor nadere informatie en een overzicht van mogelijke onderwerpen dient men contact op te nemen met de coördinator. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 7,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent − afhankelijk van onderwerp
227
Literatuurscriptie: KPG Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980012
Specialisatie(s):
SOV010602, SOV010603, SOV020602, SOV020603, T980602, T980603
Opleiding(en): Coördinator:
Gezondheids Psychologie, Klinische Psychologie dr. R.J. Kleber (tel.nr. 2532247) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 4
Spreekuren coördinatoren Inloopspreekuur R. Kleber: dinsdags van 10 - 11 uur. Inloopspreekuur J. Van Mens-Verhulst: donderdags van 13 – 15 uur. Spreekuur op afspraak (voor een meer uitvoerige bespreking): via de onderwijsbalie, tel. 030-2531785). Deze afspraken worden alfabetisch geregeld: studenten van wie de achternaam begint met een letter van A t/m I komen bij R. Kleber, van J t/m Z bij J. Van Mens-Verhulst. Doel Een literatuurscriptie is een zelfstandig geschreven wetenschappelijke verhandeling. Zij verschaft niet alleen een overzicht van wetenschappelijke literatuur aan de hand van een goed geformuleerde probleemstelling, maar zij is ook een kritische evaluatie van bestaand, gepubliceerd materiaal: conclusies worden getrokken, verbanden gelegd, tegenstrijdigheden worden gesignaleerd en oplossingen geboden. De probleemstelling is daarbij het kader waarbinnen de bevindingen van de beschreven wetenschappelijke studies betekenis krijgen. Idealiter is een literatuurscriptie geschikt om als overzichtsstudie of 'review' te worden gepubliceerd. De doelstelling van de literatuurscriptie is dat de student blijk geeft op zelfstandige wijze een onderwerp uit de wetenschappelijke literatuur uit te diepen en zodanig schriftelijk weer te geven, dat het voor anderen toegankelijk wordt. In de scriptie gaat het om de beantwoording van een (wetenschappelijke) vraag door middel van het systematisch raadplegen van de relevante literatuur, op een methodologisch verantwoorde wijze. Inhoud Bij het opzetten en schrijven van de scriptie komen de volgende vaardigheden aan de orde: - Het formuleren en beantwoorden van een wetenschappelijke vraagstelling. - Het selecteren, raadplegen en samenvatten van informatie uit verschillende literatuurbronnen. - Het kritisch beoordelen van de verzamelde wetenschappelijke informatie. - Het ordenen van de bevindingen zodanig dat een logisch opgebouwd geheel ontstaat. - Het schriftelijk weergeven van de resultaten op een naar vorm en inhoud verantwoorde wijze. De scriptie moet in ieder geval bevatten: - Een inleiding waarin een verantwoording wordt gegeven van het belang van de vraagstelling en een oriëntatie in het specifieke terrein, uitmondend in de vraagstelling. - De resultaten van het zoeken: (meestal) een helder overzicht van de literatuur: bijvoorbeeld een schema waarin een overzicht gegeven wordt van de data uit de verzamelde literatuur. - Een conclusie, waarin nagegaan wordt of en in hoeverre en op welke wijze de vraag beantwoord is en wat het betekent voor de theorie/ praktijk. - Een literatuuropgave (conform de APA-normen). Procedure De student kiest een onderwerp dat ligt op het vakgebied van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie en waarvoor een medewerker gevonden kan worden die competent is om de begeleiding te verzorgen. In de praktijk betekent dit, dat de student het snelst tot overeenstemming komt met een docent als hij kiest voor een onderwerp dat de speciale aandacht van een docent van de capaciteitsgroepen heeft. Doorgaans is dat het gebied waarop de docent onderzoek doet. Op de internetpagina’s van de capaciteitsgroepen staan de onderwerpen vermeld waarover de docenten begeleiding kunnen geven.
228
Het verdient aanbeveling de vraagstelling toe te spitsen op een redelijk specifiek onderwerp; het liefst aansluitend op het onderwerp van het doctoraalonderzoek. Bij vragen rond de keuze van het onderwerp kan men het beste contact opnemen met de tracécoördinator. Het zoeken van literatuur wordt vergemakkelijkt met een uitgebreide, maar precieze literatuursearch via CD-ROM op de bibliotheek. Als ondersteuning wordt verder aangeraden: K. Soudijn (1991). Scripties schrijven in de sociale wetenschappen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Het is noodzakelijk vooraf goedkeuring over het onderwerp te verkrijgen van de begeleider en van de coördinator. Dit gebeurt door middel van het opgaveformulier voor individuele onderdelen, dat bij de onderwijsbalie verkrijgbaar is samen met een brochure over alle individuele onderdelen, waarin een hoofdstuk is opgenomen over de inhoudelijke eisen ten aanzien van de literatuurscriptie. Werkvorm Individueel Toetsen Scriptie: 100%, 4,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent
229
Literatuurscriptie: Ontwikkelingspsychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980252
Specialisatie(s):
H020903, SOV010903, SOV020901, SOV020902, SOV020903, T980901, T980902, T990901
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. D. Brugman (tel.nr. 2534835) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 7
Spreekuur coördinator afstudeerfase (na afspraak): maandag 13.00-15.00 uur, dr. D. Brugman, kamer 16.03, Willem C. van Unnikgebouw, tel. 2534835/2532900 (secr.) Inhoud De literatuurscriptie dient uit te gaan van een ontwikkelingspsychologische probleemstelling, dat wil zeggen zij beoogt een bijdrage te leveren aan de ontwikkelingspsychologische theorievorming in ruime zin en/of aan de verbetering van de kwaliteit van het functioneren van ontwikkelingspsychologen, die werkzaam zijn op een maatschappelijk werkterrein. De in de probleemstelling opgenomen vraag of deelvragen moeten worden beantwoord op basis van een grondige literatuurstudie. Het is mogelijk, en het verdient zelfs aanbeveling om de literatuurscriptie te koppelen aan c.q. te integreren met het afstudeeronderzoek. Dit kan door de vraagstelling voor het (empirische) afstudeeronderzoek theoretisch te onderbouwen in de vorm van een literatuurstudie. Beide onderdelen zullen evenwel afzonderlijk worden beoordeeld. Het theoretische gedeelte van het afstudeeronderzoek (op basis van literatuurstudie), dan wel de zelfstandige literatuurscriptie dient tenminste 7 studiepunten te omvatten. Binnen de genoemde randvoorwaarden is de keuze van de probleemstelling vrij. Het verdient echter aanbeveling om uit te gaan van vraagstukken, waarmee men tijdens de studie (cursorische onderdelen, capita selecta, stage) vertrouwd is geraakt en/of waarmee men een zekere affiniteit heeft opgebouwd. Daarnaast wordt aanbevolen om aan te sluiten bij lopende of geplande projecten uit het onderzoeksprogramma van de vakgroep en de daarin opgenomen docenten/onderzoekers. De handleiding voor de literatuurscriptie en het afstudeeronderzoek is te downloaden vanaf Studion / Tracé Ontwikkelingspsychologie / Documents. Men kan ook een exemplaar kopen bij het secretariaat. Gekozen kan worden uit (onder meer) de volgende thema’s en projecten: Externaliserend probleemgedrag − Determinanten van de ontwikkeling van agressie (B. Orobio de Castro) − Sociaal cognitief functioneren van kinderen met gedragsproblemen (B. Orobio de Castro) − Effectiviteit van preventie- en interventieprogramma’s voor gedragsproblemen (B. Orobio de Castro) − Zelfregulatie en agressie (A. Oosterwegel) − De vroegkinderlijke ontwikkeling van agressie (M. Junger) − Delinquentie en adolescentie (D. Brugman) − Beoordeling van norm-overschrijdend gedrag (D. Brugman) − Sociaal-emotionele ontwikkeling (met name non-verbale vaardigheden) bij ADHD (Y. van Beek) − Kinderen met problematische sociale relaties (teruggetrokken, sociaal angstige, agressieve kinderen) (L. Aleva) − Waargenomen sociale competentie en zelfwaardering (L. Aleva) Internaliserend probleemgedrag − Causale attributies voor sociaal succes en falen (L. Aleva) − Sociaal-emotionele ontwikkeling (met name non-verbale vaardigheden) bij depressie (Y. van Beek) − Depressiviteit in de adolescentie (P. Heymans) − ‘Stemmen-horen’ bij kinderen en jeugdigen (P. Heymans)
230
− −
Emotionele ontwikkeling (J. ter Laak) Fluctuerende zelfwaardering (A. Oosterwegel)
Ontwikkeling, opvoeding en onderwijs − Leerlingvolgsystemen en andere projecten relevant voor schoolbegeleidingsdiensten (J. Boom) − Cognitieve taken (bijvoorbeeld de balanstaak) en denkstrategie-ontwikkeling (J. Boom) − Sociometrische status (sociale competentie) (H. van Boxtel) − Hoogbegaafdheid (H. van Boxtel) − Kinderen van depressieve/schizofrene ouders (H. van Boxtel) − Het moreel klimaat in het gezin en op school en gedragsproblemen (D. Brugman) − Taal en educatieve programma’s voor gezin en kinderopvang (D. de Haan) − Taalontwikkeling in conflicten/verbondenheid tussen kinderen in de kinderopvang (D. de Haan) − (Tweede) taal op de basisschool (D. de Haan) − Kindermishandeling (E. Singer) − Pleegkinderen (E. Singer) − Kinderdagverblijven (E. Singer) Morele ontwikkeling en identiteitsontwikkeling − Ontwikkeling in verantwoordelijkheid voor gezondheid (J. Boom) − Gewetensontwikkeling (met name 8-12 jaar) (D. Brugman) − Morele ontwikkeling in de adolescentie (A. van Hoof, D. Brugman) − Identiteitsontwikkeling in de adolescentie (A. van Hoof, A. Oosterwegel) − Sexe-specifieke ontwikkeling (D. van Berkel) Allochtone kinderen − Cultuurverschillen en ontwikkeling (D. Ingleby) − Culturele integratie bij jongeren (A.Oosterwegel) Diagnostiek en testontwikkeling − Het beoordelen van personen: functie en accuraatheid (J. ter Laak) − Testen en diagnostiseren van kinderen (J. ter Laak) − Testontwikkeling en -validering (H. van Boxtel, D. Brugman) Ontwikkeling bij volwassenen − Adoptie en niet-genetisch ouderschap (D. van Berkel) − Medische technologie en ouderschap (D. van Berkel) − Autobiografie en levensloop (G. Brugman) − Wijsheid (G. Brugman) − Persoonsontwikkeling in volwassenheid (de rol van narratieven) (P. Heymans) Voor meer informatie over de beschreven projecten kan men terecht in de vakgroepbrochure, bij de coördinator literatuurscriptie, dr. D. Brugman, of rechtstreeks bij de genoemde docenten. Voor de uitvoering van een afstudeerproject (literatuurscriptie als op zichzelf staand onderdeel, of literatuurstudie geïntegreerd in het afstudeeronderzoek) wordt toestemming verleend door een nader aan te wijzen docent/begeleider op basis van een door de student zelf geschreven opzet. Afronding vindt plaats in de vorm van een op zichzelf staande literatuurscriptie, of dat gedeelte van het onderzoeksverslag van een empirisch onderzoek, waarin de vraagstelling theoretisch en op basis van literatuurstudie wordt onderbouwd; bestemming van zo'n gedeelte van het verslag als literatuurscriptie kan alleen plaatsvinden in overleg met de begeleider. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 7,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent − Afhankelijk van het onderwerp
231
Literatuurscriptie: Organisatiepsychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980331
Specialisatie(s):
SOV010501, SOV020502, T981501, T981503
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. H.C. Kuypers (tel.nr. 2534823) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 7
Doel Het op zelfstandige wijze rond een bepaalde probleemstelling:- Selecteren en samenvatten van informatie uit verschillende literatuurbronnen.- Kritisch bespreken van deze informatie.- Logisch ordenen van deze informatie.- Het schrijven van een verslag hierover, zodanig dat het onderwerp voor anderen toegankelijk wordt. Inhoud De student kiest een onderwerp dat ligt op het gebied van de organisatiepsychologie en dat past binnen één van de drie aandachtsgebieden: Onderzoek naar het functioneren van ((taak)groepen in) organisaties Er wordt uitgegaan van theorieën en begrippen die in de sociale en organisatiepsychologie zijn ontwikkeld op het gebied van organisatiecultuur, samenwerking en competitie, communicatie, macht en leiderschap, coalitievorming, participatie in de besluitvorming, motivatie, attitudeverandering, arbeidssatisfactie en -productiviteit etc. Onderzoek van interventies in groepen en organisaties Aspecten van het interveniëren in groepen en organisaties zijn: De diagnose; welke problematiek staat centraal, of welke ontwikkelingen hebben urgentie. − De interventionist; welke persoonlijke en/of professionele kenmerken heeft deze. − De interventie-aanpak; hoe verhouden de verschillende niveaus zich tot elkaar (parameter, strategisch, tactisch) en tot diverse condities en indicaties. − De evaluatie; wat is het effect van het interveniëren, eventueel in vergelijking met alternatieve methoden. Onderzoek van personeel en organisatie De aandacht richt zich op problemen van mensen die samenhangen met hun intrede en verblijf in, en hun verlaten van de organisatie. Het gaat hier om het bestaan van individuele verschillen in gedrag en prestaties van mensen in organisaties en op methoden om deze verschillen te meten en te voorspellen. Tot de belangrijkste aandachtsgebieden behoren onderwerpen als: − Personeelswerving, -selectie en –plaatsing. − Beoordeling van prestaties en functioneren. − Loopbaanproblematiek. − Motivatie en beloning. − Stress, burn-out, quality-of-working life. Het is belangrijk dat de student de probleemstelling van de scriptie toespitst op een specifiek onderwerp. Het onderwerp van de literatuurscriptie kan aan het afstudeeronderzoek gekoppeld worden en wel ter onderbouwing van de probleemstelling, dan wel als theoretische reflectie achteraf. Voor vragen rond de keuze van een onderwerp kan met het beste te rade gaan bij de tracécoördinator, of de begeleider van de andere individuele onderdelen. Bij het onderwijssecretariaat is een informatiebrochure verkrijgbaar betreffende alle regelingen ten aanzien van de individuele studie-onderdelen bij de capaciteitsgroep. Het is noodzakelijk dat men voordat men begint de goedkeuring verkrijgt van de begeleider (en de coördinator) uit de capaciteitsgroep. Dit geschiedt met behulp van het opgaveformulier voor de individuele onderdelen, dat via het onderwijssecratariaat verkrijgbaar is.
232
Werkvorm Individueel Toetsen Scriptie: 100%, 7,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal Boek − Soudijn, K. (1994).Scripties schrijven in de sociale wetenschappen. − In overleg met docent
233
Literatuurscriptie: Psychologie van arbeid, gezondheid en organisatie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW950132
Specialisatie(s):
SOV010601, T980601
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. P.J.M. Heiligers (tel.nr. 2534576) (e-mail
[email protected]) dr. A. Bakker, drs. F. Engel, dr. P.J.M. Heiligers, dr. R.D. de Jong, dr. J. de Jonge, dr. P. Le Blanc, dr. M.D. den Ouden, dr. M. Peeters, drs. C.M.A.A. Potters, prof.dr. W.B. Schaufeli, dr. P.J.G. Schreurs
Docent(en):
Studiepunten: 4
Doel Een literatuurscriptie is een zelfstandig geschreven wetenschappelijke verhandeling. Zij verschaft een overzicht van wetenschappelijke literatuur aan de hand van een goed geformuleerde probleemstelling en zij is een kritische evaluatie van bestaand, gepubliceerd materiaal: conclusies worden getrokken, verbanden gelegd, tegenstrijdigheden worden gesignaleerd en oplossingen geboden. De probleemstelling is daarbij het kader waarbinnen de bevindingen van de beschreven wetenschappelijke studies betekenis krijgen. Idealiter is een literatuurscriptie geschikt om als overzichtsstudie of 'review' te worden gepubliceerd. De doelstelling van de literatuurscriptie is dat de student blijk geeft op zelfstandige wijze uit de wetenschappelijke literatuur een onderwerp te kunnen uitdiepen en zodanig schriftelijk weer te geven, dat het voor anderen toegankelijk wordt. In de scriptie gaat het om de beantwoording van een (wetenschappelijke) vraag door middel van het systematisch raadplegen van de relevante literatuur, op een methodologisch verantwoorde wijze. Inhoud Bij het opzetten en schrijven van de scriptie komen de volgende vaardigheden aan de orde: – Het formuleren en beantwoorden van een wetenschappelijke vraagstelling. – Het selecteren, raadplegen en samenvatten van informatie uit verschillende literatuurbronnen. – Het kritisch beoordelen van de verzamelde wetenschappelijke informatie. – Het ordenen van de bevindingen zodanig dat een logisch opgebouwd geheel ontstaat. – Het schriftelijk weergeven van de resultaten op een naar vorm en inhoud verantwoorde wijze. De scriptie moet in ieder geval bevatten: – Een inleiding waarin een verantwoording wordt gegeven van het belang van de vraagstelling en een oriëntatie in het specifieke terrein, uitmondend in de vraagstelling. – De resultaten van het zoeken: (meestal) een helder overzicht van de literatuur: bijv. een schema waarin een overzicht gegeven wordt van de data uit de verzamelde literatuur. – Een conclusie, waarin nagegaan wordt of en in hoeverre en op welke wijze de vraag beantwoord is en wat het betekent voor de theorie/praktijk. – Een literatuuropgave (conform de APA-normen en dus ook volledig). Procedure De student kiest een onderwerp, dat past binnen PAGO en waarvoor een medewerker gevonden kan worden die competent is om de begeleiding te verzorgen. In de praktijk betekent dit, dat de student het snelst tot overeenstemming komt met een docent als hij kiest voor een onderwerp dat de speciale aandacht van een docent heeft. Doorgaans is dat het gebied waarop de docent onderzoek doet. Het verdient aanbeveling de vraagstelling toe te spitsen op een redelijk specifiek onderwerp; aansluiting bij het onderwerp van het doctoraalonderzoek en/of de stage kan ook tijdbesparend werken. Bij vragen rond de keuze van het onderwerp kan men het beste contact opnemen met de coördinator van PAGO. Het zoeken van literatuur wordt vergemakkelijkt met een uitgebreide, maar precieze literatuursearch via CD-ROM op de bibliotheek. Als ondersteuning wordt verder aangeraden: K. Soudijn: Scripties schrijven in de sociale wetenschappen, Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 1991.
234
Het is noodzakelijk vooraf goedkeuring over het onderwerp te verkrijgen van de begeleider en van de coördinator van PAGO. Dit gebeurt middels het opgaveformulier voor individuele onderdelen, dat op het secretariaat van de capaciteitsgroep verkrijgbaar is (samen met een brochure over alle regelingen voor individuele onderdelen). N.B.: Voor de specifieke eisen raadplege men de beschrijving in de studiegids. Werkvorm Individueel Toetsen Scriptie: 100%, 4,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent
235
Literatuurscriptie: Psychonomie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980300
Specialisatie(s):
SOV010102, SOV010103, T981103, T981104
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. H. Kunst (tel.nr. 2533418) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 4
T980903,
T981101,
T981102,
N.B.: Voor studenten van het tracé Psychogerontologie (T980903) geldt een verplichte omvang van de literatuurscriptie van 7 studiepunten, voor alle andere studenten een omvang van 4 studiepunten. Met ingang van 1 september 2003 is het voor psychonomie-studenten toegestaan om de literatuurscriptie in het afstudeeronderzoekverslag te verwerken. Het vereiste aantal te behalen studiepunten voor het gecombineerde project wordt dan 20 in plaats van 16. Overigens zullen de eindcijfers voor afstudeeronderzoek en literatuurscriptie in dat geval toch apart afgetekend worden door middel van tentamenbriefjes. Doel Zelfstandig kunnen verwerken en samenvatten van vakliteratuur. Inhoud In de literatuurscriptie geeft de student een volledige en kritische behandeling van een onderwerp uit de psychonomie. De student doet zelf een voorstel of komt in overleg met een docent tot een voorstel. Het is ook mogelijk een literatuurscriptie te maken op verzoek van een docent; men moet zich in dat geval houden aan het opgegeven onderwerp. De richtlijnen over hoe dit voorstel er uit moet zien, zijn te verkrijgen bij het secretariaat van de capaciteitsgroep Psychonomie (zie SLACcenboek). Men kan de literatuurscriptie maken onder supervisie van elke docent van de capaciteitsgroep. De volgende eisen gelden: − Er wordt vanuit één vraagstelling of hypothese gewerkt, die aan het begin duidelijk geformuleerd wordt. − De onderwerpskeuze is convergent, dat wil zeggen, men verbijzondert het onderwerp zo veel als nodig is om er in 160 uur een literatuurscriptie over te kunnen schrijven (Voorbeeld: niet goed is ‘Aandacht’. Beter is ‘Aandacht en hersenletsel’. Nog beter is ‘Het effect van een hersenschudding op visuele concentratie’). − Te algemene onderwerpen moeten worden vermeden; zij leiden tot oppervlakkige behandeling of passen niet binnen de beschikbare tijd. − De behandeling is volledig, d.w.z. er mogen geen voor de vraagstelling relevante publicaties ontbreken. − De scriptie bevat een slotparagraaf waarin de conclusies worden weergegeven en waarin tevens aanwijzingen voor verder onderzoek worden gegeven. Werkvorm Individueel Toetsen Scriptie: 100%, 4,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent, per student verschillend
236
Literatuurscriptie: Sociale psychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980333
Specialisatie(s):
SOV010502, SOV020502, SOV020503, T981502
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. J.B.F. de de Wit (tel.nr. 2539189) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 7
Doel − Het rond een bepaalde probleemstelling zoeken, selecteren en samenvatten van informatie uit de wetenschappelijke literatuur − Het logisch ordenen en kritisch bespreken van deze informatie − Het formuleren van een conclusie met betrekking tot de probleemstelling − Het schrijven van een verslag op basis van de geselecteerde literatuur, uitgaande van de probleemstelling en uitmondend in een conclusie − Het formuleren van een vraagstelling en hypotheses die het uitgangspunt vormen voor empirisch onderzoek in het kader van stage/afstudeeronderzoek Inhoud In de capaciteitsgroep Sociale en Organisatiepsychologie staat onderzoek naar het alledaagse sociale functioneren van mensen centraal. Dit sociale functioneren wordt onderzocht op diverse niveaus: het individu, dyades, groepen en organisaties. Het onderzoek dat binnen de capaciteitsgroep wordt uitgevoerd is zowel fundamenteel als toegepast, en omvat experimenteel en veldonderzoek. De bestudeerde onderwerpen en gehanteerde theoretische perspectieven zijn divers, maar benadrukken het belang van sociale invloed en sociaal-cognitieve processen. Inhoudelijke aandachtspunten zijn onder andere de rol van attitudes, normen en andere factoren in het verklaren van gedrag, de invloed van gewoontes en de automaticiteit van sociaal gedrag, de effectiviteit van persuasieve communicatie als gedragsveranderingstrategie, het functioneren en disfunctioneren van intieme relaties, het belang van sociale rechtvaardigheid voor het functioneren van mensen, leiderschap in groepen en organisaties, processen binnen en tussen groepen en sociale agressie. Voor de literatuurscriptie kiest een student een onderwerp en theoretisch perspectief dat past binnen de specifieke deskundigheid van een medewerker van de capaciteitsgroep. Onderwerp en theoretische benadering worden vastgesteld in overleg met de begeleidende docent, zo nodig in overleg met de coördinator. De literatuurscriptie bereidt voor op stage/afstudeeronderzoek en resulteert bij voorkeur in een vraagstelling met bijbehorende hypotheses die onderzocht en getoetst gaan worden in het afstudeeronderzoek. Literatuurscriptie en stage/afstudeeronderzoek vormen een geheel. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan hiervan afgeweken worden, na instemming van de begeleidende docent en de coördinator. Bij de onderwijsbalie in kamer E203 in het Langeveldgebouw is een brochure verkrijgbaar met alle regelingen betreffende de individuele studieonderdelen van de hoofdrichting Sociale en Organisatie Psychologie. Het is noodzakelijk men voordat men begint met de individuele studieonderdelen de goedkeuring verkrijgt van de begeleidende docent en de coordinator. Dit geschiedt middels een opgaveformulier dat eveneens verkrijgbaar is bij de onderwijsbalie. Dit opgaveformulier dient voorafgaand aan de start van de individuele studieonderdelen te worden ingeleverd bij de onderwijsbalie. Werkvorm Individueel
237
Toetsen Scriptie: 100%, 7,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent
238
Stage: Interculturele psychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980223
Specialisatie(s):
T980906, T981504
Opleiding(en): Coördinator:
Algemene Sociale Wetenschappen prof.dr. J.D. Ingleby (tel.nr. 2532979) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), prof.dr. J.D. Ingleby
Docent(en):
Studiepunten: 14
N.B.: Inschrijving voor dit onderdeel is alléén bedoeld voor studenten, die vóór april 2002 begonnen zijn aan een interculturele afstudeerroute. Inhoud Deze afstudeerprojecten zijn bedoeld voor studenten die een afstudeerroute/vrij tracé op het gebied van de 'interculturele psychologie' volgen. Aangeraden wordt stage, afstudeeronderzoek en scriptie zo mogelijk op elkaar af te stemmen. Daarnaast verdient het aanbeveling binnen de 'vrije ruimte' modulen op te nemen die toegespitst zijn op de gekozen afstudeervariant. Binnen de afstudeerroute/vrij tracé 'Interculturele psychologie' worden de volgende kwantitatieve eisen gesteld: – Stage en afstudeeronderzoek: minimaal 14 studiepunten voor elk van beide onderdelen. – Scriptie: minimaal 7 studiepunten. In aansluiting hierop worden afstudeerprojecten op de volgende drie terreinen aangeboden: 1. Ontwikkeling en culturele verschillen 2. Interculturele relaties 3. Gezondheid, welzijn en cultuur De stage Het doel van de stage is gelegen in verkenning van een werkterrein op het gebied van de interculturele psychologie. Stages kunnen zowel intern als extern plaatsvinden, dan wel gedeeltelijk intern en gedeeltelijk extern. De stage kan worden ingevuld binnen een maatschappelijk toepassingsgebied/werkveld en/of als onderzoeksstage. De terreinen waarop externe stages mogelijk zijn worden afzonderlijk aangegeven: 1) Ontwikkeling en culturele verschillen Stages op dit terrein kunnen gesitueerd worden binnen de verzorgingsstructuur van het onderwijs en die van de voorschoolse periode (schooladviesdienst, begeleiding voor peuterspeelzalen/kinderopvang, pedagogische centra, CITO, SLO, instellingen voor oudervoorlichting, OVB-projecten). Zij kunnen gericht zijn op de individuele problematiek van kinderen uit allochtone gezinnen, op problemen die instellingen tegenkomen in het werken rond allochtone kinderen, alsmede op taken als leerplanontwikkeling, toetsconstructie enz.. 2) Interculturele relaties Stages op dit terrein liggen in allerlei maatschappelijke instellingen waarin personen van verschillende culturele achtergrond met elkaar samenwerken en communiceren (overheidsdiensten, onderwijs, gezondheidszorg, politieke en andere maatschappelijke organisaties), of die belast zijn met de voorlichting aan leden van etnische groepen. 3) Gezondheid, welzijn en cultuur Stages op dit terrein kan men vinden bij instellingen van de gezondheidszorg (bijv. RIAGG's, ziekenhuizen, psychiatrische klinieken, NCGV). In de welzijnssector liggen mogelijke stages binnen een JAC of binnen projectorganisaties die opgezet zijn ten behoeve van een specifieke interventie, bij het NIZW en bij lokale en regionale ondersteuningsorganisaties. Werkvorm Individueel
239
Toetsen Verslag: 100%, 14,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent, afhankelijk van onderwerp
240
Stage: KPG Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980013
Specialisatie(s):
SOV010602, SOV010603, SOV020602, SOV020603, T980602, T980603
Opleiding(en): Coördinator:
Gezondheids Psychologie, Klinische Psychologie dr. R.J. Kleber (tel.nr. 2532247) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 14
Spreekuren coördinatoren Inloopspreekuur R. Kleber: dinsdags van 10 - 11 uur. Inloopspreekuur J. Van Mens-Verhulst: donderdags van 13 – 15 uur. Spreekuur op afspraak (voor een meer uitvoerige bespreking): via de onderwijsbalie, tel. 030-2531785). Deze afspraken worden alfabetisch geregeld: studenten van wie de achternaam begint met een letter van A t/m I komen bij R. Kleber, van J t/m Z bij J. Van Mens-Verhulst. Doel De stage kan omschreven worden als een 'periode waarin de student - buiten de universiteit - werkzaam is als (leerling)psycholoog binnen één van de beroeps - of praktijkvelden, waarop de klinische psychologie en gezondheidspsychologie is gericht’. Daarbij gaat het er om dat men leert systematisch en methodisch vraagstellingen te analyseren en te beantwoorden en dat men deze activiteiten in direct contact met de personen uit de doelgroep vorm geeft. Dit houdt met name in: – Ervaringen opdoen met en reflecteren over praktijkwerkzaamheden in het veld van de klinische psychologie en gezondheidspsychologie in de meest brede zin van het woord. – Vanuit praktijkervaringen nadenken over de organisatie en structuur van de instelling waar de stagiaire werkzaam is. – Integreren van theoretische kennis en praktische vaardigheden in de stagewerkzaamheden. Inhoud De stages van het tracé (c.q. hoofdrichting) worden onderscheiden naar de hoofdwerkzaamheden die men verricht. We kennen: onderzoekstages, diagnostiekstages, preventiestages, interventiestages en gecombineerde praktijkstages van (doorgaans) diagnostiek en interventie. De stages moeten plaats vinden binnen het veld van de gezondheidszorg en te maken hebben met emotionele of psychosociale problemen. De student dient in de praktijkstage in aanraking te komen met emotionele of psychosociale problematiek van minstens 3 cliënten of cliëntsystemen. In het stageverslag moet een rapportage plaats vinden van de werkzaamheden betreffende deze cliëntsystemen. Wie wil voldoen aan de vooropleidingseisen van de postdoctorale vervolgopleiding tot gezondheidszorgpsycholoog moet een diagnostiek -, interventie - of gecombineerde praktijkstage verrichten. Om in aanmerking te komen voor de Basisaantekening Psychodiagnostiek van het NIP, moet men in het stageverslag over tenminste 3 cliënten of cliëntsystemen diagnostisch rapporteren. De werkzaamheden worden door de stagiaire onder begeleiding van een op dit gebied ervaren functionaris (psycholoog) uitgevoerd. In de onderzoekstage doet men binnen een onderzoeksinstituut ervaring op in het vak van onderzoeker in de gezondheidszorg. Onderlinge afstemming van de onderdelen stage, onderzoek en literatuurscriptie kan de efficiëntie van de studie ten goede komen. De begeleiding wordt vooral op de stageplaats gegeven. Ook vanuit de capaciteitsgroepen is er altijd een docent die de stagiaire begeleidt (individueel of in kleine groepjes) of de contactpersoonfunctie onderhoudt (zie de stagenota ). Het is noodzakelijk om vooraf goedkeuring voor de stage te verkrijgen van de begeleider van de universiteit en van de tracécoördinator. Dit gebeurd door middel van het opgavenformulier voor individuele onderdelen dat bij de onderwijsbalie verkrijgbaar is (samen met een brochure over alle regelingen voor individuele onderdelen). Het formulier moet door de student én de begeleider én de tracécoördinator ondertekend worden. 241
Let op: vrijwel alle stageplaatsen vereisen dat men overdag de meeste werkzaamheden verricht. Deeltijdstudenten die hierdoor in de problemen komen, kunnen contact opnemen met de tracécoördinator. Uitgebreide informatie over mogelijkheden, ingangseisen en regelingen met betrekking tot de stages is te vinden in de stagenota, die deel uitmaakt van de brochure "Individuele regelingen", verkrijgbaar bij de onderwijsbalie. Bovendien ligt daar een klapper ter inzage waarin alle stageplaatsen van het tracé beschreven staan. Nadere informatie over een stageplaats kan men krijgen bij de in de klapper genoemde contactpersoon of begeleid(st)er. Bovendien kunnen via de onderwijsbalie alle stageverslagen van de laatste jaren geraadpleegd worden. Als schriftelijke informatie niet voldoende is kan men zich voor overleg over specifieke stagemogelijkheden wenden tot een van de tracécoördinatoren. Van de hieronder genoemde toelatingsvoorwaarden gelden de cursussen psychopathologie en psychodiagnostiek alleen wanneer het om een praktijkstage gaat. Voor een onderzoekstage is het, in plaats van deze twee, noodzakelijk dat men de cursus Methoden van onderzoek gevolgd heeft. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 14,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent − afhankelijk van de wensen van de stage-instelling en de student.
242
Stage: Ontwikkelingsprocessen Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980309
Specialisatie(s):
SOV020901, T980901, T990901
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. H.W. van Boxtel (tel.nr. 2533759) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 14
Doel en inhoud De stage wordt zodanig gekozen, dat de student(e) enerzijds intensief kennis maakt met de facetten van het fenomeen, dat hij/zij in scriptie en afstudeeronderzoek verder theoretisch en empirisch zal verhelderen, en anderzijds de mogelijkheid heeft om in vivo gegevens te verzamelen voor het afstudeeronderzoek. Dit zal in het algemeen betekenen, dat de stagiaire behalve met de praktijkbegeleider ook regelmatig contact heeft met de afstudeerbegeleider (de medewerker die literatuurscriptie en afstudeeronderzoek begeleidt). Een dergelijke stage kan een vorm aannemen waarin afwisselend op de vakgroep gewerkt wordt en afwisselend op één of meerdere plaatsen in het veld of de praktijk. Het verdient aanbeveling om, voordat men aan de stage, literatuurscriptie of het afstudeeronderzoek begint, een en ander te bespreken met de coördinator 'Ontwikkelingsprocessen'. De inschrijving voor de stage geschiedt op het secretariaat van de vakgroep. Het afstudeeronderzoek sluit aan bij één van de thema's, die bewerkt worden door de medewerkers, die participeren in het onderzoeksprogramma van de vakgroep. Eén van deze medewerkers is ook de afstudeerbegeleider. Het door de student gekozen onderwerp, waaromheen stage, literatuurscriptie en afstudeeronderzoek gecentreerd zijn, zal in het algemeen betrekking hebben op een herkenbare ontwikkelingspsychologische situatie of probleem. In de stage wordt de kennis en handelingsvaardigheid van de student(e) t.a.v. deze situatie of dit probleem vergroot; in de literatuurscriptie wordt deze situatie of dit probleem geplaatst in één of meerdere conceptuele kaders die de ontwikkelingspsychologie biedt. Tenslotte is het afstudeeronderzoek erop gericht de betrokken ontwikkelingsprocessen te verhelderen en eventuele mogelijkheden voor de beïnvloeding ervan op te sporen. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 14,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent, afhankelijk van het onderwerp
243
Stage: Organisatiepsychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980329
Specialisatie(s):
SOV010501, SOV020502, T981501, T981503
Opleiding(en): Coördinator: Docent(en):
Sociale en Organisatiepsychologie dr. H.C. Kuypers (tel.nr. 2534823) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Studiepunten: 7
Doel In principe is het de bedoeling dat de student op de (onderzoeks)stageplaats de mogelijkheid krijgt om zoveel mogelijk ervaring op te doen, die nuttig is voor de beroepsuitoefening als organisatiepsycholoog. De werkzaamheden die je als stagiaire uitvoert en de reflectie daarop vormen de basis van het leerproces in de stage. Het is de bedoeling dat: – Je wetenschappelijke inzichten leert toe te passen in een concreet probleemgebied. – De stageplaats je de mogelijkheid biedt tot het onderkennen van de relevante problemen op dit gebied en dat je leert zoeken naar mogelijkheden om deze problemen in samenwerking met de betrokkenen op te lossen. – Je de mogelijkheid wordt geboden om via je stage inzicht te verkrijgen in het functioneren van de organisatie waar je stage loopt. – Je binnen de onderzoeksstage zoveel mogelijk het hele proces van onderzoek kan doorlopen. – De stage-instelling duidelijk behoefte heeft aan de onderzoeksresultaten. Kortom, dat zoveel mogelijk sprake is van een structurele inbedding van de stageplaats in de organisatie. Inhoud De stage vormt samen met het onderzoek het afstudeerproject organisatiepsychologie. Het afstudeerproject organisatiepsychologie bestaat uit de examenonderdelen onderzoek en stage tezamen minimaal 21 studiepunten. De stage 'Organisatiepsychologie' kan de volgende vormen aannemen: Een onderzoeksproject van minimaal 6 maanden (21 studiepunten). Deze vorm is dus een combinatie van de onderdelen stage en onderzoek. Dit afstudeerproject kan uitgebreid worden via de vrije ruimte. Binnen deze stage houdt de student(e) zich bezig met het verrichten van een onderzoek in een organisatie. De praktijkstage van minimaal 7 studiepunten. We spreken van een praktijkstage als de stage losgekoppeld wordt van het onderzoek. Binnen deze stage maakt de student kennis met de manier waarop sociaal-wetenschappelijke kennis wordt toegepast bij het oplossen van organisatieproblemen. In de informatiebrochure voor de individuele onderdelen wordt uitgebreid ingegaan op de vorm, de begeleiding, bedoordeling en de afronding van het afstudeerproject. De infromatiebrochure is verkrijgbaar op het secretariaat van de capaciteitsgroep (E209, CGZ). Het is noodzakelijk dat men voordat men begint men de goedkeuring verkrijgt van de begeleider (en de coördinator) uit de capaciteitsgroep. Dit geschiedt m.b.v. het opgaveformulier voor individuele onderdelen, dat via de PC in E205 verkrijgbaar is. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 7,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent
244
Stage: Problematische ontwikkeling Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980233
Specialisatie(s):
SOV010903, SOV020902, SOV020903, T980902
Opleiding(en): Coördinator:
Ontwikkelingspsychologie dr. D.A.M. van Berkel (tel.nr. 2532977) (e-mail
[email protected]) dr. D.A.M. van Berkel, Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 14
Spreekuur stagecoördinator (na afspraak): mevr. dr. D. van Berkel, woensdag 15.30-16.30 uur, kamer 16.10, Willem C. van Unnikgebouw, tel. 2532977. De 'Stage Problematische Ontwikkeling' is een verplicht onderdeel van het tracé 'Ontwikkelingspsychologie', variant 'Problematische ontwikkeling'. Voor de variant 'Ontwikkelingsprocessen' van ditzelfde tracé wordt verwezen naar de 'Stage Ontwikkelingsprocessen'. Doel Het doel van de stage is gelegen in de verkenning van een werkterrein van de ontwikkelingspsycholoog en een training in de vaardigheden (benevens de daaraan gekoppelde kennis en inzichten) die van een beginnend ontwikkelingspsycholoog op dat werkterrein worden verwacht. Als zodanig draagt de stage in belangrijke mate bij tot zijn/haar startcompetentie. De stage dient tenminste 14 studiepunten te omvatten. In principe zouden deze kunnen worden gerealiseerd door ruim drie maanden fulltime stage te lopen. De praktijk leert evenwel dat veel stageinstellingen eisen, dat de stage parttime (twee à vier dagen per week) en over een langere periode (6 à 12 maanden) wordt gelopen, resulterend in een hoger aantal studiepunten dan het minimaal vereiste (d.w.z. meer dan 14 punten). Inhoud Voor de inhoud van de stage is het model van de regulatieve cyclus volgens Van Strien maatgevend. Volgens dit model doorloopt de praktiserende ontwikkelingspsycholoog een cyclus met als stappen: probleemstelling - diagnose - plan - ingreep - evaluatie. Tijdens de gehele cyclus, maar met name in de diagnosestelling en de stap van plan naar ingreep maakt de psycholoog zogenoemde theoretische pauzes. Hij tracht een idiografische N=1 theorie te ontwerpen, die het betreffende probleem tracht te verklaren en aangrijpingspunten biedt voor effectieve interventies. Deze N=1 theorie dient gebaseerd te zijn op algemenere probleemgerichte en nomologische theorieën en wordt getoetst in de vorm van empirische subcycli. Het effectief doorlopen van de cyclus vereist onder meer het volgende: kennis van algemene sociaal-wetenschappelijke theorieën en theorieën betreffende de normale ontwikkeling; kennis van theorieën betreffende de problematische ontwikkeling; diagnostische vaardigheden; basisvaardigheden, zoals gespreksvoering en schriftelijke en mondelinge rapportage. Aan het begin van de stage wordt een zekere mate van kennis, inzicht en vaardigheid aanwezig verondersteld. Om stage te kunnen gaan lopen dient dan ook een aantal verplichte cursorische modulen van het tracé met succes te zijn afgerond. In de stage zelf dient men de regulatieve cyclus een aantal malen te doorlopen, waarbij de nadruk ligt op het formuleren van N=1 theorieën betreffende de verklaring van het probleem en op het uitbouwen van diagnostische vaardigheden, zoals het voeren van intake-, anamnese- en/of adviesgesprekken; samenstelling van het instrumentarium; afname, scoring en interpretatie van instrumenten; het doen van systematische observaties; rapportage en dossiervoering. De betreffende werkzaamheden dienen in toenemende mate zelfstandig te worden uitgevoerd. Daarnaast kan men soms kennis maken met de eerste beginselen van therapeutisch werk. Ook het preventief, voorlichtend, dan wel begeleidend werken met ouders in het kader van vraagstukken omtrent ouderschap, opvoeding en de zorg voor kinderen behoort tot de mogelijkheden. In principe kan de stage zo worden ingericht, dat kan worden voldaan aan de certificatie-eisen zoals het NIP die stelt ten aanzien van de diagnostiek (neergelegd in het 'Reglement Basisaantekening Diagnostiek'). In elk geval dient de stage in het kader van voornoemd reglement afzonderlijk te worden 245
goedgekeurd. Bovendien dient een verslag over drie casussen volgens de regels van het NIP te worden overlegd. De stagecoördinator kan hierover meer inlichtingen verstrekken. De stage wordt extern gelopen. De stage vindt plaats onder begeleiding van een nader aan te wijzen stagebegeleider binnen de betreffende stage-instelling en onder (mede)verantwoordelijkheid van een nader aan te wijzen docent van de vakgroep. De laatste heeft ook de eindverantwoordelijkheid waar het het tekenen van het tentamenbriefje betreft. De regulatieve cyclus is breed toepasbaar binnen het veld van de maatschappelijk toegepaste ontwikkelingspsychologie. Op het terrein van de gezondheidszorg kan men bijvoorbeeld stages lopen in instellingen zoals RIAGG's, MKD's, kinderdagverblijven (voor verstandelijk gehandicapten), pedologische instituten, ziekenhuizen, medische kindertehuizen en psychiatrische klinieken. Op het terrein van justitie kan men denken aan instellingen voor kinderbescherming, behandeling onder Bijzondere Voorwaarden en reclassering. Op het terrein van het onderwijs kan men denken aan stages binnen de verzorgingsstructuur van het onderwijs (schooladvies-, c.q. begeleidingsdiensten, (clusters van) scholen voor speciaal onderwijs, landelijke pedagogische centra, CITO, SLO). Zij kunnen gericht zijn op de individuele problematiek van kinderen zoals die naar voren komt binnen het onderwijs en op de (systeem)problematiek van leerlinggroepen en onderwijsinstellingen als geheel. Procedure In het algemeen zullen studenten gebruik maken van de bestaande stagebank. Bij de verdeling en inrichting van deze stageplaatsen wordt de volgende procedure gehanteerd: Voor studenten die in september 2003 stage gaan lopen wordt een tweetal voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd. In november 2002 wordt algemene voorlichting gegeven over de gang van zaken bij het verwerven van stages. Eind januari 2003 vindt een tweede bijeenkomst plaats waarin het opstellen van sollicitatiebrieven aan de orde komt. In de loop van februari oriënteren studenten zich op stageplaatsen en maken zij een selectie. Deze selectie wordt besproken met de stagecoördinator, die toestemming geeft om te gaan solliciteren. Zodra de student uitsluitsel krijgt over haar/zijn verzoek om bij de betreffende instelling stage te gaan lopen neemt de student contact op met de stagecoördinator om de verdere procedure af te spreken. Een docent van de vakgroep wordt als begeleider toegewezen. Tussen vakgroep, stage-instelling en student wordt een formeel contract gesloten. Stagecontracten zijn te vinden op Studion of verkrijgbaar op het secretariaat van de vakgroep. Voor de inhoudelijke inrichting van de stage stelt de student een stagewerkplan op. Hierin geeft de student aan: duur en omvang van de stage; afspraken over de begeleiding; gestelde leerdoelen; geplande activiteiten. Het werkplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de begeleider van de instelling en de begeleidende docent van de vakgroep. Evaluatie en beoordeling van de stage zal plaatsvinden aan de hand van een stageverslag dat gebaseerd dient te zijn op het stagewerkplan. Richtlijnen voor het schrijven van het stageverslag zijn te vinden op Studion of verkrijgbaar bij het secretariaat. Studenten kunnen er ook voor kiezen zelf een stageplaats te zoeken. De stageplaats moet dan wel voldoen aan bepaalde criteria en ter goedkeuring aan de stagecoördinator worden voorgelegd. Richtlijnen hieromtrent zijn te vinden in de stageregeling van de vakgroep, verkrijgbaar bij het secretariaat. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 14,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent, afhankelijk van het onderwerp
246
Stage: Psychologie van arbeid, gezondheid en organisatie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW950136
Specialisatie(s):
SOV010601, T980601
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. R.D. de Jong (tel.nr. 2531375) (e-mail
[email protected]) dr. A. Bakker, drs. F. Engel, dr. P.J.M. Heiligers, dr. R.D. de Jong, dr. J. de Jonge, dr. P. Le Blanc, dr. M.D. den Ouden, dr. M. Peeters, drs. C.M.A.A. Potters, prof.dr. W.B. Schaufeli, dr. P.J.G. Schreurs
Docent(en):
Studiepunten: 12
Doel De stage kan omschreven worden als een periode waarin de student -bij voorkeur buiten de universiteitwerkzaam is als (leerling)psycholoog binnen een van de beroeps- of praktijkvelden van PAGO. Daarbij gaat het er om dat men leert systematisch en methodisch vraagstellingen te analyseren en te beantwoorden en dit in direct contact met de personen uit de doelgroep vorm te geven. Dit houdt m.n. in: ervaringen opdoen met en reflecteren over praktijkwerkzaamheden in het veld van de psychologie van arbeid en gezondheid in de meest brede zin van het woord; vanuit praktijkervaringen nadenken over de organisatie en structuur van de instelling waar de stagiaire werkzaam is; bestuderen van literatuur als ondersteuning van stagewerkzaamheden; integratie van theoretische kennis en praktische vaardigheden. Inhoud Er wordt een onderscheid gemaakt tussen praktijkstage en onderzoekstage. In het geval van een praktijkstage dienen de stagewerkzaamheden in principe tot het takenpakket te behoren van de psychologen die binnen de betreffende praktijkinstelling werkzaam zijn. Deze werkzaamheden worden door de stagiaire onder begeleiding van een op dit gebied ervaren functionaris (psycholoog) uitgevoerd. De onderzoekstage is in de eerste plaats bedoeld voor studenten, die een loopbaan als wetenschappelijk onderzoeker ambiëren. Onderlinge afstemming van de onderdelen stage, onderzoek en literatuurscriptie kan de efficiëntie van de studie ten goede komen. Voor de specifieke eisen raadplege men de beschrijving in de studiegids. De begeleiding wordt vooral op de stageplaats gegeven. Ook vanuit de capaciteitsgroep is er een docent die de stagiaire begeleidt (individueel of in kleine groepjes), of de contactpersoonfunctie onderhoudt (zie de brochure individuele onderdelen). Het is noodzakelijk om vooraf goedkeuring voor de stage te verkrijgen van de begeleider en van de stagecoördinator van PAGO. Dit gebeurt middels het opgaveformulier voor individuele, dat via de PC in E205 verkrijgbaar is. Het formulier moet door de student én de begeleider én de stagecoördinator van PAGO ondertekend worden. Let op: vrijwel alle stageplaatsen vereisen dat men overdag de meeste werkzaamheden verricht. Deeltijdstudenten die hierdoor in de problemen komen, kunnen contact opnemen met de stagecoördinator. Uitgebreide informatie over mogelijkheden, ingangseisen en regelingen m.b.t. de stages is te vinden in het hoofdstuk over stages in de brochure over de individuele onderdelen, die verkrijgbaar is op het secretariaat van de capaciteitsgroepen SOP (E209, CGZ). Bij de onderwijsbalie (E203, CGZ) ligt een klapper ter inzage waarin de stageplaatsen beschreven staan. Nadere informatie over een stageplaats kan men krijgen bij de in de klapper genoemde contactpersoon of begeleid(st)er. Bovendien kunnen via de onderwijsbalie alle stageverslagen van de laatste jaren geraadpleegd worden. Als schriftelijke informatie niet voldoende is kan men zich voor overleg over specifieke stagemogelijkheden binnen PAGO wenden tot de stagecoördinator.
247
Spreekuur coördinator: elke eerste en derde maandag van de maand. Afspraken kan men maken via het secretariaat van de capaciteitsgroep SOP, tel: 2534794. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 12,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent
248
Stage: Psychonomie, specialisatie biologische en neuropsychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code 200200027
Specialisatie(s):
SOV010102
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. H. Kunst (tel.nr. 2533418) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 12
N.B.: Inschrijving voor deze stage kan alléén van toepassing zijn voor studenten, die ingeschreven staan voor de specialisatie “Biologische en Neuropsychologie” (code H010102), en is dus niet relevant voor studenten, die ingeschreven staan voor de specialisatie “Cognitieve en Toegepaste Psychologie” (code H010103) of één van de oudere psychonomie-tracévarianten! Doel Het verwerven van praktijk- of onderzoekservaring inclusief het rapporteren van onderzoeks- of praktijkresultaten en -activiteiten op het terrein van de biopsychologie en/of neuropsychologie. Inhoud Het onder supervisie verrichten van werkzaamheden in het kader van een onderzoeksproject of bij het realiseren van toepassingen op het terrein van de bio- of neuropsychologie. Stages kunnen zowel intern als extern zijn. Interne stages zijn in het algemeen onderzoeksstages waarbij u meewerkt aan een onderzoeksproject van één van de medewerkers van de Capaciteitsgroep Psychonomie. Externe stages omvatten onderzoeks- en/of praktijkwerkzaamheden die vanuit de capaciteitsgroep Psychonomie worden gesuperviseerd. Hieronder vallen klinische stages in ziekenhuizen (zoals het UMC), revalidatieklinieken en andere instellingen op het gebied van de gezondheidszorg. Soms is het mogelijk om in aansluiting op een externe stage binnen dezelfde instelling een afstudeeronderzoek op te zetten. Hoe komt u aan een onderwerp en begeleiders voor een stage? Raadpleeg op internet het SLACcenboek met beschrijving van stagemogelijkheden (http://www.fss.uu.nl/psn/onderwijs). Daarin staat ook bij welke docenten u voor een bepaalde stage terecht kunt. Bovendien bevat het SLACcenboek alle richtlijnen die u met betrekking tot uw stage behoort te volgen. Nadat u het SLACcenboek heeft benut om informatie in te winnen over mogelijkheden en richtlijnen, moet u een afspraak maken met de SLAC-coördinator, dr. H. Kunst. Hij zal met u overleggen over uw plannen en u doorverwijzen naar één of meer docenten. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 12,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent − (afhankelijk van de stage)
249
Stage: Psychonomie, specialisatie cognitieve en toegepaste psychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code 200200028
Specialisatie(s):
SOV010103
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. H. Kunst (tel.nr. 2533418) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 12
N.B.: Inschrijving voor deze stage kan alléén van toepassing zijn voor studenten, die ingeschreven staan voor de specialisatie “Cognitieve en Toegepaste Psychologie” (code H010103), en is dus niet relevant voor studenten, die ingeschreven staan voor de specialisatie “Biologische en Neuropsychologie” (code H010102) of één van de oudere psychonomie-tracévarianten! Doel Het verwerven van praktijk- of onderzoekservaring inclusief het rapporteren van onderzoeks- of praktijkresultaten en -activiteiten op het terrein van de cognitieve en toegepaste psychologie. Inhoud Het onder supervisie verrichten van werkzaamheden in het kader van een onderzoeksproject of bij het realiseren van toepassingen op het terrein van de cognitieve en toegepaste psychologie. Stages kunnen zowel intern als extern zijn. Interne stages zijn in het algemeen onderzoeksstages waarbij u meewerkt aan een onderzoeksproject van één van de medewerkers van de Capaciteitsgroep Psychonomie. Externe stages omvatten onderzoeks- en/of praktijkwerkzaamheden die vanuit de capaciteitsgroep Psychonomie worden gesuperviseerd. Dat kunnen projecten zijn bij onderzoeksinstellingen (zoals TNO-Technische Menskunde), maar ook bij bedrijven (ICT, industriële vormgeving, voedselindustrie enz.). Hoe komt u aan een onderwerp en begeleiders voor een stage? Raadpleeg op internet het SLACcenboek met beschrijving van stagemogelijkheden (http://www.fss.uu.nl/psn/onderwijs). Daarin staat ook bij welke docenten u voor een bepaalde stage terecht kunt. Bovendien bevat het SLACcenboek alle richtlijnen die u met betrekking tot uw stage behoort te volgen. Nadat u het SLACcenboek heeft benut om informatie in te winnen over mogelijkheden en richtlijnen, moet u een afspraak maken met de SLAC-coördinator, dr. H. Kunst. Hij zal met u overleggen over uw plannen en u doorverwijzen naar één of meer docenten. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 12,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent, afhankelijk van de stage
250
Stage: Psychonomie, variant biopsychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980255
Specialisatie(s):
T981102
Opleiding(en): Coördinator:
EXTERN dr. J. van der Gugten (tel.nr. 2533038) (e-mail
[email protected]) dr. L. Groenink, dr. J. van der Gugten, Prof. dr. J.L. Kenemans, prof.dr. B. Olivier, prof.dr. M.N. Verbaten, dr. E.R. Volkerts
Docent(en):
Studiepunten: 12
Doel Het verwerven van praktijk- en onderzoekservaring, inclusief het rapporteren van onderzoeks- en praktijkresultaten en -activiteiten. Inhoud Het onder supervisie verrichten van werkzaamheden in het kader van een onderzoeksproject of bij het realiseren van toepassingen van biopsychologische kennis. Het maken van een verslag van die werkzaamheden. Hoe komt u aan een onderwerp en aan begeleiders voor uw stage? Op het secretariaat van de capaciteitsgroep Psychonomie is een boekwerk voorhanden met een beschrijving van stagemogelijkheden (het zgn. SLACcenboek, tevens beschikbaar op Internet: http://www.fss.uu.nl/psn/onderwijs). Daarin staat ook bij welke docenten u voor een bepaalde stage terecht kunt. Bovendien bevat het SLACcenboek alle richtlijnen die u met betrekking tot uw stage behoort te volgen. Nadat u het SLACcenboek heeft benut om informatie in te winnen over mogelijkheden en richtlijnen, moet u een afspraak maken met de SLAC-coördinator, dr. H. Kunst. Hij zal met u overleggen over uw plannen en u doorverwijzen naar één of meer docenten. Zie voor thema’s ook de beschrijving van het Afstudeeronderzoek: Psychonomie, variant biopsychologie (SW980278). Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 12,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent − (afhankelijk van de stage)
251
Stage: Psychonomie, variant cognitieve ergonomie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980256
Specialisatie(s):
T981104
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. I.M. Verstijnen (tel.nr. 2533356) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 12
Doel Het verwerven van praktijk- en onderzoekservaring, inclusief het rapporteren van onderzoeks- en praktijkresultaten en -activiteiten. Inhoud Het participeren in onderzoek op het terrein van de cognitieve ergonomie. De ergonomie richt zich op het afstemmen van een werkplek, een product, etc., en op de mogelijkheden en beperkingen van de gebruiker. In een stage kan het gaan om evaluatie van een bestaande werkplek, product, etc., of de ontwikkeling van een nieuwe werkplek. Stages kunnen zowel extern (i.e. bij bedrijven en onderzoeksinstellingen) als intern worden gevolgd. Onderwerpen zijn o.a. interfaces t.b.v. productontwikkeling, mens-computer interactie en in het algemeen het afstemmen van taken en functies van mensen en (hulp)middelen. Hoe komt u aan een onderwerp en aan begeleiders voor uw stage? Op het secretariaat van de vakgroep is een boekwerk voorhanden met een beschrijving van stagemogelijkheden (het zgn. SLACcenboek, tevens beschikbaar op Internet: http://www.fss.uu.nl/psn/onderwijs). Daarin staat ook bij welke docenten u voor een bepaalde stage terecht kunt. Bovendien bevat het SLACcenboek alle richtlijnen die u met betrekking tot uw stage behoort te volgen. Nadat u het SLACcenboek heeft benut om informatie in te winnen over mogelijkheden en richtlijnen, moet u een afspraak maken met de SLACcencoördinator, dr. H. Kunst. Hij zal met u overleggen over uw plannen en u doorverwijzen naar één of meer docenten. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 12,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent
252
Stage: Psychonomie, variant neuropsychologie Semester S1A.1 voltijd S1C.1 deeltijd
Code SW980258
Specialisatie(s):
T980903, T981103
Opleiding(en): Coördinator:
Psychonomie dr. W.A. van Loon-Vervoorn (tel.nr. 2533643) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en), dr. W.A. van Loon-Vervoorn
Docent(en):
Studiepunten: 12
N.B.: voor studenten van het tracé Psychogerontologie (T980903) geldt dat zij een stage van 14 studiepunten dienen te verrichten. Alle overige studenten moeten een stage van 12 studiepunten doen. Doel Het verwerven van praktijk- en onderzoekservaring, inclusief het rapporteren van onderzoeks- en praktijkresultaten en -activiteiten. Inhoud Het onder supervisie verrichten van werkzaamheden in het kader van een onderzoeksproject en/of participeren in de werkzaamheden van een instelling waar mensen met cognitieve functiestoornissen behandeld of verpleegd worden. Het maken van een verslag van die werkzaamheden. Voor studenten die de variant 'Neuropsychologie' volgen gaat het in principe om een externe stage. Externe stages omvatten doorgaans een participatiedeel en een onderzoeksdeel dat vanuit de vakgroep Psychonomie gesuperviseerd wordt. De probleemstellingen kunnen al naar gelang de interesses van de student en de mogelijkheden die het 'veld' biedt meer praktisch of meer theoretisch van aard zijn. Patiëntencategorieën waarbij o.a. onderzoek kan worden gedaan zijn: afasie, dementie, Korsakoffpatiënten (amnesie) en patiënten met frontaalkwablesies. Het onderzoek centreert zich rond taal, geheugen- en leesproblemen. De interne stages worden opgezet binnen lopende onderzoekprogramma's. Op het secretariaat van de vakgroep is een boekwerk voorhanden met een beschrijving van stagemogelijkheden (het SLACcenboek, ook beschikbaar op Internet: http://www.fss.uu.nl/psn/onderwijs). Daarin staat ook bij welke docenten u voor een bepaalde stage terecht kunt. Bovendien bevat het SLACcenboek alle richtlijnen die u met betrekking tot uw stage behoort te volgen. Nadat u het SLACcenboek heeft benut om informatie in te winnen over mogelijkheden en richtlijnen, moet u een afspraak maken met de SLACcoördinator, dr. H. Kunst. Hij zal met u overleggen over uw plannen en u doorverwijzen naar één of meer docenten. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 12,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent − afhankelijk van de stage
253
Stage/Afstudeeronderzoek: Sociale psychologie Trimester 1A - 3A voltijd
Code SW980332
Specialisatie(s):
SOV010502, SOV020502, SOV020503, T981502
Opleiding(en): Coördinator:
Sociale en Organisatiepsychologie dr. J.B.F. de de Wit (tel.nr. 2539189) (e-mail
[email protected]) Docenten van de capaciteitsgroep(en)
Docent(en):
Studiepunten: 21
Doel De onderzoeksstage dient als voorbereiding op een meer zelfstandig uit te voeren afstudeeronderzoek. In de onderzoeksstage doet de student onder begeleiding ervaring op met aspecten van het uitvoeren van empirisch wetenschappelijk onderzoek. De onderzoeksstage wordt afgerond met een verslag waarin de student de bevindingen van de onderzoeksstage beschrijft en bij voorkeur ook het eigen functioneren als onderzoeker evalueert. Het afstudeeronderzoek heeft als doel te leren zelfstandig te functioneren als onderzoeker. In het afstudeeronderzoek dienen alle aspecten van de empirische cyclus aan de orde te komen, te weten: probleemformulering, theoretische verdieping, onderzoeksgegevens verzamelen, gegevensverwerking en schriftelijke rapportage. Het afstudeeronderzoek sluit aan op de literatuurscriptie en de onderzoeksstage. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan hiervan afgeweken worden, na instemming van de begeleidende docent en de coördinator. Inhoud In de capaciteitsgroep Sociale en Organisatiepsychologie staat onderzoek naar het alledaagse sociale functioneren van mensen centraal. Dit sociale functioneren wordt onderzocht op diverse niveaus: het individu, dyades, groepen en organisaties. Het onderzoek dat binnen de capaciteitsgroep wordt uitgevoerd is zowel fundamenteel als toegepast, en omvat experimenteel en veldonderzoek. De bestudeerde onderwerpen en gehanteerde theoretische perspectieven zijn divers, maar benadrukken het belang van sociale invloed en sociaal-cognitieve processen. Inhoudelijke aandachtspunten zijn onder andere de rol van attitudes, normen en andere factoren in het verklaren van gedrag, de invloed van gewoontes en de automaticiteit van sociaal gedrag, de effectiviteit van persuasieve communicatie als gedragsveranderingstrategie, het functioneren en disfunctioneren van intieme relaties, het belang van sociale rechtvaardigheid voor het functioneren van mensen, leiderschap in groepen en organisaties, processen binnen en tussen groepen en sociale agressie. Bij het onderwijssecretariaat is een brochure verkrijgbaar met alle regelingen betreffende de individuele studieonderdelen van de hoofdrichting Sociale en Organisatie Psychologie. Het is noodzakelijk men voordat men begint met de individuele studieonderdelen de goedkeuring verkrijgt van de begeleidende docent en de coördinator. Dit geschiedt middels een opgavenformulier dat eveneens verkrijgbaar is bij de onderwijsbalie. Dit opgavenformulier dient voorafgaand aan de start van de individuele studieonderdelen te worden ingeleverd bij de onderwijsbalie. Werkvorm Individueel Toetsen Verslag: 100%, 21,00 punten, minimum cijfer 5,50 Verplicht studiemateriaal In overleg met docent
254
Deel C Onderwijs- en Examenregeling
Inhoudsopgave Deel C Onderwijs- en Examen regeling Psychologie ....................................................................................5 1. Algemeen............................................................................................................................................5 2. Propedeuse ........................................................................................................................................6 3. Postpropedeuse..................................................................................................................................7 4. Afleggen van tentamens .....................................................................................................................9 5. Tentamenuitslag ...............................................................................................................................11 6. Vrijstelling .........................................................................................................................................12 8. Vooropleiding....................................................................................................................................13 9. Studiebegeleiding .............................................................................................................................16 10. Deelname aan modulen..................................................................................................................16 11. Slot- en invoeringsbepalingen ........................................................................................................16 Bijlage: Overgangsregelingen...........................................................................................................18 Overgangsregeling: D1 - Ba .................................................................................................................18 Overgangsregeling: D2/3 - Ba ..............................................................................................................19
Onderwijs- en Examen regeling Psychologie Ex artikel 7.13 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).
1. Algemeen Artikel 1- Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de opleiding Psychologie. De opleiding wordt verzorgd binnen de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Artikel 2 - Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Stb. 1992, 593); b. student: hij/zij die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens van de opleiding; c. propedeuse: de propedeutische fase van de opleiding, als bedoeld in art. 7.8 van de wet; d. postpropedeuse: het gedeelte van de opleiding, dat volgt op de propedeuse; e. onderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding in de zin van de wet; f. practicum: een praktische oefening, als bedoeld in art. 7.13 van de wet, in een, of een combinatie van, van de volgende vormen: ¯ het maken van een scriptie, ¯ het maken van een werkstuk of een proefontwerp, ¯ het uitvoeren van een onderzoeksopdracht, ¯ het deelnemen aan veldwerk of een excursie, ¯ het doorlopen van een stage, ¯ het schrijven van een verslag over de verrichte werkzaamheden, ¯ of het deelnemen aan een andere onderwijsleeractiviteit, die gericht is op het bereiken van bepaalde vaardigheden. Artikel 3 - Doel van de opleiding Met de opleiding wordt beoogd de volgende eindtermen te bereiken: A. Inhoudelijke vorming 1. Basiskennis van en inzicht in het menselijk gedrag, inclusief de emotionele en cognitieve componenten daarvan, omvattend een algemene inleiding in de psychologie, alsmede een inleiding in de deeldisciplines functieleer, ontwikkelingspsychologie, persoonlijkheidsleer en sociale en organisatiepsychologie. 2. Basiskennis van en inzicht in de psychodiagnostiek, psychopathologie en interculturele psychologie. 3. Basiskennis van en inzicht in zowel de biologische grondslagen van het gedrag (inclusief die van de psychopathologie) als van sociale en maatschappelijke bepaaldheid ervan. 4. Basiskennis van en inzicht in de historische ontwikkelingen waaruit de huidige psychologie is voortgekomen, inclusief de filosofie, alsmede over hedendaagse stromingen binnen de psychologie. 5. Basiskennis van en inzicht in de methodologie van de psychologie als empirische wetenschap. Basiskennis van methoden voor data-analyse en de statistiek. 6. Gedetailleerde kennis van en inzicht in een van de afstudeertracés die de Utrechtse psychologieopleiding kent (c.q. van varianten daarvan in het geval van een vrij tracé). 7. Kennis van en inzicht in de ethische normen voor de beroepsuitoefening van psychologen. B. Praktische vorming 1. Ervaring met methoden van observatie en registratie van gedrag als methode van dataverzameling. 2. Ervaring met interview- en gesprekstechnieken als methode van dataverzameling. 5
3. Het met een redelijke mate van zelfstandigheid kunnen formuleren van onderzoeksvraagstellingen en ontwerpen van praktische uitvoerbare onderzoeksopzetten. 4. Vaardigheid in het toepassen van enkele kwantitatieve bewerkings- en analysetechnieken van verzamelde onderzoeksgegevens, o.a. met behulp van de computer. 5. Vaardigheid in het vinden van literatuur en het doen van literatuuronderzoek, o.a. met behulp van geautomatiseerde zoeksystemen alsmede in het kritische lezen van wetenschappelijke literatuur. 6. Vaardigheid en een redelijke mate van zelfstandigheid in wetenschappelijke verslaglegging, ofwel naar aanleiding van literatuuronderzoek, dan wel naar aanleiding van empirisch onderzoek (of de combinatie ervan). 7. Vaardigheid in het mondeling rapporteren. 8. Beheersing van specifieke vaardigheden behorend bij, of van belang voor de gekozen afstudeertracés (c.q. het gekozen afstudeertracé, inclusief het vrije tracé of samengesteld programma). C. Academische vorming a. Het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid van een universitair geschoold psycholoog. b. Een kritische instelling jegens feiten en redeneringen die onder de naam wetenschap in het algemeen en psychologie in het bijzonder wereldkundig worden gemaakt. c. Het vermogen om al dan niet in interdisciplinair verband aan de oplossing van wetenschappelijke of maatschappelijke vraagstukken te werken. d. Het inzicht in de aard en de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis. Artikel 4 - Voltijds / deeltijds De opleiding wordt voltijds verzorgd. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt het volgende: - Met ingang van het studiejaar 2009/2010 wordt de deeltijdse opleiding volledig opgeheven en is inschrijving als deeltijdstudent niet meer mogelijk. - Om het recht op inschrijving als deeltijdstudent te behouden, moet de student tot aan de datum van afstuderen onafgebroken als deeltijdstudent ingeschreven staan. - Zij-instroom en herinschrijving in de deeltijdopleiding is niet mogelijk. Artikel 5 - De examens van de opleiding In de opleiding kunnen de volgende examens worden afgelegd: - het afsluitend examen. Met ingang van 1 september 2003 wordt geen gelegenheid meer geboden het propedeutisch examen af te leggen. Studenten die op 31 augustus 2003 het propedeutisch examen niet hebben behaald, stappen over naar de bacheloropleiding Tot 1 september 2009 wordt aan degenen die het propedeutisch examen hebben behaald, de gelegenheid geboden het afsluitend (= doctoraal) examen af te leggen. De leiding van het onderwijsinstituut kan bepalen dat het onderwijs en het tentamen voor een of meer onderdelen wordt vervangen door een overeenkomstige cursus van de bacheloropleiding.
2. Propedeuse Artikel 6 Het propedeuseprogramma is in het studiejaar 2001/2002 voor het laatst aangeboden. Met ingang van september 2002 is gestart met het bachelorprogramma. De propedeuse omvatte 42 studiepunten en bestond uit de volgende onderdelen:
6
1. Inleiding en Verdieping Psychologie (IVP) bevattende: - IVP 1: overzicht (4½ sp) - IVP 2: Functieleer (3½ sp) - IVP 3: Ontwikkelingspsychologie (3½ sp) - IVP 4: Persoonlijkheidsleer (3½ sp) - IVP 5: Sociale en organisatie psychologie (3½ sp) - IVP 6: Psychologie en gezondheid (3½ sp) 2. Biologische grondslagen van gedrag 3. Maatschappelijke grondslagen van gedrag 4. Methoden en statistiek bevattende: - Onderzoeksmethoden voor psychologie (4 sp) - Statistiek propedeuse Psychologie 1 en 2 (4 sp) 5. Onderzoekspracticum psychologie
(22 sp)
(4 sp) (4 sp) (8 sp)
(4 sp)
3. Postpropedeuse Artikel 7 - Samenstelling A. Voor studenten die voor september 2000 met de studie zijn aangevangen: De postpropedeuse omvat 126 studiepunten en bestaat uit de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast: Eerste doctoraaljaar a. Vervolginleidingen in de psychologie op het gebied van functieleer, ontwikkelingspsychologie, persoonlijkheidsleer en sociale en organisatiepsychologie (14 studiepunten) b. Inleiding in de psychopathologie en psychologische diagnostiek (7 studiepunten) c. Methoden en technieken in de psychologie en statistiek, tweede jaar (7 studiepunten) d. Leeronderzoek en studiebegeleiding (14 studiepunten) Tweede en derde doctoraaljaar De in de postpropedeuse opgenomen afstudeerfase omvat een tracé Psychologie met een omvang van 70 studiepunten en keuze vakken met een omvang van 14 studiepunten. De voltijdse opleiding Psychologie omvat de volgende tracés: a. klinische psychologie en gezondheidspsychologie - cursorisch aanbod (35 studiepunten) - individuele studie-onderdelen (35 studiepunten) - vrije keuzeruimte (14 studiepunten) b. ontwikkelingspsychologie - cursorisch aanbod ( 35 studiepunten) - individuele studie-onderdelen (35 studiepunten) - vrije keuzeruimte (14 studiepunten) c. organisatiepsychologie - cursorisch aanbod (42 studiepunten) - individuele studie-onderdelen (28 studiepunten) - vrije keuzeruimte (14 studiepunten) d. sociale psychologie - cursorisch aanbod (42 studiepunten) - individuele studie-onderdelen (28 studiepunten) - vrije keuzeruimte (14 studiepunten) e. psychologie van arbeid, gezondheid en organisatie - cursorisch aanbod (42 studiepunten) - individuele studie-onderdelen (28 studiepunten) - vrije keuzeruimte (14 studiepunten) 7
f. psychonomie - cursorisch aanbod (35 studiepunten) - individuele studie-onderdelen (35 studiepunten) - vrije keuzeruimte (14 studiepunten) De deeltijdopleiding psychologie omvat de volgende tracés: g. klinische psychologie en gezondheidspsychologie (deeltijdtracé) - cursorisch aanbod (35 studiepunten) - individuele studie-onderdelen (35 studiepunten) - vrije keuzeruimte (14 studiepunten) h. ontwikkelingspsychologie - cursorisch aanbod (35 studiepunten) - individuele studie-onderdelen (35 studiepunten) - vrije keuzeruimte (14 studiepunten) i. psychologie van mensen en groepen in organisaties (deeltijdtracé) - cursorisch aanbod (35 studiepunten) - individuele studie-onderdelen (35 studiepunten) - vrije keuzeruimte (14 studiepunten) B. Voor studenten die met ingang van september 2000 0f september 2001 met de studie zijn aangevangen: De postpropedeuse omvat 126 studiepunten en omvat de volgende onderdelen met de daarbij vermelde studielast. De postpropedeuse omvat een tweede deel basisfase (trimester 1 en 2 tweede studiejaar) en een hoofdrichting en specialisatiefase (trimester 3 tweede studiejaar tot en met derde trimester vierde studiejaar) Tweede deel basisfase a. Hulpwetenschappen van de psychologie, zijnde wetenschapsfilosofie en geschiedenis van de psychologie en perspectieven op psychopathologie (7 sp) b. Methoden en technieken in de psychologie en statistiek, tweede jaar, zijnde methoden en statistiek D1, testtheorie en psychologische diagnostiek (10 sp) c. Leeronderzoek en trainingen (11 sp) Hoofdrichtingen en specialisaties a. Hoofdrichting Klinische en Gezondheidspsychologie Specialisatie Gezondheidspsychologie ¯ cursorisch aanbod (49 sp) ¯ individuele studie-onderdelen (35 sp) ¯ vrije keuzeruimte (14 sp) Specialisatie Klinische Psychologie ¯ cursorisch aanbod (49 sp) ¯ individuele studie-onderdelen (35 sp) ¯ vrije keuzeruimte (14 sp) b. Hoofdrichting Ontwikkelingspsychologie Specialisatie Ontwikkelingsprocessen ¯ cursorisch aanbod (49 sp) ¯ individuele onderdelen (35 sp) ¯ vrije keuzeruimte (14 sp) Specialisatie Problematische ontwikkeling ¯ cursorisch aanbod (49 sp) ¯ individuele onderdelen (35 sp) ¯ vrije keuzeruimte (14 sp)
8
c. Hoofdrichting Psychonomie Specialisatie Bio- en neuropsychologie ¯ cursorisch aanbod (49 sp) ¯ individuele studie-onderdelen (35 sp) ¯ vrije keuzeruimte (14 sp) Specialisatie Cognitieve Psychologie en Ergonomie ¯ cursorisch aanbod (49 sp) ¯ individuele studie-onderdelen (35 sp) ¯ vrije keuzeruimte (14 sp) d. Hoofdrichting Sociale en organisatiepsychologie Specialisatie Organisatiepsychologie ¯ cursorisch aanbod (49 sp) ¯ individuele studie-onderdelen (35 sp) ¯ vrije keuzeruimte (14 sp) Specialisatie Sociale Psychologie ¯ cursorisch aanbod (49 sp) ¯ individuele studie-onderdelen (35 sp) ¯ vrije keuzeruimte (14 sp) e. Combinatierichting Psychologie van Arbeid, Gezondheid en Organisatie ¯ cursorisch aanbod (56 sp) ¯ individuele studie-onderdelen (28 sp) ¯ vrije keuzeruimte (14 sp)
4. Afleggen van tentamens Artikel 8 - Volgorde tentamens 8.1 Het behaald hebben van de propedeuse psychologie biedt onvoorwaardelijke toelating tot het doctoraal psychologie. Studenten die de propedeuse niet behaald hebben worden, tenzij zij onder het genoemde in artikel 8.2 vallen, toegelaten tot onderdelen van het doctoraal mits zij voldaan hebben aan de voor die onderdelen gestelde inhoudelijke cumulatie-eisen. 8.2 Studenten die 25 of meer, maar minder dan 32 studiepunten hebben behaald kunnen worden toegelaten tot specifieke onderdelen (en tentamens) van het eerste doctoraaljaar onder de conditie dat de student een toelatingscontract opstelt met een door de opleiding aangewezen studiebegeleider. Voor studenten die voor 1 september 2000 met de propedeuse psychologie zijn gestart geldt een ondergrens van 21 studiepunten. In dit toelatingscontract wordt vastgelegd: - welke onderdelen van het eerste doctoraaljaar de student mag volgen - wanneer nog niet behaalde onderdelen van de propedeuse opnieuw gevolgd, dan wel opnieuw herkanst worden. 8.3 Om onvoorwaardelijk toegelaten te worden tot de onderdelen van het tweede en derde doctoraaljaar dient de student die na 31 augustus 1996 zijn studie heeft aangevangen tenminste de propedeuse Psychologie te hebben behaald. 8.4 Onderdelen van het tweede en derde doctoraaljaar zijn voor studenten van andere opleidingen oegankelijk mits zij in het bezit zijn van een propedeusediploma en voldoen aan eventuele nadere toelatingsvoorwaarden die aan deze studenten per onderdeel gesteld worden. 8.5 De examencommissie kan in de volgende gevallen de student op zijn verzoek gedurende een periode van één studiejaar toegang verlenen tot het afleggen van een of meer onderdelen van het tweede en derde doctoraaljaar, voordat hij het propedeutische examen met goed gevolg heeft afgelegd: * de student heeft door een niet studeerbaar programma het propedeutische examen niet behaald en niet toelaten tot het tweede en derde doctoraaljaar belemmert een normale studievoortgang van de student * de student heeft door vrijstellingen een individueel studieprogramma en niet-toelaten tot het tweede en derde doctoraaljaar belemmert een normale studievoortgang van de student * afwijzing zou leiden tot een bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard. 8.6 In het doctoraal Psychologie kunnen aan alle onderwijsonderdelen toelatingseisen worden gesteld. Deze eisen moeten vermeld worden bij de betreffende cursusbeschrijvingen in de studiegids.
9
Artikel 9 - Tijdvakken en frequentie tentamens Tijdens de cursus van een onderdeel wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt. Hij wordt daarbij geadviseerd over zijn deelneming aan de cursus en over de voortgang van zijn studie. Het oordeel over een toets is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager. Onvoldoenden worden uitsluitend in gehele getallen uitgedrukt. Voldoenden, dus cijfers 6 of hoger, kunnen ook in x,5 worden uitgedrukt. Indien een eindcijfer uit decimalen bestaat, dan geldt het volgende Onvoldoende: 0,00 - 0,49 = 0 0,50 - 1,49 = 1 1,50 - 2,49 = 2 2,50 - 3,49 = 3 3,50 - 4,49 = 4 4,50 - 5,49 = 5 Voldoende: 5,50 - 6,24 = 6 6,25 - 6,74 = 6½ 6,75 - 7,24 = 7 7,25 - 7,74 = 7½ 7,75 - 8,24 = 8 8,25 - 8,74 = 8½ 8,75 - 9,24 = 9 9,25 - 9,74 = 9½ 9,75 - 10 = 10 als een volgende decimaal op 5 of hoger uitkomt, dan wordt naar boven afgerond; als een volgend decimaal op 4 of lager uitkomt, dan wordt naar beneden afgerond. Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen tijdens de cursus heeft voldaan, maar hem niettemin als eindcijfer tenminste een 5 is toegekend, wordt hij in de gelegenheid gesteld een aanvullende toets af te leggen. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt een student die niet heeft voldaan aan de in dat lid vermelde voorwaarden op diens verzoek een aanvullende toets aangeboden, indien naar de mening van de directeur van het onderwijsinstituut psychologie, sprake is van één van de volgende situaties: − overmacht door ziekte, bijzondere familieomstandigheden, zwangerschap, handicap of chronische ziekte − afwijzing leidt tot een bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard Artikel 10 - Vorm van de tentamens 1. De tentamens van de onderdelen, genoemd in art.6 en art.7, worden schriftelijk afgelegd, tenzij bij de beschrijving van het betreffende onderdeel in de studiegids anders is gesteld. 2. Aan lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten wordt de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele handicap aangepaste wijze af te leggen. De examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. 3. In geval studenten tijdens een tentamen een woordenboek willen raadplegen, dient hiervoor vooraf schriftelijke toestemming door de examencommissie verleend te worden. Deze schriftelijke toestemming dient meegenomen te worden naar het tentamen.
10
Artikel 11 - Mondelinge tentamens 1. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getentamineerd, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. 2. Het mondeling afnemen van een tentamen is openbaar indien de student dat wenst.
5. Tentamenuitslag Artikel 12 - Vaststelling en bekendmaking tentamenuitslag 1. De examinator stelt terstond na het afnemen van een mondeling tentamen de uitslag vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. 2. De examinator stelt de uitslag van een op andere wijze dan mondeling af te leggen tentamen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie werkweken na de dag waarop het is afgelegd vast, en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijk bewijsstuk omtrent de uitslag aan de student. De administratie van de faculteit draagt ervoor zorg dat de uitslag schriftelijk en/of elektronisch uiterlijk vijf weken na het tentamen aan de student bekend kan zijn. De uitslag van de tentamens die worden afgenomen in de maand augustus dient binnen tien werkdagen vastgesteld te zijn. 3. Op de schriftelijke verklaring omtrent de uitslag van een tentamen wordt de student gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het college van beroep voor de examens. Artikel 13 - Geldigheidsduur De geldigheidsduur van deeltoetsen is beperkt tot het studiejaar waarin de deeltoets is behaald. De geldigheidsduur van volledig behaalde cursussen is onbeperkt. In afwijking hiervan kan de examencommissie voor een cursus waarvan de toets(en) langer dan 10 jaar geleden is (zijn) behaald, een aanvullende dan wel een vervangende toets opleggen. Artikel 14 - Inzagerecht 1. Gedurende tenminste vier weken na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn/haar verzoek inzage in het beoordeelde werk. Tevens wordt hem/haar op zijn/haar verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van zijn/haar antwoorden. 2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belangstellende kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. 3. De examencommissie kan bepalen, dat de inzage of de kennisneming geschiedt op een vaste plaats en op tenminste twee vaste tijdstippen. Indien de betrokkene aantoont door overmacht verhinderd te zijn of te zijn geweest op een aldus vastgestelde plaats en tijdstip te verschijnen, wordt hem/haar een andere mogelijkheid geboden, zo mogelijk binnen de in het eerste lid genoemde termijn. 4. Elk tentamen kent een individuele dan wel plenaire nabespreking van het tentamen (in het geval van individuele werkstukken, opdrachten of papers betreft het individuele feedback). 5. Voor elk tentamen wordt, op verzoek van de student, een representatief oefententamen beschikbaar gesteld.
11
6. Vrijstelling Artikel 15 - Vrijstelling van tentamens De examencommissie kan vrijstelling verlenen van een tentamen van een in art. 6 respectievelijk art. 7 genoemd onderdeel. In het hierna volgende zijn de standaardregelingen opgenomen. De examencommissie kan op een daartoe strekkend verzoek van een examinandus met betrekking tot een door hem af te leggen tentamen een of meer gehele of gedeeltelijke vrijstellingen van de af te leggen tentamens verlenen op grond van door hem tijdens een opleiding opgedane kennis of ervaring dan wel van door hem in ander verband reeds verrichte werkzaamheden. De student die meerdere tracés/hoofdrichtingen/specialisaties volgt dient aan alle onderdelen van de beide tracés/hoofdrichtingen/specialisaties te voldoen. Het is zonder toestemming van de examencommissie niet mogelijk om voor onderdelen gedaan in een tracés/hoofdrichtingen/specialisaties psychologie, op grond daarvan in een ander tracés/hoofdrichtingen/specialisaties psychologie vrijstelling te verkrijgen. I. Vrijstellingen op grond van een propedeutisch examen in de Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht Studenten die voor 1 september 2000 met de Verkorte Opleiding Algemene Sociale Wetenschappen, Onderwijskunde, Sociologie, Culturele Antropologie of Pedagogiek een propedeusediploma hebben behaald en aan de opleiding Psychologie willen beginnen zullen individueel worden ingepast. II. Vrijstellingen op grond van een bachelorsdiploma van het University College of Utrecht. vrijstelling voor: inleiding en verdieping in de psychologie 1: overzicht (4,5 sp) inleiding en verdieping in de psychologie 2: functieleer (3,5 sp) inleiding en verdieping in de psychologie 5: sociale en organisatiepsychologie, deel sociale psychologie (1,75 sp) Maatschappelijke grondslagen van gedrag (4 sp) onderzoeksmethoden voor psychologie propedeuse (4 sp) statistiek propedeuse (4 sp) statistiek D1(2 sp) gecontextualiseerde statistiek en methoden voor psychologie (2 sp) MvO: overzicht multivariate analyse SOP (3,5 sp), KPG (4 sp), MvO: analyse van ontwikkelingspsychologische processen (7 sp) cognitieve neurowetenschappen (7 sp) brein en perceptie (7 sp) psychologie van de multiculturele samenleving (7 sp) vrije keuzevakken (14 sp)
indien afgerond: introduction to psychology introduction to cognitive science social psychology een cursus sociologie of culturele antropologie methods and statistics I
methods and statistics II
cognitive neuroscience I: an introduction cognitive neuroscience II: from perception to action cross-cultural psychology diploma UC
III. Vrijstellingen op basis van het behalen van de propedeuse Psychologie aan de Universiteit van Utrecht naar de overgang van de Bachelors/Masters structuur. Voor studenten die overstappen naar de bachelorstructuur is een overgangsregeling gemaakt, zie bijlage. 12
IV. Overige opleidingen Studenten met een getuigschrift of diploma dat niet genoemd is onder I en II worden individueel ingepast. Dit geldt bijvoorbeeld voor studenten die met goed gevolg een doctoraalexamen hebben afgelegd bijvoorbeeld studenten die buiten de faculteit Sociale Wetenschappen een propedeusediploma hebben behaald. De examencommissie zal bij de inpassing vrijstelling geven voor studieonderdelen die naar het oordeel van de examencommissie qua niveau, inhoud en tijdsinvestering overeenkomen met studie-onderdelen uit de opleiding Psychologie. Studenten met een kandidaatsdiploma oude stijl in de Psychologie krijgen rechtstreeks toelating tot het doctoraalexamen Psychologie.
7. Examens Artikel 16 - Tijdvakken en frequentie afleggen examens 1. Tot het afleggen van het propedeuse-examen wordt één keer per maand de gelegenheid geboden. Tot het afleggen van het afsluitende examen wordt één keer per maand de gelegenheid geboden.* *De buluitreiking vindt één keer per maand plaats, met uitzondering van de maanden juli en augustus. 2. De beoordeling door de examencommissie of de kandidaat geslaagd is voor het propedeutische examen maakt onderdeel uit van het propedeutische examen. De datum waarop de examencommissie beslist of de kandidaat is geslaagd, is de formele examendatum. De beoordeling door de examencommissie of de kandidaat geslaagd is voor het afsluitende examen maakt onderdeel uit van het afsluitend examen. De datum waarop de examencommissie beslist of de kandidaat is geslaagd, is de formele examendatum. Op verzoek van de kandidaat echter kan de datum waarop de laatste studieprestatie is verricht, aangemerkt worden als formele examendatum. Artikel 17 - Uitslag examen De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student voldoende bewijzen overlegt van door hem/haar behaalde tentamens.
8. Vooropleiding Artikel 18 - Wiskundedeficiëntie en wiskunde-eis Teneinde aan het onderwijsprogramma van de propedeuse deel te mogen nemen en om het propedeutisch examen van een van de opleidingen van de Faculteit Sociale Wetenschappen te mogen afleggen moet voldaan zijn aan de voorwaarde dat de kennis van wiskunde op voldoende niveau is. In onderstaande tabel kunt u aflezen wanneer dat wel of niet het geval is.
13
VOOROPLEIDING
TOELATINGSRECHTEN TOT ALLE OPLEIDINGEN van de Faculteit Sociale Wetenschappen c.q. het afleggen van het propedeutisch examen
AANVULLENDE EIS WISKUNDE
I - Gymnasium A + B (oude en experimentele stijl) - HBS A + B - Een afsluitend examen Open Universiteit - Een universitair doctoraal of ingenieursdiploma - Een propedeusediploma in de sociale wetenschappen van een universiteit (ook Open Universiteit)
Rechtstreeks toegang tot (het afleggen van het Propedeutisch Examen van) alle opleidingen van de Faculteit Sociale Wetenschappen d.w.z. geen aanvullende eisen
Geen aanvullende toets (1)
II - Gymnasium A + B (Nieuwe stijl) - Atheneum A + B - Ongedeeld VWO - Staatsexamen VWO - Ongedeeld Atheneum - Ongedeeld Gymnasium - Buitenlands VWO
Rechtstreeks toegang tot (het afleggen van het Propedeutisch Examen van) alle opleidingen van de Faculteit Sociale Wetenschappen, mits in het eindexamenpakket wiskunde I, of wiskunde A of wiskunde B
Indien wiskunde geen deel heeft uitgemaakt van het examenpakket zoals op het eindexamendiploma vermeld, dan aanvullende toets wiskunde afleggen (2)
III - Propedeuse HBO - Eindexamen HBO - Een propedeuse diploma van een universiteit, niet in de sociale wetenschappen (ook Open Universiteit) - Akte Middelbare Opleiding A of B
Rechtstreeks toegang tot (het afleggen van het Propedeutisch Examen van) alle opleidingen van de Faculteit Sociale Wetenschappen, mits aantoonbaar dat wiskunde van voldoende niveau in (voor)-opleiding is gevolgd
Aanvullende toets wiskunde, behalve indien in bezit van HAVO-diploma met minimaal cijfer 6 voor wiskunde, of einddiploma HEAO of HTS of MO-B Pedagogiek, of HKP of Eerste graads lerarenopleiding Pedagogiek
IV - Wiskunde als extra vak VWO: niet meetellend voor het gemiddeld eindexamencijfer
Indien het eindexamencijfer 5 of hoger is, dan wordt men vrijgesteld van de verplichte toets aanvullende wiskunde
Indien als cijfer minder dan 5 is behaald voor het 8ste of 9de vak, is een aanvullende toets wiskunde vereist (2)
Zie I
Zie I
V - Wiskunde als extra (8ste of 9de) vak VWO: meetellend voor het gemiddeld eindexamencijfer
VII - Is men jonger dan 21 jaar èn heeft men geen vooropleiding zoals genoemd onder I t/m IV genoten, dan heeft men geen toelating tot welke universitaire opleiding dan ook. (1) Indien men sinds het behalen van één van deze diploma's niets meer aan wiskunde heeft gedaan, dan wordt men dringend aangeraden een cursus aanvullende wiskunde te volgen bij het James Boswell Instituut, Bijlhouwerstraat 6, 3511 ZC UTRECHT (030-2538666) (2) Het James Boswell Instituut, zie onder (1), verzorgt voor de faculteit het afnemen van deze toets wiskunde. Men kan er ook een onderwijscursus aanvullende wiskunde volgen. Nadere informatie bij het James Boswell Instituut.
14
Vervangende eisen deficiënties vooropleiding Deficiënties in de vooropleiding m.b.t. het vak wiskunde worden vervuld door het met goed gevolg afleggen van de toets Wiskunde-A, afgenomen door het James Boswell Instituut te Utrecht. Artikel 19 - Equivalente vooropleiding De volgende diploma's van secundair c.q. voorbereidend wetenschappelijk onderwijs geven toegang tot de opleiding, onverminderd het bepaalde in artikel 18: ¯ Hogere Beroeps Opleiding ("oude stijl") die niet verkregen zijn o.g.v. de WHW/WHBO; ¯ Diploma kleuterleidster met applicatiecursus tot volledig bevoegd onderwijzer; ¯ Einddiploma of Kandidaatsdiploma Wetenschappelijk Onderwijs, die niet verkregen zijn o.g.v. de WHW/WWO; ¯ Diploma Gymnasium / HBS ("oude stijl"); ¯ Einddiploma Hogere Beroeps Opleiding op het terrein van de gezondheidszorg, die onder het Ministerie van WVC vallen; ¯ Einddiploma KMA; ¯ Akte Middelbare Opleiding - A; ¯ Akte Middelbare Opleiding - B; ¯ Diploma van een Propedeutisch Examen of een Propedeuse-verklaring van de Open Universiteit; ¯ Internationaal Baccalaureaat; ¯ Getuigschrift van Maatschappelijk Assistent van het Sociaal Hoger Onderwijs (kort type met volledig leerplan), uitgereikt door een School van Maatschappelijk Dienstbetoon (België); ¯ Getuigschrift Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs, of een daarmee overeenkomend getuigschrift van een landsexamen (Nederlandse Antillen); ¯ Akte van bekwaamheid als volledig bevoegd onderwijzer (Nederlandse Antillen); ¯ Getuigschrift van de Antilliaanse Hogere Technische School (Nederlandse Antillen); ¯ Getuigschrift Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (Suriname); ¯ Akte van bekwaamheid als volledig bevoegd onderwijzer (Suriname). Indien de student beschikt over een in het buitenland behaald diploma en toegang heeft tot de opleiding, dient tot genoegen van de examencommissie het bewijs geleverd worden van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht volgen van het onderwijs en het afleggen van tentamens. Artikel 20 - Colloquium Doctum Bij het toelatingsonderzoek, als bedoeld in art. 7.29 van de wet, worden de volgende eisen gesteld: a. Nederlands b. Engels c. Wiskunde Aan de eisen inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal, de Engelse taal en Wiskunde wordt voldaan door het met goed gevolg afleggen van de toetsen Nederlands, Engels en Wiskunde-A afgenomen door het James Boswell Instituut te Utrecht. Tevens is voldaan aan de eis inzake voldoende beheersing van het Nederlands indien het Nederlands als Tweede Taal examen niveau II (NT2 niveau II) met goed gevolg is afgesloten.
15
9. Studiebegeleiding Artikel 21 - Studievoortgang en studiebegeleiding 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een zodanige registratie van de studieresultaten, dat tenminste eenmaal per half jaar aan elke student een overzicht verschaft kan worden van de door hem/haar behaalde resultaten in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding. 2. De opleiding draagt zorg voor studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven. Deze studiebegeleiding houdt in: a. Individuele advisering over mogelijke studiewegen in en buiten de opleiding, mede met het oog op beroepsmogelijkheden; b. Het bevorderen van de motivatie en de binding van studenten aan de opleiding; c. Het monitoren van de studievoortgang van de studenten en zorgdragen voor advies en begeleiding bij eventuele studievertraging; d. Het bieden van verwijzing en hulp bij door studenten ervaren moeilijkheden tijdens de studie; e. Het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van studievaardigheden en de professionele kwaliteiten van studenten.
10. Deelname aan cursussen Artikel 22 - deelname aan cursussen Alle in de studiegids vermelde cursussen dienen doorgang te vinden. Bij een deelname van minder dan 25 studenten kan het Opleidingsbestuur in overleg met de coördinator het onderwijs in een andere werk- en beoordelingsvorm aanbieden, het voltijd onderwijs samenvoegen met het deeltijd onderwijs, dan wel een vervangend moduul aanbieden. De opleiding dient ervoor zorg te dragen dat studenten hierdoor in hun studievoortgang niet gehinderd worden en draagt zorg voor tijdige en zorgvuldige informatie aan en communicatie met de betreffende studenten. In de studiegids staat vermeld welke cursussen een beperkte capaciteit hebben. Deelneming vindt plaats conform de plaatsingsregels van het onderwijsinstituut, zoals gepubliceerd in het opleidingsstatuut.
11. Slot- en invoeringsbepalingen Artikel 23 - Wijziging 1. Wijzigingen in deze regeling worden bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Geen wijzigingen vinden plaats die van toepassing zijn op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Wijzigingen kunnen voorts niet ten nadele van de studenten van invloed zijn op: - de goedkeuring die krachtens art. 6 of art. 7 is verkregen; - enig andere beslissing, welke krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. 4. Studenten die menen te zijn benadeeld door wijzigingen in de regeling kunnen zich richten tot de facultaire klachtencoördinator. Artikel 24 - Bekendmaking 1. Het faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regelen en richtlijnen die door de examencommissie zijn vastgesteld, alsmede van wijzigingen van deze stukken. 2. Elke belangstellende kan op het faculteitsbureau, bij de afdeling Onderwijs- en Studentenzaken, een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen.
16
Artikel 25 - Omrekening studieresultaten 'oude stijl' De examencommissie stelt, op verzoek van de student, de waarde van diens vóór de inwerkingtreding van de wet behaalde studieresultaten vast in studiepunten t.b.v. een volgens deze onderwijs- en examenregeling af te leggen examen. Artikel 26 - Inwerkingtreding Deze Onderwijs- en Examenregeling treedt in werking op 1 september 2003 Aldus vastgesteld bij besluit van de Decaan van de Faculteit Sociale Wetenschappen, Utrecht, april 2003.
17
Bijlage: Overgangsregelingen Overgangsregeling: D1 - Ba Ter toelichting: stp = studiepunt (40 studiebelastingsuren per studiepunt) ECTS = European Credit Transfer System (28 studiebelastingsuren per ECTS) sbu = studiebelastingsuren De overgangsregelingen zijn geldig tot en met 31 augustus 2004. Nog afronden binnen het D1: Dan volgen in de Bachelor: Opmerkingen: Wetenschapsfilosofie, geschiedenis Vrije keuze. De ontbrekende 160 sbu invullen en cultuur van de psychologie, 4 stp met vrije keuze. (160 sbu) Perspectieven op psychopathologie, 3 Biopsychosociale perspectieven op De overtollige 90 sbu gebruiken stp psychopathologie, 7,5 ECTS (210 sbu) in de vrije ruimte. (120 sbu) Psychologische diagnostiek en Grondslagen van de Psychologische De ontbrekende 30 sbu invullen testtheorie, 6 stp (240 sbu) Diagnostiek en testtheorie, 7,5 ECTS met vrije keuze. (210 sbu) Psychologische diagnostiek en Grondslagen van de Psychologische De ontbrekende 15 invullen met testtheorie, deel psychologische Diagnostiek en testtheorie: deel vrije keuze. diagnostiek, 3 stp (120 sbu) grondslagen van de psychologische diagnostiek 3,75 ECTS (105 sbu). N.B. Deze overgangsregeling is geldig tot en met 31-08-2004. Psychologische diagnostiek en Grondslagen van de psychologische De ontbrekende 15 invullen met testtheorie, deel testtheorie, 3 stp (120 diagnostiek en testtheorie: deel vrije keuze. sbu) testtheorie 3,75 ECTS (105 sbu). N.B. Deze overgangsregeling is geldig tot en met 31-08-2004. Statistiek D1, 2 stp (80 sbu)* In de loop van het academisch jaar 2003-2004 zijn er twee mogelijkheden om SD1 te herkansen. N.B. Deze overgangsregeling is geldig tot en met 31-08-2004, hierna geldt de bachelorcursus M&S2 als overgangsregeling. Gecontextualiseerde statistiek en Vrije keuze. De 80 sbu die een student nu methoden, 2 stp (80 sbu) tekort komt moet worden ingevuld met vrije keuze. Leeronderzoek, 8 sp (320 sbu) Er komt in 2003-2004 een extra De eventueel overtollige 100 sbu mogelijkheid om het leeronderzoek te gebruiken in de vrije ruimte. volgen. N.B. Deze overgangsregeling is geldig tot en met 31-08-2004, hierna moet het Bacheloronderzoek I en II (15 ECTS; 420 sbu) worden gevolgd. Training SPSS, 1,5 stp (60 sbu) De training SPSS kan worden ingehaald bij één van de andere opleidingen. Berichtgeving hierover volgt. Training onderzoeksvaardigheden, 1,5 Er komt in 2003-2004 een extra De eventueel ontbrekende of stp mogelijkheid om de trainingen te overtollige sbu invullen met vrije (60 sbu) volgen. N.B. Deze overgangsregeling keuze dan wel gebruiken in de is geldig tot en met 31-08-2004, vrije ruimte. hierna zullen delen van het Practicum Onderzoeksvaardigheden moeten worden gevolgd * er geldt: Methoden van Onderzoek + SP1 + SP2 + SD1 = M&S1 + M&S2
18
Overgangsregeling: D2/3 - Ba Ter toelichting: stp = studiepunt (40 studiebelastingsuren per studiepunt) ECTS = European Credit Transfer System (28 studiebelastingsuren per ECTS) sbu = studiebelastingsuren N.B. De overgangsregelingen zijn geldig tot en met 31 augustus 2004. Nog afronden binnen het doctoraal: Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding, 7 stp (280 sbu)
Dan volgen in de Bachelor (soms in de master): Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Sociale en Organisatiepsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) en Adviesvaardigheden, coaching en begeleiding, 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus Communicatievaardigheden in beroepssituaties: Ontwikkelingspsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Gedrag en farmaca, 7,5 ECTS (210 sbu)
Basisvaardigheden in de ontwikkelingspsychologische praktijk, 7 stp (280 sbu) Biopsychologie: stress en farmaca, 7 stp (280 sbu) Brein en perceptie, 7 stp (280 Perceptie en actie , 7,5 ECTS (210 sbu) sbu) Cognitieve ergonomie, 7 stp (280 Toegepaste cognitieve psychologie , 7,5 sbu) ECTS (210 sbu) en Toegepaste cognitieve psychologie II, 7,5 ECTS (210 sbu) (MA) Cognitieve neurowetenschappen, Cognitieve neurowetenschappen, 7,5 ECTS 7 stp (280 sbu) (210 sbu) Cognitieve ontwikkeling, 7 stp Cognitieve ontwikkeling, 7,5 ECTS (210 (280 sbu) sbu) Cognitive neuroscience of The neurobiology of emotion, 7,5 ECTS emotions, 7 stp (280 sbu) (210 sbu) Communicatie en counseling, 7 Communicatievaardigheden in stp (280 sbu) beroepssituaties: KP & GP, 7,5 ECTS (210 sbu) Communiceren over vervalt (invullen met vrije keuze) communicatie, 7 stp (280 sbu) Conflicthantering en mediation, Conflicthantering en Mediation , 7,5 ECTS 3,5 stp (140 sbu) (210 sbu) Diagnostiek in de Psychodiagnostiek in de ontwikkelingspsychologische ontwikkelingspsychologische praktijk: praktijk, 7 stp (280 sbu) kinderen en jeugdigen, 7,5 ECTS (210 sbu) en Capita Diagnostiek in de Ontwikkelingspsychologische praktijk, 2,5 ECTS (70 sbu) Etnische vooroordelen en Etnische vooroordelen en nationalisme, 7 nationalisme, 7 stp (280 sbu) stp (280 sbu) Experimenteren en registreren, 7 Experimenteren en registreren, 7,5 ECTS stp (280 sbu) (210 sbu) Expertise, 4 stp (160 sbu) Vervalt Gedragstherapie en cognitieve therapie, 7 stp (280 sbu) Geheugen en taal, 7 stp (280 sbu)
Gedragstherapie en Cognitieve Therapie, 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus Geheugen en taal, 7,5 ECTS (210 sbu) 19
Opmerkingen: De overtollige 140 sbu gebruiken in de vrije ruimte.
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De overtollige 140 sbu gebruiken in de vrije ruimte. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 280 sbu invullen met vrije keuze. De overtollige 70 sbu gebruiken in de vrije ruimte.
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 160 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
Gezondheidsbevordering: een sociaal-psychologische benadering, 7 stp (280 sbu) Gezondheidspsychologie, 7 stp (280 sbu) verplicht
Gezondheidsbevordering: een sociaal psychologische benadering, 7,5 ECTS (210 sbu) Gezondheidspsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu)
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
Grondslagen van de KPG, 7 stp (280 sbu)
Grondslagen van de Klinische Psychologie en Gezondheidspsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Interpersoonlijke relaties en gedrag, 7,5 ECTS (210 sbu) Practicum toegepaste cognitieve psychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) of Neuropsychologische diagnostiek en revalidatie, 7,5 ECTS (210 sbu) Macht, leiderschap en besluitvormingsprocessen, 7,5 ECTS (210 sbu) Mediapsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) N.B. Deze cursus wordt in 2003-2004 voor het laatst aangeboden! vervalt
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
Interpersoonlijke relaties & gedrag, 7 stp (280 sbu) Keuzepracticum psychonomie, 7 stp (280 sbu)
Macht, leiderschap en besluitvorming, 7 stp (280 sbu) Mediapsychologie, 7 stp (280 sbu) MvO: SOP, 3,5 (140 sbu) stp MvO: Overzicht multivariate analyse, variant SOP, 3,5 stp (140 sbu) MvO: In het bijzonder de multivariate variantie-analyse, 7 stp (280 sbu) MvO: Analyse van Ontwikkelingspsychologische Processen, 7 stp (280 sbu) MvO: Overzicht multivariate analyse, variant KPG, 4 stp (160 sbu) Migranten en de geestelijke gezondheidszorg, 7 stp (280 sbu) Neuropsychologie, 7 stp (280 sbu) Ontwikkeling en opvoeding in intercultureel perspectief, 7 stp (280 sbu) Organisatieontwikkeling, 3,5 stp (140 sbu)
M&S 3: context SOP, 7,5 ECTS (210 sbu)
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 140 sbu invullen met vrije keuze. De overtollige 70 sbu gebruiken in de vrije ruimte.
M&S 3: Context Psychonomie , 7,5 ECTS (210 sbu)
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
M&S 3: Context OWP , 7,5 ECTS (210 sbu)
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
M&S 3: context KP & GP, 7,5 ECTS (210 sbu)
De overtollige 50 sbu gebruiken in de vrije ruimte.
Interculturalisatie van de gezondheidszorg, 7,5 ECTS (210 sbu) Klinische neuropsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Ontwikkeling in intercultureel perspectief., 7,5 ECTS (210 sbu) en Capita Ontwikkeling en opvoeding in intercultureel perspectief, 2,5 ECTS (70 sbu) Theorie van Organisatieontwikkeling, 7,5 ECTS (210 sbu)
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
De overtollige 70 sbu gebruiken in de vrije ruimte.
Organisatiepsychologie, 7 stp (280 Organisatiepsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) sbu)
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
Personeelspsychologie, 7 stp (280 sbu)
Personeelspsychologie en HRM , 7,5 ECTS (210 sbu)
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
Persoonsontwikkeling, 7 stp (280 sbu) Praktijk van interventies in
Capita Persoonsontwikkeling, 10 ECTS (280 sbu) Praktijk van interventies in groepen, 7,5 20
De overtollige 140 sbu
groepen en organisaties, 7 stp (280 sbu) Problematische ontwikkeling, 7 stp (280 sbu) Psychodiagnostiek voor volwassenen, 7 stp (280 sbu) Psychologie van arbeid en gezondheid, 7 stp (280 sbu)
ECTS (210 sbu) Mastercursus en Praktijk van interventies in organisaties, 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus Ontwikkelingspsychopathologie I, 7,5 ECTS (210 sbu) en Capita Ontwikkelingspsychopathologie I, 2,5 ECTS (70 sbu) Diagnostiek in de Klinische en Gezondheidspsychologie, 7,5 ECTS (210 sbu) Psychologie van arbeid en gezondheid, 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus
gebruiken in de vrije ruimte.
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
Psychologie van de multiculturele Psychologie van de multiculturele samenleving, 7 stp (280 sbu) samenleving, 7,5 ECTS (210 sbu) N.B. Deze cursus wordt in 2003-2004 voor het laatst aangeboden! Psychopathologie II, 3 stp (120 Klinische Psychologie: psychopathologie II, sbu) 7,5 ECTS (210 sbu) Psychosociale aspecten van Psychologische aspecten van seksualiteit seksualiteit en relaties, 7 stp (280 en relaties, 7,5 ECTS (210 sbu) sbu) Psychosociale victimologie en Verlies en Psychotrauma I, 7,5 ECTS (210 depressiviteit, 7 stp (280 sbu) sbu) Mastercursus en Verlies en Psychotrauma II, 7,5 ECTS (210 sbu) Mastercursus Psychosociale victimologie en Verlies en Psychotrauma voor depressiviteit voor deeltijdstudenten, 7,5 ECTS (210 sbu) deeltijdstudenten, 7 stp (280 sbu) Sociale cognities en attituden, 7 Sociale cognities, 7,5 ECTS (210 sbu) stp (280 sbu) Sociale en emotionele Sociale en emotionele ontwikkeling, 7,5 ontwikkeling, 7 stp (280 sbu) ECTS (210 sbu) Toegepaste en theoretische Theoretische en toegepaste groepsdynamica, 7 stp (280 sbu) Groepsdynamica, 7,5 ECTS (210 sbu)
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
Studenten die gekozen hebben voor een specialisatie met de variant M&S moeten in plaats van onderstaande cursussen: Theorieconstructie en statistisch modelleren, 10,5 stp (420 sbu) Meta-analyse, 3,5 stp (140 sbu)
In het geval er slechts een deel van de cursussen ontbreekt moet contact opgenomen worden met de desbetreffende coördinator, deze zal dan zorgen voor een individuele oplossing.
Latente variabelen, 3,5 stp (140 sbu) Multilevel analyse, 3,5 stp (140 sbu)
De volgende vier cursussen volgen:
Introduction to theory construction and statistical modeling, 7,5 ECTS (210 sbu) Theory construction and statistical modeling for advanced students, 7,5 ECTS (210 sbu) Meta-analysis and qualitative research, 7,5 ECTS (210 sbu) Item response theory and multi-level analysis, 7,5 ECTS (210 sbu)
21
De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De overtollige 90 sbu gebruiken in de vrije ruimte. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze. De overtollige 140 sbu gebruiken in de vrije ruimte. De ontbrekende 70 sbu invullen met vrije keuze.
De overtollige sbu gebruiken in de vrije ruimte. De ontbrekende sbu invullen met vrije keuze.