2001 – Mokbel ‘Na de tocht had ik niemand om op terug te vallen’
Mokbel stapte in de winter 2001-2002 van Tildonk via Santiago de Compostela naar Finisterra. Eerst stapte hij samen met een andere jongen (Rony genoemd in dit interview nvdr) en met Luc als begeleider, daarna alleen met Jef als begeleider. … ‘t Is natuurlijk zo dat heel die tocht fantastisch en goed was, maar ik heb het eigenlijk zelf naar de kloten geholpen. Dat had niets met Oikoten te maken. Dat was volledig mijn eigen keuze. … Ik zat als kind altijd in open instellingen. Ik was een ‘posser’, ik kwam uit een problematische opvoedingssituatie. Ik heb nooit feiten gepleegd. Ik was wel een heel hyper-kinetisch kind – niet extreem, maar ik had wel ADHD. Ze zegden me toen dat dat vanaf mijn 12, 13 jaar voorbij zou gaan en dat ik daar niet zou in blijven hangen. Maar dat was afwachten natuurlijk. Ik was ook betweterig. Ik denk dat de mensen afgezien hebben met mij, zonder dat ik het door had. Ik wou me amuseren en zo, die mensen hebben heel veel geduld met mij gehad. Maar ik ging altijd lopen in die instellingen. Nu ik terugkijk hoe ik toen was, is mijn zelfkennis wel groot genoeg om te zien wat mijn eigen contra’s waren. Maar op dat moment dacht ik daar niet over na. Die ADHD was wel wat aan 't verminderen, maar het was nog erg. Op den duur werd het heel moeilijk mij terug in een gewone instelling op te nemen. Op mijn 13 jaar heeft de rechter me dan in De Hutten in Mol geplaatst. Dat is een huis van bewaring en daar ben ik een viertal jaren gebleven. Ik ben daar ook naar school geweest. Maar de moeilijkheden bleven aanslepen. Op mijn 15 jaar mocht ik een keer op verlof naar mijn zus en ik wou niet terug naar De Hutten gaan. Ik ben toen alleen naar Marokko vertrokken, zonder paspoort. Ik wilde daar blijven, maar moest terug komen onder druk van mijn grootouders. Die wonen in Casablanca. Zij waren in paniek omdat ik geen papieren had. Ik zei hen dat ik niet terug wilde omdat ik in een jeugdgevangenis zat te rotten. En dat mijn moeder hun dochter - niets voor mij deed. Mijn grootmoeder was gechoqueerd toen ze dat hoorde. Ik zei: ‘Als jullie naar België komen op vakantie, verkoopt ze alleen maar theater.’ ‘Ik weet dat eigenlijk wel’, zei mijn grootvader. Ik zei: ‘Ik wil daar niet meer zijn, ik wil mijn cultuur kennen. Ik wil in Marokko zijn, ik wil fatsoenlijk Arabisch kunnen spreken!’ Maar ja, zij als volwassenen, de eerste generatie, zegden dat Europa toch wel belangrijk is. Die weten het verschil ook wel. In Marokko is geen werklozensteun, geen ziekenkas, daar moet je echt voor alles betalen. Uiteindelijk heeft dat zo'n drie à vier maanden geduurd. Mijn grootouders hebben toen - tegen betaling - een ambtenaar aangesproken, een neef van een neef van. Mijn moeder heeft dan per fax allerlei gegevens naar het consulaat doorgestuurd, en zo kon ik met een officieel document terug naar Brussel vliegen. En raad eens wie er stond te wachten? Mijn moeder, samen met de gendarmerie! ‘Alle, ga maar terug naar De Hutten, jong!’ Zo vlak af. (lacht) Mijn moeder had aan de telefoon gewoon gelogen tegen haar ouders en tegen mij. Zo van: ‘Jongen, kom toch terug. Alles gaat goed komen. Kom maar bij mij wonen, geen probleem’ en heel de reutemeteut. Ik wist dat ze me ging liggen
1
hebben, maar toch ben ik terug gegaan. Naar De Hutten dus. Terug naar de jeugdgevangenis. In De Hutten was ik de jongste van de hoop en ik werd daar regelmatig afgerammeld door de groteren. Maar ik kon niet naar een andere instelling, niemand wilde mij nog. In alle andere instituten of instellingen of wat dan ook, was er geen plaats voor iemand zoals ik. Ook de jeugdrechter vond geen oplossing meer, en de mensen van De Hutten of van de psychosociale dienst ook niet. Ik was gefrustreerd en radeloos. Ook omdat ik al zolang in die situatie zat. Ik was jong, zat vast en had geen perspectief. Ik moest toen om de zes maanden naar de jeugdrechtbank en dan zei die rechter exact hetzelfde: ‘Ik ga uw verblijf nog maar eens verlengen.’ Voor mij was dat een routine geworden. Het interesseerde me niet en die mensen vonden ook niets voor mij. Normaal gezien ging ik daar tot mijn achttien zitten. In De Hutten had ik een foldertje zien liggen van Oikoten. Ik wist dat mijn zus dat ooit gedaan had om een kans te krijgen, ook al had ze daar tegen mij nooit iets van verteld. Toen ik 16,5 jaar was, heb ik dan een brief naar Oikoten geschreven, uit pure wanhoop! Ze zijn dan met mij komen praten en Dimi heeft mij eruit gehaald. Ik had dat eigenlijk niet verwacht, ik zat tussen driehonderd en zoveel gasten. Misschien zag Dimi iets positief in mij? Ik heb geen seconde getwijfeld. Alles was beter dan De Hutten, zo simpel was dat. Ik zat echt wel in een situatie waarin het nodig was, hé. Het was het laatste van het laatste. Ik moest daar weg! Ik was toen 17 jaar. Ik was zo content dat ik op tocht kon vertrekken! Ik denk dat ik daar als een kip zonder kop liep te zingen: ‘Ik mag vertrekken, yeeeh, ik mag vertrekken…’. Wat die cheffen – euh, die opvoeders – daarvan vonden weet ik eigenlijk niet. Er waren er niet veel die ik graag had.
… de voorbereiding … Toen ik bij Oikoten aankwam was ik blij, opgelucht. 't Was iets anders. Je bent een jong manneke, je zit tussen vier muren, je komt uit een routine. Ik was zeer opgetogen. En ik ben ook een heel nieuwsgierige, nog altijd. Omdat ze ook met mijn zus gewandeld hadden, had ik direct een band. Dat had wel iets. Mijn zus wist toen zelf nog niet dat ik ook zou gaan. Ik zag het helemaal zitten. Alles was nieuw, hé. Slapen in die witte hoeve in Tildonk, allemaal tof. Die voorbereiding in Leuven was heel goed georganiseerd – nu ik 26 jaar ben, kan ik dat zo een beetje vanop afstand bekijken. Dat was nooit chaotisch, zo van op 't laatste moment nog dit en dat … Ze lieten op tijd weten wat er ging gebeuren, dikwijls al de dag voordien. Ik kreeg mijn pakket, mijn tent, mijn spullen, de gamellen, mijn rugzak, dat is dit, dat is dat … Dat gebeurde allemaal spontaan, rugzak inladen, tentje eens opzetten, wat gaan wandelen in Leuven. We hebben toen een toertje van zo’n dertig kilometer gedaan, dan wist je al wat dat is om een dag te stappen. Toen ik mijn begeleider Luc leerde kennen, was mijn eerste gedacht: ‘Wat is dat voor iemand?’ Een testertje, hij testte mensen graag. Ik denk dat ik veel vragen stelde: ‘Wie ben jij? Waar kom jij vandaan? Wat doe jij?’ Heel goed herinner ik me dat niet allemaal. Maar het zag er een brave man uit, niet echt iemand die al iets spectaculairs had meegemaakt in zijn leven. Eigenlijk verwachtte ik wel iemand speciaal, maar die bleek gewoon een vrouw en drie kinderen te hebben. Ook de kennismaking met Rony verliep goed, we zaten op dezelfde golflengte. We hielden van dezelfde muziek, dat viel allemaal goed mee. Hij was van Gent en kwam uit Ruiselede. Een Gentenaar en een Antwerpenaar. Op dat moment was voor mij alles goed. Ik
2
was zelf een positief mannetje. Ik lette er ook niet op wat andere mensen van mij dachten of hoe ze me bekeken. Ik zat vol positieve energie. Ik had geen schrik, totaal niet. Ik ben héél avontuurlijk ingesteld, ik ga er altijd voor. Als ik iets doe, ga ik er voor. Mijn zus is naar de afscheidsreceptie gekomen, die stond er natuurlijk volledig achter. Ik denk dat zij haar tocht twee jaar eerder gedaan had, toen ze net zeventien was. Ik weet het niet meer precies, maar ze zat in Beernem en was zwanger, denk ik. Mijn moeder is niet naar Oikoten gekomen, maar in onze familie is dat normaal. Wat zij er van vond, weet ik niet. Het afscheid was heel tof, met zo’n plakkaat waar ‘2450 km’ op geschreven stond. We hebben daar geen foto van, maar we waren daar met drie naar aan 't wijzen en dan zijn we vertrokken. Ik herinner het me nog goed, ook al is dat tien jaar geleden. We zijn dan aan de hoeve de baan op gegaan, en dan stonden die van Oikoten daar vijf minuten met hun armen te zwaaien … ‘Daag, daag, tot het eerste achterbanbezoek!... Daag.’ Tot je ze niet meer zag.
… op tocht … Ik had veel zin om te vertrekken, het was oktober. Eerst zijn we naar Biez gestapt, in Wallonië. De eerste nacht in de tent herinner ik me niet meer, maar ik denk wel dat we ons geamuseerd hebben. Een cafeetje gedaan, zeker weten, en dan bekaf gaan slapen, hé. Ik denk dat ik de eerste dagen wel heb gezaagd ... het woog wel eventjes, ja. Maar fysiek kon ik het zeker aan – ik was hyper-kinetisch, hé. Luc stapte bijna altijd achter mij. Ik had genoeg energie om snel te stappen én een hele uitleg te doen. We keken heel veel op onze wegenkaarten, daar praatten we ook veel over. We waren altijd twee weken verder aan 't kijken. Daar naartoe, dan daar naartoe... Liften hebben we nooit gedaan. Bij het inkopen doen, wilde ik er altijd bij zijn om zelf te kunnen kiezen. We aten heel simpel, pakjes met pasta of zoiets en dan kapten we dat in die gamel. Die pasta was altijd hetzelfde pakje, zelfde gewicht, zelfde prijs... alleen een ander smaakje. Als de begeleider zei: ‘Je gaat tomaat eten’, dan zei ik: ‘Neen, ik ga curry eten.’ Zo simpel was dat. (lacht) En dan altijd iets gaan drinken, hé. Meestal op café, soms ergens anders. Ik herinner me de eerste grote ruzie met Luc. We kwamen aan in Sedan, eigenlijk een vies stadje, helemaal in het noorden van Frankrijk, juist over de grens. We zagen daar een brug over een kanaaltje, een echte clochards-brug. Luc wilde dat we onze tent daar gingen zetten, maar ik zag dat niet zitten. ‘Waar moeten wij die tentpinnen dan steken?’, protesteerde ik, hoewel je een tent natuurlijk ook zonder pinnen kan opzetten. Maar ja, een hele discussie met hem over die plaats. Daarna zijn we naar een grootwarenhuis gegaan en uit frustratie heb ik met mijn zakgeld een fles Pina Colada gekocht. ‘Ik ga drinken’, zei ik en Luc had zoiets van: ‘Ja jongen, drink maar wat.’ Die dacht dat ik wat ging nippen, maar ik zette die fles aan mijn mond en gluk... gluk... gluk... die fles was bijna leeg. Ik was pissed off en toen is het uit de hand gelopen. Luc was heel kwaad, zo van: ‘Ik ga naar Dimi bellen hé!’ En ik: ‘Ga bellen jong, het interesseert me niet.’ Hij belde en ik stond er zat naast. ‘Geef hem eens aan de lijn’, vroeg Dimi en die vroeg me wat er scheelde. Ik antwoordde lallend van ‘ja dit en 't geen en zo...’, Dimi zal wel gehoord hebben dat ik gedronken had. (lacht) Waarschijnlijk heeft hij dan tegen Luc gezegd van: ‘Negeer hem een beetje, of heb er wat geduld mee, of probeer er verder mee te gaan of zo…’ Dat is al in 't begin van de tocht gebeurd. Het was een heel koude winter. In de tent slapen was geen probleem, wel als het regende. In de Ardennen was het al heel nat, en later in Vichy en in het Centraal Massief ook. De geur in die bossen vond ik eigenlijk
3
wel lekker, die afgezaagde bomen die zo mooi op een stapeltje lagen en die specifieke geur van dat mos en de dennen. In het Centraal Massief heb ik ook veel last gehad van mijn voeten, ik kon het vel er zo af trekken. Toen heb ik afgezien, dat deed enorm veel pijn, niet normaal. Dat was toen we de Puy de Dôme beklommen. Helemaal naar boven tot op dat terras. Dat was echt de moeite. Er is geen hoger punt tot aan de Pyreneeën. Alle lage landen liggen er volledig onder! En het was open weer! 't Was winter, de zon en de wolken stonden laag. Er waren toen veel toeristen, iedereen met de auto naar boven. En wij te voet met die rugzak. ’t Was echt héél laat voor we eraan kwamen, het was echt doorbijten. Zo van ‘Komaan, we gààn naar die top.’ En dan die paragliders … Ik vond Frankrijk maar koud. Vanaf het zuiden is 't oké, maar daarvoor... We kwamen vaak in zo’n klein dorpje aan en daar zie je dan wat lokale jeugd. Maar wat betekent dat? Tien man op een bankje, ergens in een hoekje, die zagen ons natuurlijk altijd al van ver aankomen. Meestal spraken we dan iemand aan en vroegen: ‘Kunnen we ons tentje hier zetten of is er een gîte rural?’ ‘Ja, daar is een voetbalpleintje, daar kan je je tentje zetten, er wordt nu toch niet getraind.’ En dan gingen wij daar ons tentje zetten. Die jeugd kwam dan meestal eens kijken naar Rony en mij. En ik dan als Marokkaan, met mijn donkere huidskleur, dat zullen ze in die typische Franse dorpjes ook nog niet veel gezien hebben zeker? En dan vroegen ze altijd: ‘Van waar kom je?’ ‘Van Leuven’, zegden wij dan … ‘te voet.’ ‘Wat? Te voet?’ Dan krijg je positieve reacties, hé. En wij trots natuurlijk. Zo’n kennismaking was altijd tof. Dat kwam ook omdat wij met die rugzak rondliepen en stapkledij aan hadden. Als ik daar als Marokkaan zou rondlopen met Sebago schoenen en Adidas kledij, geloof mij, ze zouden de deur niet open doen hoor. Dimi is met het eerste bezoek van de achterban mee gekomen, een sympathieke ket! En Miel en zijn familie zijn komen meestappen. En Lut was er ook. Dat was mijn opvoedster van vroeger, toen ik nog heel klein was. Van mijn vijf tot mijn twaalf jaar heb ik in de instelling gezeten waar zij werkte. Dat was een moederfiguur voor mij, om 't zo te zeggen. Die is dan op bezoek gekomen en die heeft me tijdens de tocht ook een briefje gestuurd, geloof ik. Maar veel post heb ik niet gehad. Ik heb zelf wel veel geschreven, een heel bundeltje vol met teksten en gedichten. Dat is later nog gepubliceerd geweest in de Oikoten-krant, samen met kleine tekeningetjes van kathedralen en zo. Heimwee heb ik niet gehad. Ik had geen huis, ik ging dus ook niet bleiten dat ik naar huis wilde. Ik was daar ook niet mee bezig. Pas op het einde was ik ermee bezig dat ik nadien alleen moest gaan wonen. Ik ben altijd iemand geweest van ‘het laatste moment’. Emoties? Soms op het moment zelf, kwaad of gefrustreerd. Maar voor de rest heb ik daar geen nood aan. Ik blokkeer dat. Voor sommige mensen is dat niet normaal, maar ik heb een knop in mijn hoofd. Ik draai die dan denkbeeldig om en dan laat ik niks meer binnen. Alles was tien keer beter dan waar ik vandaan kwam! Misschien dat ik tijdens het slapen mezelf soms betrapte en een fractie van een seconde aan iets dacht, maar ik draaide me dan om en dat was het dan, hé. Met Luc marcheerde het niet, ik had daar altijd conflict mee. Rony was een brave, die bekeek dat allemaal gewoon. Ik niet. Ik heb nooit gevochten of zo, maar ik had wel een grote mond. Ik kan echt het bloed van onder mensen hun nagels halen, ook zonder één scheldwoord te zeggen. En ik dram altijd door tot het laatste moment, tot het te laat is. Ik heb dat op dat moment niet door, maar ik geef niet af. En spijt komt altijd achteraf. Ik zeg dan wel ‘sorry’, maar ja, dat is rap gegeven, dat weet ik ook. En ik meen dat wel, maar... enfin, Rony is toen met Luc verder gegaan, ik met Jef. Oikoten had die gestuurd als vervanger. Ik heb veel chance gehad met de begeleiding van Oikoten. Ik rookte bijvoorbeeld veel, maar dat wist Jef niet. Ik hield dat voor mezelf.
4
… alleen stappen … In Spanje kan je drie dagen alleen stappen. In de Pyreneeën kreeg Jef me maar niet weg. Die was al drie, vier dagen op voorhand bezig van: ‘Je zult wel alleen moeten stappen, hé.’ En ik: ‘Ja, ja!’ Of waarschijnlijk zei ik ‘nee, nee’, ik zag daar tegenop. Een hele dag alleen gaan wandelen? Maar ze wilden me weg van die begeleider. Ze wilden zien of ik dat alleen aankon. En of ik zou terugkomen. Dat zijn daar bij Oikoten allemaal psychologen, die hadden al die dingen al meegemaakt, begrijp je? In St. Jean-Pied-de-Port heeft Jef me dan geld mee gegeven en toen ben ik alleen vertrokken. Ik moest dan vier dagen later ergens op hem wachten. In St. Jean-Pied-de-Port had ik een Italiaans meisje leren kennen, Maria Theresa. Een roodharige. Die was zelf ergens in Frankrijk begonnen. Ik zat ergens in een abdij, in een zaal met dertig bedden … alleen met haar! Ik was een beetje verliefd hé, dus... kussen en zo, meer niet, die was maagd tot en met, dat was niet normaal. Dat was een heilige precies, een super-katholieke aanhangster van de paus of zo. Ik heb toen vier dagen samen met haar gestapt. Dan was ik natuurlijk niet echt helemaal alleen, maar wel los van Oikoten, dus dat mocht. En dat klikte tussen ons, zonder dat ik in detail wil gaan. Ik spreek Frans en een beetje Spaans, maar geen Italiaans. Zij sprak een beetje Frans en Engels. Maar veel werd er niet gepraat, hoor. We spraken vooral lichaamstaal. (lacht) We zijn toen vier dagen met elkaar opgetrokken, tot ik moest wachten op het afspraakpunt met Jef. Toen is ze alleen verder gegaan. Omdat ik telkens in het gastenboek van de slaapplaatsen kon lezen dat ze daar geweest was, wist ik dat ze een dag voorsprong had. Iedere avond zag ik: die is hier geweest ... die is hier geweest ... die is hier geweest. Soms stond mijn naam daarbij. Ik herinner me nog dat ik bij het tweede achterbanbezoek een wens mocht doen. Ik vroeg toen: ‘Kom, we gaan met de auto. Ik weet dat ze een dag verder is’. Dimi heeft me toen tot bij Maria Theresa gebracht en die reageerde meteen: ‘Hé, wat doe jij hier? Jij mag toch niet met de auto gaan?’ Ik legde toen alles uit en dat ik terug naar de vorige plaats zou gaan om van daar verder te stappen. ‘Maar ik wilde je zien’, zei ik. Ik ben toen met Maria Theresa even gaan wandelen, terwijl Dimi en de rest daar dan zaten te wachten. Tof! Al die losbandigheid! Ik kom uit De Hutten, en dan deze vrijheid, met die meisjes en zo... Ik heb toen ook afscheid genomen van Maria Theresa. Dat was wel een beetje emotioneel. Veel meer dan kalverliefde was dat niet natuurlijk, het was echt een heel braaf meisje.
… het einde nadert … Ik vind de mensen in Spanje veel toegankelijker en open, 't was net een andere wereld: die tapabars, kathedralen, straten en pleintjes, de camino... al die gele pijlen die de weg wijzen. Je hebt overal een monument waar je kan naar uitkijken, een abdij of iets anders speciaals. Tof! Ik herinner me nog heel goed Cruz de Hierro, waar ze al die steentjes leggen. Ik zal die plek nooit vergeten, met al die bergtoppen rond mij. Ze hebben later die foto uitgekozen om in Oikoten op te hangen. Daar in die buurt ben ik de eerste keer ooit met mijn blote kont, gehurkt boven al die bergtoppen, naar 't wc gegaan. Er was echt niemand te zien. Kakken op de wereld, ja. (lacht) Vanaf Spanje komt ook het einde in zicht en eigenlijk maakten wij er een race van. Ik met Jef tegen Luc met
5
Rony. Wie gaat er eerst aankomen? Ik geloof dat wij eerst waren. Ik keek uit naar dat spectaculaire wierookvat dat in de kathedraal wordt rondgeslingerd. Maar ik heb het niet gezien. We waren te laat aangekomen en de volgende dagen hadden Jef en ik geen zin om terug naar de kathedraal te gaan. Wij gingen drinken en naar een danscafé waar ik Sonja tegen kwam. Ik was in Santiago de Compostela en ik was nog maagd. En Sonja, een Spaanse studente ... was het beste wat mij toen overkwam. (lacht hard) Dankzij mijn grote voorbeeld Jef. Ik ben dan met haar drie dagen opgetrokken en heb gedronken, gefeest en wat weet ik nog. Ik heb drie dagen geen kamer moeten betalen. Maar het wierookvat heb ik dus niet gezien. We zijn wel ons diploma gaan halen (lacht hartelijk).
… na de tocht … Wij zijn uit Santiago naar huis gekomen met het vliegtuig. (lacht) Toen we thuis kwamen, was er een toffe receptie. Ik wist dat ik het met de hakken over de sloot gehaald had. Maar het was gelukt en ik was trots. Mijn zus was op de receptie. Die had toen een zwaar leven, een echtscheiding, een kind... ze had het moeilijk. Bij mij is het ook allemaal raar beginnen lopen. Ik was het gewoon dat er veel mensen voor mij zorgden. Iedereen deed alles voor mij, dus na de tocht had ik daar ook geen angst voor of zo. De begeleiding die ik kreeg was ook heel goed. Ze geven je het gevoel dat je ergens naartoe werkt, zonder dat je je er druk om moet maken. De bedoeling was dat ik naar de school of de avondschool ging en dat ik alleen ging wonen. Ik ging samen met Raf van AMOK naar een appartement kijken in de Antwerpse Jodenwijk, een mooi appartementje binnen mijn financieel bereik. De eigenaar had contact gehad met Raf en wist dus niet dat het voor een Marokkaan bedoeld was. Maar eens die eigenaar dat wist, wou hij dat niet aan mij verhuren. Niet aan ‘donkere mannen’ zal ik maar zeggen. Dat was bekakt. Voor het eerst in mijn leven werd ik met racisme geconfronteerd. Toen moest ik op het Damplein, helemaal in het getto gaan wonen. Raf heeft me dan geholpen met meubeltjes. Ik heb dat kot toen ook 'gedecoreerd' met graffiti. Niet zomaar wat krabbeltjes, hé. En ook niet echt naar de smaak van de huisbaas. (lacht) Op een dag, om elf uur 's nachts, belde er iemand aan mijn deur. Ik keek door het dakraam en zag John ( verzonnen naam nvdr) staan, een jongen die ik kende van mijn schooltijd. Hij herkende me niet en wilde doorgaan, maar ik riep hem. Bleek dat zijn vader in dat appartement had gewoond. Ik liet hem bij mij intrekken, omdat we goede maten waren geweest. Wat ik niet wist, was dat hij ontsnapt was uit De Hutten. Hij had keiveel geld en keiveel wiet en ik rookte dat graag. Vanaf dan waren we iedere dag aan 't roken en af en toe gingen we ergens inbreken in nachtwinkels, duplexen, appartementen. En heel de dag waren wij zonder zorgen, heel wat afgelachen en zo, dat was echt niet meer normaal. Waarschijnlijk door die wiet.(lacht) Ik kreeg een geniaal idee. Ik had de tocht nog in mijn herinnering en ik zei tegen John: ‘Kom, we gaan naar het buitenland, rondtrekken.’ We gingen naar Amsterdam, bleven daar een tijdje. Dat was allemaal heel impulsief, ondertussen bleef mijn kot onbeheerd achter. Op een bepaald moment was John weg. Waarschijnlijk terug opgepakt of zo, ik wist van niets. Ik ben dan terug naar Amsterdam gegaan om wiet te kopen. Ik bleef daar altijd in georganiseerde kraakpanden, bij een Ierse en een Hollandse die ik had leren kennen. Die Ierse was van plan om met een paar gasten als seizoenarbeider naar Rioja te gaan, om druiven te knippen. Ik wilde vooral naar terug naar Spanje gaan en ik ging met haar mee. Wij reden zwart met de TGV. Maar tegen dat je betrapt werd en er af moest, was je toch al driehonderd kilometer verder, hé. En de boetes kwamen toch vanuit het buitenland, dus moest je je daar ook niets van aantrekken. Zo kwamen we
6
via Bordeaux in San Sebastian aan, in het Baskenland. We zijn daar dan voor kost en inwoon en zestig euro per dag gaan druiven knippen. Dat was zwaar werk, ik heb dat maar zo'n vijf of zes dagen vol gehouden. Ik kreeg toen ruzie met die Ierse en onze wegen hebben zich gescheiden. Ik was van die druivenplukkers te weten gekomen, dat er in Granada een hippie-krakersgemeenschap was onder de naam Christiania. In Kopenhagen is er ook zo'n gemeenschap. Dus ik naar Granada. In de Sierra Nevada op 1400 meter hoogte, lag het dorpje Orgiva, met allemaal olijfplateaus uit de tijd van Franco. Die olijven zijn allemaal weg, maar die plateaus zijn er nog. Nu groeit er eucalyptus, waarschijnlijk voor de papierindustrie. Die mensen kweekten alles: tomaten, aardappelen ... noem maar op. Ik heb daar veel internationale contacten gelegd met heel creatieve mensen. Politie zag je daar niet. De Guardia Civil kwam daar om de veertien dagen langs, maar je zag hun camionette al van kilometers ver in het dal. Ik ben daar zeker een half jaar gebleven. Dan ben ik terug naar België gekomen omdat ik meerderjarig ging worden. Zolang ik geen 18 was, werd er geld voor mij opzij gezet. Ik ben dan naar de jeugdrechter geweest om mijn geld op te vragen waar ik als volwassene recht op had. Ik was achttien en vrij. Niemand kon mij iets maken. John was inmiddels terug opgedoken en wij gingen terug samen wonen op mijn kot. Ik had daar nog altijd de sleutel van en de huur werd automatisch door AMOK betaald. Van AMOK heb ik echter nooit meer iets gehoord, niks hé! Maar ik voelde me daar niet meer thuis, ik zat meer daar en ginder dan in mijn eigen kot. En je moet je ergens thuis voelen, zeker als jongere van net achttien. Zeker als je nooit een thuis hebt gehad. Begrijp je dat gevoel? Ik was alles naar de kloten aan 't halen, het interesseerde me ook niet meer. Toen ik John terug ben tegen gekomen, was het eerste wat ik deed een djembé kopen. We zijn dan samen met de Eurolines-bus terug naar Spanje gegaan, richting Barcelona. We hebben de kuststreek gevolgd tot Alicante. Elke dag zotte stoten gedaan: op straat hangen, smoren, niets doen, gewoon echt puur plezier gemaakt. We gingen de feria’s af, de stierenlopen ... alles. We maakten met die djembé gewoon leut voor de mensen en daar verdienen we dan iets mee. Eigenlijk zat ik daar maar gewoon lawaai te maken, hé. Maar zo leerden we ook mensen kennen. Mensen die bandjes verkopen, die aan 't jongleren zijn ... dat heb ik ook een beetje geleerd, op festivals, feesten, op straat, bij mensen, muzikanten, artiesten... we zaten daar de hele tijd tussen. Die mensen wisselen met elkaar ook informatie uit over wat er te doen is in welk dorp. Spanje is een immens groot land en de bergen zijn vaak erg verlaten. In de buurt van Malaga bijvoorbeeld woonde een familie die paardenzadels maakte. Dat was een dorpje met nog maar vijf huizen, de rest was verlaten. Eigenlijk was dat dorpje gewoon dood, die mensen bleven daar gewoon oud worden. Dat dorpje werd dan door jongeren ingepalmd en die maakten er iets fantastisch van. Op één of andere bizarre manier wordt dat in Spanje getolereerd, in België bestaat dat niet. Anders staat zo'n dorpje daar toch maar te verkommeren. In een keer worden die huizen daar gerepareerd. Snelbouw, schoon gemaakt. Die Spanjaard zegt: ‘Goed bezig, dan moet ik niet meer naar dat lelijk ding kijken.’ Je wordt daar altijd warm ontvangen. Je moet daar bij die mensen niet op straat liggen. John zag het niet meer zitten en is dan terug naar België gegaan. Ik ben alleen in Spanje blijven hangen, in Barcelona. Ik leefde daar zonder te schooien. Ik verdiende wel wat … ik weet niet of ik dat hier kan zeggen maar euh... ik verkocht 'van alles'. Ik verkocht in Barcelona aan bijvoorbeeld Amerikanen, onnozele prijzen want in Amerika betalen ze tien keer zoveel. Italianen, dat waren gierigaards. (lachje) Na twee à drie weken had ik mijn draai al gevonden. Ik was daar echt goed en snel in. Dat mocht niet, hé. Totaal niet. Maar ik viel niet op. Ik was een straatmens, ging muziek maken, en op 't juiste moment vroeg ik het aan de juiste
7
persoon en dan was dat er, hé. Niet dat ik rond ging hangen of zo. Ik had daar ook iets geleerd van een paar Polen. Polen zijn heel slimme mensen. Die hadden een systeem bedacht met de Telefonica. De gsm was nog maar pas in opmars, er waren toen nog veel telefooncabines. En in Barcelona en Madrid heb je een gigantisch netwerk van metro's. Elk station had acht cabines. Die Polen namen één lijn van de metro, met zo'n zes à zeven haltes. Dus maal acht per halte. Zij blokkeerden dan de geldteruggave van zo'n toestel, zodat de mensen hun wisselgeld niet terug kregen. En in Spanje werden die toestellen heel veel gebruikt. De mensen staken daar dan bijvoorbeeld vijf euro in maar kregen hun wisselgeld niet terug. Per kas zat daar zo'n veertien, vijftien euro in. Die Polen deblokkeerden dat en ze staken het geld op zak. Die mannen betaalden daar hun huishuur, kleren, eten en alles van. Ik had dat van hen geleerd en 't is niet dat ik dat de hele tijd gebruikte, maar als ik ergens in een grote stad was en ik had wat geld nodig dan deed ik die truc na, wachtte vijftien minuten en... hopla. Maar ik overdreef daar niet in. Zo had je van alles hé, plan trekken, zo simpel is het. En vooral feesten. Ik doorkruiste het hele land. Omdat het centraal gelegen is in Spanje, moest ik vaak door Madrid. Daar wonen zo'n vijf miljoen mensen. Om daar door te geraken moet je de trein nemen, want als je wil liften sta je daar na twee weken nog. Dan deed ik die truc met de Telefonica wel vaker. Maar ik wilde nooit lang in Madrid blijven, want ik wou daar niet op straat slapen. Dat was te gevaarlijk. In Sevilla had ik hetzelfde probleem. Ik had daar verhalen gehoord over daklozen die gewoonweg in brand gestoken werden, ze maken u daar gewoon kapot. Maar ik heb altijd geluk gehad, ik kon de juiste mensen er ook goed uithalen. Ik geloofde er ook wel in, ik had een positieve vibe over mij. Maar achteraf bekeken had ik het anders moeten aanpakken. Ik had moeten werken, papieren in orde maken, ik had van alles moeten doen. Ik had geen planning, totaal niet.
… terugblik … Ik denk met trots terug aan die tocht. Als ik voorbij een AS Adventure wandel of ik zie een foto van een bergtop, dan herinner ik me toch telkens dat ik dat gedaan hebt. En als ik in situaties kom waar mensen een lage dunk van mij hebben en denken dat ik een nietsnut ben, dan kan ik zeggen: ‘Ik ben wél te voet naar Santiago geweest, hé.’ Dan schrikken ze toch. Ik ben niet iemand die zo maar gaat pikken. Mijn leven is nu eenmaal zo gedraaid, zie je. Maar bij dat alles kan ik nog altijd zeggen: dàt heb ik gedaan! Er zijn niet zoveel mensen die kunnen zeggen dat ze 2450km gestapt hebben. Ik ben heel blij dat ik het gedaan heb. Voor hetzelfde geld had ik me nooit ingeschreven. Als ik in De Hutten was gebleven, wat zou er dan van mij geworden zijn? Dan was er NIETS gebeurd. Dan zou ik achttien jaar geworden zijn en 'tirez votre plan'. Dan zou ik gewoon in een oude mannenopvang gestoken worden, of Begeleid Wonen of zoiets. Ik weet het eigenlijk niet. Dan was ik de zoveelste Marokkaan in Borgerhout geweest en als een schaap achter de anderen aan gelopen. Je leert veel uit die ervaring. Dingen zoals ‘dat kan je niet doen’ of ‘je moet er zo mee omgaan’. Niet dat ik echt veel nadacht, ik was me van niet zoveel bewust. Ik had weinig om op terug te vallen, ik zat ook niet aan mijn familie te denken … ik liet alles zomaar op mij afkomen. Niet dat ik op slag rustiger was zo, maar dat wandelen heeft me wel goed gedaan. Ik denk niet dat mijn karakter op zich toen veel veranderd is. Die verandering is eigenlijk pas na Oikoten gekomen. Ik heb zeker het reisvirus meegekregen. En die tocht heeft me nadien wel gemotiveerd om de dingen te doen die ik graag doe.
8
Ik heb nu een totaal andere ingesteldheid dan vroeger. Ik ben nu een eigen individu. Ik ben veel meer open minded. Dat is wat die tocht voor mij eigenlijk heeft betekend. Pas op, ik doe ook dingen die ik beter niet zou doen. Ik zou zelf een beetje meer structuur moeten hebben. Maar op den duur leer je dat wel, nadat je zoveel fouten hebt gemaakt. Ik zou het andere jongeren ook aanraden, maar ze moeten dat zelf weten, hé. Toen ik zelf zestien jaar was, luisterde ik ook niet naar iemand met 'wijze' raad. Alles wat Oikoten deed was positief, echt waar. Ik voelde me ook heel fel geapprecieerd, want het zijn bij Oikoten hele lieve mensen. Dat was lang geleden dat ik nog zo'n mensen was tegen gekomen. Als je van een milieu zoals De Hutten komt, dan sta je daar wel van versteld. Er zijn dus toch mensen die het goed menen eigenlijk! Ze zeggen je bij de begeleiding ook waar het op staat. Niet dat ik daar toen op zo'n manier zat over te denken, maar daar komt het wel op neer. Ik voelde mij bij hen thuis. Na de tocht sta je er echter wel alleen voor. Dan krijg je weer met andere administratieve diensten en begeleiders en zo te maken. Ik ken een werking - U-turn - die je opvolgen als je uit de gevangenis komt. Die zorgen ervoor dat je een hobby hebt, dat je twee keer per week op gesprek komt. Als ze die organisatie beter subsidiëren, zouden ze misschien ook na een tocht met Oikoten kunnen samenwerken. Zodat ze je nadien verder kunnen begeleiden, met een verplicht uurrooster bijvoorbeeld. Dan had ik misschien meer structuur gekend. Nu had ik echt niemand om op terug te vallen. … Heel die uitleg die hier staat, dat kan in twee zinnen. Maar wat ik tussen die twee zinnen heb gedaan, daar kan ik een boek over schrijven.
9