1999 – Tim ‘Tijdens de tocht was ik héél gelukkig. Je wordt terug mens.’ Tim stapte in 1999 van Vilnius (Litouwen) naar Tildonk in vier maanden samen met zijn begeleider Bart en een andere jongen hier Cyrille genoemd, een fictieve naam. … Ik denk dat iedereen wel eens een ander pad kiest, ik heb zelf ook verkeerde paden bewandeld. Er is inmiddels al wel veel veranderd in mijn leven, maar dat heeft toch zijn tijd nodig gehad. … Ik had thuis altijd heel veel problemen. Ik ben eerst naar De Waai in Eeklo gegaan. Dan ben ik terug naar huis gegaan, maar daar had ik opnieuw heel veel ruzie. Dat ging echt niet goed, ik was niet meer graag thuis. Ik ben dan terug naar De Waai gegaan, daarna naar een dagcentrum en dan naar De Waaiburg in Geel. Ik was toen zeker niet de braafste, ik stak regelmatig vanalles in mijn zak. (lacht) Daar is het dan een beetje uit de hand gelopen, ik ging ook altijd lopen. Op den duur mocht ik daar niet meer blijven. Ik ben dan naar een pleeggezin in Dessel gegaan, maar dat waren ook niet meteen de meest bekwame … Ik had zo’n thuisloos gevoel. Dat had ik vroeger thuis ook. Toen ik 16 jaar was hebben ze me zo’n tocht van Oikoten voorgesteld. Of anders moest ik naar Mol. Ik woonde eigenlijk wel graag in De Waaiburg, maar ik kon daar niet meer blijven. En dan bieden ze je iets aan dat uiteindelijk wel een goede oplossing was. Dat pak je dan aan, hé. In het begin was ik niet echt overtuigd. Maar als dat alles voor mij oploste, waarom niet? Zo wilde ik alleszins niet blijven leven. (zucht) Eerst wilde ik liever een werkproject, dat leek me gemakkelijker. Ik was nogal gemakzuchtig toen. Dat wandelen zag ik zo niet zitten, in het begin toch niet. Ik weet nog dat ik dacht: ‘Oei! Wandelen?’ Maar er was geen werkproject, vandaar. Bart en Dimi van Oikoten zijn toen naar dat pleeggezin gekomen voor een gesprek. Dat viel eigenlijk heel goed mee, en vanaf toen stond ik er wel achter om zo een tocht te doen. Als je Bart voor de eerste keer ontmoet, dat is plezant hé. Dan krijg je er vanzelf al meer zin in. Dat ik na die tocht alleen mocht gaan wonen, sprak mij ook wel aan. Die mensen van De Waaiburg hadden natuurlijk wel een beetje hoop. Dat ik zou volhouden. Mijn vrienden daar vonden dat wel tof, maar dat ik een paar duizend kilometer ging stappen, konden ze eigenlijk niet geloven. Ze moesten daar eens goed mee lachen, maar dat speelde geen rol. Iedereen keek toen zo’n een beetje op naar mij, zo van ‘waaw’. Dat was wel een plezant gevoel.
… de voorbereiding … Ik wist vooraf niet wat die voorbereiding in Tildonk precies inhield, dat was wel spannend. Maar toen het zover was, had ik er wel zin in. In het begin was ik nogal onzeker, dat was wel raar. Maar ik was het daar rap gewoon. Ik had ook geen schrik van de tocht of zo. Wel een beetje zenuwachtig, maar niet bang. Ik ben niet rap bang van zo’n dingen, integendeel, ik vond dat plezant.
1
Met Cyrille klikte het, we zaten meteen te praten over wat we allemaal al gedaan hadden. Met Bart was dat anders, dat is een begeleider en daar heb je toch meer afstand mee dan met een andere jongere. Daar kijk je wat naar op en dat is niet vanaf de eerste dag je beste vriend, dat is normaal. Maar dat is heel rap veranderd, nog voor we vertrokken zijn. Je drinkt samen een pint, je komt wat dichter bij elkaar, je wandelt ook samen, we zijn ook op bezoek geweest in de instelling in Lustin waar hij werkte ... zo wen je rap aan elkaar, hé. Voor mij was dat toch zo. En je weet ook dat je de komende maanden samen gaat doorbrengen. Voor het vertrek was er een afscheidsreceptie. Mijn vader en mijn moeder waren daar. Niet dat me dat veel deed, ik heb aan die mensen nooit veel gehad. Die zullen nooit vragen: ‘Hoe is ’t met u?’ of ‘Heb je al een vriendin?’ Niks. Mijn vader zit altijd te klagen, altijd overdreven zelfmedelijden, altijd ‘ocharme ikke’. Ik heb mijn ouders niet graag. Mijn vader zie ik trouwens nooit meer, mijn moeder soms nog, met Kerstmis of zo. Ik denk dat er op de receptie ook een vriend van me was, maar dat weet ik niet meer zeker. En mijn zussen waren er. Ik herinner me dat Cyrille in het vliegtuig nog een liefdesbrief naar mijn zus geschreven heeft ... een bizarre marginale brief, maar ’t was wel een brief. ’t Was wel goed dat iedereen er was, maar dat hoefde ook niet per se. Ik was toen nogal op mezelf en ik had niet zo veel volk nodig eigenlijk. Ik weet van dat feestje vooral nog dat ik wilde vertrekken, zo van ‘zijn we weg?’
… het vertrek … We zijn eerst naar Londen gevlogen. Op het vliegtuig was het al feest en tegen dat we daar waren, waren we al zat. (lacht) Ze hebben toen onze drank nog afgepakt. We zijn diezelfde dag meteen naar Vilnius gevlogen, het was al nacht toen we daar aankwamen. We werden daar opgewacht door een vriend van Bart, Arturas of Arudas of zoiets heette die. Die eerste nacht hebben we in Vilnius in de jeugdherberg geslapen en de dag erna heeft die vriend ons Vilnius zo een beetje laten zien, dat was wel de moeite waard. Daar waren nog andere vrienden bij en die spraken een beetje Engels en wij ook, dat ging wel. Ik kan me nog herinneren dat we ergens aan een discotheek beland zijn, maar daar mochten wij niet binnen omdat we nog te jong waren. De tweede dag zijn we naar een feest geweest aan een heel groot meer, dat was van iemand die afgestudeerd was en ook net jarig was of zoiets. Dat was heel plezant, ik zal ’t nooit vergeten. Voor mij was dat een openbaring. Ik was nog nooit fatsoenlijk op reis geweest. Wel eens een keer aan de Belgische kust en een keer in Spanje, maar dat was al. Voor Bart was dat ook mooi om zo te kunnen vertrekken, met al zijn vrienden. Wij hebben ons tentje aan dat meer gezet, daar was een man of vijftig, zestig, en die hadden allemaal tentjes bij. In de verte zagen we nog een kampvuurtje … net als in de film. Het was toen de langste dag van het jaar, 21 juni. De zon ging om twaalf uur onder en om half twee was ze er al terug. ’t Was daar lekker warm. Ik denk wel dat die mensen helemaal anders zijn dan wij, dat is een ander soort volk. Cyrille is toen met iemand zijn vrouw in de tent gekropen en die mens liet dat allemaal maar gebeuren. Blijkbaar kon dat allemaal. Bij mij in de tent sliep ook wel iemand, maar daar is niks van gekomen.
2
De volgende dag zijn we beginnen stappen. Dat deed wel een beetje pijn natuurlijk: een zere kop, weinig geslapen, de zon die al om half twee ’s nachts op uw tent staat. Door dat tijdsverschil ben je ook een beetje gedesoriënteerd.
… vier maanden te voet … We zijn door Litouwen, Polen, Tsjechië, Duitsland, Frankrijk en Luxemburg gestapt. We hebben vier maanden lang bijna elke dag goed weer gehad. Alles samen misschien een dag of tien regen, meer niet. Wel eens een keer bewolkt en eens een keer regen, maar meestal warm. Toen we in oktober bijna thuis waren, hebben we ’s morgens ook eens een beetje ijs op onze tent gehad, maar dat stelde niet veel voor. We stapten altijd veel alleen. Bart wees dan op een kaart en zei gewoon: ‘Deze baan volgen en daar naar links’. (lacht) Als er ergens echt een knooppunt was, dan wachtten we op elkaar. Je loopt rap verloren in zo’n land – gelukkig is dat bijna nooit gebeurd. Op een landkaart waren dat hoofdwegen, maar in realiteit zijn dat zandwegen. In het begin waren die huizen en die kerken allemaal van hout. Pas naarmate je Polen dieper inging, veranderde dat. Ik herinner me dat we het op een keer beu waren om altijd langs de grote weg te wandelen. Toen we daarnaast een zandweg zagen, hebben we die een tijdje gevolgd. Op een gegeven moment kwam daar een grote hond, en maar blaffen. Ik denk dat we toen ook militairen zijn tegen gekomen, of een bord waarop stond dat je daar niet mocht komen. We waren op een militair domein beland. Dan zijn we maar terug langs de gewone weg gegaan. Ik ben nogal mager, maar ik kon wel heel goed stappen. Wel eens een blaar of zo, maar nooit pijn. Niks om over te zagen. Soms ben je wel eens moe of heb je geen zin meer. Of soms had ik last van mijn suiker, dan moest ik dringend kunnen eten. Dan had ik echt honger en was ik even uitgeteld, dan vloek je soms wel. Maar eigenlijk doet dat er allemaal niet toe. Als je fles water leeg is heb je dorst … maar dat vergeet je ook snel. Ik stapte altijd stevig door. Cyrille was meer een treuzelaar. Bart en ik zaten dikwijls al een half uur op café voor Cyrille toekwam. Wij gingen dan al verder en dan zat hij daar alleen, dat gebeurde wel vaak. Na een tijdje wilde hij mij dan altijd per se voor zijn, maar ik had dat niet door. Hoe rap hij ook stapte, ik volgde hem gewoon. Dat werkte op zijn zenuwen. Gelift hebben we nooit. Behalve één keer, aan de grens tussen Litouwen en Polen. De grenscontroles waren toen nog erg vervelend en we mochten daar te voet niet over. Toen moesten we een kilometer met iemand meerijden, we hadden geen keuze. Later op de tocht hebben we nog een paar keer het aanbod gekregen. Zo kwam er een keer iemand de hele tijd naast ons rijden en die bleef maar zeggen: ‘Meerijden! Meerijden!’ maar dat hebben we altijd geweigerd. Ook eens een vrouw in een chique BMW, dat vonden we verdacht. Eigenlijk dachten wij er zelf nooit aan om te liften en ik ben ook blij dat we het niet gedaan hebben. Daar zou ik achteraf spijt van gehad hebben. De eerste maanden zetten wij meestal gewoon ons tentje aan een meertje. Wij wasten ons altijd in beekjes, aan waterputten, fonteintjes, drinkbakken … als je maar gewassen was. Soms gingen we eens naar een camping, dan konden we een douche nemen. Bij mensen thuis zijn we niet vaak geweest. In Litouwen zijn we eens één keer door iemand gevraagd om bij hem te komen eten, die drong daar echt 3
op aan. Maar dat was een uitzondering. In die landen zijn de mensen wel heel vriendelijk, maar toch ook een beetje schuw. Misschien ook door de taal? In de winkeltjes moesten wij altijd wijzen wat we wilden - worst en zo - dat was altijd behelpen. Sommige woorden kenden we wel. In Litouwen is bier ‘alus’ en in ’t Pools ‘pivo’. En ‘goedendag’ is in ’t Pools ‘dzień dobry’. Dat heb ik wel onthouden. En in het Duits zet je overal ‘tsj’ achter, daar kom je al ver mee. Ik moest zelf nooit koken, want ik droeg altijd de potten en pannen. Dat was een afspraak. Ik denk zelfs dat zij dachten dat ik dat niet kon. Maar dat speelt geen rol, ik liet hen in dat gedacht. We hebben overigens altijd goed gegeten. Dat waren wel meestal eenpansgerechtjes, maar dat is bij elke tocht zo denk ik. Je hebt maar één vuurtje, dan ga je geen haute cuisine maken. Soms gingen we ook eens eten, maar niet zo vaak. In goedkope landen zoals Tsjechië konden we altijd goed eten voor weinig geld.
… jongens onderweg … Cyrille en ik zijn allebei verjaard op tocht. Dan gingen wij samen ’t stad in, meisjes versieren en zo, dat was plezant. Dan leer je andere mensen kennen en dan begin je wat te praten, ik was daar ergens wel goed in. Wij maakten wel indruk met onze tocht, daar pakten we dan mee uit, ja. (lacht) Wij gingen ook jointjes zoeken – ik liet Cyrille het vuile werk doen, maar dat speelt nu geen rol. En euh … we hebben daar vooral hard naar gezocht, maar veel stelden die jointjes niet voor, hoor. In Polen kwamen we zo eens langs een festivalletje in een park en daar rookten ze allemaal met zo’n glazen pijpje. Daar hebben wij dan ook eens een paar trekjes van kunnen doen. Daar waren optredens en zo, en ik hing zo een beetje de ‘showpikker’ uit. We zagen daar toen een meisje met biervaten sleuren en ik zo van: ‘Moeten wij misschien helpen?’ Zo zijn we aan de praat geraakt en met haar vrienden ook, en ik heb met dat meisje een heel mooie nacht gehad. Dat was misschien een van de schoonste nachten uit mijn leven. Ik heb toen buiten onder een boom geslapen, Bart sliep een eindje verder. Toen ik ’s morgens rond een uur of zes terug kwam, trippel, trippel, trippel, werd Bart wakker. Hij was toen boos omdat ik niet geslapen had en we moesten nog een hele dag stappen. Maar dat is ongeveer de enige keer dat hij kwaad op mij geweest is. Ik kwam goed overeen met Bart, ik vertelde hem ook alles. Mentaal was alles oké. Met Cyrille heb ik ook een keer ruzie gehad. Die wist altijd alles beter, en die kon altijd alles beter, en op den duur dacht ik: ‘We zullen wel eens zien.’ We waren al een tijdje onderweg en wij mochten toen ons geld al zelf beheren. Ik was een keer naar de bakker geweest om een croissant gevuld met confituur te kopen. Dat was nogal duur. Wanneer Cyrille mij daarna die croissant zag eten, vroeg hij: ‘Was dat duur?’ Ik zeg: ‘Neen, dat was kei goedkoop’, waarop hij naar die bakker ging en er vijf bestelde. Al zijn geld op! (lacht) Die was toen heel kwaad op mij, maar ik zei: ‘Pech vriend. Als je daar niet tegen kan …’ Zo ben ik nu eenmaal, nog altijd. Beetje pesten … Met Bart botste Cyrille wel vaker. Ik liet die dan maar doen. Ik had daar weinig last van.
Eén keer, toen we cannabis aan het zoeken waren, waren wij in een jeugdherberg beland, eigenlijk was dat een school. Daar is nog een foto van, wij met een bloempot op onze kop. We hadden daar toen wiet gevonden, maar dat koste een beetje geld en dat hadden we niet. Dus stonden we op het 4
punt om dat te pikken, maar we hebben dat uiteindelijk toch niet gedaan. Ik had toen een beter idee: ‘We doen gewoon ons noodgeld op’ en dat hebben we toen gedaan. Daar kwamen we mee toe. (lacht) Maar ik heb niks gedaan om me te schamen. Cyrille kwam wel eens een keer bij mij of ik geen zin had om iets te pikken, zomaar in een winkel. Ik zei: ‘Neen jong, we zijn nu hier en we moeten die tocht doen en we hebben toch alles. Ik hoef dat niet te doen.’ En we hebben het ook niet gedaan. Ik was toen eigenlijk een heel flinke! (lacht)
… stappen doet nadenken … Heimwee heb ik nooit gehad. Wel het gevoel van ‘ik wil graag terug naar huis’. Maar om zo te zeggen van ‘ik mis dit of ik mis dat’? Neen. Voor ik op tocht ging, was ik echt té ongelukkig. En op de tocht ben ik gelukkig geworden, dan kan je toch geen heimwee hebben? Ik heb geen enkel moment gedacht om er mee te stoppen. Verre van. Soms was ik heel blij en soms was ik ook triestig. Dat verschilde van dag tot dag. Ik liet dat niet altijd zien. Als je in een instelling zit, dan gaat het eigenlijk niet zo lekker in je leven. Dat begin je wel te beseffen als je op tocht bent. Je weet nog hoe het vroeger was en dat dat allemaal wel tegensloeg. Op den duur heb je wel door van ‘dat is het allemaal niet, hé’. En dan vraag je je ook wel eens af: ‘Wat ben ik allemaal aan het doen geweest?’ Ook met mijn zussen ging het niet zo goed, daar was ik soms wel verdrietig over, ja. Maar als kind konden wij daar eigenlijk niet veel aan doen. Wij deden ook maar wat de volwassenen ons geleerd hadden. Ik denk niet dat ik daar onderweg met iemand over gepraat heb. Misschien met Bart? Veel behoefte had ik daar niet aan. Ik was op die tocht vooral een heel gelukkige kerel. Ik heb mij toen goed geamuseerd en meer had ik niet nodig. Als je alleen stapt, heb je natuurlijk altijd wel van die momenten dat je met jezelf bezig bent … ik was dan vooral die paaltjes aan het tellen en me kwaad aan het maken, zo van: ‘Godverdomme, nog twee kilometer’. Dat wel. Ik heb ook veel lopen nadenken over wat ik zou doen als we terug in België waren. Ik had altijd wel ideeën, maar die veranderden ook vaak. Ik ging bijvoorbeeld studeren, en dat heb ik ook geprobeerd, maar ja …
… meestappers … Er zijn ook een paar keer mensen komen meestappen. Meestal waren dat vrienden van Bart, vooraf kenden wij die niet. Hij vertelde daar dan over en dan waren we wel benieuwd. Die bezoeken waren mijlpalen voor ons. Dan kan je ook eens tegen iemand anders praten, dat breekt de dagelijkse routine. Het eerste bezoek was van An, een vriendin van Bart. Met dat bezoek is een journaliste ook komen meestappen, die kwam een interview doen voor Humo. Maar daar is niks van gekomen. Dat was een speciaal geval, een excentrieke. Die dacht altijd maar dat wij spectaculaire dingen deden, dat wij de hele tijd op kaart liepen, over beken en zo, maar dat was niet. Zo’n tocht is geen action travel, hé! Wij stapten gewoon om thuis te geraken. Je komt wel eens door een bos en je zit wel eens in een beek, maar dat is geen dagelijkse kost. Daar ga je niet naar op zoek. Soms maakten we wel iets mee natuurlijk. In Tsjechië, in de heuvels van Bohemen, kwamen we eens langs een riviertje en daar hingen drie grote rieten voodoo poppen. Niet dat ik dan echt bang was, maar toch … Bart heeft daar nog een 5
foto van. Blijkbaar verwachten de mensen altijd dat soort spektakel, terwijl voor ons de gewone dingen al spectaculair genoeg waren. Wij sliepen vaak aan een meertje, maar het is niet dat we daar dan met een vlot overgingen, hé. Die journaliste zei ook effectief tegen ons: ‘Ik ben echt in jullie teleurgesteld, want ik dacht dat jullie meer mannen waart.’ Daar kwam het op neer. Dat was eigenlijk een heel vervelende vrouw, ik heb me daar verschrikkelijk aan geërgerd. Er zijn nog andere vrienden van Bart geweest. Jef. En Goele. En Toon - daar had ik een mindere band mee. En een vriend met een groep van Outward Bound - ik heb daar toen een heel goed gesprek mee gehad, heel emotioneel. Die vriend is inmiddels gestorven. In Tsjechië is Ingrid komen meestappen, de vriendin van Bart. Dat was een heel toffe. Zij had uit Nieuw-Zeeland een amuletje meegebracht, dat was van koeienbeen gemaakt of zoiets. En in Tsjechië had ze een klein leren schoentje gekocht, dat hebben wij heel de tocht altijd aan gehad. En daarna ook nog lang. Ik heb dat nog ergens hangen, boven aan de spiegel. In Duitsland zijn er vaak hutten waar je ook kan barbecueën, dat was plezant. Daar is Pol op bezoek gekomen en die reed elke avond tot waar we afspraken. Die had dan muziek in zijn auto, van Manu Chao en zo, dat was tof. En de vader van Bart is ook komen meestappen. Dat was interessant, die mens had veel te vertellen. En al die meestappers waren er ook voor ons, hé. Die kwamen wel voor Bart, maar die luisterden ook naar ons en die stapten mee. Dat dat waren ook voor ons precies allemaal vrienden.
… het einde in zicht … In de buurt van Strasbourg heb ik eens twee dagen alleen gestapt. Dat weet ik nog want ik ben de grens met Frankrijk toen alleen overgewandeld. Dat was een hele historie. Het was heel slecht weer, veel mist, en ik was verkeerd gelopen. Toen het donker werd, zag ik ergens een voetbalveld en daar was zo’n zandweggetje, daar heb ik dan mijn tentje gezet. Ik had de kookpotten en het vuurtje bij – Bart en Cyrille zijn die avond op restaurant geweest – maar ik kreeg dat vuurtje niet aan. Ik had zo’n fles Duitse ‘Erdbeerwein’ gekocht en ik had een potje ravioli, dat heb ik koud opgegeten. Dat was een hele ervaring eigenlijk. Met de regen werd dat zandwegje een modderpoel en ’s morgens zat heel mijn tent onder de modder. En ik wist niet waar ik zat. Dat alleen stappen was wel plezant, maar toen had ik wel schrik, zo van ‘waar zit ik?’ Ik heb dat dan aan mensen gevraagd en we hebben samen op de kaart gekeken … ik zat 9 kilometer uit de richting. Dat viel nog mee, te voet zit je nooit 100 kilometer fout, hé. Ik ben die 9 kilometer terug gestapt, dat was dus 18 kilometer extra. Ik heb toen twee dagen alleen gewandeld, dat vond ik wel spannend. Maar ik heb ze terug gevonden. Nog geen twee dagen later zijn Cyrille en ik samen opnieuw verkeerd gelopen. Toen hebben we naar Oikoten moeten bellen omdat we het niet meer wisten. Er waren toen ook meestappers en wij waren toen iedereen kwijt. Achteraf op Oikoten heb ik daar nog een speechke over gegeven. Daarna zijn we in België ook nog langs Lustin gegaan, daar waren we tijdens de voorbereiding ook geweest. De cirkel was rond. Vanaf toen is mijn frank stilaan beginnen vallen: de tocht was bijna voorbij. Ik was aan het aftellen, in de zin van: ‘Shit, nog maar tien dagen’. Niet: ‘Yes, nog maar tien dagen!’ Ik wilde niet stoppen.
6
Toen we in Tildonk aankwamen, had ik het echt moeilijk. Dat was het meest emotionele moment van de tocht, want toen was het definitief gedaan. We zijn eigenlijk een paar dagen te vroeg thuis gekomen en behalve Dimi was er geen ontvangstcomité. Dat was wel goed, dan konden we rustig bekomen. Dan hadden we niet meteen die spanning van al die mensen. Die zijn wel een paar dagen later gekomen, er waren veel van mijn vrienden. Zolang de tocht bezig was, hadden we altijd plezante momenten en stonden wij niet stil bij ‘wat daarna?’ Ik was écht gelukkig op die tocht en ik wilde niet opnieuw het leven van voordien. Tijdens de tocht moét je niks, dat is een heel ander leven. Er waren wel regels van Oikoten, een bepaalde structuur, maar dat stelt al bij al niks voor. Want op tocht ben je vrij. Je bent uit de maatschappij, dat gevoel van vrijheid wilde ik niet afgeven. Maar ’t was voorbij, het echte leven moest nog beginnen.
… een nieuwe start … Na die tocht, neem je een nieuwe start. Dat wist ik ook altijd: ‘Ik doe deze tocht, vooral voor nà de tocht. Ik ga opnieuw beginnen met een propere lei.’ En zo voelde ik me ook. Op dat moment kon ik echt alles aan! Ik was zelfs een beetje manisch. Had je toen aan mij gevraagd: ‘Ga die berg eens van hier tot daar zetten’, dan had ik mee gedaan. Zonder die tocht was ik nadien zeker en vast in den bak beland. Dan was ik te lomp geweest, of te naïef. Als je geen huis hebt, beland je sowieso in de gevangenis. Dat was zonder die tocht zeker gebeurd, en nu niet. Dat is goed, hé! Vlak na de tocht ben ik eerst terug op De Waaiburg gaan wonen. Ik kwam terug terecht in mijn leven van daarvoor, en voelde ook snel aan dat ik veranderd was. Toen ik dat merkte, dacht ik: ‘Rustig landen, hé.’ Ik heb toen alles los gelaten, ook mijn vrienden. Na een week of twee, drie ben ik alleen gaan wonen op een goedkope studio. Ik was jong en had geen geld. Ik heb eerst mijn opleiding van bakker verder gezet, maar ik voelde mij eigenlijk geen bakker. Daar ben ik dus mee gestopt. Ik ben toen met het VLOD begonnen, maar ik zat daar als 17-jarige tussen mensen van 22, 23 jaar. Ik heb dat een half jaar of een jaar gedaan, maar daar voelde ik me opnieuw heel onzeker. Ik ben dan in een parfumfabriek gaan werken, dat viel ook tegen. Ik kon ineens niks meer. Ik verdiende 30.000 frank, maar ik voelde me daar heel slecht. Dat was ineens weer de realiteit van: ‘Zo zal ’t zijn’. Ik was het daar kotsmoe. Ik had toen ook een liefje, maar dat ging niet goed. Ik voelde mij echt niet goed in mijn vel. Ik moest weg. Ik kon niks beter verzinnen dan in het buitenland te gaan werken en dat kon via Intersoc van de christelijke mutualiteit. Ik had goede referenties als bakker en werd aangeworven als patissier voor in hun vakantiedomeinen. Zodra ik op de trein zat naar ginder, voelde ik me terug vrij. Ik heb dat bijna twee jaar gedaan. Dat was redelijk goed betaald: duizend euro per maand, ik kreeg kost en inwoon en ik moest geen eten of drinken betalen. En ik woonde in Zwitserland, meer moest dat niet zijn. Eerst zat ik in St. Moritz en in Davos, daarna in Frankrijk in La Garde-Freinet, ook een domein van de mutualiteit. Daar heb ik toen ruzie gehad met de directeur. Daar gebeurden dingen die niet konden, vervallen vlees en zo. Maar het enige wat telde was geld. Ik kan niet tegen sjoemelaars. Ik heb ook graag mijn centjes, dat is zo voor iedereen, maar daar gebeurden van die praktijken … ik heb daar nog foto’s van genomen. Ze gaven echt vervallen eten, en ik moest dan die datums daar af wassen, maar 7
dat wilde ik niet doen. Die laatste keer is dat helemaal uit de hand gelopen met die directeur. Ik ben dan naar huis gekomen, en sindsdien kan ik ook niet meer werken voor die firma. Maar zelf raad ik ook niemand aan om bij Intersoc te gaan werken. Ook niet om daar mee op vakantie te gaan, ze vergiftigen u daar gewoon. Daarom wilde ik daar ook niet meer werken, met zo’n praktijken wil ik mij niet bezig houden.
… terug bergaf … Sindsdien is het terug bergaf gegaan. (diepe zucht) Ik moest terug hier beginnen werken, maar ik had geen diploma. Ik ben dan maar terug aan het VLOD begonnen. Voor wat er toen gebeurd is, schaam ik me diep. Ik ben drugs beginnen nemen. Ik had dat nog nooit gedaan, wel eens een jointje of zo, maar toen begon ik echt drugs te pakken. In het begin deed ik dat om de plezante uit te hangen, maar dat heeft niet lang geduurd. Ik pakte drugs omdat ik aan het verloren lopen was. Ik wou van alles en dat lukte niet en ik liep verloren en dan … stommerik dat ik was, maar ja. Ik begon ook te pikken om die drugs te kunnen betalen. Ik was wel door mijn stage geraakt bij het VLOD, maar ik pakte te veel drugs en kon dat niet combineren. Ik ben toen na een jaar of zo voor een tweede keer gestopt met het VLOD. Ik had nog altijd een goede band met Anna die tijdens mijn tocht mijn achterban was. Ik mocht bij haar gaan wonen, maar ik bleef die drugs pakken en ook die medicatie. Ik heb daar bij Anna toen eigenlijk alles kapot gemaakt wat ik kapot kon doen, na een tijd mocht ik daar ook niet meer wonen. Ik ben dan terug op een studio gaan wonen en dat was het ergste wat mij kon overkomen. Ik ben toen heel ongelukkig geweest. Ik was heel onzeker en helemaal niets waard, ne vent van niks … (diepe zucht) Ik ben dan dakloos geworden, tot mijn grote schaamte eigenlijk. Ik was ooit heel trots geweest op mezelf, maar die trots heb ik zelf helemaal kapot gemaakt. Het was echt uit de hand aan het lopen, dat moet ik toegeven. Dat heeft toen heel hard gewrongen, en daar heb ik nu nog last van. Ik ben een tijd alles kwijt geweest en dat ongelukkige gevoel ben ik nog altijd niet helemaal te boven gekomen. Ik ben een heel eenzame mens. Ik ben echt benauwd van andere mensen. Ik denk dat veel mensen niet tegen mij kunnen en ik kan ook niet tegen andere mensen. Hoe moet ik dat uitleggen? (lacht zenuwachtig) Ik ben terug heel onzeker geworden, en dat is niet goed. Dat is mijn eigen schuld. Ik heb mezelf dat terug aangedaan.
… Jana … Vijf jaar geleden heb ik Jana leren kennen. Ik mocht eerst bij haar pa gaan wonen en had toen ook terug werk - stom werk in een doe-het-zelf zaak, maar ’t was iéts. Ik ben dan met Jana op een appartementje gaan wonen, maar wij hadden nooit eten, nooit drinken, we hadden weinig geld … dus ging ik altijd pikken, pikken, pikken. Maar dat was meestal klein geld, altijd rommel waar ik nooit iets aan had. Ik heb dan nieuw werk gevonden bij ramen en deuren, mijn eerste werk in de bouw. Ik had vast werk, woonde samen met Jana en dan een stommiteit: op een keer heb ik bij mijn huisbaas de sleutel gepakt en ben ik daar wat juwelen gaan pikken. Ik ben toen betrapt en heb drie dagen in de gevangenis gezeten, en daarna kreeg ik een enkelband. Ik heb die feiten ook toegegeven. Ik had zoiets nooit mogen doen, maar op dat moment ging dat niet anders. Of misschien wel, dat doet er eigenlijk 8
niet toe. Ik was lomp geweest en kon me er toch niet uitklappen … dan moet je aanvaarden hoe de dingen zijn, hé. Van die enkelband ben ik inmiddels al een jaar of drie vanaf. Toen heb ik me wel herpakt. Ik ben opnieuw in de bouw beginnen werken. Ik ben toen ook in één keer gestopt met drugs. Met Anna heb ik alles terug bijgelegd, dat is terug goed. En ik was samen met Jana. Wat ik nu met Jana heb, heb ik vroeger in mijn leven gemist. Ik heb nu iemand waar ik dingen voor doe. Ik heb terug een duidelijk doel. Dat helpt om vol te houden. Een stabiele job en een goed inkomen, meer moet dat niet zijn. Ik zit in de zonnepanelen en werk als ploegbaas. Ik heb niet zo’n goede baas, maar dat speelt geen rol, ik ben uiteindelijk mijn eigen baas en ik doe dat goed. Voilà. Op den duur is dat loon trouwens niet meer belangrijk. Als ’t moet kan ik altijd een andere job zoeken, of als zelfstandige beginnen. Ik ben van plan om bedrijfsbeheer te doen en met een eigen bedrijfje te beginnen … dus ik ga er wel komen. Daar ben ik zeker van. Ik heb terug een heel mooie drijfveer, ik heb er zin in. Alles wat ik nu terug ben, heeft ook met die tocht te maken. Omdat ik toen ooit die kracht gevonden heb, kan ik ze nu ook terugvinden om er weer bovenop te komen. Ik kan teruggrijpen naar die emoties en tegen mezelf zeggen: ‘Ja, oké, genoeg. En ga er terug voor.’ En dan doe ik dat, hé. Ik ben nog altijd trots op die tocht. Ik vertel daar ook over aan andere mensen. Niet tegen mijn collega’s, die geloven dat toch niet. Het enige wat bouwvakkers kunnen, is scheten laten en bier zuipen, om ‘t zo te zeggen. Ik doe dat trouwens ook, want ik ben ook bouwvakker. (lacht) Daarom dat ik die bouw zo beu word. Je wordt daar regelmatig in de zeik gezet, dan moet je naar de vakbond en zo. Gezever over weerverlet, ik ben dat kotsmoe. Altijd geprul. Soms word ik zo kwaad dat ik mensen iets zou kunnen aandoen, maar dat wil ik niet. Ik wil gewoon rustig mijn eigen ding kunnen doen, mijn eigen leven leiden. Dat lukt wel hoor, ik moet gewoon mijn weg vinden. En dat lukt stilaan, zeker nu met Jana.
… terugblik … Ik denk wel dat ik vroeger als kind een slimme was. Maar ze hebben een onzekere van me gemaakt en een vervelende. Ik was thuis de slechte … en op Oikoten heb ik eindelijk gezien: ik ben een schone mens en een plezante, geen vervelende. En ik moet zo onzeker niet zijn en ik kan wél veel. Dat had ik zelf nooit kunnen ontdekken en nu wel. Als je altijd in een klein hoekje zit en je voelt je altijd de slechte, daar heb je niks aan. Maar eens je je goed voelt, eens je open bloeit, eens je voelt dat je iets kan, dan laat dat je niet meer los. De tocht heeft mij daar héél hard in veranderd. Ik ben echt open gebloeid. Die tocht heeft ook heel erg bepaald wie ik nu ben. Ik had natuurlijk mijn karakter, maar eigenlijk was hoe ik vroeger deed in tegenstrijd met wie ik was. Ook mijn opvoeding en zo, dat klopte niet. Tijdens die tocht heb ik mijzelf leren kennen, op een heel goede manier. Dat koester ik. Op het moment zelf heb ik dat gewoon beleefd, toen besefte ik dat niet. Maar achteraf sta je daar bij stil. Als ik denk aan hoe ik veranderd ben, dan is toch vooral Bart mij het meest bijgebleven. Die dacht niet in vakjes. Ik kan me gerust voorstellen dat het met een andere begeleider helemaal anders gelopen was. Want als het niet klikt, dan geraak je nooit zover, hé. Bart heeft daar iets heel mooi van gemaakt, ook omdat hij daar mensen kende. Hij kende dat land een beetje. Ik heb echt heel veel aan hem gehad. Aan de tocht zelf ook, maar dat is vooral wandelen, en soms is dat plezant en soms is dat shit. Maar uiteindelijk zijn het toch de mensen die je bij hebt die het verschil maken. Bart was zo anders dan alle 9
andere mensen die ik kende. Ik kende alleen maar vtm-publiek, om zo te zeggen. En Bart was helemaal anders, daar kon ik me echt in vinden. Ik mis dat in mijn leven. Ik heb niemand bij wie ik mijn echte emoties kwijt kan. Ik kan tegen niemand iets zeggen. Ik denk nu ook veel meer na. Want alles wat ik zeg, kwetst ergens iemand. Zelfs als ik dat niet bedoel, dat is onrechtstreeks. Op die tocht was ik veel jonger en dan zei ik die dingen gewoon. Dat kon toen, die mensen stonden daar voor open. Anne was bezorgd om mij, die meestappers ook. Maar de mensen die ik nu ken, staan daar niet voor open. Mijn vrienden zijn te beknopt om die dingen te begrijpen. Er zijn zoveel mooie dingen gebeurd op die tocht! Maar ik geloof niet dat het over die momenten gaat. Het gaat om al die mensen die daar bij waren, de ideeën die ze meebrachten, wat ze zegden, ieder zijn ding. Ik ben blij dat ik dat heb leren kennen. Dat is ook wat mij het meeste bijblijft. Je vergeet sowieso veel details, ook al blijven er momenten die ik koester. Ik had mijn schoenen eens in de rivier laten vallen en dan moest ik met natte schoenen verder. Zoiets onthoud ik wel. Die schoenen heb ik trouwens nog lang gehad, die waren redelijk kapot gestapt. Nu heb ik ze niet meer. Ik heb daar eens mee geschilderd, daar schoot niks van over. Ik heb ook nog redelijk wat foto’s. En nog een T-shirt van toen.(lacht) Maar ik hecht niet zoveel emotionele waarde aan die materiële dingen, wel aan ideeën. Een ding is maar een ding, ideeën en herinneringen blijven langer bij. Aan de tocht heb ik alleen maar goede herinneringen, de slechte ben ik vergeten. Ik zou die tocht zeker aan andere jongeren aanraden. Niet aan iedereen – al dat snobistisch volk zou ik die ervaring niet gunnen - maar veel jongeren wel. Als jongere loop je in deze maatschappij verloren. Iedereen loopt met messen rond en doet maar … Op tv dringen ze je dingen op, maar dat is de realiteit niet, hé. En op zo’n tocht word je terug mens. Je leert terug wat ‘mens zijn’ is en je leert de dingen aanvaarden zoals ze zijn. Veel jongeren hebben dat terug nodig. Ik had veel aan Bart en aan Cyrille. Die vriendschap mis ik wel. In het begin zag ik Bart soms nog wel, maar nu niet meer. Ik laat zo’n dingen altijd verwateren. Maar dat speelt ook niet echt een rol. We hebben allebei ons eigen leven, zo gaat dat. Met Cyrille was ik tijdens de tocht ook bevriend, maar nadien heb ik hem nooit meer gezien. Ik zou niet weten hoe het met hem is, wie weet is die al lang dood. Ik denk dat hij van Sint-Niklaas was. Maar ja, die is na de tocht ook op het slechte been geraakt. Ik denk dat iedereen wel eens een ander pad kiest, ik heb zelf ook verkeerde paden bewandeld. Maar dat wil niet zeggen dat ik een slechte mens ben, hé.
Die tocht was echt goed. Oikoten doet dat heel goed. En als ze ook nog een mobiel zwembad hadden, was het nog beter. (lacht)
10