1992 – Marc ‘Die tocht was fantastisch. Slechte dingen herinner ik me niet.’ Marc stapte in de winter 1991-92 van Tildonk naar Santiago de Compostela samen met een andere jongen (in dit interview Christof genoemd nvdr ) en begeleider Jef … Na de tocht wilde ik graag zelf begeleider worden. Maar dat mocht niet, want je moet 26 jaar zijn. Dat een jongere daarna begeleider geworden is, is nog nooit gebeurd.
… Ruiselede … Mijn vader was kapitein op een groot schip. Hij werkte bij Dredging en was altijd drie maanden weg. Daarna kwam hij veertien dagen naar huis, maar ik kan mij niet herinneren dat hij ooit echt veertien dagen thuis was. Soms moest hij al na een paar dagen terug vertrekken. Dan moest hij ergens een probleem gaan oplossen, de vlieger op en weg. Ik weet nog heel goed dat mijn moeder de telefoon uittrok, zodat ze hem niet konden bereiken. Maar op een of andere manier bereikten ze hem toch altijd. (lacht) Die schippersmentaliteit zit wel een beetje in onze familie. Maanden van huis weg zijn, moet je gewoon worden. Oorspronkelijk ben ik van Antwerpen, maar ik heb zowat overal gewoond. In mijn jeugd heb ik veel rond gedoold. Ik zeg niet dat dat de schuld is van mijn ouders, ik was een raar kereltje. (lacht) Toen ik zestien was, woonde ik samen met mijn vriendinnetje Fanny . Wij woonden op de grens in Koewacht, in het Hollandse deel van het dorp. Maar omdat we nog minderjarig waren, had haar oma klacht tegen ons ingediend. Dat wij niet mochten samenwonen is ergens logisch, want als minderjarige kan je geen geld verdienen. Dus werden wij allebei geplaatst, ik in Ruiselede, zij in Bornem. Maar na zes weken was zij al vrij - zij had plek, zij kon terug naar huis. Voor mij lagen de kaarten enigszins anders want ik kon niet naar huis. Of misschien wel, maar ik had daar geen goesting in. Ik vond het niet te doen dat ik geplaatst was. Maar al van kleins af aan relativeer ik ook veel. Ik bekijk Ruiselede dus niet echt als een nare ervaring. Dat was zomerkamp voor mij. Een beetje beperkt weliswaar als zomerkamp, maar ik kreeg daar eten, ik kreeg daar alles. De mensen van die instelling hebben zeker ook hun best gedaan voor mij, ze hebben heel veel geprobeerd. Ik mocht bijvoorbeeld op begeleid kamerwonen, ook al was ik daar nog veel te jong voor. Dus eigenlijk viel dat allemaal wel mee. Ik weet zelfs niet of ik de mensen daar met de achternaam aansprak. Ik had dat vroeger al, ik spreek iedereen bij de voornaam aan. Ik doe dat nog altijd. Als ik een minister tegenkom, spreek ik die ook met zijn voornaam aan. Ik verwacht van hen hetzelfde. Ik heet Marc – ‘mijnheer’ hoeft niet, ik ben maar een gewone mens, dus… Maar als iemand autoritair begint te doen tegen mij, krijg ik het moeilijk. Zo ben ik nog altijd en vroeger zeker. Dan begon ik dwaas te doen. Ik ging altijd lopen, dat was mijn vast probleem. Maar ze pakten me altijd terug. Het langste dat ik ooit heb vast gezeten, was twee maanden – toen zat ik in de strafsectie op de tweede verdieping en ik geraakte daar niet uit. Maar op een keer kwam een begeleider me halen en gingen we naar beneden. Toen hij de deur open deed, zei ik meteen: ‘Salut, ik ben weer weg !’ Langer dan twee maand hebben ze mij nooit kunnen vasthouden.
1
Omdat ze me toch nooit konden houden, vertelden ze me op een gegeven moment: ‘Als je naar Spanje stapt, ben je vrij’. Ik zei meteen: ‘Ja, dat is goed. Ik zie dat zitten.’ Ik dacht: ‘Dat is maximum anderhalve dag à twee dagen met mijn duim omhoog, dan drie maanden op het strand, en dan ben ik vrij. Doen!’ Echt waar, dat was mijn eerste gedachte. Ik wist toen nog niet dat er ook een begeleider meeging. (lacht) Maar ik ben blij dat het anders gegaan is, want het was fantastisch! Ik heb echt een goeie tijd beleefd. Ik zou het meteen opnieuw doen! Ik kwam er natuurlijk vrij vlug achter dat het niet was zoals ik me had voorgesteld. Zeker toen ik hoorde dat er een begeleider meeging, schrok ik nogal. Maar toch heb ik niet lang getwijfeld om me kandidaat te stellen. Ik wilde vrij komen, buiten geraken. Dat was het hoofddoel. Bovendien heb ik altijd een passie gehad om in de natuur te zitten, al van kleins af. Ik ben nogal avontuurlijk aangelegd en zo’n tocht leek me geweldig. Dat is later ook zo uitgekomen. Ik heb eigenlijk nooit getwijfeld. De eerste kennismaking met Oikoten viel vrij goed mee. Ik heb dat niet meteen ervaren als een cultuurshock. Misschien ook omdat ik altijd vrij goed overeen kom met mensen. Mijn begeleider Jef vond ik van in het begin een toffe kerel. Ook Christof, de andere jongen, viel goed mee. Maar van de voorbereiding herinner ik me niet meer zoveel. Ik was nog jong, dan onderga je dat ook maar wat, hé. Er wisten niet veel mensen dat ik die tocht ging doen. Ik had nog heel weinig contact met mijn ouders. Ik werd ook niet gemist, ik was altijd weg. Als mijn vrienden niks van mij hoorden, dachten ze allicht: ‘Marc zal ergens vastzitten, of op verlof zijn’. Mijn achterban was overigens iemand die door Oikoten gevonden werd. Ik had of kende zelf niemand die mij kon of wilde steunen.
… de tocht … We zijn vol goede moed vertrokken … tot die eerste berg. Eigenlijk was het maar een heuvel, maar wij dachten dat het een berg was. We zaten meteen plat op onze kont, ik zie ons nog zitten. Met z’n tweeën, hijgend, met een sigaretje - dat helpt natuurlijk … (lacht) Maar ook al liep het in het begin wat moeilijker, de goesting was er. Dus eigenlijk was er geen probleem. De Ardennen waren voor ons fysiek het zwaarste stuk van de tocht, want onze spieren moesten nog soepel worden. Maar nadien hebben we nooit meer op ons gat gezeten. In het begin ben je die rugzak ook niet gewoon. Maar na een week vonden we het al moeilijk om zonder te lopen. Als je die rugzak afzet mis je die, je voelt je bijna gewichtloos. Die rugzak wordt een deel van je. Met Christof samen ging het goed. Maar we waren tieners en in het begin was er wel wat haantjesgedrag, je kent dat. Maar dat was wel op een dag geregeld. Of zijn dat mijn goede herinneringen? Jef heeft dat misschien anders ervaren. Ik herinner me ook dat Christof en ik een keer ruzie hadden. We liepen toen uiteen en Jef is dan met ons allebei komen praten. Maar dat is het enige van dien aard wat ik me kan herinneren. Wij deden overigens ook geen dingen die niet mochten. Ik heb bijvoorbeeld nooit gelift en Christof ook niet - daar ben ik bijna honderd procent zeker van. Behalve één keer in de buurt van Givet, in die inham van Frankrijk in België. Ik ben nogal goed in kaartlezen en ik zei tegen Christof: ‘Hier gaan wij de berg op, dan snijden we dat hele stuk af en zijn we er direct!’ Maar voor ik het wist, zaten wij al in Frankrijk terwijl we nog in België moesten zijn. Het was al heel laat en toen zijn we terug gelift naar waar we moesten zijn. Jef dacht dat we gaan lopen waren! Paniek! Hilarisch ook. Zo zijn er nog heel wat fijne momenten
2
geweest.(lacht) Maar ook minder fijne. Ik herinner me een keer dat het een tijd heel hard en lang geregend had. Niet dat ik daarom zou opgeven, maar dat is echt wel balen! Alles is gewoon nat, dat is niet leuk! Maar noch Christof, noch ik, en Jef zeker niet, hebben er ooit over gedacht om op te geven! Nooit! Ik zei het al, in het begin was er die wrijving, maar wij zijn rap alle drie goed overeengekomen. Wij konden elkaar goed vinden. Meestal stapten wij samen, maar we hebben ook een keer veertien dagen alleen gestapt. Dat was op ons eigen verzoek, omdat we die ervaring wilden meemaken. Dat was ook fantastisch. Maar het is eigenlijk ook een nare herinnering, weet ik nu weer. De eerste nacht dat ik alleen in het bos sliep … god damn, ik was 17, hé! Ik lag alleen in die tent en ik begon vanalles te horen en in mijn hoofd begon dat alleen maar erger te worden. Maar vermoedelijk was daar niks. Misschien was dat gewoon een mug die tegen een boom aan het pissen was, maar ik maakte daar in mijn hoofd een hele mammoetbende van! Op den duur moest ik tegen mezelf zeggen: ‘Marc, waar ben je mee bezig? Stop daar mee. Doe nu eens normaal!’ Bang in het donker, fantastisch gewoon. (lacht) Maar sinds die nacht heb ik nooit meer schrik gehad in het donker. Er ís niets om schrik van te hebben. Gelukkig had ik het verstand om mezelf ter orde te roepen. Eén keer zaten we er alle drie door, we waren total loss. Waar dat precies was, weet ik niet meer. Dat zou ik aan Jef moeten vragen. Ik had last van mijn achillespees, Jef en Christof voelden zich ook niet goed, we mankeerden alle drie iets. We hebben toen een paar dagen rust gepakt en toen we weer in orde waren, zijn we vol goede moed terug op stap gegaan. Ik veronderstel dat er nog meer moeilijke momenten geweest zijn, maar die kan ik me niet herinneren. Maar ik denk wel dat we hebben afgezien. (lacht) In Aubrac bijvoorbeeld pakten wij ons drinken in onze slaapzak zodat het niet zou bevriezen. Maar toen Jef en Christof koffie wilden opschenken – zelf drink ik dat niet – werd dat water meteen terug ijs toen het de bodem raakte. Zo koud was het dus! Ik lachte mij kapot met die koffie, maar die kou, die ben ik eigenlijk vergeten. De slechte herinneringen vergeet ik heel snel, de goede hou ik bij. Dat bevroren koffiewater was overigens heel schoon! Ik had nog nooit bergen gezien. Dat heeft een heel grote indruk op mij gemaakt, dat staat me nog steeds helder voor de geest. Op een gegeven moment stonden wij boven op een berg, en je kon alleen de toppen nog zien, de rest zat in de wolken. En 200 kilometer verder zagen wij ineens de Mont Blanc, fantastisch gewoon. Dat is natuur, hé, dat maakt mij bescheiden. Ik word nederig als ik dat zie. En ook de Pyreneeën. Dat waren de eerste echte bergen die voor mij stonden. Ik stond er toen nog 60 kilometer van en die zegden al ‘whaaw’! En hoe dichter we kwamen, hoe imposanter die werden, prachtig gewoon. Hoe ruwer en ongerepter, hoe mooier. Tegen dan ging het stappen overigens vanzelf. We hadden voorzien om de Pyreneeën in drie dagen over te steken, maar we hadden er maar twee nodig. We waren zo rap op de top, dat we daar nog een dag rust gepakt hebben. Het is trouwens nog altijd een van mijn dromen om de Pyreneeën van kust tot kust te doen, over de GR 10. Dat zal niet gemakkelijk zijn. We hebben eigenlijk door de vier seizoenen gelopen. We zijn in de herfst vertrokken, we hebben de winter gehad, regen, koude … maar we hebben ook zomer gehad. In de bergen heb ik nog in mijn blootje gelopen, in het zonnetje. Het was misschien wel 20 graden, ik weet het niet, in elk geval warm genoeg wanneer je uit een wintertocht komt … het was fantastisch!
3
… ontmoetingen … Ik heb zoveel fantastische momenten meegemaakt, heel die tocht eigenlijk! Ik zou niet kunnen kiezen. Al die dorpjes waar we kwamen, al die mensen die met de glimlach onze drinkbus vulden. We werden overal gastvrij ontvangen, de mensen zegden: ‘Kom maar binnen’. En voor je het weet zit je met heel de familie te feesten. In een stad gebeurt zoiets niet, een stad blijft een stad. Ik heb dat verschil tijdens de tocht ontdekt. In de stad zit je naast elkaar, daar ben je anoniem. Je kent elkaar niet meer. Geef mij maar het platteland en de natuur. Een tent is luxe voor mij. Er zijn ook een aantal mensen komen meestappen, maar daar herinner ik me ook niet veel van. Daar was een schoon juffrouwtje bij, ik denk dat ze Goedele of Goele heette of zoiets. Die heeft ook in Spanje mee gestapt, dat weet ik nog. (lacht) En mijn achterban, dat was iemand van Sint-Niklaas. Maar die zijn naam ken ik niet meer, ik herinner me zijn gezicht zelfs niet. Daar heb ik weinig contact mee gehad. Tineke van Oikoten is ook komen meestappen – waar, dat weet ik niet meer – en nog een paar mannen ook, maar die vallen mij blijkbaar minder op. Wacht … Werner? Een kleine met blond lang haar? Volgens mij is die met het bezoek meegekomen. Voor de rest kan ik me weinig herinneren van de meestappers. Veel contact had ik daar niet mee. Maar het moet wel een aangename afwisseling geweest zijn. Ik herinner me ook niet dat ik post kreeg, ik keek daar ook niet naar uit. En zelf schreef ik ook niet. Ik had met niemand contact. Ik ben zelf ook niet zo een schrijver. Ik had ook die banden niet en ik hoef ook niet veel aandacht te hebben of zo. Ik red mij wel, dat heb ik al van kleins af aan. Hoe dichter je Santiago nadert, hoe meer pelgrims je ziet. We kwamen ze altijd opnieuw tegen in de refugio’s, maar de taal was misschien wel een probleem. Ik weet niet of mijn Engels zo goed was … Maar ik zal me toch wel een beetje hebben kunnen redden, denk ik. Desnoods met handen en voeten. Dat is nu nog zo. Die keer bijvoorbeeld dat we gingen overnachten in dat klooster. Daar zaten rijke kinderen uit Duitsland die op bezinning kwamen. Wij hebben daar toen de hele nacht mee gezeverd. Daar waren ook juffrouwtjes bij en dat was plezant. (lacht) Ik heb hier nog ergens een kaartje van een van die juffrouwtjes. De laatste dagen heb ik alleen gestapt. Jef is bij Christof gebleven, maar ik wilde doorstappen om nog tot Finisterra te gaan. Maar uiteindelijk ben ik er niet geraakt. Ik dacht dat ik niet genoeg tijd meer had om heen en terug te voet te gaan, dus ben ik vroeger teruggedraaid. Het plan was dat ik nog drie dagen in Santiago zou blijven, samen met de anderen. Maar ik had het mis berekend, want ik ben uiteindelijk nog vijf dagen in Santiago geweest en pas na twee dagen kwamen Jef en Christof daar ook toe. Die aankomst was voor mij wel een rare ervaring. Ik liep daar alleen, ik kon geen Spaans, het was een beetje afwachten en ondergaan, wachten tot Jef en Christof toekwamen.
… Jef … Jef was een fantastische begeleider. Hij kon met mij praten, begripvol, een tweede papa, zeg maar. Neen, mijn tweede vriend. Een papa is autoritair, Jef was een vriend. Tegen Jef kon je alles zeggen, wij waren heel open met elkaar. Een goede kerel, met heel veel psychologie. Hij wist alles over mij: wat er in mijn leven is gebeurd, dat rondzwerven … Toen we dichter bij Santiago kwamen, heeft hij in zijn dagboek ook precies beschreven wat er met mij ging gebeuren. Ik heb dat dagboek mogen lezen – het is als een verhaal waarin ik zelf meespeel. Ik heb die tocht nu gelezen
4
door het oog van een ander. Fantastisch. Ik heb onlangs ook zijn foto’s gekregen, die ben ik aan het inscannen – ik ben graag met de computer bezig. Die foto’s zijn fascinerend. En hoe Jef daar over vertelt. Ik was al heel veel kwijt. Maar andersom ook, want als ik mijn foto’s liet zien, wist hij daar ook niets meer van. Die foto’s houden onze herinneringen levend. Die tenten in de Pyreneeën zien er nog erger uit dan een diepvries. En Jef zei dat de meeste sneeuw toen al weggehaald was en met de wind was weggeblazen … shit, dat was koud. (lacht) Het verbaast me telkens weer dat ik slechte herinneringen vergeet en dat ik altijd alleen de goede herinneringen bewaar. Ik had het geluk dat Jef mijn begeleider was. Hij heeft alles wat een goede begeleider moet zijn: kunnen luisteren, begrip kunnen tonen, spreken op de jongeren hun niveau en dan toch weer kunnen zeggen: ‘Dat kan je beter niet doen’. Een beetje raad geven, maar als vriend, dat is heel goed voor de jongere. Als je bij opvoeders komt, die staan altijd boven jou. En Jef die stond gelijk met ons, die is nooit autoritair geweest. Was er een probleem, dan kwam hij praten. In Ruiselede was het luisteren, op Oikoten écht praten. Ik raad deze tocht zeker aan voor uitzichtloze jongeren, want meestal zijn hun problemen van dien aard dat ze er toch mee blijven trappelen. Zo een tocht is echt de perfecte manier om dichterbij de jongere te komen en toch nog zinvolle raad te geven. Een opvoeder kan geen raad geven - misschien wel een beetje, maar die staat boven je. Een jongere luistert rapper naar een vriend, die tocht is daar een unieke gelegenheid voor. Ik zou deze tocht aan alle jongeren in de miserie willen aanprijzen! Misschien een goed idee in de plaats van wat ooit de legerdienst was. En er zullen allicht nog andere goede begeleiders rondlopen op Oikoten.
… na de tocht … En dan terug naar België. Naar het zwarte gat. Opnieuw ondergaan wat er op me af kwam. Ik was teleurgesteld dat de tocht gedaan was. Toen wij terugkwamen, heb ik zelfs gevraagd of ik mee mocht op een indianentocht in Amerika van Oikoten. Maar dat ging niet. Ik wilde bij wijze van spreken alle ruiten van het politiebureau stukgooien, dan moésten ze mij wel terug oppakken. En dan mocht ik mee met die tocht! (lacht) Ik zou dat nog altijd willen doen: rondtrekken, de buiten, mensen leren kennen, de wereld zien, prachtig gewoon. Al zou je het niet meteen zeggen, de wereld is écht prachtig. Ik wist niet waar naartoe. Ik kon nergens terecht. Ik heb toen nog een maand of drie steun gehad van Oikoten, ook financieel. Koen had daar voor gezorgd. Ik wilde eerst naar een vriend die ik kende van in Ruiselede. Voor de tocht had ik een tijdje bij hem gewoond, maar ik vond hem niet terug. Ik ben dan bij andere vrienden gaan inwonen – dat was een koppeltje, hun namen herinner ik me niet meer. Die hadden pas een kleine en ze hadden ook geldproblemen. Zolang ik geld kreeg van Oikoten, kon ik daar blijven. Maar toen dat stopte, moest ik daar weg. Die hadden zelf problemen genoeg, dat kon echt niet. Nadien ben ik gaan zwerven. Ik had de tent gekregen waarmee ik de tocht gedaan had. Daar heb ik nog een tijdje mee in Sint-Niklaas gewoond. Ik heb toen wel een lastige tijd gehad, nog vanalles zitten uitvreten. En dan ben ik Fanny terug tegen gekomen. Ik ben toen interim-werk beginnen doen en op mijn 17,5 had ik al een huis in Antwerpen. Dat was eigenlijk ook illegaal, want je mag pas huren als je 18 jaar bent. (lacht) In het begin hebben mijn broers nog bij mij gewoond, maar dat is inmiddels al een jaar of 15 geleden. Ik heb geen contact meer met hen. Met mijn ouders ook niet. Ook mijn zus heb ik 15 jaar niet gezien, maar onlangs is die nog bij mij op bezoek geweest. Die blijkt hier in de buurt te wonen. Met haar kwam ik altijd goed overeen.
5
Toen ik 19 jaar was, ben ik voor het eerst vader geworden. Je bent jong en je jongert wat, hé. (lacht) Een jaar en drie maanden na mijn dochter is mijn zoon geboren. Hij was een ongelukje - hij was iets te snel, ze zitten dicht opeen - maar was wel altijd welkom. Ik heb er achteraf ook nooit spijt van gehad. Mijn vriendin en ik zijn toen in Temse gaan wonen, daar woon ik nog altijd. Daar ben ik eigenlijk heel blij om. De stad is niets voor kinderen om in op te groeien, vind ik. Een boerendorp is veel beter om groot te worden. Ik blijf hier graag wonen. Sinds mijn kinderen er zijn, ben ik overigens een brave papa. Tot mijn dertigste ben ik elke dag gaan werken. Het langste werk dat ik ooit had, was vier jaar en een half. En voor de rest allerlei interim-werk, altijd bezig geweest. Ik leidde eigenlijk een normaal, saai burgerleven: elke dag naar het werk, en voor de rest huisje, tuintje, gezinnetje, vakantie met de kinderen … heel klassiek. Mijn vriendin en ik waren niet getrouwd. Een jaar of vier, vijf geleden zijn we uit elkaar gegaan. De kinderen zijn nu groot genoeg om voor zichzelf te zorgen. Mijn zoon is 16 jaar, mijn dochter 18. Die gaat straks naar de universiteit. Zelf ben ik nu 36, maar ik voel me nauwelijks ouder dan mijn kinderen.
… 9/11 … Op mijn dertig is alles veranderd. In 2001 ben ik wakker geschoten. Dat kwam door die aanslagen in New York. Ik zeg niet dat ik weet wat er gebeurd is, maar de officiële versie is niet de waarheid. Wat me vooral opviel was de propaganda. Die twee torens waren overal ter wereld op tv te zien. Maar er vallen alle dagen ook wel ergens bommen neer, en daar wordt niet over gesproken?! Dat was het eerste wat mij verbaasde. Het tweede was dat er naast die twee torens ook een derde gebouw is ingestort, de WTC 7. Maar daar is geen vliegtuig ingevlogen! En dat was een versterkte bunker! Ik heb opnames gezien van brandweermannen die tegen het volk zeggen: ‘Ga weg, want we gaan dit gebouw opblazen!’ Larry Silverstein, de eigenaar, zei in een interview ook zelf dat ze dat gebouw ‘gepulled’ hebben, ‘opgeblazen’ dus. Op National Geographic tonen ze vaak documentaires hoe ze zo’n gebouw opblazen. Daar is op voorhand heel veel werk aan. Terwijl die WTC 7 maar 8 uur na die twee torens is neergehaald. Op zo’n korte tijd een heel gebouw vol dynamiet steken, dat kan gewoon niet! Als je twee, drie documentaires van dat drama ziet, kom je automatisch tot de conclusie: dit is niet juist! Hier klopt iets niet. Bovendien: hoe komt het dat al die veiligheidsdiensten van al die landen dat zogezegd niet weten? Ik noem dat van die torens ‘gepromote aanslagen op tv, gepleegd met ons belastinggeld’. Maar je moet me niet geloven, hoor. Ik ben maar dorpsidioot nummer één. (lacht) Op dit moment stempel ik als werkzoekende. Ik werk alleen als het nodig is - als de VDAB moeilijk begint te doen, bijvoorbeeld. Maar ik heb veel belangrijkere dingen te doen dan te gaan werken. (lacht) Ik ben vooral bezig als activist. Ik kom op voor mensenrechten. Ik ben onlangs nog op bezoek geweest bij WAC (We Are Change), een internationale organisatie van gewone mensen en individuen die rechtstaan om te zeggen: dit klopt niet! Wij stellen politici vragen die journalisten niet willen stellen. Of niet durven te stellen. Of misschien niet mogen stellen. Wij stellen die vragen wel. Waar er stront aan de knikker is, zal ik staan! Gewoon gaan werken in een fabriek? Om zo laat moet je binnen en om zo laat mag je pas buiten … dat zou heel moeilijk zijn voor mij. Dat is eigenlijk zoals den bak, hé. Slavenarbeid, zoals bij de Romeinen. Weet je, ze hebben die berekeningen gemaakt: een slaaf toen koste evenveel als nu. Alleen hadden ze vroeger een zweep nodig om hem aan het werk te krijgen, nu doen ze dat vrijwillig voor een beetje geld. Het is dus alleen maar hoe je het bekijkt. We denken dat we vrij zijn, maar we zijn helemaal niet vrij. Maar daarover ga
6
ik nu niet verder uitweiden … Een job als begeleider bij Oikoten zou ik wél zien zitten. Maar dat is dan geen job voor mij, dat is meer een hobby. Hier komen veel gasten binnen, ook hyper kinetische, alle soorten. Ik zou zo’n tocht een fantastische job vinden. Een jaar of twee geleden heb ik eens een folder van Oikoten in mijn bus gekregen, en toen begon dat weer in mijn kop te spelen. Ik hoop ooit zelf eens begeleider te zijn. Ik heb dat ook aan Jef verteld.
… terugblik … Eigenlijk heb ik die tocht indertijd gewoon ondergaan, zoals ik de meeste dingen op die leeftijd onderging. Het werd je allemaal toch ergens opgelegd. Maar het was een fantastische tijd en uiteindelijk heeft die tocht me ook vier maanden zekerheid geboden. Maar daarna kom je terug en zit je terug hier. Het is dus maar een periode: je begint hier, je eindigt daar en dan kom je gewoon terug. Toen we vertrokken zegden ze: ‘Je hebt honderd dagen om na te denken en dat verandert je’. Maar ik heb dat helemaal zo niet ervaren. Ik ben gewoon gegaan en ik vond het fantastisch. Voor zoiets als Ruiselede kies ik niet. (lacht) Maar die tocht, that’s me. Dat hoort bij mij, dat is wat ik zoek. De natuur, die dorpjes, de gastvrijheid, dat was allemaal nieuw voor mij. In België woonde ik altijd in de stad, ik kende niks anders. En onderweg heb ik het platteland leren kennen. Die ervaring zal me wel veranderd hebben zeker? Ook al kon ik die verandering zelf niet zien. Ik had daar op die leeftijd waarschijnlijk ook geen kijk op, maar eigenlijk moet dat wel geweest zijn. Het kan eigenlijk niet anders, maar ik kan het mij niet herinneren. Ik ben altijd Marc gebleven. Die tocht is een van de meest fantastische ervaringen in mijn leven. Geld interesseert me niet, maar ik zou graag de lotto eens winnen. Moest ik miljonair zijn, dan zou ik kunnen leven als een landloper. Dan koop ik mij een rugzak, een tentje, en ik ben gewoon weg! De Grand Canyon! China! De mensen bekijken. Echte mensen van op het platteland ontmoeten en leren kennen. Ik zit nog altijd dolgraag in de natuur. Eigenlijk ben ik een natuurmens. En voor de rest zijn mijn gasten mijn leven. … Met Christof ging het niet goed. Hij was na de tocht een beetje op de dool, hij had niemand, was een beetje op zoek. Echt geen slechte kerel. Misschien wat slechte invloed van vrienden, hoe gaat dat … Jef en ik hebben toen samen het graf van Christof bezocht.
7