2000 – Elke ‘Ik kan echt niks vertellen dat niet goed was aan die tocht. Echt niet.’ Elke stapte in 2000 in 4 maanden van Dompierre-sur-Besbres (Auvergne) naar Santiago de Compostela, samen met een andere jongere (wij noemen hem verder Erwin nvdr) en haar begeleidster Christel. … Zo dagen in de mist lopen en dan ineens daaruit komen en die duizenden kleuren groen zien, dingen die je anders niet zou zien. Dat heb ik nu nog.
Mijn ouders zijn gescheiden toen ik vijf of zes jaar was. Thuis ging het niet goed, niet bij mijn pa, niet bij mijn ma. Ik woonde dicht bij mijn grootouders in Buggenhout en daar was ik bijna dagelijks. Daar was ik graag, dat was echt een coconnetje voor mij. Toen ik een stiefmoeder en een stiefvader kreeg, heb ik me daar als kind enorm tegen verzet. Ik ben toen verhuisd en mijn stiefpa was echt heel streng, ik was dat niet gewoon. Heel die scheiding is een serieus trauma geweest in mijn leven. Ik was een heel gevoelig kind en ik weende veel. Op mijn 15de was ik het allemaal beu, ik zag het gewoon niet meer zitten. Ik rookte veel wiet en ik was ook al in contact gekomen met speed, denk ik. Dat was dus wel al een potje aan ’t worden. Ik spijbelde, ik kwam altijd stoned toe in de klas, mijn punten waren ernaar. Ik dacht veel aan weglopen, maar ik was slim genoeg om te weten dat ik niet ver zou geraken zonder geld. (lacht) Ik ben toen op school gaan praten met de sociale dienst - ik heb dat verhaal wat opgeblazen - en zo heb ik er voor gezorgd dat ik geplaatst werd. Ik wilde dat zelf. In de week dat ik 15 jaar werd, hebben ze mij geplaatst in het Oriëntatie en Observatiecentrum in Erps-Kwerps. Daar ben ik een maand of zes gebleven, om uit te zoeken wat ze met mij gingen doen. Ik ben dan in een soort meisjeshuis in Leuven beland, als voorbereiding op zelfstandig wonen. Maar daar ging het van kwaad naar erger: ik liep weg, ik stak vanalles uit, ik kwam nog meer in contact met drugs. Mijn stiefpa heeft me dan eens betrapt en mijn ma had dingen gevonden in mijn portefeuille … toen zegden ze dat het zo niet verder kon. Via de jeugdrechtbank ben ik dan in het afkickcentrum in Lovenjoel beland en daar ben ik meer dan een half jaar gebleven. Dat kwam ook omdat ik dat programma een keer onderbroken had, ik moest dan helemaal opnieuw beginnen. Lovenjoel was zwaar. Ik was daar het enige meisje en de enige minderjarige tussen allemaal redelijk zwaar verslaafde volwassen mannen. Dat waren zware junkies, terwijl ik dat zelf niet was. Ik gebruikte niet elke dag drugs, en zeker geen heroïne of cocaïne of zo. En ik heb nooit lichamelijk moeten afkicken. Ik had natuurlijk wel al vanalles uitgestoken en vanalles geprobeerd en ik had wel een probleem, maar zeker geen drugsprobleem. Maar ik heb dat programma afgemaakt en tegen dat ik 17 jaar was, mocht ik terug naar huis.
1
Maar thuis marcheerde dat niet en van ’t een kwam ’t ander. Zo ben ik, ook via de jeugdrechtbank denk ik, in de psychiatrie bij de Broeders Alexianen in Tienen beland. Dat was mijn laatste instelling. Ik zat bij de traumagevallen met anorexia en boulimia, terwijl ik zelf absoluut geen eetstoornis had. Die van dat afkickcentrum vond dat ik daar op mijn plaats zat, want hij was er vast van overtuigd dat ik ooit seksueel misbruikt was. Maar dat is helemaal niet zo. Je moet je dat voorstellen: zestig meisjes met een eetstoornis en jij zit daar met je drugsverslaving. Ik heb dus gewoon voort gedaan: ik rookte shit, ik ging niet naar die therapieën, pfff, wat kon het mij allemaal schelen? Ik deed gewoon mijn goesting, ik ging op café, ik leerde daar mensen kennen … ik maakte er het beste van en ‘amuseerde’ me. Maar Marc, het hoofd van onze afdeling, had door dat ik daar niet op mijn plaats zat, en die zei op een keer: ‘Ik ken een organisatie …’ En zo is dat gekomen dat ik contact genomen heb met Oikoten.
… ik wilde dat echt … Ik wou echt weg bij die Broeders. Ze waren mij daar aan het pushen om te gaan werken en dat ik als therapie kleren zou sorteren … Ik dacht: ‘In godsnaam, dat gaan ze me niet laten doen, hé! Neen, dat doe ik niet.’ Ik had geen toekomstperspectief op dat moment, dus … Ik heb toen zelf een aanvraag ingediend bij Oikoten. Er waren er niet veel die in mij geloofden. ‘Die Elke gaat dat niet kunnen’ en zo. Ook die begeleiding zag mij dat niet doen. ‘Elke met haar gsm’etje’, zeiden ze altijd. Ik denk zelfs dat mijn ma en mijn stiefpa er ook niet van overtuigd waren dat ik dat ging volhouden. Misschien hadden ze die verwachting omdat ik iemand was - misschien nu nog - die maar weinig afmaakte. Maar dat mijn omgeving niet in mij geloofde, was wel een extra motivatie om toch door te zetten. ’t Was heel moeilijk om binnen te geraken in de tocht. Ik zie mij daar nog zitten, ’t zweet liep langs mijn nek tijdens dat gesprek. Ik was echt super zenuwachtig. Ik wou er zo graag bij zijn! Dat gesprek was heel belangrijk voor mij. Ik denk dat dat eerste gesprek met Els was. Zij was de verantwoordelijke van die tocht. Ze twijfelde om me mee te nemen omdat ik tijdens de tocht zou verjaren. Ze dacht: ‘Die stopt ermee als ze 18 is.’ Ik heb ze echt wel moeten overtuigen dat ik dat niet ging doen. Ze heeft me blijkbaar toch geloofd, dus … Ik was super blij dat ik ‘positief’ kreeg.
… de voorbereiding … Vooraf wist ik alleen: ‘Die dag ga je naar Tildonk en dan heb je twee weken om een beetje te stappen en je voor te bereiden.’ Voor de rest wist ik niet wat me te wachten stond. Als ik me goed herinner heeft mijn ma me toen naar Tildonk gebracht, waarschijnlijk wel. Zij is er altijd geweest voor mij, die heeft altijd gecrost van hier naar daar. Mijn stiefpa ook, die was er ook altijd voor mij. Ik weet eigenlijk niet meer wat ik dacht toen ik Christel voor de eerste keer zag. Ik heb veel zwarte gaten in mijn geheugen. Christel was onze begeleidster, van mij en van Erwin. Die heb ik voor het eerst in Tildonk gezien. Maar veel herinner ik me daar niet meer van. Die eerste avond dat we daar aankwamen, herinner ik me wel nog. Ik dacht toen: ‘Amai, ze laten ons hier vrij!’ Dat was
2
ongelooflijk! Wij waren nog maar pas in Tildonk en we mochten ’s avonds al weg. We mochten daar gewoon buiten en doen wat we wilden. Omdat ik die vrijheid kreeg, was ik ook wel heel braaf. Mijn afscheidsfeestje herinner ik me ook. Daar was redelijk veel volk voor mij: mijn familie en een paar vriendinnen ook, ik was redelijk geliefd. Dat er veel mensen waren, was eigenlijk wel tof. (lacht) En ze keken er ook allemaal mee naar uit, die waren content voor mij. Eerst geloofden ze er niet in, maar toen ik vertrok stonden ze allemaal achter mij, dat weet ik zeker. Ik herinner me ook nog de avond na het afscheidsfeestje. Erwin zijn voogd - of de persoon die voor hem verantwoordelijk was, dat weet ik niet precies - had hem een pil gegeven. Die heeft hij gepakt en toen wij daar ’s avonds alleen waren, lag hij daar te flippen! Die lag compleet strike, dat weet ik nog. Ik dacht van: ‘Allez, waar zijn de mensen mee bezig?’ Dat was de avond voor ons vertrek en die lag daar half in coma. (lacht) Christel heeft dat niet gezien, die was daar toen niet bij. ’s Morgens was hij oké en we zijn gewoon vertrokken.
… de tocht … We zijn met de trein tot ergens onder Vichy gereden. Eerst op een luxetrein naar Frankrijk en het laatste stuk met zo een gammel treintje met houten bankjes. Ik had nog nooit zo’n treintje gezien, dat was wel grappig. Christel had rozen mee. Die hebben we ergens in een rivier gesmeten, om ons aan het begin van de tocht een goed einde te wensen. En dan zijn we maar beginnen stappen, hé. Die eerste dag, wat is dat, 10 à 15 km, zeker? (lacht) Dat was zwaar, hé. Ik heb gisteren nog aan iemand verteld: dat eerste heuveltje, dat leek wel een berg. Tegen dat ik bovenkwam, was ik echt stik kapot. Als je dan ziet wat je een maand later doet, dat verschil is echt ongelooflijk. Vooral in het begin hadden we veel pijn aan onze voeten. En ik had veel te veel mee, natuurlijk. (lacht) Ik heb regelmatig dingen terug gestuurd. Ik was ook dikwijls kwaad op Christel omdat die altijd zo rap klaar was. Maar we haalden die dan wel in. Die lag dan ergens langs de kant of zo. (lacht) Vooraf kenden Erwin en ik mekaar niet. Maar dat klikte van in het begin. Vanaf dag twee of drie, misschien al van dag één. Van in het begin sliepen wij samen in dezelfde tent. We hebben op een gegeven moment zelfs onze tent teruggestuurd omdat we toch maar één opzetten. Dan moesten we minder dragen en dat scheelt toch een paar kilogram. (lacht) We sliepen soms wel eens in een gîte of in een cabane, maar toch vooral in de tent. We hebben die op de meest onmogelijke plaatsen gezet. (lacht) Helemaal in het begin heeft Erwin zijn enkel verstuikt. Hij moest dan een paar dagen achterblijven en daarna de trein nemen tot waar wij waren. Toen heb ik een paar dagen alleen met Christel gestapt. Voor de rest hebben Erwin en ik altijd samen gestapt, behalve die keren dat we drie of vier dagen alleen moesten stappen. Zelf heb ik twee keer enorm veel pijn gehad in mijn rug. Ik had toen echt steken dat ik niet meer verder kon. Maar voor de rest ging het fysiek wel goed. We zijn vertrokken met veel slecht weer. Ik denk dat dat mei, juni, juli was, of nee, dat kan niet. Het moet april of mei geweest zijn, of zelfs maart, april, mei. Zou het niet vier maanden kunnen geweest
3
zijn in plaats van drie? Ik weet het niet meer. Op mijn verjaardag, 6 april, zaten we in de bergen. Dus we kunnen nog niet zolang onderweg geweest zijn, hé? In de Pyreneeën hebben we onze route moeten veranderen omdat er te veel sneeuw lag. Pas in Spanje hadden we heel goed weer. Dat was in juni denk ik. Ik herinner me nog heel intens de natuur, dat vooral. In de natuur leven, daar respect voor hebben en die schoonheid mogen aanschouwen. Hoe prachtig dat dit bij momenten was, zoals in de bergen: die ijskristallen, dat was magnifiek! Of dagen in de mist lopen en dan ineens daaruit komen en die duizenden kleuren groen zien, dingen die je anders niet zou zien. Dat heb ik nu nog. Ik was toen al vegetariër… Wij waren heel gelukkig op die tocht. Kijk, die foto. Weet je dat er ons veel mensen om drugs kwamen vragen? Omdat ze ons zo zagen lachen, denk ik. Die dachten: ‘Die moet wel iets gepakt hebben’. Omdat wij zo gelukkig waren. We kregen soms wel iets aangeboden om te roken, om de paar dagen of zo. Maar eigenlijk waren we clean, zowel ik als Erwin. Ik rookte wel, twee pakjes roltabak per week. En Christel rookte zware Ajja. En Erwin rookte zelfs terwijl hij bergop ging, als hij helemaal buiten adem was! Zot, zo zwaar! Eén keer heb ik een joint gerookt. Dat was een keer toen ik alleen stapte. Dat was heel toevallig - ook al zeggen ze dat ‘toeval niet bestaat’. Ik sliep in zo’n slaapplaats in Spanje en daar zaten ook mensen met de fiets. Ik zat daar te eten en die kwamen een brok shit voor mijn neus op tafel leggen en die waren weer weg. Dat was zo van: ‘Hier, dat is voor u.’ Ik heb daar niet om gevraagd, maar … dan rook je dat toch op zeker? (lacht) Ik heb toen nog een beetje overgehouden voor Erwin, dat hij er ook eentje kon smoren. Maar daarna was dat op.
… samen onderweg … Over die tocht is eigenlijk niks slecht te vertellen: dat was allemaal heel goed. Alles liep perfect, nooit ruzie gehad. Ik kan dat eigenlijk niet uitleggen. We wisselden elkaar af en deden gewoon alle drie wat er moest gedaan worden: we maakten vuur, we kookten, we deden de afwas, we zetten de tenten op en iedereen deed iets. De ene zette eens de tenten op, de andere maakte eten, we deden samen inkopen … Christel zei dat we dat moesten doen tijdens de tocht. Ze vertelde verhalen van andere tochten, bijvoorbeeld van twee meisjes die niet uit hun tent kwamen zonder dat ze geschminkt waren. Of dat ze terug naar beneden moest om de rugzak van die meisjes te halen en dat ze die dan zelf moest dragen en van die dingen. Ik denk wel dat Christel ons gezegd heeft dat we dat goed deden. Een jongen en een meisje samen op tocht? Tja, daar zijn wat risico’s aan verbonden, hé. (lacht) Je zet wel de kat bij de melk. Ik denk dat je ’t op die leeftijd wel mag verwachten, dat er iets van kan komen. Christel zei geregeld dat we naar de apotheker moesten en ons goed moesten voorzien. Ze was daar vrij open over. Wat mij betreft, mogen er nog gemengde tochten gebeuren. Maar er is ook een risico aan verbonden. Wat als je niet met mekaar overeenkomt bijvoorbeeld? Maar voor mij is dat goed geweest. Ik denk dat het veel moeilijker is als je alleen bent. Erwin en ik hebben mekaar erdoor getrokken, vooral ik hem eigenlijk. Erwin heeft een paar keren willen stoppen, dat weet ik. Hij
4
had het moeilijker dan ik. Hij heeft die tocht meer gedaan voor mij dan voor zichzelf, denk ik. Hij zei dat toch, dat hij het vooral voor mij heeft vol gehouden. Misschien dat hij ook hoopte voor na de tocht … Ik heb onderweg heel veel steun gehad aan mijn familie. Dat heeft me er door gesleurd. Soms voelde ik echt dat ze me aan het duwen waren. Dat ik bergop aan het stappen was en niet meer kon, maar dat ik toch voort deed. En op een gegeven moment voelde ik zelfs precies een extra energieopstoot en plots voelde ik geen pijn meer en geraakte ik toch die berg op. Ik had echt het gevoel dat ze mij vanuit België aan het duwen waren. Raar, hé? Als ik het moeilijk had belde ik ook naar huis en ik kreeg constant brieven. Ik ben heel vaak post gaan afhalen in ’t postkantoor. Ze stuurden me pakketten op of gaven die mee als de achterban op bezoek kwam. Er zijn veel meestappers geweest, ja. Die krullekop. En die begeleider van die instelling waar ik nog contact mee had. En een vrouw die zogenaamd mijn achterban was, mijn nazorgpersoon waar ik later contact mee moest houden. Maar ik heb er nooit geen contact meer mee gehad. En Patrick, iemand die ik zelf had mogen kiezen. Of er iemand voor Erwin is komen meestappen, weet ik niet meer. En Herman is komen meestappen, voor Christel. Erwin en ik vonden dat de max van een kerel. Ik denk trouwens dat Christel en Herman een koppel geworden zijn. Hun tent stond aan de overkant van ’t stoppelveld, ze stonden te kussen, ik vond dat wel grappig. Die Herman was echt een toffe. Maar met die andere mensen had ik zo geen band. Het was misschien wel een toffe afwisseling op dat moment, maar voor de rest … eigenlijk hoefden die meestappers niet voor mij. Mijn stiefpa is ook komen meestappen. Ik zag dat wel zitten, maar toch met gemengde gevoelens. Ik denk niet dat ik tijdens die week met hem gepraat heb of dat ik naast hem gestapt heb, nee. Het was oké dat hij mee stapte, maar we moesten geen diepe gesprekken hebben of zo. (lacht) Meestal liepen Erwin en ik voorop en hij liep dan achteraan met Christel. Wij waren toen al een paar maand onderweg en mijn stiefpa kon ons ritme niet volgen. (lacht) Die mens was kapot. Die is zichzelf daar ook een paar keren tegengekomen, hij spreekt daar nog van, hoor… Wat een week toch kan doen! In die dagen dat ik alleen stapte, zochten mensen wel geregeld contact met mij. Dat was tof. Zo was er iemand die voorstelde om voor mij te koken en zo. Ik ben toen ook wel een keer lastig gevallen door een onnozelaar, maar ‘k heb mijn plan getrokken. Ik moest ergens door een bouwwerf en daar was zo’n dikke vette met een klakske. Die was bezig van seks en zo, je weet wel, en een hele uitleg en die bleef maar naast mij rijden. Ik heb toen gezegd: ‘Laat mij gerust, ik moet nog 25 kilometer stappen.’ (lacht) En ik ben gewoon blijven doorstappen. Christel had mij al verteld over haar ervaringen en hoe kordaat ze daarmee was omgegaan. Dat is iets waar je wel schrik voor hebt als je zo vier dagen alleen stapt, maar uiteindelijk ben ik wel blijven doorstappen. We zijn een week te vroeg aangekomen in Santiago, op een miezerige dag. Je kijkt er zo naar uit om aan te komen en dan ben je daar … en dan krijg je het gevoel van: ‘Shit, ’t is gedaan’. Voor ons mocht het langer duren. We zegden al snel: ‘Kom, we gaan nog verder naar Finisterra.’ Dat gaf een beter gevoel dan in Santiago aan te komen. We hadden geen goesting om te stoppen! In Finisterra was het ook mooier, hé. Dat strand en die rotsen, het was er mooi weer, dat was wel zalig. Ook omdat we nog fierder waren op onszelf, zeker? We hadden nog meer gedaan dan van ons verwacht was. We waren naar ‘het einde van de wereld’ gestapt!
5
… na de tocht … Terugkeren was stressen. We moesten eerst een paar bussen nemen, ons haasten, de trein … en dan ineens, 24 uur later, sta je terug thuis. Dat vond ik echt niet tof. Zo onwezenlijk! Er was een aankomstfeest met veel volk – veel herinner ik me daar niet van – en ineens stond ik terug in Asse en de mensen op straat begonnen tegen me te praten en zo … ik vond dat allemaal veel te snel. En na de tocht was ’t nog niet gedaan, zeker niet. Ik denk wel dat ik vernieuwde goesting en weer de moed had om ervoor te gaan. Maar blijkbaar niet genoeg want het is niet vlot gelopen. Erwin en ik hebben mekaar nog een paar keer gezien en we hebben zelfs nog samen de Dodentocht gedaan. (lacht) Dat was een makkie voor ons. Maar die troep mensen in die straten, dat was niks voor ons, nee. Dat is totaal iets anders. We hebben de Dodentocht niet afgemaakt. Ik heb het toen ook gedaan gemaakt met Erwin. Hij woonde in West-Vlaanderen en ik in Asse, tegen Brussel. Dat was een grote afstand. We zijn mekaar snel uit het oog verloren. Ik heb hem onlangs terug gevonden op Facebook, maar ik heb er nog niet mee gesproken. Ik weet niet hoe het met hem gaat. Hij had in elk geval die kring van familie niet rond zich zoals ik, dus bij hem zal het wel anders zijn. De bedoeling van de tocht was om na te denken over: ‘Wat ga ik daarna doen?’ Maar dat wist ik eigenlijk niet. Ik wist dat ik alleen wilde gaan wonen en dat ik mijn school wilde afmaken. Ik had mijn 4de middelbaar afgemaakt en moest dus nog twee jaar doen. Ik wou eigenlijk al van kinds af aan SintLucas doen en die begeleider uit die instelling die is komen meestappen, vond dat een goed idee. Mijn ma en mijn stiefpa zagen dat ook zitten. Ze hebben mij dan een kot gehuurd in Gent en me ingeschreven op Sint-Lucas en daar ben ik dan begonnen. Maar dat is niet gelukt. Teveel vrijheid in een keer, denk ik. (lacht) Als je zoveel jaren hebt opgesloten gezeten in instellingen, en je krijgt plots honderd procent volledige vrijheid, dat is gevaarlijk, hé. Ineens kan je gewoon doen wat je wil. De eerste avond op mijn kot dacht ik: ‘Ik ga een keer buiten’. Ik liep wat rond in de stad, kwam wat mensen tegen, ’t was eigenlijk al direct om zeep. (lacht) Dat was er eigenlijk over, vanaf de eerste avond al. Ik zocht daar naar. Ik had meteen een paar krakers leren kennen. Ik ben toen ook terug beginnen smoren. En als ik naar de les moest, geraakte ik ‘s morgens niet wakker. Ik had drie wekkers en ik sliep er nog door. En dan de autoriteit van die leerkrachten. Dat heeft twee weken geduurd en dat is dan afgelopen. (lacht) En mijn ouders zegden: ‘Als jij niet naar school gaat en niet gaat werken, dan betalen wij je kot niet meer. Dus trek uw plan, hé.’ Ik ben toen snel in het krakersleven terecht gekomen en zelf beginnen kraken. Dan was het ook meteen helemaal gedaan met ’t school. Dat was dus terug naar af, ‘t was helemaal om zeep. Misschien kwam dat wel door mijn tocht. Want daardoor was ik redelijk zelfzeker geworden en anders was ik misschien niet bij die groep krakers gaan hangen, wie weet. Na de tocht had ik heimwee naar de tocht. (lacht) Het verschil met voor de tocht, was wel dat ik inmiddels meerderjarig was.
6
… Barcelona … Ik zat in het krakersmilieu en anderhalf of twee jaar na de tocht ben ik met mijn lief van toen naar Spanje vertrokken. Dat was zijn plan, omdat hij een beetje voortvluchtig was. (lacht) Op een gegeven moment hebben we gewoon ons biezen gepakt. Mijn vriend had toen zo’n problemen met de politie dat we zo goed als gevlucht zijn. We hadden een camionette met onze inboedels erin en onze honden en samen met twee andere mannen waren we weg. Het was niet mijn plan om naar Spanje te trekken, maar het is wel goed geweest. We hebben ongeveer 2,5 jaar in Barcelona gewoond. Hij is daar trouwens nog, ik heb er nog contact mee. Tijdens die periode in Spanje is het beter met me beginnen gaan. Zodra we naar Spanje zijn vertrokken, ben ik (ben) volledig gestopt met alles, behalve met wiet. Dat ben ik nog lang dagelijks blijven gebruiken. Het heeft eigenlijk lang geduurd vooraleer ik daar vanaf was. Toen we in Spanje aankwamen hadden we niks, geen rotte frank, en we zaten met al die honden. We zijn daar beginnen kraken, en wat geld verdienen op straat … ik kon alleen blokfluit spelen. Ik ben partituren beginnen kopen en eindelijk van die centen geld beginnen sparen. Zo zijn we stilletjes omhoog geklommen. We hebben die taal geleerd. We vonden iets om te huren. We deden klusjes bij mensen en op den duur werkte ik vast bij oude mensen - allemaal in ’t zwart, hé. Ik deed boodschappen, ik kuiste, we deden alles. Mijn vriend was een heel handige Harry, die kon alles maken. Ja, dat was allemaal goed, wij waren in de gemeenschap opgenomen. In Spanje zijn we eigenlijk van niks veranderd in gerespecteerde medeburgers. Ik was daar geliefd in Spanje. Ik had een soort familie rond mij, maar tussen mijn vriend en mij boterde het niet meer zo goed. We hebben elkaar wel serieus geholpen, maar we waren niet voor elkaar gemaakt, laat ’t ons zo zeggen. Het ging niet goed in onze relatie en ik kreeg ook super heimwee naar mijn familie. Mijn familie is altijd heel belangrijk geweest voor mij, nu nog. En ik wist ook dat ik welkom was om terug te komen. Ik mocht terug naar huis komen en ik wist ook dat ik mijn leven hier in België moest verder zetten. Dus heb ik mijn hond gepakt, de vlieger op en ik ben terug gekomen.
… terug in België … Ik heb eerst een jaar terug thuis gewoond. Ik ben toen ortho beginnen studeren en dat heb ik een jaar volgehouden. Ik ben toen mijn huidige vriend tegen gekomen en ik werd zwanger. Inmiddels wonen wij vier jaar samen en hebben we twee kinderen. Ik leef trouwens nog altijd van dag tot dag, ik ben nog altijd dezelfde op dat vlak, hoor. Wat ik morgen ga doen, weet ik nu, maar wat ik volgende week ga doen of in ’t weekend, dat staat nog niet vast. Ik denk dat dat toen hetzelfde was: ik doe gewoon wat er mij overkomt en ik ga daarin mee. Ik ben gestopt met wiet toen ik bevallen ben van mijn zoontje, nu bijna vier jaar geleden. Vlak voor de bevalling heb ik nog een laatste dikke toep gesmoord en dan was ’t gedaan. Dat was genoeg voor mij. Ja, er zijn er veel die stoppen voor ze zwanger zijn, maar ja… Sindsdien gebruik ik niks meer, ik
7
ben er volledig mee gestopt. Ik heb er ook geen behoefte meer aan of geen zin meer in. Veel mensen die ik ken smoren nog, maar zelf ben ik gestopt. Nochtans word ik er alle dagen mee geconfronteerd, want hier in huis wordt er wel gesmoord. Maar we hebben een geregeld leven. Iedereen die hier woont heeft een job, dat zou anders niet kunnen. Ik heb zelf een kleine dop en mijn kindergeld en dat is het. En ik werk wat in de winkel van mijn ma. Ik vind dat ik een heel goede familie heb – misschien moet ik hen dat eens zeggen, maar ze weten dat wel. De relatie met mijn stiefpa is helemaal veranderd. We kunnen als normale mensen met elkaar omgaan en we kunnen zelfs zeggen dat we elkaar graag zien. Die dingen van vroeger zijn gelukkig weg, al geven we elkaar af en toe nog wel eens een steekske onder de gordel. Met mijn ma heb ik ook een heel goeie band. Ik toon haar dat ook. Ik ben er voor haar als ze me nodig heeft, ik spring voor haar als ’t moet. Ik moet natuurlijk wel zien dat het hier in huis in evenwicht blijft, want anders botst dat wel eens. Maar ze weet dat ze op mij kan bouwen en dat ze mij kan vertrouwen. Ze zegt zelf: ‘De reden dat het goed gekomen is met jou, is omdat je altijd een goeie thuis hebt gehad om naar terug te komen. En omdat je WIST dat je een goede thuis had om naar terug te komen!’ Dat ik die goeie thuis altijd gehad heb, is wel belangrijk. Ik ben er vast van overtuigd dat mijn kinderen later ook wel vanalles zullen uitsteken. Maar ik ben er zeker van dat als mijn vriend en ik een goed koppel blijven zoals nu, dat dat heel veel doet. Daar ben ik héél zeker van.
… terugblik … Ik kan me geen slechte dingen herinneren aan de tocht. Je gaat sowieso de goede dingen langer onthouden, hé? Buiten wat lichamelijke pijn en misschien af en toe eens wat tranen van heimwee of ’t eens moeilijk hebben, was dat één grote positieve ervaring. Zo drie of vier maanden onderweg zijn, dat is een wonderlijk avontuur! Dat was toen zo, en dat blijft zo. Ik kan daar nog altijd enthousiast over vertellen. Christel is hier vorig jaar eens met twee meisjes geweest die op paardentocht gingen. Ik ben blij dat ze die tocht gedaan hebben en ze hebben hem ook afgemaakt, hé? Ze waren alle twee sceptisch, ik hoop dat ik ze een beetje heb kunnen motiveren. Voor ze vertrokken twijfelden ze enorm. Ik heb wat met hen gepraat en geprobeerd om alle positieve dingen duidelijk te maken. Dat zal voor hen wel iets gedaan hebben, zeker? Chapeau alleszins dat ze dat te paard hebben gedaan. Dan moet je ook nog voor die beesten zorgen, hé. Zelf hebben wij voor onze tocht ook zo een gesprek gehad met iemand. Maar daar hebben we niet veel aan gehad. Die gast kon dat precies niet zo goed overbrengen. Die leek niet echt enthousiast. Maar hij was alleen geweest, dat is toch nog wat anders denk ik. Ik ben blij dat wij met twee jongeren waren. En dat we te voet gegaan zijn, niet met paarden. Of die tocht invloed gehad heeft op mij? Dat is moeilijk te zeggen. Dat moet wel, hé, maar wat dat precies doet: ik weet het niet, hoor. Ik kan er in elk geval nog altijd uren over vertellen. Ik ben er nog altijd fier op en trots. Of als ik dat op ‘Man Bijt Hond’ zie, dan ben ik toch een beetje jaloers. Zo van: ‘Ja, ik heb daar ook gelopen, ik wil daar nog eens lopen.’ Dat blijf wel. Maar die van ‘Man Bijt Hond’ is genen echte, hé? Met zijn iPod … (lacht)
8
Ik vind dat Oikoten dat heel goed doet zoals ze dat doen. Misschien zouden meer jongeren die kans moeten krijgen, maar dat ligt misschien niet aan hen. Ik herinner me dat er toen twaalf jongeren per jaar mochten stappen, maar misschien zijn het er nu al meer? Er zijn trouwens meer mensen waarvan ik denk: ‘Dat zou hen goed doen’. Mijn eigen broer bijvoorbeeld. Die durft bijvoorbeeld met moeite alleen de bus te nemen. Maar als je op tocht bent en je hebt geen eten, dan moet je het durven vragen, hé. Je moet de taal durven spreken. Dat soort dingen. Gewoon die boost die dat kan geven, het zelfvertrouwen dat je daaruit put. Alleen al daarvoor.
Christel heeft altijd gezegd: ‘Die tocht zal een serieus effect hebben op uw leven, maar niet vlak na die tocht.’ Ik kan zelf niet precies omschrijven wat die tocht met me gedaan heeft. Wel dat het goed geweest is, dat weet ik. Maar voor wat? Dat weet ik echt niet.
9