1 Corinthiërs 3 en 4 De natuurlijke mens Zoals we weten uit de vorige Bijbelstudie had Paulus de mens in 3 categorieën ingedeeld (1 Cor.2:14): 1. De natuurlijke mens, de mens die Jezus niet kent. Deze mens kan de dingen van Gods Geest niet ontvangen, omdat ze dwaasheden zijn voor hem, noch kan hij deze dingen kennen, omdat hij ze spiritueel niet kan onderscheiden. Dus als het ware de natuurlijke mens in de duisternis. De god van deze wereld (satan) heeft hun ogen verblind, zodat ze de waarheid niet kunnen zien. Dus ons gebed voor deze mensen zou moeten zijn, dat God hun ogen opent, zodat ze de waarheid zouden kunnen ontdekken. Het is totaal verkeerd te denken dat de ‘natuurlijke mens’ vrij is, want dat zijn ze niet. Ze worden in gevangenschap gehouden en verblind.
De spirituele mens De spirituele mens kan de dingen van Gods geest onderscheiden, maar hij wordt niet begrepen door de (natuurlijke) mens, overigens heeft de spirituele mens de geest van Christus. Lichaam, ziel en geest horen Christus toe.
De derde classificatie (sektarisme is vleselijk) 1 En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus. Paulus spreekt tot de kerk van Corinthië. Zij die verondersteld worden ‘herboren’ te zijn. (Maak hierbij ook de gedachtesprong naar de tijd vandaag naar zij die ‘zouden’ herboren zijn. ) En toch zijn ze niet spiritueel, want Paulus zegt : ik kon niet spreken met jullie zoals met spirituele mensen, maar wel als mensen in het vlees, de baby’s in Christus. De mensen vragen zich wel eens af, of het mogelijk is om een vleselijk Christen te zijn? Wel, de vleselijke Christen is iemand die Jezus heeft aangenomen als zijn of haar Redder (als zijn of haar Heer, als in beHEERder), en nog geen overwinning heeft over het vlees. Hij zal dus bij herhaling in het vlees wandelen. Er is niets mooier dan een pas herboren Christen. Ze zijn vol lof, vol blijheid, nieuwsgierig met het enthousiasme van een kind. Maar een kind heeft melk nodig om langzaamaan uit te groeien tot een volwassene. De eerste keer dat een kind zegt ‘papa’ of ‘mama’ maakt ons heel blij, maar als ze dit dertig jaar later nog op dezelfde manier zouden zeggen, dan bellen de ‘witte vestjes’ op, om ze te komen halen. Dus zijn we het eens dat ze na dertig jaar volwassen zouden moeten zijn. 2 Ik heb u met melk gevoed, en niet met vaste spijs; want gij vermocht toen nog niet; ja, gij vermoogt ook nu nog niet. Vandaar dat Paulus zegt dat ze nog niet klaar waren voor het vaste voedsel maar enkel voor de melk. Wat er toen ook heerste was jaloezie, strijd en verdeeldheid (te vergelijken met de tijd nu) die tekenen van vleselijkheid zijn. 3 Want gij zijt nog vleselijk; want dewijl onder u nijd is, en twist, en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt gij niet naar den mens? 4 Want als de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik ben van Apollo; zijt gij niet vleselijk? En Paulus vervolgt: zolang dit bestaat, zijn jullie dan niet vleselijk? Als de ene zegt ik hoor bij Paulus en de ander bij Apollo, is dit dan niet vleselijk? (Zoals vandaag ook het geval is). Deze denominatie geest (katholiek, protestant, evangelisch etc. etc.) is een duidelijke teken van vleselijkheid, door te weigeren het gehele lichaam van Christus te erkennen. Iemand liefde betonen ook als hij van een andere denominatie is, is zo belangrijk. Het is erg dat mensen zich niet identificeren met Christus, doch zich wel identificeren met een bepaalde kerk waarheen ze gaan. Men kan antwoorden: ik ben Christen en ik ga naar Zijn kerk. Van wanneer ben je bij die kerk? Ik was er in geboren door de Geest van God.
Paulus zegt: 5 Wie is dan Paulus, en wie is Apollo, anders dan dienaars, door welke gij geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft? Paulus en Apollo zijn niets meer dan instrumenten dat God gebruikt om iemand tot geloof te brengen. Niet met ons moet je jezelf identificeren, maar met de Heer.
6 Ik heb geplant, Apollo heeft nat gemaakt; maar God heeft den wasdom(Ontplooiing – ontwikkeling) gegeven. 7 Zo is dan noch hij, die plant, iets, noch hij, die nat maakt, maar God, Die den wasdom geeft. 8 En die plant, en die nat maakt, zijn een; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid.
We zijn één, waarom verdeeldheid zaaien, iedereen zal loon ontvangen naar zijn arbeid. We worden betaald voor wat we doen, niet voor het resultaat, want het resultaat is aan Hem. We worden betaald niet met een commissie maar wel met een loon. Men kan iemand het Woord van God leren, maar we kunnen de vruchten niet aanleren, dat is aan u zelf. Begrijp dit goed, als u het Woord vertelt, plant u een zaadje, maar wat iemand anders er mee doet, of welk resultaat wordt geboekt, is niet uw probleem. Discussies opstarten met iemand over het geloof is niet onze taak, enkel het Woord aanbrengen wel. Zie je discussies hebben verdediging aan zich, maar het Woord hoeft geen verdediging. Neem nu een zwaardgevecht. Als je het zwaard uit de schede haalt, zal je jouw tegenstrever wijzen op de kwaliteiten van dit zwaard? Het is van een goed merk, vlijmscherp, prima staal enz.? Neen het zwaard staat voor zichzelf, en hoeft alleen te worden gebruikt. Net zoals het Woord enkel dient gebruikt te worden, en geen verdediging hoeft. 9 Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij.
Wij niet de arbeiders van onze of voor onze voorganger, maar van God. Wie water heeft is niets, wie plant is niets, want het is Gods werk. 10 Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe. Duidelijker kan het niet, bij genade Gods, zijn wij Zijn bouwmeester, en een ander plant daar op, maar laat iedereen er goed over waken, hoe hij of zij daar op bouwt. We gaan van het veld bewerken naar het fundament, de grond, waarop gebouwd wordt.
11 Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus. De kerk is gebouwd op het fundament en dat fundament is Jezus Christus. Nu zijn er denominaties (we hebben het hier over leer) die zeggen dat Paulus het fundament is waarop is gebouwd. Dit is totaal verkeerd. Laten we Mattheus 16 vers 13 nemen waar Jezus gekomen was in de delen van Cesarea Filippi, en
vraagde Hij Zijn discipelen, zeggende: Wie zeggen de mensen, dat Ik, de Zoon des mensen, ben? En Zijn discipelen antwoordden op de manier hoe mensen dikwijls dachten over Jezus. Sommigen zeiden (14): Johannes de Doper; en anderen: Elias; en anderen: Jeremia of een van de profeten. Waarop Jezus vervolgde (15): Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? 16 En Simon Petrus, antwoordende, zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods. 17En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Bar-jona! want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. 18 En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus (Petros in het Grieks wat een kleine steen is of Cephas in het Aramees), en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. Wat is dan Petra, en vooral wie is Petra? Petra is het fundament de Zoon van de Levende God en daarop zal de gemeente worden gebouwd, niet op Petrus. Wat dan weer samengaat met 1 Cor.3 :11 Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus. En we moeten dus opletten hoe we bouwen op dat fundament.
12 En indien iemand op dit fondament bouwt: goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen; 13 Eens iegelijks werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuur beproeven. 14 Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. 15 Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur. Of men bouwt met hooi, hout of stoppelen of met goud, zilver of kostelijke stenen, er zal een dag komen dat die gebouwen zullen getest worden met vuur. Heel wat ‘religieuze systemen’ zijn vandaag gebouwd met hout, hooi of
stoppelen. Het is Hij die Zijn kerk zal bouwen, maar op één of andere manier gaan we ervan uit dat Hij Zijn kerk niet kan bouwen zonder onze hulp. We organiseren steuncampagnes en speciale programma’s om Zijn kerk te bouwen. Folders, emblemen, flyers gedrukt om mensen meteen aan te raken. Briefjes om uw noden op te schrijven en samen met een gift af te geven. Al dit zijn slechts trucs of krachttoeren en hebben niets met Hem te maken. Als de bedoeling niet is om mensen te zeggen, kijk je kunt ook bij mij terecht om over het Woord van God te horen, hier woon ik, kom langs en ik zal u over Hem vertellen, dan wordt er gebouwd met hout, hooi of stoppelen en dergelijke constructies zullen uiteindelijk verdwijnen. In het stuk volgend op de Bergrede, Matth. 6 :1 Pas op dat jullie je gerechtigheid* niet doen voor het oog van de mensen, om door hen gezien te worden. Anders wacht je geen loon bij jullie Vader in de hemel. Let er dus op dat wat je doet niet is om het aanzien van mensen, want indien zo, heb je jouw loon of beloning al gekregen. Dus wanneer u bidt, maak er geen openbare aanstellerij van, want Jezus zei, indien zo, heb je jouw beloning al gekregen. Wanneer je geeft (gift, kledij, eten enz.) maak er geen openbare publicatie van zodat iedereen weet wat je gaf en aan wie je het gaf, want indien zo, heb je jouw beloning al gehad. Wanneer je vast, zet dan geen berouwvol gezicht op, zodat iedereen zou weten hoe spiritueel je bent, omdat je vast, want indien zo, heb je jouw beloning al gehad. Maar doe deze dingen voor de Vader ver van publiek en aandacht, en je zal jouw beloning van Hem krijgen. Omdat heel eenvoudig, die dingen die je doet omwille van het aanzien onder mensen, de enige beloning is die je krijgen zal. Het gaat dus om de motieven van ons hart waarom we iets doen, wanneer we staan voor het oordeel van God. Er worden mooie en fantastische dingen gedaan in de Christelijke wereld, maar je zou schrikken als je het motief daartoe kende. Het kan zijn dat je iets opzet, die volledig in de wind gaan, een flop van formaat wordt, maar hier gaat het niet om, het gaat om het motief van je hart. Paulus schakelt nu van het fundament naar het individu. 16 Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt, en de Geest Gods in ulieden woont? Er zijn twee Griekse woorden voor tempel namelijk ‘Heron’ die verwijst naar het gehele Tempelcomplex. Het gebouw, de rechtbanken, de terrassen, en de gehele site of berg. De andere betekenis voor tempel is ‘Neos’ het Innerlijk Heiligdom, de Heilige Plaats. Het is het gegeven dat Jezus gebruikte tegenover de Farizeeërs wanneer Hij zei: Vernietig deze tempel en in drie dagen zal Ik ze heropbouwen. Jij, zegt Paulus, bent het Innerlijke Heiligdom van God. Het Innerlijk Heiligdom was de plaats van Goddelijke activiteit. De plaats waar God zich heeft onthuld tegenover de mens en andersom waar mens in contact kwam met God. Figuur 1Tempelberg Bron Wikipedia
Jouw leven zegt Paulus, jouw lichaam is de verblijfplaats van God. Elke gelovige in Jezus Christus, heeft Gods geest verblijvend in zich. 17 Zo iemand den tempel Gods schendt, dien zal God schenden; want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt. In hoofdstuk 6 legt Paulus ons uit hoe dit lichaam kan worden verontreinigd. Waar we ons lichaam mee verontreinigen, daar sleuren we Christus in mee.
18 Niemand bedriege zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden. 19 Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God; want er is geschreven: Hij vat de wijzen in hun arglistigheid; 20 En wederom: De Heere kent de overleggingen der wijzen, dat zij ijdel zijn. Veel van wat wordt aangehaald in de wetenschap is niet absoluut (zonder twijfel, zeker dat het juist is). Indien zo, zou de wetenschap ook niet evolueren tot nieuwe ‘feiten’ die vorige tegenspreken. Einstein zei zelf : niet is absoluut, alles is relatief. (Relatief betekent dat iets moet worden bezien in relatie tot iets anders). Niets is bewezen dat in een gesloten systeem leven kan ontstaan. Indien zo, wel … als je nog eens naar de supermarkt gaat, en iets in blik koopt, zou ik maar op mijn hoede zijn, van wat tot leven zou kunnen komen in een gesloten systeem. De zogezegde wijsheid, van wat doorgaat als wijsheid voor de mens, is dwaasheid bij God. Vandaar:
21 Niemand dan roeme op mensen; want alles is uwe. 22 Hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Cefas, hetzij de wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, zij zijn alle uwe. 23 Doch gij zijt van Christus, en Christus is Gods. Ik kan dingen inwinnen van Paulus, van Appolo of van wie dan ook, iedereen heeft iets te bieden.
1 Cor.4: 1 Alzo houde ons een ieder mens, als dienaars van Christus, en uitdelers der verborgenheden Gods. Dienaars hier werd toen mee bedoeld, de scheepslieden die op het commando van de kapitein roeiden. Dus we zijn de scheepslieden waar Christus van aan het roer staat. Maar we zijn ook de uitdelers der verborgenheden. Uitdelers werden in dit stuk gezien als de rentmeesters, de supervisors die verantwoordelijk waren voor het eigendom van hun meester. Ook al blijft de rentmeester zelf een dienaar toch is hij verantwoordelijk voor het eigendom van de meester. Iemand werd voor deze positie gekozen die te vertrouwen was.
2 En voorts wordt in de uitdelers vereist, dat elk getrouw bevonden worde. Jouw trouwheid in waar God jou toe geroepen heeft, daarvoor zal je een dag beloond of niet beloond voor worden. Trouwheid is vereist van rentmeesters.
3 Doch mij is voor het minste, dat ik van ulieden geoordeeld worde, of van een menselijk oordeel; ja, ik oordeel ook mijzelven niet. Het oordeel over anderen, we zijn van Paulus of Apollo. Het is typisch aan mensen dat ze maar bij de ene willen horen, en automatisch de ander (ver)oordelen, het eerste oordeel waarmee we af te rekenen hebben, het oordeel is van de mens. Doch het oordeel van mensen op hun best, is nog steeds heel gebrekkig. Want waar we niet tot in staat zijn als mens om over te oordelen, is het motief waarom iemand iets deed. Het oordeel van de mens is nooit een waar oordeel geweest. Het oordeel over zichzelf. Er zijn mensen die voortdurend de behoefte hebben om zichzelf te veroordelen, dat ze voor niets deugen, dat ze niets goed kunnen doen. Doe het beste wat je kunt onder de omstandigheden die er zijn, en blijf daarbij, loop niet voortdurend te zeuren dat je beter kon, laat dat oordeel maar aan God over.
4 Want ik ben mijzelven van geen ding bewust; doch ik ben daardoor niet gerechtvaardigd; maar Die mij oordeelt, is de Heere. Het oordeel Gods. Denk, ik oordeel niet over anderen, ook niet over mezelf, maar het oordeel Gods daar hecht ik wel belang aan. De dag komt dat er licht wordt geschenen over de dingen die zich in de duisternis afspelen en motieven van het hart. 5 Zo dan oordeelt niets voor den tijd, totdat de Heere zal gekomen zijn, Welke ook in het licht zal brengen, hetgeen in de duisternis verborgen is, en openbaren de raadslagen der harten; en als dan zal een iegelijk lof hebben van God. Laat het Woord staan boven de keuze van de ene tegenover de andere. Zaai geen verdeling over de instrumenten (gelovigen) van God. Vergaar informatie van hen allen, en wees er door bevoordeeld. Het is nooit de bedoeling dat wanneer je geloofsinformatie van de ene inwint, dat je moet kiezen voor die ene, tegen de andere. (Kerken, gemeenten, gelovigen vandaag, durven dit nog wel eens verlangen of opdringen).
6 En deze dingen, broeders, heb ik op mijzelven en Apollos bij gelijkenis toegepast, om uwentwil; opdat gij aan ons zoudt leren, niet te gevoelen boven hetgeen geschreven is, dat gij niet, de een om eens anders wil, opgeblazen wordt tegen den ander. Hoe onderscheidt die ene zich trouwens tegenover die andere? Waarom is hij of zij meer dan die andere? Wie heeft het goede, wie heeft het waardevolle? En wie heeft dit bepaald? Als het van God is, hoeft men er al zeker niet persoonlijk over uit te pakken, alsof het niet door God aan u gegeven was. Zie je, alles wat van waarde is, alles wat men heeft, komt van God. 7 Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ook ontvangen hebt, wat roemt gij, alsof gij het niet ontvangen hadt? Paulus merkt satirisch (spottend) op dat ze opscheppen over hun verzadiging over hun heerschappij, en dat hij hoopte dat dit inderdaad zo was zodat ze (de gelovigen) allen mochten heersen. 8 Alrede zijt gij verzadigd, alrede zijt gij rijk geworden, zonder ons hebt gij geheerst; en och, of gij heerstet, opdat ook wij met u heersen mochten! 9 Want ik acht, dat God ons, die de laatste apostelen zijn, ten toon heeft gesteld als tot den dood verwezen; want wij zijn een schouwspel geworden der wereld, en den engelen, en den mensen. Het woord schouwspel hier, bevat vele kleuren. Wanneer een Romeins generaal de overwinning had behaald, zou hij terugkeren naar Rome met een overwinningsmars, gezeten op zijn strijdwagen, bejubeld door het volk, en met zich meebrengend de trofeeën van de oorlog, de buit. Maar helemaal achteraan, ‘die de laatsen zijn’, lopen de gevangenen, die aan de leeuwen zouden geofferd worden in de arena, ‘als tot den dood verwezen’, dit is het schouwspel. Dus Paulus maakt de gelijkenis alsof de apostelen die gevangenen zouden zijn, tot den dood verwezen en als schouwspel geworden voor de wereld. En Paulus vervolgt in zijn spot: 10 Wij zijn dwazen om Christus' wil, maar gij zijt wijzen in Christus; wij zijn zwakken, maar gij sterken; gij zijt heerlijken, maar wij verachten. 11 Tot op deze tegenwoordige ure lijden wij honger, en lijden wij dorst, en zijn naakt, en worden met vuisten geslagen, en hebben geen vaste woonplaats; 12 En arbeiden, werkende met onze eigen handen; Maar wanneer… wij worden gescholden, en wij zegenen; wij worden vervolgd, en wij verdragen; 13 Wij worden gelasterd, en wij bidden; wij zijn geworden als uitvaagsels der wereld en aller afschrapsel tot nu toe. 14 Ik schrijf deze dingen niet om u te beschamen, maar als mijn lieve kinderen vermaan ik u. Het hart van deze apostel hier, gekwetst over de houding van de Corinthiërs, omdat ze ofwel Paulus aanhingen om Apollo te bekladden ofwel visa versa. Ze verzeilen in kleinzielige verdeeldheid, het teken van hun vleselijkheid. Hij schrijft deze dingen niet om hen te beschamen maar om als lieve kinderen (in sommige vertalingen staat zonen) te vermanen. 15 Want al hadt gij tien duizend leermeesters in Christus, zo hebt gij toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld. Velen zullen op uw weg komen, en allen zullen ze hun zegje hebben. Petrus zei dat het Woord niet voor private interpretatie is bestemd. Als er weer zo eentje langskomt met een waarheid die nog nooit werd gezien in de Schriften, mag je zo ongeveer zeker zijn, dat zijn interpretatie niet waar is. Nu om hun eigen doctrine (Een verzameling leerstellingen die niet ter discussie staan )te omhelzen, moeten ze anderen bekritiseren, en als gevolg daarvan, iedereen die daar tegenin gaat, gaat men onmiddellijk afdoen als een valse profeet. Het komt zelfs voor dat er mensen opduiken die plotseling met de kern van de gemeente willen samenwerken, en wanneer men ze daarin
niet volgt, de gemeente verlaten, om dan via derden te vernemen dat men van valse profetie wordt beschuldigd. Kerkleidingen die lang samengewerkt hebben, er komt een breuk, en dan elkaar afschilderen als valse profeten. Paulus, hem overkomt net hetzelfde, met zogezegde aanhangers van Apollo, maar Paulus merkt op, je mag tienduizend leermeesters in Christus hebben, je hebt maar één Vader, en in Jezus Christus, heb ik u het Evangelie gebracht. En hij vervolgt: 16 Zo vermaan ik u dan: zijt mijn navolgers.17 Daarom heb ik Timotheüs tot u gezonden, die mijn lieve en getrouwe zoon is in den Heere, welke u zal indachtig maken mijn wegen, die in Christus zijn, gelijkerwijs ik alom in alle Gemeenten leer. Timotheüs, zei Paulus, in een ander hoofdstuk, was die ene die op gelijke hoogte en gedachte stond met Paulus zelf. Het is betreurenswaardig, de situatie van Paulus, die de leer van Christus kwam brengen, die het fundament legde, en men er een gebouw van hooi, hout of stoppels op bouwde. Men ziet dit nogal dat er gemeenten opsplitsen, of huiskringen ontstaan die volledig verloren gaan aan fondsenwervingen en activiteiten die weinig of niets te maken hebben met Christus’ leer of met wat God te bieden heeft. Men hoeft nooit God vooraf te gaan, maar eerder op Hem te wachten voor leiding, want Hij heeft niet alleen het plan maar ook de methode, hoe dingen tot stand moeten komen, alsook de voorzienigheden. Men hoeft zich dus niet te baseren op wereldse activiteiten om giften binnen te krijgen. Timotheüs werd dus gestuurd om de waarheid te herstellen dat Paulus hen had geleerd, en in alle kerken had aangeleerd. 18 Doch sommigen zijn opgeblazen, alsof ik tot ulieden niet komen zou. 19 Maar ik zal haast tot u komen, zo de Heere wil, en ik zal dan verstaan, niet de woorden dergenen, die opgeblazen zijn, maar de kracht. Paulus zou komen, als God het belieft. Dat is iets wat we altijd zouden in gedachten moeten houden, namelijk dat we dit of dat zullen doen, ALS God het belieft. Paulus zou niet komen in de woorden dat mensen zeggen, maar in kracht. 20 Want het Koninkrijk Gods is niet gelegen in woorden, maar in kracht. 21 Wat wilt gij? Zal ik met de roede tot u komen, of in liefde en in den geest der zachtmoedigheid? Hiermee besluit hij de discussies en de verdelingen die heersen in de kerk, omwille van de vleselijkheid (de dingen die niet Gods wil zijn, maar naar de natuur van de mens). Daarna zal hij de nog moeilijkere problemen bespreken die in de Korinthische kerk gaande waren. De problemen van immoraliteit, de problemen rond heiligen, en het onder gelovigen dagen voor wereldse rechtbanken (wat ook vandaag gebeurt). Hij het opnieuw hebben over de eenheid in Christus. Alle dingen zijn het uwe. Probeer de dingen Gods te verkrijgen uit verschillende bronen, maar vooral van HEM. Zoals u het Woord binnen neemt, en de leiding van Gods geest volgt, mag uw hart geïnstrueerd worden in de dingen Gods, dat je mag opgroeien in die volwassen gelovige persoon die Hij wil dat je wordt. Mag God bij u zijn, en u zegenen, hou Zijn hand in uw leven en heb een gezegende week, in Jezus naam, Amen.