AANVULLENDE PENSIOENEN
2. Het wettelijk pensioen : onze absolute prioriteit
7 Inhoudstafel
Een mechanisme van solidariteit Voor de meeste Belgen is en blijft het wettelijk pensioen de enige bron van inkomsten eens men de pensioenleeftijd heeft bereikt. Het wordt betaald dankzij de bijdragen die de werkgevers aan de sociale zekerheid betalen. Deze bijdrage is in werkelijkheid het uitgestelde loon van de werknemer. Dit is het mechanisme bij uitstek van solidariteit tussen de generaties : de actieven van vandaag betalen voor de gepensioneerden van vandaag. Dit is een systeem gebaseerd op de repartitie. De pensioenen worden berekend op basis van een begrensd loon. Wanneer de pensioenleeftijd is bereikt, ontvangt u een percentage van uw loon. Dit percentage varieert naargelang van uw gezinstoestand.
Hoe wordt het wettelijk pensioen berekend? Formule Totaal van de jaarlonen
X
herwaarderingscoëfficiënt
X
60% (alleenstaanden) 75% (gezinnen)
45*
Met welke lonen wordt rekening gehouden voor de berekening van mijn pensioen? 1. Begrensde lonen De jaarlonen waarmee rekening wordt gehouden voor de berekening van het pensioen zijn begrensd. Het plafond verandert elk jaar. In 1999 bedroeg het 1 417 394 BEF. Voor 2000 bedroeg het 1 458 437 BEF. Op dit ogenblikis het plafond vastgesteld op € 39 367,70. 2. Opwaardering van de lonen
AANVULLENDE PENSIOENEN
De lonen worden opgewaardeerd om rekening te houden met de evolutie van de levenskost (koppeling aan de index). Voor de periode van 1955 tot 1974 worden deze lonen bovendien vermenigvuldigd met een coëfficiënt om rekening te houden met de verbetering van de algemene welvaart (“welvaartscoëfficiënt”). In het kader van de pensioenhervorming wordt deze coëfficiënt geleidelijk aan afgebouwd.
8 Inhoudstafel
3. Fictieve lonen De gelijkstelling van de periodes van arbeidsongeschiktheid, * Voor 2003, 2004 en 2005 is dit 43 jaar voor de vrouwen; van 2006 tot 2008 is dit 44 jaar en vanaf 2009 is dit 45 jaar, net zoals bij de mannen.
werkloosheid, enz. Als de periodes van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en brugpensioen in de berekening meegerekend zouden worden naargelang van de ontvangen inkomens tijdens deze periodes, zou dit een negatieve invloed hebben op het pensioenbedrag. Om te vermijden dat de gedwongen nietactieve werknemers een tweede maal bestraft worden, voorziet de wet dan ook dat voor deze gelijkgestelde periodes een fictief loon wordt berekend dat gelijk is aan het laatste reële loon. Er zijn bijzondere regels inzake gelijkstelling voorzien voor de deeltijdse werknemers en de periodes van loopbaanonderbreking of tijdskrediet. 4. Forfaitaire lonen Vóór 1955 voor de arbeiders en vóór 1958 voor de bedienden wordt rekening gehouden met een forfaitair loon (ongeacht het werkelijk ontvangen loon). Deze forfaitaire lonen zullen binnenkort niet meer bestaan voor de berekening van het pensioen. Voor meer inlichtingen
Opgelet Uw pensioen is begrensd, maar de bijdragen die op uw loon worden geïnd, worden afgehouden van een onbegrensd loon (dit betekent van het totale brutoloon)… Dit is de keerzijde van de solidariteit.
Over de pensioenen: raadpleeg de uitgave “Uw rechten - algemeen” (ed. maart 2004).
Koppeling aan de welvaart MINIMUMPENSIOEN
MAXIMUMPENSIOEN
(VOLLEDIGE LOOPBAAN) (DE VOLLEDIGE LOOPBAAN AAN HET PLAFOND) Mannen
Vrouwen
Gezin
€ 1 040,47
€ 1 838,15
€ 1 879,11
Alleenstaande
€ 832, 64
€ 1 470,52
€ 1 503,28
N.B. Reden voor de hogere maximumbedragen voor vrouwen is de berekening in 43sten.
De koppeling van de pensioenen aan de welvaart bestaat al meer dan een kwarteeuw : ze werd immers ingevoerd door de wet-Namèche van 28/03/73.
De wet-Namèche voorziet in een automatische jaarlijkse koppeling aan de welvaart van alle pensioenen (door herwaardering van de lonen waarmee rekening wordt gehouden). Ze werd correct toegepast in 1973, 1974 en 1975 : allen hebben een verhoging van het percentage ontvangen, maar de oudsten, die een lager pensioen hebben
AANVULLENDE PENSIOENEN
Van de wet-Namèche…
9 Inhoudstafel
(omwille van het forfait en/of de lage lonen destijds) hebben een hoger percentage ontvangen. Daarna werd de wet-Namèche niet afgeschaft, maar werd de jaarlijkse herwaarderingscoëfficiënt eenvoudigweg vastgelegd op “1”. In de jaren 1976 tot 1983 werden – minimale – forfaitaire premies toegekend. Sindsdien niets meer gedurende 7 jaar. In 1990 werd de wet-Namèche voor de eerste maal opnieuw toegepast : alle pensioenen werden met 1, 2 of 3% verhoogd naargelang de datum van inwerkingtreding. In 1991 bedroegen ze 2%. Vervolgens niets meer, tot in 1999. … tot de hervorming van 1997 De hervorming, waartoe besloten werd door een besluit van 23/12/96 houdt – naast het feit dat de normale pensioenleeftijd voor vrouwen op 65 jaar wordt gebracht ! – een progressieve beperking tot en met een afschaffing van de herwaarderingscoëfficiënten van de lonen van vóór 1974 die door de wet-Namèche waren ingevoerd. Ze voorziet eveneens dat regeringsbesluiten de gepensioneerden op selectieve wijze (naargelang het bedrag en/of de datum van inwerkingtreding van het pensioen) een verhoging van de welvaart zouden kunnen toekennen. Er is eveneens sprake van dat de loonplafonds om de twee jaar aan het welzijn zouden worden gekoppeld.
aanpassing aan de welvaart
AANVULLENDE PENSIOENEN
Men moet al 8 jaar gepensioneerd zijn alvorens men een eerste aanpassing aan de welvaart kan ontvangen. In 2004 zullen de pensioenen die in ’96 ingegaan zijn, aangepast worden aan de welvaart.
10 Inhoudstafel
We zullen evenwel tot 1999 moeten wachten voordat de koppeling aan de welvaart – als gevolg van de grote betoging van 11/09/98 – er effectief komt. De welvaart in 1999, 2000 en 2001 In 1999 voorzag een besluit een jaarlijkse koppeling aan de welvaart van 0,5% voor alle pensioenen van vóór 1991. Deze koppeling heeft de vorm aangenomen van een jaarlijkse premie, die niet geïntegreerd is in de basisbedragen. Voor 2002 voorzag het akkoord een “mini-koppeling” aan de welvaart van 2% (1% in januari en 1% in oktober) voor de pensioenen die in 1991 en 1992 ingegaan zijn (de gepensioneerden van vóór 1991, die al 0,5% hebben gekregen, zullen slechts 1,5% ontvangen).
Is er een plafond waarmee rekening wordt gehouden voor de berekening van de pensioenen? Het loonplafond waarmee rekening wordt gehouden voor de berekening van het pensioen van de bedienden bestaat
al heel lang. In 1981 werd het uitgebreid tot de arbeiders. Het plafond verandert elk jaar (index en welvaart in 1999, 2001 en 2003). In 2002 bedroeg het € 39 367,70. Het jaarbedrag geeft een geflatteerd beeld van de maandelijkse realiteit, namelijk dat alle 12 maandlonen worden betaald + het vakantiegeld + de eindejaarspremie. Het maximumbedrag van € 39 367,70 is het jaarlijks plafond met inbegrip van het vakantiegeld en de eindejaarspremie.
Wat met de afgeleide rechten? In de sociale zekerheid wordt, zowel voor de prestaties als voor de uitkeringen, nog steeds de logica van de bestaanszekerheid op gezinsvlak gevolgd, ongeacht of het feitelijk of van rechtswege is. Dit begrip van bestaanszekerheid, dat in 1980 werd ingevoerd voor de toekenning van de werkloosheidsvergoedingen en de ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, is een eerste stap in de richting van de omzetting van de sociale zekerheid als solidair verzekeringsstelsel naar een bijstandsstelsel. In de sociale zekerheid gaat men uit van het model van een koppel waarin enkel de man werkt en de sociale bescherming van het gezin waarborgt, in de logica van de afgeleide rechten (rechten verworven door de echtgenoot). Door de opgang van de vrouwenarbeid leidt deze logica van afgeleide rechten tot volgende contradictie : het is mogelijk dat een vrouw die een volledige loopbaan als loontrekkende heeft gewerkt een pensioen ontvangt dat lager is dan het overlevingspensioen van een weduwe die nooit als loontrekkende heeft gewerkt. De logica van de bestaanszekerheid op gezinsvlak gecombineerd met deze van de afgeleide rechten – met name voor het pensioen – tast het principe van de verzekering, van de individualisering van de rechten aan in functie van de periodes van loontrekkende of daarmee gelijkgestelde arbeid.
Deze fases moeten, na onderzoek, een overgangsperiode en modaliteiten voorzien opdat de huidige verworven rechten inzake afgeleide rechten niet in het gedrang zouden komen. Men zou de mogelijkheid kunnen bestuderen om het pensioen te berekenen op basis van het gemiddelde jaarloon tijdens de loopbaan.
AANVULLENDE PENSIOENEN
In een logica waarin het verzekeringsprincipe wordt hersteld en de vrouwenarbeid niet wordt afgestraft, moeten fases worden voorzien om de individualisering van de rechten uit te voeren, d.w.z. om aan elke persoon rechten toe te kennen in functie van de periodes van loontrekkende of daarmee gelijkgestelde arbeid, zonder verwijzing naar de gezinssituatie.
11 Inhoudstafel
Deeltijdse arbeid Wij willen één van de aspecten van de vergrijzing van de bevolking benadrukken, met name het grote percentage van alleenstaande vrouwelijke bejaarden. Vrouwen die zelf een loopbaan hebben gehad, zijn vaak slechter af omwille van hun onvolledige of deeltijdse loopbaan. Vandaag ontvangen 600 000 vrouwen gemiddeld slechts € 310 aan pensioengeld.
Het Zilverfonds Het Zilverfonds Bij de financiering van de wettelijke pensioenen zal het Zilverfonds een belangrijke rol spelen. Een deel van de marges die vrijkomen door de vermindering van de overheidsschuld zou voor het Zilverfonds bestemd moeten zijn.
De huidige werknemers betalen de pensioenen van de huidige gepensioneerden… Wat zal er morgen dan gebeuren als het aantal gepensioneerden sneller toeneemt dan dat van de werknemers ? Door de vergrijzing van de bevolking en doordat de werknemers van de babyboom de pensioenleeftijd bereiken, was het noodzakelijk om een demografische reserve aan te leggen die het mogelijk maakt om de financiering van de wettelijke pensioenen op lange termijn te waarborgen.
Risico… De opkomst van de pensioenstelsels (2de pijler) kan een aantasting van de sociale bescherming zijn aangezien ze een reëel risico inhoudt dat het gewicht van het wettelijk pensioen zou verminderen (achteruitgang van de solidaire collectieve verzekering). Deze wordt zodoende een minimuminkomen waaraan de 2de en 3de pensioenpijler zouden worden toegevoegd. De verhouding tussen het pensioen en het loon waarop het pensioen is gebaseerd, wordt steeds waziger.
AANVULLENDE PENSIOENEN
Nuance…
12 Inhoudstafel
Wij blijven gekant tegen het principe van de tweede pijler, het wettelijke pensioenstelsel blijft de prioriteit. Deze keuze werd duidelijk opnieuw bevestigd op ons laatste statutair congres van oktober 2001. Naast dit essentiële principe kunnen wij echter de pensioen- en groepsverzekeringssystemen niet negeren die op bedrijfsvlak, of beter nog, op sectoraal vlak, worden georganiseerd. Dit voor zover de “fiscale voordelen” van de tweede pijler de verbetering van het wettelijk pensioen niet beletten en de tweede pijler de eerste pijler niet verdringt, waarbij de eerste pijler de rol toebedeeld krijgt van een soort van bestaanszekerheidsminimum voor gepensioneerde werknemers. In de huidige context, gekenmerkt door de vergrijzing van de bevolking en de privatiseringsmode, vereist dit een subtiel en delicaat evenwicht om de 1ste pensioenpijler – het sociale-zekerheidspensioen – niet in het gedrang te brengen.
En Europa in dit alles? Europa ziet de problematiek van de pensioenen eerst en vooral als een economisch-financiële uitdaging en pas daarna als een sociaal probleem… De pensioenfondsen dienen eerst en vooral om de economie een nieuw elan te geven (lees: om te investeren in aandelen van de bedrijven). De pensioeninstellingen (pensioenfondsen en -kassen) bestrijken ongeveer 25% van de actieve EUbevolking en beheren € 2 500 miljard (29% van het BBP van de EU). Het is dus geen toeval dat de richtlijn betreffende de aanvullende pensioenen onder de bevoegdheid valt van Fritz BOLKESTEIN (de ultra-liberale Europese Commissaris), die verantwoordelijk is voor de binnenlandse markt, en niet onder de bevoegdheid van de Commissaris bevoegd voor werkgelegenheid en sociale zaken. Via deze richtlijn, die in mei 2003 werd goedgekeurd en die van toepassing zal worden in 2004, wil de EU een eengemaakte markt voor de pensioeninstellingen invoeren. De Europese Raad is van mening dat er onderzocht moet worden “welke oplossingen zekere en fatsoenlijke inkomens aan de gepensioneerden kunnen waarborgen zonder dat dit de overheidsfinanciën in het gedrang brengt of de toekomstige generaties een buitensporige last oplegt, met respect voor de billijkheid en de solidariteit en waarbij tegemoet moet worden gekomen aan de veranderende behoeften van de personen en de samenleving. …Enkel een globale aanpak met erg diverse maatregelen die op lange termijn het vermogen van de pensioenstelsels waarborgen om hun sociale doelstellingen te bereiken, kan het vertrouwen van de burgers van de Lidstaten in hen behouden en versterken.”
“erover waken dat de pensioenstelsels doeltreffende stimuli bieden voor de participatie van de oudste werknemers ; dat de werknemers niet worden aangemoedigd om vervroegd met pensioen te gaan en niet bestraft worden omdat ze op de arbeidsmarkt blijven na de gebruikelijke pensioenleeftijd ; en dat de pensioenstelsels de optie van het progressieve pensioen vergemakkelijken”.
AANVULLENDE PENSIOENEN
Europa wil de toekomstige pensioenuitgaven met één derde drukken door de mensen langer te doen werken. In het besluit van de Europese Raad van 03/03/03 wordt deze kwestie in typische diplomatentaal voorgesteld, zodat ze moeilijk te begrijpen is:
13 Inhoudstafel