THEMA
2
Functies in de zorg
1 Inleiding In de zorg werken heel veel mensen. Mensen zoals jij, zorghulpen, maar ook mensen met andere functies. In dit thema leer je welke andere functies je in de zorg tegenkomt. Je leest ook hoe er samengewerkt wordt. De inhoud van dit thema: 2 Functies in de zorg 3 Alleen of samen werken 4 Tips voor de praktijk
1
Zorghulp DC 2 Functies in de zorg
1
2 Functies in de zorg In de zorg zijn verschillende functies. Op een afdeling in een verzorgingshuis vind je verzorgenden, helpenden en andere zorghulpen. In verpleeghuizen vind je daarnaast ook verpleegkundigen. In de thuiszorg vind je al deze functies eveneens. Boven al deze functies staat altijd een hoofd. Samen vormen zij een team dat voor een groep cliënten werkt. In die samenwerking heeft iedereen een eigen taak. Verzorgende, helpende en zorghulp zijn verschillende beroepen. Een verzorgende heeft zorgtaken naar de cliënt, zoals aankleden, wassen, eten, enzovoort. Een helpende assisteert daarbij. Een zorghulp heeft vooral taken met bettrekking tot de huishouding: tafel dekken, opruimen, schoonmaken, enzovoort. In elk van die beroepen kan iemand een speciale functie hebben. Dat is de taak waar je voor staat en de positie die je in de instelling hebt. Een verzorgende kan bijvoorbeeld de functie hebben: Eerst Verantwoordelijke Verzorgende. Dat wordt afgekort tot EVV’er. Helpenden, verzorgenden en zorghulpen kunnen de functie medewerker Verzorgingsafdeling hebben, medewerker Koffiekamer, of medewerker Dagopvang. Een verzorgende kan ook de functie van leidinggevende hebben. Van je leidinggevende of van degene die jou in de praktijk begeleidt, krijg je opdrachten die je moet uitvoeren. De taken die je doet, hangen samen met de taken die anderen doen. Je moet dus samenwerken met anderen. Jij hebt de opdracht om een bepaalde kamer op de afdeling schoon te maken. Een verzorgende doet de bewoner onder de douche en kleedt haar aan. Er komt ook nog een verpleegkundige langs die een nare wond bij de bewoner verzorgt. Zo zorg je samen dat deze bewoner op een plezierige manier aan de dag kan beginnen.
In een verpleeghuis werken op de afdelingen, behalve verzorgenden en helpenden, ook verpleegkundigen. Ook zul je regelmatig een verpleeghuisarts op de afdeling zien. In verzorgingshuizen, in verpleeghuizen en in instellingen voor mensen met een beperking kom je ook nog veel andere behandelaars tegen, zoals fysiotherapeuten, ergotherapeuten en psychologen. Als zorghulp hoef je hier niets mee. Je krijgt je opdrachten van de leidinggevende op de afdeling. Of van een praktijkbegeleider of een collega die speciaal is aangewezen om jou te begeleiden.
2
Zorghulp Digitale Content
Soms krijg je een opdracht die je niet kunt uitvoeren. Een arts die net een visite heeft afgelegd bij een bewoner, ziet jou op de gang lopen en geeft jou in het voorbijgaan een opdracht die met medicijnen te maken heeft. Als zorghulp ben je niet bevoegd iets met medicijnen te doen. Je moet dan tegen de arts zeggen dat je geen bevoegdheid hebt om medicijnen te geven. Je kunt de arts dan verwijzen naar het hoofd van de afdeling.
In de zorg werken dus veel verschillende behandelaars en mensen die zorg verlenen. Maar er werken ook veel andere mensen die een belangrijke taak hebben. Zo is er de technische dienst die ervoor zorgt dat alle technische apparatuur het blijft doen. Van een lampje tot de verwarmingsketel. In de keuken zorgen koks en keukenhulpen ervoor dat de cliënten dagelijks vers en gezond eten krijgen. Er zijn schoonmakers die de algemene ruimten schoonhouden, enzovoort. De zorghulp is een schakel in dit geheel.
Een zorghulp is een schakel
Zorghulp DC 2 Functies in de zorg
3
3 Alleen of samen werken Hierboven heb je gezien dat je in een team zit en samenwerkt. Als zorghulp moet je soms ook alleen en zelfstandig werken. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de thuiszorg. Je gaat alleen naar het adres van de cliënt. Op het kantoor van de thuiszorg heb je gehoord wat van je verwacht wordt bij deze cliënt. Bij de cliënt zelf sta je er op dat moment alleen voor. Moet je dan ook alle problemen zelf oplossen? Soms wel, dat ligt aan het soort probleem. Problemen:
• met het huis, de huisraad of het huishouden
• met de cliënt
2
Problemen die je met het huis kunt hebben zijn bijvoorbeeld lekkage, een gootsteen of toilet die verstopt is. Dit soort problemen overleg je met je cliënt. Meestal weet de cliënt wie er gebeld moet worden om het probleem op te lossen. Wanneer de cliënt het niet weet, en het is een probleem dat jij zelf niet op kunt lossen, bel je het kantoor van de thuiszorg of bijvoorbeeld de technische dienst. Dat hangt af van de instructies die je gekregen hebt. Soms moet je direct handelen. Er kan bijvoorbeeld brand uitbreken. Dan bel je natuurlijk direct de brandweer. Problemen die zich kunnen voordoen met huisraad, zijn bijvoorbeeld apparaten die het niet meer doen of kapotte meubels. Je overlegt met je cliënt wat je in zo’n geval moet doen, je kijkt in de instructies of je overlegt met het kantoor of je leidinggevende.
4
Zorghulp Digitale Content
Problemen met het huishouden krijg je bijvoorbeeld als er teveel werk ligt. Als er een afwas van een week staat en er ligt een enorme berg wasgoed die opgevouwen moet worden. Dan kun je niet ook nog de kamer en drie slaapkamers een grote beurt geven. Daarvoor heb je dan te weinig tijd. Overleg eerst met je cliënt wat je wel en niet kunt doen. Als je er niet uitkomt, overleg je met je leidinggevende. Je kunt met een cliënt op verschillende manieren problemen hebben. De cliënt heeft bijvoorbeeld een slechte dag en is humeurig. Hij is kribbig tegen jou en wil niet meewerken. De cliënt kan ook ineens ziek zijn of een aanval hebben terwijl jij werkt. Of de cliënt is gevallen. In de laatste gevallen volg je de richtlijnen die je gekregen hebt voor deze situaties. Je hebt waarschijnlijk een telefoonnummer gekregen dat je moet bellen of je moet je leidinggevende bellen. Het is handig dit nummer in je mobiel te zetten. Dan heb je het snel bij de hand. Andere problemen met de cliënt los je in principe zelf op. Als een cliënt zich niet behoorlijk gedraagt of hij heeft een slecht humeur dan zet je je sociale vaardigheden in. Je kunt die problemen ook achteraf op een werkoverleg met collega’s of met je leidinggevende bespreken. In andere thema’s in dit boek lees je meer over samenwerken en communiceren.
Overleg met de cliënt wat je wel en wat je niet gaat doen
Zorghulp DC 2 Functies in de zorg
5
4 Tips voor de praktijk Tip 1 Houd in de gaten wat jouw functie is en wat je taken zijn. Kijk ook wat de taken van andere collega’s zijn. Als je vragen hebt over je taken en functie, stel die dan aan je leidinggevende.
Tip 2 Als je op een afdeling samenwerkt met collega’s, kun je opdrachten van ze aannemen. Tenminste, zolang de opdrachten redelijk zijn. Wees je bewust van je eigen bevoegdheden. Krijg je een opdracht waarvoor je niet bevoegd bent, zeg dan dat je die opdracht niet mag uitvoeren.
Tip 3 Als je in de thuiszorg met een probleem te maken krijgt, overleg dan met je cliënt wat je het beste kunt doen. Als je cliënt het niet weet, bel dan met het kantoor van de thuiszorg of met je leidinggevende. Problemen die niet dringend zijn, kun je aan het eind van je werk rapporteren.
Tip 4 Als je in de thuiszorg teveel werk hebt voor de tijd die je kunt besteden, overleg dan eerst met je cliënt. Kom je er niet uit, dan kun je je leidinggevende bellen. Maar probeer eerst om het zelf op te lossen.
Tip 5 Als er iets met een cliënt is en je vermoedt dat er een arts of andere hulp bij moet komen, bel dan het calamiteitennummer, het kantoor van de thuiszorg of je leidinggevende. Daar heb je instructies voor gekregen. Ga in iedere geval niet zelf dokteren.
Tip 6 Als je het moeilijk vindt om met een cliënt om te gaan of deze zorgt voor problemen voor jou, zet dan je sociale vaardigheden in en bespreek het in een overleg met je collega’s of met je leidinggevende.
6
Zorghulp Digitale Content