3
2.
Externe inventarisatie en analyse
2.1.
Algemeen
De externe inventarisatie is niet gedetailleerd verricht, maar is beperkt tot de hoofdlijnen. Het betreft in feite een zoektocht naar inspiraties en aanknopingspunten voor gewenste aanpassingen in functioneel en ruimtelijk opzicht. Allereerst is ingegaan op het beleid van de hogere overheden, aangezien dit de bandbreedte aangeeft waarbinnen de visie zich zal kunnen bewegen. Vervolgens is de lagenbenadering toegepast op HardinxveldGiessendam. 2.2.
vormgegeven en worden geïmplementeerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen ontwikkelingen van nationaal belang (de ruimtelijke hoofdstructuur) waar het rijk aan zet is, en de basisgebieden, waar het rijk basisregels stelt en de invulling overlaat aan provincie en gemeente. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening van het vorige kabinet zijn: • de Nota Ruimte is decentraal gericht; • bij de verstedelijking wordt meer uitgegaan van opvang van de eigen groei; • de rode contouren zijn dan ook losgelaten. Niet alle onderdelen van de Vijfde Nota zijn teruggekeerd in de Nota Ruimte. De lagenbenadering, die in de Vijfde Nota is geïntroduceerd, is wel weer opgenomen, zij het dat deze benadering medesturend en niet sturend wordt gezien.
Beleid hogere overheden
Rijksbeleid Van Vierde Nota naar Nota Ruimte VINEX en Vijno Het nationaal ruimtelijk beleid was neergelegd in de Planologische Kernbeslissing (Pkb) Nationaal Ruimtelijk Beleid, Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX). In 2002 is deel 3 (regeringsbeslissing) van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening verschenen. Met de Stellingsnamebrief heeft het eerste kabinet Balkenende echter afstand genomen van een aantal beleiduitgangspunten van de Vijfde Nota. Nota Ruimte Vervolgens is op 23 april 2004 de Nota Ruimte vastgesteld. Hierin is het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode 2004 tot 2020 met een doorkijk naar 2030 op hoofdlijnen vastgelegd dat in de afzonderlijke nota’s - Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2) - was opgenomen. De Nota Ruimte keert terug naar het uitgangspunt van de RO: het is een strategische PKB op hoofdlijnen met een duidelijk onderscheid naar wat des Rijks en wat voor anderen is. De Nota is gericht op ontwikkeling in plaats van ordening (ontwikkelingsplanologie), waarbij de internationale concurrentiepositie bepalend is. De Nota Ruimte betekent daarmee vooral een wijziging in de manier waarop beleid moet worden
Kern Nota Ruimte De Nota Ruimte bevat geen concrete beleidsbeslissingen, maar stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode. Hoofddoel is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Specifiek richt het Rijksbeleid zich op: • Versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; met name door voldoende ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk gebied. • Krachtige steden en een vitaal platteland; investeren in leefbaarheid en veiligheid. • Borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur, landschappelijke en cultuurhistorische) waarden. • Borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe veiligheidsaspecten. De Nota Ruimte legt accenten op de ontwikkelingsmogelijkheden voor de economie en op het waarborgen van waardevolle groengebieden. In de nota wordt gekozen voor het uitgangspunt: decentraal wat kan, centraal wat moet. De uitvoeringsagenda van de Nota Ruimte biedt tot 2014 inzicht in de uitvoering van het rijksbeleid. Het accent op de economie betekent dat investeringen worden gedaan om de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. De aandacht concentreert zich op grote rijksinvesteringen, in totaal ongeveer twintig miljard euro.
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
4
Thema’s De Nota Ruimte kan worden gezien als een uitvoeringsgericht beleidsstuk dat tot een concretisering moet leiden van de Vijfde Nota, het Structuurschema Groene Ruimte en het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan. Tegelijk met de nota publiceert het ministerie van LNV de Agenda Vitaal Platteland, die de integrale rijksvisie bevat op de economie, de ecologie en de sociaal-culturele ontwikkeling van het platteland. In aansluiting op de Nota Ruimte zal het kabinet het regionaal-economisch beleid nader uitwerken in de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven (GEP). Ook heeft het kabinet de nieuwe Nota Mobiliteit gepresenteerd, die zich wat betreft ruimtelijke strategie baseert op de Nota Ruimte. Het rijk richt zich daarbij op de hoofdverbindingsassen boven knelpunten elders. Dit is een verdere aanscherping van de Vijfde Nota, waarvan de redenering was: het hoofdwegennetwerk is in korte tijd ontstaan, is daarna niet veel meer veranderd en moet niet worden uitgebreid. De Nota Ruimte concentreert de aanpak binnen het netwerk op de hoofdassen, opdat de grootstedelijke gebieden en de mainports goed bereikbaar zijn. Wat betreft water en groen is het uitgangspunt dat water meer dan voorheen de keuzen voor verstedelijking en gebiedsontwikkeling moet sturen. De Ecologische Hoofdstructuur wordt via robuuste verbindingen versterkt. De ruimtelijke consequenties van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn zijn integraal opgenomen in de Nota Ruimte. Het kabinet wil nieuwe huizenbouw voor een groot deel in en rond de bestaande verstedelijking realiseren. Grootschalige verstedelijking in het Groene Hart past daar niet bij. Gemeenten krijgen de ruimte om voor hun natuurlijke bevolkingsaanwas te bouwen. Het kabinet streeft naar bundeling van een groot deel van de verstedelijking. Het gaat om zes inmiddels bekende netwerken: Randstad Holland, Brabantstad, Zuid-Limburg, Twente, Arnhem-Nijmegen en GroningenAssen. Het kabinet wijst op de noodzaak van stedelijke vernieuwing, van herstructurering en van afspraken tussen steden en randgemeenten. Ontwikkelingsmogelijkheden in het Groene Hart worden door de minister van VROM niet uitgesloten.
De toegankelijkheid en bruikbaarheid van het buitengebied rond de steden zou moeten worden vergroot. Dit houdt onder meer een uitbreiding van het fiets- en wandelpadennet in. Grootschalige ‘regionale parken’ in een stedelijk netwerk zouden meer dan tot nu toe het geval is mogelijkheden moeten bieden voor ontspanning, sportbeoefening, recreatie en beleving van aantrekkelijke landschappen en natuur op betrekkelijke korte afstand van waar mensen wonen en werken. Nota Mobiliteit De Nota Ruimte schetst de ruimtelijke strategie om te komen tot een sterke economie, een veilige samenleving, een goed leefmilieu en aantrekkelijk land. De samenhang tussen ruimte, verkeer en vervoer en economie wordt op ieder niveau (gemeentelijk, regionaal en nationaal) vergroot. De Nota Mobiliteit werkt deze uitgangspunten nader uit. De economische structuur moet worden versterkt. Dit vereist goed functionerende infrastructuurnetwerken en gestroomlijnde overheidsinterventies. Het rijk is daarbij verantwoordelijk voor de gehele hoofdinfrastructuur. De hoofdverbindingsassen tussen de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden, waaronder de mainports, brainport Eindhoven en greenports, krijgen voorrang. Dit geldt met name voor de triple A-verbindingen (A2, A4 en A12). De zeehaven Rotterdam wordt versterkt door te investeren in de ontwikkeling van de haven (Tweede Maasvlakte). Ook de bereikbaarheid van Schiphol wordt verbeterd. Speerpunt is ook het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Daarbij gaat het om reductie van CO2, verbetering van de lokale luchtkwaliteit (NO2) en de aanpak van geluidhinder in woongebieden. Samen met lokale en regionale overheden wordt een extra impuls gegeven aan ontsnippering van leefgebieden van planten- en diersoorten bij wegen en spoor- en waterwegen. Openbaar vervoer wordt niet alleen gezien als het klassieke spoorvervoer per trein en stads- en streekvervoer per metro, tram of bus, maar ook light rail en flexibele alternatieven. Verder gelden de volgende beleidsuitgangspunten: • groei van verkeer en vervoer mogelijk maken; • betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid van deur tot deur; • decentraal wat kan, en centraal wat moet; • meer publiek-private samenwerking; • vernieuwing keihard nodig;
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
5
• op de korte termijn onderhoudsachterstanden inhalen; • beprijzen wegverkeer noodzakelijk; • stimuleren binnenvaart en zeescheepvaart; • de veiligheid permanent verbeteren; Met de beschikbare middelen en de te nemen maatregelen zijn de ambities uit deze Nota Mobiliteit tot en met 2020 gedekt en haalbaar. Nota Belvedère In de Nota Belvedère zijn voor de Alblasserwaard, waarvan HardinxveldGiessendam onderdeel uitmaakt, de volgende kenmerken c.q. fysieke dragers onderscheiden: • de huisterpen die de dorpsstructuur uit de middeleeuwse ontginningsfase reflecteren; • de langgerekte dubbele bebouwingslinten met een oude veenstroom of wetering in het centrum en waardevolle boerderijen; • de openheid van het (slagen)landschap ten opzichte van de dichte lintbebouwing. • Beleidskansen voor de Alblasserwaard zijn: - het instellen van een beschermd landschapsgezicht of andere bescherming, handhaving PKB-bescherming (nu Nationaal Landschap) en voordracht voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst; - het uitvoeren van het provinciaal pilotproject voor het Groene Hart in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, door het Rijk benoemd tot voorbeeldproject voor het Groene Hart; - het toetsen van kleinschalige woningbouw aan extra normen van Welstand en cultuurhistorische structuren; - het verbreden van agrotoerisme vanuit een actieve vereniging van agrarisch natuurbeheer met interesse voor het instandhouden en versterken van cultuurhistorische waarden. Ruimte voor de Rivier Het rivierengebied heeft in het vrij recente verleden twee keer te maken gehad met extreem hoogwater. In 1993, maar vooral in 1995 stond het water zo hoog dat gevreesd werd voor een dijkdoorbraak. Uiteindelijk hebben de dijken het gehouden, maar de gebeurtenissen waren wel aanleiding om te zoeken naar oplossingen die Nederland beter beschermen tegen hoogwater. Het Deltaplan
Grote Rivieren heeft ervoor gezorgd dat de dijken versneld zijn versterkt, maar er zijn meer maatregelen nodig om Nederland veilig te houden. Nu, maar vooral ook in de toekomst. Het project Ruimte voor de Rivier onderzoekt en toetst deze maatregelen. In 2000 heeft het kabinet het standpunt Ruimte voor de Rivier gekozen als uitgangspunt voor een nieuwe aanpak van hoogwater; een omslag in de manier waarop Nederland met het water om gaat. In plaats van het verder verhogen en versterken van dijken wordt gekeken naar de mogelijkheden om water meer ruimte te geven. Dit kan bijvoorbeeld door het verlagen van uiterwaarden, door het landinwaarts verleggen van dijken of door het bestemmen van gebieden die bij hoogwater kunnen dienen om water tijdelijk op te vangen. Ruimte voor de Rivier onderzoekt en toetst de mogelijke maatregelen in opdracht van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Provinciaal beleid Streekplan Zuid-Holland Oost Algemeen De planperiode loopt tot 2015. Het nieuwe streekplan vervangt het oude streekplan volledig. De enige aanzienlijke wijziging van de bebouwingscontour die voor de gemeente van belang is, betreft het opnemen van het regionale transportbedrijventerrein Schelluinen-West binnen de bebouwingscontour. Daarnaast is in de gemeente de contour enigszins ruimer gelegd bij de voormalige ijzergieterij en de Rivierdijk, tussen het Kanaal van Steenenhoek en Boven-Hardinxveld. Voor het opvangen van de stedelijke functies op het schaalniveau van de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden zijn als vestigingslocaties aangewezen: Gorinchem-Noord, Leerdam, Schelluinen-West en HardinxveldGiessendam. Bebouwingscontour In het algemeen geldt dat er een terughoudend beleid wordt gevoerd met betrekking tot het lokaliseren van nieuwe stedelijk functies. De nadruk ligt op intensiveren, multifunctioneel ruimtegebruik en functiemenging. Het accommoderen van nieuwe stedelijke functies buiten de bebouwingscontouren is niet toegestaan, behalve als het gaat om het toepassen van de ruimte-voorruimteregeling of om kleinschalige voorzieningen van openbaar nut die niet
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
6
binnen de bebouwingscontour kunnen worden gevestigd. Stedelijke functies zijn wonen en werken en daarmee samenhangende vormen van ruimtegebruik als sportterreinen, volkstuinen, verblijfsrecreatie en groen. Nog niet bebouwde gebieden binnen de bebouwingscontour hebben de aanduiding “Te ontwikkelen gebieden” (b.v. West III). Deze gebieden kunnen slechts worden verstedelijkt op basis van een structuurvisie die geldt voor de gehele gemeente. Deze structuurvisie moet aan vele inhoudelijke eisen voldoen, moet door de raad zijn vastgesteld en regionaal zijn afgestemd en behoeft de instemming van het college van Gedeputeerde Staten. Werken Om de economische en sociale vitaliteit op peil te houden blijft het nodig ook nieuwe bedrijventerreinen te ontwikkelen. Nieuwe ruimte voor de regionaaleconomische ontwikkeling moet vooral worden geboden bij de knooppunten en vestigingslocaties (o.a. Hardinxveld-Giessendam). Arbeids- en/of bezoekersintensieve bedrijvigheid dient bij haltes van openbaar vervoer te worden geconcentreerd. Voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen is met name ruimte beschikbaar binnen de te ontwikkelen gebieden binnen de bebouwingscontouren. Een besluit om deze ruimte te gebruiken moet door de gemeente worden onderbouwd met een gemeentelijke structuurvisie. Eventueel verlies aan bedrijventerreinenareaal in het stedelijk gebied door functiewijziging dient binnen de eigen contour te worden gecompenseerd. Wanneer blijkt dat dit niet mogelijk is komt het aanpassen van contouren in beeld. Dit is niet op voorhand onmogelijk, zij het dat daar een (partiële) herziening van het streekplan voor nodig is. Natuur en Groene Hart Natuurgebieden zijn van een groene contour voorzien. Slechts in uitzonderingsgevallen (geen alternatieven en dwingende redenen van groot openbaar belang) zijn strijdige ingrepen binnen en in de nabijheid van deze gebieden, die significante negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuur, mogelijk. Bestaand gebruik kan gehandhaafd blijven. De grens van het Groene Hart blijft op de bestaande Betuwelijn (de personenspoorlijn) liggen.
Water In het groenblauwe raamwerk wordt ruimte geboden aan het opvangen van water ter voorkoming van wateroverlast en aan het opslaan van water dat in tijden van watertekort gebruikt zal worden. Het nieuwe beleid van de provincie gaat uit van: • anticiperen in plaats van reageren; • niet afwentelen maar vasthouden, bergen en afvoeren; • schoonhouden, scheiden, zuiveren; • meer ruimte reserveren voor water naast het toepassen van technische maatregelen; • meervoudig ruimtegebruik/functiecombinaties toepassen; • water wordt meer sturend voor de ruimtelijke inrichting. Voor onze gemeente geldt dat tussen de sporen een zoekgebied voor voorzuivering is aangegeven en dat ten noorden van de Betuweroute wordt gedacht aan waterberging. In het streekplan wordt aangegeven dat voorzuivering kan worden gecombineerd met onder meer waterberging, recreatie en natuur. Transformatiezones In het streekplangebied zijn zones ontstaan waar op een ongeordende wijze stedelijke functies zijn ontwikkeld. De ruimtelijke kwaliteit in deze zones moet worden verbeterd. In deze transformatiezones moet invulling worden gegeven aan een integrale opgave gericht op kwaliteitsverbetering en het tegengaan van (verdere) verrommeling, door vooral bestaande functies te herschikken. Bovendien kan binnen deze zones ruimte worden geboden aan nieuwe functies. Dit zullen met name functies moeten zijn die afkomstig zijn uit de rest van het Groene Hart en die op hun huidige locatie ongewenst zijn. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen zoveel mogelijk ingepast te worden binnen de bestaande bebouwing en aan te sluiten op de bestaande infrastructuur. Eén van deze transformatiezones betreft de randzone AlblasserwaardVijfheerenlanden (lopend van Kinderdijk via o.a. Hardinxveld-Giessendam tot en met Gorinchem). Deze zone staat voor de opgave om de blauwe, groene, en leefomgevingkwaliteiten te versterken, mogelijk samen met een herschikking en geringe uitbreiding van stedelijk functies. Met name moet hierbij worden bezien of er ruimte kan worden geboden aan functies die wenselijk zijn vanuit het behouden van de economische en sociale vitaliteit van het gebied. In de
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
7
uitwerking moet ook de vraag aan de orde komen of en hoe de landschappelijke inpassing van de Betuwelijn kan worden gecombineerd met de wateropgave in dit gebied. De mogelijke opwaardering van de Merwede-Lingelijn tot lightraintraject is een belangrijk aandachtspunt bij de opstelling van de transformatievisie. De provincie zal de transformatieopgaven samen met de betrokken gemeenten uitwerken in (regionale) structuurvisies. De provincie wil bevorderen dat via Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen ook het bedrijfsleven bij de transformatie wordt betrokken. De uitwerkingen zullen ter advisering aan de PPC worden aangeboden en behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Indien een transformatievisie voorstellen bevat tot het wijzingen van bebouwingscontouren zal daarvoor een (partiële) herziening van het streekplan noodzakelijk zijn. Groene Hartvisie Op verzoek van het Bestuurlijk Platform Groene Hart hebben de drie Groene Hart Provincies de bijdrage van het platform aan de Vijfde Nota voorbereid (Groene Hartvisie; deel 1: kwaliteit als basis voor de toekomst, Discussienota ten behoeve van het Ruimtelijk Platform Groene Hart, 22 juni 2000). De Groene Hartvisie levert een doorkijk naar 2030. In deel 1 wordt aan de hand van een kwaliteitszonering voor het Groene Hart en een tweetal dilemma’s (het behoud van de open ruimte en de beperking van de stedelijke ontwikkeling) de basis gelegd voor de discussie in het platform. De kwaliteitszonering is te beschouwen als ruimtelijke onderlegger voor toekomstige ontwikkelingen. In dit kader zijn voor zover van belang de volgende gebieden en zones te onderscheiden: • Ruimtelijke eenheden: - Grote Groene Harteenheden: Waarden en Venen. Relatief grootschalige en gave landschappen op enige afstand van de stad, waar gebiedseigen functies en kwaliteiten het beeld bepalen. - Kleinere Groene Harteenheden: Tussen Venen en Waarden. Relatief gave landschappen nabij de stad, waar gebiedseigen functies en kwaliteiten, tezamen met groene functies vanuit de stad het beeld bepalen. • Verbindingen en verbindingszones: - Verbindingen: bestaande en geplande ecologische en recreatieve verbindingen tussen het Groene Hart en de omgeving. Smalle zones tussen stedelijke gebieden.
-
•
•
•
•
Verbindingszones: bestaande en geplande ecologische, recreatieve en landschappelijke verbindings- en overgangszones tussen het Groene Hart en de omgeving. Groene uitloopgebieden: Bestaande en geplande recreatiegebieden en andere gebieden met hoge recreatieve kwaliteiten. Aantrekkelijke en goed ontsloten agrarische gebieden, natuur- en watergebieden. Zones onder stedelijke druk: Randgebieden nabij stedelijk gebied, waar sprake is van stedelijke druk. Twee vormen van stedelijke druk: enerzijds plannen voor de ontwikkeling van stedelijke functies en anderzijds versnippering, verrommeling en verdichting van het landschap vanwege stadsrandontwikkeling en agrarische intensivering. Infrazones: Grootschalige infrastructuur in of aan de rand van het Groene Hart met relatief grote ruimtelijke effecten op de omgeving in de vorm van barrièrewerking, versnippering en stedelijke druk. Verdichte linten en zones: Linten en zones in het Groene Hart, waar sprake is van verdichting en verrommeling van het landschap vanwege agrarische intensivering en historisch gegroeide bedrijvigheid.
Hardinxveld-Giessendam ligt deels in de ‘grote’ Groene Hart eenheid Waarden, in een zone onder stedelijke druk, langs een stedelijke infrazone en grenst aan Rivierenland. De gemeente is evenwel niet aangetast door de intensivering van linten en zones. Hardinxveld-Giessendam wordt geen hoge recreatieve waarde toegedicht. Voorts staan in de Groene Hartvisie de volgende richtinggevende uitspraken: • Landbouw: De landbouw is de belangrijkste beheerder van de open ruimte. Er zijn inspanningen nodig om de landbouw in economisch opzicht levensvatbaar te houden. • Natuur: De natuur in het Groene Hart bestaat uit grote kerngebieden die zoveel mogelijk zijn opengesteld en die met elkaar zijn verbonden door robuuste ecologische verbindingen. • Recreatie en Toerisme: Accent op intensieve watergebonden recreatie en extensieve natuurgerichte recreatie. • Cultuurhistorie: Aanwezige cultuurhistorische waarden in het Groene Hart worden ontwikkeld en beschermd (visitekaartjes toeristisch/recreatieve sector).
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
9
•
•
•
•
Landschap en openheid: Het typische karakter van het landschap in het Groene Hart moet intact blijven. Inperking van de niet aan het buitengebied gekoppelde bebouwing (buiten de bebouwingscontouren van steden en dorpen) is nodig om het landschap open te houden. Milieu: In het Groene Hart wordt gestreefd naar een basismilieukwaliteit. Water: De mede-sturende rol van schoon en voldoende water is een belangrijk uitgangspunt bij de inrichting van het Groene Hart (versterking waterbergend vermogen). Leefbaarheid: Kleine kernen zorgen ervoor dat het landelijk gebied bewoonbaar en leefbaar blijft. Het instandhouden van de economische vitaliteit en sociale leefbaarheid van kleine kernen verdient veel aandacht.
Regionaal beleid Cultuurhistorische hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Het gaat hier niet zozeer om beleid alswel om een inventarisatie. De provincie Zuid-Holland heeft de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historische-stedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen per regio op kaart gezet en gewaardeerd. Op de overzichtskaart van de waarden is te zien dat Hardinxveld-Giessendam de volgende kenmerken heeft: • met name ‘rivierduincomplex onder het huidig oppervlak tot 14 m diep’ (occupatie in de eerste bewoningsfase); • ‘stroomgordel onder het huidige oppervlak’ (een vroegere stroomrug; hier is sprake van mogelijke occupatie in de eerste bewoningsfase); • en ‘stroomgordel onder het huidige oppervlak’ (occupatie in de late prehistorie). Regio de Waarden, werkprogramma 2002 In dit stuk (november 2001) geeft de provincie aan dat zij haar inzet in de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden vooral zal richten op: • Het samen met de streek versterken van landschappelijke en cultuurhistorische waarden via diverse kleinschalige projecten (Stichting Uitvoering Landschapsplan Alblasserwaard-Vijfheerenlanden). • Versterken van de toeristisch-recreatieve functie. • Landbouw (met verdieping en verbreding) die op lange termijn duurzaam is.
•
Het verbeteren van de ruimtelijke inrichting aan de zuidkant van de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, op de grens met de Drechtsteden. • Verbetering van de veiligheid door dijkversterking. • Een goede spreiding van voorzieningen en zorg. • Het zoeken naar oplossingen voor knelpunten op het gebied van verkeer en vervoer. • Het benutten van kansen om de leefbaarheid en de economische vitaliteit te versterken. • Het vergroten van het cultuurbereik met accent op culturele diversiteit, jeugd en culturele planologie. In de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden is in 1996 een convenant afgesloten met doelstellingen op het gebied van water en milieu, natuur, landschap, recreatie, leefbaarheid en economische vitaliteit en met afspraken over de rol van de landbouw. Aan de uitvoering van het convenant werken overheden, agrarische organisaties, natuur- en landschapsorganisaties, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, verenigd in een gebiedscommissie. De regioportefeuille van Alblasserwaard / Vijfheerenlanden Er loopt een aantal door de provincie gestimuleerde projecten en initiatieven op verschillende gebieden. Met betrekking tot leefbaarheid en vitaliteit wordt gestreefd naar agrorecreatie en zorgboerderijen. In dit kader zijn er nog verscheidene andere projecten op het gebied van wonen, zorg, welzijn, onderwijs en jeugd. Het groenbeleid komt samengevat neer op natuurontwikkeling door boeren, aankoop van gronden voor de realisering van schraallanden die behoren tot de kerngebieden van de ecologische hoofdstructuur, versterking van de karakteristieke veenweidenatuur en het veenweidelandschap en realisatie van ecologische verbindingen. Belangrijke provinciale activiteiten in de regio zijn verder: • met betrekking tot verkeer en vervoer maatregelen nemen op het gebied van: De files in de zuidrand (lees: A15 en knoop A15-A27). De hinder van sluipverkeer in de kernen. Vrachtverkeer op kleine wegen door gespreide ligging transportbedrijven. Toegenomen hoeveelheid recreatievervoer.
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
10
• •
•
ten aanzien van water en milieu is van belang dat er verschillende dijkvakken in uitvoering zijn in het kader van het ‘Deltaplan grote rivieren’; wat de economie aangaat is extra ruimte nodig voor regiogebonden transportbedrijven vanwege sanering en herplaatsing van bedrijven uit het landelijk gebied; de samenwerking tussen gemeenten moet worden bevorderd.
Regionale Structuurvisie Alblasserwaard en Vijfheerenlanden De Regionale Structuurvisie bouwt voort op de Kwaliteitszonering Groene Hart en maakt gebruik van de lagen- en knooppuntbenadering. De centrale visie luidt als volgt: “de vorming van een vitale regio, gericht op het duurzaam vernieuwen van zowel het landelijk als het stedelijk gebied, tezamen met het versterken van het overwegend open, rustige en authentieke karakter van de regio, waardoor bewoners, bezoekers en bedrijven zich thuis blijven voelen en zich verder kunnen ontplooíen”. Als strategische ruimtelijke opgave wordt daaraan onder meer verbonden het stimuleren van de stedelijke vernieuwing en het geleiden van de stedelijke dynamiek in de Zuidrand, waarbij de overgangszone moet worden ingericht met voornamelijk groen, water, recreatie en beperkte woon- en werkfuncties. De invulling van het restgebied tussen de huidige bebouwing en de Betuweroute is met name bij Hardinxveld-Giessendam een aandachtspunt. Het gebied ten noorden van de Betuweroute is aangeduid als “open te houden weidegebied”. In de westelijke hoek van het gebied tussen de Betuweroute en het bestaande stedelijk gebied is de aanduiding “bedrijven” gelegd. Oostelijk daarvan is een kleine mogelijkheid voor woningen aangegeven. De zone langs de Betuwespoorlijn (aan de noordzijde) heeft de aanduiding “Blauwgroene zone: gecombineerde berging en zuivering ten behoeve van stedelijk gebied en afschermende landschapsbeplanting” gekregen. Uitgegaan wordt van het handhaven van de huidige streekplancontouren. De eventuele resterende uitbreidingsruimte binnen die contour mag onder bepaalde voorwaarden worden benut. Sommige kernen wordt bijvoorbeeld vanwege de knooppuntstatus extra ruimte geboden door verruiming van de contour. Hardinxveld-Giessendam is onderscheiden als “secundair knooppunt”. De genoemde aanduiding “sub-regionale opvang bedrijvigheid” moet mede in dit verband worden gezien.
Met betrekking tot Hardinxveld-Giessendam wordt aangegeven dat herstructurering en vernieuwing van het bestaand stedelijk gebied een belangrijke opgave is. Sanering van hinderlijke bedrijvigheid in de woonomgeving, vernieuwing van het woningbestand en oplossing van de stedelijke waterproblematiek maken deel uit van deze opgave. De visie houdt rekening met de volgende stedelijke ontwikkelingen van formaat in de zone tussen Merwede-Lingespoorlijn en rivier: • herstructurering en woningbouw IJzergieterij; • herstructurering en woningbouw bedrijventerrein Peulen-Oost; • herstructurering en woningbouw op een groot aantal klienere locaties; • ontwikkeling van een nieuwe locatie voor wonen en voorzieningen Giessendam-West; • introductie van een ‘light-train’ op de bestaande personenspoorlijn. In de visie wordt verder aangegeven dat de realisering van stedelijke functies in de zone tussen de Betuweroute en het bestaande spoor alleen toelaatbaar is wanneer deze functies een bijdrage leveren aan het landschap, waterbeheer, en eventueel natuurontwikkeling met recreatief medegebruik. Voor (een belangrijk deel van) dit gebied wordt op basis van deze structuurvisie voor HardinxveldGiessendam een landschappelijke inrichting met een stevig groen-blauw casco voorgesteld, met als functies: • open waterberging en waterzuivering (op basis van karakteristiek slagenlandschap); • extensieve ontsluiting voor stedelijke (natuur)recreatie; • extensieve bebouwing (kantoor- of woonfunctie in landgoedachtige setting). Voor de westelijke punt van het gebied tussen de sporen is een beperkte bedrijfsterreinontwikkeling voorzien, voor lokale en regionale bedrijven. Dit beoogde bedrijventerrein kan via het bestaande viaduct over het spoor worden ontsloten op de A15. Als voorwaarde voor de realisering van de stedelijke functies geldt dat een bijdrage wordt geleverd aan het landschap (afschermende beplanting), waterbeheer en eventueel natuurontwikkeling met recreatief medegebruik in het gebied aan de oostzijde (eventueel financieel). Voorts wordt in de visie aangegeven dat in Neder-Hardinxveld kansen liggen voor versterking van de groene recreatieve verbinding van het stedelijk gebied naar de groene Alblasserwaard langs het riviertje de Giessen, in combinatie met versterking van de ecologische verbindingszone (nr. 53, Oeverlanden Giessen).
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
11
Het natuurpad Giessenzoom en een beoogd recreatief natuurgebied tussen spoor en Giessen leveren een belangrijke bijdrage aan de ecologische en recreatieve doelstellingen. De visie is gericht op het open houden van het gebied tussen Neder-Hardinxveld en Boven Hardinxveld. Deze gebieden aan weerszijden van het Kanaal van Steenenhoek kunnen een bijdrage leveren aan open waterberging voor het stedelijk gebied in combinatie met natuurontwikkeling. De visie gaat uit van benutting van de oevers van het kanaal als recreatief uitloopgebied. Voor het gebied ten oosten van Boven-Hardinxveld (polder Hardinxveld) is het uitgangspunt een duurzaam groene functie (weidegebied met versterking van landschaps- en natuurwaarden) waardoor in samenhang met de Dordtse Avelingen een aaneengesloten groen gebied van formaat in stand blijft tussen Boven-Hardinxveld en Gorinchem. Regionaal Perspectief Wonen De acht regiogemeenten verbinden zich in dit stuk (d.d. maart 1999) onder meer aan de beleidsopgave - ondanks het restrictieve beleid - te voorzien in de regionale woningbehoefte. De realisatie van woningen voor kleinere huishoudens (ouderen) en van koopwoningen (twee-onder-één-kap) heeft hierbij prioriteit. Verder zijn er tussen 1998 en 2010 in Hardinxveld-Giessendam ongeveer 600 woningen voor ouderen nodig, welke woningen voornamelijk moeten worden gevonden in de bestaande voorraad. Landschapsplan Alblasserwaard/Vijfheerenlanden Als uitvloeisel van het Convenant voor de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden is in 1998 voor het gebied een landschapsplan opgesteld. Dit plan is in nauwe samenwerking met mensen in het gebied tot stand gekomen. In het landschapsplan wordt onder meer geconstateerd dat kleine ingrepen in het landelijk gebied, in tegenstelling tot grotere ingrepen, kunnen rekenen op een breed draagvlak in de streek. Doelstellingen van het landschapsplan zijn het sluipend verlies aan ruimtelijke kwaliteit een halt toe te roepen en de agrarische betekenis van het gebied te versterken en tegelijk ruimte te bieden voor andere functies, zoals recreatie, natuur en landschap. Uitgangspunt is de bestaande kwaliteiten te behouden en mogelijkheden te zoeken voor versterking. In de profielschets van het plan wordt aangegeven dat waar mogelijk de eigen identiteit van het gebied moet worden versterkt. De karakteristieke verschillen
tussen de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden moeten behouden blijven. Voor de zuidrand is terughoudendheid gewenst bij verdere verstedelijking. Met betrekking tot de landschappelijke inpassing van de Betuweroute kan worden opgemerkt dat deze nieuwe spoorlijn de Alblasserwaard in het zuiden over de gehele lengte doorsnijdt en in dit gebied een sterke scheiding vormt in ecologisch, ruimtelijk en functioneel opzicht. Voorgesteld wordt een doorgaande groenstructuur langs de Betuweroute te ontwikkelen, die klein-stedelijke ontwikkelingen in zich kan opnemen. Ten noorden van de kern NederHardinxveld/Giessendam wijkt de Betuweroute af van de bestaande spoorlijn. Hierdoor ontstaat een ingesloten gebied van ongeveer 140 ha. De landbouw kan zich niet zonder een agrarische herinrichting duurzaam handhaven. Daarnaast geldt de voorwaarde dat de gehele locatie landbouwkundig in gebruik moet zijn. Realistischer is het om te kijken naar integrale rood-voor-groen ontwikkelingen. Verstedelijkende ontwikkelingen dienen aangewend te worden om het gebied landschappelijk en recreatief te versterken. Om het recreatieve karakter van het platteland te bevorderen moeten routestructuren worden gemaakt, zoals ruiter-, fiets- en wandelroutes. Van belang wordt geacht dat Hardinxveld en Giessendam tot de oudste ontginningscentra van de Alblasserwaard behoren. De randen langs de Merwede zijn meer extroverte landschappen, gericht op het water en hetgeen daarmee samenhangt. Langs de Merwede zijn, door de oprukkende verstedelijking en de bouw van scheepswerven, op grote schaal griendcomplexen en rietgorzen verloren gegaan. Het landschapsbeeld wordt thans bepaald door bedrijvigheid aan en op de rivier, scheepvaart, handel en industrie. Langs de Giessen worden op grote schaal aanlegsteigers gebouwd, hetgeen het aanzicht verrommelt. Ten slotte geeft de ontwikkeling van volkstuincomplexen het landelijk gebied een stedelijkere uitstraling. Waterstructuurplan Alblasserwaard en Vijfheerenlanden Voor de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden is een watervisie in de vorm van een waterstructuurplan opgesteld. Doel van het plan is waterbeheer en ruimtelijke ordening op elkaar af te stemmen. Om dit mogelijk te maken zijn in het waterstructuurplan een set functiegeschiktheidskaarten en
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
13
waterstreefbeelden opgenomen. De functiegeschiktheidskaarten geven op grond van het watersysteem de geschiktheid van het gebied weer voor een bepaalde functie (wonen en bedrijventerrein, weidebouw, akkerbouw, tuinbouw enzovoort). Dit is het zogenaamde “water als medesturend principe”. De waterstreefbeelden voor de waterkwantiteit en de waterkwaliteit geven aan welke ruimtewensen er zijn voor een duurzaam watersysteem dat gebaseerd is op de toekomstscenario’s uit het Waterbeleid voor de 21e eeuw. Het gaat hier om “ruimte voor water”. De functiegeschiktheidskaarten en de waterstreefbeeldenkaarten zijn verwerkt in het onderdeel water in de paragrafen 2.3 en 6.2 en bij de beschrijving van de verschillende scenario’s (5.2). Beheerplan Waterkeringen Voor de waterkeringen in de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden is een beheervisie opgesteld in de vorm van het Beheerplan Waterkeringen. Doel van het plan is weer te geven hoe het Hoogheemraadschap haar taak als waterkeringbeheerder wil realiseren. Een belangrijk onderdeel hierbij vormt de afstemming van het waterkeringbeheer met ruimtelijke ordening. Het plan bevat een inventarisatie en een analyse van de verschillende nevenfuncties van de waterkeringen. Hieruit worden doelstellingen voor het beheer van de waterkeringen geformuleerd. Het beheerplan geeft hiermee de mogelijkheid of beperkingen weer voor ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening. Het plan heeft in concept in 2003 ter inzage gelegen en is in 2004 door het bestuur van het Hoogheemraadschap vastgesteld. Vóór 2007 zal het plan weer aangepast moeten worden als gevolg van de samenvoeging van het Hoogheemraadschap met het Waterschap Rivierenland per 1 januari 2005. Externe ontwikkelingen In de Regiovisie 5e Nota Ruimtelijke Ordening; Ruimtelijke Ontwikkeling Rotterdamse Regio 2010 – 2030 van de Stadsregio Rotterdam (d.d. december 2000) worden verschillende gebieden rond de Rotterdamse agglomeratie onderzocht op hun geschiktheid voor potentiële verstedelijking. HardinxveldGiessendam ligt net buiten het zoekgebied in de richting van Dordrecht en zou dus alleen indirecte gevolgen kunnen ervaren. Ook in de verschillende nota’s van het ‘Platform Zuidvleugel’ over de kansen en mogelijkheden van dit gebied valt Hardinxveld-Giessendam wel binnen het
onderzoeksgebied, maar net buiten het te verstedelijken gebied. De zuidgrens van het Groene Hart vormt een groene zone langs de A15 en de spoorlijn van Dordrecht naar Geldermalsen. De grens van de verstedelijking moet liggen aan de oostkant van Dordrecht en Sliedrecht. Subconclusie Het nationale en provinciale beleid laat in principe weinig ruimte voor uitbreiding van de bebouwingscontour, maar laat wel ruimte voor een minder starre benadering van bebouwingscontouren. Het beleid is vooral gericht op (binnenstedelijke) intensivering. De regionale beleidsstukken bieden enige ruimte aan Hardinxveld-Giessendam om het bestaand stedelijk gebied uit te breiden en de bebouwingscontour te verschuiven. Verder is van belang dat het Waterstructuurplan is vastgesteld; dit stuk is zo veel mogelijk verweven in deze structuurvisie. Voor de overige conclusies wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (Beschouwing). 2.3.
Lagenbenadering
Inleiding De lagenbenadering betekent kort gezegd dat de ruimtelijke ordening gestalte dient te krijgen via een duurzaam ruimtelijk raamwerk (zie schema). Achtereenvolgens worden daarin de volgende lagen bezien: 1. ondergrond; natuurlijke omstandigheden waarin de ruimtelijke veranderingen optreden; vooral bodem en watersystemen vormen een groen-blauw raamwerk; 2. netwerken; lijnen en punten in de ruimte die tezamen de infrastructuur vormen (het geheel van wegen, spoorwegen, waterwegen, havens, luchthavens, overstappunten en onzichtbare routes). Deze bepalen samen met het groen-blauw raamwerk het ruimtelijk raamwerk. Dit ruimtelijk raamwerk geeft de mate van geschiktheid aan; 3. occupatie; fysieke patroon dat voortkomt uit het gebruik dat mensen maken van de ondergrond en de netwerken (wonen, werken en recreëren); deze laag geeft voor de toekomst aan welk gebruik van de gronden het beste aansluit bij het raamwerk.
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
15
De lagenbenadering is tot op heden voornamelijk toegepast op het nationale en regionale schaalniveau. Enige voorzichtigheid is daarom geboden bij de toepassing op het lokale niveau. De uitkomst van de lagenbenadering is namelijk (mede) afhankelijk van het schaalniveau waarop ze wordt toegepast. Zo kan op regionaal niveau een lokatie op basis van de lagenbenadering geschikt worden geacht die bij toepassing van deze benadernig op lokaal niveau juist moet worden afgewezen. Zodoende wordt de lagenbenadering in deze structuurvisie gebruikt om van groot naar klein (van hoog naar laag schaalniveau) te kijken; de ordenende principes en structuren worden in dit hoofdstuk in breder verband bezien. Op basis van deze benaderingswijze worden richtinggevende uitspraken gedaan omtrent de (on)mogelijkheden tot verstedelijking en ontstaat een eerste indicatie van de ligging van de zogenaamde rode contouren. Voor rijk en provincie vormt de lagenbenadering de basis voor een stringent en restrictief beleid. Van de uitkomst van de lagenbenadering mag slechts worden ‘afgeweken’ op basis van zwaarwegende belangen, bezien vanuit de invalshoek van de stedelijke occupatiebehoeften. Dit betreft een intern gerichte benaderingswijze, waarbij de interne ruimtelijke en functionele structuur onder de loep worden genomen, waaruit diverse ruimteclaims voortvloeïen. Dit gebeurt in hoofdstuk 3. In dit hoofdstuk is eerst de lagenbenadering uitgewerkt voor de Alblasserwaard en Hardinxveld-Giessendam. Ondergrond Het groen-blauwe raamwerk geeft aan wat vanuit de kwaliteit van de ondergrond geredeneerd de kaders zijn voor de herberging van de verschillende functies. In dit verband legt het groen-blauwe raamwerk beperkingen op aan meer stedelijke functies; in feite geeft het groen-blauwe raamwerk de mate van (on)aantastbaarheid aan. Maar ook biedt het een kader voor de ontwikkeling van groene en blauwe functies. Achtereenvolgens wordt ingegaan op: • Bodem • Cultuurhistorie en landschap • Water • Natuur
Bodem De bodem- en grondsoorten stellen grenzen aan de functies die aan een gebied kunnen worden gegeven. Dit geldt met name voor de landbouw en voor het bouwen van woningen en bedrijven. De bodemgeschiktheid dient te worden bezien in het kader van de combinatie van de bodemsoort en de mate van ontwatering. In de huidige situatie is het grootste deel van het landelijke gebied van Hardinxveld-Giessendam erg geschikt voor weidebouw, in grote mate dankzij de drooglegging van meer dan 0,55-0,60 m. De bodemsamenstelling en de daarmee samenhangende drooglegging maken het gebied minder geschikt voor andere vormen van landbouw. Sommige plekken zijn vanwege de geringe drooglegging (0,4 m) minder geschikt voor veeteelt en meer voor natuur. De bodem van het plangebied bestaat uit rivierkleigronden in relatief smalle stroken langs de rivieren en klei-op-veengebieden. De klei-op-veengebieden bestaan hoofdzakelijk uit ongeveer 50 cm kalkloze, zware klei op bos- en broekveen. Dit houdt in dat de voor het bouwen wenselijke drooglegging het negatieve proces van veeninklinking met zich meebrengt. Om de bodemdaling door ontwatering te vertragen moet daarom op een andere manier gebouwd worden. De drooglegging zal maximaal ongeveer 50 cm bedragen (dikte kleilaag). Daarbij dient ook de klei niet te veel uit te drogen. Cultuurhistorie en landschap De Alblasserwaard en meer specifiek Hardinxveld-Giessendam heeft achtereenvolgens de volgende stadia doorgemaakt: • IJstijden. Ten tijde van de ijstijden waren de Rijn en de Maas nog vlechtende rivieren. Iedere zomer smolten enorme hoeveelheden sneeuw en ijs. Deze gigantische hoeveelheid smeltwater voert op weg naar zee ook tonnen grind en zand mee. Zo’n 8000 jaar voor Christus vult het Noordzeebekken zich met water, waardoor de rivieren rustiger worden. De ontstane rivierduinen worden later weer bedekt met kleiafzettingen en veenvorming. • Vrij spel van de rivieren. De zeespiegel stijgt fiks na de ijstijden; hierdoor veranderen de vlechtende rivieren in meanderende rivieren en verleggen regelmatig hun loop. Op de van oost naar west lopende stroomruggen vestigden zich in de prehistorie al de eerste boeren. • Veenmoeras. Rond 2000 v.Chr. stagneert de afvoer van de rivieren, doordat de duinenrij zich sluit: een uitgebreid moerasgebied ontstaat waarin
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
17
•
veenontwikkeling volop plaatsvindt. De Giessen was toendertijd een natuurlijke veenstroom, die het veenmoeras doorsneed. Omstreeks 450 v.Chr. wordt de Merwede een hoofdstroom van de Rijn. Veelvuldige overstromingen zijn het gevolg. • Middeleeuwse ontginning. Rond het jaar 1000 n.Chr. trekken pioniers naar het gebied om het veencomplex tussen de Utrechtse en Gelderse zandruggen en de duinkust te ontginnen. Het landschap wordt in relatief korte tijd (300 jaar) in cultuur gebracht. De oeverwal langs de benedenloop van de Giessen vormt de ontginningsbasis, van waaruit in noordwestelijke richting sloten worden gegraven. Het slotenpatroon in de gehele Alblasserwaard is rechtstreeks terug te herleiden naar deze middeleeuwse ontginningen. • Hedendaagse landschap. Eigenlijk is het landschap sinds de middeleeuwen relatief beperkt veranderd. De veranderingen betreffen zaken als het feit dat de kleine dorpen van vroeger nu een fiks verstedelijkingslint langs de Merwede vormen. Ook het lint langs de Giessen is dichter bebouwd, langs de Broekseweg is een nieuw boerderijlint gekomen, zandwegen zijn asfaltwegen geworden, etc. Verder heeft er in de Alblasserwaard echter weinig verstedelijking plaatsgevonden. Het authentieke landschap is daardoor intact gebleven, zij het met wat relatief kleine veranderingen ten gevolge van de modernisering. De waarden - Krimpenerwaard, Lopikerwaard (beide buiten plangebied) en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden - vormen tezamen het grootste aaneengesloten veenweidegebied van Nederland (een van de redenen voor de aanwijzing als Belvedèregebied). Specifieke kenmerken van het veenweidelandschap van de Alblasserwaard en specifiek rondom Hardinxveld-Giessendam zijn de openheid van het landschap ten opzichte van de dichte lintbebouwing, de langgerekte enkele bebouwingslinten met de oude veenstroom de Giessen in het centrum, de lange en smalle graspercelen, het stelsel van weteringen en sloten en kenmerkende elementen als tiendwegen, kaden en dijken (zie kaart “cultuurhistorie”). De bedijking en lintbebouwing langs de Merwede is ook een fysieke drager van de Alblasserwaard. Op de kaart “cultuurhistorie” zijn tevens de archeologische vindplaatsen en de gebieden met archeologische verwachtingen aangegeven. Hiermee zal rekening moeten worden gehouden bij de planvorming. Dit betekent in ieder geval dat als wordt besloten een gebied met een redelijke of hoge verwachting te bebouwen,
dit pas kan gebeuren als gelegenheid is geboden de desbetreffende plekken te onderzoeken door in het uiterste geval opgravingen te doen. In de bestemmingsplannen die ontwikkelingen mogelijk maken, zal een passend aanlegvergunningenstelsel worden opgenomen. Verder is van belang dat het windrecht van de aanwezige molen aan de Tiendweg wordt beschermd door een molenbiotoop. Een dergelijk instrument wordt in een bestemmingsplan opgenomen en bepaald dat binnen een afstand van 100 meter bebouwing niet hoger mag zijn dan de onderkant van de wiek van de molen en dat binnen een afstand van 400 meter deze maximale hoogte oploopt. Water In de lagenbenadering behoort water bij de onderste laag: de fysieke grondslag. De tweede en derde laag mogen de eerste laag geen geweld aandoen. Water is in de aangehouden kwalitatieve benaderingswijze daarom een belangrijk medeordenend principe in de ruimtelijke ordening. Het watersysteem moet voor nu, maar ook voor de toekomst op orde zijn. Zonder verdere maatregelen neemt onder invloed van klimaatverandering en bodemdaling de veiligheid af en de wateroverlast toe. De rijzing van de zeespiegel heeft tot gevolg dat de rivieren de hogere afvoeren minder goed naar zee kunnen lozen. De hogere rivierafvoeren in een korte periode noodzaken tot het nemen van maatregelen. Technische middelen als dijkverhogen en bemalen alleen zijn ontoereikend. Verhoogde hoeveelheden neerslag kunnen in laaggelegen gebieden ook van binnenuit voor wateroverlast zorgen bij onvoldoende bergingsmogelijkheden. De neerslag valt grotendeels op het land, waar het vertraagd afzakt naar de aanwezige wateren. Wanneer het gemaal de hoeveelheid water niet afgevoerd krijgt, zal het waterpeil in de sloten en weteringen stijgen. De peilstijgingen gaan minder hard wanneer er meer open water aanwezig is. De conclusie uit het Waterstructuurplan is dat er in de peilgebieden Binnentiendwegs, NederHardinxveld, Hardinxveld, Dordtsche Avelingen, Middenblok en Broek een tekort is aan open water om voldoende te kunnen bergen in perioden met hoge neerslag. Binnentiendwegs en Giessendam zijn één peilgebied en hebben een tekort aan water van 5 hectare. De bedoeling is Giessendam en Over ’t Spoor los te koppelen. Dit peilgebied heeft een tekort van 6 hectare.
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
19
Ook Boven Hardinxveld en polder Hardinxveld zijn samen een peilgebied en komen 12 hectare open water tekort. Neder-Hardinxveld komt 14 hectare open water tekort (zie kaart “water”). Peilgebied het Middenblok is gekoppeld aan het peilgebied Molenaarsgraaf (buiten gemeentegrens); in de peilgebieden tezamen is sprake van een tekort van 51 hectare. Het Broek ten slotte komt 1 hectare tekort. Op dit moment treedt in de gemeente al hier en daar wateroverlast op wanneer het in korte perioden veel regent. Voor de toekomst zullen zeker maatregelen moeten worden getroffen. Ruimtelijke ordening en waterbeheer hangen hier zodoende nauw samen. Meer waterberging is ook nodig in verband met grotere perioden met weinig neerslag en ten behoeve van het voorkomen van waterterkort. Meer open water kan worden gecreërd door plassen te graven. Plassen die ad hoc in het landschap verschijnen, leveren echter een vervreemding van het landschap op. De oplossing moet daarom veeleer worden gezocht in de bestaande landschapsstructuur. Zo kan het benodigde oppervlaktewater ook geborgen worden in het bestaande slagenlandschap. Om een bepaald aantal slagen wordt daartoe een bestaande sloot verbreed ten bate van het oppervlaktewater. Deze zeer brede ‘sloten’ worden tezamen met de overige sloten gekoppeld tot een zogenaamde “waterslang”. (N.B. Dit is overigens een uitvoeringsmaatregel die in het waterstructuurplan niet zo wordt genoemd). Doordat op deze manier het zuivere neerslagoverschot van de winter geborgen wordt, hoeft in de zomer wanneer er neerslagtekort is, geen of minder gebiedsvreemd water ingelaten te worden vanuit de Giessen of de Merwede. Meer open water is ook van belang voor een betere waterkwaliteit. Eenzelfde hoeveelheid verontreiniging kan in een groter volume voor een groter deel op natuurlijke wijze gezuiverd worden. Het water kan al stromend in de waterslang gezuiverd worden. De zuivering vindt plaats door waterplanten, rietoevers en eventueel wilgenvelden. Het water bergen en zuiveren op deze manieren biedt talrijke mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik en de koppeling van functies. In het kader van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier zal het zuidelijke deel van de Avelingen worden afgegraven om de Merwede een ruimer profiel te geven; met name bij Gorinchem is de rivier een ‘flessenhals’.
Landbouw en natuur Belangrijke natuurwaarden zijn onlosmakelijk verbonden met het agrarisch gebruik van het gebied. De grondgebonden landbouw is de meest duurzame en economisch meest haalbare drager van het veenweidelandschap. Om de natuurdoelstellingen te realiseren is natuurvriendelijk beheer door agrariërs noodzakelijk. Op grond van de bodemgesteldheid en het watersysteem is een extensieve(re) landbouw gewenst; een dergelijke landbouw kan als nevenfunctie landschapsbeheer en natuurbeheer hebben. Vanuit de streek wordt volop meegedacht over een natuurlijkere manier van boeren. Dit blijkt uit de verschillende visies die vanuit de streek ontwikkeld zijn: ‘Boeren met een natuurvisie’, ‘Agrarisch natuurbeheer’ en ‘Oeverturen’. Daarbij wordt vooral gedacht aan weidevogelbeheer en slootkantbeheer. De kwaliteit van de Alblasserwaard als weidevogelgebied staat onder druk door de oprukkende verstedelijking langs de randen van de verstedelijkte zone aan de zuidkant van de Alblasserwaard-Vijheerenlanden en de groei van kernen in het landelijk gebied. De openheid verliest geleidelijk terrein. De zuidelijke rand waar Hardinxveld-Giessendam onderdeel van uitmaakt is al praktisch een aangesloten lint (zie kaart “landbouw en natuur”). Ook de bouw van nieuwe boerderijlinten of het verdichten daarvan heeft consequenties voor de weidevogels. Soorten als de grutto en de tureluur zijn ook afgenomen en nemen ondanks de maatregelen uit het Convenant voor de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden (de basis voor het Landschapsplan AlblasserwaardVijfheerenlanden) nog niet toe. Het peilbeheer heeft in de loop der jaren ook een verlies aan florawaarden tot gevolg gehad. De intensivering van het grondgebruik heeft verder geleid tot een afname van het areaal hooiland. Daarnaast is de komst van de Betuweroute een bedreiging voor de rust en stilte. Het agrarisch areaal wordt er verder door gefragmenteerd. De resterende snippergebieden zijn overigens nog groot genoeg voor effectief landbouwkundig gebruik. De Betuweroute zal psychologisch de nieuwe stedelijke rand vormen. Het stuk tussen het spoor en de Betuweroute mag slechts beperkt worden opgevuld met stedelijke functies. Ook de natuur moet hier zijn plaats krijgen.
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
21
De verder oprukkende verstedelijking vraagt om een tegenreactie. De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) is een instrument om de natuurwaarden vast te houden en zo veel mogelijk te verbeteren. De PEHS is opgebouwd uit kerngebieden en verbindingszones. De verbindingszones in de Alblasserwaard hebben een overwegend nat en open karakter, en bestaan uit water-, moeras-, en natte graslandzones. De ontwikkeling van moerasstroken, plas-drassituaties en dergelijke versterkt tevens de visueel-ruimtelijke betekenis van het water in de Alblasserwaard. De ritmiek van de kavel- en perceelgrenzen wordt duidelijker afleesbaar in het landschap. De Dordtsche Avelingen en het gebied ten zuiden van de A15 bij Peulensluis zijn bestaande natuurgebieden. In het streekplan staat dat deze gebieden waardevolle natuur herbergen. De kwaliteit van de vegetatie is echter sterk aan het teruglopen. In het deel van de gemeente dat deel uitmaakt van het Groene Hart loopt de kwaliteit van de vegetatie terug met 10 tot 50 %, in het deel van de gemeente dat buiten het Groene Hart valt is dit 50 % of meer. De ecologische verbindingszones in het plangebied, aangepast aan het streekplan, hebben de volgende beschrijvingen (zie ook de kaart “landbouw en natuur”): • Oeverlanden Giessen: bos half open, stepping stones (met aftakking richting Polder Dordtse Avelingen). • Provincialeweg N216(Schoonhoven- Gorinchem)/Smoutjesvliet: moeras half open, lint. • Avelingen-Linge: moeras en bos half open, lint. • Landscheiding-Polder Hardinxveld. De polder Hardinxveld is binnen de PEHS aangemerkt als “Waardevol weidevogelgebied” en heeft op de beleidskaart voor landbouw, natuur en landschap in het streekplan de aanduiding “Agrarisch gebied tevens waardevol weidevogelgebied (A+)”. Groen/blauw raamwerk Uit het voorgaande blijkt dat de ondergrond beperkingen en randvoorwaarden oplegt aan de occupatievormen als landbouw, wonen en werken. De meest cruciale onderdelen van die ondergrond zijn weergegeven op de kaart “groenblauw raamwerk”. Bij nadere beschouwing van de buiten het bestaande stedelijke gebied gelegen gronden kan binnen het groen-blauwe raamwerk
onderscheid worden gemaakt tussen de gebiedsdelen West III (gebied ten westen van de scholenstrook), het gebied ten noorden van de bestaande spoorlijn, het gebied tussen de kernen (ten noordwesten respectievelijk ten zuidoosten van het kanaal), het gebied ten oosten van Boven-Hardinxveld en de zone langs de rivier. Hieronder worden vanuit het raamwerk per deelgebied richtinggevende uitspraken weergegeven: • De zone ten noorden van het bestaande spoor moet worden beschouwd als “agrarisch gebied met natuurwaarden”, nauwkeuriger omschreven als open veenweidegebied met agrarisch gebruik in de vorm van melkveehouderij met daaraan verwante landschaps- en natuurwaarden. Het gebied tussen beide spoorlijnen is (nog) ‘groen’. Dit gebied heeft potenties voor de opvang van water en de daarmee samenhangende ontwikkeling van (natte) natuurwaarden. Op regionaal niveau bezien behoren deze gronden tot de randzone van het open veenweidegebied. • Het gebied West III is vanwege de zeer beperkte omvang, de beperkte landschappelijke en natuurkwaliteit en de nabijheid aan drie zijden van stedelijke functies in beginsel geschikt voor een invulling met stedelijke functies. • Ook het gebied tussen de kernen is grotendeels te beschouwen als agrarisch gebied met natuurwaarden; ten noordwesten van het kanaal ligt nog een gebied met hoge natuurwaarden en ten zuidoosten van het kanaal is een gebied met hoge aquatische waarden gelegen. Ook dit gebied heeft potenties voor de opvang van water en de ontwikkeling van (natte) natuurwaarden. Op regionaal niveau bezien behoren ook deze gronden tot de randzone van het open veenweidegebied. • De gronden ten oosten van Boven-Hardinxveld kunnen bijna in hun geheel worden aangemerkt als gebied met hoge natuurwaarden. Voor de twee gebiedjes ten noordoosten van Boven-Hardinxveld met beperkte natuur- en landschapswaarden geldt dat ze ook door de aanwezigheid van enige stedelijke functies, in beginsel geschikt zijn voor een invulling met dergelijke functies. • Ook de Giessenzoom en de zone langs de rivier met uitzondering van de bedrijventerreinen hebben hoge natuurwaarden.
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
26
Netwerken Aan het groen-blauwe raamwerk worden de netwerken (de infrastructuur in ruime zin en van bovenlokaal belang) als laag toegevoegd. Het ruimtelijk raamwerk dat zodoende ontstaat, geeft vervolgens aan waar op grond van het groen-blauwe raamwerk en de netwerken eventuele nieuwe stedelijke functies het best kunnen worden gesitueerd. In dit kader is de knooppuntgedachte van belang die zoals gezegd inhoudt dat verstedelijking en nieuwe verkeersaantrekkende voorzieningen eerst bij aansluitingen op het (spoor)wegennet, dus bij op- en afritten en stations/transferia, moet worden gesitueerd. De grotere kernen zijn langs de randen van de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden ontstaan en dan vooral aan de zuidrand langs de rivier de Merwede. Hardinxveld-Giessendam maakt deel uit van een verstedelijkingsband vanaf Gorinchem tot aan Rotterdam. In Hardinxveld-Giessendam kunnen als netwerken van groot infrastructureel en ruimtelijk belang – naast de Merwede worden onderscheiden de A15 en de beide spoorlijnen (bestaand en Betuweroute) (zie kaart “barrières”). Op deze netwerken ligt een aantal kruisingen met toeleidende infrastructuur, die zijn aan te merken als knooppunten. Het gaat daarbij om de beide aansluitingen op de A15 en de NShalte. De gronden hier omheen zouden de economische zwaartepunten moeten zijn; het zijn daarmee de zoekgebieden voor de eventuele vestiging van nieuwe bedrijven of bedrijventerreinen. De infrastructurele verbindingen vormen tevens grote barrières voor de gemeente, zowel in de richting van het Groene Hart als aan de kant van de Merwede (zie de kaarten “barrières” en “hinderzones”). In dit verband is van belang dat over de Betuweroute hooggelegen (ca. 8 meter) verkeersverbindingen zijn aangelegd. Milieuaspecten Op grond van het “Besluit luchtkwaliteit” (Stb 269, 2001) is onderzocht in hoeverre kan worden voldaan aan de grenswaarden van de in dat besluit aangegeven stoffen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen speelt met name het wegverkeer een rol, waarbij de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) bepalend zijn.
In de situatie van nieuwe gevoelige functies is van belang te toetsen aan de 3 jaargemiddelde grenswaarde van NO2 en PM10 welke 40 µg/m bedraagt. Deze grenswaarde geldt voor de stof NO2 vanaf het jaar 2010 en voor de stof PM10 vanaf het jaar 2005. Daarnaast is voor de stof PM10 van belang de 24 3 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m welke maximaal 35 keer per jaar mag worden overschreden. Voor NO2 is door de provincie de zonekaart luchtkwaliteit geleverd waarop de jaargemiddelde contouren zijn aangegeven voor het jaar 2010. Door de verwachte afname van de achtergrondconcentratie en de afname van emissie door motorvoertuigen zal de grenswaardecontour op circa 25 meter van de weg komen te liggen. Voor PM10 speelt met name de grenswaarde voor het 24 uurgemiddelde een rol. Door de grootschalige achtergrondconcentratie wordt binnen een groot deel van de gemeente deze grenswaarde overschreden. In opdracht van de rijksoverheid wordt thans onderzoek uitgevoerd om de broneffect keten in kaart te brengen, op basis waarvan een nader beleid wordt geformuleerd. Het voldoen aan de gestelde grenswaarde is, gezien het bovenstaande, thans nog onmogelijk. De verwachting is dat de EU-regelgeving zal worden versoepeld, waardoor de bouw van gevoelige bestemmingen in de (nabije) toekomst niet zal worden belemmerd. Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degene die niet zijn betrokken bij de risicovolle activiteit zelf, maar als gevolg van die activiteit wel risico lopen. De regelgeving voor externe veiligheid met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen is neergelegd in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (Stc. 147, 2004). In het algemeen geldt dat in het gebied tot 200 m vanaf de hierna genoemde transportroutes ruimtelijke beperkingen kunnen gelden. Dit is daarom het aandachtsgebied. In deze structuurvisie is met name van belang het transport van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg A15, de Boven Merwede en de Betuweroute. In de door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat uitgebrachte risicoatlassen; te weten “Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen”, dd. 24 maart 2003 en “Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland”, dd. 20 februari 2003 is het onderzoek
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
27
naar de risiconiveaus langs de Rijksweg A15 en de Boven Merwede opgenomen. Deze atlas brengt de externe veiligheidsaspecten in beeld van het vervoer van gevaarlijke stoffen, uitgedrukt in de kansen dat slachtoffers vallen bij calamiteiten bij vervoer van deze stoffen. Hierbij wordt een plaatsgebonden risico (PR) en een groepsrisico (GR) aangegeven. Voor het transport over de Rijksweg A15 wordt op grond van transportgegevens uit het jaar 1998 geconstateerd dat de grenswaardecontour (10-6) van het plaatsgebonden risico op 39 m uit het hart van de rijksweg is gelegen. De grootte van het GR ligt ter hoogte van de kern Hardinxveld-Giessendam beneden 0,3 maal de oriëntatiewaarde. Een aantal locaties (Calvijnlocatie, Peulenhof, Ebenezer) is nader onderzocht. Gebleken is dat er daar geen sprake is van overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het transport van gevaarlijke stoffen over de Boven Merwede leidt niet tot belemmeringen. De grenswaardecontour van het PR (10-6) komt langs deze vaarweg niet voor. De 10-8 PR-contour is op een afstand van maximaal 25 m uit de vaarweg gelegen. De grootte van het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Voor de Betuweroute wordt op dit moment uitgegaan van de volgende toetsingscriterea bij ruimtelijke plannen. De grenswaardecontour van het PR (10-6) is op een afstand van 35 m uit de rand van de spoorlijn gelegen. Er kan worden voldaan aan de oriëntatiewaarde van het GR indien de personendichtheid niet meer bedraagt dan hieronder aangegeven: • van 0 tot 50 m langs de Betuweroute 0 personen per hectare; • van 50 tot 100 m langs de Betuweroute 25 personen per hectare; • van 100 tot 200 m langs de Betuweroute 50 personen per hectare. Voor enkele gebieden, zoals de locatie IJzergieterij, is de situatie rondom de externe veiligheid in de vorm van overstromingsgevaar nog onduidelijk. Laagvliegroute Over het plangebied loopt een laagvliegroute van het Ministerie van Defensie. Deze zone is 926 meter aan weerszijden van de as van deze route. In dit plan is daar geen consequentie aan verbonden omdat de grootste hoogte die in bestemmingsplannen zal worden toegestaan nog altijd lager is dan de laagste hoogte die is toegestaan door het Ministerie van Defensie binnen de desbetreffende zone.
Ruimtelijk raamwerk In het ruimtelijk raamwerk kan onderscheid worden gemaakt tussen de gebiedsdelen West III, de zone boven Betuweroute, de zone tussen Betuweroute en bestaande spoorlijn, het gebied tussen de kernen (ten noordwesten respectievelijk ten zuidoosten van het kanaal), het gebied ten oosten van BovenHardinxveld en de zone langs de rivier (zie de kaart “ruimtelijk raamwerk”). Op grond van het voorgaande kan een aantal conclusies worden getrokken: • De toevoeging van de netwerken aan het groen-blauwe raamwerk verandert niets aan de betekenis van het open veeweidegebied ten noorden van de Betuweroute. • De omschreven verbindingen hebben, in samenhang met de Betuweroute, als gevolg dat het gebied tussen beide spoorlijnen niet meer als onaantastbaar behoeft te worden beschouwd. Het gebied heeft een ‘andere kleur groen’ gekregen, evenwel passend in de kwaliteitszonering Groene Hart. Een invulling met enkele stedelijke functies hoeft derhalve niet te worden uitgesloten, maar zou wel moeten gebeuren onder de voorwaarden dat de eerder vermelde groene en blauwe kwaliteiten behouden worden en ook het oorspronkelijke en karakteristieke verkavelingspatroon in tact blijft. Bovendien zouden dan de groene en blauwe potenties moeten worden benut. • Verder dient de functie van het gebied dat als gevolg van de aanleg van de Betuweroute een ander karakter krijgt, opnieuw te worden bezien. • De toevoeging van de netwerken – in concreto het bestaande spoor en de ontsluitingsweg – draagt bij aan de geïsoleerde ligging van West-III ten opzichte van het open gebied ten noorden van het spoor. Dit gebiedsdeel is daarom als ‘aantastbaar gebied’ (en daarmee in beginsel geschikt voor stedelijke functies) aangegeven. In het verlengde van het ruimtelijk raamwerk kan West III “rood en paars” worden ingekleurd. • Vanwege de relatief geringe maat van de gebieden tussen kanaal en A15 (ca. 11 ha), tussen A15 en Parallelweg (ca. 40 ha) en tussen het kanaal en Boven-Hardinxveld (ca. 45 ha) kan worden betwijfeld of deze gronden nog als gebied met een agrarische hoofdfunctie moeten worden gehandhaafd.
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam
28
•
•
Voor de twee gebiedjes ten noordoosten van Boven-Hardinxveld met beperkte natuur- en landschapswaarden geldt dat ze ook door de aanwezigheid van enige stedelijke functies, in beginsel geschikt zijn voor een invulling met dergelijke functies. Voor de overige gronden ten oosten van Boven-Hardinxveld blijft gelden dat ze bijna in hun geheel kunnen worden benut voor de opvang van water en de ontwikkeling van (natte) natuurwaarden. Het gebied Giessenzoom kan een belangrijke schakel vormen tussen het stedelijke en landelijke gebied: het heeft potenties voor een gelijktijdige ontwikkeling tot ecologische zone en recreatief uitloopgebied.
Occupatie De belangrijkste ruimtebehoefte voor stedelijke occupatie komt voort uit de behoefte aan woningen en bedrijventerreinen. Daarnaast heeft water een expliciete ruimtevraag. West III en de gronden tussen kanaal en A15 (ca. 11 ha), tussen A15 en Parallelweg (ca. 40 ha), tussen het kanaal en Boven-Hardinxveld (ca. 45 ha) en tussen de beide spoorlijnen zijn de belangrijkste gebieden die kunnen worden ingezet als zoekgebieden voor water en stedelijke functies. In het volgende hoofdstuk wordt daartoe de interne structuur en ruimtebehoefte (met name wonen en werken) onderzocht.
Structuurvisie Hardinxveld-Giessendam