3. Auditieve Analyse: * Zinnen verdelen in woorden. 4. Auditief Geheugen: A: Nazeggen van eenvoudige zinnen van 4 à 7 woorden. B: Nazeggen van eenvoudige zinnen van 7 à 10 woorden. Dat ben jij kiki. Kiki kan niet buiten spelen. Kiki is verdrietig. Opa loopt door het hek. Opa heeft iets leuks.
Het regent. Hij staart uit het raam. Hij heeft een zakdoekje in zijn hand. Opa heeft een paraplu. Kiki vraagt: Wat dan?
Opa en kiki gaan in de stoel zitten. Kiki als een baby. Kiki komt net uit bad. Kiki gaat voor het eerst lopen. Kiki zat in het rode wagentje.
Het is een boek vol foto’s. Hij is een mooie baby. Hij heeft een handdoek om. Kiki waggelt nog een beetje. Kiki is jarig.
Hij wordt 1 jaar. Kiki weet iets leuks. Ze gaat een tekening maken. Het is een cadeautje voor opa. Zo ziet opa eruit als hij knuffel geeft. Opa is erg blij met de tekening.
Er hangen allemaal slingers. Ze loopt naar de speelgoedkist. Ze tekent met potloden. Hij tekent opa. Opa heeft een bril op. Kiki krijgt een dikke knuffel.
10. Auditieve Discriminatie. * Reactieletters herkennen. g r s n s l k l p oo ee e i k
t oo s aa m
p s aa ie g
l
g m b g m p s t g p n g p ee oo a i oo oe ui m r t i au m
11. Auditieve Discriminatie. A : De eerste letter. B : De laatste letter. C : De middelste letter. Kiki beer bed Trein hek boom Pad boek been Poot arm raam Regen kast mat Mand Haard Schoot Wieg Bad
14. Auditief Geheugen. * Hetzelfde woord in twee zinnen. Het regent. Opa heeft een paraplu. Kiki kijkt verdrietig naar buiten. Opa heeft een fotoalbum. Opa en kiki zitten in de stoel bij de haard.
Het regent hard. Opa heeft een paraplu in de hand. Kiki is verdrietig. Opa heeft een fotoalbum in zijn hand. Ze zitten bij de haard.
Kiki kijkt naar de foto. Kiki ligt in bed. Kiki ligt in bad. Zij ligt in de handdoek. Kiki leert lopen.
Kiki staat op de foto. De baby ligt in bed. Kiki is uit bad. De handdoek is gestreept. Kiki valt bijna.
De kar is rood. Er zijn rode ballonnen. De ballon is blauw. De toeter is rood. Kiki is jarig.
De kar is blauw. Er zijn blauwe ballonnen. De bal is blauw. Opa blaast op de toeter. Opa is jarig.
De speelgoedkist is blauw. De cirkel is groot. De driehoek is blauw. De tekening is mooi. Opa is blij.
De speelgoedkist is geel. De cirkel is klein. De driehoek is geel. De tekening is lelijk. Kiki is blij.
15. Auditief Geheugen. * Nazeggen van 4 woorden, zonder relatie. Mat Schrift Kring Raam Kwast
paard deur verf pot fles
Tafel Lotto Lezen Zandbak Potlood
jarig meester vissen bouwhoek bureau
pen krijt tijd zand bel
boek juf blok geld tas
papier schrijven lokaal schoolbord prikpen
puzzel kinderen telefoon weegschaal traktatie
www.jufjanneke.nl
16. Auditief Geheugen. * Het ontbrekende woord noemen. stoel stoel
18. Auditief Taalbegrip. * Een zin langer maken. Opa komt … Kiki is … Kiki ligt… Kiki gaat in … Kiki zit in … In de kamer hangen … Kiki tekent met … Opa is …
Het regent… Opa zit..... Ze bekijken … Kiki leert … De kar is … In de speelgoedkist zit … Kiki tekent … Kiki krijgt …
19. Auditief Taalbegrip. * Woorden noemen in een bepaalde categorie. Klaslokaal Buiten spelen Poppenhoek
knutselen boeken jarig zijn
20. Auditief Taalbegrip. * Tegenstellingen. Groot Oudste Buiten Te laat Snel
klein jongste binnen te vroeg langzaam
zacht nat open schoon vast
www.jufjanneke.nl
hard droog dicht vies los
dichtbij licht vroeger licht
ver weg donker nu zwaar
21. Auditief Taalbegrip. * Goed of fout? Met een kwast kun je verven. Als het mooi weer is gaan wij buiten met de karren spelen. Papier plakken doe je met een schaar. Een blokfluit heeft snaren. In een schrift kun je schrijven. Op een tafel moet je zitten. Een juf is een vrouw en de meester een man. In de bouwhoek speel je met poppen.
Goed. Goed. Fout. Fout. Goed. Fout. Goed. Fout.
22. Auditief Taalbegrip. * Raadseltjes. Je kunt er allerlei vormen mee maken, als het droogt wordt het hard. Hiermee knip je papier, wol en stof in stukjes. Als je gaat plakken, zorgt dit ervoor dat het aan elkaar blijft zitten. Een mevrouw die je veel leert op school. Het heeft twee wielen, een stuur, twee trappers en een rem. Hieruit leest juf vaak voor. Je kunt het knippen, plakken, vouwen, prikken en scheuren. Hiermee speel je graag met een schep, een emmer en een zeef.