Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 25
1945 Bedrogen verwachtingen
De bevrijding In kleur is het allemaal nóg feestelijker, nog uitbundiger. Iedereen lacht, iedereen is gelukkig, en vooral: iedereen zwaait. Iedereen heeft er ook zo idioot lang op moeten wachten. In 1943 waren er al zoveel verhalen die aankondigden dat die vervloekte oorlog ieder ogenblik afgelopen zou kunnen zijn. Vanaf juni 1944, toen het nieuws van de geallieerde invasie zich in een razend tempo over het land verspreidde, wist iedereen het zeker: nog een paar weken, misschien een maand, dan zou het gebeurd zijn met die eindeloos lijkende Duitse bezetting. Op 5 september gaat het gerucht dat de Canadezen de grens bij Breda zijn overgetrokken, minister-president Gerbrandy heeft het zelf gezegd op Radio Oranje. Op verschillende plekken in de grote steden in het westen staan dan al mensen met vlaggetjes op de stoeprand, uit te kijken naar de bevrijders die ieder ogenblik de hoek om kunnen komen. De ontgoocheling moet enorm zijn geweest: voor Nederland boven de rivieren duurt het nog maanden en maanden. De Slag om Arnhem wordt verloren, het geallieerde opperbevel ziet af van een invasie van het noorden. Er komt een veel te lange pauze, waarbij de troepen rond Nijmegen in winterslaap lijken. Pas in maart komen ze in beweging, eigenlijk om op te rukken naar Berlijn, maar uiteindelijk toch ook om het oosten en noorden van Nederland te bevrijden. In april schiet het op, op 12 april mogen de overgebleven joden in Westerbork beleven dat er een Canadese tank het kampterrein oprijdt. En half april is Groningen bevrijd, na hevige Duitse tegenstand trouwens, evenals Leeuwarden. De steden in het westen moeten nog een paar extra weken wachten, het geduld raakt op, net als de veerkracht van de mensen. De sterfte in West-Nederland is schrikbarend, door de honger en de ontberingen zijn al twintigduizend mensen bezweken. Vijftigduizend kinderen uit de steden zijn in de wintermaanden naar de noordelijke provincies geëvacueerd om hen aan de hongerdood te ontrukken, per binnenschip, in gam25
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 26
mele wagens, vanuit Naarden zelfs in een vuilniswagen. Vijftigduizend kinderen – het was een vooral door de kerken opgezette reddingsactie van ongekende omvang, en ook met ongekend succes. Degenen die achterblijven, krijgen de eerste dagen van mei voedsel uit de lucht, dat op terreinen buiten de steden wordt afgeworpen uit enorme vrachtvliegtuigen – een voor velen levensreddende actie, die de Duitsers aan de onderhandelingstafel in Achterveld is afgedwongen. Pas op 5 mei hebben in Wageningen de onderhandelingen over de Duitse capitulatie plaats. De Canadezen leggen in Hotel De Wereld een veel te dik pak papier vol voorwaarden aan generaal Blaskowitz voor. Hij weigert te tekenen, dat doet hij pas de dag erna in de aula van de Landbouwhogeschool – weer een dag verlies. Dan duurt het ook nog een extra dag voordat de Canadezen eindelijk in de volgelopen binnensteden hun feestelijke intocht houden, een rampzalige extra dag waarop in het hele land doden vallen, omdat de diep gefrustreerde Duitse soldaten zich niet laten ontwapenen door de Binnenlandse Strijdkrachten. Slachto^ers die vallen ná de capitulatie – zinlozer kan bijna niet. Maar dan is er toch die tomeloze vreugde op 8 mei. Kijk ze juichen, kijk ze zwaaien naar de camera’s. Iedereen die een filmtoestel heeft, lijkt zijn laatste rolletje film voor deze dag te hebben bewaard. Overal zie je de volgeladen pantserauto’s, die soms op rijdende bijenkorven lijken. Jonge meiden zwieren over straat, jongens met scheve gebitten zwaaien wild met vlaggetjes. Iedereen stort zich op de chocola en de sigaretten die de Canadezen met gulle hand uitdelen. Het moet vooral de opluchting zijn die de mensen zo gelukkig maakt: eindelijk vrij, eindelijk is er een eind gekomen aan de steeds benauwender terreur. De Canadezen zijn beduusd van wat ze in de steden meemaken. Ze moeten uitkijken dat ze niet onder de voet worden gelopen door dolblije Nederlanders. Een oorlogscorrespondent van Reuter meldt uit Utrecht: Als je eenmaal stilstaat ben je een verloren man; je komt wel in, maar niet meer uit de omstrengeling van die enthousiaste mensen. Ik kom tenminste de auto niet meer uit.1 De mensen dansen op straat, arm in arm, hele rijen over de volle breedte, maar ook als dansparen, alsof ze er allemaal voor geoefend hebben. Verzetskrant Het Parool, net een maand bovengronds, beschrijft hoe de feesten in de hoofdstad in juni nog steeds doorgaan, in de Van Woustraat bijvoorbeeld: 26
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 27
Heel Amsterdam danst! Over een lengte van ettelijke honderden meters is de straat afgezet, links en rechts zijn op geregelde afstanden luidsprekers opgesteld. Die brengen de dansmuziek over en zonder overdrijving, op het rhytme van deze muziek dansen minstens duizend paren.2 De Canadese bevrijders hebben de tijd van hun leven. Nederlandse meisjes hebben jaren van armoe, angst, spanning en machteloosheid achter de rug in gezinnen waar weinig te lachen viel en vaak nog minder te eten. Nu gaan ze los, ondanks bezorgde blikken van ouders en dito waarschuwingen van dominees en pastoors. Het is party time. De Volkskrant vindt het volkomen terecht en gunt het die jongens wel: De Tommy krijgt een stralend welkom. Zo hoort het ook. Deze vrolijke kerels, die in elf maanden een militaire machine aan diggelen sloegen, zijn plezierig om mee om te gaan. Ze liggen ons, hebben verhalen, sigaretten en komen ons helpen.3 Weken duurt de feestroes, maanden in sommige gevallen. Maar niet voor iedereen. In tienduizenden gezinnen overheerst de angst, de bezorgdheid, net als vóór de bevrijding. Het duurt lang voor joodse overlevenden zich realiseren welke catastrofe zich heeft voltrokken. Er is die eerste weken geen betrouwbare informatie over het lot van de gedeporteerden. De hoop dat ze op enig moment zullen terugkeren, verdwijnt pas heel langzaam. Nederland wacht ook op bijna driehonderdduizend mannen die in Duitsland zijn tewerkgesteld, als gevangene of alleen als arbeidskracht, al dan niet gedwongen. Lang niet iedereen komt thuis, duizenden gezinnen moeten verder zonder vader, broer, zoon. Het contrast in de samenleving van 1945 kan bijna niet groter zijn: de langdurige, uitzinnige vreugde van degenen die erdóór zijn gekomen en het gederfde levensgeluk in korte tijd willen inhalen tegenover het peilloze verdriet van de mensen die langzamerhand bese^en dat ze hun geliefden nooit meer zullen zien. In joodse kring zijn hele families uitgeroeid; later zal blijken dat van de 34.000 mensen die tussen 9 maart en 2 juli 1943 op de trein moesten stappen naar Sobibor er nog geen twintig levend zijn teruggekomen, en van de 57.000 die naar Auschwitz-Birkenau gingen nog geen negenhonderd. Wat er van de joodse gemeenschap is overgebleven, is jarenlang totaal verslagen, verweesd. De meesten snappen weinig van het feestgedruis om hen heen, feestvieren zullen ze nooit meer echt kunnen.
27
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 28
Terug uit Sobibor Neem Selma Wijnberg (1922).4 Dat ze terugkeert in Nederland mag weinig minder dan een wonder heten. Ze is de enige Nederlandse die een half jaar heeft overleefd in de hel van Sobibor en daarna weer voet op Nederlandse bodem zet. Dat was natuurlijk nooit de bedoeling. Sobibor was het tweede van de drie vernietigingskampen die deel uitmaakten van de Aktion Reinhardt: daar zouden honderdduizenden joden worden vergast, en daarna zouden alle sporen worden uitgewist, en de ss’ers die er hadden gewerkt, zouden een eed moeten afleggen dat ze nooit een woord zouden zeggen over wat ze hadden gedaan. Daarmee zou de Aktion Reinhardt een perfect mass crime moeten worden, de perfecte massamoord. Voor Belzec is dat gelukt, daar zijn 434.508 mensen vermoord en daarna is het terrein omgeploegd. De laatste joden, die moesten helpen met het afbreken van de barakken, werden naar het volgende kamp gestuurd, Sobibor, en daar direct afgemaakt. In Sobibor mislukte de opzet van de nazi’s. Op 14 oktober 1943 kwamen de gevangenen die waren aangewezen om in het kamp te werken onverwacht in opstand, en ze slaagden erin onder een regen van mitrailleurkogels, en door de mijnenvelden, te ontsnappen. Althans, daarin slaagden er een paar honderd, en ruim honderd van hen overleefden niet alleen de ontsnapping, maar ook de onderduik op het Poolse platteland. Een van hen is Selma Wijnberg, een vrouw van twintig uit Zwolle. Ze heeft alles te danken aan haar vriend die ze in het kamp ontmoet, de Pool Chaim Engel. Hij loodst haar door de problemen, hij slaagt erin een onderduikplaats te regelen. Ze zitten samen een maand of negen op de zolder van een paardenstal buiten een dorpje in het oosten van Polen, tegen de Oekraïne aan. Ze mogen de zolder, waar je niet rechtop kunt staan, niet verlaten. Een boerenechtpaar, de onderduikgevers, levert eten tegen betaling van het geld dat Chaim uit het kamp in Sobibor heeft kunnen meesmokkelen. De omstandigheden zijn zwaar, ijskoud in de winter, bloedheet in de zomer, veel ongedierte, ondraaglijke schurft. En bovendien: Selma raakt zwanger. In juli 1944 komen de Russen dit gebied bevrijden, Chaim en Selma komen in een hok in het stadje Parczew terecht, waar Selma een zoontje ter wereld brengt, Emiel. Ondanks armoe, gebrek, discriminatie en permanente angst overleeft Selma met haar zoontje deze periode, terwijl Chaim probeert voor wat geld en eten te zorgen. Later moeten ze uitwijken naar Lublin, naar een huis waar meer joden wonen. Selma wijdt zich geheel aan het grootbrengen van haar baby. Ze hebben het kind gere28
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 29
gistreerd nadat ze zelf hun huwelijkspapieren hebben rondgemaakt. In april gaat er een gerucht door de gelederen van de overlevenden: er gaat een trein naar Odessa, en vanaf daar is vervoer mogelijk naar West-Europa. Chaim gaat erachteraan en komt thuis met de boodschap dat ze mee kunnen. Ze komen in een overvolle trein terecht die dwars door de onmetelijke Oekraïne rijdt. Het Rode Kruis is bij het transport betrokken, het zorgt in ieder geval voor eten onderweg. Selma gebruikt het water van de stoomlocomotief voor het wassen van de luiers van Emiel. Simpel gaat het allemaal niet: Selma heeft last van dysenterie en de kleine Emiel is ook niet lekker. Maar uiteindelijk komen ze toch aan in Odessa, de tijdens de oorlog zwaar gehavende stad aan de Zwarte Zee. Van daar is het wachten op de boot die hen naar Europa moet brengen, naar Marseille. Na een paar dagen kunnen ze zich inschepen, het is de ss Monoway, een Nieuw-Zeelands schip. Odessa is in die dagen een soort verzamelplaats van overlevenden die op weg zijn naar huis. Tot degenen die er terecht zijn gekomen, behoort Otto Frank, de vader van Margot en Anne. Hij komt met een trein uit Auschwitz, waar hij de verschrikkingen heeft overleefd en eind januari door de Russen is bevrijd. Zijn vrouw en dochters is hij uit het oog verloren, hij hoopt vurig dat hij hen in Nederland weer terug zal zien. Dat geldt voor honderden overlevenden van de kampen, ook voor Selma: zou iemand van haar familie het overleefd hebben, zoals zij? De Monoway heeft op de trip van Odessa naar Marseille honderden passagiers aan boord die afkomstig zijn uit de hel, en die geen idee hebben hoe ze ooit weer een normaal leven zullen kunnen leiden. Van het verloop van de reis is het een en ander bekend uit de brieven die Otto Frank naar huis schrijft. Hij is goed te spreken over de behulpzame bemanning en over het eten dat het Rode Kruis verstrekt. Hij geniet van het uitzicht onderweg, hij beschrijft hoe het schip, dat in die periode drie keer heen en weer vaart op deze route, de Bosporus passeert en hoe het twee dagen later in een storm belandt. Als de Monoway op de kade in Marseille aankomt – het is 27 mei 1945 – wordt er muziek gespeeld, ter verwelkoming: het Wilhelmus en de Marseillaise. Selma en Chaim hebben daarentegen geen enkele positieve herinnering aan de reis op de Monoway. Aan boord van dat schip wacht hun een nieuwe ramp: Emiel wordt ziek. Selma herinnert zich dat ze heel erg nerveus was omdat Chaim eigenlijk illegaal op de boot verbleef: toegang tot de Monoway was uitsluitend voorbehouden aan joden die terug wilden naar Nederland, België en Frankrijk. Chaim was Pool en had formeel geen recht. Dat hij inmiddels met een Nederlandse was getrouwd, deed er 29
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 30
kennelijk weinig toe. Hij is toch de boot op geglipt en Selma denkt dat ze daardoor zo nerveus was dat ze geen melk produceerde voor de kleine Emiel, die nog herstellende was van dysenterie. Selma, 65 jaar later: ‘Toen ben ik naar de keuken gegaan en heb ik melk voor de baby gevraagd. Ik kreeg volle melk. En ik denk dat hij daar niet tegen kon en daar ziek van is geworden.’ De medische zorg op de Monoway is in dit geval niet optimaal. Emiel moet in quarantaine, Selma wil bij haar kind zijn en hem de borst geven, maar de dienstdoende zuster zegt dat dat niet goed is en weigert. De volgende dag overlijdt de kleine Emiel, op 23 mei 1945. Hij is zevenenhalve maand oud geworden. Selma: ‘Hij is in de zee overboord gezet. Dat was het. De kist is overboord gegooid.’ Het enige dat van Emiel resteert, zijn een paar foto’s, een baby op de arm van zijn vader, ergens in Lublin. Op 1 juni arriveren Chaim en Selma in Zwolle, de plaats waar ze haar jeugd doorbracht en waarvandaan ze in 1942 in onderduik is gegaan. Daar wordt langzamerhand duidelijk dat van haar familie alleen haar broer Bram met zijn gezin de oorlog heeft overleefd. De rest is er niet meer. Ook de meeste joodse kennissen uit de buurt komen nooit meer terug. Ze heeft het idee dat ze met niemand kan praten over wat ze heeft meegemaakt. Dat er absoluut geen belangstelling is voor haar belevenissen. Van Sobibor heeft niemand in Nederland ooit gehoord – in die opzet zijn de nazi’s geheel geslaagd. Als ze in Zwolle aankomt, doet haar schoonzusje de deur open, gekleed in een van Selma’s jurken. Als ze in de rij moet staan voor bonnen en eindelijk aan de beurt is, hoort ze iemand zeggen: ‘De joden gaan weer voor.’ Na een paar maanden blijkt er toch wel enige belangstelling voor haar verhaal te bestaan: het restant van de joodse gemeenschap in Zwolle inventariseert wat de gerepatrieerde geloofsgenoten zoal hebben meegemaakt. Ze vertelt haar geschiedenis. Later zal die van groot belang blijken: haar verklaring dat alle joden die in Sobibor aankwamen onmiddellijk werden doorgevoerd naar de gaskamer (behalve die paar mensen die er voor arbeid werden uitgepikt, zoals zijzelf ) wordt het centrale bewijsstuk dat deportatie naar Sobibor een zeker dood betekende. In veel overlijdensverklaringen van het Rode Kruis wordt later naar haar getuigenis verwezen. Inmiddels is de situatie voor Selma en Chaim er in Zwolle niet gemakkelijker op geworden. Nederland begint zich langzaam te herstellen van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, en het eerst blijkt de bureaucratie zich weer op te richten. De ambtenarij draait in de laatste maanden van 1945 alweer op volle toeren, zo mogen Chaim en Selma ervaren. 30
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 31
De vraag rijst of Chaim wel in Nederland mag blijven, als Pool. Minister Kolfschoten van Justitie geeft op 20 september in een brief aan de Zwolse politie het antwoord; hij laat weten ‘dat ik tot mijn spijt geen vrijheid kan vinden om aan den Poolschen onderdaan Chaim Engel toestemming tot verblijf in Nederland te verlenen. Engel zal derhalve ons land moeten verlaten’. Het gevolg is bizar: Chaim Engel – de man die tijdens de opstand van de joden tegen de ss’ers in Sobibor buitengewone moed heeft getoond en in de periode daarna Selma Wijnberg door de problemen heen heeft gesleept – duikt onder. In Nederland. Na de oorlog. Hij vertrekt naar Amsterdam, waar hij een paar maanden bij bekenden van Selma verblijft. Selma gaat hem zo vaak mogelijk opzoeken. Maar daar blijft het niet bij. De Zwolse politie is er inmiddels achter dat Chaim Engel en Selma Wijnberg zijn getrouwd en dat Selma op grond daarvan eigenlijk Poolse is geworden. Een klemmend probleem voor de Zwolse waarnemend politiecommissaris Posthumus, die naar Den Haag schrijft: Gaarne zou ik thans van u willen vernemen, welke maatregelen ten opzichte van voornoemden Poolschen onderdaan, alsmede zijn echtgenoote, dezerzijds moeten worden genomen. Opmerkelijk overigens ook dat commissaris Posthumus in de brief aan Den Haag Selma Wijnberg omschrijft als ‘niet-Arisch’. Er wordt nog heel wat heen en weer geschreven, maar de instanties komen er niet goed uit. Terugsturen naar Polen gaat niet lukken, omdat de Polen hun grenzen hebben gesloten voor landgenoten die uit het westen komen: ‘Hun aanwezigheid in Nederland dient voorlopig te worden aanvaard.’ Ook talloze Poolse soldaten die geholpen hebben met de bevrijding van WestEuropa kunnen overigens om dezelfde redenen niet terug. In Valkenswaard is inmiddels wel een centrum ingericht waarin vreemdelingen hun uitzetting kunnen afwachten, een soort verwijdercentrum dus eigenlijk, maar daar hoeven Chaim en Selma niet heen, dat wordt weinig opportuun geacht. Inmiddels hebben ze in Zwolle een kledingzaak geopend en is Selma opnieuw zwanger, in april 1946 zal dochter Lidy geboren worden, twee jaar later zoon Freddy. Uiteindelijk kiezen Selma en Chaim toch voor emigratie. Daarbij speelt zeker ook een rol dat Selma voortdurend vragen krijgt over Sobibor, verzoeken om inlichtingen over mensen die naar Sobibor zijn gevoerd. Ze wordt er neerslachtig van: ze kan niet iedereen 31
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 32
persoonlijk antwoorden en laat zelfs een stencil vervaardigen met een standaardantwoord. Dat alles gaat Selma steeds meer benauwen. Ze voelt zich in Nederland niet meer op haar gemak. Ze mist haar moeder en haar broers, ze mist de rest van de familie, ze mist de geborgenheid van de jaren dertig. Zij en Chaim zijn het niet eens over hun toekomst: Selma wil naar Israël, het land waar ze in haar jeugd, als dochter van een moeder die het zionisme aanhing, zoveel over heeft gehoord. Maar Chaim gaat veel liever naar Amerika, het land van de vrije onderneming; hij wil daar een zaak beginnen. Het gebeurt allebei: eerst vertrekken ze naar Israël, maar als Chaim het daar niet kan uithouden, vertrekken ze naar de Verenigde Staten, waar ze een nieuw bestaan opbouwen. Chaim overlijdt in 2005, Selma viert in mei 2012 haar negentigste verjaardag.
De ontvangst Er zijn duizenden verschillende verhalen over terugkeer uit de kampen. Dat van Chaim en Selma is per definitie uitzonderlijk omdat er niemand anders uit Sobibor naar Nederland terugkeerde, behalve de van oorsprong Duitse Ulla Stern, die veel optrok met Selma en ook de opstand in het kamp en de onderduik in Polen overleefde, maar betrekkelijk kort na de oorlog in Israël overleed. Uit Auschwitz zijn meer terugkeerverhalen bekend. Heel bijzonder gedocumenteerd is dat van Ro de Winter-Levy. Ze besloot onmiddellijk na terugkeer haar ervaringen op te schrijven in het boekje Aan de gaskamer ontsnapt (Het satanswerk van de ss), in 1945 uitgegeven door Misset in Doetinchem. Ro de Winter werd met haar man en zestienjarige dochter Hetty op een onderduikadres in de Achterhoek gearresteerd. Vanuit Westerbork ging ze op 3 september 1944 met het laatste transport naar Auschwitz, hetzelfde transport als de familie Frank. Ro heeft Auschwitz overleefd – ze was er getuige van dat Anne Franks moeder Edith bezweek. Ze was aan het eind van de oorlog te ziek om mee te kunnen toen de ss het kamp ontruimde omdat de Russen naderden. Ze moest achterblijven, ten dode opgeschreven. Maar ze leeft nog als op 27 januari haar barak wordt opgeschrikt door allerlei geluiden en zware voetstappen: Een grote man met een brandende kaars komt binnen. Gegil! Een Russische oªcier!! Ik spring uit bed en vlieg hem spontaan om den hals. Hij lacht. Wat hij zegt, versta ik niet. De anderen worden ook wakker, zij lachen en huilen tegelijk van blijdschap. De Rus ziet er prachtig uit, hij heeft een witte 32
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 33
leren jas aan met bont gevoerd, een witte bontmuts op. Hij vertelt, dat hij de voorpost is. De manschappen zijn in aantocht. Ik ben erg opgewonden, kan van louter geluk niet slapen.5 Ro moet met lede ogen aanzien dat haar beste vriendin in het kamp steeds zwakker wordt. Het is Jo, ze probeert haar in leven te houden met het eten dat opeens weer beschikbaar is, maar het is te laat. Korte tijd later meldt zich de man van Jo, die ook heeft overleefd en zijn vrouw zoekt. Ro de Winter moet hem de droeve tijding meedelen. Op 18 maart vertrekt het gezelschap uit het kamp. Het wordt een lange reis via Chernowitz naar Odessa. Opnieuw in goederenwagons, maar de deuren staan open, er heerst een opgewekte stemming, de Russische treinbegeleider deelt eten uit en de Nederlandse inzittenden genieten van het natuurschoon, ‘afwisselend bergen en groene met bos omzoomde weiden, waar koeien grazen’. De reis eindigt in Odessa, waar Ro de Winter, die geen idee heeft waar haar man en haar kind zich bevinden, lang moet blijven. Ze is ondergebracht in een sanatorium. Pas na de Duitse capitulatie is er kans op een volgende etappe in de terugreis. Rond 20 mei mag ze naar de haven om zich in te schepen. Ze komt op hetzelfde schip terecht als het echtpaar Engel en de kleine Emiel, de Monoway, die haar, en honderden andere overlevenden, naar Marseille zal brengen. Ro’s terugblik is aanzienlijk vrolijker van toon dan die van Selma Wijnberg: Wij vrouwen zien er uit als landlopers, maar worden als dames behandeld. Met vier vrouwen in een hut samen, ieder een bed met witte lakens en witte wollen dekens, het is voor ons als een droom. Nu eerst voelen we ons weer mensen. Het eten is overheerlijk. De stewards lachen, als we aan tafel zitten, met verrukte gezichten van het eten genietend.6 Als het schip op 27 mei in Marseille aanmeert, overheerst de vreugde. Er zijn vlaggen, vriendelijke mensen die helpen met de bagage, voor zover aanwezig, er is volop te eten en te drinken. Ro de Winter geniet van de reis, alles gaat vlot, en bij elke stop van de trein naar het noorden wordt er op het station brood en rode wijn geserveerd. Op 31 mei komt de trein in Roermond aan. Ro de Winter gaat naar een klooster waar repatrianten worden verzameld, in Vlodrop. Er komt net een ander transport aan, dat uit Sudetenland afkomstig is. Ze ziet een bekende, die haar toeroept: ‘Uw dochtertje is ook hier.’ Ro kan het niet geloven, maar het is waar:
33
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 34
O, God ja, ik voel al een paar armen om mij heen. ‘Hetty, jij bent het?’ ‘Moeder, bent U ’t echt? Het wonder heeft zich voltrokken, ik heb mijn dochter weer. Uit Kratzau is zij gekomen. Ik heb het grote voorrecht haar, wel erg vermagerd, maar gezond, te mogen omhelzen. We hebben elkaar weer gevonden. Ons geluk is grenzeloos, onbeschrijflijk groot. Velen staan om ons heen. Ik draag haar uit de kring. ‘Moeder, wat bent U sterk,’ zegt ze.7 Bijna niet voor te stellen contrasten: Selma Wijnberg die haar baby verliest op de terugweg uit Odessa, en Ro de Winter die haar dochter onverwacht in de armen kan sluiten zodra ze voet op Nederlandse bodem heeft gezet. Dat is symptomatisch voor het beeld van de terugkeer van de Holocaust-overlevenden in Nederland. De ervaringen staan vaak schril tegenover elkaar. Er is zeker hier en daar sprake van een hartverwarmend welkom, ook voor joodse overlevenden. Mevrouw De Vries-De Haan keert terug uit Auschwitz en andere Poolse kampen en belandt in een klooster in Vaals. Daarover zegt ze later: Het was wel behoorlijk, fatsoenlijk, met bedden en ze hebben speciaal pap en puree voor ons gekookt, met vitamine C. De nonnen en de kapelaan waren heel aardig en zorgden heel goed voor ons. Ze moedigden ons aan om wat langer te blijven. Het was heel prettig. We kregen een jurk.8 Maar er zijn veel meer getuigenissen die van een tegenovergestelde houding spreken. Eva Pellinkhof bijvoorbeeld. Ze keert terug vanuit de onderduik in Hoogeveen in Drenthe en gaat in Amsterdam op zoek naar familie: Ik was de enige van mijn eigen familie en de enige van mijn schoonfamilie die nog over was, maar dat wist ik toen nog niet. ‘Goh, leef jij nog?’ zeiden mensen als ze me zagen. ‘Jij was toch met Jules getrouwd?’ ‘En waar is Jules?’ ‘Die is weg,’ zei ik dan. Ik wist dat mijn schoonouders spullen hadden ondergebracht bij bepaalde mensen, het grote schilderij Gezicht op Nigtevecht. Zij hadden gezegd dat Jules en ik dat mochten hebben na ons huwelijk. Maar deze mensen wilden het niet teruggeven: ‘Je schoonvader heeft gezegd dat wij alles mochten houden.’ Ik ben naar iemand anders gegaan en heb daar aangebeld en gezegd dat ik onmiddellijk alle sieraden terug wilde hebben, omdat ik anders de politie erbij zou halen. De piano 34
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 35
van mijn man stond ook ergens, maar ‘hun Loesje’ speelde er zo mooi op en had les.9 Dat de opvang van die gerepatrieerden een uiterst chaotisch verloop had, heeft heel veel kritiek veroorzaakt, vooral in de afgelopen decennia. In de periode dat het speelde, hielden de meeste mensen hun klachten voor zich. Ze waren sowieso niet gewend om openlijk te klagen, maar bovendien snapte iedereen dat de problemen te maken hadden met de totale chaos waarin Nederland na de bevrijding verkeerde. Er kon geen georganiseerde opvangmachine klaarstaan, níéts was goed georganiseerd. Niets werkte meer, er was nauwelijks vervoer, nauwelijks communicatie, en nauwelijks sprake van overheidsorganisatie, al was er wel gauw weer een ergerniswekkende bureaucratie en formulierenterreur. Dat viel sommigen, die ternauwernood aan de vernietiging waren ontkomen, rauw op het dak. De schrijver G.J. Durlacher, overlevende van Auschwitz, schreef in zijn boek Strepen aan de hemel over zijn eerste indruk van Nederland: In Eindhoven zijn wij geen passagiers maar vrachtgoed. Op een zijspoor voor goederenwagons, naast een betonnen kolos met kleine ramen, stappen wij uit. Een groot bedreigend hek met prikkeldraad roept zwarte beelden op. Om mijn nek hangt een genummerd, groen label. In lange rijen staan wij voor de wagens en lopen, na bevel, met bundels of met lege handen naar de ingang van het Veemgebouw. Een kille kampsfeer hangt daar als een loden wolk.10 In Sittard krijgt mevrouw Heerma van Voss-Loeb ook een allesbehalve warm welkom. Vanuit het station wordt ze met haar groep – afkomstig uit het kamp in Theresienstadt – naar een school gebracht waar zeer jonge gewapende bewakers hen angstvallig in de gaten en onder schot houden: Ze waren erg bang voor ons. Het was een uiterst beangstigende situatie – vijftienjarige jongetjes duwden je terug in de rij. Je moest gehoorzamen. Ze waren bang voor plunderen. We werden opgesloten in een school met alle hekken en deuren op slot. We kregen op geen enkele vraag een antwoord. Ze waren bang. Voor de 5200 joodse overlevenden van kampen als Auschwitz, BergenBelsen en Theresienstadt komt die ontvangst extra hard aan. Een van hen is Coen Rood, die via Eindhoven in Amsterdam op het Centraal Station 35
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 36
arriveert en daar gretig op zoek gaat naar bekenden. Maar dat is niet de bedoeling. Van een agent krijgt hij te horen: Jullie joden hebben altijd wat. Blijf staan waar je staat. Stel je niet aan. Die flauwe smoesjes van jullie, iedereen moet wachten. Vooruit op je plaats. Ontelbaar zijn de negatieve ervaringen van teruggekeerde joodse Nederlanders. De meesten voelen zich allesbehalve welkom en moeten veel slikken aan onbegrip, botheid en zelfs vijandigheid. Zoals Rita Koopman, een joodse vrouw die terugkomt uit een kamp en in Amsterdam midden in de feestvreugde belandt: Er waren straatfeesten aan de gang met veel dronken Canadezen. Ik was een beetje jaloers op al die feestende mensen, want ik wilde ook wel in zo’n grote kring dansen. Maar ik realiseerde me niet dat ik nog nauwelijks haar op m’n hoofd had. Ik werd al gauw voor ‘mo^enhoer’ uitgescholden. Het heeft geen drie uur geduurd, toen ik terug was in Amsterdam, of ze scholden me daarvoor uit.11 De hier gememoreerde ervaringen tonen aan dat de terugkeer in Nederland voor veel joden geen bevrijdingsfeest is geworden. Dat komt natuurlijk in de eerste plaats doordat het besef doordringt dat een groot deel van hun familie is uitgemoord in de vernietigingskampen. De vraag wie er nog over zijn en wat er precies is gebeurd met de verdwenen familieleden, overschaduwt het leven. Dat verlamt veel mensen in hun functioneren. Het contrast met de uitgelatenheid van Nederlanders over de bevrijding is meer dan velen kunnen verdragen. Sam Goudsmit, een joodse Amsterdammer die de oorlog heeft overleefd, maar tevergeefs op zijn zoon wacht, schrijft in zijn dagboek, in juni 1945: De buurt viert feest. Gister en vandaag, dag en nacht. Dansmuziek schettert door de wijk, de bewoners van het straatje zingen luid mee, de vrolijke en de sentimentele liedjes. 95.000 onschuldige doden in Auschwitz. 95.000 van hun landgenoten, bijna al hun stadgenoten, die dit hadden willen meebeleven, keren niet weer naar hun stad en naar hun huizen – de gezinnen zijn vernietigd, verbrand – hun as ligt bij hopen in den vreemde waar zij zijn heengesleept.12 Niet veel mensen staan in de eerste maanden na de oorlog stil bij het joodse verdriet. Er is meer ruimte voor de opluchting, het feest, de vreug36
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 37
de, vooral in de families waar de mannen weer terugkeerden van hun tewerkstelling in Duitsland. Dat gaat om bijna 300.000 mannen, en voor de meesten is het weerzien hartelijk en vrolijk. Maar niet voor iedereen. Een deel van de voormalige krijgsgevangenen komt terug via Weert, daar is de eerste opvang. Het hoofd van het repatriëringsbureau schrijft over die ontvangst aan zijn hoogste baas, generaal Kruls, de chef-staf van het Militair Gezag: Aanvankelijk nam een deel der Weertse bevolking een voor de krijgsgevangenen minder aangename houding aan, door de mensen, die dus juist voor het eerst weer op Nederlandse bodem waren aangekomen, als landverraders enz. uit te jouwen. Dit heeft heel wat beroering onder de soldaten verwekt.13 Dat gaat om oªcieren die vaak al vanaf 1940 krijgsgevangen zijn geweest en nu eindelijk in vrijheid zijn gesteld, en ook om manschappen die begin mei 1943 waren teruggeroepen in krijgsgevangenschap om in Duitsland te werken. Een deel van die groep had geweigerd en was ondergedoken, maar velen hadden zich gemeld. Als er plannen bekend worden om deze mannen bij hun terugkeer extra voedselrantsoenen te verstrekken, vindt het bovengronds gekomen verzetsblad Het Parool dat geen goed idee: Dit betreft dus hen, die zich destijds vrijwillig voor de terugkeer in krijgsgevangenschap hebben gemeld, hetzij omdat ze toen niet durfden te duiken, hetzij omdat ze in de val zijn gelopen, toen de trouweloze Duitsers hen met valse berichten opriepen.14 Maar de meesten zijn hartelijk welkom, de familie heeft eindeloos lang naar dit moment uitgezien. Dat schrijft bijvoorbeeld Rita van Gestel in haar dagboek. Dat houdt ze bij sinds 1943, op verzoek van haar vader, die haar heeft gevraagd alles op te schrijven zodat hij bij terugkomst een goed beeld krijgt van hoe zijn vijf kinderen zich hebben ontwikkeld. Het gezin woonde in Den Haag maar moest vanaf daar evacueren toen een deel van die stad werd afgebroken om plaats te maken voor verdedigingswerken. De familie kwam in Wassenaar terecht. Vader Van Gestel was beroepsmilitair en zou eind mei 1945 in Weert zijn aangekomen, zo weet een van de buren te melden. Rita schrijft:
37
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 38
Ma rent naar de buren. ‘Zeg heb je het al gehoord? Mijn man kan thuiskomen.’ Iedereen is opgewonden. ‘Morgen kan hij hier zijn.’ Oom Henk uit Amsterdam is gekomen. Ma vertelt hem het grote nieuws, en zegt net: ‘Maar het lijkt me zo onwaarschijnlijk,’ als er remmen knarsen, in een flits zie ik een schim van een militaire auto. ‘Daar heb je hem,’ zeg ik. Ma denkt dat ik een grapje maak en gelooft het niet. ‘Kijk dan!’ Ik spring op en ren naar buiten. Ma vliegt naar het raam, stom natuurlijk, waarom vliegt ze hem niet tegemoet? Van de zenuwen waarschijnlijk. Alle buren bungelen uit de ramen of komen aanrennen. Er worden al vlaggen uitgestoken. Ma komt ook met de vlag naar buiten (dat ze daar nou als eerste aan denkt, ongelooflijk). Hij staat dus toch nog onverwachts voor onze neus, precies zoals we het wilden. Hij ziet er nog tamelijk behoorlijk uit. Hij herkent ons nauwelijks, we zijn zoveel groter en ouder geworden. Drie jaar is een hele tijd. We krijgen allemaal een enorm dikke reep chocolade. Het moet hier allemaal wel heel vreemd voor hem zijn, niet echt ‘thuis’, want hij heeft hier nooit gewoond. Toen hij in 1943 werd weggevoerd woonden we nog in Den Haag. Ook wij zijn enorm veranderd.15 Rita’s dagboek is veel later uitgegeven, het heet ‘De smaak van tulpenbollen’. Ze heeft er toen een epiloog bij geschreven die aangeeft dat na de vreugde van de terugkeer geregeld een terugslag volgt. Iedereen moet wennen, en dat zal voor talloze gezinnen gegolden hebben: Hij had drie jaar opgesloten gezeten in een kamp met alleen mannen, en de tijd was min of meer stil blijven staan voor hem. Hij wilde doorgaan op het punt waarop hij vertrokken was, drie jaar geleden. Maar wij waren drie jaar verder. Wij hadden drie jaar oorlog meegemaakt en hadden dingen moeten doen, neem alleen maar het hout halen en bomen zagen, die kinderen op die leeftijd meestal niet hoeven te doen. Wij hadden geleerd ons aan te passen aan de kou, geen gas, geen elektriciteit, water halen bij de pomp, geen radio, gaarkeukeneten en dergelijke. Wij hadden beschietingen en bombardementen meegemaakt. Wij waren in die drie jaar een heel stuk geharder en volwassener geworden en leken niet meer op die kinderen van drie jaar geleden. Hij vond dat ik me niet overal mee moest bemoeien, maar ik vond dat hij nergens vanaf wist! Ik moest weer kind zijn en doen wat hij zei.16 Dan heeft Rita van Gestel nog het voordeel dat ze in een min of meer onbeschadigd huis woont. Dat geluk heeft de familie Valk in Arnhem niet. Net als 75.000 andere Arnhemmers is het gezin geëvacueerd na de oorlogshandelingen van september 1944. De stad is verlaten, en volledig 38
Liempt-Bevrijding-druk 10-12-13 14:51 Pagina 39
kapotgeschoten en leeggeplunderd. Else Valk herinnert zich nog het moment dat ze in april 1945 terugkeert bij haar huis: Ons bovenhuis was op de Bovenbrugstraat 7, achter het station. Het huis staat er nog. In het huis was het een verschrikkelijke puinhoop. Alles was kapot en lag op één grote bult. Er lagen zelfs (onontplofte) granaten, heel gevaarlijk. In huis zag het er verschrikkelijk uit. Alle ramen kapot. Het had iets moedeloos. Ik begrijp nog niet hoe dat uiteindelijk goed gekomen is. Je denkt dat die puinzooi nooit meer opgeruimd kan worden. Er was geen elektra. Wij sliepen ergens, ik dacht in de kelder, want daar zat het enige raampje dat niet kapot was in het hele huis. Verder was het puin, glas en rotzooi. Wij hadden een heel mooie ouderwetse klok vóór de evacuatie. Maar die hing er niet meer. In plaats daarvan hadden anderen er een kantoorklok opgehangen, op elektriciteit, die deed het natuurlijk niet, maar het viel me direct op. Die elektrische klok heb ik nu nog steeds.17 Elses vader is kunstenaar. Hij wil, zoals zovelen, de draad meteen weer oppakken. Energiek gaat hij aan de slag, de puinhopen van Arnhem in beeld brengen. Maar dat wordt een mislukking. Niemand wil zijn werk kopen, niemand wil tekeningen van de verwoesting, niemand wil aan het verleden herinnerd worden.
Hergebruik van kampen Mozes Jacobs (1914) heeft in zekere zin geluk gehad.18 Hij werkte in 1942 en 1943 voor de Joodse Raad in Amsterdam, onder andere als portier in de Hollandse Schouwburg, de verzamelplaats voor te deporteren joden in de hoofdstad. Zelf werd hij eind september 1943 ook naar doorgangskamp Westerbork doorgevoerd, maar daar stopte het wat hem betreft: hij ontsprong de dans van de deportaties, en behoorde daarom tot de bijna negenhonderd joden die meemaakten dat Westerbork op 12 april 1945 door de Canadezen werd bevrijd. En daardoor kan Mozes Jacobs in 1948 als getuige optreden in de rechtszaak tegen Martin Hinse, een van de beruchtste jodenjagers uit de oorlog. Hij was een actief medewerker van de Colonne Henneicke, de organisatie die van maart tot september 1943 voor een premie van 7,50 gulden per arrestant duizenden joden aan de bezetter overhandigde. Tijdens dat optreden voor het Bijzonder Gerechtshof vertelt Jacobs een verhaal dat enerzijds vooral navrant te noemen is en anderzijds heel goed de chaos illustreert die in mei 1945 in Nederland regeert. 39