Vitaal ouderenbeleid
In 1880 werden onze betovergrootvaders gemiddeld 44 en onze betovergrootmoeders 46 jaar, in 1960 was dat respectievelijk al 68 en 74 jaar. Een jongen die nu geboren wordt, mag verwachten dat hij gemiddeld 77 jaar wordt, een pasgeboren meisje mag hopen op 82 jaar. Bovendien maken ouderen ook een steeds groter deel uit van de totale bevolking, want er worden minder kinderen geboren. Door deze vergrijzing van de samenleving hebben ook lokale overheden de taak om nieuwe vormen van zorgverlening in het leven te roepen. 16 februari - 15 maart 2006 LOKAAL
9
interview Jef Breda, professor sociologie
‘De vergrijzing is fantastisch’
De vergrijzing is geen probleem, maar een zeer positieve ontwikkeling. Dat beklemtoont Jef Breda, professor sociologie aan de universiteit Antwerpen. ‘We leven steeds langer en het aantal jaren dat een oudere afhankelijk is van anderen daalt. Dat is toch prachtig. Natuurlijk zal de maatschappij meer kunnen en mogen vragen van ouderen. Waarom zou je niet werken tot je 75ste?’ Tekst: Bart Van Moerkerke Foto’s: Stefan Dewickere
10 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
Ouderen zijn ziek en hebben zorg nodig. Hun pensioenen zijn nauwelijks nog betaalbaar. Ze mogen gratis op de bus waar ze de plaats innemen van mensen die betalen voor een kaartje. En krijgen ze ook geen korting op een bioscoopticket? Het is natuurlijk ongenuanceerd geformuleerd, maar het beeld dat de maatschappij heeft van oudere mensen is zeker niet onverdeeld positief. We zijn geneigd de vergrijzing als een probleem te zien. Professor sociologie Jef Breda is meteen op dreef als ik hem die stelling voorleg. ‘Vergrijzing is helemaal geen probleem. Het is toch fantastisch dat mensen steeds ouder worden. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog stijgt de levensverwachting elk jaar met gemiddeld een kwart jaar. Dat wil zeggen dat mensen nu twaalf jaar ouder worden dan in 1945. In de tijd van Julius Caesar was je al oud als je de dertig haalde. Sindsdien steeg de levensverwachting heel langzaam tot de grote sprong van de laatste halve eeuw. Wellicht spelen voeding, medische verzorging, woonomstandigheden een belangrijke rol. Het heeft ook met zekerheid te maken. Sinds de ineenstorting van de USSR is de levensverwachting in Rusland met drie jaar gedaald. Economische, sociale, culturele onzekerheid, geen toekomstplannen kunnen maken,
het gevoel hebben de greep op het leven te verliezen, het zijn factoren die er blijkbaar toe leiden dat mensen vroeger sterven.’ Zet die evolutie die na 1945 op gang kwam zich nu nog voort? ‘Ja, de groei van de levensverwachting is vrij constant. We weten niet of en hoe lang hij nog zal doorgaan. Wel is duidelijk dat België niet aan de top staat. In Nederland en Frankrijk bijvoorbeeld worden de mensen gemiddeld ouder dan bij ons.’ ‘We leven niet alleen steeds langer, we leven ook beter. Het aantal jaren dat iemand afhankelijk is van anderen daalt. Mensen van tachtig zijn nu minder afhankelijk dan mensen van zeventig in 1960. Dat is toch geweldig. Nu zijn ouderen gemiddeld drie of vier jaar afhankelijk. Eerst hebben ze wat hulp nodig om boodschappen te doen, pas veel later worden ze echt zwaar zorgbehoevend. De verwachting is dat we in de toekomst nog ouder zullen worden en dat de periode van afhankelijkheid nog korter wordt.’ Is er dan helemaal geen probleem van vergrijzing? ‘Er is een probleem van ongelijke grootte van generaties. Na de Tweede Wereldoor-
‘De verhouding tussen de generaties in het gezin of de familie was nog nooit zo goed als vandaag. De solidariteit is zeer groot.’
16 februari - 15 maart 2006 LOKAAL 11
interview Jef Breda, professor sociologie log hebben de mensen hun schade ingehaald en veel kinderen gekregen. Die kinderen zijn nu 55, 60 jaar. Zij hebben zelf veel minder kinderen. Daardoor is de verhouding tussen de verschillende generaties verstoord: er zijn meer ouderen dan jongeren. Dat is een tijdelijk probleem. Het zal vanaf 2040 vanzelf verdwijnen.’
per de helft in een instelling. Iets meer dan de helft is thuis. Meestal zorgt de vrouw dan voor de man, in een derde van de gevallen is het de man die voor zijn vrouw zorgt. Ze krijgen hulp van de kinderen, de kleinkinderen en van professionelen die aan huis komen: de dokter, de kinesist, de maaltijddienst, de werkster. Er is een netwerk van gemiddeld twaalf
‘We denken aan een tijdsverzekering als nieuwe tak in de sociale zekerheid. Die geeft je tijdens je arbeidscarrière recht op tijd voor studie, opvoeding van de kinderen, ontspanning, rust.’ ‘Gelukkig doet dat probleem zich nu voor, op een ogenblik dat de meeste ouderen behoorlijk welvarend zijn. Was dit honderd jaar geleden gebeurd, dan waren de sociale gevolgen niet te overzien. Nu is de generatie tussen 50 en 75 jaar niet arm. Alleen bij de 80-plussers is er nog veel armoede. Een recente studie toont aan dat 26 procent van de mensen ouder dan tachtig in armoede leeft. Het gaat vaak om alleenstaande vrouwen die geen eigen arbeidscarrière achter de rug hebben en moeten rondkomen met een klein pensioen. Die generatie heeft het financieel zeer moeilijk, niet de generatie die daar net na komt.’ ‘Het intergenerationele probleem is louter een macrokwestie, op microniveau is er helemaal geen probleem tussen de verschillende generaties. De verhouding op gezins- en familieniveau is nog nooit zo goed geweest als vandaag. Over dat thema is er een goed Frans onderzoek waarbij drie generaties in eenzelfde gezin worden ondervraagd. Daaruit blijkt dat er veel langer en veel meer steun is van de oudere aan de jongere generaties dan omgekeerd. Mensen van 65, 70 jaar steunen hun kinderen en kleinkinderen, zeker als die om de een of andere reden – echtscheiding, werkloosheid, ziekte – in de rats zitten. Pas in de laatste levensjaren van mensen van de oudste generatie is er ook een sterke opwaartse stroom. Opvallend is dat de middelste generatie zowel de jongere als de oudere steunt. In elk geval, op het niveau van de families is de solidariteit tussen de generaties zeer groot.’ ‘We vergeten vaak dat de familie de belangrijkste zorgverstrekker is. Zelfs van alle zwaar zorgbehoevenden verblijft am12 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
verschillende mensen of instanties opgebouwd rond zo’n zwaar zorgbehoevende oudere. Ik heb eens het schema gezien van iemand die voor zijn ouders zorgde en die drie weken op vakantie ging. Van dag tot dag was gepland wie wat op welk moment zou doen voor zijn ouders. Een pareltje van planning.’ Keren we even terug naar het macroniveau, de inzet ook van het generatiepact. Zal de maatschappij in de toekomst meer moeten vragen van de ouderen? ‘Ik ben geen econoom maar economen zeggen me dat met een beetje geluk de pensioenen betaalbaar zullen blijven. Dat beetje geluk is de economische groei. We hebben een jaarlijkse groei van twee
‘Van hun kant zullen de ouderen ook wat meer zelf moeten doen, wat meer zelf moeten betalen. Ik vind het absurd dat ik als 55-plusser vermindering krijg als ik naar de bioscoop ga of dat mensen ouder dan 65 jaar gratis met de bus rijden. Vroeger was gepensioneerd zijn gelijk aan arm zijn. Met uitzondering van de 80plussers is dat nu absoluut niet meer het geval. Mensen tussen 55 en 70 jaar hebben een inkomen dat gelijk is aan dat van jongeren tussen 25 en 35. Ze gingen vaak met z’n tweeën uit werken, zijn uit de kosten en hebben een goed pensioen. Er is geen enkele reden om ze voor alles en nog wat een prijsvermindering te geven. Die positieve discriminatie is absoluut niet nodig. Ze geeft zelfs aanleiding tot negatieve discriminatie. Precies omdat een oudere gratis meerijdt op de tram, wordt hij of zij scheef bekeken: “Ik heb betaald, dus waarom zou ik mijn plaats moeten afstaan?” of “Al die ouderen die gratis rijden, lopen in de weg van mensen die naar hun werk moeten of hun kinderen moeten afhalen.” Dat zorgt voor wrevel.’ ‘Ouderen worden natuurlijk gediscrimineerd door leeftijdsgrenzen allerhande, die soms zelfs wettelijk verankerd zijn. Ik vind dat je zeer restrictief moet omspringen met een leeftijdsgrens. Er zijn alternatieven. Werk met een systeem van rotatie waarbij een voorzitter van een vereniging bijvoorbeeld na zes of twaalf jaar plaats moet maken. En dat hoeft dan niet zo nodig voor een jongere te zijn. We hebben er een handje van weg, ook in de politiek, om de jongeren op een troon te
‘Er is geen enkele reden om ouderen voor alles en nog wat een prijsvermindering te geven.’
procent nodig om te blijven uitgeven wat we nu uitgeven. We hebben dus allemaal belang bij een maatschappij die economische groei nastreeft, uiteraard met zo weinig mogelijk milieuschade. Het belang van de ouderen zijn dus de jongeren. Ervoor zorgen dat jongeren zo goed mogelijk opgeleid worden en dynamisch zijn, streven naar een open samenleving zonder discriminatie en achterstelling, dat is waar ouderen voor moeten gaan.’
plaatsen en hen vervolgens op korte tijd te verslijten. Op hun veertigste zijn ze plots geen jongeren meer en vanaf dan gaat het bergaf. Dat is een bijzonder vreemde manier om met leeftijd om te gaan.’ Zullen we in de toekomst tot op hogere leeftijd moeten werken? ‘Dat is zeker de dominante opvatting. Waarom zou je niet tot je 75ste werken als je het graag doet en gezond bent? Het
is wel duidelijk dat we geen vijftig jaar in hetzelfde regime kunnen werken. We zullen misschien eerst tien jaar werken, dan een flinke herscholing ondergaan, daarna aan de slag gaan in een andere sector, er een paar jaar tussenuit knijpen, weer herscholen, enkele jaren deeltijds werken enzovoort. We zullen geen vijftig jaar voortdoen met de basiskennis die we als jongere tijdens onze opleiding opdeden, we zullen enkele keren bij- of omgeschoold worden. En oudere werknemers zullen niet meer maximaal ingeschakeld worden: ze zullen nog deeltijds werken, een beetje studeren, veel tijd maken voor hobby’s.’ ‘Dat concept is natuurlijk geknipt voor hoogopgeleiden, maar het kan voor alle scholingsniveaus. Laaggeschoolde arbeiders rijden bijvoorbeeld met een heftruck en bedienen elektrische apparatuur. Ook zij moeten regelmatig bijscholing kunnen krijgen. Nu zijn het de jonge hoogopgeleiden die de meeste vorming krijgen. Tot ze veertig zijn, volgen ze allerlei cursussen en bijscholingen, betaald door het bedrijf waarvoor ze werken. Daarna dalen de inspanningen voor vorming. Een van de problemen met vorming is dat een bedrijf het gevaar loopt dat het de bijscholing van een werknemer betaalt en die vervolgens naar een andere onderneming ziet vertrekken. Om dat op te lossen, moeten we naar een systeem waarin de gemeenschap een flink deel van de vorming betaalt.’ Hoe ziet u dat concreet? ‘Sommigen spreken over een tijdsverzekering als nieuwe tak in de sociale zekerheid. Die geeft je tijdens je arbeidscarrière recht op tijd voor studie, opvoeding van de kinderen, ontspanning, rust. De voorlopers zijn er nu al – ouderschapsverlof, palliatief verlof, tijdskrediet – maar we zullen daar nog veel verder in moeten gaan. Bij de start van je carrière zul je bijvoorbeeld recht krijgen op vier sabbatsjaren, enkele jaren om de kinderen op te voeden, voldoende tijd om je enkele keren bij te scholen. Dat is het concept. Ook van het bedrijfsleven zal dat een aanpassing vragen. Een onderneming moet in dat systeem meer personeelsleden hebben dan strikt nodig, omdat er altijd mensen zullen zijn die er voor een kortere of langere periode tussenuit zijn.’ Welke rol kunnen steden en gemeenten spelen in dat nieuwe concept, specifiek voor de ouderen? ‘Gemeenten zijn natuurlijk belangrijke werkgevers, zij zullen dus mee vorm moe-
ten geven aan het vernieuwde denken over de arbeidscarrière en veel aandacht moeten schenken aan vormingskansen. Een tweede punt is het promoveren van het vrijwilligerswerk, iets waar gemeenten nu al sterk mee bezig zijn. Een spoor dat zeker nog meer uitgewerkt mag worden, is het vrijwilligerswerk in de zorg: “ouderen zorgen voor ouderen” is blijkbaar niet erg populair, ook niet bij de ouderen zelf. Misschien is het te confronterend. Waarin gemeenten ook initiatieven kunnen nemen, is het verhogen van het vermogen van mannen om voor zichzelf te zorgen. Een oudere alleenstaande man blijft niet thuis wonen, een vrouw wel. Mannen beschikken over te weinig huishoudelijke vaardigheden. Ik reken mezelf daar ook bij, maar er is geen enkele reden waarom ik die niet zou kunnen aanleren.’ ‘Ruimer gezien denk ik dat gemeenten belangrijk zijn om de sociale integratie tussen generaties te versterken. Ik geloof niet dat afzonderlijke clubs voor ouderen, eigen gebouwen, eigen vergaderingen de goede weg zijn. Natuurlijk zijn er dingen die typisch zijn voor een bepaalde leeftijdscategorie, een jongerenkamp bijvoorbeeld, maar over het algemeen zie ik niet veel voordelen in een segregatie op leeftijd. Zijn ouderenraden een goede zaak? Ik weet het niet. Zijn inspraak, instellingen en financieringsmechanismen per leeftijd een goede keuze? Maak je op die manier geen probleem van een bepaalde groep? Ouderen hier, mensen met een handicap ginder, migranten nog ergens anders. Daar mogen ze hun zeg doen maar voor de rest moeten ze zich niet moeien. Ik vind een geïntegreerde aanpak veel beter en interessanter dan een opdeling naar leeftijd. Dé oudere bestaat trouwens niet. De diversiteit onder ouderen is zeer groot. De verschillen in opleiding, in inkomen, in relationele en emotionele achtergrond zijn enorm. Het inkomen van een koppel waarvan de twee partners een goed betaalde baan hadden, is gewoon niet te vergelijken met dat van een alleenstaande vrouw die moet rondkomen met een klein pensioen. Sommige ouderen krijgen al op hun zestigste gezondheidsproblemen, anderen huppelen nog vrolijk rond als ze 75 zijn. Je kunt ouderen onmogelijk in één groep steken. Zij vragen daar ook zelf niet om. Jong gepensioneerden willen niet meedraaien in de bestaande ouderenorganisaties. Ze willen niet gelijkgesteld worden met 80-plussers.’
Gemeente Heuvelland
De gemeente Heuvelland gaat over tot de aanwerving van volgende personeelsleden:
1. Voor de toeristische dienst Deskundige toerisme (B1-B3, voltijds, contractueel)
Administratief medewerker (C1-C3, voltijds, contractueel)
2. Voor de dienst cultuur & welzijn Deskundige jeugd & cultuur (B1-B3, voltijds, contractueel)
3. Voor de dienst secretarie Deskundige secretarie (B1-B3, voltijds, statutair)
4. Voor de technische dienst Technisch medewerker (C1-C3, voltijds, statutair)
Voor alle functies wordt een wervingsreserve van drie jaar aangelegd. Voor meer informatie (toelatingsvoorwaarden, functiebeschrijving en examenprogramma) kunt u terecht op T 057-45 04 54 of
[email protected]. Schriftelijke kandidaturen (sollicitatiebrief en cv samen met afschrift van de diploma’s) kunnen ingediend worden tot vrijdag 24 februari om 12 uur t.a.v. het college van burgemeester en schepenen van Heuvelland, Bergstraat 24, 8950 Heuvelland of
[email protected].
Bart Van Moerkerke is freelance journalist 16 februari - 15 maart 2006 LOKAAL 13
lokaal vergrijzingsbeleid
Heeft een senior meer rechten of behoeften? Moet de lokale politicus wakker liggen van de vergrijzing? Zal die vooral zorgen en problemen meebrengen of biedt het groeiende aantal ouderen in onze samenleving ook kansen voor de lokale politiek en het lokale beleid? Tekst: Jan Leroy en Ann Lobijn Foto: Layla Aerts
De basistendens, meer ouderen, minder jongeren en een hogere levensverwachting bij vrouwen, geldt in alle Vlaamse gemeenten. Maar plaatselijke omstandigheden bepalen mee hoe de toestand er in een individuele gemeente uitziet. Ouderen gaan aan de kust wonen. Jongerenvoorzieningen trekken jongeren aan, in een universiteitsstad blijven jongeren na hun studies wonen. Nieuw aangesneden verkavelingen in het groen zijn aantrekkelijk voor jonge gezinnen. Vergrijzing als lokaal thema De federale overheid buigt zich over het probleem van de betaalbaarheid van de gezondheidszorg, de residentiële ouderenzorg en de pensioenen. De financiële consequenties vinden mogelijk een oplossing in zaken zoals het Zilverfonds, de stijgende werkgelegenheidsgraad en het stimuleren van een tweede en derde pensioenpijler. De Vlaamse overheid is vooral in de weer met het betaalbaar houden van de niet-residentiële ouderenzorg
(thuiszorg, servicef lats, mantelzorg, dienstencentra), en ontwikkelde enkele jaren geleden de zorgverzekering. Bij vergrijzing denken lokale verantwoordelijken misschien in de eerste plaats aan de betaalbaarheid van de pensioenen van de gemeentelijke en OCMWambtenaren. Op dat vlak kunnen ze niet veel meer doen dan pensioenreserves aanleggen en in de meerjarenplanning
Vergrijzing als kans Vergrijzing wordt vaak alleen als een probleem voorgesteld. Op lokaal niveau moeten we vooral oog hebben voor de kansen die het stijgende aantal ouderen in de samenleving biedt.
Nog te veel gaat een enorm potentieel aan kennis, ervaring, vaardigheden en mogelijkheden verloren omdat men senioren aan de kant laat staan. rekening houden met de stijgende uitgaven. De echte hef bomen liggen eerder federaal (zoals de pensioenwetgeving) en gewestelijk (zoals het onderscheid tussen statutairen en contractanten). Moet een lokaal bestuur zich dan nog
Vlaanderen geen eiland van vergrijzing Ook de Europese Commissie beschouwt de demografische veranderingen in de samenleving als een grote uitdaging. Hiervoor heeft ze een groenboek demografische veranderingen opgesteld met zes uitdagingen: - het lage geboortecijfer (vruchtbaarheidsgraad van gemiddeld 2,1 kinderen per vrouw wordt niet gehaald). Een hoger aantal kinderen wordt geremd door laattijdige toegang tot werkgelegenheid, werkonzekerheid, hoge kosten voor huisvesting, gebrekkige ondersteuning inzake kinderopvang en te weinig ouderschapsverlof. - noodzakelijke immigratie en integratie - integratie van jongeren op de arbeidsmarkt - evenwicht tussen werk en familieleven - oudere mensen (en hun betrokkenheid in het vrijetijds-, maatschappelijk, professioneel en gezinsleven) - solidariteit met de oudsten (+80-jarigen) en de noodzaak van meer hulpverlening De Europese Commissie formuleert drie prioriteiten: opnieuw demografische groei realiseren, evenwicht tussen de generaties tot stand brengen door een betere verdeling van lasten en voordelen en nieuwe bruggen leggen tussen de verschillende levensfasen.
14 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
druk maken over de vergrijzing? De diversiteit binnen de groep ouderen is enorm groot: geslacht, etnische afkomst, leeftijd, af hankelijksgraad, zorgbehoevendheid, inkomen, huurder of eigenaar, alleen of in familieverband, kortgeschoold of hooggeschoold. Er zijn senioren voor wie de oudere levensfase geen aangename periode is, senioren voor wie de pensioenleeftijd veel vrije tijd betekent en senioren die amper een pensioen hebben en dus ook na hun 65ste voortdurend moeten bijklussen, gezonde en zieke senioren, gedigitaliseerde senioren en digibeten. Om het met de woorden van Louis Tobback te zeggen: ‘Een zestigjarige met het bestaansminimum heeft heel andere belangen dan een zestigjarige rentenier.’
Meer ouderen voelen zich gezond. Meer ouderen hebben door de democratisering van het pensioen ook voldoende financiële middelen om van het leven te genieten. Toch zal dit natuurlijk nooit zo zijn voor alle senioren. Armoede blijft vooral een probleem van ouderen. Senioren zijn vaak nog heel actief in de samenleving: ze dragen verantwoordelijkheid voor de opvang van kleinkinderen, zorgen voor ouders en zorgbehoevende familieleden, werken als vrijwilliger mee in allerlei verenigingen en organisaties. Nog te veel gaat het enorme potentieel aan kennis, ervaring, vaardigheden en mogelijkheden verloren omdat men senioren aan de kant laat staan. Een lokaal bestuur kan er maar beter gebruik van maken. Als lokaal bestuur zorgen voor een seniorvriendelijke omgeving die senioren actief en respectvol ouder laat worden is een uitdaging. Er is aandacht nodig voor de fysieke toegankelijkheid van gebouwen en pleinen, maar ook voor de bereikbaarheid en beschikbaarheid van
Er zijn senioren voor wie de pensioenleeftijd veel vrije tijd betekent.
De gemeentelijke vergrijzingsbalans De verschillen tussen gemeenten met een zelfde aantal inwoners zijn soms groot. In sommige gemeenten zijn de gevolgen van de vergrijzing al erg voelbaar, in andere merk je er nauwelijks wat van. Statistische gegevens over de samenstelling van de bevolking in de gemeente vormen de ideale basis voor het opmaken van een gemeentelijke vergrijzingsbalans. FOD Economie – afdeling Statistiek: http://statbel.fgov.be/home_nl.asp: administratie Planning en Statistiek Vlaams Gewest http://aps.vlaanderen.be/
diensten en voorzieningen, van winkels, voor de mogelijkheid om sport- en cultuuractief te zijn, voor het stimuleren van samenhorigheid en verenigingsleven, voor de veiligheid en veiligheidsgevoelens van senioren of ziekte- en ongevallenpreventie bij senioren. En als laatste zeker ook voor de mogelijkheid tot politieke en maatschappelijke participatie en inspraak van senioren. De maatregelen ten voordele van senioren zorgen bovendien vaak ook voor meer welvaart en welzijn bij andere leeftijdsgroepen. Als stoepen toegankelijk worden gemaakt voor rolstoelgebruikers (zonder reclamepanelen, verkeersborden of fout geparkeerde wagens) zijn ze dat ook voor ouders met een kinderwagen of voor wie zijn kleuter leert fietsen. Een doelgroepenbeleid kan nuttig zijn, maar met maatregelen die alleen op een bepaalde doelgroep zijn gericht, wordt niet altijd het verhoopte resultaat bereikt. Gedomineerd door vergrijzing Enkel en alleen de prioriteit leggen bij het welzijn en de welvaart van senioren zou getuigen van een enge visie. Een gemeente bestaat uit een diversiteit aan leeftijden en gezinsvormen, ze moet er alles aan doen om ook aantrekkelijk te blijven voor jonge gezinnen. Betaalbare huisvesting, werkgelegenheid, schoolen recreatieruimte voor jongeren, aanwezigheid en toegankelijkheid van gezinsondersteunende voorzieningen zoals betaalbare kinderopvang en huishoudhulp bepalen voor een groot deel de aantrekkingskracht van een gemeente voor jonge gezinnen met kinderen. Kunnen we als lokaal bestuur in de toe-
komst nog een beroep doen op waarden zoals intergenerationele solidariteit? Jongeren hebben het vooruitzicht te betalen voor ouderenvoorzieningen die er niet meer of veel minder zullen zijn als zij oud zijn. Allochtone jongeren betalen hoe dan ook al voor ouderenvoorzieningen waartoe hun ouders een beperktere toegang hebben. Jong-werkenden investeren in een privépensioen, maar missen daardoor misschien het kapitaal om vandaag te leven. Belangrijk is dat de overheid beseft dat intergenerationele solidariteit alleen overeind blijft wanneer bepaalde generaties niet het gevoel krijgen onevenredig te moeten bijdragen.
kaal bestuur ervoor zorgen dat ouderen die als gevolg van gezondheidsproblemen kwetsbaar zijn, toch verzekerd zijn van voldoende zorg van goede kwaliteit? Waar begint de eigen verantwoordelijkheid en waar die van de overheid? Is het zorgaanbod dat de overheid opzet een aanvulling op het privé-initiatief of is het omgekeerd? Welk initiatief neemt het middenveld voor zorg? Hoe kan het lokale bestuur ook daar het aantal initiatieven stimuleren? Is het streefdoel een brede verzorgingsstaat of kiezen we voor een selectieve verzorgingsstaat die vooral de echt zwakkeren steunt? Heeft elke 65-plusser recht op
Intergenerationele solidariteit blijft alleen overeind wanneer bepaalde generaties niet het gevoel krijgen onevenredig te moeten bijdragen. Vragen dwingen tot keuzes De vergrijzing dwingt de lokale besturen tot keuzes. Al zijn nog veel ouderen levenskrachtige burgers, toch betekent de veroudering individueel een verlies aan lichamelijke kracht en gezondheid, verlies ook van dierbaren en van netwerk met vereenzaming als gevolg, verlies van financiële zelfstandigheid soms, verlies van mobiliteit en zelfstandigheid in het algemeen. Hoe kan een lokaal bestuur er mee zorg voor dragen dat er een voldoende zorgaanbod is? Moet het ervoor zorgen dat ouderen kunnen beschikken over adequate woonvoorzieningen, afgestemd op hun individuele behoeften en ondersteund door zorgvoorzieningen op maat? Moet een lo-
huishoudelijke hulp of enkel die senior die zijn huishouden niet meer kan doen? Wat is de basiszorg waarop iedereen recht heeft? Moet elke senior in zijn woning een gratis telefoonabonnement of busabonnement hebben? Heeft een senior dan meer rechten of behoeften dan andere generaties?
Ann Lobijn is VVSG-stafmedewerker kinderopvang en Jan Leroy is VVSG-stafmedewerker financiën 16 februari - 15 maart 2006 LOKAAL 15
investeringsbeleid ren op zijn kerntaak: de dienstverlening aan zijn cliënten en aan de bewoners.’
PPS en obligatielening voor zorgflats Het Schotense OCMW gaat met een privépartner in zee om 110 zorgflats te bouwen en te onderhouden. Voor de financiering van het project is een originele formule uitgewerkt. De toekomstige bewoners stellen het geld ter beschikking via een obligatielening. In ruil daarvoor krijgen ze een levenslang woonrecht in een van de flats. Tekst: Bart Van Moerkerke Foto: Stefan Dewickere
Het OCMW van Schoten beschikt momenteel over 76 flats en woningen voor bejaarden. Verder heeft het een rusthuis en RVT Verbert-Verrijdt, gebouwd tijdens de vorige legislatuur. De instelling biedt echter geen mogelijkheid voor kortopvang en voor dagverblijf. Er is ook geen plaats voor een lokaal dienstencentrum dat fungeert als een ontmoetingsplaats voor bejaarden. In 2004 telde Schoten 1395 80-plussers, in 2010 zullen dat er 1828 zijn. Tegen de achtergrond van die demografische evolutie wil het OCMW 110 zorgflats bouwen. Het complex komt op de OCMW-campus, vlak naast het rusthuis Verbert-Verrijdt. ‘De zorgflat is een comfortabele woning voor een of twee bejaarde personen,’ zegt OCMW-secretaris Guy Patteet. ‘Ze is perfect op maat van valide 70-plussers maar met enkele kleine aanpassingen is ze ook geschikt voor andersvalide bewoners. Er is ruimte voor een ziekenhuisbed en verzorgingsapparatuur. De flat is voorzien van domotica. Zo is er een oproepsysteem waarmee de hulp van personeel van het rusthuis ingeroepen kan worden.’ Het nieuwe gebouw krijgt een ondergrondse parkeergarage. Er komt een dienstencentrum van 1000 m² in. Verder worden er zes kamers gereserveerd voor kortverblijf en komt er een dagverzorgingscentrum waar twaalf bejaarden opgevangen kunnen worden van het ontbijt tot het avondeten. Groot onderhoud Omdat het OCMW niet de kennis van zaken en de ervaring in huis heeft om het project op eigen houtje te realiseren, werd besloten een privépartner onder de arm te nemen. Die zal het complex bouwen en er gedurende dertig jaar eigenaar van 16 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
blijven. Het OCMW zal het gebouw gedurende de eerste vijftien jaar leasen en het daarna huren. Maar daarover straks meer.
Levenslang woonrecht Het gebouw wordt opgetrokken op grond van het Schotense OCMW. De privépartner krijgt een recht van opstal voor dertig jaar. Om de bouwkost van het project te financieren is, in nauw overleg met het Vlaams Kenniscentrum PPS, een originele formule uitgewerkt. Het zijn vooral de toekomstige bewoners van de zorgf lats die het nodige geld inbrengen in de vorm van een obligatielening. OCMW-secretaris Guy Patteet verduidelijkt: ‘Veel oudere mensen wonen in een huis dat ze vijftig jaar geleden bouwden op maat van de geplande grootte van hun gezin. Vaak ligt die woning buiten het centrum van de gemeente. Ze is nu te groot en vraagt veel onderhoud, de af-
De bewoner leent geld aan het OCMW. In plaats van rente krijgt hij een levenslang woonrecht in een zorgflat. De procedure om een privépartner aan te duiden loopt momenteel. Van de twaalf kandidaten heeft de OCMW-raad er vier geselecteerd. Die vier werken tegen eind februari een gedetailleerde offerte uit. Met de in zijn ogen beste kandidaat gaat het OCMW dan aan tafel zitten om tot een overeenkomst te komen. Lukt dat niet, dan volgen onderhandelingen met de privégroep die de op één na beste offerte indiende. De raad hoopt nog voor de bouwvakantie van zomer 2006 te kunnen beginnen met de realisatie van het project. Omdat de privépartner gedurende dertig jaar eigenaar blijft van het gebouw, zal hij ook instaan voor het grote onderhoud. Guy Patteet: ‘We gaan ervan uit dat hij over meer kennis beschikt dan het OCMW om dat te doen. Bovendien levert die formule ons ongetwijfeld een kwaliteitsvoordeel op. Onze partner zal er niet aan denken om bijvoorbeeld een minderwaardige verwarmingsinstallatie te plaatsen, want hij weet dat hij eventuele problemen zelf zal moeten oplossen. Het OCMW kan zich volledig concentre-
Door te investeren in de serviceflat, kunnen ouderen vanuit hun ondertussen te groot geworden woning verhuizen naar het centrum van de gemeente.
stand naar de winkel wordt een last. Aan de andere kant zijn veel jonge gezinnen
op zoek naar een huis, en dat mag best een oudere woning zijn die ze opknappen of verbouwen. Wij willen oudere mensen ertoe aanzetten hun huis te verkopen en met de opbrengst een obligatiepakket in het project zorgf lats aan te kopen. De waarde van een pakket zal dezelfde zijn als de prijs van een gelijkaardige f lat op de woningmarkt. Concreet betekent dit dus dat bejaarden een som geld, ter waarde van de prijs van de zorgflat, lenen aan het OCMW. In plaats van een rente ontvangen ze een garantie op levenslang wonen in de flat. Ze betalen geen huur, enkel een dagvergoeding voor het onderhoud van de gemeenschappelijke ruimten, de verzekering, het toezicht door het rusthuis. Als de inwoner de zorgflat verlaat of overlijdt, koopt het OCMW het obligatiepakket terug in aan de nominale waarde.’ Iemand die een obligatiepakket koopt maar nog niet meteen in de zorgflat wil wonen, kan het woonrecht toekennen aan zijn ouders of schoonouders. Hij kan het recht ook aan het OCMW geven en ontvangt daarvoor een vergoeding. Het OCMW kan de flat dan verhuren aan een van zijn cliënten. Voor 70 van de 110 flats zal een obligatielening uitgeschre-
ven worden. De andere 40 flats houdt het OCMW in eigen beheer en kent het toe aan zijn cliënten. Levendige interesse Het geld dat het OCMW via de obligatiepakketten inzamelt, leent het aan de privépartner tegen zeer interessante voorwaarden. Die gebruikt het om het com-
uit de bouwkost, de winst voor de privépartner, het grote onderhoud en andere lasten. Het leasingcontract loopt over vijftien jaar met een aankoopoptie die 50 procent bedraagt van het totale leasingbedrag. Licht het OCMW ze niet, dan gaat de aankoopoptie over in een onroerende huur voor de resterende vijftien jaar. Na afloop van het contract is het OCMW
Door het gebouw te leasen van de privépartner spreidt het OCMW het verschuldigde bedrag aan btw over vijftien jaar. plex te bouwen. Omdat er maar 70 obligatiepakketten zijn, zal dat niet volstaan om de volledige bouwkost te dekken. Het OCMW zal de rest van het kapitaal op de markt lenen en ter beschikking stellen van de privépartner. Die laatste betaalt de lening over dertig jaar terug aan het OCMW tegen een interessante en vaste intrestvoet. Als de werken voltooid zijn, geeft de privépartner het gebouw in leasing aan het OCMW of een rechtspersoon die het OCMW nog moet oprichten. Het kapitaal van de leasing is samengesteld
de volle eigenaar van het gebouw. ‘We weten nu al dat we de optie niet zullen lichten,’ zegt Guy Patteet. ‘We willen dat de privé-partner dertig jaar verantwoordelijk blijft voor het grote onderhoud. Een tweede voordeel is dat op onroerende huur geen btw verschuldigd is. Gedurende de eerste vijftien jaar zullen we natuurlijk wel btw moeten betalen op het leasingbedrag. Uiteindelijk zullen we evenveel btw betalen als we zouden doen wanneer we het complex na de bouw meteen zouden kopen van de aannemer, maar het voordeel van de leasingformule is dat we het btw-bedrag kunnen spreiden over vijftien jaar. Dat komt dus neer op een renteloze lening van de federale overheid.’ Nu de procedure loopt om een privépartner te vinden, tonen veel bejaarde Schotenaars interesse voor het project. De raadsleden en de administratie van het OCMW krijgen heel veel vragen over de zorgflats. Zodra het contract met de privépartner getekend is en de plannen voor het gebouw goedgekeurd zijn, kan begonnen worden met het inschrijven van kandidaat-bewoners op een wachtlijst.
Bart Van Moerkerke is freelance journalist Informatie Alle informatie over het project zorgflats vindt u op www.ocmwschoten.be
16 februari - 15 maart 2006 LOKAAL 17
gezondheidsbeleid
Gezond zijn en gezond blijven Hoe ouder je wordt, hoe meer gezondheid bovenaan het verlanglijstje staat. Voor de ondertussen 1,3 miljoen 60-plussers in Vlaanderen wordt gezond blijven vooral beïnvloed door een fysiek actief leven, gezonde voeding, ongevallenpreventie en eventueel een rookstop. Hoe kunnen we daar ons lokale steentje toe bijdragen? Tekst: Bruno Buytaert Foto: Layla Aerts
Volgens de cijfers worden we er in Vlaanderen niet gezonder op. Door onze levensstijl nemen kankers, hart- en vaatziekten toe. Uiteraard heeft ieder een eigen verantwoordelijkheid voor zijn gezondheid. Het is niemand verboden overmatig te drinken, thuis te roken, weinig te bewegen en veel vette snacks te eten. Maar ongezond leven is schadelijk, niet alleen voor het individu, maar ook voor de samenleving. Ziekte leidt tot veel gemiste arbeidsjaren en tot een steeds toenemende druk op de sociale zekerheid en op de kosten voor de medische zorg. Opvallend zijn de verschillen in gezondheid tussen verschillende bevolkingsgroepen. Zo zijn er gezonde en minder gezonde wijken. Een ongezonde levensstijl (vetrijke voeding, roken) komt gemiddeld meer voor in laaggeschoolde groepen dan bij hooggeschoolden. Er roken bijna dubbel zoveel mannen van Turkse origine als autochtone mannen. Bij het fastfoodverbruik ligt de verhouding dan weer omgekeerd, behalve bij de jongeren. Veilige stoepen verminderen de kans dat senioren vallen. Wie in zijn eigen buurt weinig kansen heeft om een sociaal netwerk te ontwikkelen, loopt meer risico op een depressie. Gezamenlijke factoren uit de fysieke én uit de sociale omgeving, waaraan je individueel minder kunt veranderen, bepalen mee hoe gezond je kunt blijven. Partners in gezondheid Hier komt de rol van het beleid in het vizier: hoe kunnen een gemeente en een OCMW de verantwoordelijkheid opnemen om maximale en gelijke kansen te creëren op een omgeving waar het gezond is om te leven en te wonen? Om de 18 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
gelijke toegang tot de zorg te verbeteren? Om gezondheidsbevorderende campagnes voldoende te doen aansluiten bij de behoeften, ervaring en cultuur van specifieke bewonersgroepen? Een lokaal gezondheidsbeleid kan de toegankelijkheid van zorg en ziektepreventie mee verbeteren. Zo denkt Antwerpen aan een wijkgericht aanspreekpunt voor gezondheid, waar de concentratie van informatie en diensten de buurtbewoner beter kan oriënteren in het ondoordringbare gezondheidsbos. Samenwer-
opties op elkaar af te stemmen. Gelukkig is een apart gezondheidsplan geen van bovenaf opgelegde verplichting met een resem vorm- en procesvereisten. Gezondheidsbeleid is in de praktijk eerder een aandachtspunt of een hoofdstuk in een lokaal sociaal plan, waarbij als enig plancriterium het ‘recht op gezondheid van elke burger’ geldt. In elke gemeente is overigens een andere overlegstructuur aangewezen. Geschikte kanalen voor participatie van de particuliere organisaties of rechtstreeks van de burger zijn uiteraard verschillend naar gelang van de omvang van de gemeente en naar gelang van de overlegvormen die al aanwezig zijn. Grijs maar gezond Gezond wonen is voor senioren erg belangrijk. De tendens om zo lang mogelijk autonoom thuis te blijven wonen, in combinatie met de verminderende fysieke en materiële mogelijkheden van de senior, verhoogt het aantal risicofactoren. Dit stelt bijkomende eisen aan de woningen. Acties tegen CO-intoxicatie of ongevalrisico’s in het interieur kunnen hierbij helpen. Maar ook de ruimtelijke ordening van de buurt kan beweging stimuleren of afremmen.
Armoedeverenigingen kunnen aangeven waar mensen in armoede drempels in de zorg ervaren. king met verschillende initiatiefnemers van (eerstelijns) gezondheidszorg, maar evengoed met doelgroeporganisaties is hier aangewezen. Armoedeverenigingen kunnen aangeven waar mensen in armoede drempels in de zorg ervaren. Anderzijds overstijgt de bescherming en de bevordering van de lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheid veruit de grenzen van de gezondheidszorg. Voorwaarden scheppen in de hele gemeente of stad om zo gezond mogelijk te leven vraagt een integraal beleid en samenwerking met een breed spectrum van particuliere organisaties. Verkeer, ruimtelijke ordening, woonbeleid, milieu en onderwijs kunnen de gezondheid beïnvloeden. Het is erg nuttig het milieubeleid of het seniorenbeleid met een gezondheidsbril op te screenen. Het lokale sociale beleidsplan creëert kansen om de
In kansarme wijken is de problematiek vanzelfsprekend omvangrijker. Zowel gedragsverandering (de risicoperceptie leren aanpassen aan de verminderde fysieke capaciteiten) als omgevingsinterventies (een aanbod voor screening van de woningen en een laagdrempelige klusdienst) zijn mogelijke maatregelen. Thuiszorg, OCMW-diensten, dienst huisvesting en verhuurkantoren kunnen hiervoor een breed netwerk worden. Actief bewegen werkt preventief tegen cardiovasculaire aandoeningen, vermindert de risico’s op vallen en resulteert doorgaans in minder symptomen van depressie en angst. Afhankelijk van de leeftijd en de conditie zijn andere vormen van beweging aangewezen. Een motiverend aanbod van bewegingsactiviteiten in groep versterkt de sociale gezondheid. Wandelen en tai chi zijn voor-
Actief bewegen werkt preventief tegen cardiovasculaire aandoeningen en vermindert de risico’s op vallen.
beelden van matig intensieve activiteiten die geschikt zijn voor senioren. Een rookstop bij senioren vraagt om een specifieke aanpak. Oudere leeftijdscategorieën bevatten verhoudingsgewijs meer tevreden rokers die nog maar weinig geprobeerd hebben om te stoppen. Borstkankerscreening richt zich hoe dan ook naar vrouwen ouder dan vijftig. Ook hier kan de gemeente aan sensibilisatie doen. Alles kan beter Beleid voeren is prioriteiten stellen. Hoe meer dit gebeurt samen met de lokale partners van wie je ook verwacht dat ze later meewerken aan de uitvoering van het beleid, hoe groter de kans dat ze dat ook doen. De bedreigingen in het proces zijn echter groot: partners die aan tafel zitten met hoofdzakelijk belangenverdediging van hun organisatie in het achterhoofd, overwicht van één of meer actoren in de besluitvorming, teleurstelling
bij te hooggespannen verwachtingen. Het vraagt van de regisseur behoorlijk wat capaciteiten en energie om het keu-
lange termijn. Een vermindering van het aantal mensen met longkanker door een rookbeleid zal in het beste geval pas na vele jaren duidelijk kunnen worden. Juist daarom is een langetermijnplanning aangewezen. Toch is het erg verleidelijk thema’s te kiezen waarop het snelst resultaten geboekt kunnen worden. Wanneer alle kinderen gevaccineerd zijn tegen meningokokken C, ben je vrij zeker van een gezondheidswinst. Zorgen dat een achtergestelde buurt meer gezond groen heeft en meer kansen op ontmoetingsplaatsen waardoor er minder depressies voorkomen, zal eerder op tussenliggende doelen en dito effecten moeten afgaan.
Gelukkig is een apart gezondheidsplan geen van bovenaf opgelegde verplichting met een resem vorm- en procesvereisten. zeproces in groep tot een goed einde te brengen in het belang van de inwoner. Gezondheidswinst boek je ook maar op
Bruno Buytaert is stafmedewerker van het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie vzw
Informatie Op www.vig.be staan suggesties voor effectieve gezondheidsbevorderende projecten onder de factsheets methodieken voor 55-plussers. Op deze website staan ook andere instrumenten en efficiënte methodes voor gezondheidsbevordering, de aanpak van socio-economische gezondheidsverschillen of over materialen en werkvormen voor gezondheidsthema’s als gezonde voeding, ongevallen in de privé-omgeving of tabakspreventie. Ook de logo’s (lokaal gezondheidsoverleg) hebben informatie en ervaring, deze adressen staan ook op www.vig.be
Monster aan op één van onze passagiersschepen.
Wij laten u niet aan de kant staan!
U vindt meer informatie en een overzicht van al onze schepen op www.boottochten.be Rederij Antverpia N.V. - Elzasweg 10 - 2030 Antwerpen - tel 03-546 06 16 - e-mail:
[email protected]
Wij organiseren uw feest, party, uitstap, presentatie of lunch, ... Uw gasten zullen genieten van deze originele nautische formule op de Schelde, in de Antwerpse haven of op de Kempische binnenwateren. Ideaal voor familiefeesten, groepsuitstappen, bedrijven en verenigingen. Voor ouderen of gehandicapten beschikt u over het passagiersschip Kempenhart, speciaal uitgerust met aangepaste toiletten en liften.
16 februari - 15 maart 2006 LOKAAL 19
nieuwe praktijk
Boebs: je staat er niet alleen voor DESTELBERGEN – De keuze van het Lokaal Gezondheidsoverleg (Logo) Schelde-Dender voor Destelbergen als proefgemeente voor het gemeenschapsproject Blijf op eigen benen staan (Boebs) is een schot in de roos. De seniorenraad van Destelbergen wilde al lang acties omtrent valpreventie bij ouderen opzetten en hen tot meer beweging aanzetten. De Boebs-formule bood een perfect antwoord op deze vraag. Samen met de werkgroep Boebs ontwikkelde de seniorenraad een reeks originele activiteiten waarbij de hele lokale gemeenschap betrokken is. De Boebs-projectformule voor ongevallenpreventie met de nadruk op beweging is ontstaan onder impuls van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie (VIG). Deze trajectbegeleiding helpt lokale gemeenschappen hun eigen valpreventieproject op te zetten. Aan de hand van duidelijke stappen, concreet campagnemateriaal, advies en suggesties voor mogelijke acties kan iedere gemeenschap aan de slag. Deze formule werkt enkel als alle organisaties actief samenwerken: de gemeente,
het OCMW, huisartsen, de thuiszorg, seniorenverenigingen, sportverenigingen, buurtcomités, scholen en jeugdbewegingen. In het voorjaar 2005 startten de gemeentelijke coördinator Inge Godu, Joke De Kimpe van het Logo en de seniorenraad verschillende sensibiliseringsacties. Op de gemeentelijke website, het lokale infoblad en in de bladen van de seniorenverenigingen en dienstencentra publiceerden ze artikels over Boebs. In de dienstencentra en op de koffietafels van
de seniorenverenigingen hielden ze voordrachten over valpreventie en beweging. Door het enthousiasme van de verenigingen en de vele organisaties is inmiddels ook de werkgroep Boebs Destelbergen opgericht. De tweewekelijkse intensieve vergaderingen en de maandelijkse overlegmomenten met het Logo en het VIG hebben vier grote activiteiten opgeleverd om de senioren te informeren en tot meer beweging aan te zetten. Op 17 februari opent de informatieve seniorenbeurs zijn deuren.
Het leven zoals het is in het lokale dienstencentrum Mensen die de werking van een dienstencentrum kennen, stappen er gemakkelijker binnen. Als het koken niet meer vlot gaat, kunnen ze er gaan eten. Foto: Stefan Dewickere
‘Toen mijn echtgenote ziek werd, verzorgde ik haar en zij leerde mij het huishouden: wassen, kuisen, koken. Na een langdurige ziekte overleed zij op haar 74ste. Ik heb er nooit aan gedacht om iemand anders te nemen. Na haar overlijden zat ik in de put, mijn woonomgeving deprimeerde mij en ik vroeg slaappillen aan mijn dokter. Die wou hij niet geven. Hij zei: ‘Maak dat ge hier wegkomt.’ Mijn dochter kende iemand bij de socialehuisvestingsmaatschappij en zo geraakte ik aan een appartementje, vlakbij dienstencentrum De Schijf. Ik kende er het begin niemand en wandelde veel buiten. Na een paar dagen stapte ik in de cafetaria van het dienstencentrum binnen om een pintje te pakken. Een paar dagen later nog eens en vanaf dan dagelijks. Ik leerde andere bezoekers kennen en geraakte er op korte tijd ingeburgerd. Het personeel moedigde mij aan en steunde mij. Ik voelde me er goed en at er tweemaal per week ’s middags in gezelschap en deed mee aan de turnlessen. 20 LOKAAL 16 februari - 15 maart 2006
Mijn vrijwilligerswerk begon met het spontaan mee helpen klaarzetten van stoelen en tafels voor en na de turnles. Algauw diende ik mee de maaltijden op. Op vraag van de centrumleider begon ik mee de activiteiten ineen te steken en te organiseren. Ik leerde hoe langer hoe meer mensen kennen, waarvan sommigen al eens hulp nodig hadden. Voor de ene deed ik boodschappen, voor een ander zette ik de vuilnisbak buiten. Mijn eigen huishouden deed ik nog zelf. Toen ik er een jaar woonde, was er een carnavalbal. Eerst was ik niet van plan om daar naartoe te gaan, maar het personeel en de andere bezoekers wisten mij te overtuigen. Ik amuseerde me goed in mijn verkleedkostuum en een paar mensen vroegen me of ik geen zin had om bij de toneelgroep te komen die ze wilden oprichten in het dienstencentrum. Zo hebben wij samen onze toneelgroep gesticht, waaraan we negen jaar ongelofelijk veel plezier hebben beleefd. We traden niet alleen op in ons eigen dienstencentrum, maar ook in de andere dienstencentra van Mechelen.
Tijdens een voordracht voor de thuiszorgdiensten wijst Logo op de cruciale rol die medewerkers van schoonmaakdiensten te vervullen hebben op vlak van ongevallenpreventie in de woning.
Alle seniorenverenigingen en thuiszorgdiensten hebben er een stand en stellen er hun werking voor. Als randanimatie staan een toneelvoorstelling Trap niet in de val en een vragenwedstrijd op het programma. In april kunnen senioren met hun kinderen en kleinkinderen deelnemen aan een sportdag. De bedoeling is hen aan te sporen om meer te bewegen en hen kennis te laten maken met het aanbod van de plaatselijke verenigingen zoals wandel- en fietsroutes, tai chi, turnen en petanque. In mei en juni vinden twee
knelpuntenwandelingen plaats. Daarbij zoeken de initiatiefnemers met de deelnemers in de woning maar ook in de omgeving naar elementen die de veiligheid belemmeren. ‘De verzamelde knelpunten zoals moeilijke oversteekplaatsen, de noodzaak van zitbanken, moeilijke trappen in publieke gebouwen gieten we in een pleitnota met een prioriteitenlijst,’ aldus coördinator Inge Godu. ‘Aan de hand daarvan zullen we concrete voorstellen formuleren aan het gemeentebestuur ter bevordering van
de veiligheid van openbare ruimten. Zo hopen we valpreventie en beweging bij senioren op de lokale agenda te zetten.’ IR
Informatie Inge Godu, T 09 - 218 92 78,
[email protected], www.destelbergen.be en Joke De Kimpe, LOGO Schelde-Dender, T 052 - 38 05 66,
[email protected]
Na een aantal jaren begon ik schrik te krijgen om mijn ramen op wel iets bijleren en het is steeds interessant – zeker voor mensen in mijn situatie. de eerste verdieping te wassen, want af en toe was ik draaierig. Toch ging mijn gezondheidstoestand achteruit, op den duur Via de sociale dienst van het dienstencentrum werd er hulp voor bleef ik altijd binnen. Ik begon te sukkelen met gevoelloosheid mij geregeld. Koken deed ik nog zelf, behalve die twee middavan mijn handen en ging bij de sociaal assistent van het diengen dat er maaltijden waren in het dienstencentrum. In gezelstencentrum te rade. In plaats schap eten is nu eenmaal veel van schoonmaakhulp krijg aangenamer. Ik voel me goed want ik heb de hulp die ik nodig heb, ik nu een bejaardenhelpster Nog eens vijf jaar later stond ik ik kan steeds een beroep doen op het dienstencentrum, die ook voor mij kookt in het niet al te vast meer op mijn beweekend en die mij met allerlei nen. Ik was al twee maal gevalik krijg hulp en bezoek van andere gebruikers. huishoudelijke taken bijstaat. len in mijn bad en mocht van de Op de boodschappendienst dokter eigenlijk geen trappen van het dienstencentrum moet ik geen beroep doen, want daarmeer doen. Bij de socialehuisvestingsmaatschappij deed ik een voor zorgen mijn dochter en de bejaardenhelpster (want mijn aanvraag voor een appartementje beneden, maar dat duurde te dochter begint zelf te sukkelen). lang. Ik besprak dit met de sociaal assistent van het dienstenIk kreeg ook een personenalarm van het OCMW via het diencentrum en er werd een aanvraag gedaan bij het OCMW voor stencentrum, zodat ik steeds iemand kan oproepen in geval van een bejaardenwoning in een ander dienstencentrum. Ik kreeg nood. een volledig vernieuwd appartement boven het dienstencenIk voel me goed want ik heb de hulp die ik nodig heb, ik kan trum De Smis. Ik liet alle kosten doen, omdat ik voor mijn laatsteeds een beroep doen op het dienstencentrum, ik krijg hulp ste jaren goed wou wonen. en bezoek van andere gebruikers. Ik doe zoveel mogelijk mee Ik kende nu de werking van een dienstencentrum en stapte er gelijk binnen. Ik herkende dadelijk een aantal bezoekers en ook aan de activiteiten ter plaatse en eet ’s middags vijf dagen in gezelschap, want ik zit toch nog altijd liever in den hoop om te de centrumleider (van mijn toneelperiode in De Schijf!). eten. Als ik eens niet goed ben, wordt mijn eten boven gebracht. Omdat het koken me toch niet zo vlot meer afging, spraken we Vanaf nu moet ik ook een beroep doen op het personeel van af dat ik vijf dagen per week in het dienstencentrum zou middagmalen en enkel in het weekend nog zelf zou koken. Ik liet me het dienstencentrum voor mijn administratie en om het geld uit mijn portemonnee te nemen, want ik kan dat niet meer zelf met inschrijven voor alle ontspanningsactiviteiten die het dienstenmijn handen. Maar ik ben gerust, want ik weet uit ervaring dat centrum inrichtte. Zo vergrootte mijn kennissenkring zienderik het personeel van het dienstencentrum kan vertrouwen.’ ogen. Ook de informatiemomenten pikte ik mee. Je kunt altijd
Frank Vdb heet anders, maar bestaat wel echt. De lokale dienstencentra in Mechelen bestaan ook echt, maar het zou even goed over een situatie en een lokaal dienstencentrum in uw gemeente kunnen gaan.
Informatie: www.dienstencentra.org 16 februari - 15 maart 2006 LOKAAL 21