150T Bediening & Veliligheid Instructies
.com
MODEL 150T SERIE
[email protected]
Niftylift Limited
M50143/05
Fingle Drive Stonebridge Milton Keynes MK13 0ER England
www.niftylift.com e-mail:
[email protected] Tel: +44 (0)1908 223456 Fax: +44 (0)1908 312733
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies
Inhoud 1
Inleiding en Algemene Informatie 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
2
3
5
6
Dutch– 01/10 Issue 05
34
ALGEMEEN.................................................................................................... 34 BIJ EVENTUELE ONMACHT VAN DE OPERATOR............................................. 34 BIJ EVENTUELE MACHINE STORING .............................................................. 34 AANGIFTE VAN ONGEVALLEN ........................................................................ 34
Verantwoordelijkheden 6.1 6.2
17
STUURCIRCUIT COMPONENTEN.................................................................... 17 INSTELPROCEDURES .................................................................................... 18 BEDIENING OP DE GROND............................................................................. 19 BEDIENING OP PLATFORM ............................................................................ 21 KORFWEEGSYSTEEM .................................................................................... 23 ACCU'S EN OPLADEN .................................................................................... 24 TRANSPORT, SLEPEN, OPSLAG EN AAN HET WERK GAAN ........................... 27 PLAATSINGSSYSTEEM MET AANDRIJVING MET TREKKABEL ........................ 31
Noodbedieningsorganen 5.1 5.2 5.3 5.4
11
UITPAKKEN ................................................................................................... 11 VOORBEREIDING VOOR GEBRUIK.................................................................. 11 VEILIGHEIDSCONTROLES VÓÓR GEBRUIK..................................................... 12 BORD, STICKERS & INSTALLATIE.................................................................. 14 AANTREKKOPPELS........................................................................................ 16
Bediening 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
7
VERPLICHTE VOORZORGSMAATREGELEN....................................................... 7 MILIEUBEPERKINGEN .................................................................................... 10 LAWAAI EN TRILLINGEN................................................................................ 10 TESTRAPPORT .............................................................................................. 10
Voorbereiding en Inspectie 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
4
VOORWOORD.................................................................................................. 2 OMVANG ......................................................................................................... 3 DE 150 TRAILER MOUNT (TM) SERIE .............................................................. 3 ALGEMENE SPECIFICATIE................................................................................ 4 KENPLAAT....................................................................................................... 5 EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (typisch)...................................... 6
Veiligheid 2.1 2.2 2.3 2.4
2
34
VERANDERING VAN EIGENAAR...................................................................... 34 INSPECTIE/SERVICE/PRE-LEASE CHECKLIST ................................................ 35 1
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies
1
Inleiding en Algemene Informatie
1.1
VOORWOORD Het doel van deze handleidingen is de klant te voorzien van juiste instructies voor veilige bediening en onderhoud, die onontbeerlijk zijn voor juist gebruik van de machine. Alle informatie in deze handleidingen moet GELEZEN en volledig BEGREPEN worden alvorens enige poging te ondernemen om de machine te bedienen. DEZE HANDLEIDINGEN VORMEN EEN BELANGRIJK STUK GEREEDSCHAP – en moeten altijd op de machine aanwezig zijn. De fabrikant heeft geen enkele macht over de toepassing en gebruik van de machine; opvolgen van juiste veiligheidspraktijken is daarom de verantwoordelijkheid van de gebruiker en zijn bedieningspersoneel. Alle informatie in deze handleidingen is gebaseerd op gebruik van de machine onder juiste bedrijfsomstandigheden. Aanbrengen van veranderingen en/of modificaties op de machine is streng verboden. Een van de belangrijkste feiten die men onthouden moet is dat alle uitrusting slechts zo veilig is als degene die het bedient. GEVAARLIJK, WAARSCHUWING, OPMERKING/N.B.
VOORZICHTIG,
BELANGRIJK,
INSTRUCTIES
EN
Op elke plaats waar deze opschriften getoond worden, in deze handleiding of op de machine zijn zij als volgt aangeduid: GEVAARLIJK: Indien niet juist opgevolgd, is er een hoge waarschijnlijkheid van ernstig letsel of de dood van personeel. WAARSCHUWING OF VOORZICHTIG Indien niet juist opgevolgd, is er enige mogelijkheid van ernstig letsel of de dood van personeel. HET 'GEVARENDRIEHOEK’ SYMBOOL WORDT GEBRUIKT OM AANDACHT TE VESTIGEN OP POTENTIËLE GEVAREN DIE, INDIEN GENEGEERD, ERNSTIG LETSEL OF DE DOOD KUNNEN VEROORZAKEN. BELANGRIJK EN INSTRUCTIES: Geven procedures aan die essentieel zijn voor veilig bedrijf en voorkoming van schade aan of vernieling van de machine. OPMERKING geeft algemene veiligheidsregels en –procedures aan m.b.t. de machine. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar/gebruiker om alle van toepassing zijnde regels, reglementen, wetten, codes en eventuele andere eisen van toepassing op veilig gebruik van deze uitrusting, te kennen en op te volgen.
2
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 1.2
OMVANG Deze bedieningsinstructies bevatten alle informatie die nodig is voor veilige bediening van elke Niftylift 150 met twee krachtbronnen: gelijkstroom (DC), & (P) benzinemotor. Voor nadere technische informatie, schema’s en specifieke instructies voor elk onderhoud dat door speciaal, getraind personeel uitgevoerd moet worden, verwijzen wij naar de bijbehorende Werkplaats en Onderdelen handleiding voor uw Niftylift 150T.
1.3
DE 150 TRAILER MOUNT (TM) SERIE Nota nemen dat bij het ter perse gaan alle in deze handleiding opgenomen informatie, afbeeldingen, details en beschrijvingen geldig zijn. Niftylift behoudt zich het recht voor haar producten te verwisselen, veranderen of verbeteren zonder enige verplichting om deze op eerder gefabriceerde machines te installeren. Als u na lezen van deze handleiding nog verdere informatie nodig hebt, aarzel dan niet ons op het dichtstbijzijnde Niftylift kantoor te raadplegen. Niftylift Ltd, Fingle Drive, Stonebridge, Milton Keynes MK13 0ER, Groot Brittannië Tel: +44 (0) 1908 223456
Fax: +44 (0) 1908 312733
De Niftylift 150T Trailer Mount is een uiterst veelzijdige knikgiek hoogwerker van uniek en eenvoudig ontwerp, in staat om twee personen met gereedschap op een hoogte van 14,65m of een reikwijdte van 7,53 m te plaatsen. De giek is via een 400o gemotoriseerd zwenkmechanisme gemonteerd op een compact onderstel met een enkele as. De knikgiek geeft een uitstekende werkenvelop. De grote luchtbanden en het lage gewicht maken de unit licht en eenvoudig manoeuvreerbaar. Een eenvoudig, geheel hydraulisch, proportioneel bedieningssysteem verplaatst het platform soepel en betrouwbaar en biedt zelfs onder de zwaarste milieu omstandigheden maximum betrouwbaarheid. De Niftylift 150T wordt geleverd met hydraulisch bediende stempels zodat hij snel en eenvoudig opgesteld kan worden. Een op elk stempel aangebrachte unieke drukmicroschakelaar verhindert gebruik van de machine voordat alle stempels juist uitgezet zijn. Aanwijzingen voor de hydraulische stempels vindt men in deze bedieningshandleiding. Modellen zijn o.m.: E : D.C. ELEKTROMOTOR AC: AC ELEKTROMOTOR P: BENZINEMOTOR PE: BENZINEMOTOR & ACCU
Dutch– 01/10 Issue 05
3
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies
1.4
4
ALGEMENE SPECIFICATIE KENMERK
150T
MAXIMUM HOOGTE - WERK
14.65m
MAXIMUM HOOGTE - PLATFORM
12.65m
MAXIMUM HOOGTE – TRANSPORT
2.0m
MAXIMUM REIKWIJDTE
7.5m
MAXIMUM BREEDTE – SLEPEN
1.6m
STEMPELSPREIDING (MAX DIEPTE)
3.90m Lang x 3.84m Breed
MAXIMUM LENGTH – TRANSPORT
5.55m
MAXIMUM CAPACITEIT - (EUROPA)
225kg
DRAAICIRKEL
400º
PLATFORM AFM. – L X B
0.7m x 1.4m
BEDIENINSORGANEN
Geheel proportioneel hydraulisch
HYDRAULIEKDRUK
210 Bar
BANDEN
Bi-Energy 185 R14C 8PR 4.5 bar
GRONDSPELING
215mm
BRUTO VOERTUIGGEWICHT(MAX)
1725kg – 1800kg (Afhankelijk van opties)
MAXIMUM GRONDBELASTING
0.038kn/cm2
KRACHTBRON
E (Electrisch) - 4 x 6v 245 AU accu’s P(G)(Benzine) - Honda GX160 motor
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 1.5
KENPLAAT
NIFTYLIFT LTD., FINGLE DRIVE, STONEBRIDGE MILTON KEYNES. MK13 0ER ENGLAND TEL: 01908 223456 FAX: 01908 312733 e-mail:
[email protected] SERIE Nr TYPE BOUWJAAR kg
GEWICHT NOM. BELASTING
PERSONEN
kg
MAXIMAAL VEILIGE WERKBELASTING
kg
MAXIMUM TREKKRACHT
N
MAXIMUM WINDSNELHEID
m/s
MAX. TOELAATBARE HELLING
Deg.
MAXIMUM HYDRAULIEKDRUK
bar
MAXIMUM SPANNING STROOMSTERKTE
V A
ELEC. CCT D
UITGAVE
HYD. CCT D
UITGAVE P18120/01
Deze kenplaat werd tijdens fabricage van elke Niftylift aangebracht op het onderstel. Controleren dat alle secties leesbaar ingevuld zijn.
Dutch– 01/10 Issue 05
5
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 1.6
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING (typisch)
EC DECLARATION OF CONFORMITY MANUFACTURER AND PERSON RESPONSIBLE FOR DOCUMENTATION:
NIFTYLIFT LTD MALCOLM NORTH
ADDRESS:
FINGLE DRIVE, STONEBRIDGE, MILTON KEYNES, MK13 0ER, ENGLAND.
MACHINE TYPE:
MOBILE ELEVATING WORK PLATFORM
MODEL TYPE: SERIAL NUMBER: NOTIFIED BODY:
RWTUV Anlagentechnik GmbH
NOTIFIED BODY NUMBER:
0044
ADDRESS:
POSTFACH 10 32 61 D-45141 ESSEN GERMANY
CERTIFICATE NUMBER: APPLICABLE STANDARDS:
EN 280:2001+A2:2009 DIN EN 60204-1, 2006/42/EC
We hereby declare that the above mentioned machine conforms with the requirements of the Machinery Directive, 2006/42/EC and EMC Directive 2004/108/EC
SIGNED:
NAME:
DATE:
Malcolm North
POSITION:
14th December 2009
Engineering Manager
NOTE: THIS DECLARATION CONFORMS WITH THE REQUIREMENTS OF ANNEX II-1.A OF THE COUNCIL DIRECTIVE 2006/42/EC. ANY MODIFICATIONS TO THE ABOVE MENTIONED MACHINE WILL INVALIDATE THIS DECLARATION, AND THE MACHINE’S APPROVAL.
6
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies
2
Veiligheid
2.1
VERPLICHTE VOORZORGSMAATREGELEN Bij werken met uw Niftylift is uw veiligheid van het grootste belang. Teneinde elke operator opmerkzaam te maken op het belang van alle aspecten van bediening van machines dient men te verzekeren dat deze de betreffende handleiding voor gebruik, onderhoud en service GELEZEN en volledig BEGREPEN heeft. Bij enige twijfel omtrent in uw handleiding besproken punten, uw plaatselijke dealer of Niftylift Ltd. raadplegen. Alvorens elke Niftylift te gebruiken, machine grondig inspecteren op beschadiging of vervorming van alle hoofdcomponenten. Evenzo bedieningssystemen controleren op hydraulieklekkage, beschadigde slangen, kabelfouten of loszittende deksels op electrische delen. Nooit beschadigde of defecte uitrusting gebruiken – alle fouten herstellen alvorens met het platform te werken. Bij enige twijfel uw plaatselijke dealer of Niftylift Ltd (zie vooromslag voor adres) raadplegen. DE FABRIKANT HEEFT GEEN ENKELE INVLOED OP DE TOEPASSING EN GEBRUIK VAN DE MACHINE; OPVOLGEN VAN JUISTE VEILIGHEIDSPRAKTIJKEN IS DAAROM DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE GEBRUIKER EN ZIJN BEDIENINGSPERSONEEL.. NIET BEGRIJPEN EN OPVOLGEN VAN ALLE VEILIGHEIDSREGELS KAN ERNSTIG LETSEL OF DE DOOD TOT GEVOLG HEBBEN.
2.1.1
Alleen getrainde personen zijn bevoegd om de Niftylift te bedienen.
2.1.2
Niftylift altijd bedienen in volledige overeenstemming met de bediening en veiligheid instructies van de fabrikant voor dat model.
2.1.3
Elke dag, vóór gebruik en aan het begin van elke werkperiode moet de Niftylift onderworpen worden aan een visuele inspectie en functietest, m.i.v. maar niet beperkt tot, bedieningsorganen en noodbedieningsorganen, veiligheidsinrichtingen, persoonlijke beschermkleding, m.i.v. valbeveiliging, lekken in perslucht, hydrauliek en brandstof systemen, kabels en kabelbomen, losse of ontbrekende delen, banden en wielen, borden, waarschuwingen, markering van bedieningsorganen en bediening en veiligheid handleidingen, beschermkappen en veiligheidsrail systemen en alle andere door de fabrikant gespecificeerde punten.
2.1.4
Alle problemen of defecten die van invloed zijn op de veiligheid moeten gerepareerd worden voordat het platform in gebruik genomen gaat worden; lees de Onderdelenhandleiding voor onderdeelnummers en informatie vooral met betrekking tot veiligheidscomponenten. Neem bij twijfel contact op met Niftylift Ltd (contactinformatie op pagina 3).
2.1.5
Altijd zorgen dat alle waarschuwingsstickers, instructies, borden, bedieningsorgaan markeringen en veiligheid handleidingen intact en duidelijk leesbaar zijn. Voor eventuele vervanging uw plaatselijke dealer of Niftylift raadplegen. Veiligheid en bediening instructies op zulke stickers altijd opvolgen.
2.1.6
Nooit op enige wijze de bedieningsorganen, veiligheidsinrichtingen, vergrendelingen of enig ander deel van de machine veranderen, modificeren of onklaar maken.
2.1.7
Alvorens de Niftylift te gebruiken en tijdens gebruik moet de gebruiker de ruimte waar hij gebruikt gaat worden controleren op mogelijke gevaren zoals, maar niet beperkt tot, oneven grond, verdiepingen, kuilen, bulten, obstructies, rommel, obstructie op de vloer en boven de machine, hoogspanningsleidingen, wind, weer, onbevoegde personen en eventuele andere gevaarlijke omstandigheden.
Dutch– 01/10 Issue 05
7
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 2.1.8
Nooit de op de stickers en machine kenplaat aangegeven maximale platform capaciteit overschrijden.
2.1.9
Nooit enig deel van de Niftylift binnen 3m van electrische leidingen, geleiders o.i.d. boven 415 volt plaatsen. DEZE MACHINE IS NIET GEÏSOLEERD In geval van twijfel de betreffende autoriteiten raadplegen.
2.1.10
Bij betreden van het platform altijd verzekeren dat de de middelste schuifrail geheel omlaag de juiste “gesloten” stand staat.
2.1.11
Ter bescherming van de operator wordt gebruik van een goedgekeurde veiligheidsgordel met veiligheidslijn, helm en geschikte veiligheidskleding sterk aangeraden. Gordel aan de aangewezen bevestigingspunten op het platform vastmaken tot men het platform op een hoogte van minder dan 400mm boven de grond verlaat. Altijd binnen het platform blijven staan. Nooit proberen uw hoogte of reikwijdte te vergroten door op de platformrailing of enig ander voorwerp te staan en/of te klimmen. UW VOETEN OP DE PLATFORMVLOER HOUDEN. Nooit op de veiligheidof middenrail of giekoverbrenging klimmen, zitten of staan. Gebruik van planken, ladders of ander materieel op de Niftylift om hoger of verder te reiken is verboden.
2.1.12
Om bij eerste instelling het platform op de juiste positie boven de grond te zetten, de organen voor giek en telescoop op het onderstel gebruiken om het platform te positionenren zodat het veilig betreden kan worden. BIJ BETREDEN OF VERLATEN VAN HET PLATFORM MOET DE VLOER BINNEN 400MM VAN DE GROND STAAN. NOOIT IN EN UIT DE KOOI KLIMMEN WANNEER DE GIEK IN TRANSPORTSTAND STAAT.
2.1.13
Platform nooit gebruiken voor heffen van overhangende of volumineuze voorwerpen die de maximum draagcapaciteit overschrijden of voorwerpen meenemen die de windbelasting op het platvorm verhogen (bijv. waarschuwingsborden enz.).
2.1.14
De Niftylift mag niet gebruikt worden wanneer geplaatst op trucks, trailers, spoorwagons, vaartuigen, steigers o.i.d. tenzij hiervoor schriftelijke toestemming door Niftylift Ltd in Groot Brittannië verleend is.
2.1.15
Vóór omlaagzetten en zwenken altijd onder het platform controleren dat de ruimte vrij van personen of obstructies is. Bij zwenken naar ruimten waar verkeer passeren kan voorzichtig te werk gaan. Hekken gebruiken om verkeer te regelen of toegang tot de machine te verhinderen.
2.1.16
Stuntrijden met motorvoertuigen of ravotten op en rond de Niftylift is niet toegestaan.
2.1.17
Bij aanwezigheid van ander bewegend materieel en voertuigen moeten speciale voorzorgsmaatregelen genomen worden om te voldoen aan plaatselijke voor de werkplek uitgevaardigde verordeningen of veiligheidsnormen. Waarschuwingen zoals, maar niet beperkt tot, vlaggen touwafsperringen, zwaailichten en hekken gebruiken.
2.1.18
Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om de gevarenclassificatie van enige bepaalde atmosfeer of locatie te bepalen. Op gevaarlijke locaties gebruikte hoogwerkers moeten goedgekeurd en van het vereiste type zijn (Voor USA ANSI/NFPA 505-1987 raadplegen).
8
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 2.1.19
De operator moet eventuele potentieel gevaarlijke locatie(s) (milieus) die tijdens werken geconstateerd worden onmiddellijk aan zijn supervisor melden.
2.1.20
Als een operator vermoedelijke storing van de Niftylift of enig gevaar of potentieel onveilige toestand m.b.t. capaciteit, bedoeld gebruik of veilig bedrijf constateert, moet hij onmiddellijk werk met de Niftylift stoppen en nadere informatie omtrent veilig bedrijf bij zijn management of eigenaar, dealer of fabrikant inwinnen alvorens verder met de Niftylift te gaan werken.
2.1.21
De operator moet onmiddellijk eventuele problemen of storingen van de Niftylift die tijdens werken geconstateerd worden aan zijn superieuren melden. Eventuele problemen of storingen die de veiligheid van het werk beïnvloeden, moeten alvorens het werk voort te zetten gerepareerd worden.
2.1.22
De giek en platform van de Niftylift mogen niet gebruikt worden om de wielen van de grond te heffen.
2.1.23
De Niftylift mag niet als kraan gebruikt worden.
2.1.24
De Niftylift mag niet tegen een ander voorwerp geplaatst worden om het platform stabiel te houden.
2.1.25
Men dient te zorgen dat touwen, electrische kabels en slangen niet met het platform verward raken.
2.1.26
Accu’s moeten in een goed geventileerde ruimte, vrij van vlammen, vonken of andere gevaren die explosie kunnen veroorzaken geladen worden. Tijdens laden wordt hoog explosief waterstofgas geproduceerd.
2.1.27
Bij controleren van zuurpeil zorgen dat ogen, gelaat, huid en kleding beschermd worden. Accuzuur is uiterst bijtend en veiligheidsbril en –kleding worden aanbevolen.
2.1.28
Wanneer de machine niet in gebruik is, giek altijd in de juiste transportstand zetten. NOOIT DE SLEUTEL IN HET CONTACT LATEN ZITTEN als hij enige tijd achtergelaten moet worden. Bij achterlaten op een helling altijd blokken onder wielen plaatsen.
2.1.29
Als het platform of de hefinstallatie in nevenstaande constructies of andere obstakels gegrepen of verward wordt, zodanig dat omkeren van bedieningshendel het platform niet loszet, moeten alle personen veilig van het platform geëvacueerd worden alvorens te pogen het platform m.b.v. de bediening op de grond vrij te zetten.
2.1.30
Tijdens vullen van de brandstoftanks moet de motor uitgeschakeld zijn. Tanken moet in een goed geventileerde ruimte plaatsvinden, vrij van vlammen, vonken of andere gevaren die brand of explosie kunnen veroorzaken. BENZINE, VLOEIBAAR PROPAAN EN DIESELBRANDSTOFFEN ZIJN BRANDBAAR. NOOIT DE NIFTYLIFT STARTEN ALS U BENZINE, VLOEIBAAR PROPAAN OF DIESELBRANDSTOF KUNT RUIKEN. DEZE BRANDSTOFFEN ZIJN UITERST BRANDBAAR.
2.1.31
De bediener dient gebruik te maken van de geleverde middelen om gebruik door onbevoegden te verhinderen.
2.1.32
Er mag nooit iets worden verwijderd dat de stabiliteit van de machine in gevaar kan brengen, zoals (maar niet beperkt tot) accu's, dekplaten, motoren, banden of ballast
Dutch– 01/10 Issue 05
9
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 2.2
MILIEUBEPERKINGEN Alle Niftylift Trailer Mounts zijn beperkt tot bedrijf zoals hierboven beschreven, en eventuele hellingen moeten m.b.v.de stempels gecompenseerd worden. Tenzij anders geconfigureerd kan de machine slechts voor korte tijd in extreme temperaturen gebruikt worden, bijv. kortere accu cyclustijden bij lage temperaturen in diepvries levensmiddelen magazijnen; koelingbeperkingen bij hoge temperaturen; omdat de olietemperatuur niet buiten –23 t/m + 93° Celsius vallen mag. Langdurig bedrijf in stoffige omgevingen wordt niet aanbevolen; machine moet dan vaak gereinigd worden. Alle stof, aangekoekt zout, overmatige olie of vet moeten verwijderd worden. Sporen van verf of bitumen, speciaal op opschriften of stickers, moeten verwijderd worden. Alle standaard Niftylift machines zijn nominaal geschikt voor een windsnelheid van 12.5 m/s, gelijk aan 45km/u of windkracht 6 op de Beaufort schaal. Nooit proberen met een Niftylift te werken bij windsterkten boven dit limiet, en als de operator in enige twijfel verkeert over de windsnelheid moet hij/zij onmiddellijk alle werkzaamheden staken tot geconstateerd wordt dat de windsnelheid tot een veilige waarde gedaald is.
2.3
LAWAAI EN TRILLINGEN Geluidsvoortplanting door de lucht op de serie 150T machines is niet hoger dan 79dB(A), gemeten op een loodrechte afstand van 4m, onder gelijkwaardige continu A-gewogen geluidsdruk testvoorwaarden. Dit was gebaseerd op een machine met diesel aandrijving, werkend op volgas, en onder belasting. Alle andere modellen tonen aanzienlijk lagere emissies dan deze waarde, afhankelijk van de aandrijving optie. Onder normaal bedrijf overschrijdt het trillingsniveau waar de operator aan blootgesteld is geen gewogen kwadratisch gemiddelde waarde van 2.5 m/s2.
2.4
TESTRAPPORT Alle Niftylift machinemodellen worden blootgesteld aan een uitgebreide 'type test' welke alle werkbelastingscombinaties ('Safe Working Load' (SWL)), overbelasting, windvlaag, inertie en trekkracht nabootst om de verschillende stabiliteitscriteria met betrekking tot de veiligheid te bepalen. Zelfaandrijvende machines worden ook blootgesteld aan trottoirband- en remtesten bij de SWL om te voldoen aan extra ‘slechte situatie’ vereisten. Elke machine wordt dan blootgesteld aan statische overbelastingstesten op een vlakke grond op 150% van de SWL, waarbij de vereisten van EN280 voor elektrisch bediende mobiele liftplateaus (‘Mobile Elevating Work Platforms' (MEWPs)) overschreden worden. Zelfaandrijvende machines worden ook getest bij de maximale werkhoek plus 0,5° met een testlading van 125% van de SWL. Als laatste worden alle machines functioneel getest op 110% van de SWL. Alle veiligheidsapparatuur wordt gecontroleerd om te kijken of deze correct functioneert; functioneringssnelheden worden vergeleken met standaard cijfers en de dynamische functies zorgen ervoor dat alle acceleratie- en vertragingskrachten zich binnen de geaccepteerde grenzen bevinden. Alle defecten die waargenomen zijn, worden verholpen en genoteerd voordat de machine gebruikt mag worden.
10
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies
3
Voorbereiding en Inspectie
3.1
UITPAKKEN Omdat de fabrikant geen directe zeggenschap heeft over verzending of expeditie van een Niftylift is het de verantwoordelijkheid van de dealer en/of eigenaar en/of leaser te verzekeren dat de Niftylift niet tijdens verzending beschadigd was en dat vóór ingebruikname van de hoogwerker door een bevoegd technicus een inspectierapport opgemaakt wordt. 1)
Alle voor bevestiging van de hoogwerker tijdens transport gebruikte touwen, singels en kettingen verwijderen.
2)
Verzekeren dat eventueel gebruikte oprit, perron, of vorkheftruck in staat is om de hoogwerker te ondersteunen of te heffen. .
***Vóór machine in gebruik te nemen, inspectierapport implementeren.
3.2
VOORBEREIDING VOOR GEBRUIK Hoewel op de Niftylift fabriek al het mogelijke gedaan wordt om te verzekeren dat uw machine veilig en gebruiksklaar aankomt, is het nodig vóór ingebruikstelling van de hoogwerker een systematische inspectie uit te voeren. DIT IS GEEN VERZOEK, DIT IS VERPLICHT. Om de gebruiker bij deze taak te helpen hebben wij hierbij een Inspectierapport ingesloten, dat bij ontvangst/aflevering van de machine ingevuld moet worden. Alvorens de gebruiker dit Inspectierapport invult moet hij de inhoud van de Bediening, Veiligheid en Onderhoud Handleiding gelezen en volledig begrepen hebben. WAARSCHUWING – NOOIT EEN POTENTIEEL DEFECTE OF MACHINE MET STORING GEBRUIKEN. EVENTUELE DEFECTEN MOETEN VÓÓR GEBRUIK VAN UW NIFTYLIFT HERSTELD EN GEREPAREERD WORDEN.
Dutch– 01/10 Issue 05
11
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 3.3
VEILIGHEIDSCONTROLES VÓÓR GEBRUIK Alvorens de hoogwerker aan het begin van een werkperiode te gebruiken moet hij aan een visuele inspectie en functionele tests onderworpen worden, m.i.v. maar niet beperkt tot de onderstaande. Het wordt aanbevolen deze periodiek uit te voeren zoals aangegeven op de checklists.
3.3.1
3.3.2
12
DAGELIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLES 1)
Controleren dat alle opschriften (stickers) op hun plaats zitten en leesbaar zijn
2)
Machine visueel op beschadigde of loszittende componenten inspecteren.
3)
Controleren dat alle accu’s opgeladen zijn (waar van toepassing), d.w.z. lader heeft een continu brandende groene verklikker en een knipperende rode.
4)
Brandstofpeil controleren (waar van toepassing).
5)
Controleren dat de kappen/deksels en beschermkappen op hun plaats en vast zitten.
6)
Controleren dat de gieksteun schakelaar werkt (waar van toepassing).
7)
Controleren dat bedieningshendels vastzitten en ongehinderd bediend kunnen worden.
8)
Controleren dat de bedieningsknoppen en noodstopknoppen goed functioneren.
9)
Werking van de noodhandpomp controleren.
10)
Alle hydrauliekslangen en fittingen visueel op beschadiging of lekkage inspecteren.
11)
Werking van stempel alarm controleren.
12)
Controleren dat voetplaten van stempels vastzitten.
13)
Controleren dat platform draaipennen en hun borgbouten vastzitten
14)
Controleer de werking van het kooiweegsysteem (Indien gemonteerd)
WEKELIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLES 1)
Banden en wielen op beschadiging en slijtage inspecteren.
2)
Bandenspanning controleren. 65psi (4,5 bar)
3)
Spatborden op vastzitten en beschadiging controleren.
4)
Zuurpeil en soortelijk gewicht (na laden) en algemene toestand van accu’s controleren.
5)
Hydrauliekoliepeil controleren (ISO Grade 22).
6)
Motorluchtfilter inspecteren en eventueel reinigen of vervangen.
7)
Controleren dat de kogelkoppeling vergrendeling, losbreekkabel/-ketting en steunwiel vastzitten.
8)
Werking en vastzitten van stempel microschakelaars in samenwerking met het alarmsysteem controleren.
9)
Slangroute op beschadiging of ontbrekende onderdelen inspecteren.
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies
3.3.3
3.3.4
Dutch– 01/10 Issue 05
MAANDELIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLES 1)
Motoroliepeil controleren (waar van toepassing).
2)
Wielmoeren controleren (aantrekkoppel 110Nm).
3)
Goede staat, vastzitten en werking van stempels controleren.
4)
Controleren dat zwenkworm vastzit en juist ingrijpt. Reinigen en weer invetten.
5)
Werking en slijtage van remmen controleren.
6)
Motorbrandstoftank op beschadiging en lekkage controleren.
7)
Slijtkussens van telescoppgiek en nylon stiften (waar van toepassing) controleren.
8)
Gehele sleepkoppeling invetten.
9)
Controleer de Nylatron tapeinden rond de telescoopgiek en stel ze zo nodig af.
10)
Voer om de Zes maanden een grondig onderzoek uit in overeenstemming met de ‘Lifting Operation and Lifting Equipment Regulations’ (LOLER) (Regelingen Hefoperatie en Hefapparatuur) 1998, Regeling (9)(3)(a).
JAARLIJKSE VEILIGHEIDSCONTROLE 1)
Controleren dat alle draaipennen en hun borgbouten vastzitten.
2)
Giek en chassis inspecteren op scheurtjes en ernstige roestvorming.
3)
Hydrauliekolie filters vervangen.
4)
Ophanging van elke aseenheid controleren.
5)
Controleren dat de draairing bouten vastzitten (koppel 279Nm).
13
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 3.4
14
BORD, STICKERS & INSTALLATIE ART.
BESCHRIJVING
NUMMER
AANT.
1 2 3 4 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 21 22 23 24 25 26 27 28 29 31 33 34 37 39 40 41 42 43 44 45 48 49 50 51 52 57 58
Dagelijkse veiligheidscontrolelijst Bij hoorbaar alarm Totale storing Korfhekwaarschuwing Koppel instructies Aanhaakpunten Component stabiliteit Bandenspanning 4.57atm Geen opstap Noodhandpomp Wielmoer koppel, 110nm Algemene waarschuwing Hoofdbescherming Serieplaat Algemene mededeling Veilige werkbelasting 225kg Nifty 150T – Grijs Niftylift.Com Hydrauliekbediening – 5 hendels Puntbelasting Stempel waarschuwing Stempelbediening Hydraulische besturing – 4 Hendels Deksel, kooiconsole Onderstel bediening Gevaarlint Accu scheidingsschakelaar Acculader Benzine uit Lawaai waarschuwing 73db Handleiding lezen Overbelasting waarschuwing Noodstop waarschuwing Kooi instap 400 mm Giek ingeklapt waarschuwing Oleivulling waarschuwing Olie vulpeil 50mm sleepkoppeling (Australië) Voetschakelaar Handpletter (Aandrijving met trekkabel) Aandrijving met trekkabel – Inschakelen Aandrijving met trekkabel – Op helling Aandrijving met trekkabel – Vrijzetten Contactdoos acculader 230 v Contactdoos
P16630 P18846 P14782 P18335 P16263 P14883 P19712 P14876 P14785 P17858 P18772 P20334 P14921 P15383 P18867 P17328 P17787 P14390 P18259 P18625 P16262 P16267 P14928 P17522 P17219
1 1 6 1 1 2 1 2 8 1 2 2 1 1 1 1 2 1 1 4 4 1 1/1 1 1 A/R 1 1 1 1 1 2 2 2 2 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1
P18600 P16746 P19055 P17123 P14892 P18852 P16628 P18196 P18202 P18210 P18252 P17970 P16898 P14782 P18890 P18976 P16550 P19699 P17720
Dutch – 01/10 Issue 05
16
13
Dutch– 01/10 Issue 05
13
1
23
45
8
11
3
41
57
25
24
2
42
50
27
51 31
49
29
46
49
39 54 40
23
52
23
56
12
12
9
9
15
18
34
3
58
10
10
47
23
33
18
22
3
4 POSNS 4 POSNS 4 POSNS
44
43
28
48
10
17
7
6
14 21 4 40
39 2
150T Series
28
28
42
19
41
37
7
26
D80901/13
2 x 4 POSNS
2 x 4 POSNS
28
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies
15
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies
3.5
AANTREKKOPPELS
SCHROEF KWALITEIT/MAAT
16
Aantrekkoppel (Nm) 8.8
10.9
M6
(10)
(14)
M8
(25)
(35)
M 10
(49)
(69)
M 12
(86)
(120)
M 14
(135)
(190)
M 16
(210)
(295)
M 18
(290)
(405)
LASTCEL BOUTEN
200Nm
WIELMOEREN
110Nm
ZWENKKRANSBOUTEN
279Nm
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies
4
Bediening
4.1
STUURCIRCUIT COMPONENTEN
4.1.1
STUURPRINT: De stuurprint zit onder de kap en is als PCB (printkaart) ontworpen, en bevat alle relais voor bediening van de machine. Modellen met dezelfde krachtbron hebben dezelfde stuurprinten en bevatten, waar van toepassing, afzonderlijke zekeringen voor de betreffende circuits.
4.1.2
CLAXON: Onder de kap is tevens een claxon aangebracht die met het stempel stuurcircuit vergrendeld is. Dit is het apparaat dat continu hoorbaar wordt als een stempel de grond minder zwaar belast wanneer de giek in bedrijf is, om de operator van deze toestand in te lichten. Hij treedt ook in werking als de bediening sleutelschakelaar op “Platform” staat alvorens de stempels neergelaten zijn.
4.1.3
SCHAKELAARS: Er zijn twee schakelaars: Giekschakelaar – Gemonteerd opzij van de bovenbouw nabij de gieksteun en wordt bediend door contact met sectie 1 Zwenkcentralisatieschakelaar – Gemonteerd aan de onderkant van de bovenbouw en wordt bediend door vallen in een uitsparing in de zwenkafstandsplaat op het onderstel. Deze schakelaars bedienen de wisselfunctie tussen stempels en platform. De stempelfunctie blijft buiten werking totdat al deze schakelaars ingeschakeld zijn en verzekeren dat de giek in transportstand moet staan alvorens de stempels bediend kunnen worden. Deze is op dezelfde wijze aangesloten op het platformbedieningcircuit, zodat als de schakelaars uitgeschakeld zijn (d.w.z. de machine is in gebruik) de stempelsensors ingeschakeld zijn en de operator waarschuwen tegen een eventuele onveilige situatie als een van deze contact met de grond verliest. Deze bedieningsfuncties zijn van groot belang voor de veiligheid van machine en operator, en deze bedieningsfuncties mogen daarom onder geen enkele voorwaarde uitgeschakeld of omzeild worden.
4.1.4
ACCU SCHEIDINGSSCHAKELAAR: Onder de kap zit de rode hendel van deze schakelaar, zodat de machinebesturing en de voedingscircuits van de accu's gescheiden kunnen worden. Onder normale omstandigheden is het voldoende om de machine met de machine (hoofd) sleutelschakelaar uit te schakelen. De accu scheidingsschakelaar hoeft alleen maar gebruikt te worden om de accu aansluitingen voor onderhoud of in geval van kortsluiting lost te maken. Het acculaadcircuit is rechtstreeks op de accuzijde aangesloten zodat laden niet door deze schakelaar beïnvloed wordt.
4.1.5
KRACHTBRON KEUZE: Machines met keuze aan krachtbron zijn uitgerust met een ‘instinctief’ circuit voor kiezen van krachtbron. Door indrukken van de groene knop wordt automatisch accubedrijf gekozen. De benzinemotor kan gestart worden met de tweestanden START/STOP schakelaar op het platform, waarna de machine automatisch via een stromingsschakelaar in het hydrauliekcircuit op de benzinemotor overgeschakeld wordt. Motor stoppen door de tweestandenschakelaat op STOP te zettenen bij drukken op de groene knp gaat de machine terug naar accubedrijf. De benzinemotor wordt gestart door de schakelaar op de motor, onder de motorkap, te draaien.
4.1.6
BENZINEMOTOR: Gewoonlijk een Honda GX 160 motor, beschreven in de onderhoudssectie van de werkplaatshandleiding, die een eenhuizige pomp met direct daarop gemonteerde stortklep aandrijft.
Dutch– 01/10 Issue 05
17
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 4.2
INSTELPROCEDURES ONJUIST GEBRUIK VAN DE STEMPELS KAN DE DOOD OF ERNSTIG LETSEL VEROORZAKEN. ALLE MODELLEN 1)
Alle veiligheidsmaatregelen en bedieningsinstructies in de bediening en veiligheid handleiding en op de waarschuwingsstickers van de machine lezen en in hun geheel opvolgen.
2)
Niftylift op stevige grond plaatsen en rekening houden met het bereik van de giek zodat bij obstakels daarboven of verplaatsen mogelijke gevaren zoals, maar niet beperkt tot, electriciteitskabels, telefoonleidingen, riolen, inspectieputten enz. veilig vermeden kunnen worden.
3)
HANDREM AANLEGGEN: Wielen blokkeren en ruimte afsluiten m.b.v. kegels, hekken en vlaggen.
4)
Op flauwe hellingen kan de machine m.b.v. de stempels vlakgesteld worden, zonodig onder gebruik van geschikte onderlegplaten voor steun van de heuvelafwaartse vijzels. Platform uitsluitend omhoog zetten als onderstel tot binnen één graad van waterpas vlakgesteld kan worden.
5)
Bij enige twijfel over de draagcapaciteit van de grond mag de machine NIET gebruikt worden.
6)
Controleren dat alle noodstopknoppen uitgeschakeld zijn (d.w.z. door hen geheel in de richting van de pijl te draaien).
7)
Controleren dat de sleutel op het grondbedieningstation op “ON” staat (d.w.z. rechtsom).
8)
De voedingshendel van het stempelbedieningstation de voedingshendel rechts indrukken en vasthouden. Dit activeert de voeding en schakelt de hydrauliekstroom naar de stempels om deze in te stellen. Dan m.b.v de betreffende bedieningshendel met instellen beginnen. N.B.: Als de giek niet op de gieksteun rust is er geen voeding beschikbaar.
9)
M.b.v de vier stempel bedieningshendels, elk stempel op stevige, vlakke gond neerlaten en het onderstel van de machine waterpas zetten; hierbij verzekeren dat elke poot , met de wielen van de grond af, hetzelfde gewicht ondersteunt. Beginnen met de twee voorste stempels om gevaar van beschadiging van het steunwiel te verminderen.
10)
M.b.v. het waterpas naast het stempel bedieningstation controleren dat het onderstel vlak staat.
11)
De giek kan nu vanaf de grond bediend worden door de groene stroom knop in te drukken en vast te houden. N.B.: Als het claxon alarm hoorbaar wordt, controleren dat alle stempels omlaag staan an alle voetplaten belast zijn.
12)
Alvorens de stempels op enige wijze bij te stellen, omhoog te zetten, in te trekken of te verplaatsen, altijd de giek geheel omlaag zetten.
13)
Nooit een enkele van de veiligheidscircuits op de Niftylift veranderen, modificeren of blokkeren. DEZE MACHINE IS NIET ELECTRISCH GEÏSOLEERD. NOOIT WERKEN BINNEN 3M VAN LUCHTKABELS ONDER EEN SPANNING VAN MEER DAN 415 VOLT
18
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 4.3
BEDIENING OP DE GROND VÓÓR BEDRIJF ALTIJD MOTOR LATEN WARMLOPEN.
4.3.1
INSTRUCTIES VOOR BEDIENING OP DE GROND ALLE MODELLEN 1)
Alvorens enige functie te bedienen, onder, boven en rond het platform controleren op eventuele obstructies of gevaren.
2)
Contoleren dat rode noodstoppen omhoog staan.
3)
Sleutelschakelaar op grondbedieningstation op “ON” draaien (d.w.z. rechtsom)
4)
Voor electrische modellen met accuvoeding, ga naar stap 11.
MODELLEN MET BENZINEMOTOR OF TWEE KRACHTBRONNEN 5)
Hoofdmotor contactschakelaar opzij van de kap door “ON”, heen naar de “ST” (start) stand draaien en de motor slaat aan.
6)
Ga naar stap 11).. N.B.: Tenzij de benzinemotor draait, wordt de 150T automatisch op de hoofdkrachtbron geschakeld (gewoonlijk accu’s).
BENZINEMOTOR OF BENZINE/ELECTRISCHE MODELLEN 7)
Voor koude motor start, ga naar stap 8) of voor warme motor start naar stap 9).
8)
KOUDE MOTOR: - motor brandstofkraan op “ON” draaien en choke hendel bedienen. Hoofdmotor contactschakelaar door “ON”, heen naar de “ST” (start) stand draaien en de motor slaat aan. Na starten van de motor choke hendel op zijn normale bedrijfsstand terugzetten
9)
WARME MOTOR: - motor brandstofkraan op “ON” draaien en hoofdmotor contactschakelaar door “ON”, heen naar de “ST” (start) stand draaien en de motor slaat aan.
10)
Ga naar stap 11). N.B.: Tenzij de benzinemotor draait, wordt de 150T automatisch op de hoofdkrachtbron geschakeld (gewoonlijk accu’s).
ALLE MODELLEN 11)
Groene stroom knop indrukken en vasthouden.
12)
Giekfunctie kiezen en hendels bedienen zoals aangegeven in Bediening en Veiligheid Handleiding van de fabriek.
13)
Wanneer machine niet in gebruik is, terugzetten op transportstand, alle stempels omhoog zetten en intrekken, sleutelschakelaar op “OFF” zetten, (d.w.z. linksom), sleutel uitnemen en wielen blokkeren.
PROCEDURES IN GEVAL VAN NOOD
Dutch– 01/10 Issue 05
1)
Rode noodstop indrukken om alle functies uit te schakelen
2)
M.b.v. handpomp (onder de kap van de bediening) aandrijfkracht leveren en machine op de normale wijze m.b.v. de hendels (platform of onderstel) manoeuvreren.
19
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies GIEKFUNCTIES 1)
Groene stroom knop indrukken en vasthouden.
1
2)
2
3
4
Hendel 1, 2, 3 of 4 voor gewenste giekfunctie kiezen.
1 Bedient telescoop
OMHOOG voor uit
OMLAAG voor in
2 Bedient ondergiek
OMHOOG voor omhoog
OMLAAG voor omlaag
3 Bedient bovengiek
OMHOOG voor omhoog
OMLAAG voor omlaag
4 Bedient zwenkfunctie
OMHOOG voor rechts
OMLAAG voor links
ALTIJD VERZEKEREN DAT HOOGWERKER OP STEVIGE GROND STAAT EN DE RUIMTE BOVEN DE MACHINE VRIJ VAN OBSTRUCTIE IS. INDRUKKEN VAN DE RODE STOPKNOP SCHAKELT DE MOTOR EN HET ELECTRISCH CIRCUIT UIT EN VERHINDERT BEDIENING VAN ALLE FUNCTIES.
20
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 4.4
BEDIENING OP PLATFORM NOOIT DE NIFTYLIFT STARTEN ALS U BENZINE, VLOEIBAAR PROPAAN OF DIESELBRANDSTOF KUNT RUIKEN. dEZE BRANDSTOFFEN ZIJN UITERST BRANDBAAR. ALVORENS DE TE BEDIENEN VERZEKEREN DAT ELKE OPERATOR DE BEDIENING HANDLEIDING GELEZEN EN GEHEEL BEGREPEN HEEFT. DOET HIJ DIT NIET KAN DIT TOT DE DOOD OF ERNSTIG LETSEL LEIDEN. ***VOOR KOUDE START PROCEDURES ZIE SECTIE 4.3.1*** VÓÓR BEDRIJF ALTIJD MOTOR LATEN WARMLOPEN.
4.4.1
PLATFORM BEDIENING ALLE MODELLEN 1)
NOOIT maximum platform capaciteit overschrijden.
2)
Alvorens enige functie te bedienen, onder, boven en rond het platform controleren op eventuele obstructies of gevaren.
3)
Controleren dat alle rode noodstoppen omhoog staan.
4)
Sleutel uit grondbediening station nemen (sleutel linksom draaien) en sleutel in platformbediening station zetten en op “ON” schakelen (rechtsom)
5)
Voor accumodellen ga naar stap 11).
ALLEEN BENZINEMOTOR OF BENZINE/ELECTRISCHE MODELLEN 6)
Controleren dat de brandstofkraan op “ON” staat en dat de hoofdmotor contactschakelaar op “ON” staat. De “Motor Start” schakelaar op de platform bedieningskast rechtsom draaien en de motor stlaat aan.
7)
N.B.: Tenzij de benzinemotor draait. wordt de 150T automatisch op de primaire krachtbron geschakeld (gewoonlijk accu).
8)
Als de motor te koud is om vanaf het platform gestart te worden, proberen hem te starten vanaf de grondbediening in sectie 8) van de grondbediening sectie (4.3.1).
ALLE MODELEN 9)
Groene stroom knop indrukken en vasthouden
10)
Gewenste giekfunctie kiezen en hendels bedienen zoals aangegeven in Bediening en Veiligheid Handleiding van de fabriek.
11)
Wanneer machine niet in gebruik is, terugzetten op transportstand, alle stempels omhoog zetten en intrekken, sleutel op “OFF” zetten (linksom), sleutel uitnemen en wielen blokkeren.
PROCEDURES IN GEVAL VAN NOOD
Dutch– 01/10 Issue 05
1)
Rode noodstop indrukken om alle functies uit te schakelen
2)
M.b.v. handpomp (onder de kap van de bediening) aandrijfkracht leveren en machine op de normale wijze m.b.v. de hendels (platform of onderstel) manoeuvreren.
21
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies PLATFORM BEDIENING STATION
+ -
(MODEL MET TWEE KRACHTBRONNEN)
P17522/04
GIEKFUNCTIES 1)
Groene stroom knop indrukken en vasthouden.
1
2)
22
2
3
4
5
Hendel 1, 2, 3, 4 of 5 kiezen voor gewenste functie. 1 Bedient platform vlakstelling
VOORUIT voor voorzijde
ACHTERHUIT voor achter
2 Bedient telescoop
OMHOOG voor uit
OMLAAG voor in
3 Bedient ondergiek
OMHOOG voor omhoog
OMLAAG voor omlaag
4 Bedient bovengiek
OMHOOG voor omhoog
OMLAAG voor omlaag
5 Bedient zwenkfunctie
OMHOOG voor rechts
OMLAAG voor links
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 4.5
KORFWEEGSYSTEEM
4.5.1
BELASTINGSCELVERSIE De Niftylift 150T is uitgerust met een elektronische belastingscel. Deze belastingscel is een momentonafhankelijk, redundant ontwerp. Dit betekent dat onafhankelijk van de belastingspositie in de korf van de machine, de feitelijke belasting wordt gemeten en indien vooraf bepaalde limietwaarden worden overschreden, waarschuwingen zullen worden geactiveerd. “Redundant ontwerp” betekent dat het belastingscelontwerp dubbele kanalen omvat die elkaar controleren. Het ontwerp van de eenheid voldoet aan de vereisten van zowel EN280 als EN954-1 klasse III.
4.5.2
KALIBRATIE, INSPECTIE EN ONDERHOUD Voor kalibratie, onderhoud en reparatie van de Niftylift 150T kooibelastingscel heeft men vakkennis en speciale apparatuur nodig. Om die reden kan geen enkel onderdeel van het Niftylift 150T kooiweegsysteem aangepast, gerepareerd of geïnspecteerd worden door de operator. Alle vragen met betrekking tot kalibratie, inspectie of onderhoud dienen gericht te worden aan Niftylift of een van hun goedgekeurde dealers. Contactgegevens worden vermeld in Paragraaf 1.3.
Dutch– 01/10 Issue 05
23
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 4.6
ACCU'S EN OPLADEN ACCU’S MOETEN GELADEN WORDEN IN EEN GOED-GEVENTILEERDE RUIMTE VRIJ VAN VLAMMEN, VONKEN OF ANDERE GEVAREN DIE EEN EXPLOSIE KUNNEN VEROORZAKEN. TIJDENS HET LAADPROCES WORDT ZEER EXPLOSIEF WATERSTOFGAS GEPRODUCEERD. 1)
Laad accu’s aan het einde van elke werkdag of ploegendienst. (N.B.: Het volledig laden van accu’s vanaf helemaal leeg duurt ca. 12 uur, dit bestaat uit 8 uur bulkladen plus 4 uur egalisatie).
2)
Sluit de lader aan op een geschikte stroomvoorziening, 240 volt of 110 volt AC (zie Laadbeperkingen). (N.B.: Bij gebruik van 240 V wordt het gebruik van een geschikte aardlekstroomonderbreker (ELCB) of Reststroomvoorziening (RCD) op het voedingspunt sterk aanbevolen.)
3)
Let op de meegeleverde indicators: TRANSFORMATOR OPLADER Rood Licht – Accu’s worden geladen. Pulserend Groen licht – de lading egaliseert. Constant Groen licht en pulserend Rood licht – de accu’s zijn volledig geladen. DIGITALE OPLADER Knipperend groen 50% LED – de batterijen worden opgeladen tussen de 0 en 50% van hun capaciteit. Constant groen 50% LED en knipperend groen 75% LED – de batterijen worden opgeladen tussen de 50% en 75% van hun capaciteit. Constant groen 50% en 75% LED’s en knipperend groen 100% LED – de batterijen worden opgeladen tussen de 75% en 100% van hun capaciteit. Constant groen 50%, 75% en 100% LED’s – de batterijen zijn volledig opgeladen. Rode gel lamp – alleen van toepassing op afgesloten batterijen. WANNEER DE TRANSFORMATOR-OPLADER GEBRUIKT WORDT MOGEN DE BATTERIJEN NOOIT LANGER OPGELADEN WORDEN DAN 24 UUR!
4)
ONTKOPPEL VAN STROOMVOORZIENING NADAT DE ACCU’S VOLLEDIG ZIJN GELADEN. Men kan de machine nu gewoon laten staan, maar in het geval dat de machine gedurende lange perioden niet wordt gebruikt, wordt een ‘bijvul’ lading om de 4 weken gedurende 4 tot 6 uur aanbevolen. Een ‘bijvul’ lading op de dag voor gebruik garandeert een volledige werkdag van de machine. EEN MACHINE MAG IN GEEN GEVAL VOLLEDIG ONTLADEN BLIJVEN STAAN DAAR DIT ERNSTIGE SCHADE AAN DE ACCU KAN VEROORZAKEN IN EEN RELATIEF KORTE TIJD.
24
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 5)
Ter vermijding van beschadiging van een lader, loskoppelen van de netstroomvoorziening alvorens de machine te gebruiken.
N.B.: 1) Wanneer de oplader verbonden is met het stopcontact kort nadat het de volledige oplaadcyclus doorlopen heeft, dan kan het rode indicatielampje branden op het transformatortype ondanks het feit dat de batterijen volledig opgeladen zijn. Anderzijds kan de digitale oplader een groen 50% lampje laten branden direct gevolgd door de groene 75% lamp. 2)
Sommige Niftylifts zijn uitgerust met een Accu-onderhoudssysteem, dat de conditie van de accu’s voortdurend bewaakt. Wanneer de accu’s leeg raken tot 20% van hun vermogen zal het onderhoudssysteem beginnen met het "uitschakelen" van de hydraulische stroomconverters. Hierdoor zal het rij-/giekbedieningssysteem afwisselend stoppen en starten, om de operator te waarschuwen dat opladen noodzakelijk is. Er is echter voldoende vermogen aanwezig om de operator langzaam naar het dichtstbijzijnde laadpunt te laten rijden.
Wanneer de operator het begin van de waarschuwing voor batterij bijna leeg negeert, zal het "uitschakelen" van de motoren doorgaan tot de machine is uitgeschakeld. De accu dient onmiddellijk geladen te worden. LAADBEPERKINGEN Transformator oplader: - Bij gebruik van een 110 V voeding zullen de acculaadtijden iets toenemen ten opzichte van een 240 V voeding. Dit komt doordat de verbinding van de primaire spoelen in parallel zijn, waardoor de transformator alleen 220 V kan zien. Op dezelfde manier zal de capaciteit van de 110 V voeding de beschikbare invoerstroom bepalen; vandaar dat een kleine handtransformator de acculader niet efficiënt zal laten werken, daarom: - zullen de laadtijden verder toenemen als gevolg van invoerbeperkingen. Digitale oplader: - De capaciteit van de 110V dient geschikt te zijn voor 2kW (18A); daarom dus zal een transformator van klein gereedschap niet functioneren op de batterij-oplader. Digitale oplader defecten display LED-status
Defect
Waarschu wing
Beschrijving
3 groene LEDs knipperen één keer gelijktijdig.
Uitvoer is open of kortgesloten, uitvoerspanning is te hoog of de uitvoerterminals zijn omgekeerd.
3 groene LEDs knipperen twee keer gelijktijdig.
Invoerspanning niet binnen bereik.
3 groene LEDs knipperen drie keer gelijktijdig.
De interne temperatuurgrens van de oplader is overschreden. Zal automatisch opnieuw start zodra de temperatuur weer normaal wordt.
3 groene LEDs knipperen vier keer gelijktijdig.
Uitvoerspanningsgrens overschreden.
Groen 100% LED knippert
De 18 uur- timer heeft de oplader uitgeschakeld i.v.m. een probleem bij de batterij.
Opmerking: Wanneer er zich een fout voordoet zal de oplader een alarm doen afgaan. Bovendien zal, als de fout opgelost wordt, de oplader automatisch opnieuw starten.
Dutch– 01/10 Issue 05
25
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies Men dient ook te letten op het gebruik van verlengkabels als stroomsnoeren. Excessief lange kabels van de stroomvoorziening naar de acculader zal resulteren in significante spanningsdaling, hetgeen leidt tot een vermindering van de efficiëntie in de laadapparaten. Daarnaast zullen kabels van een inadequaat formaat een beperkend effect hebben op hun stroomdragende capaciteit, die weer zal leiden tot een vermindering van de efficiëntie van de laadapparaten. Deze kunnen allebei resulteren in oververhitting van de kabel met het daarmee gepaard gaande risico van brand, kortsluiting of beschadiging van de componenten zelf. Voor de lader is een minimale accuspanning van 4,5 volt per accu nodig (voor twee accu’s in totaal 9 volt, voor 4 accu’s 19 volt, voor 8 accu’s 38 volt). Wanneer de spanning zich onder deze waarden bevindt, zal de lader niet functioneren (De transformator oplader detecteert de batterijen niet die opgeladen moeten worden.) Wanneer de accu’s in zo’n slechte toestand zijn geraakt, zullen zij uit de machine verwijderd moeten worden en individueel geladen moeten worden met een onafhankelijke lader tot de optimale spanning is bereikt. Dit kan het best worden uitgevoerd bij zeer lage stroom om de accu’s te ‘herstellen’ wanneer sulfatie reeds is gestart d.w.z. een ‘druppel’ lader. Dit kan een aantal uren, mogelijk dagen, duren. Zorgvuldig observeren van het stijgen van de accuspanning zal aangeven wanneer het herstel is bereikt. BIJVULLEN In de loop van normaal bedrijf dienen de accu’s tenminste eens per veertien dagen te worden geïnspecteerd om het elektrolytpeil te controleren. Tijdens het einde van het laden vindt gasvorming plaats, hetgeen een lichte vermindering in het zuurvolume in de accu zal veroorzaken. Dit kan naar behoefte worden bijgevuld met gede-ioniseerd water. Tijdens deze inspectie is het nuttig elke onevenwichtigheid in de vloeistofniveaus te noteren. Eén indicatie van een defecte cel zou een toename in het verlies van accuzuur zijn, waardoor die cel of cellen vaker moeten worden bijgevuld. Door defecte cellen kan bovenmatig veel waterstof vrijkomen, zelfs tijdens normaal werken, met als gevolg daarvan bij ontsteking een hoger explosiegevaar. Alle defecte accu’s dienen zo snel mogelijk vervangen te worden door een even grote en gelijke eenheid. Opmerking: BATTERIJEN BEVATTEN ZUUR, draag daarom: - veiligheidsbril en -handschoenen (Geschikte PPE) MOET gedragen worden bij het uitvoeren van deze controles.
26
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 4.7
TRANSPORT, SLEPEN, OPSLAG EN AAN HET WERK GAAN
4.7.1
TRANSPORT Wanneer een werkplatform verplaatst moet worden over een langere afstand, ongeacht of de machine op een oplegger, voertuig is geplaatst, zelf rijdt of op rupsbanden rijdt, dient de volgende procedure gelezen te worden alvorens transportbanden aan de machine worden bevestigd. Dwarsbelasting is de grootste oorzaak van problemen, daar de belastingsmethode niet langer onder de controle van ons personeel is. De aanbevelingen die hierin worden gedaan dienen vervolgens zodanig te worden doorgegeven aan volgende transporteurs dat de volledige reis zonder incidenten wordt uitgevoerd.
Dutch– 01/10 Issue 05
•
Controleer altijd of de vrachtwagen of oplegger waarop u de Niftylift laadt of waarmee u hem trekt, hem volgens de voorschriften kan dragen.
•
Wanneer met behulp van een kraan wordt geladen is het gebruik van kettingen en een dwarsbalk met voldoende vermogen, met vier pootstroppen rond aangegeven stroppunten op de basis VERPLICHT.
•
Bij het laden of lossen vanaf de zijkant van het voertuig wordt het gebruik van de vorkheftruckzakken om een van de vorken vast te houden aangeraden. (Indien gemonteerd). Spreid de vorken tot hun breedste capaciteit, waarbij rekening wordt gehouden met de aan de machine gemonteerde componenten. De hele machine nooit met behulp van een vorkheftruck of kraan onder de gieken heffen, altijd onder de ruggengraat of onder de uiteinden van de asmontages heffen in geval van een zelfrijdende eenheid. Controleer of de vorkheftruck over voldoende vermogen beschikt om de lading te dragen. Wanneer de machine is voorzien van aandrijving met trekkabel, dient deze te worden ingeschakeld (als beschreven in stap 1 tot 5 van paragraaf 4.7.2) met de aandrijftrommels in contact met de banden. Toegang tot de vorkzakken is nu mogelijk met behulp van een geschikte vorkheftruck die de band zal omspannen en door de vorkzak past. N.B.: Een grote vorkheftruck is niet geschikt daar de bredere vorken de volledige breedte van de vorkzak nodig hebben. Pas op dat de remkabels die onder de basis van de machine lopen niet worden beschadigd.
•
Zodra hij op de transportwagen is geplaatst dienen ratelbanden te worden gebruikt om de machine vast te zetten. Leid de band over de ogen in de bodem van alle vier de huizen van de uitstekende draagbalken aan de basis en zet vast aan de transportwagen. De machine dient zodanig te worden geplaatst dat gemakkelijke toegang rond de machine tijdens het transport mogelijk is en om zeker te stellen dat de machine als gevolg van ‘kruip’ tijdens transport niet in contact komt met andere vervoerde goederen of de container zelf. Er kan enige beweging van de machineconstructie zijn tijdens transport, hetgeen zou kunnen leiden tot frictie of andere beschadiging.
•
Wanneer de machine is voorzien van een transporthulpmiddel zoals een giekklem enz., dient deze stevig te worden vastgezet.
•
Zet gieken zorgvuldig vast om zijwaartse beweging te voorkomen. Bij gebruik van banden of kettingen, dient adequate verpakking te worden aangebracht om beschadiging van constructie en lak te voorkomen. Men dient voldoende rekening te houden met de speling van de banden of kettingen.
•
Wanneer een machine specifieke punten voor bevestiging, heffen of vorken heeft, kunnen deze worden gebruikt voor vastsjorren. Wanneer deze niet aanwezig zijn, kan de basisstructuur van het platform worden gebruikt, waarbij rekening wordt gehouden met ontwerp en functie van de 27
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies geboden gebieden. Gebruik waar mogelijk de ruggengraat van de machine of asmontages waarop de bevestigingskrachten kunnen worden uitgeoefend. Het gebruik van een enkele plaat, zoals een draag of stabilisatiesteunplaat kan geschikt zijn. Wanneer de component duidelijk niet was ontworpen voor het plaatsen van een zijlading, dient hij niet gebruikt te worden. Er mogen in geen geval banden of kettingen over gieken of door de kooidraagconstructie of de kooi zelf worden aangebracht. De relatieve sterkte van de draagstructuur is niet bevorderlijk voor de massieve krachten die door ratelkettingen of stroppen kunnen worden uitgeoefend. Er kan zware schade ontstaan aan het staalwerk, evenals vervorming van kwetsbare mechanismen zoals kooiweegassemblages, waardoor zij nutteloos zouden worden. Dergelijke rampzalige schade aan, bijvoorbeeld, een elektronische laadcel zou ertoe leiden dat de component vervangen moet worden voor de machine zou kunnen functioneren.
4.7.2
SLEPEN VERZEKEREN DAT DE GIEK VÓÓR TRANSPORT GEHEEL NEERGELATEN EN VASTGEZET IS. DE MAXIMUM AANBEVOLEN SLEEPSNELHEID VAN EEN NIFTYLIFT IS 72 KM/U MET EEN VOERTUIG DAT AAN ALLE WEGVERKEERSVOORSCHRIFTEN VOLDOET. TE HOGE SNELHEID KAN DE DOOD OF ERNSTIG LETSEL TOT GEVOLG HEBBEN. Voor maximale veiligheid wordt aanbevolen de maximum sleepsnelheid van 96km/u te onderhouden, of lager waar de maximaal toegestane snelheid lager is. Onder andere dan ideale omstandigheden wordt aanbevolen de snelheid nog verder te reduceren om uw voertuig en trailer geheel onder controle te houden. Het belang van de geschiktheid van uw sleepvoertuig kan niet genoeg benadrukt worden. De technische gegevens over elk model geven u de aanbevolen bruto voertuig gewichten of maximum combinatie gewicht, die geen van beide overschreden mogen worden. ALVORENS TE PROBEREN SLEEPVOERTUIG EN TRAILER VAST OF LOS TE KOPPELEN MOETEN BEIDE OP VLAKKE GROND GEPLAATST WORDEN Koppel instructies 1)
Trekker op hendelmechanisme indrukken en hendel omhoog en vooruit heffen.
2)
Geopende koppelkop op de trekkogel plaatsen en licht omlaag duwen. De kop wordt automatisch op de kogel vergrendeld.
3)
Zorgen dat de trekker naar zijn vrije stand is teruggekeerd en dat de koppelkop stevig op de kogel zit alvorens met slepen te beginnen.
4)
De losbreekkabel/-ketting aan de trekstang van het sleepvoertuig bevestigen – niet aan de kogel zelf.
5)
De verlichtingstekker op het voertuig aansluiten en controleren dat de verlichting functioneert
6)
Steunwiel in de rijstand omhoog zetten en voor transport vastmaken.
Ontkoppeling Instructies
28
1)
Trailer handrem aanleggen en wielen blokkeren.
2)
Steunwiel op de grond neerlaten. Losbreekkabel/-ketting en verlichtingstekker losmaken.
3)
Hendel bedienen door trekker in te drukken en koppelingkop met de hand van de trekkogel af te heffen, of het telescopische steunwiel voor hetzelfde doel omlaag schroeven. Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies Bediening van handrem
4.7.3
1)
Voor bedienen van de trailer parkeerrem, handremhendel omhoog en achteruit trekken. Het veerbelaste mechanisme grijpt in en blijft in de ingestelde stand staan tot het verzet wordt.
2)
Voor loszetten van de parkeerrem, handremhendel stevig vastgrijpen en omhoog trekken, De pal loszetknop op het einde van de hendel indrukken en de hendel in horizontale stand terugzetten. De handremhendel voorzichtig bedienen vanwege de bij vastzetten van het palmechanisme optredende krachten.
HIJSEN 1)
Houd rekening met alle beperkingen met betrekking tot hierboven onder ‘Transport’ vermelde banden en kettingen. (4.7.1)
2)
Pas bij gebruik van de aangegeven hefpunten nooit een ‘grijp’ belasting toe, d.w.z. hef langzaam om de last te nemen vóór hij omhoog komt. Laat de machine ook niet vallen bij het plaatsen na het heffen.
3)
Gebruik, wanneer de machine met een kraan opgehesen moet worden, de aangegeven hefpunten en houdt u aan de aanbevelingen met betrekking tot dwarsbalken. Individuele tekeningen zijn op verzoek voor elk machinetype verkrijgbaar. (Zie onderstaande lijst.) D80904 D81193 D80541 D80905 D81273 D80906 D80939
4.7.4
90 120M 120T/H 140H 150T 170H 210TM
OPSLAG Als de machine langdurig zonder te gebruiken opgeslagen wordt, moet hij grondig op de volgende punten geïnspecteerd worden:
Dutch– 01/10 Issue 05
1)
Alle lagers/glijbanen, wormaandrijvingen enz. invetten.
2)
Accu’s controleren op zuurpeil, laadtoestand, beschadiging, vuil enz. Nooit langdurig ongeladen bewaren. Als de machine voor een aanzienlijke periode niet gebruikt gaat worden, kan het ladingpeil door af en toe bij te laden vereffend worden.
3)
De accu scheidingsschakelaar op OFF zetten om te verhinderen dat de accu’s door lekstroom ontladen worden.
4)
Als de machine op een helling staat, wielen blokkeren om verschuiven te verhinderen.
5)
Als de machine buiten of in een agressieve omgeving moet blijven staan, tegen verslechtering met een weerbestendig dekzeil bedekken.
29
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 4.7.5
IN BEDRIJF STELLEN Aan het begin van elke werkdag en het begin van elke werkperiode moet de hoogwerker visueel geïnspecteerd worden en moeten de functies gecontroleerd worden, inclusief, maar niet beperkt tot, de volgende punten: 1)
Controleer of de smering met vet, olie, enz. op alle smeerpunten toereikend is.
2)
Inspecteer of alle schroefdraden gemakkelijk te gebruiken zijn, i.h.b. afdalingskleppen, remterugtrekklep, enz.
3)
Controleer het oliepeil en de hoeveelheid olie. Verwijder alle verontreiniging, water, enz.
4)
Controleer de elektrolyt van de accu's en de oplading.
5)
Controleer het elektrisch systeem en de isolatie op beschadiging.
6)
Gebruik de grondbedieningsfuncties en doorloop alle functies van de machine in overeenstemming met de instructies voor de bediening. Alle defecten moeten worden verholpen.
7)
Controleer of alle veiligheidssystemen en -functies werken in overstemming met de instructies.
8)
Voer zo nodig een lastproef uit om de stabiliteit van de machine vast te stellen alvorens de machine in bedrijf te stellen.
9)
Na voltooiing van een langdurig transport over de weg, moet de machine mogelijk extra worden geïnspecteerd om transportproblemen te identificeren, waardoor de machine onveilig zou kunnen zijn. Voer voorafgaand aan levering een inspectie uit op de eenheid alvorens hij in gebruik wordt genomen. Noteer alle gevonden problemen en verhelp ze onmiddellijk.
10)
Wanneer hij gedurende langere tijd zonder onderhoud heeft gestaan zal de druk waarschijnlijk verdwenen zijn uit de hydraulische korfvlakstelling. De normale werking gaat dan verloren, met een merkbare vertraging in de voor- of achterwaartse beweging terwijl de giek in beweging is. Om de normale functie te herstellen moet de korf volledige voor- en achteruit worden genivelleerd met behulp van de korfvlakstellingshendel terwijl er niemand in de korf staat (d.w.z. terwijl de bediener naast de zijkant van de korf staat terwijl hij tegelijkertijd de hendel en de groene knop bedient om de korf te verplaatsen). Pas op dat u niet bekneld raakt tussen de bewegende korf en een vast voorwerp en zorg ervoor dat de mensen om u heen uit de buurt zijn van de bewegende korf. Wanneer het systeem in beide richtingen is geladen, dient de korfvlakstellingsfunctie hersteld te worden. Wanneer het systeem werkt maar in een van de richtingen ‘stotend’ is, wijst dit op lucht in het systeem. Herhaal de hierboven beschreven procedure tot de bewegingen soepel en ononderbroken zijn. Neem bij twijfel contact op met onze Service-afdeling voor verder advies.
Niftylift Limited is niet aansprakelijk voor schade voor derden veroorzaakt tijdens het transport. Zorgvuldige aandacht voor correcte procedures zal veel van de kleine dingen die tijdens transport kunnen gebeuren, voorkomen. Verhelpen is vaak kostbaar en tijdrovend. Een machine die defect op de werkplek aankomt is een slechte reclame voor ons product, de reputatie van de onderneming en die van onze dealers en cliënten. De verantwoordelijkheid voor het veilige en onbeschadigde transport berust bij de transporteur of zijn vertegenwoordigers.
30
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 4.8
PLAATSINGSSYSTEEM MET AANDRIJVING MET TREKKABEL
4.8.1
BESCHRIJVING Een plaatsingsysteem met aandrijving met trekkabel is een optie voor de meeste op een oplegger gemonteerde machines. Het systeem wordt gebruikt voor het positioneren van de oplegger in de werklocatie en als hulpmiddel bij het koppelen van de oplegger aan het trekvoertuig. Het systeem is voor gebruik op vlakke horizontale grond en mag niet worden gebruikt om hellingen op of af te gaan in een hoek van meer dan 10% (5,7˚) daar dit kan leiden tot ernstig letsel. Wanneer de machine omhoog of omlaag over een helling van meer dan 10% moet worden verplaatst, dient in plaats daarvan een geschikt trekvoertuig te worden gebruikt. Het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel wordt hydraulisch aangedreven en bekrachtigd door het krachtsysteem van de machine. De toerentallen van de aandrijving en het klimvermogen zijn daarom afhankelijk van de beschikbare kracht van de machine. De ineengrijping van het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel is ook hydraulisch en wordt geregeld met behulp van een enkele handhefboom om de aandrijftrommels in contact te brengen met de banden. De manoeuvreerbaarheid wordt geregeld met een enkele joystick die wordt gebruikt om de machine vooruit en achteruit te laten rijden en naar links of rechts te laten draaien.
4.8.2
Dutch– 01/10 Issue 05
AANDRIJVING INSCHAKELEN 1)
Controleer alvorens het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel in te schakelen of de machine is losgekoppeld van het trekvoertuig, het neuswiel wordt gebruikt en goed vastgezet en de handrem volledig is aangetrokken.
2)
Controleer of alle noodstoppen zijn vrijgezet (In de ‘Uit’ stand) en de basissleutelschakelaar in de ‘Aan’-stand staat. Hierdoor wordt het stroomcircuit voor de aandrijvingsjoystick en draagbalkbesturing geactiveerd.
3)
De aandrijvingsjoystick heeft een enkele drukknop in de hendel. Door deze knop in te drukken en vast te houden kan de krachteenheid hydraulische stroming produceren, hetgeen op de aandrijfmotoren wordt gericht. De draagbalkselectiehendel NIET bedienen, daar dit de hydraulische stroming naar de besturing van de draagbalken zou sturen en het plaatsingssysteem met het aandrijving met trekkabel zou omleiden en het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel zou deactiveren.
4)
Om het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel in te schakelen dient u eerst te controleren of zich geen personen in de directe omgeving van de aandrijftrommels bevinden om te voorkomen dat zij letsel oplopen als gevolg van pletten. Druk op de knop van de aandrijvingsjoystick en beweeg de afzonderlijke besturingshendel omhoog of naar de banden (Afhankelijk van het type machine. Hierdoor wordt de ingrijpende cilinder geactiveerd en draaien de tractietrommels naar de banden. Deze functie is beschermd tegen druk, en de hendel dient zodanig gehouden te worden dat de draagframes in de luchtbanden kunnen worden ‘geduwd’ voor de beste ‘grip’ bij het positioneren van de machine. Deze druk is in de fabriek ingesteld op 80 Bar en hoeft niet aangepast te worden.
5)
Zodra de aandrijftrommels op hun plaats zitten, de besturingshendel en de knop van de aandrijvingsjoystick loslaten om de inschakelingscilinder in deze positie te vergrendelen. Pas daarna mag de handrem vrijgezet worden. De machine zal veilig in het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel worden gehouden. 31
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 6)
4.8.3
4.8.4
Druk op de knop van de aandrijvingsjoystick en houd hem ingedrukt en zet de aandrijvingsjoystick in de gewenste rijrichting. De machine beweegt in relatie tot de beweegrichting van de aandrijvingsjoystick. Zet de joystick , om de machine te stoppen in de centrale “Uit”’-stand of laat de knop van de aandrijvingsjoystick los om de hydraulische stroming te stoppen. Op dezelfde manier kunnen de noodstoppen worden gebruikt om de aandrijving van de machine op elk moment te stoppen.
AANDRIJVING LOSKOPPELEN 1)
Let op dat de machine is gepositioneerd op vlakke horizontale grond, en de handrem volledig is aangetrokken of wielen veilig geblokkeerd zijn alvorens het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel wordt ingeschakeld. Tenzij de machine is gemanoeuvreerd en aan een trekvoertuig is gekoppeld (als beschreven in het betreffende deel van dit handboek).
2)
Druk de knop op de aandrijvingsjoystick in om de aandrijftrommels los te koppelen en duw de afzonderlijke besturingshendel omlaag of weg van de banden (Afhankelijk van het type machine). Op dit moment zal de koppelingscilinder activeren en de aandrijftrommels uit de buurt van de banden draaien. Zet de besturingshendel vrij zodra de aandrijftrommels een volledige rotatie hebben gemaakt om maximale ruimte te geven voor de banden. Hierdoor zal het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel in de ingetrokken stand worden vastgezet, klaar om te trekken.
VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN 1)
De machine NIET trekken met het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel ingeschakeld op de banden. Dit zou resulteren in ernstige schade aan de machine.
2)
Het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel niet gebruiken als rem. Gebruik de handrem en wielblokken indien nodig.
3)
Het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel niet loskoppelen tenzij hetzij: i. De handrem volledig is aangetrokken ii. De wielen veilig zijn geblokkeerd iii. Of, de machine rechtstreeks en veilig is aangesloten op een geschikt trekvoertuig
32
4)
Het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel niet inschakelen terwijl de machine zich verplaatst.
5)
Niet op de machine rijden terwijl het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel in gebruik is of ga niet in de machineconstructie staan daar dit ernstig letsel kan veroorzaken.
6)
De machine niet over lange afstanden laten rijden met behulp van het plaatsingssysteem met het aandrijving met trekkabel; gebruik in plaats daarvan een geschikt trekvoertuig. Dit is vooral belangrijk bij het gebruik van accuvermogen, daar dit de in de accu’s beschikbare energie voor het omhoog brengen van de machine zal verminderen.
7)
Plaats de machine altijd op een vlakke, horizontale ondergrond alvorens het plaatsingssysteem van het aandrijving met trekkabel uit te schakelen.
8)
Let altijd op de ruimte rond de machine. Controleer of de juiste maatregelen zijn genomen om letsel bij de operator of voorbijgangers te voorkomen. Deze kunnen het gebruik van pylonen inhouden om de ruimte rond de machine in voetgangersgebieden af te zetten, of een andere Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies persoon in te zetten om de operator van het plaatsingssysteem met aandrijving met trekkabel te helpen in gebieden met beperkt zicht.
Dutch– 01/10 Issue 05
9)
Berg de stabilisatoren altijd op en gebruik een geschikt trekvoertuig voor het verplaatsen van de machine van de ene locatie naar de andere.
10)
Manoeuvreer de machine altijd correct op hellingen. Wanneer de machine tegen een helling (controleer of de helling zoals aangegeven minder is dan 10% (5,7°)) op wordt bewogen, benader de helling dan met de trekkopkant van de machine naar beneden en de achterkant van de machine omhoog en let op dat het neuswiel constant is belast. Hierdoor zal worden voorkomen dat de machine kantelt bij een onverwachte stop. Om de belasting op het neuswiel te maximaliseren de trekkoppeling zover mogelijk omlaag brengen door te draaien aan de hendel van het neuswiel. Controleer of het neuswiel ongehinderd kan draaien rond zowel zijn as als zijn post.
33
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies
5
Noodbedieningsorganen
5.1
ALGEMEEN WERKING VAN NOODBEDIENINGSORGANEN ELKE DAG EN/OF VÓÓR ELKE WERKPERIODE CONTROLEREN IS EEN BELANGRIJK DEEL VAN DE TAAK VAN DE OPERATOR De operator en al het grondpersoneel moeten volledig op de hoogte zijn met de locatie en bediening van alle NOODBEDIENINGSORGANEN.
5.2
BIJ EVENTUELE ONMACHT VAN DE OPERATOR De reservesleutel in grondbediening station steken en op “ON” schakelen (rechtsom), dan m.b.v. grondbediening omlaag zetten, zoals aangegeven in sectie 4.3 Bediening op de Grond.
5.3
BIJ EVENTUELE MACHINE STORING M.b.v. de handpomp (onder de bediening kap) platform op de grond neerlaten m.b.v. de platform- of grondbedieningsorganen. Indien door de eerste beweging van de machine het masteralarm gereset wordt, dan is het apparaat weer normaal bedienbaar. Dit is de snelste methode om het platform naar de grond te verlagen. N.B.: Wanneer de machine is uitgerust met een korfoverbelastingssysteem en de korf in contact komt met een vast voorwerp tijdens hoogwerken, zou dit worden opgemerkt als overbelastingsconditie. Al het vermogen in de machinebediening zou verloren gaan, zodat de machine hersteld moet worden met behulp van de Noodhandpomp. Het is voldoende de korf weg te manoeuvreren van het botsingspunt om het korfweegmechanisme opnieuw in te stellen, waarbij normale machinewerking wordt hersteld. De korf kan dan zoals eerder omschreven met behulp van de knoppen omlaag gebracht worden.
5.4
AANGIFTE VAN ONGEVALLEN Het is verplicht om elk ongeluk of ongeval waarbij een Niftylift betrokken is, ongeacht of eventueel letsel aan personen of materiële schade, rechtstreeks telefonisch aan Niftylift te melden. Als dit niet gedaan wordt kan de garantie van de machine ongeldig verklaard worden.
6
Verantwoordelijkheden
6.1
VERANDERING VAN EIGENAAR Bij eventuele verandering van eigenaar van een Niftylift , is het de verantwoordelijkheid van de verkoper om binnen 60 dagen Niftilift rechtstreeks te informeren over het unit, model en serienummer en naam en adres van de nieuwe eigenaar. Deze belangrijke stap is noodzakelijk om te verzekeren dat komende Technische Bulletins alle geregistreerde eigenaars zonder vertraging bereiken. Nota nemen van het feit dat garanties niet overdraagbaar zijn.
34
Dutch – 01/10 Issue 05
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies 6.2
INSPECTIE/SERVICE/PRE-LEASE CHECKLIST MACHINE SERIENr.
SLEPEN
GOED
FOUT
NVT
Werking van sleepkoppeling Werking van handrem Werking van steunwiel
STEMPELS Vastzitten van microschakelaars Werking van elke microschakelaar en claxon Werking van cilinder bedieningsklep en knoppen Werking van elke hydrauliekcilinder Werking van gieksteun microschakelaar
ASSEN, WIELEN EN REMMEN Assen schuiven ongehinderd, of zitten vast Wielen zitten vast, banden zijn in goede staat Wiellagers in orde Spatborden zitten vast Evt. ongehinderde werking en smering van paspennen Borgbouten zitten vast Wielen draaien ongehinderd rond wanneer handrem los Remmen worden gelijkmatig aangetrokken door handrem Vastzitten van removerbrengingen en –kabels Remschoenslijtage niet overmatig Losbreekkabel gemonteerd en functioneert Lichtplank aangebracht, lichten werken Bandenspanningen juist Wielmoerkoppel juist
ONDERSTEL Werking van onderstel bedienklep en knoppen Werking van gehele giek over volledig bereik Cilinders werken geruisloos Platform staat vlak over geheel bereik Giek, vlakstelstangen niet beschadigd of vervormd Giek, vlakstelstangen, cilinders raken niet verward Slangen niet los, gekinkt of verward Werking van noodhandpomp
Dutch– 01/10 Issue 05
35
TM Series Bediening & Veliligheid Instructies ZWENKEN
GOED
FOUT
NVT
Vastzitten van zwenkinrichting en motor Worm/wiel grijpen juist in, geen overmatige slijtage Geen eindspeling van worm in huis Vastzitten van zwenkwielbouten Vastzitten van zwenkbeschermkappen
PLATFORM Werking van bedienklep en knoppen Werking van gehele giek over volledig bereik Cilinders zijn geruisarm Platform vlak over volledig bereik Zwenken soepel over volledig bereik
INWENDIG [AGGREGAAT] Vastzitten van aggregaat en alle componenten Vastzitten van alle kabels en klemmen Vastzitten van alle slangkoppelingen Slangen niet gekinkt of verward Vastzitten van lader/regelkast Vastzitten van accu Zuurpeil en soortelijk gewicht Werking van lader Hydrauliekoliepeill
DIVERSEN Draaipen borgbouten Stickers juist en geheel zichtbaar Kap/motorkappen Smeernippels (sleepkoppeling, zwenkkrans)
LEKKAGE CONTROLE Cilinders (Hef, vijzels, telescoop, vlakstellen) Bedieningskleppen Terugslagkleppen Aggregaat/pomp Zwenkmotor Slangkoppelingen
Commentaar, vereiste herstelwerkzaamheden enz.:
GEÏNSPECTEERD DOOR: 36
DATUM:
/
/0 Dutch – 01/10 Issue 05