Advies verplichte vacaturemelding
Read voor de Arbeldsmarkt 1980/13
S]:;^
SociaalEconomische Raad
Advies verplichte vacaturemelding
Advies inzake de verplichte vacaturemelding uitgebracht door de Raad voor de Arbeidsmarkt aan de minister van Sociale Zaken Publikatie nr. 13 - 25 juni 1980
SER
SociaalEconomische Raad
Inhoud
1. Inleiding
5
2. Oogmerken en inhoud van de verplichte vacaturemelding 8 2.1 Oogmerken 8 2.2 Inhoud van de verplichte vacaturemelding 9 3. Over de statistische betekenis van de verplichte vacaturemelding 11 4. Verplichte vacaturemelding in Belgie en Zweden 4.1 Belgie 13 4.2 Zweden 15 5. Definitie van vacature
13
16
6. Over de uitvoering 19 6.1 Moment van melding 19 6.2 Vrijstelling van melding 20 6.3 Afmelding 22 6.4 Wijze van mededelen 7. Strafbepalingen
23
25
8. Consequenties voor het Gewestelijk Arbeidsbureau 9. Invoering van de verplichting
27
29
Bijiagen: 1. Adviesaanvrage d.d. 14 mei 1979 met wetsontwerp en memorie van toelichting 30 2. Brief d.d. 4 juli 1979 van de Read voor de Arbeidsmarkt aan de minister van Sociale Zaken 33 3. Brief d.d. 29 november 1979 met ontwerp algemene maatregel van bestuur van de minister van Sociale Zaken aan de Raad voor de Arbeidsmarkt 34
1. Inleiding
II Zie bijlage 1. 2) Op 29 november is een ontwerp van de Bigemene maatregel van bestuur aan de Raad voor de Arbeidsmarkt toegestuurd, waama de voorbereiding van dit advies ter hand genomen is. 3) Zie de Werlcgever, nummer 13, 26iuni 1975. 4) Bestek '81, Hoofdiijnen van het financieie en sociaai-economische beleid voor de middellange termijn. Aangeboden aan de Tweede Kamer op 30 juni 1978, stuki 5.081.
Op 14 mei 1979 heeft de minister van Soclale Zaken de Raad voor de Arbeidsmarkt om advies gevraagd over een ontwerp-wet tot wijziging van de Arbeidsbemiddelingswet 1930, strekl<ende tot invoering van de verplichting tot vacatufemelding voor werkgevers, die arfoeidsgelegenheid beschikbaar hebben en daan/oor near arbeidskrachten zoeken 1). Een adviesaanvrage over de algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de wet werd, zo spoedig mogelijk, in het voofuitzicht gesteld 2). Het wetsontwerp heeft tot doel de mogelijkheden van de arbeidsbemiddeling te verruimen alsmede het inzicht in de vraag- en aanbodverhoudingen op de arbeidsmarkt te vergroten. Al een aantal jaren wordt er een discussie gevoerd over het al dan niet verplicht stellen van het melden van vacatures. Van de zijde van de vakbeweging is steeds aangedrongen op de invoering van de verplichte vacaturemelding. Zo richtte het toenmalige overlegorgaan van de drie vakcentrales zich op 3 oktober 1974 in een brief tot de voorzitters en leden van de Eerste en Tweede Kamer. In deze brief werd onder meer het verplicht stellen. van het melden van de vraag near arbeid bij de Gewestelijke Arbeidsbureaus dringend geboden geacht. De toenmalige minister van Sociale Zaken Boersma antwoordde op 25 november 1974 op een desbetreffende vraag in een openbare commissievergadering (over de Interimnota Werkloosheidsbestrijding): 'Ik kom daar nog wel nader op terug, maar ik heb nu al in het kort aangegeven dat ik op dit moment bepaald meer heil zie in een vrijwillige cooperatie tussen de verschillende belanghebbenden, het activeren van het bezoek aan bedrijven, het instellen van vacaturebanken en dergelijke, dan dat ik ga verplichten. Dat is echter stellig een punt van discussie in een later stadium'. Van de zijde van het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond werd een voorstel gedaan te komen tot een vrijwillige vacaturemelding.3). Gedacht werd aan een dringende centrale aanbeveling aan het bedrijfsleven om de bestaande, en als het kan ook de toekomstige vacatures zoveel mogelijk te melden bij de Gewestelijke Arbeidsbureaus. Een dergelijke aanbeveling zou bijv. binnen de Stichting van de Arbeid kunnen worden voorbereid. Deze suggestie is niet overgenomen. In het in 1977 tussen de centrale werkgevers en werknemers afgesloten zogenaamde Haagse protocol wordt ten aanzien van de vacaturemelding aan bedrijfstakken en ondememingen aanbevolen in de cao's een bepaling op te nemen met de volgende strekking: 'Ten einde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen zai de werkgever alle daarvoor relevante vacatures kenbaar maken aan het desbetreffende Gewestelijke Arbeidsbureau'. Een groot aantal collectieve arbeidsovereenkomsten kent inmiddels dergelijke bepalingeh. De nu voorliggende adviesaanvrage werd reeds aangekondigd in Bestek '81 4) en maakt onderdeel uit van een pakket van maatregelen op sociaal-economisch terrein waarvan het kabinet de totstandkoming op korte tennijn wenselijk acht Dat thans niet alle vacatures bij de Gewestelijke Arbeidsbureaus
gemeld worden kan uit de volgende cijfers afgeleid worden. In de periode 1977-1978 bedroeg volgens gegevens uit de Notitie Volumebeleid 1) het gemiddelde aantal bij de Gewestelijke Arbeidsbureaus gemelde vacatures 35.000 per maand. In het jaarverslag 1978 Arbeidsvoorziening wordt verwezen naar de telling van de personeelsadvertentles in dag- en weekbladen. Volgens deze statistiek bedroeg het maandgemiddelde 83.000 in 1978 en 73.000 in 1977. Uit van het ministerie van Sociale Zaken verkregen gegevens blijkt dat de voor- en najaarsvraagacquisities in 1978 en 1979 gemiddeld zo'n 26.000 vooraf niet bij de Gewestelijke Arbeidsbureaus bekende vacatures opieverden. Van het aantal " verzonden fonnulieren werd gemiddeld 46% teruggezonden. Hoewel bij een eerste bespreking van deze adviesaanvrage als algemeen gevoelen geconstateerd kon worden dat men geen princlpiele bezwaren tegen een wettelijke verpllchting tot het melden van vacatures had, werd toch een ulteindelijke akkoordverklaring met de ontwerp-wet afhankelijk gesteld van de nadere inhoud die aan de verplichting gegeven zou worden. Aangezien juist deze uitwerking tal van vragen opriep die pas beantwoord konden worden na ontvangst van de adviesaanvrage over de algemene rnaatregel van bestuur werd er de voorkeur aan gegeven deze beide adviesaanvragen gecombineerd in behandeling te nemen. Bij brief van 4 juli 1979 2) is de minister van Sociale Zaken hiervan op de hoogte gesteld. De adviesaanvrage met betrekking tot een ontwerp van de algemene maatregel van bestuur, die voorziet in de materiele regeling van de vacaturemeldingsplicht, is door de minister van Sociale Zaken op 29 november 1979 aan de Raad voor de Arbeidsmarkt toegestuurd 3). In het onderhavige advies worden de twee adviesaanvragen gelljktijdig beantwoord. Allereerst wordt het standpunt van de raad met betrekking tot de verplichte vacaturemelding als zodanig en de daarmee beoogde doelen weergegeven. Vervolgens wordt nader ingegaan op de betekenis van de vacaturestatlstieken. Niet het principe op zich, maar de uitwerking ervan roept vele vragen op. In dit advies staan dan ook de vormgeving en de uitvoering van de verplichte vacaturemelding centraal. Alvorens dleper in te gaan op de voor Nederland voorgestelde regeling wordt in het kort verwezen naar in andere landen, te weten Belgie en Zweden, gehanteerde regelingen. Daarna wordt tot een meer gedetailleerde behandeling van de diverse aspecten van de verplichte vacaturemelding overgegaan. Aan de orde komen: — de definitle van een vacature; — het moment van melding; — vrijstelling van melding; — de afmelding; — de wijze.van mededelen; — de strafbepalingen; — de consequenties voor het Gewestelijk Arbeidsbureau.
1) Op 28 juni 1979 door de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaicen toegezonden aan de Tweede Kamer, stul( 15.650. 2) Zie bijiage 2. 3) Zie bijiage 3.
De raad heeft de voorbereiding van de gevraagde adviezen opgedragen aan de Commissie van advies voor het Arbeidsvoorzieningsbeleid. Ten tijde van de voltooiing van het ontwerp-advies was de commissie samengesteld uit: Dr. W. van Voorden (voorzitter), mevr.mr. LP. Asscher-Vonk, J.W. Besteman, C.N.M. Commandeur, drs. D.E. Cnossen, mr. R.J. Erdbrink, D.H. Grasman, P. Hazenbosch, drs. J.P. de Heij, prof.dr. P.J.A. ter Hoeven, mr. J. Hollander, drs. J. Leder, W. Ruijgrok, mevr. T. de Rijk, mr. H.Th. Schravemade, prof.drs. W. Siddre, prof.dr. M. de Smidt. drs. LB.E. Vonk en H. Weggelaar. 6
Als ministeriele vertegenwoordigers waren bij de opstelling van het ontwerp betrokken: Ing. S. Attema (Sociale Zaken), drs. R. Bemer (Economlsche Zaken), mevr.mr. C. van den Boom (Sociale Zaken), drs. P.H. Gommers (Sociale Zaken), drs. W.B.J. Hempen (Sociale Zaken) en drs. E.E. van de Lustgraaf (Financien). Het secretarlaat werd gevomid door drs.ir. A.J.M. van Miltenburg en mevr. M. van den Brandeler. De notulen werden verzorgd door L Dubbeldam en mevr. RietbroekGerits. Tijdens de voorbereiding van het advies is een drietal mutaties opgetreden. De read hecht eraan ook de medewerking te vermelden van de vroegere leden, drs. G. van Haaren, mr. P.H. Hugenholtz en mevr. E. ter Veld. De raad heeft het ontwerp-advies behandeld en vastgesteld in zijn vergadering van 25 juni 1980.
2. Oogmerken en inhoud van de verplichte vacaturemelding
2.1 Oogmerken Het wetsontwerp heeft, zoals reeds in de inleiding naar voren kwam, een tweeledig doel: het verruimen van de mogelijkheden van de arbeidsbemiddeling en het vergroten van het inzicht in de vraag- en aanbodverhoudingen op de arbeidsmarkt. In de memorie van toelichting op het wetsontwerp wordt dit als volgt uitgewerkt: 'Na invoering van de meldingsplicht zullen de arbeidsbureaus kunnen beschikken over een vollediger en objectiever overzicht van de bestaande vacatures dan thans het geval is. Hierdoor wordt de nnogelijkheid van verwijzing van en keuze door de bij het arbeidsbureau ingeschreven werkzoekenden vergroot. Zulks zai ertoe leiden dat de voorziening in open vacatures wordt versneld; daardcor wordt de noodzaak tot het doen van een beroep op uitkeringen verminderd. Met andere woorden: de aan de orde zijnde maatregel is een maatregel in het kader van het volumebeleid. Tevens kan, door deze vollediger registratie van vacatures, een beter inzicht worden verkregen in de vraag in hoeverre en weike maatregelen zullen moeten worden getroffen ten einde thans bestaande onevenwichtigheden tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zoveel mogelijk op te heffen'. Tussen deze twee doelstellingen bestaat een zekere spanning. De eisen die aan de vacaturemelding gesteld worden vanuit de doelstelling venuiming van de bemiddelingsmogelijkheden komen niet altijd overeen met de eisen die uit de doelstelling vergroting van het inzicht in de vraag- en aanbodverhoudingen voortvloeien. Uit de volgende paragrafen zaI blijken dat eisen die op grond van de registratiedoelstelling relevant zljn, op grond van de bemiddelingsdoelstelling als minder zinvol ervaren worden en in bepaalde gevallen door delen van de raad zelfs als nodeloos belastend voor werkgevers en arbeidsbureau worden beschouwd. In de memorie van toelichting wordt er voorts de aandacht op gevestigd dat het thans gaat om een beperkte aanvulling op de Arbeidsbemiddelingswet 1930. Die wet alsmede het wetsbesluit van 17 juli 1944 (Stb. E. 51) vormen de belangrijkste wettelijke basis voor de activiteiten van de Dienst voor de Arbeidsvoorziening. Reeds enige tijd wordt de behoefte gevoeld te komen tot een algehele herziening van deze regelingen. Op 19 mei 1980 heeft de minister van Sociale Zaken de Sociaal-Economische Raad advies gevraagd over de hoofdiijnen voor een opzet van een nieuwe Arbeidsvoorzieningswet. De raad wil benadmkken dat zijns inziens de verplichting ook van toepassing moet zijn op de overheid. Hij stelt zich echter de vraag of de verplichting, uitgaande van de werkingssfeer van de Arbeidsbemiddelingswet 1930, via de voorgestelde wetswijziging ook aan de overheid is op te leggen of dat hiertoe een aparte regeling getroffen moet worden. 8
De raad meant dat van een beter inzicht in de bestaande vacatures een positief effect zai uitgaan. De afgelopen jaren heeft zich, zoals bekend, al een ontwikkeling in deze richting voorgedaan. In een groot aantal cao's zijn bepalingen opgenomen over het melden en afmelden van vacatures. Een medio 1979 opgesteld overzicht wees uit dat njim 100 bedrijfetakscao's bepalingen bevatten over het melden en afmelden van vacatures. In het totaal waren hierbij circa 1,5 miljoen werknemers betrokken 1). Sindsdien zijn er 13 bedrijfstakscao's bijgekomen betrekking hebbend op een kleine 240.000 werknemers. Ook ondememingscao's kennen dergelijke bepalingen. Medio april 1980 zijn de cao's van ondememingen met 2.500 of meer werknemers doorgenomen, 23 van de 28 cao's bleken hiertoe strekkende artikelen te bevatten. Of van een verplichte vacaturemelding in de praktijk inderdaad het gewenste effect zaI uitgaan, hangt sterk af van de uitwerking die aan de verplichting gegeven wordt en de mogelijkheden van het Gewestelijk Arbeidsbureau om daaraan inhoud te geven. De uiteindelijke akkoordverklaring met de invoering van- de verplichte vacaturemelding is, zoals al uit de inleiding bleek, afhankelijk van de nadere inhoud die de verplichting krijgt. Alvorens op de uitwerking van de verplichting in te gaan zaI in par. 3 aandacht besteed worden aan de betekenis van vacaturestatistieken. Deze paragraaf wordt besloten met het noemen van de hoofdelementen uit de ontwerpregeling. 2.2 Inhoud van de verplichte vacaturemelding De wetswijziging voorziet in de toevoeging van een aantal artikelen aan de Arbeidsbemiddelingswet 1930, die samen hbofdstuk IIA van de verplichte vacaturemelding vormen 2). De kern van de meldingsplicht is gelegen in artikei 9, eerste lid, waarin sprake is van het melden en afmelden van arbeidsgelegenheid. In de memorie van toelichting wordt hierover het volgende gezegd: 'Gemeld zaI moeten worden: 1 e. het feit dat een vacature aanwezig is en 2e. het feit dat een gemelde vacature inmiddels is vervuld hetzij middels het aantrekken van een nieuwe werknemer, hetzij anderszins. De meldingsverplichting zaI in het algemeen gelden indien een werkgever arbeidsgelegenheid beschikbaar heeft en daarvoor naar arbeidskrachten zoekt. Ook vacatures voor korte duur vallen hieronder. Zolang een werkgever voornemens is via een interne verschuiving in een ontstane vacature te voorzien, is van het zoeken naar een arbeidskracht nog geen sprake, en geldt de meldingsplicht ten aanzien van die vacature niet.'. Dit laatste sluit aan bij de in collectieve arbeidsovereenkomsten veel voorkomende bepaling dat bij het vervullen van vacatures voorrang moet worden gegeven aan het eigen personeel. Het tweede lid van artikei 9 voorziet in de mogelijkheid dat bepaalde categorieen van werkgevers worden vrijgesteld van de meldingsplicht.
1) Gegevens van het Loonbureau. 2) De complete tekst is opgenomen in bijiage 1. 3) Ue complete tekst is opgenomen in bijiage 3.
Hoofdstuk IV (artikei 58 t/m 61) van de Arbeidsbemiddelingswet 1930 bevat de strafbeoalingen: Hfit niet nakomen van dp meldingsplicht is ondergebracht bij de strafbare feiten, weike zijn vervat in artikei 58. Bij niet-naleving kan een geldboete worden opgelegd (in verband met het bepaalde in artikei 24 van het Wetboek van Strafrecht geldt hierbij een maximum van 10.000 gulden) of hechtenis van ten hoogste zes maanden. In de ontwerp-algemene maatregel van bestuur worden nadere regels voor de uitvoering van de verplichting gegeven 3). In artikei 2 worden twee uitzonderingen op de meldingsplicht gemaakt, nl. voor vacatures voor huishoudelijk personeel in de particuliere huishouding en voor vacatures weIke via toepassing van
de Wet op de sociale werkvoorziening worden vervuld. Artikel 4 heeft betrekking op het moment van melding — de vacaturemelding moet worden gedaan zodra de werkgever buiten de kring van de bij hem in dienst zijnde werknemers near personeel zoekt. Van een dergelijke activiteit is, blijkens de memorle van toelichting in elk geval sprake als bijv. advertenties worden geplaatst, of bemiddelings- of uitzendbureaus worden aangezocht. Artikel 5 bepaalt dat de melding schriftelijk moet worden gedaah met gebruikmaking van een standaardformulier. Artikel 6 handelt over de afmelding weike eveneens schriftelijk moet gebeuren.
10
3. Over de statistische betekenis van de verplichte vacaturemelding
Statistische infomnatie over de arbeidsmarkt kent een aanwending in verschillende richtingen, zij is van betekenis voor de theorievorming in de sociaal-economische wetenschappen en zij is van betekenis voor de voorbereiding van het beleid. De theorievorming en de uitbouw van de statistiek vinden plaats in een proces van be'i'nvloeding over en ween de theoretische inzichten geven een globale structuur aan het veld dat men beschrljven wil, omgekeerd wordt de theorie toetsbaar gemaakt door het resultaat van de beschrijving. Een verbetering van de kwaliteit van de statistische informatie over de omvang en de soort van de bestaande vacatures zai wellicht ook een bijdrage vonmen aan de vergroting van het inzicht in de werking van de arbeidsmarkt. Ook de relatie tussen de statistiek en het beleid wordt gekenmerkt door wederkerigheid. In eerste instantie vervult de statistiek een rol bij het signaleren van knelpunten; komt het tot de fomriulering van beleidsmaatregelen, dan kan het beschikbare statistische materiaal aangeven waar en hoe het beleid aan zou kunnen grijpen. Bij de evaluatie van de beleidskeuzen zaI opnieuw de statistische informatie een rol kunnen vervullen. In beide van de bovenaangeduide functies van de statistische informatie vormt de precieze interpretatie van het materiaal een belangrijk probleem. In dit hoofdstuk zaI een aantal aspecten van de statistische betekenis van de verplichte vacaturemelding aangevoerd worden. De Bondsrepubliek Duitsland heeft een zekere traditie op het gebied van de vacature-statistiek. Een overzicht 1) van de belangrijkste punten, die deels ook voor Nederland relevant zijn, is te vinden in het Bundesarbeitsblatt van 1967. Dit artikel verwijst naar eerdere publikaties op dit gebied. Bij herhaling wordt in deze literatuur erop gewezen dat werkgevers vrij zijn om hun vacatures te melden bij de arbeidsbureaus en derhalve slechts een deel van de openstaande plaatsen geregistreerd wordt. De gedachte van een verplichte vacaturemelding komt slechts zijdelings aan de orde en wordt dan ook vanwege de negatieve ervaringen met de 'Benutzungszwang' in de oorlogsjaren, negatief beoordeeld. Wei is in 1966 door de 'Bundesverelnigung der deutschen Arbeitgeberverbande' in een schrijven aan de aangesloten bonden verzocht de bedrijven te adviseren hun vacatures regelmatig aan de arbeidsbureaus te melden en daarbij geen opgeschroefde eisen te steiien. J) H. Rediich, Die 'offenen Steiien' in der Statistik der Bundesanstalt Reichweite und Zuverlassigkeit der statistischen Aussage, Bundesarbeitsblatt 8/1967. pagina 207-215. 2) LJ. Niesten, Collection and Use of Job Vacancy Data in the Netherlands, A Reprint from The Measurenttent and Interpretation of Job Vacancies, A Conference of the National Bureau of Economic Research, New YorK 1966, pagina 291-305.
In Nederland is in 1964 door Niesten 2)'ten behoeve van een intemationale conferentie over dit onderwerp een beschouwing gewijd aan het verzamelen van statistische informatie over openstaande en beschikbaar komende arbeidsplaatsen en het gebmik daarvan. Niesten noemt een vijftal redenen waarom de geregistreerde vacatures niet een exact beeld geven van de feitelijke situaties. Op de eerste plaats wijst hij op het verschijnsel dat werkgevers niet al hun vacatures melden, maar ook op andere wijzen — bijvoorbeeld via advertenties - trachten arbeidsplaatsen bemand te krijgen. Voorts 11
kunnen moeilijk de vacatures geregistreerd worden die zich in de naaste toekomst gaan voordoen. De derde reden is dat in geval van een overspannen arbeidsmarkt werkgevers wellicht een zekere overschatting opnemen in hun meidingen, in de hoop aidus beter in hun behoefte aan arbeidskrachten voorzien te worden. In dezelfde richting, te weten die van een zekere overschatting, werkt volgens Niesten de neiging van de werkgevers de scholingseisen op te schroeven. Ten slotte zullen niet altijd de eerder aangemelde vacatures na vervulling ook daadwerkelijk afgemeld worden. Het is moeilijk op een goede manier bovenstaande argumenten kwantitatief en kwalitatief te waarderen, te meer daar enkele argumenten tegen elkaar in werken (1 en 5) en sommige tamelijk situatiegebonden lijken. In de Nota inzake statistische infonnatie over de arbeidsmarkt 1) wordt geconcludeerd dat, aangezien geen verplichting voor werkgevers bestaat hun vacatures bij de Gewestelijke Arbeidsbureaus te melden of arbeidskrachten via deze bureaus aan te trekken, aan de cijfers betreffende de bij de Gewestelijke Arbeidsbureaus geregistreerde vraag slechts een indicatieve betekenis toegekend kan worden. De raad is thans van oordeel dat deze laatstgenoemde betekenis door de verplichte vacaturemelding kan toenemen. Er bestaat overigens onzekerheid over de beantwoording van de vraag of de doelstellingen van een verbetering van de bemiddelingsmogelijkheden en het totstandbrengen van een optimale statistische registratie wel gelijktijdig bereikt kunnen worden. In Amerikaanse literatuur 2) laat men zich nogal sceptisch uit over een zgn. 'dual-purpose effort'.
1) Note inzake statistische informatie over de arbeidsmarkt SER. Raad voor de Arbeidsmarkt december 1973. pagina 10. 2) Zie bijvoorbeeld: The Bureau of Labor Statistics Job Vacancy Statistics Conference, 19 April 1978, Washington D.C.
12
4. Verplichte vacaturemelding in Belgie en Zweden
Voor de ter advisering voorgelegde regeling van commentaar voorzien wordt, zai een korte bespreking aan de in Belgie en Zweden gehanteerde regelingen en de daarvan bekende resultaten, gewijd worden. 4.1 Belgie De verplichte vacaturemelding in Belgie is een uitvloeisel van de Wet op de economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel van 14 februari 1961, en wordt nader geregeld door het Koninklijk besluit van 5 december 1969 en het ministerieel besluit van 8 december 1969. De considerans van het besluit van 5 december 1969 luidt als volgt 'Overwegende dat de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening de voor de arbeidsmarkt beschikbare arbeidskrachten slechts kent in de mate en op het ogenblik waarop de inschrijving van de werknemers als werkzoekenden wordt vemcht dat de dienst nopens de vacante betrekkingen alleen ingelicht wordt wanneer deze hem spontaan medegedeeld worden; Overwegende dat een diepgaande studie van de toestand van de arbeidsmarkt uitwijst dat betrekkingen onbezet zijn bij ontstentenis van werknemers die over de vereiste hoedanigheden beschikken om ze te bezetten; dat anderzijds werknemers werkloos blijven terwiji zij, mits een herscholing in staat zouden zijn de vacante betrekkingen te bezetten; Overwegende dat de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening een mimere kennis van de toestand van de arbeidsmarkt moet bezitten om zijn actie kracht bij te zetten en om zich volledig van zijn taken op gebied van plaatsing, scholing en herscholing te kwijten; Dat met het oog daarop de dienst moet voorgelicht worden omtrent de afdankingen, die een zeker aantal werknemers treffen, dat zij evenzeer de betrekkingen die vacant zijn moeten kennen;' Het doel dat in Belgie met de verplichte vacaturemelding beoogd wordt komt in grote lijnen overeen met de bedoelingen van de Nederlandse regeling. In artikel 1 van de Belgische regeling wordt bepaald dat dit besluit van toepassing.is op de ondernemingen die gemiddeld ten minste 20 werknemers te werk stelden in de loop van het kalenderjaar dat aan de bij artikel 7 bedoelde vacature van betrekking voorafgaat Artikel 7 heeft de volgende inhoud: 'De werkgever is gehouden de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening in kennis te stellen van eike betrekking die sedert ten minste drie werkdagen vacant is. 13
Deze verplichting geldt niet voor betrekkingen van bijzondere aard door de minister van Tewerkstelling en Arbeid als zodanig aangewezen'. In artikel 9 wordt ingegaan op de wijze van kennisgeving: 'De kennisgeving meet worden toegestuurd aan het gewestelijk bureau van de Rljksdienst voor arbeidsvoorziening van de plaats waar de onderneming gevestigd is. Ze mag telefonisch geschieden. Wanneer de werkgever, evenwel, de vacante betrekking bekendmaakt, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van een selectiebureau, in de pers', door aanplakking of op enige andere verspreidingswijze, is hij gehouden tot schriftelijke kennisgeving van de vacante betrekking uiterlijk de dag van de bekendmaking'. In het besluit van 8 december 1969 worden de volgende uitzonderingen op de meldingsplicht gemaakt: 'Artikel 1 De onderneming'en die havenarbeiders, scheepsherstellers, vissers of zeelieden ter koopvaardij tewerkstellen, worden voor deze categorieen van werknemers ontslagen van de verplichtingen opgelegd bij het Koninklijk besluit van 5 december 1969, betreffende de aangifte van collectieve afdankingen en de kennisgeving van vacante betrekkingen'. 'Artikel 3 Van het openvallen van betrekkingen die als een leidinggevende functie of een vertrouwenspost aangemerkt worden in het Koninklijk besluit van 10 februari 1965 tot aanwijzing van de personen, die met een leidende functie of met een vertrouwenspost zijn bekleed in de particuliere sectors van 's lands bedrijfsleven, voor de toepassing van de wet betreffende de arbeidsduur moet aan de Rljksdienst voor arbeidsvoorziening enkel kennis gegeven worden wanneer de werkgever de vacante betrekking bekendmaakt zoals bedoeld in artikel 9, laatste lid, van het voornoemd Koninklijk besluit van 5 december 1969'. De Belgische regeling verschilt op een aantal punten van de voor Nederland voorgestelde regeling. De meest in het oog springende verschillen zijn de beperking tot ondernemingen met gemiddeld ten minste 2 0 werknemers en het ontbreken van een strafsanctie. Uit van de Nationals Arbeidsraad van Belgie verkregen inlichtingen blijkt dat het effect van de betreffende reglementering niet meetbaar is. In de statistieken die door de Rljksdienst voor arbeidsvoorziening worden opgesteld wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verplichte en vrijwillige meldingen. Het ontbreken van strafsancties geeft de Rljksdienst voor arbeidsvoorziening niet de mogelijkheid om de werkgevers te dwingen de wettelijke verplichtingen na te leven. Ook wordt gesteld dat er een grote leemte in de reglementering blijft daar de werkgevers die gemiddeld minder dan 20 werknemers in dienst hebben geen verplichting hebben om de vacatures te melden, terwiji er in Belgie een groot aantal ondernemingen bestaat met een kleine personeelsbezetting. Er wordt op gewezen dat de werkgevers, wanneer er een goede vertrouwensrelatie met de Rljksdienst voor arbeidsvoorziening bestaat, over het algemeen uit zichzelf hun vacatures melden bij het gewestelijk arbeidsbureau.
1) Zie Grundzuge und Probleme der Schweizerischen Arbeitsmarktpolitik, Band 1, Bundesamt fur Industrie, Gewerbe und Arbeit Bern, 1980, pagina 123 e.v.
In Luxemburg is een wettelijke regeling van kracht die grote gelijkenis vertoont met de Belgische. In Zwitserland heeft sinds 1975 een aantal kantons een - meer of minder stringent geregelde meldingsplicht ingevoerd 1). Voor zover bekend komt in andere landen geen wettelijke verplichting voor. Wei geeft par. 9 van de Duitse Arbeitsforderungsgesetz (25 juni 1969) de Bundesminister fur 14
Arbeit und Sozialordnung de mogelijkheid bij verordening te bepalen dat werkgevers hun vacatures bij het arbeidsbureau moeten melden. Van deze mogelijkheid is tot op heden geen gebruik gemaakt. 4.2 Zweden In Zweden geldt sinds 1 oktober 1976 een experimentele regeling. Hoofddoel van deze regeling is het beter doen verlopen van het zoekproces op de arbeidsmarkt 1). Uit onderzoek bleek dat bij de Zweedse arbeidsbureaus ongeveer 6(5% van de beschikbare vacatures gemeld werd. Er waren aanwijzingen dat vacatures die betrekking hebben op handarbeid vaker gemeld werden dan vacatures die betrekking hebben op hoofdarbeid. Moeilijk vervulbare vacatures werden eveneens veelvuldig gemeld. Tijdelijke banen werden betrekkelijk weinig opgegeven. Ook bleken de arbeidsbureaus beter geTnformeerd te zijn over vacatures bij grotere bedrijven en bij de overheid dan over vacatures bij kleinere bedrijven. De raad voor de arbeidsmarkt (AMS) meende op grond van deze informatie dat de arbeidsbureaus beter op de hoogte moesten zijn van de vacatures. Verplichte vacaturemelding werd gezien als een van de mogelijkheden om in deze situatie verbetering te brengen. Begonnen werd met de invoering in drie gewesten. In 1977 en 1978 werd dit verder uitgebreid, zodat de verplichting in een gebied dat ongeveer 60% van de bevolking omvat van kracht is. Uit een eerste evaluatle bleek dat het aantal nieuw gemelde vacatures in de proefgebieden met 40% is toegenomen. Ook werd een zekere toename van de registratie van het aantal tijdelijke banen geconstateerd 2). De regeling legt een werkgever — ongeacht hoeveel mensen hij in dienst heeft - de verplichting op het arbeidsbureau in kennis te stellen van vacatures betrekking hebbend op werkzaamheden die langer dan 10 dagen in beslag nemen. Overheidsbanen zijn van de meldingsplicht vrijgesteld, aangezien hierop speciale regels van toepassing zijn. De kennisgeving — die mondeling kan geschieden - moet plaatsvinden voordat de werkgever andere stappen, zoals bijv. het plaatsen van een advertentie, neemt om de vacature te vervullen. Op de meldingsplicht bestaan behalve de. reeds genoemde, nog de voigende uitzonderingen: — een vacature die intem opgevuld wordf - tewerkstelling van familieleden; - huishoudelijke werkzaamheden in een particuliere huishouding; - hoge leidinggevende functies; — tewerkstelling van iemand die op grond van de wet of collectieve overeenkomst recht heeft op voorkeursbehandeling; — tewerkstelling die speciale politieke, religieuze of andere persoonlijke betrokkenheid vraagf — een benoeming die door verkiezing plaatsvindt. 1) De nu voigende informatie is ontleend aan een notitie van de Arbetsmarknadsstyrelsen (AMSj, de Zweedse Read voor de Arbeidsmarkt, getiteld: Compulsory Notification of Vacancies, May 1978. 2) Op grand van in april 1980 via de Zweedse Ambassade in Den Haag verkregen inlichtingen kan geconstateerd worden dat deze positieve indnikken ook bij verdere proefnemingen bevestigd werden. Inmiddels is de experimentele regeling voor het grootste deel voor Zweden van kracht geworden.
Werkgevers die hun vacatures niet melden kunnen vervolgd worden. De belangrijkste verschillen tussen de Zweedse en Nederlandse regeling zijn dat: - werkzaamheden van korte duur, te weten 10 dagen of korter, uitgezonderd zijn; - de kennisgeving mondeling geschieden mag; — de overheid vrijgesteld is van de meldingsplicht daar ta.v. de vervulling van functies bij de overheid speciale regels gelden. Bij de meer gedetailieerde behandeling van de verschillende onderdelen van de Nederlandse ontwerpregeling zai zonodig teruggekomen worden op in deze paragraaf beschreven regelgeving. 15
5. Definitie van vacature
Noch in de ontwerp-wet, noch in de ontwerpj-algemene maatregel van bestuur wordt het begrip vacature als zodanig gedefinleerd. In artikel 9, lid 1 van de wet wordt gesproken van werkgevers die arbeidsgelegenheid beschikbaar hebben en daarvoor arbeidskrachten zoeken. Om van reeel beschikbare arbeidsgelegenheid te kunnen spreken moeten voor de arbeidsgelegenheid in kwestie de geldende arbeidsvoorwaarden van toepassing zijn. Het feit dat er arbeidsgelegenheid beschikbaar Is, betekent niet zonder meer dat er een vacature bestaat. Van een vacature in de zin van deze wet is pas sprake op het moment dat overgegaan wordt tot het zoeken naar arbeidskrachten. Uit het reeds in paragraaf 2 aangehaalde gedeelte van de memorie van toelichting blijkt dat ook aan vacatures voor korte duur gedacht wordt en dat de meldingsplicht niet geldt zoiang intern naar een arbeidskracht gezocht wordt. Voor de controle op de uitvoering van de wet is het van groot belang te weten wanneer er sprake is van een vacature die gemeld moet worden. Bepalend daarvoor is of er al of niet buiten de kring van bij de werkgever in dienst zijnde werknemers naar arbeidskrachten wordt gezocht. Op grond van de voorgestelde wetswijziging en de algemene maatregel van bestuur vait het volgende onderscheid te maken: Vacature: Het beschikbaar zijn van arbeidsgelegenheid waarvoor door de werkgever naar arbeidskrachten gezocht wordt Interne vacature: Het beschikbaar zijn van arbeidsgelegenheid waarvoor door de werkgever uitsluitend binnen de kring van de bij hem in dienst zijnde werknemers naar arbeidskrachten wordt gezocht. Externe vacature: Het beschikbaar zijn van arbeidsgelegenheid waarvoor door de werkgever buiten de kring van de bij hem in dienst zijnde werknemers naar arbeidskrachten wordt gezocht. Alleen voor het laatste type vacatures geldt een meldingsplicht. De raad is er zich van bewust dat om iedere twijfel, over het al of niet terecht zijn van het achterwege laten van een vacaturemelding, uit te sluiten alle vacatures - ongeacht of zij intern of extern zijn - gemeld zouden moeten worden. Interne vacatures zouden dan voorzien kunnen worden van de aantekening dat zij voorshands niet bemiddelbaar zijn. Een van de nadelen van een dergelijke werkwijze is echter dat het voor de werkgever en het arbeidsbureau een omvangrijke extra belasting betekent. De raad is van oordeel dat het voordeel van het uitsluiten van eike onduidelijkheid niet opweegt tegen de daaraan verbonden nadelen en gaat daarom akkoord met de in de voorgestelde regeling gemaakte beperking tot het melden van exteme vacatures. De vraag is nu wie tot 'de kring van de bij hem in dienst zijnde werknemers' behoren. De tekst van artikel 4 van de algemene maatregel van bestuur beperkt deze kring tot de werknemers die een arbeidsovereenkomst met de betreffende werkgever hebben. Uit de memorie van toelichting op de algemene maatregel van bestuur blijkt dat het uitzonderen van interne vacatures samenhangt met de in 16
collectieve arbeidsovereenkomsten veelvuldig voorkomende bepalingen ten aanzien van voorrang aan interne sollicitanten. Nagegaan is hoe in de bedrijfstakscao's 1978/1979 de artikelen die betrekking hebben op de vacaturemelding en de voorrang aan interne sollicitanten geformuleerd zijn. De verplichting om vacatures te melden wordt veelal als volgt verwoord: Ten einde de inzichtelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen, zai de werkgever alle daarvoor van belang zijnde vacatures kenbaar maken aan het desbetreffende Gewestelijk Arbeidsbureau'. Met betrekking tot de voorrang aan interne sollicitanten komen de volgende varianten voor: - eerst wordt aan reeds in dienst zijnde werknemers gelegenheid gegeven te soiliciteren alvorens de vacature.pemeld wordt aan het Gewestelijk Arbeidsbureau; - eigen werknemers krijgen voorrang, c.q. vacatures worden bij voorkeur vervuld door eigen werknemers; - eigen werknemers krijgen bij voorrang de gelegenheid te soiliciteren. Deze voon-ang laat de mogelijkheid gelijktijdig een wervingsprocedure te starten onverlet Een aantal malen wordt ook de wijze van bekendmaking geregeld, namelijk ophangen op het publikatiebord of via een interne mededeling. In de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de meubelindustrie en de timmerfabrieken is bepaald dat 'De werkgever alle buiten de ondememing gepubliceerde vacatures aan het Gewestelijk Arbeidsbureau zaI melden, tenzij de publikatie alleen piaatsvlndt binnen ondememingen die tot hetzeltde concern behoren'. Dit zijn de enige bedrijfstakscao's waarin het concem genoemd w o r d t In dit verband is ook de volgende bepaling uit de cao voor Unilever Nederland interessant: 'De werkgever zaI iedere vacature die niet door interne overplaatsing, waaronder ook begrepen wordt overplaatsing tussen twee werkgevers (als bedoeld in artikel 1, onder a) vervuld kan worden ter kennis brengen van het Gewestelijk Arbeidsbureau.' Onder werkgever wordt hier verstaan Nederlandse Uniieverbedrijven en bedrijven behorende tot het Unileverconcern. Wanneer de voorkeursregel voor Interne sollicitanten niet alleen voor de werknemers van de eigen ondememing, maar ook voor tot hetzelfde concern behorende ondememingen geldt, kan er behoefte bestaan om de kring van eigen werknemers te verwijden tot het concemverband. De raad staat een dergelijke verbreding voor en dringt er met klem op aan hiervoor een juridisch sluitende constructie te vinden.
1) SBR-Advies inzake een voorstel voor een zevende richtlijn van de Raad van de Eumpese Gemeenschappen betreffende de Concernjaanekening, 15 juni 1979. Met name de bladzijden 10 en 11. 2) Zie met name artikel 215 en 343: gmep van ondememingen; of artikel 214, lid 5 of artikel 153, lid 3, sub a en 263, lid 3, sub a.
Het is de raad bekend dat de omschrijving van het begrip concem nog in discussie is. Door de Sociaal-Economische Raad zijn hiertoe in een onlangs uitgebracht advies 1) voorstellen gedaan waarvan wellicht ook in dit kader gebruik kan worden gemaakt Ook zou bezien kunnen worden of aansluiting gezocht kan worden bij de reeds in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorkomende criteria en begrippen 2). Mocht het in dit stadium niet mogelijk blijken een tot deze verbreding van de eigen kring strekkend artikel in de algemene maatregel van bestuur op te nemen, dan ware het in overweging te nemen in de memorie van toelichting nader op dit punt in te gaan. De raad denkt hierbij aan een passage met de volgende strekking. Het in artikel 4 bedoelde uitstel van de meldingsplicht tot het moment waarop men buiten de kring van de in dienst zijnde werknemers naar arbeidskrachten begint te zoeken, wordt eveneens geacht te gelden wanneer de werkgever een ondememer is die te zamen met (een) andere ondememerts) in een groep verbonden is en 17
in de Centrale Ondememingsraad of met de werknemersorganisaties, vastgelegde afspraken zijn gemaakt over voorkeursbehandeling van het eigen personeel bij het vervullen van vacatures bij de tot de groep behorende ondememingen.
18
6. Over de uitvoering
6.1 Moment van melding In de vorige paragraaf is uiteengezet wat onder een vacature verstaan moet worden. De meldingsplicht gaat in wanneer extem naar arbeidskrachten gezocht wordt. De mededeling dient — op grand van artikel 5, lid 1 van de algemene maatregel van bestuur — schriftelijk te geschieden. De inhoud van de mededeling komt in subparagraaf 6.4 'Wijze van mededelen' aan de orde. In deze subparagraaf wordt ingegaan op het moment waarop gemeld moet worden. In artikel 4 van de algemene maatregel van bestuur staat daarover het volgende: 'De mededeling dient gedaan te worden uiterlijk op het moment waarop de werkgever buiten de kring van de bij hem In dienst zijnde werknemers naar arbeidskrachten begint te zoeken'. In de Belgische regeling wordt gesproken over schriftelijke kennisgeving uiterlijk op ' de dag van bekendmaking. De Zweedse regeling bepaalt dat de vacature gemeld moet worden voordat de werkgever andere stappen neemt. Het zai niet steeds eenvoudig zijn om aan te tonen dat naar arbeidskrachten gezocht wordt, zeker niet als dit zoeken langs meer infomiele weg geschiedt. Ook kan het moeilijk zijn om het precieze moment te bepalen waarop de werkgever buiten de eigen kring gaat zoeken. Van dit laatste is in elk geval sprake als bijvoorbeeld advertenties worden geplaatst, of bemiddelings- of uitzendbureaus worden aangezocht. Soms zaI slechts achteraf te constateren zijn dat de werkgever buiten de eigen kring naar arbeidskrachten gezocht heeft en wel doordat iemand van buitenaf blijkt aangesteld te zijn. Op de grensafbakening tussen de interne en externe vacature is reeds in paragraaf 5 ingegaan. Het in de algemene maatregel van bestuur bepaalde ten aanzien van het moment van melding kan voor een werkgever problemen geven. Te denken valt bijv. aan de kleinere bedrijven, die hun administratie veelal in het weekeinde verzorgen. Voor hen zou het stellen van een wat ruimere termijn, waarbinnen gemeld moet zijn dat een externe vacature ontstaan is, uitkomst brengen. Ook andere situaties zijn denkbaar, zoals het vinden van iemand, nog voor er gezocht wordt. Hoe moet bijv. gehandeld worden wanneer een vacature vrijkomt waarvoor de betreffende werkgever al een wachtlijst met in aanmerking komende kandidaten heeft? Aanstellen van iemand van buiten zonder melding van de vacature aan het arbeidsbureau maakt • de werkgever volgens de letter van de wet strafbaar. De raad is van oordeel dat in de memorie van toelichting duidelijk moet uitkomen wat de geest van de wet is. Het gaat erom de mogelijkheden van de arbeidsbemiddeling te verruimen alsmede het inzicht in de vraag- en aanbodverhoudingen op de arbeidsmarkt te vergroten. Om de eerste doelstelling te bereiken is het van belang het Gewestelijk Arbeidsbureau in te schakelen op een moment dat bemiddelingsactiviteiten zinvol zijn. De meldingsplicht levert hiertoe een bijdrage. Het melden van vacatures die op of kort na het moment van ontstaan alweer vervuld zijn draagt niet bij aan de 19
bemiddelingsmogelijkheden als zodanig. Wei draagt de melding in dat geval bij aan de realisering van de tweede doelstelling — vergroting van het inzicht — en in het veriengde daan/an de vormgeving van het te voeren arbeidsmarktbeleid. De strafbepalingen zijn opgenomen om moedwillige overtreders en recidivlsten te kunnen aanvatten en zullen tegen incidentele overtreders met een zekere souplesse gehanteerd moeten, worden. De raad meent dat er naast het in acht nemen van deze souplesse, behoefte bestaat aan verruiming van de meldlngstermijn. Door een venruiming van de meldingstermijn met 7 dagen wordt aan de "^ moeilijkheden van ondememers tegemoet gekomen en wordt tevens de praktische hanteerbaarheid van de regeling vergroot. 6.2 Vrijstelling van melding Van de In artikel 9, lid 2 van de wet opgenomen mogelijkheid tot vrijstelling van meldingsplicht is in de algemene maatregel van bestuur slechts voor vacatures voor huishoudelijk personeel in de particuliere huishouding en voor vacatures weike via toepassing van de Wet op de sociale werkvoorziening worden vervuld, gebmik gemaakt. In de memorie van toelichting op de algemene maatregel van bestuur wordt gesteld, dat de uitzondering op de meldingsplicht, gelet op de doelstellingen van de nieuwe regeling, zo beperkt mogelijk moet worden gehouden. In de eerder geschreven memorie van toelichting op de wet wordt deze kwestie meer opengelaten. De minister stelt daar dat hij, voor wat betreft de vraag of en zo ja weIke categorieen van werkgevers moeten worden vrijgesteld van de meldingsplicht, het advies van de Sociaal-Economische Raad moet afwachten. De raad kan zich verenigen met de twee bij algemene maatregel van bestuur gemaakte uitzonderingen. Hij heeft zich voorts de vraag gesteld of er nog andere categorieen voor een vrijstelling in aanmerking moeten komen. De raad meent dat in elk geval vacatures voor statutair directeuren buiten de meldingsplicht moeten vallen. Vacatures voor andere leidinggevende of hogere functies zullen wel gemeld moeten worden. Aangezien niet alle Gewestelijke Arbeidsbureaus regelmatig met deze categorie in aanraking komen, waardoor zij de noodzakelijke etvaring missen, verdlent het aanbeveling de behandeling van deze vacatures aan het Bureau Arbeidsvoorziening Academici en de regionale steunpunten te delegeren. Bezieh zai moeten worden of een dergelijke werkwijze gevolgen heeft voor de wijze waarop gemeld moet worden. In Zweden zijn werkzaamheden die niet meer dan 10 dagen vergen van de meldingsplicht uitgesloten. Een nadeel van het maken van een dergelijke uitzondering is, dat een bepaalde categorie werkzoekenden daardoor minder mogelijkheden krijgt om met behulp van het Gewestelijk Arbeidsbureau een (tijdelijke) arbeidsplaats te vinden. De raad is van mening dat een dergelijke uitzondering niet in de Nederlandse regeling opgenomen behoeft te worden. Een andere vraag die in dit verband gesteld kan worden is of werkzaamheoen, die minder dan een bepaald aantal uren per week (te denken valt aan minder dan 13 uur) of per maand omvatten, van de meldingsplicht uitgezonderd zouden moeten worden. Over het algemeen genomen moet ook in deze gevallen de meldingsplicht gelden. Voor veel kleine bedrijven uit de sector detailhandel en ambachten geeft deze verplichting echter problemen. De raad acht het daarom gewenst dat in de wet (or de algemene maatregel van 20
bestuur) de mogelijkheid geopend wordt dat door partijen bij collectieve arbeidsovereenkomst bepaald kan worden dat voor hulpkrachten in de detailhandel geen meldingsplicht geldt 1). De read is voorts van mening dat vacatures die normaliter vervuld worden door onderlinge uitlening zonder winstoogmerk eveneens onder de vrijstelling moeten vallen. Voor de inwerkingtreding van de verplichte vacaturemelding moet worden nagegaan hoe de situatie ten aanzien van de onderlinge uitlening ligt, ten einde te bezien of op grond van die gegevens aan de onderlinge uitlening in het kader van de verplichte vacaturemelding een tenmijn gesteld moet worden. In aansluiting op de door de read in subparagraaf 6.1 bepleite venuiming van de meldingstermijn, wil de read vacatures, die binnen 7 dagen nadat zij extern zijn opengesteld vervuld zijn, buiten de meldingsplicht laten vallen. In Zweden geldt de meldingsplicht niet voor functies die speciale politieke of religieuze betrokkenheid vragen of waarvoor de benoeming door verkiezing plaatsvindt. De read meent, dat bezien moet worden of in Nederland behoefte is aan een soortgelijke uitzondering. Reeds eerder is in dit advies de verwachting near voren gekomen dat het nakomen van de verplichting voor de kleinere bedrijven een bijzondere last zai betekenen. (Jit paragraaf 3 bleek dat de Belgische regeling niet van toepassing is voor bedrijven met minder dan 20 werknemers. Vermeld werd dat door het uitzonderen van deze categorie het inzicht in de beschikbare vacatures aanzienlijk verkleind werd. Ook Nederland kent een groot aantal kleine bedrijven. Juist bij ondememingen met minder dan 50 werknemers komen veel probleemvacatures voor 2). Het uitzonderen van deze categorie zou afbreuk doen aan de met de verplichte vacaturemelding beoogde doelen. De raad meent daarom, hoewel hij oog heeft voor de extra belasting die de verplichte vacaturemelding voor de kleine bedrijven met zich brengt dat de verplichting ook op deze categorie van ^ toepassing moet zijn. Een zekere verlichting van de belasting die de meldingsplicht geeft, is te verkrijgen door de fonnaliteiten rond de aan- en afmelding zoveel mogelijk te vereenvoudigen. Hierop zaI in subparagraaf 6.4 worden teruggekomen.
1) Een lid van de read, vertegenwoordiger van het midden- en kleinbedriH meent dat het opnemen van deze mogelijkheid niet ver genoeg gaat. De vrijstelling van de meldingsplicht voor hulpkrachten in de detailhandel moet haar de mening van dit lid reeds in de wet (of de AMvBj geregeld warden. 2) Zie onder andere Notitie Knelpunten op de Arbeidsmarkt van de minister van Sociale Zaken (12 december 1979).
Een bijzondere positie wordt ingenomen door de grafische Industrie. In de voor deze bedrijfstak geldende collectieve arbeidsovereenkomst wordt namelijk bepaald dat alle vacaturemeldingen plaats dienen te vinden aan het Bureau Werkgelegenheid Grafische Industrie. Aangezien dit bureau geen bemiddelingsbevoegdheid heeft, is de raad van mening dat eveneens gemeld moet worden aan het Gewestelijk Arbeidsbureau. Of deze melding aan het arbeidsbureau het beste door het bedrijf zelf kan geschieden of dat dit gedelegeerd kan worden aan het Bureau Werkgelegenheid kan nader worden bezien. In de memorie van toelichting bij de algemene maatregel van bestuur wordt ingegaan op de positie van bemiddelings- en uitzendbureaus. Gesteld wordt dat het Ten einde dubbele vacaturemelding te voorkomen ongewenst is indien zowel de feitelijke werkgever als het bemiddelings- c.q. uitzendbureau tot melding zou overgaan. Een additionele vrijstellingsbepaling om deze melding te voorkomen is echter niet nodig. De wetsbepaling houdt reeds in dat de meldingsplicht slechts geldt voor degene die zelf arbeidsgelegenheid beschikbaar heeft, d.w.z. de feitelijke werkgever. De bemiddelings- en 21
uitzendbureaus zijn uiteraard wel tot melding verplicht voor zover het betreft de aanwerving van het eigen personeel.' De raad heeft zich naar aanleiding van deze passage de vraag gesteld of melding van arbeidsgelegenheid waarin door de werkgever met inschakeling van een uitzendbureau tijdelijk — in verband met vervanging bij ziekte, vakantie, of andere kortdurende afwezigheid — wordt voorzien, noodzakelijk is. De raad is van oordeel dat de meldingsplicht in principe ook voor deze arbeidsgelegenheid van toepassing moet zijn. Wel meent hij dat in de wet (of de algemene maatregel van bestuur) de mogelijkheid geopend moet worden voor partijen om onderling te kunnen bepalen dat bij collectieve arbeidsovereenkomst wordt vastgelegd dat wanneer voor de hierboven omschreven arbeidsgelegenheid een beroep op een uitzendbureau gedaan wordt, vrijstelling van de meldingsplicht verleend kan worden 1). Naast verplichte vacaturemelding is uiteraard ook vrijwillige vacaturemelding mogelijk. De raad wil een nadrukkelijk beroep doen op de werkgevers om de vacatures die door de voorgestelde verruiming van de regeling vrijgesteld zijn van de meldingsplicht, uit eigen beweging aan het arbeidsbureau te melden. 6.3 Afmelding In artikel 9, lid 1, van de wet wordt niet alleen het aanmelden, maar ook het afmelden van vacatures verplicht gesteld. Artikel 6, lid 1 en 2 van de algemene maatregel van bestuur bevat een aantal bepalingen ten aanzien van de uitvoering: ' 1 . Terstond nadat een dienstverband is aangegaan met betrekking tot arbeidsgelegenheid waaromtrent overeenkomstig de voorgaande bepalingen mededeling is gedaan, dan wel zodra om andere reden voor die arbeidsgelegenheid niet meer naar arbeidskrachten wordt gezocht, deelt de werkgever dit schriftelijk mede aan het Gewestelijk Arbeidsbureau waaraan die arbeidsgelegenheid eerder werd gemeld. 2. Indien de aanvankelijke melding van arbeidsgelegenheid meerdere vacatures betrof, dient de afmelding overeenkomstig het eerste lid te geschieden, uiterlijk op het moment waarop ten aanzien van alle gemelde vacatures de in het eerste lid omschreven omstandigheid zich voordoet' In de Zweedse en Belgische regelingen wordt van een verplichte afmelding geen gewag gemaakt. De raad meent dat afgemeld moet worden ten minste op het moment dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan. De raad wil, zoals uit het voorafgaande bleek, externe vacatures die binnen 7 dagen vervuld zijn vrijstellen van de meldingsplicht. Door deze vrijstelling wordt eveneens geregeld dat gelijktijdige aan- en afmelding van vacatures, die binnen 7 dagen na hun ontstaan alweer vervuld zijn, niet behoeft plaats te vinden. 1) Enige leden van de raad hebben bezwaar tegen dit voorstel geuit Zij menen dat het de praktische uitvoerbaarheid van de regeling zeer ten goede zou komen als deze vrijstelling rechtstreeks in de wet (of de AMvB) opgenomen zou worden. 2J Bij het noemen van deze termijn is aangesloten bij de mededeling in de Notitie Knelpunten op de Arbeidsmaikt dat 31% van de bij de GAB's aanwezige vacatures langer dan 3 maanden openstaat
De raad is van oordeel dat de in de algemene maatregel van bestuur geschapen mogelijkheid tot collectieve afmelding een goed tussentijds contact over het verloop van de werving van het arbeidsbureau met de werkgever noodzakelijk maakt. Een dergelijk contact is naar de mening van de raad ten aanzien van iedere melding in elk geval wenseiijk wanneer een vacature langer dan een bepaalde periode (bijv. 3 of 6 maanden) 2) ingeschreven staat. Bezien zou kunnen worden of door het invoeren van de meldingen in de computer iedere zoveel maanden automatisch een rappel kan uitgaan naar de werkgever ten einde na te gaan of d e l n het systeem 22
opgenomen vacature nog ongewijzigd van kracht is of dat bijstelling gewenst is. 6.4 Wijze van mededelen De wijze waarop de verplichte vacaturemelding plaats moet vinden is geregeld in artikel 3 en 5 van de algemene maatregel van bestuur. De mededeling moet in principe gedaan worden aan het Gewestelijk Arbeidsbureau binnen welks gebied de arbeidsgelegenheid beschikbaar is. Wanneer de arbeid zai worden verricht in het gebied van meer dan een Gewestelijk Arbeidsbureau of in het buitenland, moet de mededeling gedaan worden aan het arbeidsbureau waaronder de plaats ressorteert waar de werkgever is gevestigd. De mededeling moet een beschrijving inhouden van de beschikbare arbeidsgelegenheid en de op grond daarvan te stellen vereisten. Op een formulier mogen, indien de aard van deze vacatures overeenstemt, meerdere vacatures tegelijkertijd gemeld worden. In Belgie en Zweden wordt overeenkomstige informatie verlangd. De mededeling moet schriftelijk gebeuren door inzending van een volledig ingevuld, door de minister van Sociale Zaken vast te stellen, formulier. Artikel 6 regelt, zoals bekend de afmelding, die eveneens schriftelijk moet plaatsvinden. Het gebruik van het voor de afmelding opgestelde formulier is niet verplicht. Om een viot verloop van de melding te bevorderen moeten de invulling en verwerking van het formulier zo eenvoudig mogelijk zijo. In de Notitie Knelpunten op de Arbeidsmarkt (12 december 1979) van de minister van Sociale Zaken wordt aangekondigd dat vanaf oktober 1980 naast het aanbod ook de vraag geautomatiseerd zaI zijn. Het is daarom een vereiste dat het formulier geschikt is voor automatische verwerking. Het formulier moet onderverdeeld worden in een gedeelte waarvan de invulling verplicht is en in een gedeelte waarop additionele informatie over de functie gegeven kan worden. Het verplicht in te vullen gedeelte moet zo beknopt mogelijk gehouden worden. Te denken valt aan de volgende informatie: ta.v. de onderneming: naam adres postcode/plaats telefoon contactpersoon ta.v. de vacature: soort bedrijf functie taakomschrijving standplaats salarisindicatie ta.v. de kandidaat: opieiding verlangde ervaring. Al dan niet verlenen van toestemming tot het opnemen in de vacaturebank. In de rubriek salarisindicatie kunnen bedragen ingevuld worden, maar mag ook volstaan worden met een omschrijving in algemene bewoordingen — bijvoorbeeld salaris overeenkomstig de van toepassing zijnde cao of beloning in overeenstemming met de aard van de functie. 23
De raad wijkt met het bovenstaande voorstel op een aantal punten af van het bij de algemene maatregel van bestuur gevoegde modelfomnuller 1). Sommlge vragen zljn vervallen, zoals die naar leeftljd, geslacht en werktljden. De achtergrond daarvan Is dat naar de mening van de raad voorkomen moet worden dat het formuller vragen bevat die de kring van in aanmerking komende werkzoekenden nodeloos beperkt 2). Door bovengenoemde vragen niet bij voorbaat te stellen blijft er een zekere rulmte om bepaalde patronen te doorbreken. BIjvoorbeeld het aanstellen van een part-timer in plaats van een full-timer, een oudere in plaats van een jongere, een vrouw In plaats van een man. Bijzondere verlangens ta.v. leeftljd, geslacht en full- of part-time beschlkbaarheid, etc. kunnen wanneer de werkgever dit wenst een plaats krijgen op het bianco gedeelte van het formuller, waar ruimte gereserveerd is voor additionele infonmatie. Daar kan ook ingegaan worden op het al of niet beschikbaar zljn van scholingsmogelijkheden. Op het afmeldingsformulier, waarvan het gebruik niet verplicht is, komen vragen voor over de wijze waarop in de vacature voorzien is, te weten bemiddeling door het arbeidsbureau, spontane solllcitaties, solllcitaties naar aanlelding van een advertentie, uitzendbureau, of op andere wijze. Wanneer 'op andere wijze' in de vacature voorzien is, zai dit antwoord nader gespecificeerd moeten worden. De raad beveelt aan dat alvorens de modelformulieren definitief worden vastgesteld hiermee door de werkgevers en het arbeidsbureau in de periode waarin het wetsontwerp behandeld wordt, geexperlmenteerd wordt. Tevens kan dan bezien worden of een soort doordrukformulier te ontwerpen valt waarvan het eerste blad voor de aanmelding te gebrulken is en het tweede blad voor de afmeldlng. Dit om te voorkomen dat dezelfde gegevens tweemaal ingevuld moeten worden. In paragraaf 4 werd vermeld dat in Zweden en onder bepaalde condities in Belgie de melding telefonisch mag geschieden. In de memorie van toelichting op de wet werd hiertoe de mogelijkheid opengehouden voor gevallen waarin vacatures op korte termijn ontstaan en ook op korte termijn vervuld moeten worden, waarbij bijvoorbeeld aan de zeescheepvaart gedacht werd. In de algemene maatregel van bestuur wordt hierop niet teruggekomen. Toch meent de raad dat deze mogelijkheid opengehouden moet worden. Bij telefonische melding wordt hetzelfde meldingsformulier gehanteerd. Alleen wordt in dit geval het formuller niet door de werkgever zelf, maar door een medewerker van het Gewestelijk Arbeidsbureau Ingevuld. De raad dringt er dan ook op aan dat tijdens de proefneming met het fomriulier tevens geexperlmenteerd wordt met telefonische melding van vacatures. Dit experiment moet zowel op de aan- als op de afmeldlng betrekking hebben. Wanneer telefonisch afgemeld wordt zaI het fonnulier, net als bij de aanmelding, door een medewerker van het Gewestelijk Arbeidsbureau ingevuld moeten worden. Het verdient aanbeveling dat bij telefonische aan- en afmeldlng van vacatures door het Gewestelijk Arbeidsbureau aan de werkgever een afschrlft van het formulier wordt toegezonden.
1) Zie bijiage 3. 2) Aansluiting kan wellicht gezocht worden bij de bevindingen van de interdepartementale Werkgmep Selectiepmcedures die, blijkens de Natitie Knelpunten op de Arbeidsmarkt in januari 1980 met een interimrapport kwam.
24
7. Strafbepalingen
Op het niet-nakomen van de verplichting vacatures aan te melden en af te melden staat een sanctie. Uit paragraaf 2 bleek dat het hierblj kan gaan om sen geldboete van maximaal 10.000 gulden of een hechtenis van ten hoogste zes maanden. In Belgie kent men In deze geen strafbepalingen, waardoor de vacaturemelding een vrijblijvend karakter heeft. In Zweden Is wanneer de regaling wettelijk verplicht wordt vervolging wel mogelljk. Het is niet bekend weike strafmaat daar voorgesteld Is. De raad heeft naar aanleiding van het moment van melding reeds uiteengezet dat zijns inziens de sancties alleen toegepast moeten worden wanneer er sprake is van hardnekkige overtreding van de wet. De voor controle op de naleving van de verplichting belangrijke vraagpunten zoals: wie behoren tot de eigen kring, wanneer is er sprake van zoeken buiten de eigen kring en het moment waarop gemeld moet worden, zijn reeds in voorgaande paragrafen aan de orde gekomen. Het duidelijkste bewijs voor het behoren tot de eigen kring van werknemers is de arbeidsovereenkomst. Bewijzen voor het buiten de eigen kring zoeken naar arbeidskrachten zijn onder meer het plaatsen van een advertentie, het benaderen van een uitzend- of een bemiddelingsbureau en ten slotte het in dienst nemen van een arbeidskracht die niet tot de eigen kring behoort. Bij het constateren van een overtreding ten aanzien van het moment van melden zai vastgehouden moeten worden aan het principe dat de meldingsplicht ingaat zodra de werkgever buiten de eigen kring gaat zoeken. In de praktijk zaI het vaak moeilijk aan te tonen zijn wanneer een advertentie is opgegeven of een uitzendbureau gebeld. De resultaten van deze handelingen, namelijk het verschijnen van een advertentie of het werkzaam zijn van een uitzendkracht zullen gemakkelijker als bewijsmateriaal te gebmiken zijn. Wanneer er sprake is van het consequent niet naleven van de wet kan dit ook in het bedrijf zelf aan de orde gesteld worden, bijvoorbeeld door het onderwerp van bespreking te maken in de ondememingsraad. Het zenden van een rappel aan de werkgevers is een mogelijkheid om het naleven van de afmelding te controleren. Het toestaan van het gelijktijdig aanmelden van meerdere vacatures op e^n formulier en de daaraan verbonden bepaling dat pas afgemeld behoeft te worden als alle vacatures vervuld zijn, kan de controle op de naleving van de afmelding bemoeilijken. Een ander probleem dat zich bij de controle op de afmelding kan voordoen is de bepaling van het moment waarop vacatures, die na verloop van tijd op andere wijze (zonder dat iemand in dienst genomen is) vervuld zijn, afgemeld moeten worden. De aanmeldingsplicht geldt, zoals bekend, niet zolang de werkgever uitsluitend binnen de kring van de bij hem in dienst zijnde werknemers naar arbeidskrachten zoekt Het is de vraag of een bepaalde limiet gesteld moet worden aan de termijn dat een vacature uitsluitend als intern beschouwd kan worden en dus buiten de meldingsplicht valt. De raad meent dat hiertoe geen noodzaak bestaat 25
omdat, wanneer er sprake is van een reele vacature, die intern niet te vervullen blijkt, de werkgever hier aan vanzelf exteme bekendheid zaI geven. De Gewestelijke Arbeidsbureaus hebben ten aanzien van de naleving van de wet slechts een signalerende en geen opsporende functie. De raad gaat ervan uit dat indien een werkgever in gebreke blijft bij het aanmelden van vacatures eerst getracht zaI worden deze te bewegen in het vervolg wel tot melding over te gaan. Bij voortdurende weigering aan de verplichting te voldoen zaI de overtreding bij het bevoegde gezag gemeld moeten worden. Artikel 61 van de Arbeidsbemiddelingswet 1930 bepaalt dat behalve de bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, de ambtenaren van Rijks- en Gemeentepolitie belast zijn met het opsporen van de bij en krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten.
26
8. Consequenties voor het Gewestelijk Arbeidsbureau
Het welslagen van de verplichte vacaturemelding hangt, zeals eerder in paragraaf 2 gesteld werd, stark af van de uitwerking die aan de verplichting gegeven wordt en de mogelijkheden van het Gewestelijk Arbeidsbureau cm hieraan inhoud te geven. Reeds uit de brief van 4 juli 1979 1) bleek interesse voor de wijze waarop de uitvoering van de wet en de algemene maatregel van bestuur door de Gewestelijke Arbeidsbureaus georganiseerd zai worden, met name voor wat betreft de personele consequenties van de wetswijziglng. Bij de adviesaanvrage van 29 november 1979 zijn ten aanzien van dit punt geen nadere gegevens gevolgd. In de Notitie Knelpunten op de Arbeidsmarkt wordt geconstateerd dat in de loop van de laatste jaren de taaklast van de Gewestelijke Arbeidsbureaus zeer sterk is toegenonien en de mankracht en huisvesting zijn achtergebleven. Venneld wordt dat voor de toekomst op beide ten-einen verbeteringen voorzien zijn, die deze achterstand goeddeels zullen wegwerken. Zoals bekend is wordt in het kader van de invoering van het Arbeidsbureau Nieuwe StijI (ANS) tot 1983 een personeelsuitbreiding met 500 personen voorzien. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de invoering van de verplichte vacaturemelding.
1) Zie bijiage 2. 2) Zie o.a. de aanbevelingen in de Interimnota inzake de effectiviteit van het arbeidsvoomeningsinstnimentarlum en de arbeidsvoorzieningsmaatregelen, uitgebracht aan de minister van Socials Zaken. 17 januari 1980.
Uitgaande van de in de inieiding op dit advies genoemde aantallen kan gesteld worden dat het aantal ingeschreven vacatures ruim zaI verdubbelen. Anderzijds zullen activiteiten, zoals de voorjaars- en najaarsvraagacquisitie, niet langer nodig zijn. In Zweden wordt erop gewezen dat het arbeidsbureau niet alleen met meer, maar ook mei andere vacatures dan voorheen geconfronteerd zaI worden, hetgeen nieuwe eisen stelt aan de bemiddelaars. In dit verband zij venwezen naar de opmerkingen van de raad in subparagraaf 6.2 met betrekking tot leidinggevende of hogere functies. De Zweedse verwachtingen zijn dat de verplichte vacaturemelding, ondanks een zekere veriichting van bepaalde taken, over het geheel genomen zaI resulteren in een toeneming van de behoefte aan zowel administratief personeel als bemiddelaars bij de arbeidsbureaus. De invoering zaI huns inziens tevens om extra voorzieningen in de sfeer van de huisvesting en de technische hulpmiddelen vragen. De raad meent dat een dergelijke verwachting ook voor Nederland gerechtvaardigd is en beveelt het vraagstuk van de personeelsbezetting dan ook wederom in de bijzondere aandacht aan 2). Dit temeer daar door gebrek aan personeel dit op zich goede hulpmiddel voor het veibeteren van de aansluiting van vraag en aanbod weleens niet tot zijn recht zou kunnen komen. Het is de raad bekend dat ook de Centrale Commissie van Bijstand en Advies bij het Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening in een brief aan de minister van Sociale Zaken (6 maart 1980) ulting gegeven' heeft aan haar bezorgdheid over de personeelsbezetting bij de arbeidsbureaus. De raad dealt deze bezorgdheid. Hij acht de, voor de invoering van het Arbeidsbureau Nieuwe StijI, voorziene uitbreiding van personeel te gering. Aangezien bij deze personeelsuitbreiding nog geen rekening gehouden is met de extra werkzaamheden, die zullen voortvloeien uit onder meer de verplichte vacaturemelding, bepleit de raad met kracht 27
dat voorzien wordt in de noodzakelijJce vergroting van het personeelsbestand bij de arbeldsbureaus ten einde een optimale uitoefening van de gestelde taken mogelijk te maken. De raad ziet de verdere uitbouw van het door het Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening gehanteerde Informatie-Systeem Vraag en Aanbod (zgn. ISVA-systeem), op wat langere termijn uitmondend in geautomatiseerde vraag- en aanbodvergelijkingen, als een noodzakeiijk hulpmiddel bij de uitvoering van de verplichte vacaturemelding. Vermeld werd reeds dat het in de bedoeling ligt ook de vraag vanaf oktober 1980 ingevoerd te hebben in de computer. Deze invoering zai de mogelijkheden tot intergewestelijke bemiddeling in de toekomst sterk verbeteren. De raad wil hierbij aantekenen dat hij het beschikbaar zljn van voldoende computerfaciliteiten als een dwingende voorwaarde ziet voor een doeltreffende invoering van de verplichte vacaturemelding. De voortgaande automatisering stelt wel hoge eisen aan de toegeleverde Informatle, zowel wat betreft de vraag als wat betreft het aanbod. In subparagraaf 6.4 is aandacht besteed aan de voor een goede vraagregistratie benodigde infonnatie. Het is voor een succesvolle bemiddeling van belang dat bij het melden van vacatures uitgegaan wordt van functierelevante eisen. De raad meent dat een vacature geregistreerd moet worden overeenkomstig de wensen van de werkgever. Wel ligt het op de weg van het Gewestelijk Arbeidsbureau met de werkgever in overleg te treden over kennelijk onredelijke eisen of hem te attenderen op andere mogelijkheden zoals het aantrekken van vrouwen of ouderen, het toepassen van scholingsvoorzieningen of het omzetten van een voile dagtaak in een gedeeltelijke dagtaak. Weike werkwijze moet het Gewestelijk Arbeidsbureau volgen bij de verwijzing naar vacatures? Moet de bemiddelaar zich strikt houden aan de wensen van de werkgever of moet hij het - met behulp van de verplichte vacaturemelding - vergrote inzlcht in de situatie op de arbeidsmarkt benutten om te proberen de zwakke groepen op de arbeidsmarkt In het arbeidsproces ingeschakeld te krijgen? Het arbeidsbureau heeft zowel de taak om de belangen van de vraagzijde als die van de aanbodzljde te behartigen. Het nastreven van de doelstellingen met betrekking tot het aan het werk helpen van zwakke groepen op de arbeidsmarkt kan een spanningsveld opieveren. Ook kunnen zich vacatures voordoen waarvan de kans op snelle vervulling gering geacht wordt. De raad Is van oordeel dat bij venwijzing naar vacatures steeds als richtsnoer moet gelden dat de venwijzlng zinvol moet zijn. De raad wil erop wiizen dat een intensivering van het contact tussen werkgevers en arbeidsbureau essentleel is voor het inhoud geven aan de verplichte vacaturemelding. Als voorbeeld van een dergelijke intensivering kan de aanstelling van een consulent Midden- en Kleinbedrljf en coordlnatoren Midden- en Kleinbedrijf op de arbeldsbureaus gelden. Voor deze sector geldt, evenals voor de overlge sectoren van het bedrljfsleven, dat de zin van de verplichting voor hem mede bepaald .wordt door de mate waarin het arbeidsbureau In staat zaI blijken te zijn om een bijdrage te leveren aan het vervullen van de gemelde vacatures. De raad acht het ten slotte gewenst dat het ministerie van Sociale Zaken jaarlijks verslag uitbrengt over de gang van zaken rond de verplichte vacaturemelding, zodat inzlcht verkregen wordt in het aantal aan- en afmeldlngen en het aantal bemlddelingen.
28
9. Invoering van de verplichting
Uit het voorafgaande komt duidelijk naar voren dat aan de tenuitvoerlegging van de verplichting een groot aantal haken en ogen verbonden is. In het bijzonder denkt de read daarbij aan de vele voorzieningen in het personele en materiele vlak die nog bij de arbeidsbureaus, onder meer ten behoeve van de invoering van het Arbeidsbureau Nieuwe StijI, getroffen moeten vi/orden. Het welslagen van de verplichting hangt met de totstandkoming hiervan nauw samen. Anders bestaat het gevaar dat de vacaturemelding slechts leidt tot een verbetering van de registratie en niet tot een vergroting van de bemiddeling. In verband met het bovenstaande stelt de raad voor uiterlijk op 1 januari 1983 tot integrale invoering over te gaan. Daartoe is het nodig dat per die datum bij de instellingen voor de arbeidsbemiddeling op afdoende manier is voorzien in personele en materiele middelen om deze informatiestroom te verwerken. In ieder geval wordt hieronder de invoering van de vraag in de computer gerekend. De raad stelt er prijs op te worden gehoord over de keuzeprogramma's en rubricering die bij de invoering van de vraag in de computer zullen worden gehanteerd. De raad wil uiterlijk twee jaar na de integrale invoering in de gelegenheid gesteld worden de regeling, op basis van daartoe door het ministerie van Sociale Zaken te verstrekken gegevens, te evalueren. Deze gegevens moeten zowel betrekking hebben op de verplichte als op de vrijwillige vacaturemelding, daar deze laatste eveneens bij de evaluatie betrokken dient te worden. Uit deze evaluatie kunnen, indien nodig, voorstellen tot wijziging van de gehanteerde regeling volgen.
J.W. de Pous voorzitter
A.J.M. van Miltenburg secretaris.
29
Bijiage 1
Brief d.d. 14 mei 1979 van de minister van Sociale Zaiten aan de Raad voor de Arfoeidsmaikt Hierbij moge Ik u om advies voorleggen een ontwerp van wet tot wijziging van de Arbeidsbenriiddelingswet 1930, strekkende tot invoering van de verplichting tot vacaturemelding voor werkgevers, die arbeidsgelegenheid beschikbaar hebben en daarvoor naar arbeidskrachten zoeken. Het wetsontwerp gaat vergezeld van een memorie van toelichting. Ik zai het op prijs stellen indien ik de zienswijze van uw Raad op korte termijn zou mogen vernemen. Ook de algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van deze wet zaI u zo spoedig mogelijk om advies worden voorgelegd. Ontwerp van wet tot wijziging van de Arbeidsbemiddelingswet 1930 Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zlen of horen lezen, saluuti doen te weten: AIzo Wij in ovenweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Arbeidsbemiddelingswet 1930 (Stb. 433) x) te wijzigen ten einde de mogelijkheden van openbare arbeidsbemiddeling te ven-uimen; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk W i j goedvinden en verstaan bij deze: Artikel I In de Arbeidsbemiddelingswet 1930 wordt na artikel 8 een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende: 'Hoofdstuk ll-A. Van de verplichte vacaturemelding Artikel 9. 1. Werkgevers die arbeidsgelegenheid beschikbaar hebben en daarvoor naar arbeidskrachten zoeken, zijn verplicht daarvan mededeling te doen aan het orgaan van de openbare arbeidsbemiddeling. Wanneer een werkgever niet meer naar arbeidskrachten zoekt in verband met de arbeidsgelegenheid waaromtrent hij mededeling heeft gedaan, dient hij daarvan eveneens mededeling te doen. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen werkgevers, behorende tot bij die maatregel aangewezen categorieen, worden vrijgesteld van de in het eerste lid neergelegde verplichtingen.
•) Gewijzigd bij de wet van 24 febniari 1960, Staatsblad 94.
Artikel 10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regelen gesteld betreffende de gegevens weike de in het eerste lid van artikel 9 bedoelde mededelingen dienen te bevatten, alsmede betreffende het tijdstip en de wijze waarop die mededelingen moeten worden gedaan. 30
Artikel 11. Alvorens regelen krachtens artikel 9, tweede lid, of artikel 10 worden vastgesteld, wordt de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid gesteld ter zake zijn zienswijze kenbaar te maken.'. Artikel II Aan het eerste lid van artikel 58 van de Arbeidsbemiddelingswet 1930 wordt, met vervanging van de punt achter het derde onderdeel door een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende: '4e. hij, die een bij of krachtens artikel 9 of artikel 10 gegeven voorschrift overtreedt'. Artikel III Deze wet treedt In werking op een door 0ns te bepalen tijdstip. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zai worden geplaatst, en dat alle ministeriele departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. MEMORIE VAN TOELICHTING In bijgaand wetsontwerp wordt aan werkgevers de verplichting opgelegd tot melding van in hun bedrijf of onderneming aanwezige vacatures. In Bestek '81 is het wetsontwerp reeds aangekondigd. Het wetsontwerp is een onderdeel van een pakket van maatregelen op sociaal-economisch terrein waarvan het Kabinet de totstandkoming op korte termijn wenselijk acht Dbel van het wetsontwerp is de mogelijkheden van arbeidsbemiddeling te vergroten. Na invoering van de meldingsplicht zullen de arbeidsbureaus kunnen beschikken over een vollediger en objectiever overzicht van de bestaande vacatures dan thans het geval is. Hierdoor wordt de mogelijkheid van verwijzing van en keuze door de bij het arbeidsbureau ingeschreven werkloze werkzoekenden vergroot Zulks zaI ertoe leiden dat de voorziening in open vacatures wordt versneld; daardoor wordt de noodzaak tot het doen van een beroep op uitkeringen verminderd. Met andere woorden: de aan de orde zijnde maatregel is een maatregel in het kader van het volumebeleid. Tevens kan, door deze vollediger registratie van vacatures, een beter inzicht worden verkregen in de vraag in hoeven-e en weike maatregelen zullen moeten worden getroffen ten einde de thans bestaande onevenwichtigheden tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zoveel mogelijk op te heffen. Invoering van deze vacaturemeldingsplicht laat uiteraard de mogelijkheid onverlet dat werkgevers ook anders dan door tussenkomst van het arbeidsbureau in de vervulling van vacatures voorzien. In de regeling wordt voorzien via een beperkte aanvuiling van de Arbeidsbemiddelingswet 1930. Die wet alsmede het wetsbesluit van 17 juli 1944 (Stb. E 51) vormen de belangrijkste wettelijke basis vp6r de activiteiton van de dienst voor de arbeidsvoorziening. Reeds erwge tijd wordt de behoefte gevoeld te komen tot een algehele herziening van deze regelingen. Ik moet echter thans volstaan met de beperkte wijziging zoals die hierbij wordt voorgesteld; ten aanzien van de integrale herziening van de wetgeving op het gebied van de arbeidsvoorziening wordt een adviesaanvrage aan de SociaalEconomische Raad voorbereid. 31
Kern van de meldingsplicht is gelegen in artikel 9, eerste lid, van het wetsontwerp. Gemeld zaI moeten worden 1 e het feit dat een vacature aanwezig is, en 2e het feit dat een gemelde vacature inmiddels is vervuld, hetzij middels het aantrekken van een nieuwe werknemer, hetzij anderszins. De meldingsverplichting zaI in het algemeen gelden Indien een werkgever arbeidsgelegenheid beschikbaar heeft en daarvoor near arbeidskrachten zoekt. Ook vacatures voor korte duur vallen hieronder. Zolang een werkgever voomemens is via een interne verschuiving in een ontstane vacature te voorzlen, is van het zoeken naar een arbeidskracht nog geen sprake, en geldt de meldingsplicht ten aanzien van die vacature niet. Het tweede lid van artikel 9 voorziet in de mogelijkheid dat bepaalde categorieen van werkgevers worden vrijgesteld van de meldingsplicht. Ik meen voor wat betreft de vraag of en zo ja weike categorieen van werkgevers moeten worden vrijgesteld het advies van de Sociaal-Economische Raad te moeten afwachten. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zaI nader worden geregeld weIke gegevens de melding ten minste moet inhouden. In hoofdzaak zaI het gaan om een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de aard van de beschikbare functie en van de daarop afgestemde eisen waaraan de aan te stellen werknemer zaI moeten voidoen o.a. op het punt van opleiding, ervaring en vakbekwaamheid. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zaI eveneens moeten worden geregeld op weIke wijze de melding zai moeten geschieden. In de regel lijkt een schriftelijke melding de aangewezen vorm. Ten einde dit te vergemakkelijken zullen formulieren ter beschikking worden gesteld. Niet altijd zaI een schriftelijke melding echter mogeiijk zijn, in het bijzonder niet in de gevallen waarin vacatures op korte termijn ontstaan en ook op korte termijn vervuld moeten worden. Daarbij ware b.v. te denken aan de zeescheepvaart Voor dergelljke gevallen zaI de nadere regeling ook in een mogelijkheid van telefonische melding moeten voorzien. Ten slotte zullen ook nadere regels worden gesteld omtrent het tijdstip waarop de melding plaats dient te vinden. Achterliggende gedachte zaI daarbij uiteraard zijn dat de melding moet plaatsvinden op een zodanig tijdstip, dat bemiddelingsactiviteiten van de kant van het arbeidsbureau nog zinvol zijn. De uitvoeringsmaatregelen zullen niet worden vastgesteld dan. nadat de Sociaal-Economische Raad (de Raad voor de Arbeidsmarkt) in de gelegenheid is gesteld daarover advies uit te brengen. Het niet-nakomen van de meldingsplicht is ondergebracht bij de strafbare feiten weIke zijn vervat in artikel 58 van de Arbeidsbemiddelingswet 1930, hetgeen met zich meebrengt dat bij niet-naleving een geldboete kan worden opgelegd (in verband met het bepaalde in artikel 24 van het Wetboek van Strafrecht geldt hierbij een maximum van 10.000 gulden) of hechtenis van ten hoogste zes maanden. Ik acht het wenselijk dat de vacaturemeldingsplicht op zo kort mogelijke temnijn gaat gelden. De hiervoor nodige uitvoeringsmaatregelen worden met spoed voorbereid.
32
Bijiage 2
Brief d.d. 4 juli 1979 van de Raad voor de Arfoeidsmarkt aan de minister van Sociale Zaken Bij brief d.d. 14 mei 1979 verzocht u de Raad voor de Arbeidsmarkt advies uit te brengen over een ontwerp van wet tot wijziging van de Arbeidsbemiddelingswet 1930. Tevens wordt een adviesaanvrage over de algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van deze wet aangel
33
Bijiage 3
Brief d.d. 2 9 november 1979 van de minister van Sociale Zaken aan de Raad voor de Arbeidsmarkt Bij brief van 4 juli j . l . deelde uw Raad mij mee, dat de adviesaanvrage over een ontwerp van w e t tot wijziging van de Arbeidsbemiddelingswet 1930 is voorgelegd aan de Commissie voor het Arbeidsvoorzieningsbeleid en de Coordinatiecommissie. Beide Commissies bleken het wenselijk te achten, dat het wetsontwerp te zamen niet de uitvoeringsregelen wordt beoordeeld alvorens advies uit te brengen. Ik kan uw Raad thans een ontwerp van de algemene maatregel van bestuur doen toekomen die voorziet in de materiele regeling van de vacaturemeldingsplicht. Gaarne zie ik nu het advies van uw Raad tegemoet. DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN,
Voorontwerp Besluit van houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 9, tweede lid, en 10 van de Arbeidsbemiddelingswet 1930 (Uitvoeringsbesluit verplichte vacaturemelding) Wij Juliana, bij de Gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken van , nr. Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening, Jura-U Gelet op de artikelen 9, tweede lid, en 10 van de Arbeidsbemiddelingswet 1930; De Raad van State gehoord (advies van
)
Gehoord de Raad voor de Arbeidsmarkt van de Sociaal-Economische Raad; Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van nr. , Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening, Jura-U HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN: Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder 'wet': de Arbeidsbemiddelingswet 1930. Artikel 2. Vrijgesteld van de in artikel 9, eerste lid, van de wet neergelegde verplichtingen zijn: 34
a. degenen die arbeidskrachten zoeken voor het verrichten van huishoudelijke of persoonlijke diensten in de eigen huishouding; b. gemeenten alsmede organisatorische eeriheden die krachtens de Wet op de sociale werkvoorziening als werkverband zijn aangewezen, voor zover het betreft meldingen omtrent arbeidsgelegenheid waarvoor een dienstverband zai worden aangegaan overeenkomstig hoofdstuk V van die wet. Artikel 3. 1. De mededeling, bedoeld in artikel 9, eerste lid, eerste volzin, van de wet dient te worden gedaan aan het gewestelijk arbeidsbureau binnen welks gebied de arbeidsgelegenheid beschikbaar is. 2. Indien de arbeid zaI worden verricht in het gebied van meer dan een gewestelijk arbeidsbureau, of in het buitenland, dient de mededeling te worden gedaan aan het arbeidsbureau waaronder de plaats ressorteert waar de werkgever is gevestigd. Artikel 4. De nnededeling dient te worden gedaan, uiterlijk op het moment waarop de werkgever buiten de kring van de bij hem in dienst zijnde werknemers naar arbeidskrachten begint te zoeken. Artikel 5. 1. De mededeling dient een beschrijving in te houden van de beschikbare arbeidsgelegenheid en de op grond daarvan aan een arbeidskracht te stellen vereisten, en dient schriftelijk te worden gedaan door inzending van een volledig ingevuld formulier, overeenkomend met een door Onze Minister van Sociale Zaken vast te stellen model. 2. De formulieren worden kosteloos door het gewestelijk arbeidsbureau aan werkgevers ter beschikking gesteld. Artikel 6. 1. Terstond nadat een dienstverband is aangegaan met betrekking tot arbeidsgelegenheid waaromtrent overeenkomstig de voorgaande bepalingen mededeling is gedaan, dan wel zodra cm andere reden voor die arbeidsgelegenheid niet meer naar arbeidskrachten wordt gezocht, deelt de werkgever dit schriftelijk mede aan het gewestelijk arbeidsbureau waaraan die arbeidsgelegenheid eerder werd gemeld. 2. Indien de aanvankelijke melding van arbeidsgelegenheid meerdere vacatures betrof, dient de afmelding overeenkomstig het eerste lid te geschieden, uiterlijk op het moment waarop ten aanzien van alle gemelde vacatures de in het eerste lid omschreven omstandigheid zich voordoet. Artikel 7. 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit verplichte vacaturemelding. 2. Dit besluit treedt In werking op een door 0ns te bepalen tijdstip.
35
VAKATUREMELDING (Gewesteiijk) Arbeidsbureau
aan
(serieletter en nummer)
. . .
Gevraagd beroep Aantal vakatures
.man/vrouw/geen voorkeur
)x
Leeftijd: van
tot
Naam bedrijf Ad res bedrijf Postcode
te
telefoon:
Aard bedrijf Plaats van het werk Sollicitatie
persoonlijk/na telefonische afspraak/schriftelijk
Bereikbaar
tijdens kantooruren/in de avonduren tot
)x uur
Ix
Vragen naar Omschrijving werkzaamheden
Gevraagde opieiding en/of veriangde ervaring
VUerktijden
: full time/part-time/
Duur van het werk
:
Salarisindicatie
:
/ploegendienst Rijbewijs
: A/BE/CE/DE/chauf. dipl.
Gewenste datum indiensttreding
Overige bijzonderheden Vrij ter inzage/alleen voor bemiddeling
)x
Datum indiening:
)x Doortialen hetgeen niet van toepassing is.
36
Z I E T O E L I C H T I N G ACHTER2IJDE
Invullen door het arbeidsbureau Datum verwijzing Naam en voorletter(s)
Ve rwezen Geb. datum Plaats van Inwoning
37
Geplaatst d.d.
Opmerkingen
VAKATURE-AFIVIELDING
aan
(serieletter en nummer)
(Gewestelljk) Arbeldsbureau . . .
Gevraagd beroep Aantal vakatures
man/vrouw/geen voorkeur
)x
Leeftijd: van
tot
Naam bedrijf Adres bedrijf Postcode
te
telefoon:
Aard bedrijf Plaats van het werk Sollicitatie
persoonlijk/na telefonische afspraak/schriftelijk
Bereikbaar
tijdens kantooruren/ln de avonduren tot
)x uur )x
Vragen naar In bovenstaande vakature is voorzien door: aantal: bemiddeling door het arbeldsbureau spontane sollicitaties sollicitaties n^.v. een advertentie uitzendbureau op andere wijze Datum indiening Datum afmelding )x Doorhalen hetgeen niet van toepassing is.
TOELICHTING - Aanmeldingsformulier (1 e exemplaar) DIt dient voor de aanmelding van vakatures bij het (Gewestelijk) Arbeldsbureau ingevolge de ArbeJdsbemiddeiingswet 1930 ex artikel 9, lid 1. Per formulier kunnen slechts vakatures in 6en beroep worden opgegeven. Ook de eventuele vakatures in part-time verband dienen apart te worden opgegeven. De te verrichten werkzaamheden s.v.p. kort en toch zo volledig mogelijk omschrijven. Bij part-time aanvragen gaarne de mogelijke varieties in uren per dag, dagen per week e.d. duidelijk vermelden met de begin- en eindtijden. Wanneer het salens van diverse faktoren afhankelijk is, dan kunt u eventueel volstaan met het aangeven van een minimum en maximum richtbedrag. 38
Wilt u in de vakature uitsluitend via voorselectie door het arbeidsbureau voorzien, dan kunt u dit in de laatste rubriek aangeven (alleen voor bemiddeling). Indien deze rubriek niet is ingevuld, wordt aangenomen dat deze vakature tevens beschikbaar is voor de vakaturebank (vrij ter inzage). - Afmeldingsformulier Dit dient voor afmelding van uw vakatures. Wanneer hierin is voorzien, gelieve u dit formulier terstond aan het aan ommezijde genoemde arbeidsbureau toe te zenden. Gaarne met vermelding van de wijze, waarop in deze vakature(s) is voorzien. Voor-ontwerp Uitvoeringsbesluit verplichte vacaturemelding NOTA VAN TOELICHTING Bijgaand besluit strekt tot uitvoering van de nieuwe artikelen 9 en 10 van de Arbeidsbemiddelingswet 1930. In die artikelen is een aan- en afmeldingsplicht van vacatures neergelegd. Doel van die verplichte vacaturemelding is vermiming van de mogelijkheden van arbeidsbemiddeling, alsmede vergroting van het inzicht in de vraag en aanbod-verhoudingen op de arbeidsmarkt, opdat zo mogelijk bijsturende maatregelen kunnen worden getroffen. De in artikel 9 van de wet neergelegde meldingsplicht geldt voor werkgevers 'die arbeidsgelegenheid beschikbaar hebben en daarvoor near arbeidskrachten zoeken'. Op grond van het tweede lid van dat artikel kunnen bepaalde categorieen van werkgevers van de meldingsplicht worden uitgezonderd. Ik meen dat deze uitzonderingen op de meldingsplicht, gelet op de doelstelllngen van de nieuwe regaling, zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. In artikel 2 van het uitvoeringsbesluit is de meldingsplicht dan ook slechts opgeheven voor zover het betreft vacatures voor huishoudelijk personeel in de particuliere huishouding, en voor vacatures wetke via toepassing van de Wet op de sociale werkvoorziening worden vervuld. Om aandacht vraagt nog de positie van bemiddelings- en uitzendbureaus. Ten einde dubbele vacaturemelding te voorkomen is het ongewenst indien zowel de feitelijke werkgever als het bemiddelings- c.q. uitzendbureau tot melding zouden overgaan. Een additionele vrijstellingsbepaling om deze melding te voorkomen is echter niet nodig. De wetsbepaling houdt reeds in dat de meldingsplicht slechts geldt voor degene die zelf arbeidsgelegenheid beschikbaar heeft, d.w.z. de feitelijke werkgever. De bemiddelings- en uitzendbureaus zijn uiteraard wel tot melding verplicht voor zover het betreft de aanwerving van het eigen personeel. Voor de duidelijkheid zij er nog op gewezen dat ook werkgevers die een vacature beschikbaar hebben waarbij de arbeidskracht gedurende de arbeidstijd gelegenheid krijgt te worden geschoold, zijn onderworpen aan de vacaturemeldingsplicht. Artikel 3 van het uitvoeringsbesluit regelt bij weike instantie de vacaturemelding moet worden gedaan. Uitgangspunt is dat de melding plaats dient te vinden bij het arbeidsbureau, waaronder de plaats ressorteert alwaar de arbeid zai worden ven-icht. Enkel in het geval die plaats moeilijk bepaalbaar is, zoals bij een handelsreiziger, of indien de arbeid buiten Nederland zaI worden verricht, is de plaats van vestiging van de werkgever bepalend voor de vraag bij wie de melding moet worden gedaan. 39
In de toelichting op de wijziging van de Arbeidsbemiddelingswet is reeds venmeld dat zolang een werkgever voornemens is via een inteme verschuiving in een ontstane vacature te voorzien, van het zoeken naar een arbeidskracht geen sprake is, zodat de meldingsplicht dan nog niet geldt. Dit ligt op een lijn met de in collectieve arbeidsovereenkomsten veel voorkomende bepaling dat bij het vervallen van vacatgres voorrang moet worden gegeven aan het elgen personeel. In aansluiting hierop bepaalt artikel 4 van het nu voorliggende uitvoeringsbesluit dat de vacaturemelding moet worden gedaan zodra de werkgever buiten de kring van de bij hem in dienst zijnde werknemers naar personeel zoekt. In elk geval is van een dergelijke activiteit sprake als bijvoorbeeld advertenties worden geplaatst, of bemiddelings- of uitzendbureaus worden aangezocht. Ten einde een doelmatige verwerking van de vacaturemeldingen mogelijk te maken bepaalt artikel 5 van het uitvoeringsbesluit dat de meldingen schriftelijk moeten worden gedaan, met gebruikmaking van een standaardformulier. Deze formulieren zullen kosteloos ter beschikking worden gesteld. De via deze formulieren te verstrekken gegevens betreffen de aard van de beschikbare arbeidsplaats (aard werk, werktijden, eventuele ploegendienst, geboden salaris, etc.) alsmede de eisen (opieiding, ervaring) waaraan de aan te stellen werknemer zaI moeten voldoen. Die eisen dienen uiteraard afgestemd te zijn op de vacature die wordt aangemeld. Op het formulier zaI de werkgever zich tevens kunnen uitspreken over de vraag of de vacature al dan niet moet worden opgenomen in de vacaturebank van het arbeidsbureau. Hiermee wordt aangesloten bij de gangbare praktijk, t.w. dat enkel in het geval werkgevers hiertoe toestemming geven, de door hen verstrekte gegevens voor een ieder ter inzage zijn. De mogelijkheid zaI worden geboden om via 1 formulier tegelijkertijd meerdere vacatures aan te melden, althans voor zover de aard van deze vacatures overeenstemt. Artikel 6 van het uitvoeringsbesluit regelt de afmelding. Deze dient eveneens schriftelijk te geschieden. Formulieren voor deze afmelding zullen ter beschikking worden gesteld, doch het gebruik hiervan is niet verplicht. Voor zover een vacaturemelding tegelijkertijd meerdere vacatures betrof, behoeft de afmelding pas plaats te Vinden op het moment dat al deze vacatures zijn vervuld. In dergelijke gevallen is een afmelding per vervulde vacature uiteraard wel toegestaan, doch strikt noodzakelijk is deze werkwijze niet, aangezien, zolang niet alle gemelde vacatures zijn bezet, de bemiddeiingsactivlteiten normaal doorgang kunnen vinden. Ten slotte merk ik nog op dat van belang blijft dat tussen arbeidsbureaus en bedrijfsleven regelmatig overleg wordt gevoerd over de uitvoering van deze vacaturemelding, en de eventueel bij die uitvoering gerezen problemen. DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN,
40