IPA 2011/12
Het bemiddelingsvoorstel van de federale regering onder de loep unisoc vzw
Vooraf Met deze nota willen we de leden van unisoc zo gedetailleerd mogelijk informeren over de evoluties m.b.t. het IPA 2011-2012. Zoals gezegd in FAQ 1/1, vermits een deel van de vakbondsorganisaties het ontwerp van IPA 2011-2012 van 18 januari 2011 niet goedkeurden, moeten we ons baseren op het bemiddelingsvoorstel van de regering van 11 februari 2011 en op de instrumenten die uitvoering geven aan dit voorstel (hiervoor verwijzen we naar de persmededeling van de Ministerraad van 25 februari 2011). U krijgt hier een analyse van het bemiddelingsvoorstel aan de hand van FAQ’s. De analyse baseert zich o.a. op informele contacten tussen werkgeversorganisaties en mag bijgevolg niet als exhaustief of definitief afgedaan worden. Bovendien kan de concrete uitwerking (wet, uitvoeringsKB, enz.) van de maatregelen van het bemiddelingsvoorstel tot gevolg hebben dat er zich wijzigingen voordoen t.o.v. het initiële bemiddelingsvoorstel. De nota wordt daarom geregeld aangepast wanneer er iets nieuws te melden is.
Inhoudstafel Inleiding van het bemiddelingsvoorstel: ............................................................. 5 FAQ 1/1: VAN EEN ONTWERP VAN IPA 2011/12 VAN DE SOCIALE PARTNERS NAAR EEN BEMIDDELINGSVOORSTEL VAN DE FEDERALE REGERING. EEN WOORDJE UITLEG? ............................................................................................................................. 5 Luik: Loonnorm: ........................................................................................... 6 FAQ 2/1: WAT BETEKENT DE LOONNORM VAN 0,3% CONCREET ? ........................................ 6 FAQ 2/2: IN WELKE MATE IS DE LOONNORM VAN 0,3% OOK VAN TOEPASSING OP DE SOCIALPROFITSECTOREN? ............................................................................................ 7 FAQ 2/3: WAT MET DE STUDIE VAN HET INDEXMECHANISME WAARVAN SPRAKE IN HET ONTWERP IPA 2011/12? ................................................................................................. 7 Luik: Welvaartvastheid: .................................................................................. 8 FAQ 3/1: HOE WORDT DE BESCHIKBARE FINANCIËLE ENVELOPPE BEREKEND? ................... 8 FAQ 3/2: IN WELKE MAATREGELEN “WELVAARTSVASTHEID” 2011-2012 VOORZIET BIJLAGE 1 VAN HET ONTWERP VAN IPA? ................................................................... 9 FAQ 3/3: HOE ZAL DE RESTERENDE 40% AANGEWEND WORDEN? ...................................... 11 FAQ 3/4: WAT IS DE HUIDIGE STAND IN DE UITVOERING VAN HET LUIK WELVAARTSVASTHEID? ................................................................................................ 11 Luik: Lage lonen: ......................................................................................... 12 FAQ 4/1: ZAL DE WERKGEVER DEZE VERHOGING TEN LASTE MOETEN NEMEN? ............... 12 FAQ 4/2: HOE MOET DE DEGRESSIEVE AFBOUW VAN DE NETTOVERHOGING VAN €120PER JAAR GEÏNTERPRETEERD WORDEN?................................................................... 13 Luik: Verlengingen van bestaande akkoorden: .................................................... 13 FAQ 5/1: HOE WORDEN DE BESTAANDE AKKOORDEN VERLENGD ? .................................. 13 FAQ 5/2: OVER WELKE VERLENGINGEN SPREKEN WE? .......................................................... 13 FAQ 5/3: HOE ZIT HET MET HET BEHOUD VAN DE DREMPELS VOOR DE VOLGENDE SOCIALE VERKIEZINGEN? ............................................................................................. 15 FAQ 5/4: BLIJFT DE EVALUATIE VAN HET GENERATIEPACT BEHOUDEN ? ............................. 15 FAQ 5/5: HOE STAAT HET MET DE HERZIENING VAN DE TUSSENKOMST VAN DE WERKGEVER IN DE KOSTEN VOOR OPENBAAR VERVOER IN HET WOONWERKVERKEER? ............................................................................................................. 15 Luik: Eenheidsstatuut: .................................................................................. 16 FAQ 6/1: WELKE ELEMENTEN INZAKE DE HARMONISATIE VAN HET STATUUT ARBEIDERSBEDIENDEN WORDEN BESPROKEN IN BIJLAGE II LUIK A VAN HET ONTWERP IPA 2011-2012? ..................................................................................................................... 16 FAQ 6/2: TOEPASSINGSGEBIED? WAT MOETEN WE VERSTAAN ONDER “NIEUWE CONTRACTEN”? ZIJN DEZE REGELS OOK VAN TOEPASSING OP DE CONTRACTUELEN UIT DE PUBLIEKE SECTOR?............................................................ 16 FAQ 6/3: HOE ZULLEN DE OPZEGTERMIJNEN VOOR ARBEIDERS, LAGERE EN HOGERE BEDIENDEN NAAR ELKAAR TOEGROEIEN?................................................................ 17 FAQ 6/4: DE KOSTENCOMPENSATIE: WAT EN VOOR WIE? .................................................... 22 FAQ 6/5: HOE ZAL DE INTERIMPERIODE IN DE ANCIËNNITEIT INGEPAST WORDEN? .......... 22 Luik: Belastingsvrijstelling opzeg: .................................................................... 23 3
FAQ 7/1: ONDER WELKE VOORWAARDEN WORDEN WELKE VERGOEDINGEN TEN BELOPE VAN WELK BEDRAG VRIJGESTELD? ............................................................. 23 Luik: Crisismaatregelen: ................................................................................ 23 FAQ 8/1 : WELKE MAATREGELEN WORDEN VERLENGD EN HOE ZULLEN ZE VERLENGD WORDEN? ...................................................................................................................... 23 FAQ 8/2: WAT IS ER VAN DE CRISISPREMIE TOEGEKEND AAN ONTSLAGEN ARBEIDERS ? 24 FAQ 8/3: HERNEEMT HET BEMIDDELINGSVOORSTEL DE BEPALINGEN VAN HET ONTWERP IPA DIE VOORZIEN IN DE HARMONISERING VAN HET STATUUT ARBEIDERS/BEDIENDEN OP HET VLAK VAN DE TIJDELIJKE WERKLOOSHEID? ...... 25 FAQ 8/4: IS HET BEDRAG VAN DE UITKERING TIJDELIJKE WERKLOOSHEID GEWIJZIGD ? .. 25 FAQ 8/5: KOMT ER NU EEN VERPLICHT SUPPLEMENT OP DE WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN TEN LASTE VAN DE WERKGEVER? ............................................................................... 26 FAQ 8/6: BLIJFT EEN PLAFOND VOOR RESPONSABILISERING BEHOUDEN BIJ OVERMATIG GEBRUIK VAN DE ECONOMISCHE WERKLOOSHEID, ZOALS HET ONTWERP IPA DAT VOORZAG? ........................................................................................................... 26 FAQ 8/7: WORDT DE BEDRIJFSVOORHEFFING OP DE RVA-UITKERING EN OP DE AANVULLENDE VERGOEDING OPGETROKKEN, ZOALS HET ONTWERP IPA 20012012 VOORZAG? .......................................................................................................... 26 FAQ 8/8: WELKE MAATREGELEN M.B.T. TIJDELIJKE WERKLOOSHEID WERDEN UITEINDELIJK (NIET) BEHOUDEN WANNEER MEN HET ONTWERP IPA 2011-2012 EN HET BEMIDDELINGSVOORSTEL VERGELIJKT? .................................................................... 27 Luik: Finale bepaling: ................................................................................... 27 FAQ 9/1: WAT GEBEURT ER OVER HET ALGEMEEN MET DE ELEMENTEN VAN HET ONTWERP IPA DIE NIET WERDEN OPGENOMEN IN HET BEMIDDELINGSVOORSTEL? WAT IS HUN STATUUT? ................................................................................................................ 27 volledige tekst van het Bemiddellngsvoorstel ..................................................................... 28 volledige tekst van het Interprofessioneel Akkoord 2011-2012 ........................................ 29
4
Inleiding van het bemiddelingsvoorstel: De regering heeft kennis genomen van het ontwerp van IPA en neemt akte van het uitblijven van een akkoord. Overeenkomstig de wet van 26 juli 1996 stelt zij de sociale partners de volgende elementen van bemiddeling voor. (klik hier om naar de tekst te gaan) FAQ 1/1: Van een ontwerp van IPA 2011/12 van de sociale partners naar een bemiddelingsvoorstel van de federale regering. Een woordje uitleg?
1
VAN EEN ONTWERP VAN IPA 2011-2012 …
De onderhandelaars in de Groep van 10 bereikten op 18 januari 2011 na aanslepende onderhandelingen eindelijk een akkoord rond een ontwerp van IPA 2011-2012. Echter, de inkt is nog niet droog of de eerste afwijzende reacties lopen al binnen met de bediendecentrales op kop. Op 4 februari 2011, na de goedkeuring van het ontwerp door achtereenvolgens UCM, VBO, ACV en UNIZO, verwerpen zowel het ACLVB als het ABBV het ontwerp met respectievelijk een nipte en overweldigende meerderheid.
2
… NAAR EEN BEMIDDELINGSVOORSTEL
2.1
IN HET ALGEMEEN
De wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen voorziet in haar artikelen 6 en 7 dat, bij gebreke van een consensus tussen de sociale gesprekspartners, de Regering de sociale gesprekspartners voor overleg bijeen roept en een bemiddelingsvoorstel doet, op grond van de gegevens vervat in het Technisch verslag van de CRB over de maximale beschikbare marges voor de loonkostenontwikkeling. Scenario 1 - In geval van een akkoord tussen de Regering en de sociale gesprekspartners wordt de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling vastgelegd in een binnen de Nationale Arbeidsraad (NAR) gesloten CAO. Scenario 2 - Bij gebreke van een akkoord tussen de Regering en de sociale gesprekspartners, binnen een maand na het bijeenroepen van de sociale gesprekspartners voor overleg zoals bedoeld in voorgaande paragraaf, kan de Koning de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling vastleggen, met als minimum de indexering en de baremieke verhogingen. Bij gebreke van een interprofessioneel akkoord over de werkgelegenheid kan de Koning voor de voorziene duur van het interprofessioneel akkoord, bijkomende maatregelen nemen voor de werkgelegenheid, onder andere met betrekking tot: 5
de arbeidsherverdeling, met inbegrip van mogelijkheden tot arbeidsduurvermindering, deeltijdse arbeid, verhogen van kansen op werkgelegenheid voor jongeren en loopbaanonderbreking; een soepelere organisatie van de arbeidsmarkt.
2.2
IN HET BIJZONDER
Op vrijdag 11 februari 2011, na de verwerping van het ontwerp van IPA 2011/12 door het ABVV en het ACLVB, komt de federale regering tot een akkoord omtrent een bemiddelingsvoorstel. Dit bemiddelingsvoorstel wordt op maandag 14 februari aan de sociale partners in de Groep van 10 voorgelegd en toegelicht. Op vrijdag 18 februari komen de federale regering en de Groep van 10 opnieuw samen teneinde te kunnen bepalen of een akkoord op basis van het bemiddelingsvoorstel mogelijk is (scenario 1). Nadat uit de gedachtewisseling gebleken is dat een akkoord op basis van het bemiddelingsvoorstel niet mogelijk is, beslist de federale regering over te gaan tot de ten uitvoerlegging van haar bemiddelingsvoorstel, en dit met onmiddellijke ingang. De periode van een maand waarover de sociale partners beschikken om, nadat ze in kennis zijn gesteld van het bemiddelingsvoorstel, alsnog tot een akkoord te komen (scenario 2), wordt met andere woorden niet uitgedaan. De ministerraad van vrijdag 25 februari ten slotte keurt de eerste teksten tot uitvoering van het bemiddelingsvoorstel goed … Luik: Loonnorm: Naast het behoud van de index wordt de maximale marge voor de verhoging van de loonkost vastgesteld op 0,3%, met dien verstand dat de marge boven de index zal besteed worden in het jaar 2012. (klik hier om naar de tekst te gaan) FAQ 2/1: Wat betekent de loonnorm van 0,3% concreet ? De lonen mogen in 2012 maximaal met 0,3% stijgen. Deze MAXIMALE STIJGING MET 0,3% komt bovenop de index en de baremieke verhogingen. Onder baremieke verhogingen verstaan we: de bestaande loonsverhoging wegens dienstanciënniteit, leeftijd, normale bevorderingen of individuele 1 categorieveranderingen, bij collectieve arbeidsovereenkomsten vastgelegd. Noteer dat er ondanks de maximale stijging met 0,3% toch een bonus kan worden toegekend via het mechanisme voorzien in CAO 90 van de NAR (niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen). Zoals het ontwerp van IPA voor 2011 en 2012 stelt, men mag zich slechts beroepen op deze marge VANAF 1 JANUARI 2012.
Wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (artikel 2).
1
6
FAQ 2/2: In welke mate is de loonnorm van 0,3% ook van toepassing op de socialprofitsectoren? De loonnorm, of nog de maximale beschikbare marge voor de loonkostenontwikkeling in België bovenop de index en de baremieke verhogingen, is ingeschreven in de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen [in wat volgt: de wet van 96]. De wet van 96 is van toepassing op de werknemers die verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst en onderworpen zijn aan de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités alsook op hun werkgevers. Art. 2. § 1. Deze wet [van 68] is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers alsook op de organisaties. Voor de toepassing van deze wet worden gelijkgesteld met : 1. werknemers : de personen die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon; 2. werkgevers : de personen die de onder 1 bedoelde personen te werk stellen;een arbeidsovereenkomst : de arbeidsverhoudingen tussen de met werknemers en werkgevers gelijkgestelde personen; 3. een bedrijfstak : de groepen van met werkgever gelijkgestelde personen, die buiten het bedrijfsleven een gelijke of verwante activiteit uitoefenen; 4. een onderneming : de inrichtingen van de met werkgevers gelijkgestelde personen. § 3. Deze wet is niet van toepassing op : 1.
(degenen die in dienst zijn van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de Gemeenschapscommissies, de provincies, de gemeenten, de daaronder ressorterende openbare instellingen en de instellingen van openbaar nut met uitzondering van de NV Federale Participatiemaatschappij, van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, van het Participatiefonds, van de Nationale Delcrederedienst, van de Nationale Bank van België, van de NV CREDIBE (,) van de NV Nationale Loterij (van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (...), van de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten (en van de naamloze vennootschappen van publiek recht "Brussels South Charleroi Airport-Security" en "Liège-Airport-Security")
2.
(Degenen die tewerkgesteld zijn in centra voor beroepsopleiding met toepassing van de wetgeving betreffende de arbeidsbemiddeling of beroepsopleiding van werkzoekenden;)
3.
(de door het Rijk gesubsidieerde personeelsleden die in dienst zijn van de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs.)
(4. werknemers aangeworven in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst.)
De onderhandelde loonnorm is met andere woorden ook van toepassing op de werknemers en de werkgevers uit de private social profit. Echter, de invulling van deze norm vindt voor de socialprofitsectoren niet plaats tijdens de tweejaarlijkse sectorale onderhandelingen die in het verlengde van de interprofessionele akkoorden plaatsvinden, maar wel in het kader van de vijfjaarlijkse socialprofitakkoorden die momenteel op de verschillende niveaus in onderhandeling zijn. Met andere woorden, de socialprofitwerkgevers zijn niet verplicht in te gaan op een mogelijke syndicale eis tot invulling van de 0,3% in het kader van de komende tweejaarlijkse sectorale onderhandelingen. FAQ 2/3: Wat met de studie van het indexmechanisme waarvan sprake in het ontwerp IPA 2011/12? De studie van het indexmechanisme is bemiddelingsvoorstel van de federale regering.
niet
meer
opgenomen
in
het
7
Volgens een strikte interpretatie van het bemiddelingsvoorstel zou het automatische indexmechanisme de komende twee jaar niet in het gedrang komen. Maar, tijdens de Europese Raad van 4 februari 2011 werd een Frans-Duits voorstel besproken over de opstelling van een “Competitiviteitspact”. Doel: de eurozone vrijwaren van nieuwe problemen zoals bepaalde landen die gekend hebben als gevolg van de economische crisis. Het Pact bevat o.a. een aantal verwijten ten aanzien van lidstaten die de automatische indexering van de lonen nog toepassen (België, Luxemburg, Portugal) 2. Als gevolg daarvan heeft de Nationale Bank van België in de loop van de maand februari haar steun betuigd aan de kritiek op de automatische loonindexering zoals uitgewerkt in het Competitiviteitspact. De gouverneur van de NBB heeft laten weten dat hij de diverse indexeringsmechanismen van dit land wenst te onderzoeken om te achterhalen of hervormingen nodig zijn. Ondanks het hevig protest vanwege de vakbonden en een aantal regeringsleden (waaronder de Eerste minister in lopende zaken, Y. Leterme) is het voor iedereen duidelijk dat de Belgische overheid onmogelijk kan voorbij gaan aan de dringende noodzaak van een grondige studie om middelen te zoeken die de effecten van het indexeringsmechanisme minder volatiel maken. Alleen door zo’n studie te doen en de conclusies uit te voeren, kan men de Europese druk op België afhouden. Hoewel het bemiddelingsvoorstel het niet expliciet voorziet, zou het dus toch kunnen dat het indexeringsmechanisme op redelijk korte termijn geëvalueerd wordt! Luik: Welvaartvastheid: De maatregelen “welvaartsvastheid” 2011-2012, waarin bijlage 1 van het ontwerp van IPA voorziet, worden uitgevoerd. Bovendien meent de regering dat 100% van de welvaartsenveloppe (2011-2012), geaffecteerd moet worden. Een advies over de affectatie van de resterende 40% van de enveloppe zal gevraagd worden aan de NAR; de regering wenst dat deze prioritair geaffecteerd worden aan de gepensioneerden, de invaliden en de slachtoffers van een werkongeval. Over de affectatie van de enveloppes werknemers, zelfstandigen en uitkeringsgerechtigden zal beslist worden in het kader van de begroting 2011. (klik hier om naar de tekst te gaan) FAQ 3/1: Hoe wordt de beschikbare financiële enveloppe berekend? Artikel 73 van de Generatiepactwet van 23 december 2005 voorziet dat de beschikbare financiële enveloppe voor een aanpassing van alle of sommige inkomensvervangende uitkeringen in de sociale zekerheid voor werknemers minimaal overeenstemt met de SOM VAN DE VOLGENDE GERAAMDE UITGAVEN IN ALLE TAKKEN VAN DE SOCIALE ZEKERHEID DER WERKNEMERS: een jaarlijkse welvaartsaanpassing met 0,5 % van alle inkomensvervangende uitkeringen in de sociale zekerheid, met uitzondering van de forfaitaire uitkeringen; een jaarlijkse welvaartsaanpassing van 1 % van alle forfaitaire sociale uitkeringen; een jaarlijkse verhoging van 1,25 % van de loongrenzen voor de berekening van de inkomensvervangende uitkeringen; een jaarlijkse verhoging van 1,25 % van het minimumrecht per loopbaanjaar. 2
Het Pact werd besproken tijdens de Europese top van 11 maart 2011. Binnenkort meer hierover …
8
Aldus berekend zou de enveloppe in 2011 €263MIO bedragen en in 2012 €515MIO (cumul van de maatregelen 2011 en 2012).
Nog volgens de Generatiepactwet moet de beslissing over de verdeling van de toegekende beschikbare financiële enveloppe voor een aanpassing van alle of sommige inkomensvervangende uitkeringen in de sociale zekerheid voor werknemers sinds 2010 REKENING HOUDEN MET DE EVENTUELE MEERKOSTEN VEROORZAAKT DOOR DE BESLISSING MET BETREKKING TOT DE VOORGAANDE TWEEJAARLIJKSE PERIODE en deze meerkosten ten laste nemen. Volgens de berekeningen van het planbureau zouden deze zogenaamde “OVERLOOPEFFECTEN” in 2011 €29MIO belopen en in 2012 €17MIO-.
Zodoende komen we uit op een beschikbare enveloppe voor de aanpassing van de uitkeringen aan de van €498MIO in 2012.
welvaart
ten
belope
van
€234MIO
in
2011
en
In het kader van het ontwerp IPA 2011/12 waren de sociale partners overeengekomen om in eerste instantie slechts 60% van de beschikbare enveloppe aan te wenden, met name €140MIO in 2011 en €299MIO in 2012. Over het lot van de resterende 40% zou in 2012 beslist worden. De federale regering heeft in haar bemiddelingsvoorstel echter voorzien in een onmiddellijke en integrale aanwending van de volledige enveloppe. FAQ 3/2: In welke maatregelen “welvaartsvastheid” 2011-2012 voorziet bijlage 1 van het ontwerp van IPA?
3
IN HET ALGEMEEN
Krachtens de wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact neemt de regering om de twee jaar een beslissing over een financiële enveloppe voor een algemene welvaartsaanpassing van: alle of sommige uitkeringen van de sociale zekerheid der ZELFSTANDIGEN, na een gezamenlijk advies van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB)(artikelen 5-6); alle of sommige inkomensvervangende uitkeringen in de sociale zekerheid voor WERKNEMERS, na een gezamenlijk advies van de Nationale Arbeidsraad (NAR) en de CRB (artikelen 72-73); van de volgende SOCIALE BIJSTANDSSTELSELS zoals het leefloon, de maatschappelijke steun, de inkomensvervangende en integratietegemoetkomingen voor personen met een handicap, de hulp aan ouderen, het gewaarborgd inkomen voor bejaarden en de inkomensgarantie voor ouderen, na advies van de Federale Adviescommissie Maatschappelijk Welzijn, de NAR, de CRB, de Nationale Raad voor Personen met een Handicap en het Raadgevend Comité voor de Pensioensector (artikelen 73bis-73ter).
9
4
BIJLAGE 1 VAN HET ONTWERP VAN IPA
De maatregelen hernomen in bijlage 1 van het ontwerp van IPA 2011-2012 hebben ENKEL BETREKKING OP de inkomensvervangende uitkeringen in de sociale zekerheid WERKNEMERS. De welvaartsaanpassing van alle of sommige uitkeringen van de sociale zekerheid der zelfstandigen en de aanpassing van de sociale bijstandsstelsels zou normaal nog het voorwerp moeten uitmaken van bespreking in de NAR. In de hierna volgende tabel, hernemen we alvast de beslissingen in de sociale zekerheid der werknemers alsook de datum van inwerkingtreding zoals hernomen in bijlage 1 van het ontwerp van IPA 2011-2012: MAATREGELEN Verhoging van de plafonds (pensioenen,
2011 1 januari
Verhoging van de minima’s en forfaits
1 september
Algemene verhoging van 0,7% (pensioenen ≥ 1
1 september
Verhoging van de vervangingsratio van alleenstaande werklozen (55%)
1 januari
Verhoging van de forfaitaire uitkering van personen met een handicap (€125-) ≥ 3 jaar
1 mei
Verhoging van de pensioenen met 2% (cohorte
1 september
1 september
Verhoging van de pensioenen met 2% (cohorte
schorsing
schorsing
invaliditeit, beroepsziekten, werkloosheid)
(pensioenen, invaliditeit, beroepsziekten, werkloosheid)
jaar, beroepsziekten)
2012
(absorptie €75- na 5 jaar)
5 jaar in het regime)
15 jaar in het regime)
(cohorte met instapdatum 2006)
(cohorte met instapdatum 2007)
Verhoging van de invaliditeitsuitkeringen met 2% (cohorte 6 jaar in het regime)
1 september
Verhoging van de uitkeringen beroepsziekten met 2% (cohorte 6 jaar in het regime)
1 september
(cohorte 2006)
(cohorte 2006)
(Bron: VBO)
In de SECTOR VAN DE ARBEIDSONGEVALLEN hebben de sociale partners, zoals ook in de voorgaande jaren, rekening gehouden met het specifieke karakter van de sector arbeidsongevallen. De sector van de arbeidsongevallen wordt grotendeels beheerd door geaggregeerde private verzekeraars, werkt in kapitalisatie (en niet in repartitie) en wordt gefinancierd door premies betaald door de werkgevers. De kostprijs van de welvaartsaanpassing kan niet afgewenteld worden op de door de werkgevers betaalde premies aangezien het ongevallen uit het verleden betreft. In het verlengde hiervan hebben de sociale partners zich ertoe verbonden een specifiek, structureel financieringsmechanisme uit te werken opdat de eventuele premieverhogingen voor de arbeidsongevallen voor ondernemingen geneutraliseerd worden. 3 Advies nr. 1673 van 11 februari 2009 betreffende de welvaartsvastheid 2009-2010 – Uitvoering van het Generatiepact van 23 december 2005, pg. 14
3
10
Desondanks hebben de sociale partners een aantal voorstellen inzake welvaartsaanpassing in de sector van de arbeidsongevallen geformuleerd (cf. onderstaande tabel) voor het geval dat de overheid toch zou beslissen de resterende 40% van de theoretische enveloppe vrij te maken. MAATREGELEN Verhoging van het plafond met 0,7%
2012 1 januari
Verhoging van de minima’s en forfaits met 2%
1 september
Verhoging van de andere uitkeringen met 0,7%
1 september
Verhoging van de uitkeringen met 2%
1 september
(cohorte 6 jaar in het regime)
(cohorte 2006)
Net als de voorgaande jaren, waren de sociale partners van oordeel dat een verhoging van de minima met 2% niet tot gevolg mag hebben dat gerechtigden op minimumuitkeringen net boven bepaalde INKOMENSDREMPELS komen en hierdoor op het vlak van het gezinsinkomen een zwaar verlies lijden. Vandaar het voorstel om de volgende inkomensdrempels gelijktijdig te verhogen: 4 het jaarbedrag van de inkomensdrempel voor de tegemoetkoming voor hulp bejaarden; het jaarbedrag van de inkomensdrempel voor de voorkeurregeling in de gezondheidszorg (OMNIO); het maandplafond van het toegelaten inkomen van de persoon ten laste van de arbeidsongeschikte (RIZIV) en de werkloze (RVA); de inkomensdrempel voor de ZIV-bijdrage van 3,55% verricht op pensioenen. FAQ 3/3: Hoe zal de resterende 40% aangewend worden? De Nationale Arbeidsraad (NAR) zal verzocht worden zich uit te spreken over de aanwending van de resterende 40%. De federale regering heeft dienaangaande wel al een verlanglijstje opgesteld. Zij wenst namelijk dat deze middelen prioritair geaffecteerd worden aan de gepensioneerden, de personen met een handicap en de slachtoffers van een werkongeval. Ook de sociale partners hadden in hun ontwerp van IPA al een aantal aandachtspunten voor de besteding van de 40% naar voren geschoven, met name: de verbetering van de minima-pensioenen in geval van een gemengde loopbaan werknemer/zelfstandige en de financiering van de kosten verbonden aan de voorstellen inzake arbeidsongevallen. (Zie FAQ 3/2) FAQ 3/4: Wat is de huidige stand in de uitvoering van het luik welvaartsvastheid? De MINISTERRAAD VAN 25 FEBRUARI 2011 heeft reeds 2 ontwerpen (van KB en MB) goedgekeurd. 4 Advies nr. 1.673 betreffende de welvaartsvastheid 2009-2010 – Uitvoering van de Generatiepactwet van 23 december 2005, pg. 18
11
Deze teksten voorzien de inwerkingtreding vanaf 1 maart 2011 van de volgende
MAATREGELEN IN HET KADER VAN DE WERKLOOSHEIDSVERZEKERING:
De verhoging van het bedrag van de plafonds voor de bepaling van de bedragen van de werkloosheidsuitkeringen met 1,25%. Deze verhoging heeft geen betrekking op: o De werkloze die een conventioneel brugpensioen geniet; o De werkloze die de aanvullende vergoeding van ontslagen bejaarde grensarbeiders geniet; o Voor de berekening van de uitkering van de werknemer die jeugd- of seniorvakantie niet. Voor deze laatste categorieën blijft het huidige plafond van €60,6334- behouden. De verhoging van de vervangingsratio van alleenstaanden naar 55% voor de periode volgend op de eerste 12 maanden van de werkloosheid door het basisdagbedrag van de werkloosheidsuitkering te verhogen met een toeslag vastgesteld op 15% van het gemiddeld dagloon (nu 13,8%). Deze ontwerpen zullen in een VOLGENDE FASE nog onderworpen moeten worden voor advies aan het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening alsook aan de Raad van State. Luik: Lage lonen: De werknemers die het minimumloon ontvangen, genieten een netto verhoging van €120- per jaar die degressief wordt afgebouwd, hetzij via een belastingvermindering, hetzij via een verhoging van de werkbonus. (klik hier om naar de tekst te gaan)
FAQ 4/1: Zal de werkgever deze verhoging ten laste moeten nemen? De werkgever zal de voorziene verhoging ten belope van maximum €120- van het nettoloon van de werknemers met een laag loon niet zelf ten laste moeten nemen. Deze verhoging van het nettoloon zal gerealiseerd worden doorheen de invoering van een nieuw belastingkrediet via de bedrijfsvoorheffing. Het BELASTINGKREDIET is gelijk aan 5,7% van de daadwerkelijk verleende werkbonus 5 met een maximum van €120- per jaar. Dit bedrag van €120- stemt overeen met 5,7% van het maximumbedrag van de werkbonus op jaarbasis 6. Het aldus berekende bedrag wordt vervolgens in mindering gebracht op de verschuldigde BEDRIJFSVOORHEFFING. Het nieuwe belastingkrediet zou verrekenbaar zijn met de personenbelasting en de belasting niet-inwoner alsook terugbetaalbaar. En last but not least wat de inwerkingtreding betreft. Dit belastingkrediet is vAN TOEPASSING OP DE VANAF 1 APRIL 2011 BETAALDE OF TOEGEKENDE INKOMSTEN. Merk op dat op 7 maart 2011 het eerste besluit tot uitvoering van bovenstaande bepaling al in het Belgische Staatsblad gepubliceerd is, met name het KB van 28
Werkbonus is de vermindering op de werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid. met name €2.100- van toepassing op het gemiddeld minimum maandinkomen voor werknemers van 21 jaar of ouder dat sinds 1 september 2010 €1.415,24- bedraagt.
5
6
12
februari 2011 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing (BS 07/03/11). FAQ 4/2: Hoe moet de degressieve afbouw van de nettoverhoging van €120- per jaar geïnterpreteerd worden? De werkbonus is een variabel bedrag dat kleiner wordt naarmate het referentieloon 7 groter wordt. M.a.w. hoe hoger het referentieloon hoe lager de vermindering van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen. Aangezien het belastingkrediet uitgedrukt wordt als een percentage (5,7%) van de werkbonus, is het belastingkrediet per definitie ook degressief gaande van €120- voor een maandloon tot €1.415- tot €0- voor een maandloon hoger dan €2.247,8Luik: Verlengingen van bestaande akkoorden: De regering zal het hoofdstuk van het ontwerp van IPA inzake de verlengingen van bestaande akkoorden uitvoeren. (klik hier om naar de tekst te gaan)
FAQ 5/1: Hoe worden de bestaande akkoorden verlengd ? De wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord (BS 07/02/11) voorzag in Titel 2 reeds de verlenging van bepaalde akkoorden (halftijds brugpensioen, innovatiepremies, enz.). Deze verlenging stelde echter de ondertekening van een interprofessioneel akkoord voor 2011-12 als voorwaarde voorop (artikel 38 van de wet). Vermits het IPA uiteindelijk niet werd ondertekend, had Titel 2 van de wet logischerwijs moeten komen te vervallen. Een analyse van de diverse wettelijke/regelgevende instrumenten die in aanmerking komen voor een verlenging, leert ons nochtans dat, ondanks artikel 38 van de wet en ondanks het ontbreken van een wijzigende wet, Titel 2 van de wet van 1 februari 2011 wel degelijk al is uitgevoerd. De wettelijke/regulerende instrumenten zijn inmiddels al verlengd en geldig tot 31 december 2012… Wat de akkoorden betreft die via CAO werden gesloten: zij zouden op korte termijn het voorwerp moeten uitmaken van een wijzigende CAO in de NAR. FAQ 5/2: Over welke verlengingen spreken we? Punt vier van het ontwerp van IPA 2011/12 (klik hier om naar de tekst te gaan)voorziet in de verlenging voor 2011/12 van de volgende maatregelen: De bijzondere brugpensioenregelingen: o
7
20 jaar nachtarbeid (sectorale CAO + suppletieve CAO NAR). Het betreft werknemers die minstens 20 jaar in een systeem van nachtarbeid hebben gewerkt (zoals omschreven in CAO nr. 46).
Referentieloon is het brutomaandloon onderworpen aan de RSZ bij volledige prestaties.
13
o
Verminderde arbeidsgeschiktheid bouw (sectorale CAO + suppletieve CAO NAR). Het betreft werknemers die een doktersattest hebben ter bevestiging van hun ongeschiktheid om hun professionele activiteit verder te zetten.
o
Halftijds brugpensioen: ▪ 55 jaar - Wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen (artikel 112), zoals gewijzigd door de wet van 1 februari 2011 ; Dankzij deze verlenging is het opnieuw mogelijk om sectorale CAO’s af
te sluiten die halftijds brugpensioen voorzien vanaf 55 jaar en dit gedurende 2 jaar. Zonder deze verlenging zouden heel wat bedrijven slechts vanaf een hogere leeftijd toegang kunnen verlenen tot het halftijds brugpensioen. ▪
58 jaar – KB van 27 januari 1997 houdende maatregelen met betrekking tot het halftijds brugpensioen met toepassing van artikel 7§2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (artikel 1, 4 en 5), zoals gewijzigd door de wet van 1 februari 2011; Dankzij deze verlenging blijft het, met een eenvoudig akkoord tussen werkgever en werknemer, mogelijk om halftijds brugpensioen vanaf 58 jaar toe te kennen zonder dat er een CAO moet zijn.
Opgelet! In sommige socialprofitsectoren werden sectorale CAO’s afgesloten m.b.t. het halftijds brugpensioen voor periodes van 3 jaar, m.a.w. voor periodes die de looptijd van het IPA overschrijden. Deze CAO’s zijn niet afgesloten in het kader van de twee verlengingsmaatregelen waarvan sprake in het IPA, maar in het kader van CAO 55 van de NAR die samen met het KB van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen gelezen moet worden. Ze mogen dus afgesloten worden voor periodes van maximum 3 jaar (art. 1, §2). Het afsluiten van deze CAO’s staat dus los van een verlenging van de maatregelen m.b.t. het halftijds brugpensioen waarvan sprake in het IPA. o
Brugpensioen lange loopbanen, CAO nr. 92 en CAO nr. 96 voor werknemers van 56 jaar en ouder die minstens 40 jaar werknemer zijn geweest.
De werkgeversbijdrage van 0,10% voor de inspanningen ten voordele van de personen die behoren tot risicogroepen - Artikel 195 van de wet van 27 december 2006
houdende diverse bepalingen, zoals gewijzigd door de wet van 1 februari 2011.
De werkgeversbijdrage van 0,05% voor de financiering van het plan inzake de actieve begeleiding en opvolging van werklozen - Artikel 195 van de wet van 27 december
2006 houdende diverse bepalingen, zoals gewijzigd door de wet van 1 februari 2011.
Het systeem van de innovatiepremie, meer bepaald de (para)fiscale vrijstelling van de innovatiepremie: wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal
overleg (artikel 31), zoals gewijzigd door de wet van 1 februari 2011.
De vrijstelling van de startbaanverplichting indien de sector een werkgeversbijdrage van 0,15% voorziet voor risicogroepen: wet van 24 december 1999 ter bevordering van de
werkgelegenheid (artikel 42), zoals gewijzigd door de wet van 1 februari 2011.
De financiering en verduurzaming van de overheidstussenkomst in het kader van de 80/20 systeem met een open enveloppe (tussenkomst werkgevers in de kosten voor openbaar vervoer in het woon-werkverkeer via een overeenkomst derde betaler). Het behoud van de totale boete outplacementprocedure op €1800-.
voor
het
niet
aanbieden
van
een
Met andere woorden, vooralsnog wordt geen uitvoering gegeven aan artikel 13bis van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk 14
in geval van inbreuk op sommige sociale wetten. Enkel de bijdrage ten gunste van de RVA wanneer de outplacementverplichting niet is nagekomen, wordt behouden - Wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers (artikel
15) ten uitvoer gelegd door het KB van 23 januari 2003 tot uitvoering van de artikelen 15 en 17 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers.
FAQ 5/3: Hoe zit het met het behoud van de drempels voor de volgende sociale verkiezingen? Hoewel dit punt niet als dusdanig is opgenomen in het BEMIDDELINGSVOORSTEL, kregen de werkgevers al garanties van de federale overheid m.b.t. het behoud van de drempels voor de volgende sociale verkiezingen in 2012: • •
100 werknemers voor de Ondernemingsraad ; 50 werknemers voor het Comité preventie en bescherming op het werk.
De regering zou zich hiervoor baseren op de laatste zin van het bemiddelingsvoorstel. (Zie FAQ 9/1)
Ter herinnering: het ONTWERP VAN IPA voorzag “geen wijzing aan de huidige regels sociale verkiezingen 2012, behalve de gezamenlijke afspraken opgenomen in het NAR-advies nr. 1748 van 7 december 2010”. klik hier om naar de tekst te gaan) Hoewel deze zin niet expliciet het behoud van de huidige drempels beoogt, had de werkgeversbank hem al wel zo geïnterpreteerd. FAQ 5/4: Blijft de evaluatie van het Generatiepact behouden ? Overeenkomstig de wettelijke bepalingen terzake, voorzag het ONTWERP IPA 2011-12 expliciet (zie hoofdstuk 4 : verlenging bestaande akkoorden) (klik hier om naar de tekst te gaan) in een grondige evaluatie van het Generatiepact in de schoot van de Nationale Arbeidsraad tegen eind oktober 2011 – wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact. Het BEMIDDELINGSVOORSTEL voorziet de integrale uitvoering van hoofdstuk 4 van het ontwerp IPA m.b.t. de verlenging van bestaande akkoorden. Vermits de grondige evaluatie van het Generatiepact daarin was opgenomen, mogen we besluiten dat deze evaluatie wel degelijk zal plaatsvinden. FAQ 5/5: Hoe staat het met de herziening van de tussenkomst van de werkgever in de kosten voor openbaar vervoer in het woon-werkverkeer? Terugblik. In het IPA 2009-2010 hadden de sociale partners beslist CAO 19 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers te wijzigen om de MAXIMALE TUSSENKOMST DOOR DE WERKGEVER in een trein-, tram-, metro- of busabonnement (gemeenschappelijk openbaar vervoer) op 1 februari 2009 te verhogen tot 75%. De aldus verhoogde tussenkomst werd tegelijkertijd omgezet in een tabel met FORFAITAIRE geldig voor 2009 en 2010, zonder dat een automatische indexering van deze bedragen is voorzien na 2010. 8 Het IPA 2009-2010 voorzag daarentegen wel in een onderhandeling over de aanpassing van deze forfaits om de twee jaar. BEDRAGEN
8
Cf. CAO 19octies (artikel 3).
15
Hoewel men zich naar aanleiding van de onderhandelingen over het IPA 2011-2012 kon verwachten aan een syndicale eis in deze zin, werd er totnogtoe geen enkele vraag geformuleerd. De herziening werd dus niet opgenomen in het IPA 2011-2012. Hetzelfde geldt voor het bemiddelingsvoorstel. DE FORFAITAIRE BEDRAGEN VOORZIEN SINDS 2009 BLIJVEN DUS ONGEWIJZIGD. Luik: Eenheidsstatuut: Inzake de harmonisatie van het statuut arbeiders-bedienden voorziet de regering in de uitvoering van bijlage II luik A, behoudens punt b dat wordt vervangen door de volgende tekst: - de convergentiecoëfficiënten worden verankerd in de wet a voor arbeiders: coëfficiënt 1,15 vanaf 1 januari 2012 b voor bedienden met een loon onder de 30 535 euro: coëfficiënt 1 vanaf 1 januari 2012 c voor bedienden met een loon boven de 30 535 euro: coëfficiënt 0,97 voor de periode 2012-2013 en vanaf 1 januari 2014 0,94 behoudend andersluidend bepaald wordt in een CAO in de NAR (klik hier om naar de tekst te gaan) FAQ 6/1: Welke elementen inzake de harmonisatie van het statuut arbeiders-bedienden worden besproken in bijlage II luik A van het ontwerp IPA 2011-2012? Bijlage II, luik A van het ontwerp van IPA 2011-2012 (klik hier om naar de tekst te gaan)heeft betrekking op het eenheidsstatuut en voorziet in een VOORLOPIGE ONTSLAGREGELING. In het kader van deze voorlopige ontslagregeling wordt er vanaf 2012 een beweging ingezet waarbij de OPZEGTERMIJNEN voor arbeiders, lagere bedienden en hogere bedienden naar elkaar toegroeien. Om de kost die een dergelijke toenadering met zich mee brengt gedeeltelijk op te vangen wordt er voorzien in een KOSTENCOMPENSATIE voor de kleine ondernemingen. Voorts voorziet dit luik eveneens een bestendiging en gelijktijdige modulering van de huidige CRISISPREMIE alsook in een integratie van de INTERIMPERIODE in het eerste jaar anciënniteit. Dit luik van is van TOEPASSING op de werknemers nieuw aangeworven in de onderneming, met uitzondering van de aangepaste crisispremie die zowel op bestaande als nieuwe contracten van toepassing zal zijn. FAQ 6/2: Toepassingsgebied? Wat moeten we verstaan onder “nieuwe contracten”? Zijn deze regels ook van toepassing op de contractuelen uit de publieke sector? NIEUWE CONTRACTEN viseren de nieuw aangeworven werknemers in de onderneming. De regels zouden met andere woorden niet van toepassing zijn wanneer de werknemer voorheen met dezelfde werkgever verbonden is geweest door een arbeidsovereenkomst en, zo er een onderbreking van de tewerkstelling is tussen deze overeenkomst en de nieuwe overeenkomst, deze onderbreking zeven dagen niet overschrijdt. Wat de toepassing op de CONTRACTUELEN UIT DE PUBLIEKE SECTOR betreft, moeten we een onderscheid maken tussen enerzijds de bepalingen betreffende de opzegtermijnen, crisispremie en integratie van de interimarbeid en anderzijds de bepalingen inzake de kostencompensatie. 16
De bepalingen betreffende de herziene opzegtermijnen, bestendigde crisispremie en integratie van de interimarbeid zouden worden ingeschreven in of op zijn minst verwijzen naar het toepassingsgebied van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. In artikel één van de wet van 78 lezen we dat “deze wet regelt
de arbeidsovereenkomsten voor werklieden, bedienden, handelsvertegenwoordigers en dienstboden. Zij is ook van toepassing op de bij het eerste lid bedoelde werknemers, tewerkgesteld door het Rijk, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten, de gemeenten, de openbare instellingen welke eronder ressorteren, de instellingen van openbaar nut en de door het Rijk gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs, en wier toestand niet statutair geregeld is.”[Eigen onderstreping] We kunnen met andere woorden stellen dat deze
regels in beginsel eveneens toepassing vinden op de contractuelen uit de publieke sector.
De bepalingen inzake de kostencompensatie daarentegen worden ingeschreven in de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen die voor wat de social profit betreft, in haar toepassing beperkt is tot de hierna volgende juridische entiteiten: de vereniging zonder winstoogmerk; de internationale vereniging zonder winstoogmerk; de instelling of stichting van openbaar nut; de feitelijke vereniging, voorzover het gaat om ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit; de vennootschap met een sociaal oogmerk waarvan de statuten bepalen dat de vennoten geen enkel vermogensvoordeel nastreven; de ziekenfondsen of landsbonden van ziekenfondsen; de beroepsverenigingen. FAQ 6/3: Hoe zullen de opzegtermijnen voor arbeiders, lagere en hogere bedienden naar elkaar toegroeien? Bijlage II, luik A van het ONTWERP IPA 2011-2012 bepaalt wat volgt: “1. Luik A a. Vanaf 2012 wordt de bestaande toestand vastgeklikt op volgend schema: i Voor arbeiders geldt CAO 75 (incl. behoud van afwijkingsmogelijkheden); ii Voor bedienden met een jaarloon beneden de 30.535 EURO geldt 3 maanden per begonnen anciënniteitschijf van 5 jaar (buiten proeftijd); ii Voor bedienden met een jaarloon boven de 30.535 EURO geldt 1 maand per begonnen jaar anciënniteit met een minimum van 3 maanden (buiten proeftijd). Dit betekent ook dat de vereiste om de duur/bedrag van de opzeg in bepaalde gevallen bij overeenkomst vast te stellen en het opportuniteitsoordeel van de rechter bij betwisting daaromtrent, vervallen. [Dit viseert niet de individuele gevallen met een jaarloon hoger dan 61.071 EURO; waarbij bij de aanvang van het arbeidscontract een afspraak gemaakt wordt m.b.t. de opzegtermijn.] b.
Tegelijkertijd wordt een beweging ingezet waarbij de regelingen voor deze 3 groepen naar elkaar toegroeien door middel van toepassing van convergentiecoëfficiënten vastgesteld in een tweejaarlijkse NAR-CAO. Deze convergentiecoëfficiënten evolueren in drie stappen: • Definitief vast te stellen convergentiecoëfficiënten voor de periode 2012-2013, met name een coëfficiënt 1,1 (d.w.z. +10%) voor de categorie a.i; 1,0 voor de categorie a.ii en 0,97 (d.w.z. -3%) voor de categorie a.iii; • Convergentiecoëfficiënten voor de periode 2014-2015 zijn een coëfficiënt 1,15 (d.w.z. +15%) voor de categorie a.i; 1,0 voor de categorie a.ii en 0,94 (d.w.z. -6%) voor de categorie a.iii, behoudens andersluidend akkoord, bij het sluiten van de tweejaarlijkse NAR-CAO.
17
Convergentiecoëfficiënten voor de periode 2016-2017 zijn een coëfficiënt 1,20 (d.w.z. +20%) voor de categorie a.i; 0,98 voor de categorie a.ii en 0,90 (d.w.z. -10%) voor de categorie a.iii, behoudens andersluidend akkoord, bij het sluiten van de tweejaarlijkse NAR-CAO. De genoemde convergentiecoëfficiënten en percentages worden toegepast op de in luik A, a bepaalde beginperioden.” •
1
ARBEIDERS
Het BEMIDDELINGSVOORSTEL van de regering heeft bijlage II, luik A van het ontwerp IPA integraal overgenomen mits aanpassing van de convergentiecoëfficiënten. De gefaseerde verhoging van de huidige opzegtermijnen voor de arbeiders gaande van +10 tot +20% tussen 2012 en 2016 is vervangen door een eenmalige verhoging van onmiddellijk +15% vanaf 1 januari 2012. Concreet betekent het bovenstaande dat VANAF 1 JANUARI 2012 de huidige opzegtermijnen voor arbeiders, zoals vastgelegd in CAO 75 van 20 december 1999 betreffende de opzeggingstermijnen van de werklieden, vermenigvuldigd moeten worden met een coëfficiënt van 1,15. Deze verhoging geldt enkel voor de nieuwe arbeidsovereenkomsten waarvan de uitvoering vanaf 1 januari 2012 aanvangt. WANNEER DE OPZEGGING UITGAAT VAN DE WERKGEVER, zullen normaal de hierna volgende termijnen gelden: ANCIËNNITEIT … < 6 maanden 6 maanden ≤ … < 5 jaren 5 jaren ≤ … <10 jaren 10 jaren ≤ … <15 jaren 15 jaren ≤ … < 20 jaren … ≥ 20 jaren
NIEUWE OPZEGTERMIJN 28 40 48 64 97 129
OPZEGTERMIJN CAO 75 35 42 56 84 112
WANNEER DE OPZEGGING UITGAAT VAN DE WERKNEMER, blijven van huidige regels van toepassing. De opzeggingstermijn wordt vastgesteld op 14 dagen. Deze termijn wordt verdubbeld wanneer de werkman ten minste twintig jaar ononderbroken bij dezelfde onderneming in dienst is gebleven. De nieuwe opzegtermijnen worden berekend met inachtneming van de verworven anciënniteit op het ogenblijk dat de opzeggingstermijn ingaat. Het ontwerp IPA stelt dat de bestaande toestand voor wat de arbeiders betreft vanaf 1 januari 2012 vastgeklikt wordt op CAO 75 (incl. behoud van afwijkingsmogelijkheden). De zinsnede “INCLUSIEF HET BEHOUD VAN DE AFWIJKINGSMOGELIJKHEDEN” is van toepassing op die sectoren die gebruik hebben gemaakt van de afwijkingsmogelijkheid voorzien in artikel 3 van CAO 75. Volgens de werkgevers betekent het dat de sectoren die een regime onderhandeld hebben dat afwijkt van CAO 75 dit regime integraal mogen behouden en dus niet moeten onderwerpen aan de toepassing van de coëfficiënt van 1,15. Zij moeten voor het behoud van dit regime daarenboven geen stappen ondernemen. Vooralsnog bestaat over de interpretatie van deze zinsnede echter geen eensgezindheid onder werkgevers en werknemers. Wordt dus nog vervolgd.
18
2
LAGERE BEDIENDEN
Het BEMIDDELINGSVOORSTEL van de regering heeft ook voor de lagere bedienden de bijlage II, luik A van het ontwerp IPA (klik hier om naar de tekst te gaan) integraal overgenomen, maar ook hier weer met een aanpassing van de convergentiecoëfficiënten. Het bemiddelingsvoorstel behoudt de coëfficiënt voor de lagere bedienden constant op 1,0. Het ontwerp IPA voorzag namelijk vanaf 2016 in een lichte bijstelling van de opzegtermijnen naar beneden toe, door de toepassing van de coëfficiënt 0,98. Concreet betekent het bovenstaande dat ook NA 1 JANUARI 2012 voor lagere bedienden de regel 3 maanden per begonnen anciënniteitschijf van 5 jaar bij opzeg door de werkgever ongewijzigd van toepassing blijft. Indien de opzegging wordt gegeven door de bediende, blijft de halvering van de termijnen eveneens de regel, zonder dat ze drie maanden mogen te boven gaan. ANCIËNNITEIT … < 5 jaren 5 jaren ≤ … < 10 jaren 10 jaren ≤ … < 15 jaren 15 jaren ≤ … < 20 jaren 20 jaren ≤ … < 25 jaren 25 jaren ≤ … < 30 jaren
OPZEGGING WERKGEVER 3 maanden 6 maanden 9 maanden 12 maanden 15 maanden 18 maanden
OPZEGGING WERKNEMER 1,5 maanden 3 maanden 3 maanden 3 maanden 3 maanden 3 maanden
We geven nog mee dat de aanpassing van de opzegtermijnen voor lagere bedienden naar onderen toe vanaf 2016, zoals voorzien in het ontwerp IPA, voor een welbepaalde reden voorzien was. Men wil namelijk vermijden dat de regels van toepassing voor de lagere bedienden het convergentiepunt voor de opzegtermijnen in het uiteindelijke eenheidsstatuut zouden worden.
3
HOGERE BEDIENDEN
Het BEMIDDELINGSVOORSTEL van de regering heeft ten slotte ook voor de hogere bedienden de bijlage II, luik A van het ontwerp IPA integraal overgenomen, wederom evenwel met een aanpassing van de convergentiecoëfficiënten. Het bemiddelingsvoorstel verlaagt de opzegtermijnen van de bedienden met een jaarloon tussen de 30.535 EURO en 61.071 EURO met 3% vanaf 2012 en met 6% vanaf 2014 tenzij de sociale partners anders beslissen. De derde verlaging met 10% vanaf 2016 zoals voorzien in het ontwerp IPA is met andere woorden komen te vervallen.
3.1
BEDIENDEN MET EEN 30.535 EURO < JAARLOON ≤ 61.071 EURO
De bepalingen zoals hernomen in het ontwerp IPA en het bemiddelingsvoorstel betekenen concreet dat VANAF 1 JANUARI 2012 de opzegtermijnen voor bedienden met een jaarloon tussen de 30.535 EURO en 61.071 EURO vastgesteld worden op basis van de regel 1 maand per begonnen jaar anciënniteit met een minimum van drie maanden waarop vervolgens een coëfficiënt van 0,97 (vanaf 1 januari 2012) respectievelijk 0,94 (vanaf 1 19
januari 2014) toegepast wordt. Deze regels vervangen de formule Claeys die nu veelal als basis voor de berekening van de opzegtermijnen van de hogere bedienden gebruikt wordt. De basisregel van 1 maand per begonnen jaar anciënniteit met een minimum van drie komt daarenboven grosso modo overeen met het resultaat van de formule Claeys.
Net zoals voor de arbeiders, gelden deze aangepaste termijnen enkel voor de nieuwe arbeidsovereenkomsten waarvan de uitvoering vanaf 1 januari 2012 aanvangt. De omzetting van bovenstaande regels, WANNEER DE OPZEG DOOR DE WERKGEVER GEGEVEN WORDT, in het ontwerp van wet zoals goedgekeurd door de Ministerraad van 25 februari (Zie FAQ 1/1)lijkt evenwel niet correct. We kunnen u dan ook nog niet het resultaat van de toepassing van deze regels geven. WANNEER DE OPZEGGING UITGAAT VAN DE WERKNEMER, zouden de volgende opzeggingstermijnen van toepassing zijn, met name de huidige grenstermijnen: ANCIËNNITEIT … < 5 jaar … < 10 jaren … ≥ 10 jaren
OPZEGTERMIJN 45 of 1,5 maanden 90 of 3 maanden 135 of 4,5 maanden
De nieuwe opzegtermijnen worden berekend met inachtneming van de verworven anciënniteit op het ogenblijk dat de opzeggingstermijn ingaat.
3.2
BEDIENDEN MET EEN JAARLOON > 61.071 EURO
Wanneer het jaarlijkse loon 61.071 EURO overschrijdt op het ogenblijk van de indiensttreding, mogen ook NA 1 JANUARI 2012 de door de werkgever in acht te nemen opzeggingstermijnen worden vastgesteld bij overeenkomst gesloten ten laatste op dat ogenblik, net zoals dat nu al het geval is. De overeengekomen opzegtermijnen, WANNEER DE OPZEG DOOR DE WERKGEVER GEGEVEN WORDT, zouden in ieder geval niet lager mogen zijn dan de termijnen van toepassing op de hogere bedienden met een loon tussen €30.535- en €61071-. WANNEER DE OPZEGGING UITGAAT VAN DE WERKNEMER, zouden de volgende opzeggingstermijnen van toepassing zijn, met name de huidige grenstermijnen: ANCIËNNITEIT … < 5 jaar … < 10 jaren … ≥ 10 jaren … ≥ 15 jaren
OPZEGTERMIJN 45 of 1,5 maanden 90 of 3 maanden 135 of 4,5 maanden 180 dagen of 6 maanden Voorzover het jaarloon > 61.071 EURO
20
4
VERANKERING IN CAO OF BIJ WET? WELKE AFWIJKINGEN MOGELIJK?
4.1
VERANKERING IN CAO OF BIJ WET?
Het ontwerp van IPA 2011-2012 voorzag dat de convergentiecoëfficiënten - op basis waarvan de opzegtermijnen van toepassing op de contracten die vanaf 1 januari 2012 een aanvang vinden, berekend worden - in een tweejaarlijkse CAO van de Nationale Arbeidsraad vastgesteld worden. In uitvoering van het bemiddelingsvoorstel van de federale regering zullen deze convergentiecoëfficiënten echter niet in een interprofessionele CAO maar wel IN DE WET VERANKERD worden, meer bepaald in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Om helemaal correct te zijn, merken we op dat niet de convergentiecoëfficiënten als dusdanig maar wel het resultaat van de toepassing van deze coëfficiënten op de bestaande opzeggingstermijnen in de wet opgenomen zullen worden.
4.2
WELKE AFWIJKINGEN MOGELIJK?
In toepassing van artikel 60 en 61 van de wet op de arbeidsovereenkomsten zou afgeweken kunnen worden van de opzegtermijnen van toepassing op de contracten voor WERKLIEDEN die vanaf 1 januari 2012 een aanvang vinden: Artikel 60 bepaalt dat voor werklieden die minder dan 6 maanden ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming zijn, de overeenkomst van de gebruikelijke opzegtermijnen mag afwijken. De opzeggingstermijn die de werkgever moet respecteren mag wel niet korter zijn dan 7 dagen. De opzeggingstermijn die de werkman in dit geval in acht moet nemen, mag de helft niet overschrijden van de termijn die is overeengekomen ingeval de werkgever opzegt. Artikel 61 voorziet dat op voorstel van het paritair comité of van de Nationale Arbeidsraad de Koning de opzeggingstermijnen wijzigen kan in het belang van bepaalde bijzondere categorieën van werknemers of voor de opzeggingen die om sociale of economische redenen zijn gedaan. 9 Wat de HOGERE BEDIENDEN betreft zou de Koning de termijnen van toepassing op de contracten die vanaf 1 januari 2014 een aanvang vinden, kunnen aanpassen bij een in de Ministerraad overlegd besluit na eensluidend advies van de Nationale Arbeidsraad. Deze mogelijkheid tot afwijking zou beperkt worden tot de hierna volgende categorieën: De bedienden die minder dan 4 jaar in dienst zijn; De bedienden die minder dan 5 jaar in dienst zijn; De bedienden die minstens 6 jaar in dienst zijn.
Artikel 61 voorziet ook nog wat volgt: “De opzeggingstermijn die de werkman moet naleven wordt verkort tot zeven dagen in het kader van wedertewerkstellingsprogramma's, bedoeld in artikel 6, § 1, IX, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.”
9
21
FAQ 6/4: De kostencompensatie: wat en voor wie? Het bemiddelingsvoorstel van de federale regering heeft de hierna volgende passage van het ontwerp IPA integraal overgenomen: “Kostencompensatie verhoging termijnen CAO 75 via een bijdrage ten gunste van het Fonds Sluiting Ondernemingen van 3% op het ontslagbedrag ten laste van de werkgever voor werknemers met een jaarloon hoger dan €61.071-, waarbij het bestemd wordt voor een verlaging van de bijdragevoet voor de klassieke taken voor ondernemingen met minder dan 20 werknemers.”
WAT? De verhoging van de opzegtermijnen voor de arbeiders zal een kostenverhogend effect genereren voor de werkgevers die arbeiders tewerkstellen. Om hieraan tegemoet te komen, voorzag het ontwerp IPA en voorziet het bemiddelingsvoorstel in een systeem van kostencompensatie bestaande uit twee luiken: Enerzijds moeten de werkgevers die overgaan tot ontslag van een bediende met een jaarlijks loon hoger dan €61.071 een bijdrage van 3% betalen op het ontslagbedrag ten voordele van het Fonds Sluiting Ondernemingen (FSO). De Koning bepaalt wat onder het begrip ontslagbedrag begrepen moet worden, de modaliteiten en termijnen van betaling van de bijdrage alsook de datum van inwerkingtreding. Anderzijds zal de opbrengst van dit bedrag gebruikt worden om de basisbijdrage 10 die de ondernemingen met minder dan 20 werknemers aan het FSO verschuldigd zijn, te verminderen. VOOR WIE? Alle werkgevers, profit en social profit, die momenteel al de basisbijdrage FSO betalen, zouden de bijdrage van 3% op het ontslagbedrag van bedienden met een jaarloon hoger dan €61.071- verschuldigd zijn. De ondernemingen die in aanmerking komen voor een vermindering van hun basisbijdrage voor het FSO zijn in eerste instantie de kleine ondernemingen, vertrekkend vanuit de veronderstelling dat kleine ondernemingen veelal arbeiders tewerkstellen. Vooralsnog blijft het onduidelijk in welke mate enkel de profitondernemingen het voordeel van deze maatregel zouden ondervinden. FAQ 6/5: Hoe zal de interimperiode in de anciënniteit ingepast worden? In het ontwerp van IPA 2011/12 lezen we wat volgt: “Integratie interimperiode in eerste jaar anciënniteit: i. Voorafgaande en ononderbroken periode van tewerkstelling als uitzendkracht wordt mee in aanmerking genomen in geval van aanwerving van de uitzendkracht in een vaste betrekking en voor dezelfde functie bij de gebruiker onmiddellijk aansluitend op de interimperiode bij die gebruiker; ii. Voor de toepassing van punt 1 wordt een periode van inactiviteit van één week of minder niet aanzien als onderbreking van de periode van tewerkstelling als uitzendkracht noch als belemmering voor het onmiddellijk aansluiten op de vaste tewerkstelling bij de gebruiker.”
Bovenstaande passage lijkt duidelijk. Het moet gaan over een voorafgaande en ononderbroken periode van tewerkstelling. De aanwerving moet onmiddellijk aansluiten op een interimperiode. De aanwerving moet in vast dienstverband zijn. En last but not least, wordt elke periode van inactiviteit van een week niet beschouwd als een onderbreking van de voorafgaande en ononderbroken periode van tewerkstelling. 10 De basisbijdrage tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers zoals bedoeld in artikel 58, §1 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen. Het gaat met andere woorden niet over de bijzondere bijdrage tot financiering van de tijdelijke werkloosheid.
22
De vertaling van bovenstaande principes in het ontwerp van wet zoals goedgekeurd door de Ministerraad van 25 februari laat echter te wensen over (lees: is bijzonder onvolledig). (Zie FAQ 1/1) We zullen hier vooralsnog dan ook niet over uitweiden. Meer informatie volgt ongetwijfeld later… Luik: Belastingsvrijstelling opzeg: Een belastingvrijstelling wordt ingevoerd op het inkomen voor de twee eerste weken van vooropzeg van de bedienden en de arbeiders met een jaarloon lager dan €61.071-. (klik hier om naar de tekst te gaan) FAQ 7/1: Onder welke voorwaarden worden welke vergoedingen ten belope van welk bedrag vrijgesteld? De VERGOEDINGEN die vrijgesteld zouden worden van belastingen zijn: Enerzijds de bezoldigingen voor de gepresteerde opzegtermijn; Anderzijds de opzegvergoedingen. Deze vergoedingen zouden vrijgesteld worden van belastingen ten belope van een van maximum €600- vanaf 1 januari 2012 voor opzeggingen ten vroegste op 1 januari 2012 door de werkgever ter kennis gebracht. Voor de opzeggingen ten vroegste op 1 januari 2014 door de werkgever ter kennis gebracht, zou dit bedrag verhoogd worden tot een nog te indexeren bedrag van €850-.
BEDRAG
Het maximumbedrag van de vrijstelling zou per beëindiging van de overeenkomst gelden, ongeacht of de betaling van bedoelde bezoldigingen/vergoedingen over meer dan één belastbaar tijdperk gespreid zijn. Echter, wanneer een belastingplichtige in het belastbaar tijdperk van meerdere werkgevers bezoldigingen voor gepresteerde opzegtermijn en/of opzegvergoedingen ontvangt, zou de vrijstelling beperkt worden tot het bedrag van toepassing op de in het belastbaar tijdperk zelf betekende opzeggingen. De belastingvrijstelling zou verleend worden onder de hierna volgende VOORWAARDEN: Het betreft een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. De beëindiging gebeurt op initiatief van de werkgever. De beëindiging vindt niet plaats tijdens de proefperiode, met het oog op brugpensioen/pensionering of wegens dringende reden. Het jaarloon overschrijdt niet het bedrag van €61.071-. Luik: Crisismaatregelen: Alle bij de wet van 1 februari 2011 genomen maatregelen [crisismaatregelen (en verlengingen)] en de maatregel ter verhoging van de uitkering voor tijdelijke werkloosheid worden verlengd, onverminderd de toepassing van bijlage II, luik A, streepje d [crisispremie ontslagen arbeiders]. (klik hier om naar de tekst te gaan) FAQ 8/1 : Welke maatregelen worden verlengd en hoe zullen ze verlengd worden? IN HET ALGEMEEN worden een aantal maatregelen verlengd (en soms gewijzigd) voor onbepaalde duur: 1. De crisispremie toegekend aan ontslagen arbeiders. (Zie FAQ 8/2)
23
2. De economische werkloosheid moeilijkheden. (Zie FAQ 8/3)
van
bedienden
in
de
ondernemingen
in
3. De verhoging van de uitkering tijdelijke werkloosheid van 60 tot 70% van het laatst verdiende loon voor samenwonenden en van 65 tot 75% voor alleenstaanden en gezinshoofden. (Zie FAQ 8/4) 4. Het verplichte supplement voor de dagen van tijdelijke werkloosheid bedienden. Vanaf 1 januari 2012 wordt dit ook uitgebreid naar de arbeiders en vastgesteld op minimum €2-. (Zie FAQ 8/5) MEER IN HET BIJZONDER heeft de Ministerraad van 25 februari besloten om uitvoering te geven aan de punten in het bemiddelingsvoorstel m.b.t. de crisismaatregelen (economische werkloosheid, bijkomende uitkeringen tijdelijke werkloosheid en crisispremie) via een wet tot wijziging van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord (BS 07/02/11) en tot wijziging van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (WAO). Zodoende worden de meeste bepalingen van de wet van 1 februari 2011 vanaf 2012 geïntegreerd in de WAO. Titel 1 van de wet van 1 februari 2011 die de verlenging voorzag van de bestaande crisismaatregelen, die juridische gevolgen genereerde tot 31 maart 2011 met mogelijke verlenging tot 31 mei 2011 na gunstig advies in de NAR, zal gewijzigd worden om de maatregelen die hij voorzag te verlengen tot 31 december 2011. Vanaf 1 januari 2012 zullen deze maatregelen geïntegreerd worden in de WAO. Wat Titel 2 van de wet van 1 februari 2011 betreft die de verlenging van bestaande akkoorden voorziet, herinneren we nogmaals aan de opschortende voorwaarde van ondertekening van een IPA. Zonder IPA had deze Titel normaliter geen uitvoering mogen krijgen. Zoals eerder gesteld, moet deze redenering genuanceerd worden omdat de wijzigingen voorzien in Titel 2 al omgezet lijken te zijn in de verschillende instrumenten die de maatregelen bevatten die verlengd moeten worden. (Zie FAQ 5/1 en 5/2) FAQ 8/2: Wat is er van de crisispremie toegekend aan ontslagen arbeiders ? IN 2011 blijven de huidige regels inzake de ontslagpremie ongewijzigd van toepassing (verlenging van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van interprofessioneel akkoord - BS 07/02/11). De premie blijft dus €1.666- voor ontslagen arbeiders. VANAF 2012, wordt de premie aangepast overeenkomstig bijlage II luik A, streepje d van het ontwerp van IPA 2011-2012: (klik hier om naar de tekst te gaan) a. De premie komt volledig ten laste van de RVA. b. Het bedrag wordt daarenboven aangepast naargelang het over nieuwe of bestaande contracten gaat. Voor bestaande contracten wordt het bedrag aangepast op basis van anciënniteit. a. €1250- voor nieuwe overeenkomsten (d.w.z. nieuw in de onderneming aangeworven werknemers). b. €1250- voor bestaande overeenkomsten < 5 jaar anciënniteit c. €2500- voor bestaande overeenkomsten 5 jaar ≥≤ 10 jaar anciënniteit d. €3750- voor bestaande overeenkomsten > 10 jaar De premie zou dan geïntegreerd moeten « begeleidingspremie » genoemd worden.
worden
in
de
WAO
en
zou
24
FAQ 8/3: Herneemt het bemiddelingsvoorstel de bepalingen van het ontwerp IPA die voorzien in de harmonisering van het statuut arbeiders/bedienden op het vlak van de tijdelijke werkloosheid? In tegenstelling tot het ontwerp IPA 2011-2012 (bijlage II, titel IV) (klik hier om naar de tekst te gaan), voorziet het bemiddelingsvoorstel niets m.b.t. de harmonisering van het statuut arbeiders-bedienden inzake tijdelijke werkloosheid. Desondanks is de progressieve harmonisering van het statuut arbeiders-bedienden inzake economische werkloosheid een feit. Hoezo? Het behoud van de crisismaatregelen in het bemiddelingsvoorstel impliceert onrechtstreeks een harmonisering van de economische werkloosheid. De crisismaatregelen voorzien namelijk al in een mogelijkheid van economische werkloosheid voor bedienden! Concreet. De huidige regels inzake economische werkloosheid, waaronder de regels voorzien in de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen, blijven van toepassing tot 1 januari 2012. Vanaf dan zouden een aantal wijzigingen in werking moeten treden (cf. infra) en opgenomen worden in de WAO. OM TE KUNNEN GENIETEN VAN DE ECONOMISCHE WERKLOOSHEID VOOR BEDIENDEN zal de onderneming o.a. moeten aantonen dat ze bepaalde moeilijkheden ondervindt. Wat dat betreft blijven de criteria voorzien in de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen in werking TOT 1 JANUARI 2012, en met name: Ofwel een daling van 15% van de omzet, de productie of de bestellingen vergeleken met hetzelfde kwartaal in 2008. Ofwel een substantieel gebruik (ten minste 20% van het totaal aantal aangegeven dagen aan de RSZ) van de tijdelijke werkloosheid voor arbeiders. VANAF 1 JANUARI 2012, zal de onderneming nog steeds bepaalde moeilijkheden moeten aantonen, maar de criteria zouden minder strikt worden, zoals voorzien in het ontwerp IPA 2011-2012. (klik hier om naar de tekst te gaan) Om in aanmerking te komen als onderneming in moeilijkheden zal ze het volgende moeten aantonen: Ofwel een daling van 10% van de omzet, de productie of de bestellingen vergeleken met hetzelfde kwartaal in 2008. Ofwel een substantieel gebruik (ten minste 10% van het totaal aantal aangegeven dagen aan de RSZ) van de tijdelijke werkloosheid voor arbeiders. Deze nieuwe maatregelen zullen opgenomen worden in de WAO en treden in werking op 1 januari 2012 voor onbepaalde duur. Zodoende wordt de bepaling van het ontwerp IPA 2011/12 die voorziet in de geleidelijke uitdoving van de toegangsvoorwaarden tot de economische werkloosheid voor bedienden ten dele uitgevoerd. FAQ 8/4: Is het bedrag van de uitkering tijdelijke werkloosheid gewijzigd ? De maatregel ter verhoging van de uitkeringen voor economische werkloosheid van werknemers van 60 tot 65% van hun laatst verdiende loon voor samenwonenden en van 65 tot 75% voor alleenstaanden en gezinshoofden zou een permanent karakter moeten krijgen. Zowel voor de arbeiders als voor de bedienden. De situatie blijft dus ongewijzigd voor onbepaalde duur. De Ministerraad van 25 februari heeft een ontwerpKB in deze zin goedgekeurd.
25
FAQ 8/5: Komt er nu een verplicht supplement op de werkloosheidsuitkeringen ten laste van de werkgever? Vanaf 1 januari 2012 zou de ARBEIDER voor elke dag van tijdelijke werkloosheid (economische oorzaken of slecht weer) recht hebben op een supplement van minimum €2- bovenop de werkloosheidsuitkeringen wegens schorsing van de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst. (klik hier om naar de tekst te gaan) Dit houdt dus slechts een verandering in voor werkgevers die ressorteren onder paritaire comités die momenteel een lager/geen supplement voorzien. Dit supplement zou ten laste van de werkgever zijn tenzij het via een CAO algemeen verbindend verklaard door de Koning, ten laste wordt gelegd van het Fonds voor Bestaanszekerheid. Wat DE BEDIENDEN betreft, herinneren we eraan dat de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis (nu verlengd door de wet van 1 februari
2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord tot 31 december 2011) al een verplicht supplement voorzag. Het bedrag lag niet vast, maar het
moest minstens equivalent zijn aan wat een arbeider zou gekregen hebben in de onderneming of in het paritair comité. Dit principe wordt behouden en vanaf 2012 geïntegreerd in de wet van 3 juli 1978 over de arbeidsovereenkomsten. Vermits het supplement voor de arbeiders op dat moment minstens €2- zal bedragen, zal het minimale bedrag voor bedienden de facto ook € 2bedragen. FAQ 8/6: Blijft een plafond voor responsabilisering behouden bij overmatig gebruik van de economische werkloosheid, zoals het ontwerp IPA dat voorzag?
Het ontwerp IPA (klik hier om naar de tekst te gaan) voorzag een regeling tot responsabilisering in geval van overmatig gebruik van economische werkloosheid waarvan de opbrengst bestemd is voor het stelsel van de tijdelijke werkloosheid. Deze regeling tot responsabilisering zou geactiveerd worden wanneer een bepaalde limiet van dagen voor het gebruik van economische werkloosheid overschreden wordt. Het bemiddelingsvoorstel herneemt zulke limiet voor responsabilisering niet. Er is niets voorzien voor 2012. We kunnen echter niet uitsluiten dat een dergelijke limiet in de toekomst wordt voorzien. (Zie FAQ 9/1) FAQ 8/7: Wordt de bedrijfsvoorheffing op de RVA-uitkering en op de aanvullende vergoeding opgetrokken, zoals het ontwerp IPA 2001-2012 voorzag? Ja. Deze verhoging werd trouwens al uitgevoerd door het KB van 28 februari 2011 tot wijziging van het KB/WIB 92 (BS 07/03/2011) op het stuk van de bedrijfsvoorheffing. Het voorziet dat vanaf 1 april 2011 de legale en extralegale vergoedingen bij tijdelijke werkloosheid onderworpen zijn aan een bedrijfsvoorheffing van 18,75%. Er werd nog niets voorzien m.b.t. een tweede verhoging van de voorheffing in 2014 zoals het ontwerp IPA voorzag. (klik hier om naar de tekst te gaan) Met deze maatregel wil men vermijden dat het netto-inkomen uit tijdelijke werkloosheid hoger uitkomt dan 100% van het nettoloon van een werknemer. Het beoogt ook een
26
betere afstemming van de bedrijfsvoorheffing op de uiteindelijke belasting; wat de werknemer beschermt tegen de betaling van een te hoge belasting achteraf. FAQ 8/8: Welke maatregelen m.b.t. tijdelijke werkloosheid werden uiteindelijk (niet) behouden wanneer men het ontwerp IPA 2011-2012 en het bemiddelingsvoorstel vergelijkt? IPA 2011-12 Eenheidsstatuut inzake tijdelijke werkloosheid Verhoging bedrijfsvoorheffing Progressieve minimum aanvullende vergoeding (€ 2- vanaf 2012 ; € 4- vanaf 2014 en € 5- vanaf 2016) Ondernemingen in moeilijkheden om een beroep te kunnen doen op de economische werkloosheid bedienden: verlaging voorwaarden Verlenging anticrisismaatregelen RVAuitkering 70/75% Regeling tot responsabilisering in geval van overmatig gebruik van economische werkloosheid
Uitvoering van het bemiddelingsvoorstel Behoud crisiswerkloosheid voor bedienden Uitgevoerd (KB 28 februari 2011) Wordt ten dele uitgevoerd vanaf 2012 Wordt ten dele uitgevoerd vanaf 2012
Blijft van toepassing Niet opgenomen
Luik: Finale bepaling: De regering onderzoekt de andere wettelijke of reglementaire bepalingen die aangepast moeten worden. (klik hier om naar de tekst te gaan) FAQ 9/1: Wat gebeurt er over het algemeen met de elementen van het ontwerp IPA die niet werden opgenomen in het bemiddelingsvoorstel? Wat is hun statuut? In principe, worden deze elementen gezien als zijnde onbestaand. Indien de sociale partners ze in de toekomst willen uitvoeren, dan zal er opnieuw over onderhandeld moeten worden. Deze vaststelling moet echter genuanceerd worden omdat de regering bepaalde elementen die niet zijn opgenomen in het bemiddelingsvoorstel uiteindelijk toch nog kan uitvoeren. De laatste zin van het bemiddelingsvoorstel “De regering onderzoekt de andere wettelijke of reglementaire bepalingen die aangepast moeten worden” zet de deur op een kier voor de uitvoering van bepaalde maatregelen die het ontwerp IPA voorzag. Denken we o.a. aan: • • •
het behoud van de drempels voor de sociale verkiezingen van 2012 (Zie FAQ 5/3), bepaalde bepalingen inzake economische werkloosheid (Zie FAQ 8/1-8/8) …
27
VOLLEDIGE TEKST VAN HET BEMIDDELLNGSVOORSTEL De regering heeft kennis genomen van het ontwerp van IPA en neemt akte van het uitblijven van een akkoord. Overeenkomstig de wet van 26 juli 1996 stelt zij de sociale partners de volgende elementen van bemiddeling voor. (klik hier om terug te keren) 1. Naast het behoud van de index wordt de maximale marge voor de verhoging van de loonkost vastgesteld op 0.3 %, - met dien verstande dat de marge boven de index zal besteed worden in het jaar 2012. (klik hier om terug te keren) 2. De maatregelen "welvaartvastheid" 2011-2012, waarin bijlage I van het ontwerp van IPA voorziet, worden uitgevoerd. Bovendien meent de regering dat 100% van de welvaartsenveloppe (2011-2012) geaffecteerd kan worden. Een advies over de affectatie van de resterende 40% van de enveloppe zal gevraagd worden aan de NAR; de regering wenst dat deze prioritair geaffecteerd worden aan de gepensioneerden, de invaliden en de slachtoffers van een werkongeval. Over de affectatie van de enveloppes werknemers, zelfstandigen en uitkeringsgerechtigden zal beslist worden in het kader van de begroting 2011. (klik hier om terug te keren)
3. De werknemers die het minimumloon ontvangen genieten een nettoverhoging van 120 euro per jaar die degressief wordt afgebouwd, hetzij via een belastingvermindering, hetzij via een verhoging van de werkbonus. (klik hier om terug te keren)
4. De regering zal het hoofdstuk van het ontwerp van IPA inzake de verlengingen van bestaande akkoorden uitvoeren. (klik hier om terug te keren) 5. Inzake de harmonisatie van het statuut arbeiders-bedienden voorziet de regering in de uitvoering van bijlage II luik A, behoudens punt b dat wordt vervangen door de volgende tekst 11: - de convergentiecoëfficiënten worden verankerd in de wet a. voor arbeiders: coëfficiënt 1,15 vanaf 1 januari 2012 b. voor bedienden met een loon onder de 30.535 euro: coëfficiënt 1 vanaf 1 januari 2012 c. voor bedienden met een loon boven de 30.535 euro: coëfficiënt 0,97 voor de periode 2012-2013 en vanaf 1 januari 20140,94 behoudens andersluidend bepaald wordt in een CAO in de NAR. (klik hier om terug te keren)
6. Een belastingvrijstelling wordt ingevoerd op het inkomen voor de twee eerste weken van vooropzeg van de bedienden en de arbeiders met een jaarloon lager dan 61.071 euro. (klik hier om terug te keren) Alle bij de wet van 1 februari 2011 genomen maatregelen en de maatregel ter verhoging van de uitkering voor tijdelijke werkloosheid worden verlengd, onverminderd de toepassing van bijlage II luik A, streepje d. (klik hier om terug te keren) De regering onderzoekt de andere wettelijke of reglementaire bepalingen die aangepast moeten worden. (klik hier om terug te keren) Vrijdag 11 februari 2011, 02u41
11 Wij verstaan dat de sociale partners in het ontwerp van IPA de wettelijke minimale vooropzeg hadden voorzien voor de bedienden met een loon hoger dan 30.535 euro tijdens de drie eerste dienstjaren.
28
18 januari 2011
ONTWERP
VOLLEDIGE TEKST VAN HET INTERPROFESSIONEEL AKKOORD 2011-2012
De sociale partners hebben de bedoeling om met het sluiten van dit IPA een signaal van vertrouwen in de toekomst uit te zenden. Dit IPA moet bijdragen tot sociale stabiliteit in de schoot van de bedrijven. De ondertekende partijen engageren zich om hiertoe alle nodige initiatieven te nemen. 1.
Loonvorming De sociale partners achten het onontbeerlijk een goed evenwicht te vinden tussen de beheersing van de loonkosten en de evolutie van de koopkracht. Zij zijn van mening dat de wet van 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen daartoe een afdoend kader biedt. In zijn technisch verslag onderstreept de CRB de broosheid van het herstel en de vele onzekerheden die op de economische vooruitzichten wegen. Over de periode 2009-2010 stegen de loonkosten in België 0,4% meer dan in de referentielanden, wat zich nog aan de vroegere kloof toevoegt. Overigens gaat de CRB uit van een indexering met 3,9% voor de periode 2011-2012 en van een evolutie van de loonkosten met + 5% in de referentielanden. Daar zij zich bewust zijn van de bijzondere moeilijkheden die onze economie doormaakt, doen de sociale partners een beroep op de verantwoordelijkheid van de sectoren opdat de eventuele loonsverhogingen pas zouden ingaan in 2012 en spreken zij af dat de loons- en andere verhogingen waarover in de sectoren en ondernemingen wordt onderhandeld, 0,3% van de loonkosten niet zullen overschrijden. Tegelijk doen de sociale partners een beroep op de CRB om in de loop van 2011 een studie van het indexeringssysteem te maken. Zij wensen met name dat wordt onderzocht met welke middelen de volatiliteit ervan verminderd kan worden, in het bijzonder op het gebied van de energieprijzen.
2.
Welvaartsvastheid sociale uitkeringen De wet op het Generatiepact voorziet dat tweejaarlijks de sociale uitkeringen, op advies van de sociale partners, aangepast worden aan de welvaart. Momenteel is door de overheid echter enkel en alleen een bedrag voor 2011 begroot. Bovendien nemen de sociale partners akte van de vaststelling van het Federaal Planbureau dat de wettelijke parameters waarop de welvaartsenveloppe is gebaseerd, niet overeenstemmen met de reële parameters die door hetzelfde Federaal Planbureau werden opgetekend. Ook de Studiecommissie voor de Vergrijzing heeft ondertussen in haar basisscenario de parameter betreffende de jaarlijkse productiviteitstijging verlaagd van 1,75% naar 1,5%. Anderzijds wensen de sociale partners uitdrukkelijk aan te geven dat de overheid blijvend de nodige middelen moet voorzien om op een gerichte wijze voor specifieke en behartenswaardige situaties verbeteringen door te voeren. Gezien de moeilijke budgettaire toestand wensen zij voor 2011-2012 60% van de 29
theoretische enveloppe in te vullen. Indien de overheid, na overleg met de sociale partners, zou beslissen om in 2012 de resterende 40% van de enveloppe vrij te maken, dan zal deze prioritair aangewend worden ter verbetering van de minimapensioenen en ter financiering van de kosten verbonden aan de voorstellen inzake arbeidsongevallen. Met deze voorstellen ter versterking van de 1ste pensioenpijler geven de sociale partners evenwel niet aan dat de toegang tot de 2de pensioenpijler uit het oog mag verloren worden. Bij de invulling van deze begrotingsenveloppe (detail zie bijlage I) hebben zij zich laten leiden door de volgende uitgangspunten: a. Prioriteit voor de minimum-uitkeringen, in het bijzonder op het vlak van de pensioenen; b. Geen creatie van nieuwe noch een versterking van bestaande werkloosheidsvallen in de werkloosheidsverzekering; c. Gezien de specificiteit van de arbeidsongevallen en de afgeleide effecten op de werkgeverspremies voor arbeidsongevallenverzekeringen wordt eerst een coherente regeling uitgewerkt om alle gevolgen perfect in rekening te kunnen brengen. Dit zal gebeuren in nauwe samenwerking met het FAO en de vertegenwoordigers van de verzekeringsondernemingen. 3.
Arbeiders - Bedienden Sedert meer dan 100 jaar bestaat er in ons recht een onderscheid tussen werknemers die hoofdzakelijk handenarbeid (arbeiders) en deze die hoofdzakelijk hoofdarbeid (bedienden) verrichten. Sedert meer dan 100 jaar hebben beide statuten zich echter apart ontwikkeld. Dit betekent dat er belangrijke verschillen zijn die niet zomaar in een keer kunnen weggewerkt worden. Dit verantwoordt een gefaseerde aanpak. De sociale partners hebben de voorbije maanden intensief aan een oplossing gewerkt via werkgroepen, de consultatie van experten en de uitwisseling van cijfermatige analyses. Nochtans is gebleken dat er een aantal knelpunten overbleven. Daarom werd, op vraag van de voorzitter van de Groep van 10, en met de ruggesteun en akkoord van de Eerste Minister, op 13 januari 2011 de voorzitter van de Nationale Arbeidsraad belast met een opdracht om na te gaan hoe de standpunten van de verschillende partijen konden verzoend worden. Op basis van het uitgebreide studiewerk dat de sociale partners de voorbije maanden zelf hebben verricht enerzijds, en een aantal hoorzittingen in de voorbije dagen anderzijds, heeft de voorzitter van de Nationale Arbeidsraad het in bijlage II opgenomen verslag uitgebracht aan de Voorzitter van de Groep van 10. De voorzitter van de ~Nationale Arbeidsraad heeft daarbij duidelijk te kennen gegeven dat de in zijn verslag opgenomen maatregelen de enig mogelijke en haalbare oplossing is. De sociale partners delen deze analyse en verklaren dat zij bij de omzetting van de teksten die in bijlage II opgenomen zijn, nauw betrokken willen worden. Zij zullen daartoe in de Nationale Arbeidsraad een speciale omzettingscommissie oprichten.
4.
Verlengingen bestaande afspraken (klik hier om terug te keren blz.15) (klik hier om terug
te keren blz.13)
30
De volgende bestaande afspraken worden voor 2011-2012 verlengd: • de bijzondere brugpensioenregelingen (20 jaar nachtarbeid, verminderde arbeidsgeschiktheid in de bouwsector, en het halftijds brugpensioen); • CAD nr. 92 (brugpensioen lange loopbanen) • de werkgeversbijdrage van 0,10% voor de inspanningen ten voordele van de personen die behoren tot risicogroepen; • de werkgeversbijdrage van 0,05% voor de financiering van het plan inzake de actieve begeleiding en opvolging van werklozen; • het systeem van de innovatiepremie; • de vrijstelling van de startbaanverplichting indien de sector een werkgeversbijdrage van 0,15% voorziet voor risicogroepen; • de financiering en verduurzaming van de overheidstussenkomst in het kader van het 80/20- systeem (tussenkomst werkgever in de kosten voor openbaar vervoer in het woon-werkverkeer via een overeenkomst derde betaler), met een open enveloppe; • het behoud van de totale boete voor het niet aanbieden van een outplacementbegeleiding op 1.800 euro. De sociale partners zullen in de schoot van de Nationale Arbeidsraad tegen eind oktober 2011 een grondige evaluatie maken van het Generatiepact overeenkomstig de wettelijke bepalingen terzake. 5.
Werkmethode
De sociale partners vragen de regering en het Parlement om hun Interprofessioneel Akkoord ten volle te steunen en zo spoedig als mogelijk de wetgevende en reglementaire teksten uit te vaardigen. Daartoe stellen ze voor dat een werkgroep met vertegenwoordigers van de overheid en van de sociale partners samen een inventaris opmaakt van de wettelijke en reglementaire teksten die moeten worden aangepast en daartoe alle nodige ontwerpteksten uitwerkt. • •• De hierna toegevoegde bijlagen I en II maken integraal deel van het IPA 2011-2012.
31
VOOR HET VERBOND VAN BELGISCHE ONDERNEMINGEN
Voorzitter
Pieter Timmermans Bestuurder-directeur-generaal
VOOR HET ALGEMEEN CHRISTELIJK VAKVERBOND
Rudi Thomaes Gedelegeerd bestuurder
Claude Rolin Algemeen secretaris
Thomas Leysen Voorzitter
Luc Cortebeeck Voorzitter
VOOR DE UNION SYNDICALE DES CLASSES MOYENNES DE BELGIQUE
VOOR HET ALGEMEEN BELGISCH VAKVERBOND
Marie-Anne Belfroid Voorzitter
Anne Demelenne Algemeen secretaris
VOOR UNIZO, UNIE VAN ZELFSTANDEIGEONDERNEMERS Karel Van Eetvelt Gedelegeerd bestuurder VOOR HET AGROFRONTVAN LANDBOUWORGANISATIES Piet Vanthemsche
Rudy De Leeuw Voorzitter
VOOR DE ALGEMENE CENTRALE DER LIBERALE VAKBONDEN VAN BELGIE Jan Vercamst Voorzitter
32
Bijlage I: WELVAARTSAANPASSING VAN DE SOCIALE UITKERINGEN (klik hier om terug te keren blz. 30)
Werknemers De enveloppe voor de welvaartsaanpassingen bedraagt 497 miljoen EUR op kruissnelheid in 2012. In het kader van het interprofessioneel akkoord (IPAI hebben de sociale partners besloten 60% van deze enveloppe te gebruiken, d.i. 298,722 miljoen in 2012. Over het saldo van 199,1 miljoen of 40% zal worden beslist na onderhandeling met de regering en het zal in de eerste plaats bestemd worden voor de minimumpensioenen. In dit verband stellen de sociale partners de volgende maatregelen voor:
2011 Enveloppen Overloopeffect volgens Planbureau Resterende enveloppe
2012
262.879
515.000
29.040
17.130
233.839
497.870
16.733 31.893
50.200 93.288
212
14
20.000* 3.914 0
0 12
12.304
37.980
12.156
12.900 625 1.290
Voorstellen (ingang 1/1/2011 behalve minima en 0,7% die ingaan op 1/9/11)
Pensioenen Verhoging minima met 2% Pensioenen +0,7% voor wie 1 jaar of langer met pensioen is minimumrecht + 2% gemengde loopbenen: 1ste stap aanpassing kleine minima + eenheid van loopbaan behoud recurrentie (2%) na 5 jaar opschorten 2% na 15 jaar plafond 0,7% Invaliditeit Verhoging minima regelmatige + onregelmatige + 2% 125 euro vakantiegeld na 3 jaar arbeidsongeschiktheid (absorptie 75 € na 5 jaar) behoud recurrentie (2%) na 6 jaar AO plafond 0,7%
866
Arbeidsongevallen minima en forfaits + 2% uitkeringen 0,7% recurrentie 2% na 6 jaar privé : minima en forfaits 2% privé : uitkeringen 0,7% privé : plafond 0,7%
Cf. opmerkingen
33
privé : recurrentie 2% 6 jaar Beroepsziekten minima et forfaits 2% uitkeringen 0,7% plafond 0,7 % behoud recurrentie (2%) na 6 jaarAO
1.028 220 22 0
3.004 648 66 0,10
16.775
50.123 12.540
RVA minima en forfaits : 2%; wachtuitkeringen voor samenwonenden 1%; vervangingsratio alleenstaanden 55% (tussen min. en max.) plafond : 1,25%voor bestaande maxima+voor nieuwe instromers
11.540 12.026
19.655
139.690
298.807
60% van het budget =
140.303
298.722
VERSCHIL (overschot/meer uitgave t.o.v. 60% enveloppe)
613
-85**
Totaal uitgaven
neutraliseren impact door + 2%: inkomensgrens voor voorkeurregeling en OMNIO, THAB, inkomen 'partner ten laste 'voor ZIV-uitkeringen en werkloosheidsuitkeringen, ZIV-bijdrage *vóór rekening wordt gehouden met deze maatregel, bedraagt het verschil ten opzichte van de enveloppe tegen 60% 20,613 miljoen in 2011; dit bed rag wordt gebruikt voor de gedeeltelijke financiering (aangezien het principe van de eenheid van loopbaan en de herziening ervan eveneens een rol spelen) van een eerste fase van verhoging van de kleine minima in geval van gemengde loopbaan; de impact van de maatregel wordt in werkelijkheid verdeeld tussen 2011 (5 miljoen) en 2012 (15 miljoen). **met de impact van de maatregel "eerste fase van aanpassing van de kleine minima" zal rekening worden gehouden als overloopeffect op de enveloppe 2013-2014. De sociale partners formuleren de volgende opmerkingen: 1.
In 2003 werd voor de pensioenen een nieuw minimummechanisme, het zogeheten 'klein minimum', ingevoerd (KB van 14/02/2003); het beoogt een minimum werknemerspensioen te waarborgen (voor het gedeelte 'werknemersloopbaan') in geval van gemengde loopbaan werknemer-zelfstandige. Voorheen hadden deze gemengde pensioenen geen recht op het minimum omdat in geen van de stelsels de 2/3 van een volledige loopbaan was bereikt. Nu wordt rekening gehouden met een ruimer criterium (loopbaan in de 2 stelsels), maar het gewaarborgde bedrag werd zodanig vastgesteld dat niet goed rekening werd gehouden met de opeenvolgende welvaartsaanpassingen. Ais gevolg daarvan is het pensioenbedrag lager bij een gemengde loopbaan werknemer-zelfstandige dan bij een zuivere loopbaan als zelfstandige. Enerzijds, als de regering, na overleg met de sociale partners, meent dat ze de resterende 40% van de enveloppe van het werknemersstelsel in 2012 kan vrijmaken, en anderzijds, aangezien de kwestie van de kleine minima gekoppeld is aan het onderzoek van het principe van de eenheid van loopbaan en van de voorrang van het werknemersstelsel op dat van
34
2.
de zelfstandigen, willen de sociale partners een tweede fase van verhoging van de kleine minima onderzoeken. De sector Arbeidsongevallen (AO) is bijzonder: hij wordt samen beheerd door de private verzekeringsmaatschappijen en het FAO, dit beheer gebeurt ten dele in repartitie en ten dele in kapitalisatie, en hij wordt gefinancierd met een bijdrage en premies van de werkgevers. Verhogingen van uitkeringen invoeren voor gevallen uit het verleden vereist dat de aanmerking wordt genomen voor de berekening van de AO-uitkeringen brengt een directe stijging van de premies en dus van de loonkosten met zich. De sociale partners opteren dan ook voor de volgende voorstellen: • In 2011 stellen ze een status-quo voor; gedurende die tijd denkt het beheerscomité van het FAD na over een coherente oplossing die rekening houdt met de specificiteit van de AD en die de kosten neutraliseert. • Ais de regering meent dat ze de resterende 40% van de enveloppe van het werknemersstelsel kan vrijmaken en er in het beheerscomité van het FAO een structureel en coherent systeem kon worden bedacht, worden de maatregelen zoals ze zijn gepland 12 , uitgevoerd in 2012. • In 2013 en voor de daaropvolgende jaren wordt een specifiek welvaartsaanpassingsmechanisme voor de AO-sector, zoals het is uitgewerkt in het beheerscomité van het FAO, toegepast.
12
Op 1/9/2012, verhoging met 2% van de minima en forfaits, met 0,7% van de andere uitkeringen en met 2% van de uitkeringen na 6 jaar in het stelsel (recurrentie); verhoging van het plafond met 0,7% op 1/1/2012; financiering en compensatie volgens de gebruikelijke mechanismen: zie discussie en voorstel hieromtrent van het beheerscomité van het FAO.
35
Bijlage II (klik hier om terug te keren)
Aan Thomas Leysen Voorzitter van de Groep van 10
Brussel, 18 januari 2011
Mijnheer de Voorzitter, Op uw vraag en met ruggesteun en met akkoord van de Eerste Minister werd Ik op 13 januari belast met de opdracht om na te gaan of de standpunten van de verschillende partijen inzake Arbeiders-Bedienden konden verzoend worden. Deze problematiek is immers bijzonder complex en raakt aan een veelheid van dossiers die elk in·de loop der jaren een eigen evolutie hebben gekend. Ik heb kennis kunnen nemen van het bijzonder omvangrijk werk dal de voorbije maanden werd geleverd door de sociale partners. Zij hebben dit gedaan vanuit de stellige overtuiglng dat vele verschillen in arbeidsvoorwaarden voor arbeiders en bedlenden niet meer te verantwoorden zijn. Rekening houdend met deze werkzaamheden en met de gevoelige punten van elk van de organisaties vindt u een tekst In bijlage waarvan ik overtuigd ben dal dit voorstel op dit moment hel enige haalbare is. Ik hoop dal ik hiermee het overleg inzake Arbeiders-Bedienden kan deblokkeren. Met bijzondere groet,
Paul Windey Voorzitter van de Nationale Arbeidsraad
36
ARBEIDERS BEDIENDEN Sedert meer dan 100 jaar bestaat er in ons recht een onderscheid tussen werknemers die hoofdzakelijk handenarbeid (arbeiders) en deze die hoofdzakelijk hoofdarbeid (bedienden) verrichten. Sedert meer dan 100 jaar hebben beide statuten zich echter apart ontwikkeld. Dit betekent dat er belangrijke verschillen zijn die niet zomaar in een keer kunnen weggewerkt worden. Een fasering is m.a.w. aangewezen én noodzakelijk. De sociale partners hebben de voorbije maanden intensief aan een oplossing gewerkt, waarbij zij zowel oog hadden voor de sociale bescherming en het inkomen van de werknemers, de kosten voor de werkgevers en de concurrentiekracht van de ondernemingen en het behoud van het financiële evenwicht van de sociale zekerheid als voor de begrotingstoestand van de Staat. Dit resulteert in een globale, ondeelbare en evenwichtige visie waarin een oplossing voor. de volgende aspecten wordt geboden: I.
Ontslag 1.
13PM: 14
Luik A (klik hier om terug te keren blz.16) (klik hier om terug te keren blz.19) a. Vanaf 2012 wordt de bestaande toestand vastgeklikt op volgend schema: (incl. behoud van i. Voor arbeiders geldt CAD 75 13 afwijkingsmogelijkheden) ii. Ii. Voor bedienden met een jaarloon beneden de 30.535 euro 14 geldt 3 maanden per begonnen anciënniteitschijf van 5 jaar (buiten proeftijd) iii. Voor bedienden met een jaarloon boven de 30.535 euro geldt 1 maand per begonnen jaar anciënniteit met een minimum van 3 maanden (buiten proeftijd) Dit betekent ook dat de vereiste om de duur/bedrag van de opzeg in bepaalde gevallen bij overeenkomst vast te stellen en het opportuniteitsoordeel van de rechter bij betwisting daaromtrent, vervallen 15. b. Tegelijkertijd wordt een beweging ingezet waarbij de regelingen voor deze 3 groepen naar elkaar toegroeien door middel van toepassing van convergentiecoëfficiënten vastgesteld in een tweejaarlijkse NAR-CAO. Deze convergentiecoëfficiënten evolueren in drie stappen: i. Definitief vast te stellen convergentiecoëfficiënten voor de periode 2012-2013, met name een coëfficiënt 1,1 (d.w.z. + 10%) voor de categorie a.i; 1,0 voor de categorie a.ii en 0,97 (d.w.z.3%) voor de categorie a.iii; ii. Convergentiecoëfficiënten voor de periode 2014-2015 zijn een coëfficiënt 1,15 (d.w.z. + 15%) voor de categorie a.i; 1,0 voor de categorie a.ii en 0,94 (d.w.z. - 6%) voor de categorie a.iii, behoudens andersluidend akkoord, bij het sluiten van de tweejaarlijkse NAR-CAO; iii. Convergentiecoëfficiënten voor de periode2016-2017 zijn een coëfficiënt 1,20 (d.w.z. + 20%) voor de categorie a.i ; 0,98 16 voor
CAD 75 geldt enkel buiten proeftijd en vanaf een anciënniteit van 6 maanden
Bedrag per 1.1.2011
15 Dit viseert niet de Individuele gevallen met een jaarloon hoger dan 61.071 euro, waarbij bij de aanvang van het arbeidscontract een afspraak gemaakt wordt m.b.t. de opzegtermijn. 16 Vermindering doordat een maand gelijk Is aan 4 weken In plaats van 4,33 weken.
de categorie a.ii en 0,90 (d.w.z. -10%) voor de categorie a.iii, behoudens andersluidend akkoord, bij het sluiten van de tweejaarlijkse NAR-CAO. De genoemde convergentiecoëfficiënten en percentages worden toegepast op de in luik A,a bepaalde 17beginperioden.
c. d.
e.
f.
g.
2.
De convergentiecoëfficiënten in stappen ii en iii worden in een tweejaarlijkse NARCAO vastgelegd, behalve indien de afspraken van luik B (elementen van de definitieve regeling) voordien geïmplementeerd zouden worden. Van de punten a.ii en a.iii en b kan sectoraal niet worden afgeweken. De huidige RVA-premie voor ontslagen arbeiders van 1.666 euro komt volledig ten laste van de RVA en wordt verder gemoduleerd in functie van: i. Nieuwe overeenkomsten (d.w.z. nieuw in de onderneming aangeworven werknemers): 1250 euro ii. Bestaande overeenkomsten: - 1250 euro (*) < 5 jaar anciënniteit - 2500 euro (*) 5-10 jaar anciënniteit - 3750 euro (*) > 10 jaar anciënniteit (klik hier om terug te keren) Kostencompensatie verhoging termijnen CAO 75 via een bijdrage ten gunste van het Fonds Sluiting Ondernemingen van 3% op het ontslagbedrag ten laste van de werkgever voor werknemers met een jaarloon hoger dan 6181.071 euro·, waarbij het bestemd wordt voor een verlaging van de bijdragevoet voor de klassieke taken voor ondernemingen met minder dan 20 werknemers. Integratie interimperiode in eerste jaar anciënniteit: i. Voorafgaande en ononderbroken periode van tewerkstelling als uitzendkracht wordt mee in aanmerking genomen in geval van aanwerving van de uitzendkracht in een vaste betrekking en voor dezelfde functie bij de gebruiker onmiddellijk aansluitend op de interimperiode bij die gebruiker; ii. Voor de toe passing van punt 1 wordt een periode van inactiviteit van een week of minder niet aanzien. als onderbreking van de periode van tewerkstelling als uitzendkracht noch als belemmering voor het onmiddellijk aansluiten op de vaste tewerkstelling bij de gebruiker 19. Toepassingsgebied: de regeling van luik A geldt enkel voor nieuwe contracten (d.w.z. werknemers nieuw aangeworven in de onderneming ) behalve punt d.ii. Luik B: elementen van de definitieve regeling
Voortbouwend op de zopas beschreven eerste fase wordt tegen einde 2012 een definitieve regeling uitgewerkt gebaseerd op de volgende uitgangspunten: a. De ontslagbescherming zal uit drie componenten bestaan, m.n. een deel te 20 presteren (component I : normaalloon), een deel niet te presteren (Component II: brutoloon - persoonlijke bijdrage - bedrijfsvoorheffing = bedrag X waarop sociale bijdrage geheven wordt) en een derde deel betaald door
17 Dit wil zeggen: voor bijv. coëfficiënt 1,15 in de 2de periode voor categorie a.i. een toename met 15 % t.o.v. de basis - Cao 75 18 Bedrag per 1.1.2011 19
Bijvoorbeeld, een interim periode van 3 maanden, onderbroken door een inactiviteit van 3 dagen, met vaste aanwerving van de uitzendkracht in dezelfde functie door de gebruiker 4 dagen na afloop van de interimperiode, telt mee voor het eerste jaar anciënniteit.
20
Tenzij de werkgever kiest voor uitbetaling van de opzeg
38
b. c. d.
e. f.
g.
h. i. 3.
de RVA (Component III: RVA-vergoeding) 21 . De totaliteit van deze drie componenten zal aan nader af te spreken grenzen onderhevig zijn. Eerste jaar anciënniteit in de onderneming: i. Eerste periode van 6 maanden: enkel component I ii. Tweede periode van 6 maanden: enkel component I + II Vanaf het 2de jaar anciënniteit komt er een progressieve opbouw in weken op basis van het schema met 3 componenten beschreven onder a. Teneinde een cumulatieve verhoging of dubbel gebruik met de basisregeling beschreven onder a. te vermijden, worden sectorale en interprofessionele (aanvullende) complementen afgeschaft of volgens een te bepalen methode verrekend met de componenten I, II en/of III, en dit zowel bij individueel als bij collectief ontslag. Actualisering van art. 63 van de wet van 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten Het principe van het behoud van de bestaande rechten voor de arbeidscontracten van toe passing op het moment van de inwerkingtreding van de definitieve regeling blijft geldig en zal concrete invulling krijgen bij de vaststelling van de definitieve regeling. Inzake collectief ontslag zullen de volgende aanpassingen doorgevoerd worden: i. Administratieve vereenvoudiging in het kader van de regeling m.b.t. de tewerkstellingscellen in die zin dat de RVA voortaan rechtstreeks aan alle betrokken werknemers de inschakelingsvergoeding zal uitbetalen (i.p.v. de huidige regeling waarbij de werkgever eerst betaalt aan de werknemer en vervolgens het betrokken bedrag bi] de RVA kan recupereren); ii. Inzake sectorale en interprofessionele complementen : zie hoger onder d. In geval van (brug)pensioen en van opzegging door de werknemer zullen de modaliteiten m.b.t. de componenten in punt a evenals inzake sollicitatieverlof worden geregeld. Afspraken inzake schorsing van de opzegtermijn in geval van ziekte en inzake opzegging door de werknemer zelf, zullen uitgewerkt worden
Expertise nodig voor verdere concretisering Teneinde de afspraken vermeld onder punt 2 verder te kunnen invullen op basis van geobjectiveerde en gevalideerde cijfers zullen de sociale partners een beroep doen op de expertise aanwezig bij de FOD sociale Zekerheid, FOD Financiën, de FOD WASO, de RSZ, de RVA en de Unie der Erkende Sociale secretariaten.
II.
Jaarlijkse vakantie 1.
De sociale partners zullen een eenvormige berekeningswijze voor het vakantiegeld uitwerken. De elementen daarvoor kunnen als volgt worden samengevat. a. Het enkel vakantiegeld - dit is het bedrag dat het loon vervangt tijdens de opgenomen vakantiedagen - dient zoveel als mogelijk overeen te stemmen met het normale loon van de werknemer tijdens de periode waarin de vakantie wordt opgenomen.
21 Voor de invulling van deze derde component stellen de sociale partners voor de huidige ontslagpremie van1.666 euro te reconverteren.
39
In de bestaande regeling voor de bedienden is dit nu al het geval. In de huidige regeling voor de arbeiders wordt momenteel het vakantiegeld berekend op basis van de lonen van het vakantiedienstjaar, dit is het jaar voor het jaar waarin de vakantie wordt genomen. In deze regeling moet een formule worden gezocht waardoor de loonevolutie (indexering of andere loonsverhogingen) tussen het vakantiedienstjaar en de datum van uitbetaling van het vakantiegeld in rekening kan worden gebracht. Premies zullen voor de berekening van het enkel vakantiegeld op dezelfde wijze in de berekeningsbasis opgenomen worden als in de huidige regeling voor de bedienden. Onder meer toeslagen voor overuren of voor nacht- en ploegenarbeid worden daarbij beschouwd als veranderlijke premies waarop vakantiegeld berekend wordt. Een vaste eindejaarspremie wordt daarentegen niet meer in aanmerking genomen. b. Dubbel vakantiegeld is een soort van bijkomende vakantiepremie die in een keer wordt toegekend. Met het oog op vereenvoudiging en transparantie zal in de nieuwe regeling het dubbel vakantiegeld op eenvormige wijze worden berekend op basis van alle tijdens het vakantiedienstjaar aan de gewone socialezekerheidsbijdragen onderworpen loonelementen, zoals die bij de RSZ zijn aangegeven. Voor de arbeiders is dit nu al het geval. Voor de bedienden zal het dubbel vakantiegeld niet langer berekend worden op basis van het loon van de maand waarin de hoofdvakantie genomen wordt, maar op basis van de lonen van het vakantiedienstjaar. Dit betekent ook dat vaste premies zoals de dertiende maand worden opgenomen in de berekeningsbasis voor het dubbel vakantiegeld. c. De bestaande inhoudingen op vakantiegeld - het gaat om de solidariteitsbijdrage van 1% die op dit ogenblik enkel bij arbeiders wordt toegepast, de bijzondere bijdrage van 13,07% op het dubbel vakantiegeld en de bedrijfsvoorheffing - zullen op dezelfde wijze worden vastgesteld voor alle werknemers. Dit moet er tevens toe leiden dat de nieuwe regeling voor arbeiders globaal niet leidt tot een netto vermindering van hun vakantiegeld. Indien er een netto verlies overblijft, worden ten belope daarvan compensaties onderhandeld. 2.
Teneinde de bovenstaande aanpak te kunnen concretiseren en vervolgens te kunnen implementeren zullen de sociale partners de financiële consequenties ervan, voor werknemers, werkgevers, sociale zekerheid en fiscaliteit, berekenen, objectiveren en valideren om een definitieve regeling tegen einde 2012 uit te werken.
3.
Over de organisatie van het vakantiestelsel- uitvoering door de werkgever of door vakantiefondsen, al dan niet financiering door bijdragen op het loon, al dan niet solidariseren van de kost voor gelijkstellingen (ziekte, economische werkloosheid ...), garantie op uitbetaling van vakantiegeld in geval van in gebreke blijven of faillissement van de werkgever - zullen in een latere fase voorstellen uitgewerkt worden. Dit moet in overeenstemming zijn met de evoluties op het vlak van de collectieve arbeidsverhoudingen en de paritaire comités.
40
4.
In afwachting van de definitieve fase kan de overgang naar deze nieuwe regeling door de regering gefaciliteerd worden door, voor sectoren of bedrijven die nu al stappen willen zetten in de richting aangegeven in punt 1, de toekenning van dubbel vakantiegeld boven de bestaande wettelijke regeling, niet aan de gewone socialezekerheidsbijdragen te onderwerpen, maar enkel aan de bijzondere inhouding van 13,07% verschuldigd op het wettelijk dubbel vakantiegeld.
III. Gewaarborgd loon en carenzdag 1.
Er dient vastgesteld dat er inzake gewaarborgd loon geen verschil is tussen een arbeider en een bediende qua inkomensdekking (1 maand netto inkomenswaarborg), maar dat het verschil in kosten ten laste van de werkgever zeer aanzienlijk is naargelang het statuut van de werknemer. 2. Om tot een vereenvoudigde regeling voor alle werknemers te komen lijken drie opties mogelijk, m.n. evolueren naar de regeling van de arbeiders, of evolueren naar deze van de bedienden, of een regeling tussen de twee vorige opties. Teneinde een gefundeerde keuze tussen deze opties te kunnen nemen, hebben de sociale partners nood aan meer onderbouwde analyses. Enkel op basis van geobjectiveerde en gevalideerde cijfers zullen zij deze keuze kunnen maken. Daarom zullen zij in deze een beroep doen op de expertise aanwezig bij de FOD Sociale Zekerheid, het RIZIV en de Unie der sociaal Secretariaten. 3. De regeling gewaarborgd loon hangt nauw samen met deze van de carensdag omdat deze laatste dient geïntegreerd te worden in de periode van gewaarborgd loon. Op interprofessioneel vlak wordt daarom de volgende regeling voorgesteld : a. Afschaffing carenzdag mits integratie ervan in periode van gewaarborgd loon (periode gewaarborgd loon start op eerste ziektedag 7aanpassing wet 1978); de sectoren mogen de modaliteiten bepalen; b. Wettelijk de volgende elementen voorzien : i. Behalve in geval van overmacht zal de werkgever bij het begin van de werkdag in kennis moeten worden gesteld van de afwezigheid; ii. Beschikbaar zijn voor de controlearts (te bepalen : de periode en/of de betrokken uren), hetzij in de woning, hetzij op een andere verblijfplaats die aan de werkgever is meegedeeld iii. Bepaling van de gevolgen indien niet voldaan is aan i. en ii. iv. Verlenging van de hervallingsperiode v. Het loon betaald voor de eerste dag ziekte wordt vrijgesteld van werkgevers socialezekerheidsbijdragen 4. Voor het bovenstaande in punt 2 en 3 zal een definitieve regeling uitgewerkt worden tegen einde 2012. In deze regeling zal in een programmatie voor het gewaarborgd loon voorzien worden; de eerste stap, die in 2014 zal moeten starten, zal de afschaffing van de carenzdag en de procedure onder 3.b. bevatten. IV. Tijdelijke werkloosheid (klik hier om terug te keren) Een geleidelijke integratie van de bestaande regelingen voor arbeiders resp. bedienden zal overeen periode van 3 IPA's voltooid worden. 1.
In 2016 zal er een systeem van kracht zijn met als basis de huidige arbeidersregeling (incl. de bestaande drie mogelijkheden: technische stoornis, 41
slecht weer en werkgebrek wegens economische oorzaken), aangevuld met: 1) de regel dat de aanvullende vergoeding minimaal 5 euro/dag moet bedragen en 2) met een regeling tot responsabilisering in geval van overmatig gebruik van economische werkloosheid waarvan de opbrengst bestemd is voor het stelsel van de tijdelijke werkloosheid; ze zal geactiveerd worden wanneer een bepaalde limiet voor het gebruik van dagen van economische werkloosheid overschreden wordt; (klik hier om terug te keren) 2.
In het kader van de verlenging van de bestaande anticrisismaatregeI70%/75% RVA-uitkering is een oplossing gevonden zodat het netto-inkomen uit tijdelijke werkloosheid niet hoger uitkomt dan 100% van het nettoloon van de werknemer, namelijk: a. De bedrijfsvoorheffing op zowel de RVA-uitkering als de aanvullende vergoeding wordt opgetrokken tot 26,75% (zorgt tevens voor betere afstemming bedrijfsvoorheffing op eindbelasting, wat te grote bijbetaling nadien voorkomt); (klik hier om terug te keren) b. Indien dit in sommige gevallen niet volstaat: zullen, na evaluatie, andere maatregelen kunnen genomen worden.
3.
Overgangsregeling tot 2016: a. Tot 2016 blijven huidig systeem arbeiders en huidige voorwaarden voor crisiswerkloosheid bedienden bestaan; b. De bedrijfsvoorheffing op de RVA-uitkering en de aanvullende vergoeding wordt progressief verhoogd tegen 2014 (fasing in: 18,75% vanaf 1.1.2011 en 26,75% vanaf 1.1.2014); c. Bij de regeling arbeiders wordt progressief een minimum-aanvullende vergoeding van 5 euro/dag ingevoerd tegen 2016 (fasing in: 2 euro vanaf 1.1.2012, 4 euro vanaf 1.1.2014 en 5 euro vanaf 1.1.2016); (klik hier om terug te keren)
d. Bij de regeling crisiswerkloosheid voor bedienden dooft de voorwaarde van 15% verlies van omzet, productie of bestellingen of van 20% tijdelijke werkloosheid voor arbeiders geleidelijk uit tegen 2016 (fasing out: 10% vanaf 1.1.2012; 5% vanaf 1.1.2014 en 0% vanaf 1.1.2016), met als referentiepunt voor de invulling van de voorwaarde: • voor kwartalen in 2011 en 2012: de overeenstemmende kwartalen van 2008 • voor kwartalen in 2013, 2014 en 2015: de overeenstemmende kwartalen van het voorafgaande jaar; (klik hier om terug te keren) e. Deze overgangsregeling laat sectoren ook toe om intussen afspraken te maken. V. Collectieve arbeidsverhoudingen 1. 2.
3.
4.
Alle nieuwe Paritaire Comités (PC's) zullen gemengde comités zijn. Duidelijke oproep van de sociale partners om vanaf nu, daar waar mogelijk, over te gaan tot de fusie van PC's; in de schoot van de NAR zal tegen 2014 geëvolueerd worden of deze oproep opgevolgd werd; zo nodig zullen bijkomende initiatieven genomen worden. Arbeidsrechtbanken en -hoven: onderzoek van de mogelijkheid om het Gerechtelijk Wetboek te wijzigen tegen de volgende benoemingsronde, om de samenstelling van de kamers van de arbeidsrechtbanken en -hoven en de benoeming van rechters en raadsheren in sociale zaken als werknemer te herzien. Algemene uitgangspunten voor verdere stappen: 42
a. collectieve verhoudingen wijzigen moet samenlopen met sociale verkiezingen b. het correlarium hiervan: geen wijzing aan de huidige regels sociale verkiezingen 2012, behalve de gezamenlijke afspraken opgenomen in het NAR-advies nr. 1748 van 7 december 2010 (klik hier om terug te keren) VI. Uitbetaling loon 1.
Er is een akkoord om in de wetgeving te voorzien dat het loon 'minstens' eenmaal per maand moet uitbetaald worden
VII. Vrijwaring concurrentiekracht 1. 2.
Algemeen principe: daar waar de beslissing genomen wordt, moeten ook de afspraken worden gemaakt met betrekking tot de neutralisering van de gevolgen ervan. Sociale partners komen overeen dat eventuele meerkosten die in bovenstaande punten niet zijn opgenomen maar die toch op sectoraal en/of bedrijfsniveau zouden voortvloeien uit het dossier arbeiders - bedienden op een structurele wijze dienen te worden geneutraliseerd. Dit principe van kostenneutraliteit geldt zowel voor het wettelijk en interprofessioneelluik als voor het conventioneelluik dat in een tweede fase op sectoraal en ondernemingsvlak zal worden besproken.
43