12
ARGUS Milieumagazine
jaargang 3
nr. 1
ARGUS
DOSSIER VISSERIJ
Herman Dierickx is freelance auteur
Legt binnenkort de laatste vis het loodje in onze Noordzee? Eind 2006 maakten de Europese visserijministers de vangstquota bekend die de vissersvloten van de EU-Lidstaten in acht moeten nemen in 2007. Ook het aantal dagen dat vissers de zee opmogen werd vastgelegd – op zo’n 8% minder dan vorig jaar. Wat de Belgische vissers betreft, die mogen dit jaar enkele dagen langer vissen, maar hun quota zijn verminderd. Niet iedereen is even tevreden met de nieuwe vangstquota en het aantal vangstdagen. Vooral uit wetenschappelijke hoek klinken bezwaren dat er te weinig gebeurt om de teloorgang van de natuurlijke visbestanden tegen te gaan en dat we regelrecht afstevenen op de ondergang van de sector. Wetenschappers adviseren bijvoorbeeld dat de kabeljauwvangst voorlopig best zou worden stopgezet omdat de natuurlijke bestanden te zwaar onder druk staan. Ook de Europese Commissie, vooral geïnspireerd vanuit wetenNet als in de landbouw? Het verhaal van de visserij wordt soms vergeleken met dat van de landbouw, maar deze vergelijking loopt mank. Landbouwers bepalen in hoge mate zélf het niveau van hun productiviteit – cf. wie meer zaait zal meer oogsten. Vissers zijn voor de aangroei van de visstocks en dus voor hun vangstmogelijkheden in de komende jaren afhankelijk van natuurlijke omstandigheden. Die hebben zij niet onder controle. Een vergelijking met de jacht zou dus correcter zijn. Niettemin kennen bedrijven in de landbouwsector ook problemen met hun financiering. De jaarlijkse leninglast voor de afbetaling van hun infrastructuur (gebouwen) en logistiek apparaat (machines) houden de gemiddelde boer gevangen in de logica om vooral te mikken op directe opbrengst. Veel ruimte voor diversificatie, zeg maar de overschakeling naar andere teelten, is er daardoor niet.
schappelijke hoek, had voorgesteld het aantal visdagen met een kwart te verminderen. Tegelijk vond ze het wenselijk de vangstquota (TAC-Total Allowable Catch) voor tong en schol, belangrijke soorten voor de Belgische vissers, te verminderen met tien tot vijftien procent. Alle voorgestelde vangstquota werden door de Europese visserijministers echter drastisch naar boven bijgesteld, en van een moratorium op de kabeljauwvangst was al helemaal geen sprake. Dan zien de reders dit alles wel even door een andere bril. De steeds verder inkrimpende quota, de steeds duurdere brandstofprijzen, de afbetaling van de vaartuigen en hun uitrusting en de lonen van de bemanning doen de reders op korte termijn de das om. Zonder een regelmatige aanvoer komen ze immers niet aan de nodige inkomsten om hun exploitatiekosten te dekken.
Dit fenomeen speelt zich ook af in de visserij. De Belgische visserij blijft halsstarrig op tong en schol vissen met energieverslindende en zeer natuurverstorende boomkorschepen. Een overschakeling naar andere soorten is immers niet evident, onder meer omwille van de schulden die jaarlijks moeten worden afbetaald. Ook het feit dat de visprijzen de daling van de quota en de stijging van de exploitatiekosten niet volgen zet de visserijsector in moeilijke papieren. De prijs van tong mag de voorbije jaren dan sterk toegenomen zijn, de totale verkoopwaarde van vis is nauwelijks toegenomen, zie tabel 1. De exploitatiekosten zijn daarentegen over dezelfde periode wél fors gestegen. Denk hierbij vooral aan de brandstofkosten: om met een boomkorvaartuig 1 kg tong aan land te brengen zou ongeveer 4 liter brandstof nodig zijn. Resultaat: meer uitgaven bij gelijkblijvende inkomsten, en dus een financieel alsmaar ongunstiger balans.
Vloot te groot? De visserijsector kampt met overcapaciteit, waar maar schoorvoetend maatregelen tegen worden genomen. Tot en met 2006 was er nog Europese steun voor vervangbouw en voor de modernisering van vissersvaartuigen. Het is pas met het nieuwe Europese visserijfonds dat overheidssteun voor nieuwbouw niet langer toegestaan is. Weliswaar werd in 2006 een sloopronde doorgevoerd van een tiental schepen: zeven van het grote type en drie van het kleine. Daardoor telt de huidige Belgische vloot nog 105 schepen. Ook al werd zo 15% van de visserijcapaciteit geschrapt, toch is dit niet meer dan een stap in de goede richting. Om echt duurzaam te gaan vissen is een forsere inkrimping van de vissersvloten vereist (in de orde van 30-35%). Hoe dan ook zit de hele vloot vandaag in moeilijke papieren. De vangst per schip dreigt onvoldoende te worden om nog rendabel te zijn.
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
nr. 1
■
13
ARGUS
DOSSIER VISSERIJ
Tabel 1: Evolutie van de aanvoer, de besomming en de gemiddelde vismijnprijzen (alle soorten samen) over de jaren 2003 tot 2005 (de jaarcijfers voor 2006 zijn nog niet beschikbaar). De cijfers hebben enkel betrekking op de aanvoer in Belgische havens.
Nieuwe saneringen zullen zich dus opdringen, ook al zal dit op weerstand stoten. Een gemiddeld vissersschip gaat immers een dertigtal jaar mee, en de afschrijvingskosten zijn op deze termijn berekend. Zelfs subsidiëring voor de sloop zal voor velen het financiële plaatje niet volledig rond maken, met alle economische en sociale gevolgen van dien. De redenering achter vlootafbouw is nochtans even logisch als eenvoudig. Als we nu slopen op basis van een zekere vrijwilligheid en met een degelijke voorbereiding kan dat gebeuren met begeleidende maatregelen die ondersteund worden door zowel de Vlaamse als de Europese overheid. De sloop van tien schepen in 2006 kreeg een financiële ondersteuning van ongeveer acht miljoen euro, en ook volgende slooprondes zouden een financieel duwtje in de rug kunnen krijgen als ze zorgvuldig worden gepland en begeleid. Als te lang wordt gewacht om de vloot verder af te bouwen vrezen de wetenschappers dat een koude sanering noodzakelijk wordt. Dan zou de afbouw van de vloot gedwongen en snel moeten gebeuren. Dus niet meer op basis van die (gematigde) vrijwilligheid. En dan zou een relatief groot deel van de duizenden werknemers die de sector vandaag nog rechtstreeks en onrechtstreeks heeft op korte termijn zijn job verliezen.
Zwarte vangsten Het 'witte' economische plaatje mag dan al vrij duidelijk zijn, er is ook nog zoiets als de zwarte markt. De illegale vangsten zijn vooral op wereldschaal een probleem, maar ook in onze contreien is er een zwarte vismarkt. De jaarlijkse waarde van de geloste vis in Belgische havens wordt vandaag geschat op iets meer dan tachtig miljoen euro. Bij de officiële aanlandingscijfers moet dus ook de illegale vangst worden bijgeteld. Sommige bronnen schatten het aandeel illegale vis in de Belgische visserij vandaag op 15 tot 25%. Het aandeel zwarte aanvoer is de voorbije jaren vermoedelijk afgenomen, o.m. door de strengere controles. Maken de huidige officiële vangstcijfers het al moeilijk om tot een duurzame visserij te komen, dan maken de zwarte vangsten het er niet makkelijker op. Bij de visserij met een boomkor is er bovendien veel bijvangst. Ondermaatse vis en niet-doelsoorten worden – meestal dood – teruggegooid,
14
■
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
Jaar
Aanvoer (ton)
2003 2004 2005
20.107 20.825 19.172
conform de voorschriften. Maar is het overboord gooien van verhandelbare vis geen verspilling? Zo zullen veel vissers, niet onterecht redeneren. In een systeem van gemengde visserij en quota is dit een zeer belangrijk probleem. Bovendien zitten de eerlijke vissers in een benadeelde positie tegenover de zwartvangers en is de verleiding groot ook wat zwarte vis aan boord te nemen. Zo beland je in een vicieuze cirkel. De meeste overheden spelen het spelletje mee als het om de eigen vloot gaat en zien een en ander wel door de vingers. Dat weet de Europese Commissie ook, en daarom coördineert een Europese inspectiedienst vanaf 1 januari 2007 de controlewerkzaamheden van de lidstaten. Of deze nieuwe dienst bij machte zal zijn om de problemen op te lossen zal moeten blijken. Het staat in elk geval vast dat het aartsmoeilijk is alle schepen te controleren op zwarte vangsten. Daarnaast wordt steeds vaker vis bovengehaald door recreatieve vissers. Die zijn in de meeste landen niet gebonden aan beperkingen. De vangsten van recreatieve vissers worden meestal niet geschat, en worden niet bij de quota geteld.
Dan maar zelf kweken? Vandaag is er veel hoop gevestigd op de kweek van allerlei soorten vissen en schelpdieren voor directe consumptie (aquacultuur) of voor herbevoorrading op zee (maricultuur). Ook hier kun je parallellen trekken met de landbouw. De vergelijking van viskweek is niet gek veel verschillend van de varkens-, koeien- of schapenkweek. Wie kan het zich voorstellen dat we nog op wilde varkens of wisenten zouden jagen om aan onze vleesbehoefte te voldoen? Onze sedentaire levenswijze heeft ons al lang geleden doen overschakelen op het kweken en selecteren van consumptiedieren. Waarom zou dat dan niet lukken met vis, temeer omdat de technologie ervoor bekend en beschikbaar is? In die zin is de omschakeling van varkensboeren op viskweek zoals dat nu al mondjesmaat gebeurt niet verwonderlijk. Meteen komt ook de problematiek van deze teeltwijze in beeld. De rapporten die melding maken van overmatig antibiotica- of nutriëntengebruik deden het imago van de nog jonge sector geen goed. Toch is er nu al een wereldwijde jaarlijkse groei van ongeveer tien procent voor de pakweg tweehonderd soorten vissen die in gevangenschap worden gekweekt. Die wereldproductie schat
nr. 1
Besomming Gem. prijs / kg (miljoen Euro) (Euro) 78.2 3.89 77.5 3.72 78.0 4.07
men vandaag op ongeveer 65 miljoen ton. Dat is ongeveer de helft van de huidige gigantische 120 miljoen ton wereldwijde jaarlijkse visopbrengst. De verwachting is dat we over een twintigtal jaar meer dan tachtig procent van onze vis zullen halen uit kwekerijen en dat de productiestijging nog enkel van deze sector te verwachten is.
Is vis überhaupt nodig? Hier plaatsen vooral vegetariërs en veganisten hun bekende kanttekening: waarom moeten we absoluut vlees en vis eten? Als we ons houden aan een strikt vegetarisch menu zijn alle problemen die dit soort productiemethoden met zich brengt helemaal van de baan. Om één kilogram vis te kweken moet je vijf kilogram vis uit zee toedienen of andere nutriënten gebruiken die via een omweg in ons voedsel terechtkomen, in plaats van ze rechtstreeks, via plantenkweek dus, aan de mens ter beschikking te stellen. Het is dezelfde discussie als die over de zin van de varkens- en runderteelt voor vleesconsumptie. Voor een strikt plantaardige voeding zijn minder energie en grondstoffen nodig en zijn de energieverliezen kleiner. Theoretisch is hier zeker iets voor te zeggen, maar het zal niet makkelijk zijn de hele maatschappij te laten overschakelen op dit soort dieet. Vlees en vis eten zit al zo lang in de menselijke cultuur ingebakken dat een mentaliteitsverandering op dit vlak bijzonder moeilijk zal liggen. Bovendien is er de kritiek op de streng vegetarische keuken dat we zo essentiële voedingsstoffen als sommige proteïnen en aminozuren missen. Insiders beweren dat de technologie en de middelen voorhanden zijn om de jonge sector van aquacultuur op een erg duurzame wijze te organiseren. Sceptici twijfelen daaraan, en in feite hanteren ze daarvoor dezelfde argumenten als de critici die zeggen dat je ook varkens en koeien op een duurzame manier kunt kweken maar dat dat nu ook lang niet altijd het geval is. Het is volgens hen niet zo evident om 'automatisch' gebruik te maken van duurzame technieken als je op een andere manier sneller en meer kilogram vis kunt produceren. De verhalen van dode Schotse rivieren en Noorse kustwateren waarin massaal zalm wordt gekweekt zijn niet van de lucht. Wat er ook van zij, zowat iedereen denkt dat massale kweek de enige oplossing is om in de toekomst
S TA N D P U N T
S TA N D P U N T
Standpunt van de Belgische Rederscentrale
Bart Slabbinck, kustwerkgroep Natuurpunt
We mogen niet de fout maken om verschillende zaken door elkaar te halen. Illegale, ongereguleerde en niet geregistreerde visserij kunnen niet bestaan binnen de Europese visserij. Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid dat gehanteerd wordt is het strengste gereglementeerde ter wereld. Om de slinkende visbestanden op peil te houden zijn voor diverse soorten voorzorgsprincipes van toepassing waarbij beheersof herstelplannen zijn uitgewerkt die op hun beurt visserij-inspanning aan banden legt. Via de huidige en de geplande controlesystemen is dergelijke illegale visserij nagenoeg onmogelijk. Ook de sector zelf is binnen deze discussie trouwens vragende partij. Verder worden binnen de visserijsector grote inspanningen geleverd om te investeren in alternatieve en dus ecologische zeevisserij. Vanuit de sector klinkt dan ook steeds luider de roep om bestaande quotaregelingen verder uit te breiden die het weggooien aan boord inkrimpen. WWF, Greenpeace en andere niet-gouvernementele organisaties zijn ruimschoots vertegenwoordigd in het Raadgevend Comité Visserij van de Europese Commissie alsook in de Regionale Advies Raden (RAC’s). Het aanpassen van onze eetgewoonte om te voldoen aan de vegetarische en veganistische wensen is misschien een vraag die we dan ook beter in die fora stellen. Via diverse promotiecampagnes door de VLAM worden minder gekende en onbedreigde vissoorten in de schijnwerpers gezet. Hierdoor verkrijgt de consument een grotere kennis over de talloze mogelijkheden die onze zee biedt. Om de visserijsector in zijn totaliteit een dienst te bewijzen, is het absoluut noodzakelijk dat alle organisaties op een constructieve manier samenwerken en de discussie aangaan. We mogen hierbij zeker niet vergeten dat een aanzienlijk aantal mensen rechtstreeks of onrechtstreeks afhankelijk zijn van de Belgische visserijsector. Het is duidelijk dat de consument vertrouwen heeft in de kwaliteit van de aangevoerde verse vis. Dit vertrouwen in de visserijsector getuigt dat er voor het harde beroep van de Belgische visser, over de golven van een constructieve dialoog met alle belanghebbende partijen heen, nog een uitdagende toekomst bestaat.
De situatie voor onze Belgische vissers is inderdaad niet gemakkelijk, ze staan immers met hun rug tegen de muur. Dit komt omdat onze vissersvloot een overspecialisatie kent van één techniek: boomkorvisserij. Deze methode houdt in dat via kettingen de bodem omgewoeld wordt waardoor platvissen als tong en schol als het ware in het net springen. Niet alleen zorgt dit voor een zware bodemverstoring en dus vernietiging van het leefgebied van deze vissen of zorgt deze methode voor grote ongewenste bijvangsten van niet-commerciële organismen en ondermaatse vis, ook zorgt dit voor een zware economische hypotheek. Deze methode vergt immers zeer veel energie (1 kg vis is goed voor 4 à 6 liter brandstof).
gen op één of meerdere soorten. Bovendien kan zo ook de energiefactuur dalen; ketengerichte benadering, niet enkel vissers moeten zich aanpassen ook de ganse visketen (van visser, over groothandel tot restaurant) moet meegaan en kansen scheppen voor de visserij. Ook NGO’s moeten hier hun verantwoordelijkheid nemen. Via de campagne “goede vis” (www.goedevis.be) streeft Natuurpunt samen met WWF en Stichting de Noordzee om vanuit een positieve insteek dan ook te zorgen voor een maatschappelijk draagvlak voor de visserij en willen we deze ketenbenadering graag concreet invullen tesamen met onze vissers en de andere actoren. Dat dit geld zal kosten staat vast
Bovendien focust deze methode eenzijdig op soorten die thans zwaar onder druk staan en waar de quota jaar na jaar strenger worden. Daardoor komen onze vis(sers) nog meer in de hoek te staan. Een afbouw van de vloot door een sanering is belangrijk maar zal niet alles oplossen toch zeker niet voor de overblijvende vissers. Natuurpunt pleit er dan ook sterk voor om de vissers te helpen om uit de hoek te komen. Dit betekent dat op korte (maar ook op langere) termijn volgende maatregelen getroffen worden: aanpak van “het probleem boomkorvisserij” – dit kan gaan rond maatregelen om de ongewenste bijvangsten te verminderen of om de bodemverstoring te verminderen; diversificatie van de visserijvloot, door een multifunctionelere vloot worden onze vissers minder gevoelig voor quotabeperkin-
maar de Europese Unie heeft de lidstaten de middelen gegeven via het Europees Visserijfonds. Elk land tekent momenteel zijn nationaal strategisch plan voor de visserij uit om deze middelen te besteden. Natuurpunt riep alleszins Minister-President Leterme op om deze pot geld te gebruiken om een toekomst te geven aan een gezonde Noordzee waar ook vissers actief kunnen zijn. Gelukkig staan we met deze oproep niet alleen: meer en meer vissers experimenteren met duurzame(re) visserijmethodes - sommigen zelfs zonder subsidies, op vrijwillige basis. Dit discours toont dan ook alleszins aan dat het clichébeeld “natuur versus visserij” verleden tijd kan worden. Beiden willen immers een zee vol vis, de “groenen” als graadmeter voor een gezonde Noordzee, de “vissers” als graadmeter voor een gezond bedrijf. Waarom nog wachten?
We raden de lezer dan ook aan om de website van “Het verbond van de Nederlandse Visdetailhandel” www.verantwoordevisvragen. nl eens te bezoeken. Daar worden de vragen van de consument vanuit een andere invalshoek beantwoord.
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
nr. 1
■
15
ARGUS
DOSSIER VISSERIJ
visconsumptie betaalbaar te houden voor iedereen. Velen vinden dat vis nooit een product mag worden voor enkele rijken die het zich kunnen veroorloven terwijl de anderen verstoken blijven van dit proteïne- en vitaminerijk product. Het is nogmaals de zalm die ze hiervoor als voorbeeld nemen. De wilde dieren betaal je in de handel zo'n twintig euro per kilogram. Die uit aquacultuur kun je kopen voor minder dan zes euro per kilogram. Slagen we erin die viskweek ook nog op een duurzame manier te organiseren, zonder dat de prijs al te veel hoger komt te liggen, dan komt een oplossing voor het probleem in zicht.
Figuur 1 toont de jaarlijkse vangstcijfers (in ton) voor de belangrijkste soorten in de Noordzee sinds 1967 (Bron ICES, Adviezen, 2005 volume 6). Nota bij figuur 1: Als de opgelegde vangstquota verminderen, wordt dit ook gereflecteerd in een vermindering van de vangsten.
Eén oplossingsrichting: MSC
Nog andere wegen dan MSC leiden naar duurzaamheid MSC heeft zijn verdiensten, maar is slechts relevant voor een beperkt aantal vissoorten die bij ons in de handel zijn. Grootwarenhuisketen Colruyt besliste daarom hoofdzakelijk ook voor een andere piste om op een duurzame manier visproducten aan te bieden. “Colruyt heeft met het MSC-vergelijkbare regels opgenomen in zijn lastenboek aan leveranciers”, vertelt Jean Pierre Bigare van Colruyt. “Producten die niet aan dat lastenboek voldoen komen niet in onze winkelrekken.” Daarbij moet opgemerkt worden dat, wanneer Colruyt MSC-producten afneemt om te verpakken onder de eigen merknaam Kelvin, op deze verpakkingen toch geen MSC-label zou komen te staan. Colruyt is immers niet MSCgecertificeerd. Bigare heeft niettemin veel vertrouwen in het lastenboek. Bigare: “Onze voorschriften zijn sterk geïnspireerd op het IJslandse quota-systeem waar wetenschappers en beleidsmensen veel nauwer samenwerken dan in de EU. IJsland is in belangrijke mate in zijn voortbestaan afhankelijk van de visvangst, dus heeft dit land er alle baat bij dat de visserij op een duurzame manier gebeurt.”
16
■
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
Naar analogie met het Forest Stewardship Council dat een wereldwijd certificeringsysteem met kwaliteitslabel inhoudt voor duurzaam gewonnen hout bestaat er nu ook een Marine Stewardship Council dat een wereldwijd kwaliteitslabel toekent aan duurzaam gevangen vis. Het World Wildlife Fund (WWF) en Unilever (de grootste aankoper van zeeproducten) startten in 1996 onderhandelingen over hoe de vissen en zeeproducten die het bedrijf aankocht op een zo duurzaam mogelijke manier konden worden gevangen en verwerkt. Intussen is het MSC uitgegroeid tot een onafhankelijke organisatie met een twintigtal medewerkers op de hoofdzetel in Londen en verschillende bijhuizen zowat overal ter wereld. Het MSC kent labels toe aan merken van zeeproducten die op een duurzame manier werden geoogst. In 2000 kreeg de 'Western Australian Rock Lobster', een kreeftensoort, het eerste MSC label voor de duurzame vangst en verwerking. In 2002 hebben reeds honderd producten dit label gekregen, in 2005 gaat het om driehonderd stuks. Vandaag hebben 22 visserijbedrijven het MSC-label op zak omdat ze duurzaam op niet bedreigde soorten vissen die de rest van het ecosysteem intact laten
nr. 1
of erg weinig beschadigen. Al deze inspanningen voor labeling worden geleverd om het goede voorbeeld zoveel mogelijk bekend te maken en aan te tonen dat duurzaam vissen tot de mogelijkheden behoort, als men er maar de inspanningen wil voor doen. Alles samen zijn vandaag een vijftigtal visserijbedrijven betrokken bij MSC-programma's en 22 daarvan bezitten dus effectief het MSC-label. De andere dertig zitten nog in de procedure om het label effectief te halen. Die vijftig bedrijven vangen allemaal samen jaarlijks ongeveer 3,5 miljoen ton 'zeeproducten'. Ze zijn alles samen goed voor ongeveer 42% van de totale wilde zalmvangst, 32% van de wereldwijde witvisvangst en 18% van alle kreeftenvangsten. Eind juni 2006 zijn 450 producten gecertificeerd en te koop in grote delen van de wereld. Toch valt het bij ons tegen om MSC-producten te vinden. Enkel de restaurantketen Quick en de grootwarenhuizen Delhaize en Colruyt hebben enkele van deze gecertificeerde producten in hun rekken liggen. Geen enkel Vlaams visbedrijf heeft een MSC-label, onlangs kregen vier Nederlandse haringvissers het label wel toegekend. Op dit ogenblik voert de MSC de interne discussie of ze ook een label voor viskwekerijen gaat invoeren.
Een beschermingsbeleid voor de Noordzee De bescherming van de Noordzee is een moeilijk en complex verhaal omdat zovele claims vanuit zovele hoeken aan de orde zijn. Iedere sector, visserij, toerisme, energiewinning, grondstoffenwinning, scheepvaart, zeilsport,… wil wel een deel van het areaal om zijn interne doelstellingen te verwezenlijken. De biotoop Noordzee staat al vele jaren onder toenemende druk waardoor de natuurlijkheid ervan steeds meer in het gedrang komt. In het kader van
Tabel 2 illustreert de afhankelijkheid van onze vissersvloot aan de hand van de top tien van de meest aangevoerde soorten in 2005, gemeten naar waarde in euro, met hun procentueel belang in de totale aanvoer.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Tong Schol Tarbot Kabeljauw Tongschar Zeeduivel Rog Griet Garnaal Sint-jacobsschelp Zeekat
de Vogel- en Habitatrichtlijnen die de Europese Commissie al lange tijd geleden uitvaardigde moet elke lidstaat zowel te land als ter zee specifieke zones afbaken waarin de natuur een volwaardige bescherming moet krijgen. Ook België heeft dit afbakeningsproces inmiddels achter de rug. Vandaag tellen onze territoriale wateren alles samen 25481 ha Vogelrichtlijngebied, 25788 ha Habitatrichtlijngebied, 4790 ha Ramsargebied (internationale bescherming omdat een minimum aantal specifieke vogelsoort(en) hier minstens een deel van het jaar doorbrengt) en 672 ha integraal natuurreservaat. Grote delen ervan overlappen elkaar zodat de totale oppervlakte van al deze gebieden samen op ongeveer 33500 ha komt.
49% 11% 5% 5% 5% 5% 4% 3% 3% 1% 1%
S TA N D P U N T Philippe Weiler, WWF België “M Misschien kunnen we in het Westen wel overschakelen op een vlees- en visvrij dieet, maar op wereldschaal is dat niet haalbaar,” weet Philippe Weiler van WWF België. “Zowat één miljard mensen zijn voor hun eiwitten volledig afhankelijk van de visconsumptie.” Het komt er volgens hem op aan om snel duurzame oplossingen te zoeken voor de problemen die de huidge visserij stelt. Want die zijn niet gering. Recent nog publiceerde WWF het rapport Fish Dish waarin de belangrijkste problemen van de visvangst worden aangekaart aan de hand van 6 typische consumptievissoorten. Weiler licht kort toe: 1. Overbevissing. Sprekend voorbeeld is de teloorgang van de kabeljauw in de Europese wateren. De vangstquota liggen volgens wetenschappers zo hoog dat een ineenstorting van het kabeljauwbestand steeds dichterbij komt. 2. Illegale visvangst wordt uit de doeken gedaan aan de hand van het verhaal van de blauwvintonijn in het Middellandse Zeegebied (gegeerd voor bv. sushi-gerechten). Zowat éénderde van alle vangsten in deze regio, voornamelijk door EU-vloten, gebeurt illegaal, zonder enige vorm van regulering of zonder dat de vangsten worden gerapporteerd. 3. Het afvalprobleem. Hier spannen schol en tong de kroon. Zowat de helft van de scholvangst gaat (meestal dood) weer overboord. Om amper 450 g verkoopbare tong te produceren legt tot 7 kg zeeleven het loodje. 4. Bijvangst. Hier spreekt vooral de zwaardvisvangst tot de verbeelding: voor iedere gevangen zwaardvis worden twee a drie haaien meegevangen.
5. Destructieve vangstmethoden worden aangekaart aan de hand van de langustinevangst. Maar ook de boomkorvisserij op tong en schol zorgt voor een ravage op de zeebodem. 6. Asociale visvangst. Het leeuwendeel van bijvoorbeeld de octopus in onze paella is door Europese vissersschepen langs de Afrikaanse westkust gevangen. Zou de lokale bevolking niet veel meer gebaat zijn met die vangsten? Een groot aantal van de economische vluchtelingen uit deze streken zijn immers werkloos geraakte vissers! Moet de consument dan maar beter alle vis mijden? “Absoluut niet,” antwoordt Philippe Weiler, “Vis is gezond en lekker. Het komt erop aan om voor de juiste visserijproducten te kiezen. Die zijn er wel degelijk. WWF België pakte recent uit met de Viswijzer (http://ww.wwf.be/viswijzer.pdf), een handige folder die de consument helpt kiezen voor de duurzamere alternatieven. Een prima keuze is bv. kabeljauw uit IJsland of uit de Stille Oceaan in plaats van Kabeljauw uit de Noordzee of de Westelijke Wateren. Of koop zo mogelijk producten met het MSC-label. Als consument heb je wel degelijk invloed, gebruik die om mee de natuur onder water te helpen beschermen." Weiler onderstreept verder dat ook aan producentenzijde oplossingen mogelijk zijn. “Samen met de visserijsector kunnen andere, meer duurzame visserijmethoden worden uitgewerkt. Ook het vissen op andere soorten en op andere plaatsen kan een grote stap voorwaarts zijn. Dat overstappen naar duurzame praktijken mogelijk is toont de landbouw. Daar zien we dat bedrijven die vroeg genoeg zijn overgestapt naar de biolandbouw nu mooie rendementen neerzetten.”
Wat betreft de Noordzee, staat België een "geïntegreerd kustzonebeheer" voorop. Dat wordt gestuurd door talloze internationale verdragen en overeenkomsten. Ook al zijn tot nu toe visserijmaatregelen in de specifieke afspraken m.b.t. het milieubeleid slechts in zeer uitzonderlijke gevallen genomen, toch wordt de greep van Europa op deze materie steeds belangrijker. Dat is ook logisch, want visserij gaat bijna per definitie over vele grenzen heen. Een gericht duurzaam beleid moet dan ook worden afgesproken tussen alle betrokken landen. En daar knelt nog steeds het schoentje, want de nationalistische reflex speelt velen van hen parten. Wanneer het erop aankomt, kiezen landen vaak eieren voor hun geld en nemen ze afgezwakte maatregelen. Zo lopen ze niet het risico een politieke tol te moeten betalen bij te veel toegevingen, bijvoorbeeld in verband met quotabepalingen. Wanneer één land wel verregaande maatregelen wil nemen, maar de buurstaat niet, blijft bovendien alles bij het oude, met desastreuze gevolgen op het terrein. Want eens visstocks onder hun kritische massa gaan, is herstel moeilijk. De zelfafgekondigde hervorming van de Common Fisheries Policy van 2002 geraakt maar niet van de grond. Daarin hadden de ministers van Visserij beslist een einde te stellen aan het kortetermijndenken en het politiek opportunisme, maar de werkelijkheid toont dat de oude gewaden nog niet werden afgelegd. En ondertussen wordt de zee alsmaar verder leeggevist en wordt bv. in de Noordzee alsmaar minder vis gevangen (zie figuur 1).
Overbevissing Voor heel wat beviste soorten is de schatting dat jaarlijks te grote hoeveelheden worden aangevoerd in vergelijking met de totale stocks die zich in de Noordzee bevinden. Voor kabeljauw zou meer dan de helft van de actuele bestanden worden bovengehaald, en we zitten vandaag naar
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
nr. 1
■
17
ARGUS
DOSSIER VISSERIJ
S TA N D P U N T Standpunt van Ing. Willy Versluys Reder ter Zeevisserij De overbevissing is wereldwijd een probleem. Maar de discussie over hoe dit probleem dan wel moet worden aangepakt, verloopt bijzonder stroef. Iedereen roept om andere, duurzame visserijtechnieken, maar niemand zegt hoe die er dan wel moeten uitzien. Uiteindelijk gebeurt er in de praktijk weinig of niets. Men voert wel telkens weer oeverloze en zichzelf herhalende kostelijke studies uit. Als je dan als reder bereid bent om de nek uit te steken, om daadwerkelijk inspanningen te leveren, dan blijven de roepers aan de kant staan. Dan worden de financiële inspanningen en risico’s meteen op de schouders gelegd van hen die het roer net willen omgooien. M.a.w. onze beleidsmensen leveren veel geblaat, maar weinig wol. Het zou een goede zaak zijn moest er eens wat meer aandacht besteed worden aan de realistische toekomstmogelijkheden voor de visserij. Want iedereen spreekt dus van alternatieve technieken, maar niemand zegt welke. Ik kan er echter van mee spreken maar ik blijf de roepende in de woestijn. Een aantal elementen voor de discussie: De (semi-professionele) sportvisserij is voor de visserijbestanden van groot belang. Miljoenen sportvissers van landen rond de Noordzee brengen duizenden tonnen vis (in hoofdzaak kabeljauw, wijting en zeebaars) aan land. In België is dit nog enigszins gereglementeerd. Echter, in de omringende landen met zeer grote kuststrook en onnoemlijk veel haven(tje)s is er praktisch geen reglementering, laat staan controle. De wetenschappers en autoriteiten nemen deze cijfers niet mee in de onderzochte en geregistreerde vangsten. Dat de Belgische visserij op tong en schol blijft vissen is noodgedwongen. Enerzijds omdat we daar het meest rendabele quota in diverse visserijgebieden hebben – in de Golf van Biskaje gaat het enkel om tong en wat zeeduivel. Anderzijds omdat we ook beperkt worden in de andere soorten, tot en met het sluiten van bepaalde gebieden. In de discussie over vlootafbouw telt niet het aantal schepen, wel vermogen en vangstcapaciteit. Van de 105 schepen in de huidige vloot behoort 60% tot het kleine vlootsegment van minder dan 300 Pk. De helft van deze schepen zijn kustvaartuigen lichter dan 70 ton. Het klein vlootsegment krijgt een afzonderlijk stuk (ongeveer 30%) van
18
■
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
de Belgische quotakoek toegewezen. De rest gaat naar het grote vlootsegment. Er zijn voor het ogenblik nog een 600 erkende zeevissers die werk geven aan 2 à 3000 families aan land in de van de visserij afhankelijke bedrijven: toeleveringsbedrijven, nettenmakers, scheepssmeden, werkhuizen, brandstofleveranciers, enz. Tel daarbij nog de mensen actief in het visserijonderwijs, vismijnen, visverwerkingsbedrijven, vishandelaars, administraties, enz. Controles op zee, het verplichte invullen van EGlogboeken, plaatscontroles, controles bij aanvoer in de haven en in de vismijn, de noodzakelijke officiële inkomsten die de reder nodig heeft om zijn facturen te betalen, zelfs de deelvis van de bemanning moet officieel genoteerd worden. Dit alles zorgt ervoor dat het zgn. zwartcircuit verdwenen is, op een paar peulschillen na. De controle van schepen is misschien moeilijk in andere lidstaten, in België met zijn kleine vloot, mijnplicht, 3 havens en een legertje controleurs is het zeker niet onoverkomelijk. De viskweek neemt wereldwijd in belang toe, maar voor België is hier zeker geen grote rol weggelegd. Noordzeevissoorten kweken niet zo gemakkelijk en vragen zeer hoge investeringen en kweekkosten. Vergeet niet dat de gekweekte vissen gevoed worden met vismeel waarvoor 5x zoveel vis moet verwerkt worden die anders de voeding van de vrije zeevissen uitmaakt. Viskweek is m.a.w. geen rendabel alternatief voor onze vissers die de zee als hun werkterrein hebben. MSC kan inderdaad in bepaalde gevallen en voor bepaalde vissoorten een oplossing zijn. IJsland heeft niet alleen baat bij een duurzame visserij, maar wil vooral zijn visserij afschermen voor andere visserijvloten. Pas recent wil het meerwaarde creëren door zgn. duurzaam te vissen. Maar in welke mate gaat men er verder dan het instellen van quota? Bij mijn weten is het IJslandse systeem van visserijtechniek niet aangepast of vernieuwd in die zin dat op meer wordt gelet dan enkel rendement? De visserijsector, toch de Europese en zeker de Belgische, is er van overtuigd dat het globale visbestand afneemt. Dit niet alleen door overbevissing door de bestaande professionele vissersvloot, maar ook door veel andere factoren en dat maatregelen noodzakelijk zijn. Maar de visserijsector is nogal conservatief ingesteld. De zgn. duurzame technieken zullen eerst, eventueel via proefprojecten, hun deugdelijkheid moeten bewijzen. Pas dan zal de visser er vertrouwen in krijgen en de financiële moed opbrengen om in die technieken te investeren. Vlaams en Europees geld kunnen volgens mij beter voor die omschakeling gebruikt worden dan om de visserijsector te liquideren.
nr. 1
verluidt al aan een historisch lage voorraad van ongeveer 37.000 ton. In 1976 stond de voorraadteller op niet minder dan 250.000 ton! Voor tong en schol zien we eenzelfde scenario als voor de kabeljauw. Van beide soorten zouden we jaarlijks ongeveer een derde van de voorraad wegvangen. Het spreekt voor zich dat dit liedje niet kan blijven duren. Kabeljauw begint zich gemiddeld pas vanaf zijn vijfde levensjaar voort te planten. Tot enkele jaren geleden werden regelmatig vissen bovengehaald die tien jaar of ouder waren. Nu vind je er bijna geen meer die ouder zijn dan zes jaar. Eenzelfde dier krijgt dus minder tijd om aan het voortplantingsproces deel te nemen. En alsof dat nog niet rampzalig genoeg is merkt men steeds meer dat grote visvoorraden zich verplaatsen, al of niet onder invloed van een opwarmend klimaat. Vele soorten die sinds mensenheugenis in ons deel van de Noordzee aanwezig waren schuiven op naar het noorden. Kabeljauw is daar alweer een voorbeeld van. De voorbije decennia schoof de kern van de populatie in de Noordzee met 120 kilometer op naar het noorden. De trend zet zich met ongeveer 2 km per jaar verder: Maar ook rukken soorten zoals ansjovis en sardien van het zuiden op naar het noorden. Hierop snel inspelen is lang niet evident. De Belgische vissers beschikken bijvoorbeeld niet over de nodige vangstquota voor deze soorten. Ook is onze vissersvloot gespecialiseerd op soorten als tong en schol. Het is nu eenmaal moeilijk een vissersboot met boomkor om te bouwen tot een vaartuig gespecialiseerd op de vangst van bv. ansjovis.
Niet alleen de visserij bedreigt zeeleven Recente statistieken tonen aan dat de olievervuiling op zee vermindert. In de meeste Noordzeelanden wordt daling opgetekend in het aantal waargenomen olievlekken. Met een controlevliegtuig, satellietbeelden en nieuwe identificatietechnieken voor schepen hoopt de Belgische overheid de illegale lozingen nog verder terug te dringen. Een type vervuiling waar men het meestal niet over heeft is de enorme luchtvervuiling die boven de Noordzee wordt gemeten. Het grootste deel van de luchtvervuiling is afkomstig van (vooral Industriële) bronnen op het land. Maar ook het groot aantal schepen met zware stookolie als brandstof doen een stevige duit in het zakje. Voor deze schepen zorgen de huidige hoge brandstofprijzen ervoor dat men meer aandacht gaat besteden aan het verbruik, en dus aan vervuiling. Momenteel worden afspraken gemaakt over het gebruik van minder vervuilende brandstoffen, maar dit is een werk van lange adem. De scheepvaart is immers per definitie een zeer internationaal gebeuren. De luchtkwaliteit zal
ARGUS
boven zee dus nog niet onmiddellijk aanvaardbare niveaus halen. Ook de waterverontreiniging vanaf het land blijft verder dalen, maar is nog steeds te hoog. Vooral de nitraatvervuiling blijft een probleem, evenals die met zware metalen. Voor nitraat gaat het nog steeds om afstroming vanuit landbouwgebied, de zware metalen zijn afkomstig van industriële lozingen, en paradoxaal genoeg ook van de verbeterende waterkwaliteit van de binnenlandse oppervlaktewateren. Doordat het zuurstofgehalte van de rivieren verhoogt, komen zware metalen uit de vervuilde riviersedimenten weer vrij en spoelen ze mee naar zee. Waar de IJzer, de Schelde en de Maas uitmonden in zee zijn dan ook nog steeds hogere vervuilingconcentraties aanwezig.
Een blik op de toekomst Het blijft een erg complexe zaak om de Noordzee als ecologisch geheel adequaat te beschermen en duurzaam te gebruiken. De uitdagingen waar de visserij voor staat zijn groot. Toch ziet de toekomst er niet noodzakelijk somber uit. Zowel binnen de sector als erbuiten worden zich steeds meer mensen van de problematiek bewust en worden er steeds meer initiatieven genomen om de visserij in een duurzamere richting om te buigen. Maar politieke, economische, corporatistische, sociale en financiële factoren hebben veelal een vertragend effect op de besluitvorming. Dringende maatregelen tot verbetering worden daardoor dikwijls te laat genomen. Verschillende vissoorten worden wereldwijd bedreigd in hun voortbestaan. Voor de Noordzee staat de kabeljauw heel dicht bij de afgrond. Als het bestand instort zou dat onomkeerbaar kunnen zijn. Dat was twintig jaar geleden het geval in Oost-Canadese wateren. Zelfs een aangehouden vangstverbod doet de soort daar niet terugkeren in bevisbare hoeveelheden. Het sociale drama van de vangstsluiting die rond 1985 werd ingesteld blijft daardoor wel erg lang zijn bittere nasmaak houden. Gelukkig bestaan op andere plaatsen wel voorbeelden van een duurzaam herstel, zo kon het haringbestand in de Noordzee van de ondergang worden gered. Dat maakt meteen duidelijk dat elk verhaal verschillend is, afhankelijk van de lokale omstandigheden. Meer info: http://visserijnieuws.punt.nl/ http://www.ices.dk/indexfla.asp http://www.mumm.ac.be http://www.msc.org http://www.vliz.be/
KORT NIEUWS
Nieuw licht op verwoestijning Volgens onderzoekers van de universiteit van Bergen gaat het slecht met de Egyptische Oostelijke Woestijn. De schaarse bomen in het hart van deze extreem droge woestenij zijn zowat de belangrijkste natuurlijke grondstof voor de woestijnvolkeren en hun kuddes. Op sommige plaatsen is meer dan de helft van de volwassen bomen tussen 1965 en 2003 verdwenen, zo blijkt, terwijl er bijna geen nieuwe zijn bijgekomen. Ondanks de extreme droogte die in het hart van de woestijn heerst, is kennelijk niet het klimaat, maar de commerciële productie van houtskool de boosdoener. Voor de Noorse wetenschappers is dat een niet mis te verstane aanwijzing dat het traditionele en duurzame inheemse grondstoffenbeheer op de helling staat. De woestijnbewoners hebben hun gebruiken doorheen vele honderden jaren ontwikkeld, maar die dreigen nu plaats te maken voor nieuwe, onduurzame praktijken. Het is niet de eerste keer dat wetenschappers een alarmbel luiden over de verwoestijning. Tot nog toe ging het daarbij echter altijd over de randgebieden, terwijl veranderingen van de schaarse, maar daarom zeker niet minder belangrijke natuurlijke grondstoffen in het hart van de woestijn altijd werden verwaarloosd. (Bron: http://www.alphagalileo.org)
Meer uitleg graag Het Britse Economic and Social Research Council heeft zopas het koopgedrag van milieubewuste consumenten onderzocht. Daarbij werden de recente aankoopbeslissingen voor zowel ijskasten en computers, als voor de dagdagelijkse inkopen onder de loep gelegd. Uit deze bevraging blijkt dat consumenten die milieuverantwoord of ethisch willen kopen dat moeilijk, tijdrovend en emotioneel geladen vinden. Het is dan ook veel gemakkelijker gewoon op prijs en kwaliteit te letten, zonder ook nog eens de ethische en ecologische aspecten van hun product te moeten onderzoeken. In het onderzoek kwamen drie types van groene consumenten naar voren, de zgn. ‘Kiezers’, ‘Vertalers’ en de ‘Uitsluiters’. De
Kiezers, de grootste groep van de groene consumenten, zijn enkel groen in één aspect van hun leven. Ze zullen bv. ijverig papier sorteren of meer betalen voor groene energie, maar zien er verder geen graten in om er daarnaast op los te consumeren. De tweede groep ‘vertaalt’ het groene gedachtegoed in bepaalde aspecten van hun leven. Ze zijn tot zekere offers bereid om ‘juist’ te handelen, maar gaan niet verder zoeken naar wat dat juist handelen precies inhoudt. De Uitsluiters zijn de harde kern van de groene consumenten. Duurzaamheid neemt in hun levenshouding een centrale plaats in en dat vertaalt zich in hun consumptiepatroon. Ze gaan actief op zoek naar de meest milieuvriendelijke en ethisch verantwoorde producten, maar geraken vaak gefrustreerd wanneer ze compromissen moeten sluiten. Voor voeding is de keuze voor ecologisch en ethisch verantwoorde producten gemakkelijk gemaakt, vinden de drie groepen. Het aanbod aan biologische voeding, streekeigen en fair trade producten is immers relatief groot en gemakkelijk te vinden. Maar in de aankoop van huishoudtoestellen en andere elektrische apparaten ligt het een stuk moeilijker. Bij dat soort aankopen blijft alleen bij de Uitsluiters de milieuprestatie primeren boven de prijs. Bij producten als broodtoasters of mp3-spelers, waarvan informatie over de milieuvriendelijkheid en ethische aspecten bijzonder schaars is, haken ze zo goed als allemaal af. Deze inzichten leiden tot een aantal interessante aanbevelingen. Er zijn duidelijker richtlijnen nodig over wat milieuvriendelijk en duurzaam is en wat niet, volgens de auteurs van het onderzoek is het EU-energielabel voor witgoed een prima start. Waarom geen gelijkaardig systeem met een score van A tot G voor alle elektronische producten? Daarnaast is ook duidelijk dat informatiecampages alleen niet zullen volstaan om meer consumenten over de groene streep te trekken. Willen we ervoor zorgen dat de industrie op vraag van de consument duurzamere producten op de markt gaat brengen, dan moeten daar ook belangrijke financiële stimuli tegenover staan.
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 5
■
nr. 1
■
19