12
ARGUS Milieumagazine
jaargang 3
nr. 1
ARGUS
DOSSIER WARMTEKRACHTKOPPELING
Herman Dierickx is freelance auteur
Kan Warmtekrachtkoppeling (WKK) de wereld redden? Wat is WKK, wat zijn er de voor- en nadelen van, wat mogen we er in de toekomst van verwachten? Deze en nog veel meer vragen mét antwoorden verneem je in dit dossier. WKK en het klimaat Sinds de doortocht van Tsunami Gore doorheen België op 8 november 2006 is het reeds hot item over de klimaatopwarming nog hotter geworden. In zijn zog vaardigde de federale regering onder meer een soort ecotaks in op wegwerpverpakkingen, kunnen we binnenkort biodiesel tanken aan de pomp, en krijgt de industrie bijkomende subsidies van het Vlaamse Gewest als zij hun industriegebieden en bedrijven duurzamer inrichten en meer aandacht hebben voor de CO2-uitstoot. Later in die maand november is nog maar eens de politieke discussie losgebarsten rond de vraag of we de Kyotodoelstellingen gaan halen of niet. Op 21 december 2006 vindt op initiatief van de Vlaamse regering een soort duurzaamheidsconferentie plaats die onze economie op een minder verkwistend spoor moet krijgen. Tegen het voorjaar 2007 is een politiek debat gepland over de mogelijke herziening van de nu geprogrammeerde uitstap uit kernenergie; dat belooft een pittig en geanimeerd gesprek te worden tussen voor- en tegenstanders. En intussen denken steeds meer mensen na over het post-Kyototijdperk
en de nieuwe maatregelen die we dan zullen moeten treffen om de CO2-uitstoot nog drastischer te verlagen. In dit laatste verhaal kijken vele mensen vooral richting de twee grootste slokoppen: de transportsector en de energieopwekking. In dit laatste aspect komt een specifieke techniek steeds meer in de schijnwerpers te staan, die van warmtekrachtkoppeling (WKK). Volgens heel wat insiders heeft deze relatief nieuwe technologie heel wat in haar mars om energie op een voordeligere (lees zuinigere) manier op te wekken wat ons heel wat tonnen CO2-emissie per jaar kan opleveren. Dat WKK alleen ons van alle problemen afhelpt is uiteraard te gek om los te lopen. Maar dat er voor deze technologie meer mogelijkheden zijn dan de installaties die je vandaag in het veld tegenkomt is een vaststaand feit.
Energie en energie is twee Om WKK goed te begrijpen is het nuttig even stil te staan bij de begrippen 'exergie' en ‘anergie’. Exergie is het gedeelte van de energie dat volledig omzetbaar is in andere energievormen. Anergie is het gedeelte van de energie dat niet (meer) omzetbaar is in
andere vormen. Elektriciteit is bijvoorbeeld volledig omzetbaar in andere energievormen, zoals mechanische energie, warmte, ..., en bestaat dus volledig uit exergie. Warmte bevat een gedeelte exergie, maar ook veel anergie en kan dan ook slechts in beperkte mate worden omgezet in een andere energievorm. Bovendien is het aandeel anergie groter bij lagere temperatuur. Of in mensentaal: aan hete stoom heb je energetisch gezien veel meer dan aan lauw water. Het zal dus duidelijk zijn dat in termen van onze energiebehoeften en energiebesparing, vooral de exergie in de gaten moet worden gehouden. Meestal worden warmte en elektriciteit gescheiden geproduceerd, wat wil zeggen dat elke energievorm in een afzonderlijke installatie wordt opgewekt. Elektriciteit is, in tegenstelling tot warmte, gemakkelijk te transporteren. De opwekking gebeurt dan ook vaak op afstand, in grote centrales. Via het net wordt de elektriciteit naar de eindgebruiker gebracht. Deze werkwijze heeft echter een vrij laag rendement. Bovendien zijn ook het transport van elektriciteit via het net en de transformatie naar andere spanningsniveaus niet verliesvrij. We mogen
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 4
■
nr. 4
■
13
ARGUS
DOSSIER WARMTEKRACHTKOPPELING
Gasturbine © Cogen Vlaanderen vzw
Gasexpansiestation Essent Groningen Gasturbine © Cogen Vlaanderen vzw
Microturbine van 100 kW © Cogen Vlaanderen vzw
dus stellen dat bij de gescheiden opwekking van elektriciteit aanzienlijke energieverliezen optreden. In tegenstelling tot elektriciteit, wordt warmte meestal ter plaatse, bij de verbruiker, geproduceerd. Hiervoor maakt men gebruik van boilers of ketels. De chemische energie van de brandstof wordt daar via verbranding omgezet in warmte. Het rendement van deze omzetting ligt hoog, met klassieke waarden van 80 tot 90%, en zelfs hoger voor condenserende ketels, bv. in toepassingen van gebouwenverwarming. De warmte wordt echter meestal geproduceerd op een niet al te hoge temperatuur. Dit betekent dat de energie uit brandstof wordt omgezet in warmte met een groot aandeel anergie. Dit komt de efficiënte benutting van de brandstof niet ten goede, want zo gaat kostbare exergie verloren. De energieverliezen zijn bij gescheiden warmteproductie op zich dus vrij beperkt, maar er treden wel aanzienlijke kwaliteitsverliezen of exergieverliezen op.
voldoen aan de specifieke warmtevraag van een bedrijf, van een ziekenhuis,... Men kan dus stellen dat een WKK een slimme manier is om warmte te produceren met een veel hoger exergetisch rendement. Daarbovenop is er het voordeel dat in theorie elke soort brandstof kan worden gebruikt omdat die geen invloed heeft op het cogeneratieprincipe als dusdanig. WKK is één antwoord op de aloude vraag: hoe produceren we bruikbare energie met een zo hoog mogelijk rendement? Tot nu toe draaien wereldwijd nog vele energiecentrales op steenkool en die leveren slechts een rendement van een dertigtal procent. Er komen er steeds meer op aardgas, zij
WKK in de praktijk
De essentie van WKK Warmtekrachtkoppeling kan voor deze problemen een oplossing bieden. Bij WKK worden warmte en elektriciteit in eenzelfde installatie opgewekt, dat is de zogenaamde cogeneratie. Aangezien warmte zo moeilijk te transporteren is, bevindt de opwekinstallatie zich dicht bij de warmteverbruiker. De hoogwaardige warmte (1200°C) die vrijkomt bij het verbranden van de brandstof wordt eerst gebruikt voor het produceren van mechanische energie, die dan verder via een alternator wordt omgezet in elektriciteit. Hierna blijft de laagwaardige restwarmte (bv. 500°C) over. Deze wordt dan gebruikt om te
14
■
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 4
■
het nog te weinig volgens het STEG-principe waarbij naast gewone elektriciteit ook stoom wordt geproduceerd. Die halen een rendement van meer dan 50 procent. Om de gigantische energiehonger van vandaag te kunnen stillen hebben we dus nog een heel lange weg te gaan.
nr. 4
Het is in deze context logisch dat de WKKinstallatie een dimensionering krijgt in functie van de warmtevraag en de elektriciteitsproductie daaruit automatisch volgt. Zo haalt men een groter rendement uit de energetische waarde van de voorlopig nog klassieke brandstoffen die de installaties aandrijven. Er zijn verschillende technologieën om WKK te realiseren: de stoomturbine, de gasturbine en de inwendige verbrandingsmotor zijn de meest voor de hand liggende (zie figuren). Tot nu toe wordt zowel gas, als diesel gebruikt om de motoren te voeden, maar een (gedeeltelijke) overschakeling op hernieuwbare energiebronnen als biomassa, -olie of -gas kan vlot gebeuren. De doorbraak van microturbines is nakend, terwijl nieuwe technologieën als brandstofcellen veelbelovend zijn maar nog niet commercieel toepasbaar. Met WKK zou een belangrijk principe van de energievoorziening worden doorbroken: in plaats van de enkele reuzengrote centrales die we nu hebben zouden we overschakelen op meer entiteiten van een kleinere omvang. Daardoor zouden er duidelijk minder transportkosten en -verliezen zijn, terwijl minder verbruikers afhankelijk zouden worden van één centrale. De grote vraag blijft uiteraard hoeveel rendement we kunnen winnen in deze WKK-installaties. De meeste studies en praktische voorbeelden komen wat dat betreft tot eenzelfde vaststelling: een redelijk cijfer is tussen tien en twaalf procent. Dat wil zeggen dat ook de CO-, CO2 -, SO2 -, NOx- en roetuitstoot minstens met dit percentage kunnen verminderen. Daardoor is de eerste
Stoomturbine © Cogen Vlaanderen vzw
Warmtebuffers © Cogen Vlaanderen vzw
WWK Gasmotor © Cogen Vlaanderen vzw
Kyotodoelstelling van 7,5 procent waarvoor België zich heeft geëngageerd toch al voor een gedeelte gerealiseerd. En, zoals we weten geldt het algemeen principe 'kleine beetjes maken één groot' in deze materie meer dan waar ook.
altijd over relatief grote WKK-installaties om een interessante investering te garanderen. Misschien wordt gedeeltelijk aan deze nadelen verholpen als nieuwe, kleiner gedimensioneerde en goedkopere technieken hun intrede doen, maar dat is nog toekomstmuziek. Wellicht brengen de komende tien jaar meer duidelijkheid. En uiteraard doen deze praktische bedenkingen niets af aan het interessante principe waarop WKK gebaseerd is.
nologie uit. Gelukkig zitten daar voorals nog niet de grootste vervuilers en energieslokoppen van de wereld. Maar hoe kunnen relatief arme landen als Rusland, China of India, die toch ook een aardig steentje tot de CO2-emissie bijdragen, voldoende middelen vinden om de dure WKK-installaties te bouwen? Er is veel kans dat ze voorlopig, en voor langere tijd, hun prioriteiten ergens anders leggen. Ook in eigen land is WKK niet voor iedereen weggelegd. Voor de individuele bouwer of kleine architect is het WKK-verhaal niet aan de orde, net zomin als de huidige elektriciteitsproductie zich op hun niveau afspeelt. Er zal dus altijd wel een zekere kloof bestaan tussen WKK en de doorsnee burger. Dat is op zich een nadeel, maar hoeft natuurlijk niet te verhinderen dat de burger spaarzamer wordt met warmte en elektriciteit.
Mogelijke nadelen Duur Eén van de nadelen van WKK, waarschijnlijk de voornaamste, betreft de hoge installatiekost. Zonder steunmaatregelen van de overheid zijn vele potentiële bedrijven niet in staat deze investering op eigen houtje te financieren. Op dit ogenblik waait er een gunstige subsidiewind door Vlaanderen (zie verder), maar heel wat ondernemers vragen zich af of dit zo gaat blijven. Bovendien is WKK vooral interessant bij hoge brandstofprijzen, wat vandaag bij ons zeker het geval is. Het ziet er bovendien niet naar uit dat die prijzen weer zullen dalen. Maar in de Verenigde Staten is de brandstofprijs kunstmatig laag gehouden en er wordt voorspeld dat de prijzen niet al te snel naar ons niveau zullen evolueren. In de VS is de hoge installatiekost voor WKK dus een hogere drempel dan bij ons. Hoeveel warmte en hoeveel elektriciteit? In de praktijk blijft het moeilijk een ideaal evenwicht te vinden tussen de productie van warmte en elektriciteit. De behoefte terzake kan schommelen en dan is het niet altijd mogelijk de productie daar adequaat op af te stemmen. Bovendien is het duidelijk dat de installaties best daar worden gebouwd waar een grote behoefte is aan warmte. Maar wat betekent dat voor bijvoorbeeld een klassieke woonwijk of stad? Vandaag praten we nog
Niet voor iedereen weggelegd Hoe de toekomstige elektriciteits- en warmteproductie in Vlaanderen er zal uitzien is niet in te schatten. Vandaag schuift men
Rendement en prestaties van WKK
voorzichtigheidshalve naar voor dat WKK ongeveer 25 procent van alle behoeften kan dekken in een modern georganiseerde maatschappij. Dit sluit al meteen de minder goed gestructureerde of 'armere' samenlevingen – denk bv. aan een groot aantal Afrikaanse of Zuid-Amerikaanse landen - van deze tech-
Het rendement van een WKK-installatie hangt voor een groot deel samen met de marktwaarde van de certificaten die een onderneming kan krijgen (zie verder). Op dit ogenblik weet niemand hoe die fluctuatie zal verlopen. Langetermijnplanning blijft voor dit soort substantiële investeringen niet gemakkelijk en blijft een (te?) groot onbekend risico inhouden. Enkel de overheid kan deze materie enigszins sturen, maar dat zou dan wel op een betrouwbare, stabiele manier moeten gebeuren. Zoveel goede ervaringen hieromtrent zijn er momenteel nog niet. Over de emissies is ook nog geen volledige duidelijkheid. Immers, wanneer vele kleine en verspreide WKK-eenheden een centrale elek-
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 4
■
nr. 4
■
15
ARGUS
DOSSIER WARMTEKRACHTKOPPELING
triciteitscentrale vervangen is het niet zeker dat de luchtkwaliteit verbetert. De grote energiecentrales staan doorgaans immers in minder dicht bevolkte gebieden en beschikken meestal over prima rookgaswasinstallaties. WKK-installaties staan meestal dicht bij of zelfs middenin bebouwde of stedelijke zones en zouden dus een grotere impact kunnen uitoefenen op de lokale luchtkwaliteit. De zuiveringsapparatuur voor WKK valt vooralsnog erg duur uit. Iedere WKK-installatie heeft immers zijn eigen zuiveringsinstallatie nodig. Dat maakt de bouw van de installatie nog een stuk duurder en verlengt de afschrijvingsperiode aanzienlijk.
len. Zonder deze steun is het moeilijk om in dergelijke installaties te investeren en aldus energie te besparen en de CO2 -uitstoot te verminderen. Via gerichte subsidiëring tracht de overheid potentiële gebruikers te overhalen om toch te investeren in de installaties met een hoger rendement. Specifiek
Investeringsaftrek Investeringsaftrek is een Federale steunmaatregel voor bedrijven. Hiervoor kan in 2006 14,5% van de investering worden afgetrokken van de belastbare winst. Rekeninghoudend met een vennootschapsbelasting van 33,99%, komt dit neer op ongeveer 4,93% van de totale investering die hier kan worden verkregen.
Hoeveel WKK is er al? Waar staat Vlaanderen vandaag op het vlak van geïnstalleerde WKK-capaciteit? In 2005 zaten we aan een totaal geïnstalleerd vermogen van ongeveer 1700 MW en volgens de studie 'Prognoses voor hernieuwbare energie en warmtekrachtkoppeling tot 2020' van het VITO kan er nog 1750 MW extra worden geïnstalleerd op een economisch rendabele manier. Het gaat daarbij vooral om capaciteit in de industriële sector waar ook nu al het leeuwendeel van de WKK-installaties draait. Het grootste opgesteld vermogen situeert zich bij de turbines in de industrie. Motoren hebben een kleiner vermogenbereik, maar worden toch in veel installaties toegepast. De meeste motoren staan opgesteld in de glastuinbouw, maar ook de industrie en de tertiaire sector zijn hier steeds meer vertegenwoordigd. Voor de motoren zit nog steeds een groot potentieel binnen de tuinbouwsector, waar op dit moment nog meer dan 70 MW aan WKK-installaties wordt gepland. Ook in de tertiaire en de residentiële sector is zeker nog een WKK-potentieel maar hoeveel is nog niet precies becijferd. Uit de recentste cijfers blijkt dat in 2004 ongeveer 3 procent van de geïnstalleerde capaciteit draait op hernieuwbare brandstof. Het is de bedoeling om tegen 2012 ongeveer 10 procent te halen.
Steunmaatregelen en subsidies Het is intussen duidelijk dat de installatie van WKK wegens de hoge kostprijs gedeeltelijk leeft bij de gratie van steunmaatrege-
16
■
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 4
■
aanvraagt en 35% bij kleine of middelgrote ondernemingen. Dit percentage kan nog verhoogd worden indien het bedrijf in het bezit is van een milieucertificaat. Belangrijk is wel dat deze ecologiepremie aangevraagd wordt vóór er facturen worden uitgeschreven of betaald.
voor Vlaanderen gelden intussen een heleboel steunmaatregelen. Wegens de hoge techniciteit van de materie is enige uitleg hierbij zeker geen overbodige luxe. Investeringssteun Investeringen in warmtekrachtinstallaties kunnen deels gesubsidieerd worden via de ecologiepremie en de verhoogde investeringsaftrek. De ecologiepremie is een steun van de Vlaamse Overheid voor bedrijven die investeren in milieutechnologie of in energiebesparing. WKK is in de ecologiepremie voorzien als één van de prioritaire ondersteunde technologieën. Deze steun is enkel van toepassing op een gedeelte van de investering, nl. op de meerkost van de installatie ten opzichte van gescheiden productie. Voor een klassieke warmtekrachtinstallatie is deze subsidiabele investering gelijk aan 30% van de totale investeringskost van de installatie. Voor een warmtekrachtinstallatie die werkt met hernieuwbare brandstoffen is de subsidiabele investering 50%. Op dit percentage kan dan steun worden verkregen voor 25% indien een grote onderneming de steun
nr. 4
Steun bij uitbating via certificaten Het regeringsbesluit dat op 5 maart 2004 door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd, voerde officieel sinds 25 april 2005 een systeem van warmtekrachtcertificaten in. Pas vanaf september 2005, vanaf wanneer ook transacties via een databanksysteem mogelijk werden, is het systeem ten volle beginnen lopen. Het systeem van warmtekrachtcertificaten is in zeker opzicht analoog aan het reeds enkele jaren operationele systeem van groenestroomcertificaten (zie kader). Toch zijn er ook een aantal belangrijke verschillen. In het geval van een bio-WKK, kunnen beide certificaten gecombineerd worden. Na het verstrekken van de productiegegevens van zijn installatie, krijgt de eigenaar van een WKK of installatie voor elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen certificaten van de regulator (in Vlaanderen de VREG). Het aantal certificaten wordt maandelijks bepaald aan de hand van de meegedeelde productiecijfers. Vervolgens kan de eigenaar van de installatie zijn certificaten verkopen aan de elektriciteitsleveranciers. Het bedrag dat zij voor de verkoop van de certificaten ontvangen, is de marktprijs van de certificaten. De certificatenmarkt is een vrije markt, en is niet direct gekoppeld met de elektriciteitsmarkt. Een bedrijf hoeft dus zijn certificaten niet te verkopen aan dezelfde elektriciteitsleverancier als deze waarmee men een contract heeft voor aankoop of verkoop van elektriciteit. Opdat er een vraag zou zijn op de markt, en opdat de marktprijs dus niet nul zou
bedragen, wordt een verplichting opgelegd aan de elektriciteitsleveranciers. Die houdt in dat zij op geregelde tijdstippen – in Vlaanderen is dit jaarlijks – een bepaald aantal certificaten moeten inleveren bij de regulator. Deze aantallen, de zogenaamde quota, worden vooraf vastgelegd. Indien de elektriciteitsleveranciers onvoldoende certifcaten kunnen indienen bij de regulator, dienen zij per ontbrekend certificaat een boete te betalen.
maire energiebesparing verhoogd worden met een waarde gelijk aan 10 procent van de totale warmteproductie van de WKK gedurende de te beschouwen periode. Voor het elektrisch en thermisch rendement van de warmtekrachtinstallaties worden de gemiddelden over de beschouwde periode
Warmtekrachtcertificaten Een nieuw uitvoeringsbesluit is in de maak voor het aanpassen van de definitie van kwalitatieve WKK, voor het wijzigen van een aantal referentierendementen, voor het stimuleren van bioWKK, voor het verbeteren van de investeringszekerheid, alsook voor het invoeren van garanties van oorsprong. Dit uitvoeringsbesluit is nu klaar voor publicatie, maar gezien het nog niet officieel in voege is, wordt hieronder het huidige systeem beschreven met telkens een verwijzing naar de wijzigingen die gaan gebeuren bij het publiceren in het Staatsblad van dit nieuwe uitvoeringsbesluit. Aantal bekomen certificaten Het Vlaamse certificatensysteem voor WKK is volledig gebaseerd op het feit dat WKK elektriciteit en warmte kan produceren uitgaande van minder brandstof, of primaire energie, dan de klassieke, gescheiden productie van warmte en elektriciteit. De primaire-energiebesparing van de WKK ten opzichte van gescheiden productie vormt dan ook de basis voor de toekenning van de certificaten. De ‘gescheiden productie’ wordt in kaart gebracht met behulp van de rendementen van referentie-installaties. Voor Vlaanderen werden deze reeds eerder vastgelegd in een uitvoeringsbesluit van de Vlaamse regering en een beslissing van de VREG. Voor warmte wordt een onderscheid gemaakt naar gelang de vorm waarin de warmte moet worden voorzien, voor elektriciteit is het referentierendement afhankelijk van het spanningsniveau van het net waarin de elektriciteit wordt geïnjecteerd. Er is voor de tuinbouwsector extra steun voorzien indien de WKK-eenheid ook CO2 levert aan de serre. In dit geval zal de pri-
genomen van de operationele rendementen, bepaald na meting van de nuttige outputs en de verbruikte brandstof. Enkel voor installaties met een nominaal elektrisch vermogen kleiner dan 200 kW, mogen ontwerpgegevens voor deze rendementen gebruikt worden. Beperkingen Opdat de certificaten van een installatie zouden worden aanvaard om te voldoen aan de verplichting, dus aan de gestelde quota, moet de installatie aan een aantal voorwaarden voldoen. Vooreerst dient de installatie een ‘kwalitatieve warmtekrachtkoppelingsinstallatie’ te zijn. Volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2001 bedoelt men hiermee een warmtekrachtinstallatie die gemiddeld over de laatste 12 maanden een relatieve primaire-energiebesparing van minimaal 5 procent realiseert ten opzichte van de referentie-installaties voor gescheiden opwekking. Een relatieve primaire energiebesparing realiseren van 5% op jaarbasis, is echter niet
de enige voorwaarde opdat de certificaten van een installatie aanvaard worden om te voldoen aan de verplichting. De installatie moet bovendien gelegen zijn in het Vlaamse Gewest, en moet in dienst genomen zijn of ingrijpend gewijzigd zijn na 1 januari 2002. Dit betekent dat de steun door middel van warmtekrachtcertificaten dus specifiek wordt gericht op nieuwe of nog te bouwen installaties. Bovendien zullen ook van deze recente of nog te bouwen installaties niet permanent alle certificaten kunnen gebruikt worden om te voldoen aan de verplichtingen. Gedurende de eerste vier jaar dat een WKK operationeel is, mogen wel alle certificaten ervan ingediend worden. Daarna, vanaf maand 49 dus, wordt echter nog slechts een fractie X van de certificaten aanvaard. X wordt berekend op basis van de relatieve primaire energiebesparing, zodat ervoor gezorgd wordt dat een installatie die relatief veel brandstof bespaart, langer kan genieten van de certificaten en dus uiteindelijk ook meer steun krijgt. Voor een performante WKK kan de degressieperiode acht jaar of zelfs langer bedragen, wat een totale steuntijd betekent van twaalf jaar, waarbij de steun weliswaar afneemt in de tijd. Indien we met het gemiddelde van de bestaande installaties rekenen, komen we op een degressieperiode van zes jaar uit, of dus een totale steunperiode van 10 jaar. Het mag echter verwacht worden dat de nog te bouwen installaties performanter zullen zijn dan de gemiddelde bestaande installatie. Gewijzigde kwalificatie Op Europees vlak is er een Directive gestemd die een meer Europees geharmoniseerde definitie voortelt voor een kwalitatieve WKK-installatie. Terwijl in Vlaanderen een relatieve primaire energiebesparing van 5% vereist was, zal dit in het kader van de aanpassing van de Vlaamse regelgeving aan de Europese Richtlijn, 10% worden voor installaties groter dan 1 MW. De referentierendementen zijn wel niet dezelfde als de Vlaamse. Voor de referentiecentrale vertrekt men van een referentierendement op ISO-condities, afhankelijk van het jaar van in dienst name en van de soort brandstof. Hierna zet men dit om naar een cijfer aangepast aan de
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 4
■
nr. 4
■
17
ARGUS
DOSSIER WARMTEKRACHTKOPPELING
situatie door enerzijds te corrigeren voor de gemiddelde jaartemperatuur in een bepaald land en anderzijds te corrigeren voor vermeden netverliezen. Voor het thermisch referentierendement vertrekt men eveneens vanuit een matrix, maar enkel de afhankelijkheid van verschillende brandstoffen worden hier bekeken per type van warmtestroom. Het referentierendement voor aardgas en stoom is 85%. Financiële aspecten De boeteprijs werd in het decreet van 10 juli 2003 vastgelegd. Ze bedraagt 45 euro per ontbrekend certifcaat op 31 maart 2007 en later. De grootte van deze boete bepaalt in principe de maximale marktprijs voor een certificaat. Toch spelen nog andere zaken een rol: het kopen van een certificaat is aftrekbaar van de belastingen, maar het betalen van een boete is dit niet. Dit zorgt ervoor dat de marktprijs van de certificaten uiteindelijk zelfs licht hoger kan liggen dan het bedrag van de boete. De handel in certificaten is slechts begonnen in september 2005, wanneer de databank is opengesteld. De marktprijzen worden maandelijks door de VREG gepubliceerd www.vreg.be. Op dit moment ligt de gemiddelde marktprijs op ongeveer 40 euro per certificaat en dit ten opzichte van een boetewaarde van 45 euro. Dit wil zeggen dat de marktprijs ongeveer 90% van de boetewaarde bedraagt. Deze hoge prijs valt te verwachten indien er sprake is van een schaarste aan certificaten. Deze schaarste dient verzekerd te worden door voldoende hoge verplichtingen of quota op te leggen aan de elektriciteitsleveranciers. Deze quota lopen op van 1,19% van de totale elektriciteitsleveringen in Vlaanderen in 2005 tot 5,23 % ervan in 2012, en ze zijn als dusdanig gebaseerd op de invulling van een ambitieuze doelstelling van de Vlaamse overheid, namelijk het bereiken van een opgesteld elektrisch vermogen aan kwalitatieve warmtekrachtkoppeling van 1832 MW in 2010, daar waar dit eind 2004 ongeveer 900 MW bedroeg. Indien de quota toch zouden gehaald worden, is er tevens de mogelijkheid om de certificaten gedurende 5 jaar na de
18
■
ARGUSmilieumagazine
■
jaargang 4
■
volgende inleverperiode te bewaren en een betere prijs af te wachten. Voor de installaties die aangesloten zijn op het distributienet is een minimumwaarde voorzien voor de warmtekrachtcertificaten. Deze waarde ligt op 27 euro per certificaat. De distributienetbeheerder is dan verplicht om deze certificaten aan deze prijs op te kopen. Indien de installatie aangesloten is op het transmissienet, krijgt zij eveneens dezelfde minimumwaarde gegarandeerd van de Vlaamse Overheid, maar slechts indien de marktwaarde van de certificaten zakt onder deze prijs door een beslissing van de Vlaamse Overheid.
WKK en Europa Richtlijn 2004/8/EG, gemeenzaam de WKKrichtlijn genoemd, werd globaal gepubliceerd op 21 februari 2004, en Vlaanderen heeft ze al omgezet in haar eigen wetgeving. Ze is uiteraard bedoeld om het opgesteld WKK-vermogen te doen toenemen. Hierin zijn enkele interessante doelstellingen geformuleerd. Zo moet elke lidstaat tegen 2010 minstens 18 procent van zijn energie-opwekking halen uit cogeneratie. De schatting is dat België vandaag ongeveer 7-8 procent haalt; er is dus nog wat werk voor de boeg. De bijkomende geïnstalleerde cogeneratiecapaciteit heeft uiteraard een invloed op de emissiehoeveelheden van broeikasgassen. De EU schat de impact ervan in op een vermindering van ongeveer 65 miljoen ton CO2-equivalent of ongeveer 20 procent van de totale emissiereductie van 336 miljoen ton die ze zichzelf tegen 2012 heeft opgelegd in het kader van het Kyotoverdrag. Zoals gewoonlijk geeft de EU de mogelijkheid aan de lidstaten om haar richtlijnen naar eigen goeddunken uit te voeren, dat is nu niet anders. Het belangrijkste gevolg voor België (en dus Vlaanderen) is dat het werk kan maken van een consistent beleid ter zake, inclusief de uitwerking van een resem logische ondersteuningsmaatregelen. Uit voorgaande heb je begrepen dat dit inmiddels al gebeurd is.
nr. 4
Ter vergelijking: groenestroomcertificaten Financiële aspecten D e boetewaarde voor groenestroomcertificaten is vastgelegd op 125€ per ontbrekend certificaat. De marktwaarde schommelt rond 110€ per certificaat. Per technologie is hier ook een minimumwaarde bepaald. In het geval de installatie werkt op biomassa, is de minimumwaarde voor een groenestroomcertificaat 80€. Deze waarde wordt gegarandeerd door de distributienetbeheerder van het distributienet waar de WKK is op aangelosten, die verplicht is de certificaten van u over te kopen aan deze prijs, indien u daarom vraagt. Indien de installatie is aangesloten op het transmissienet (> 70kV), is een waarde van slechts 20€ per certificaat gegarandeerd. Beperkingen Een bedrijf kan enkel Groenestroomcertificaten bekomen voor groene elektriciteit. Dit impliceert dat het, indien het niet-hernieuwbare primaire energie nodig heeft voor de productie van zijn brandstof, het dit dient af te trekken van de geproduceerde groene elektriciteit. Het is ook aan de aanvrager van certificaten om dit primair energieverbruik aan te tonen. In de praktijk kan men bijvoorbeeld palmolie gebruiken uit Maleisië. Een percentage van vaak iets minder dan 10% wordt dan afgetrokken van het aantal certificaten omdat het bedrijf primaire energie heeft gebruikt bij de productie van de palmolie, het transport en de eventuele verdere behandeling van de palmolie.
Meer inlichtingen over WKK kan je vinden bij de Cogen Vlaanderen vzw. Die is in 2001, op vraag van de Vlaamse overheid, opgericht om een nieuw elan te geven aan de promotie van WKK als middel om de CO2-uitstoot te verminderen. Meer informatie: Zwarte Zustersstraat 16/9, 3000 Leuven, tel. 016/58.59.97, www.cogenvlaanderen.be Onlangs brachten zij een erg goed basishandboek WKK op de markt dat je kunt kopen aan 25 euro + verzendkosten, bestellen via de website of telefonisch.