11.
MIAM-MIAM-DODO. ETEN, DRINKEN EN ONDERDAK
Miam-miam-dodo is de titel van een Franse gids waarin ieder jaar staat aangegeven welke eet- en slaapgelegenheden er zijn voor de hongerige en vermoeide pelgrim. Oorspronkelijk was er alleen een gids voor de route van Le Puy naar Saint-JeanPied-de-Port, na het grote succes verscheen er ook een voor de Camino frances. Het bestaan van dergelijke gidsen geeft al het grote belang aan dat bijna iedere Santiagoganger hecht aan eten, drinken en onderdak en informatie daarover. Dat gold ook voor twee van mijn Berlijnse reisgenoten, Uwe en Anna, die de keuze van onderdak, en indirect de etappes, voor een groot deel lieten afhangen van het aantal schelpen dat hun reisgids (Cordula Rabe, Spanischer Jakobsweg) uitdeelde aan herbergen. Voor buitenstaanders lijkt het er soms op dat eten en drinken, gezelligheid en comfort in de herbergen een doel op zich zijn. En hoewel ze, in ieder geval voor mij, een belangrijke attractie van het pelgrimeren vormen, zijn ze toch meer middel dan doel. Ik kan me nog steeds goed herinneren dat vrienden in 2003 stomverbaasd waren dat ik na tien weken sterk was afgevallen, terwijl men het tegendeel vermoedde gezien alle berichten over het Bourgondische leven van een pelgrim. Goed voor jezelf zorgen, al of niet op een Bourgondische wijze, is sterk verbonden met pelgrimeren. Al in de Canterbury Tales werd veel gewag gemaakt van de eetgelagen en slemppartijen. Enkele bijzondere etentjes in de laatste week zijn niet beschreven. Wel zijn er foto’s van. Belorado – Agés (27 km) Dinsdag 11 maart Heerlijk verkwikt stap ik om half zeven mijn bed uit en kan, omdat ik een kamer voor mij alleen heb, zonder poespas mijn rugzak inpakken. Het ontbijt is weer Spaanslicht: twee yoghurtjes en een koek. Om kwart over zeven passeer ik de hut waar anderen als Leni, Jacques, Marc en Anna slapen. Het weer is vandaag gelukkig niet zo slecht als gisteren. Het is wel koud, het regent wat en de wind is vrij stevig, maar niets vergeleken met gisteren. Ik merk dat ik nog wel wat kan eten en beloof me een goed ‘ontbijt’ in een bar in Villafranca Montes de Oca. Een dorp waar ik na 12 kilometer om tien uur arriveer. Ik weet dat hier een goede bar is, omdat ik in 2003 in dit dorp heb overnacht voordat ik mijn tocht beëindigde in Burgos. Het is nog steeds een echt chauffeurscafé waar het om deze tijd stervensdruk is, maar dat is geen probleem omdat de razendsnelle bediening wonderen verricht. Blijkbaar is er om deze tijd nog een korte stop om drie tot vier uur later de lunch te gebruiken. Wat me opvalt is het grote aantal chauffeurs met sigaar en er zitten er ook al wat aan de wijn. Zelf eet ik twee heerlijke broodjes met twee goed warme koppen thee. Dit is wat je kwaliteit noemt. Op het moment dat ik wil vertrekken, komen Marc en Anna binnen, die me vertellen dat mijn oorspronkelijke eindpunt, de albergue in San Juan de Ortega, is gesloten omdat de padre aldaar, over de hele camino bekend om zijn knoflooksoep, vorige week is overleden. Zijn zus schijnt het van hem over te nemen, maar hoe het precies zit is nog niet bekend. Anna heeft al een andere herberg uitgekozen, in Agés, vier kilometer verder. Hij is in haar boekje bekroond met drie schelpen. Als ik weer wil opstappen, komen Leni en Jacques net aan, die me ook meteen van het drama van de dode priester op de hoogte stellen. Ik zal het bericht binnenkort naar het
Nederlands Genootschap van Sint Jacob sturen, zodat die het nieuws kunnen checken en het dan op de website zetten. In een uitstekende stemming loop ik de 11 kilometer naar San Juan. Het gaat voor een groot deel heuvel op, maar dat geeft nog maar weinig problemen. De eerste week lopen levert voor de spieren zijn eerste positieve resultaten op. In San Juan aangekomen, blijkt de albergue inderdaad dicht, maar de bar is open. Nog heerlijk twee thee en een sinas gedronken. Je blijft drinken, maar dat is een bekend verschijnsel. En warme drank is in dit klamme weer ook erg nodig. Marc en Anna arriveren, Anna neemt foto’s en we gaan lekker op een bankje in de zon zitten. Gerard en Marc in de zon in San Juan
De laatste vier kilometer doe ik samen met Marc en Anna. Een fluitje van een cent, zeker omdat de zon steeds meer gaat schijnen. Half vier zijn we in de hut die inderdaad zijn sterren waard is. Overal staat de verwarming te loeien en de slaapkamers zijn intiem (twee stapelbedden op mijn kamer). Internet is er ook, maar dat gaat op een telefoonlijntje in het begin erg langzaam. Weer een goed oord om te toeven. En vanzelf gaat de tijd voorbij. Voor het eerst eet ik een maaltijd van en in de hut zelf. Prima eten, maar eigenlijk is een restaurant goedkoper (maaltijd is zeven euro, exclusief een fles wijn van vijf euro). Alles gaat in een routinematig en bijna onafwendbaar geworden ritme met als gevolg dat we al voor negen uur gaan slapen. Carrion de los Condes – Terradillos de los Temparios (28 km) Zondag 16 maart Weer om kwart voor acht op pad. Het eerste stuk is één van de beruchtste delen van de meseta. Eén lange weg van 17 kilometer naar Calzadilla de la Cueza. Het is ongelooflijk koud op de route, zodat er niets anders over blijft om in één ruk naar Calzadilla door te lopen. In de bar heerst weer een gezellige sfeer en doe ik me tegoed aan een bocadillo met tortilla en twee thee. Op de een of andere manier lukt het me om het met wat yoghurtjes en koekjes tot de lunch uit te houden. Maar wat smaakt dit weer lekker. In de volgende bar kom ik een oude bekende tegen: Hans Günter, de planner en een beetje het roddelslachtoffer van de camino. Gisteren vertelde Uwe dat zijn voeten vol grote blaren zitten. Dat verhaal vertelt hij me nu ook. Hij vindt het van zichzelf bijzonder dat hij gewoon doorloopt, iets dat hij in het dagelijkse leven nooit zou hebben gedaan. Even later bereik ik om half drie de beoogde albergue. Hans Günter zou er ook naar toe gaan, maar die zie ik niet meer terug. Wel het bekende clubje: Uwe, Liam, Anna, Jonathan, Viviana. Langzaam maar zeker wordt het een vast clubje. Het is een prettige, tamelijk nieuwe herberg, met vierpersoonskamers. Mijn kamer deel ik voorlopig met Anna, maar men rekent op meer mensen. De bovenbedden worden in ieder geval al geprepareerd. Maar we blijven met zijn tweeën. Vanavond hoor ik iets over haar dat me nog niet was opgevallen, dat ze lijkt op Nicole Kidman.
De albergue is prima, alleen de verwarmingssystemen doen het niet. En ’s nachts wordt het helemaal bal als de elektriciteit uitvalt en in onze kamer de emergency lights iedere keer aangaan. Slapen lukt niet op deze manier en met hulp van Anna ontmantel ik het systeem samen met het TL-licht. Het is wel even spannend, want als het niet lukt moeten we de hele nacht in een aan- en uitgaand fel licht liggen. Maar gelukkig gaat het goed. Terradillos de los Templarios – Bercianos del Real Camino (24 km) Maandag 17 maart Het gebruikelijke ritueel zet zich in deze herberg voort: wassen, inpakken en een beetje ontbijten met yoghurtjes. De vrouw van de albergue biedt vele excuses aan voor het ongemak en de falende verwarming. Ze weet dan nog niet dat we het TLlicht hebben gemold. Bij de excuses horen twee omhelzingen. Daarna gaat het als vanouds. Voordat ik het weet, ben ik 13 kilometer verder, in Sahagun. Daar internet ik even in het informatiepunt van de herberg en eet een bocadillo met ham in het café naast de herberg met zoals altijd eerst een wat afstandelijke sfeer, maar als je jezelf er genesteld hebt, voelt het al snel vertrouwd. Daarna in een winkeltje brood, ham en wijn gekocht en hup weer verder. Vandaag is het redelijk picknickweer, zodat ik vijf kilometer voor het einde uitgebreid kan eten. Een luxe die ik op deze tocht nog niet kende, of door het schrale weer of omdat ik geen spullen had of omdat ik ’s middags al ergens had gegeten. Wat vaker gebeurt net voor het einde, is dat Anna me passeert. Ze loopt verder en wat later vervolg ik ook mijn weg. We worden beloond met een prachtige parochieherberg beheerd door een paar vrijwilligers van de parochie. Een bijzondere vrouw schrijft ons in. Later hoor ik dat ze Italiaans is, de camino heeft gedaan en hier is blijven hangen. Een paar dagen eerder was dat al het geval in Los Hontanas met een Duitse vrouw die naar Santiago was gelopen en die in de buurt van Burgos werk kon vinden. De Italiaanse is erg aardig en probeert alles in goede banen te leiden, wat wil zeggen zorgen dat iedereen zijn spullen opruimt en afwast. Later blijkt dat zij niet de echte leider van de herberg is, dat is een patriarchale Spanjaard die alleen in het Spaans de maaltijd inleidt. De Italiaanse is te bescheiden om het verhaal in het Engels te vertellen. Maar erg is dat niet. Het verhaal is niet meer dan: gisteren waren er pelgrims in de herberg, vandaag zijn ze er en morgen zullen ze er ook zijn, allen onderdeel van een voortgaande beweging naar Santiago. Wat ik voor het eerst meemaak, is dat we een gezamenlijke maaltijd krijgen voorgezet, waarvan de prijs ‘donativo’ (gift) is. Voor de wijn moeten we zelf zorgen, maar dat gaat bijna vanzelf, hoewel ik er vandaag geen bijdrage aan lever. Al met al een prettige herberg met een goede, wat parochiale sfeer die ook tot uiting komt in het gezamenlijke gebed in de kapel. Maar het is niet zo gezamenlijk dat ik eraan meedoe. De voorzieningen zijn wat minder, met maar twee wc’s annex wastafels en geen internet. Katja uit Göttingen die ik vandaag voor het eerst ontmoet en die is gestart in Logrono vertelt me dat in het laatste heilige jaar, een paar jaar geleden, een instantie die ze verder niet kan aanduiden, ervoor heeft gezorgd dat alle herbergen op de camino in principe internet kunnen krijgen. Het zou heel goed kunnen dat deze albergue heeft geweigerd om de goede parochiale sfeer niet in gevaar te brengen.
Uwe, Liam, Anna, Gerard en Katja in Bercianos
Mansilla de las Mulas – Leon (19 km) Woensdag 19 maart Als vanouds gaan we weer op een redelijke tijd op pad. We blijven wat bij elkaar omdat we in dezelfde albergue willen overnachten en de meesten niet precies weten waar hij is. Er zijn er twee, één in een nonnenklooster in hartje centrum, die erg ouderwets is en om half tien sluit. En een ander die wat buiten het centrum ligt, maar uitstekend geoutilleerd is. Om circa één uur komen we daar aan. Het is een verademing om te zien hoeveel toiletten er zijn. In die van gisteren was er één. De herberg van Leon is deels herberg voor peregrinos (pelgrims) en deels jeugdherberg. Verschil maakt het niet, behalve dat wij in een kamer (van acht bedden) slapen met de pelgrimsschelp erop. En andere kamers hebben het internationale jeugdherbergteken. En die zijn misschien duurder dan de ouderwetse drie euro die wij betalen. Na een snelle douche en internetbezoek ga ik de stad in. Daar loop ik al snel tegen een Chinees aan. Toch eens kijken hoe een Chinees smaakt in Leon. Prima blijkt even later, en ook nog voor een prijs onder de zeven euro. Het lijkt Berlijn wel, daar is de Chinees ook zo goedkoop. Maar daar is er geen wijn bij. Hier komt trouwens geen fles op tafel, maar één -goed gevuld- glas. Toch weer wat anders en altijd handig om met een gevulde maag de stad in te gaan. Daarna heb ik de binnenstad verkend, ook met het oog op vanavond wanneer we met het groepje tapas en raciones gaan eten. Nu is goed te zien hoe snel een stad in Spanje kan veranderen. Het ene moment is het een ongelooflijk levendige boel met veel volk op de been, het andere moment lijkt het zo goed als uitgestorven, ook omdat veel bars en restaurants echt op slot gaan, met de luiken voor de ramen. Ik merk dat ik er nog steeds niet helemaal aan gewend ben. Maar als je je eraan overgeeft en op het juiste moment op de juiste plaats bent, begrijp je pas waarom Spanje zo’n geweldige uitgaanstraditie heeft. Het is een stuk gemakkelijker als je je in een groepje bevindt, zoals ik vanavond zal merken. Dan gaat het ene rondje ongemerkt over in het andere en drink, praat en eet je heel wat af. Leon – Hospital de Orbigo (36 km)
Donderdag 20 maart
Omdat de rest niet langs de grote weg wilde lopen, scheiden onze wegen zich voor een dag. Ik wilde ongeveer fifty – fifty lopen, iedere dag ongeveer 27 kilometer, de anderen lopen vandaag 22 en morgen 35 kilometer. Hun weg is niet helemaal rechtstreeks, zodat ze ook nog een paar kilometer meer lopen. Vandaag gaat het echter zo goed, dat ik zonder probleem doorloop naar Hospital de Orbigo, een etappe die ik vier jaar geleden ook al heb gedaan. Gelukkig (het is witte donderdag) lukt het me om in het dorp na Leon een brood te scoren, waardoor ik om half twaalf aan een picknick kan beginnen, opgevrolijkt met een deel van de fles wijn die twee avonden daarvoor nog is overgebleven van de schranspartij in Mansilla. Ik heb standaard twee blikjes van het een en ander bij me, voor dagen als deze als bijna alle winkels dicht zijn. Het zijn niet geweldig ogende, maar wel vreselijk goed smakende calamares. Voor de niet-ingewijde zal het wel gek overkomen, zo’n maaltijd om half twaalf met wijn, brood en calamares, maar als je meer dan vier uur achter de rug hebt en je kunt in het zonnetje zitten, is het een mooie beloning. Even daarvoor was er ook al een beloning toen een weduwe van een Spaanse pelgrim me vroeg wat in haar schriftje te schrijven en me liet kiezen uit koekjes, zuurtjes en mandarijntjes. Zuurtjes worden trouwens vaak uitgedeeld. Enkele dagen geleden werd ik zelfs door een man bij een auto opgewacht die me op een bijna gepassioneerde wijze een zuurtje overhandigde. Ook dit zijn momenten om nooit te vergeten. Na de picknick gaat het weer verder, naar San Martin del Camino, waar ik oorspronkelijk wilde overnachten. Het wordt hier zelfs druk op het wandelpad. Ik haal een Spaans stel in en kom een groepje tegen van vijf uiterst sportieve jonge vrouwen die in een behoorlijk vierdaagse tempo hun laatste kilometers afmaken. In San Martin besluit ik definitief verder te lopen, maar niet nadat ik in dezelfde bar als vier jaar geleden een maaltijd probeer te scoren. Het lukt, maar vanwege witte donderdag zijn het typisch restjes. Opgewarmde rijst met tomatenketchup erover, me voorgeschoteld als tomatensaus, en een soort kroketjes met gemengde salade. Gek genoeg bevalt zo’n karige maaltijd me uitstekend. Een symbool van het naderende einde van de vasten? Tegen zes uur kom ik aan in Hospital de Orbigo, waar je over een even lange als beroemde brug het dorp binnenkomt. Omdat het autoverkeer over een andere brug gaat, voel ik me zo’n ouderwetse pelgrim die innerlijk diep tevreden aankomt en over de brug schrijdt naar zijn volgende overnachtingsverblijf. Alleen de pelgrimsstaf ontbreekt. In Hospital de Orbigo slaap ik in dezelfde serene herberg als vier jaar geleden. Er is een mooie binnenplaats en achter het huis een grote tuin met lange waslijnen en de volledige zon erop, zodat mijn was snel droog is. Wat wel gek is, is om een nacht zonder maatjes te zijn. Het blijkt een vermoeiende dag geweest te zijn, ik lig ’s avonds uren op bed. En omdat ik goed heb gegeten, hoef ik gelukkig niet naar een restaurant.
Herberg in Hospital de Orbigo
Hospital de Orbigo – Astorga (18 km) Vrijdag 21 maart Omdat het maar een korte etappe is, neem ik niet de kortste weg. De omweg van een paar kilometer wordt ruimschoots beloond. Ik kom door een paar mooie stille dorpjes en de natuur is overweldigend. Niets doet aan de camino denken, die het niet echt moet hebben van zijn natuurschoon. Je loopt vele kilometers niet ver van de weg en de meseta is indrukwekkend, maar echt mooie natuur kun je het niet noemen. Het stuk waar ik nu door loop, is behoorlijk atypisch. Het heeft op het eind ook een mooi uitzicht op Astorga met zijn kathedraal, andere kerken en het stadhuis. Om half een kom ik in Astorga aan bij één van de twee albergues. Hij is van een klooster, en die zijn meestal niet zo geweldig. Ik aarzel, maar de hospitalero haalt me over om binnen een kijkje te nemen. Het ziet er geweldig uit en vooral het terras met een view nodigt uit om hier een tijd in dit dagboek te schrijven. Ik heb ook ruim de tijd om te internetten en de stad te bekijken. Astorga is niet zo groot, maar wel een stad om van te houden met zijn prachtige Plaza Mayor, het bisschoppelijke plaleis van Gaudi en de kathedraal die nog niet open is. Het vaste clubje van vier wordt vandaag weer min of meer herenigd. Anna is in mijn herberg aangekomen, Uwe en Liam zitten in de andere. Om half zeven begint de processie en om half negen staat er iets heel anders op het programma, een hap eten. Anna en ik willen graag de lokale specialiteit eten, de Cocido Maragato. Een goede beschrijving daarvan staat in de reisgids die zowel Uwe als Anna bij zich hebben. Berühmt ist der Cocido Maragato, dessen Eigenart darin besteht, dass die Zutaten getrennt und in ungewöhnlicher Reihenfolge gegessen werden. Zuerst gibt es das Fleisch (u.a. Cecina, Schinken, Bauchspeck, Blutwurst, Paprikawurst, Hühnerfleisch, z.T. Schweinefüsse, -ohren und –maul) und den Relleno (Füllstoff), eine Art Kloss aus Eiern, Brot, Knoblauch, Peterselie, Würsten und Speck. Danach gibt es Kicheressen (garbanzos), Kartoffeln, Gemüse und Kohl (repello). Zuletzt wird eine Nudelsuppe serviert. Über den Ursprung streitet man sich. Waren es die Fuhrleute, die, um das Fleisch nicht kalt essen zu müssen, es der Suppe vorzogen? Oder Napoleons Truppen, die, jederzeit einsatzbereit, mit den deftigen Gängen begunnen, um im Notfall eher die Suppe stehen zu lassen?
Cocido Maragato
Het restaurant dat ik heb uitgekozen, staat met een bib gourmand in de Michelingids en profileert zich met deze specialiteit. Maar helaas, ’s avonds of in ieder geval op de avond van goede vrijdag wordt die niet geserveerd. Het wordt soep met goede witte en rode wijn. Vooral de rode Rioja is voor zijn prijs van acht euro van een excellente kwaliteit. Tegen de mensen met wie ik eet, zeg ik dat dit voor Amsterdamse begrippen ongehoord is. Onder de twintig euro is in een restaurant bijna geen wijn van enige kwaliteit te krijgen. Omdat het allemaal zo goed bevalt, bestel ik nog een hoofdgerecht, een halve patrijs, en gelukkig wordt er door niemand geprotesteerd over mijn politiek-incorrect gedrag. Het gezelschap bestaat uit de usual suspects Liam, Uwe, Anna en ik, en twee nieuwe mensen. Een Amerikaanse en een Duitser uit Stuttgart, die vandaag zijn camino begint. Hij vindt het leuk te horen dat ik twee jaar geleden met de WM nog in Stuttgart ben geweest, waar ik tevergeefs probeerde om voor een redelijke prijs een kaartje te kopen voor de wedstrijd Nederland – Ivoorkust. Zelf was hij in Dortmund wezen kijken naar de voor de Duitsers zo treurig afgelopen halve finale tussen Duitsland en Italië. We eten nog een taartje in een pastelaria en dan is het snel terug naar de herberg, die vanwege de processie vandaag tot 12 uur open is.
La Faba
Dinsdag 25 maart
Het dessert is in de maak
Barbadelo
Donderdag 27 maart
Iets zwaarder diner in Barbadelo
Triacastela
Woensdag 26 maart
Lichte avondmaaltijd in Triacastela
Melide
Zaterdag 29 maart
Inktvis in Melide
Santiago de Compostela
Maandag 31 maart
Aankomstmaal Santiago in Casino
Tapas eten in Santiago
12.
WAT IS PELGRIMEREN (6)? FLARDEN UIT DAGBOEK 2003
In 2003 heb ik een aantal observaties gedaan en in mijn dagboek beschreven, die ik van toepassing vind voor mijn reis in 2008. Deze flarden van dagboeknotities vind je hieronder. Aankomst in Le Puy-en-Velay Dinsdag 6 mei 2003 Vandaag weer een mijlpaal: de pelgrimsstad Le Puy. Het is een spannende dag, anders en emotioneler. In Le Puy overnachten we in het groot-seminarie naast de kathedraal. Vanuit mijn bed kijk ik op een reusachtig Maria-beeld dat over Le Puy heerst. Je wordt hier bijna bang van de massa pelgrims, middenklasse-mannen van middelbare leeftijd. Bang vanwege de massa en het besef dat de mooie eenzame tocht door het franse niemandsland voorbij is, en bang vanwege de komende concurrentie op overnachtingsplaatsen. Voor de komende drie nachten hebben we maar vast gereserveerd. De sfeer is als die van voor de start van de 4-daagse in Nijmegen of de marathon van New York. Deelnemers bepalen het hele stadsbeeld in hun sportieve kleuren en outfit. En veel vrouwen-van die niet meelopen, maar wel aanwezig zijn. Wat opvalt is dat er alleen nog maar ouderen zijn, de jongeren -die we eerder nog wel zagen- lijken verdwenen.
André, Willie en Gerard in 2003 in de Bourgogne
Rustdag in Le Puy Woensdag 7 mei 2003 Op dit moment passeert weer een tweetal senioren-pelgrims. Blijft intrigerend om mensen die qua kapsel met bejaardengym mee kunnen doen, zo massaal en met grote stappen op pad te zien, gewapend met een schelp en een klein rugzakje en gebruik makend van bagagevervoer. Zou iets voor de SNP zijn om hierop in te spelen. Wat ook inspireert is het één worden van geest en lichaam. Het klinkt als een cliché in een heilige stad als deze, maar het is wel waar. Mijn lijf voelt prima, voeten zijn ok, geen blaar gezien, op mijn kuitspieren kun je een hamer kapot slaan, rug en nek worden steeds sterker. Ik voel me geestelijk uitstekend, het voelt echt als een eenwording. Wandelaars en lopers onder jullie weten het ook: als het lichaam doet wat je wilt, gaat het met de geest ook fantastisch. Het Franse landschap is de volgende inspiratiebron: de afwisseling van land en mensen, (eet-)culturen, bouwkunst: onvergetelijk. Jeruzalem, Mekka of Rome hoeft echt niet van mij. Wonderlijk genoeg begint Nepal wel weer te trekken. Ook daar adem je de cultuur in, en de vriendelijkheid en interesse van mensen op de route.
Naast de ontmoetingen zijn dit wel de elementen die het lopen zo plezierig maken. Naast natuurlijk het dagelijkse drankje en hapje aan het einde van de wandeling. Deze reis doet me ook denken aan de liftreis in 1967 naar Istanbul: veel ontmoetingen waarin je elkaar tips en informatie gaf. Reizende jongeren van nu doen dat ongetwijfeld nog steeds zo, in die zin zijn ze vergelijkbaar met de pelgrims. Wat betreft de pelgrims: ongetwijfeld zitten er 'echte' tussen, maar bij velen vermoed ik een soort inhaalmotief: met terugwerkende kracht op zoek naar het avontuur dat ze gemist hebben. Of het avontuur willen herbeleven. Ook het wedstrijd- en opschepelement is duidelijk aanwezig. Tja, dit zijn zo wat vrijblijvende observaties van een niet bewust observerende socioloog. Op het terras in een lekker zonnetje, leg ik de pen weer even neer.... Nasbinals Zondag 11 mei 2003 In het restaurant 's avonds worden we vergezeld door minstens 40 andere pelgrims: een volle bak. Het blijft beangstigend: zo'n massa mensen die allemaal met hun eigen, onvergelijkbare, bijzondere tocht bezig zijn. Escoubet Zondag 25 mei 2003 Door een bijna autoloos weggetje te nemen, korten we weer vele kilometers in. Teruggekomen op de GR zien we twee grote bevoorradingswagens die twee groepen van 15 mensen bedienen. Andre noemt ze nep-pelgrims die de mooie plekken inpikken en slaapruimte wegroven. Tja,dat is ook zo. Tegelijk is het fascinerend. Een groot lint aan wandelaars van Le Puy tot aan Santiago, door niemand geregisseerd terwijl het daar alle schijn van heeft. Een 60-daagse die eeuwig voortduurt, het hele jaar door. Die stroom houdt nooit op. Niemand kent cijfers van lopers en het 'uitvalpercentage'. Vrijetijdwetenschappers, sociologen, sociaal-psychologen, het wordt tijd dat dit tijdsverschijnsel in beeld gebracht wordt. Een ding dat zeker is, is dat in deze tijd van het jaar het percentage Fransen onder de wandelaars minstens 95% is. Het lijkt gewoonte hier om in mei, met veel vrije dagen, een gedeelte van de route te lopen. Het lijkt inderdaad de beste maand om te lopen. Wat ook opvalt, is dat de lopers voor 100% wit zijn. Geen Senegalees, Vietnamees, Algerijn of wie dan ook uit een Franse kolonie gezien. En wat betreft de leeftijden: een enkeling onder de 40 (die gaan allemaal naar Santiago), verder bijna alles boven de 50, van wie misschien wel 50% boven de 65.
13.
WAT IS PELGRIMEREN (7)? HERMAN VUIJSJE AAN HET WOORD
Journalist en publicist Herman Vuijsje heeft in 1989 van Santiago de Compostela naar Amsterdam gelopen. Van zijn reis is in 1990 een boek verschenen. Stukjes uit een hoofdstuk uit dat boek neem ik hier over, omdat het voor mij erg herkenbaar is. Vuijsje heeft in 2002 een nieuw Voorwoord in zijn boek geschreven. Ook daaruit neem ik enige citaten over. Belorado Een gemeenschap on the road Bovendrijvende herinneringen: de vakanties waaraan ik à la Jack London en Jack Kerouac, Europa rondliftte en deel uitmaakte van de vlottende gemeenschap on the road. De vanzelfsprekende camaraderie, de snelheid waarmee je uitmaakte of je de ander kon vertrouwen… Zo vormen ook pelgrims een gemeenschap in de ware zin des woords. Ontmoetingen op de Camino berusten, net als die tijdens het liften, op een unieke mix van intimiteit en anonimiteit. De contacten zijn even kort als intens. Je krijgt een scherp oog voor de kleine menselijke ‘vignetten’ waarmee je wordt geconfronteerd… Pelgrims vormen niet alleen een gemeenschap, maar een kleinschalige gemeenschap. Ze zijn op elkaar aangewezen voor gezelligheid en informatie. Communicatie is dus essentieel, maar ook daarbij gaat het kleinschalig toe: mondelinge overdracht speelt de hoofdrol. Omdat een vast punt in de vorm van een dorpspomp ontbreekt, babbelen, roddelen en ouwehoeren pelgrims overal waar ze elkaar maar tegenkomen erop los. De uitgebreide besprekingen die worden gewijd aan degenen die zich vóór of achter je op de route bevinden maken dat je ze vaak al door en door kent wanneer je ze eindelijk ziet aankomen.
VOORWOORD 2002 In de Middeleeuwen was de tocht naar Compostela een poging tot schuldenregeling met de Schepper, maar vanaf de Renaissance kreeg een meer individuele en ‘bevindelijke’ pelgrimage de overhand. De beloning bestond steeds minder uit aflaten en pelgrimstekens, en steeds meer uit een gevoel van herwonnen harmonie met jezelf en met je omgeving. De huidige opleving is een nieuwe stap in die ontwikkeling naar bevindelijkheid. Meer dan ooit is de Santiagopelgrimage een persoonlijke onderneming geworden. Daarmee sluit de tocht naadloos aan op de huidige tijdgeest, gericht op zelfontplooiing, individualiteit en bijzondere ‘belevenissen’. Hoe is het te verklaren dat de Camino de Santiago zo’n verbazende flexibiliteit aan de dag legt, en zich moeiteloos aanpast aan steeds nieuwe gemoedsstemmingen? Het antwoord ligt denk ik in de naam besloten: het is de ‘Weg van Santiago’… Santiago is: ‘ervoor gaan’. Daardoor heeft het zich ook weten te bevrijden uit de sfeer van boetedoening en onderdanig gesmeek waarin pelgrimsoorden als Lourdes, Kevelaer en Medjugorje zijn blijven steken. Wie de reis naar Compostela aanvaardt, toont juist zelfvertrouwen en autonomie. De heilige Jacobus is voor de meeste pelgrims van tegenwoordig eerder een symbool dan een machtig voorspreker die een goed woordje voor je kan doen bij Onze-Lieve-Heer…
Maar opnieuw brengt de Camino verlichting. Toen we even niet opletten omdat we het te druk hadden met onszelf en met het up-to-date houden van ons netwerk, heeft hij zich soepeltjes aangepast aan onze nieuwe behoeften. Wat hij ons nu te bieden heeft, is niet meer een vorm van zekerheid, zoals onze voorouders uit de Middeleeuwen die begeerden. De Camino stelt ons juist in staat om tijdelijk met minder zekerheden te leven. Het gevoel onderweg te zijn. Natregenen en zien dat daarna de zon weer te voorschijn komt. Steeds één stap zetten en weten dat je verder niks hoeft te doen om goed of zinvol ‘bezig te zijn’. Dat is alles. Heel licht eigenlijk… Nu we steeds meer zekerheden bevochten hebben, schenkt de Camino ons vrijheid een vrijheid die we in ons dagelijks leven moeten ontberen. Eigenlijk gaat het om een hele serie vrijheden, en daarbij doel ik op ‘vrijheid’ in de dubbele betekenis van het Amerikaanse freedom. In 1941 hield de Amerikaanse president Franklin Roosevelt zijn beroemde four freedoms speech. Twee van die vrijheden zijn positieve verworvenheden: vrijheid van godsdienst en van meningsuiting. De andere twee zijn negatief geformuleerd: gevrijwaard zijn van gebrek en van vrees. Ook de tocht naar Compostela biedt vier vrijheden waarvan er twee betrekking hebben op dingen die we graag willen, en twee op dingen waarvan we gevrijwaard willen blijven. De eerste twee zijn: vrijheid van expressie en vrijheid van denken. Als pelgrim moet je maar één ding: lopen. De rest is facultatief. Hoe je je kleedt, met wie je loopt, wat je zingt en wat je denkt –het is allemaal vrij. Ook in dit opzicht toont de Camino zijn flexibiliteit. De middeleeuwse pelgrimage was alleen tot een succesvol einde te brengen als je alles precies volgens het boekje deed. Dat gold voor het aandoen van heilige plaatsen en het verrichten van rituelen, maar ook voor de gedachten die je daarbij koesterde. De hedendaagse pelgrim is juist vrij in zijn gedachten, en de grootste vrijheid ervaart hij als hij helemaal nergens aan hoeft te denken. Het vrijheidsgevoel van de pelgrim heeft ook iets te maken met het verloop van de tijd… In tijdsopzicht vormt de pelgrimage naar Compostela een veel groter contrast met ons alledaags bestaan dan die naar Rome of Lourdes. Voor Lourdesgangers telt vooral de bestemming: een plek waar ze door effectief te handelen concrete resultaten hopen te boeken. In dat opzicht verschilt hun reis niet zo erg van hun normale leven. Wie naar Lourdes vertrekt, weet wat hij wil. Wie naar Santiago trekt, maakt zich juist los van begrippen als efficiëntie en effectiviteit. Vaak weet hij juist niet wat hij wil, maar gaat hij op pad om daar achter te komen. Start of finish zijn niet van belang -dat zijn begrippen uit een andere wereld, de wereld van productief nadenken en handelen, de wereld waarvan je als pelgrim bent vrijgesteld… Je bent als pelgrim ook vrijgesteld van het maken van keuzen…Gun jezelf het bevrijdende gevoel dat er nu even niets hoeft. Aanvaard het geschenk van hedendaags Compostela: vrijwaring van een teveel aan keuzen. Uit: Herman Vuijsje. Pelgrim zonder God. Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2002.
14.
DANK EN EINDE
Herzlichen Dank an die Fotographen (Anna, Lutz, Uwe, Viviana) für die Bilder. Voglio ringraziare i fotografi (Viviana, Anna, Lutz, Uwe) per le fotografie. I like to thank the photographers for their pictures.
GERARD
EINDE THE END ENDE