Doctoral programme in musical arts
© Marijn Dionys
10 jaar creatief denken in muziek
///// 08 /////
Luk Vaes vat docARTES voor u samen: “Onderzoek met een blik van binnenuit.”
///// 12 /////
Peter Dejans wikt en herschikt op het kruispunt van artistieke praktijk & reflectie.
///// 19 /////
Pionier Frans de Ruiter: “Er bestaat geen methodologie van het artistieke onderzoek.”
///// 25 /////
///// 32 /////
Discursieve vaardigheden met musicoloog en theoreticus Michiel Schuijer.
Codewoord = flexibiliteit: Marc Erkens & Pascale De Groote.
Voorwoord door Peter Dejans
“Veel vragen, denkwerk en een beetje onorthodox: dat is docARTES”
docARTES, en dat op de manier waarop we destijds zijn begonnen: onorthodox, met wat vragen, wat denkwerk, wat freewheelen. Uitproberend en ontrafelend, met af en toe een gooi naar de ultieme verwoording. Er vast van overtuigd dat uit het proces niet alleen inzicht, maar ook inspiratie voortkomt.
Beste lezer,
van kunstonderzoek bestond waarin artistiek materiaal een even overtuigend argument kon zijn als een klassieke, logische, lineaire redenering aan de hand van een uit de kluiten gewassen bibliografie? Dat er een gevorderde leergang kon bestaan om de onderzoekende artistieke geesten (die zonder twijfel altijd al aan conservatoria hebben gestudeerd, zonder er evenwel dat aspect van hun temperament helemaal te kunnen ontwikkelen) soelaas te bieden, en in één moeite door een wezenlijke bijdrage te leveren, niet alleen aan het denken over kunst, maar ook aan de ontwikkeling van die kunst zelf?
Wat te zeggen bij de tiende verjaardag van docARTES? De kop is eraf, jazeker, maar het is toch ook een beetje méér dan dat.
Zeker wel. Voor die overtuiging vonden we voldoende grond in onze ervaring met het laureaatsprogramma waarmee het Orpheus Instituut al in 1996 startte.
Peter Dejans
Het alvast een jubileum noemen, voelt nochtans ook wat vreemd aan; de volksmond spreekt immers van een tinnen jubileum, naar het half-edelmetaal dat weliswaar niet roest zoals ijzer, maar zich evenmin de onverstoorbare inertie van goud kan aanmeten.
Hadden we echter ooit durven denken dat de geesten zo snel zouden rijpen? Dat we in tien jaar zouden evolueren van mooie overtuigingen en vermoedens naar een artistiek doctoraatsprogramma waarvan de objectieve kwaliteit welbeschouwd onomstotelijk is, en dat als dusdanig niet langer aan academische scepsis onderhevig is?
Want wisten we tien jaar geleden dat artistiek doctoraatsonderzoek – dat wil zeggen: zowel beantwoordend aan de ambachtelijke en creatieve eisen van het muzikale bedrijf als aan de formele eisen van wat in de universitaire wereld in alle ernst ‘onderzoek’ mag worden genoemd – mogelijk was? Dat er een benadering
Ik hoop van harte dat u er plezier en verduidelijking in vindt. En waarom niet: wat stof tot nadenken en discussiëren.
Zeker niet. Dat dit toch is gelukt, danken we aan vele instanties en personen die hebben nagedacht, voorgesteld, geluisterd, geleerd en geloofd. En van idee zijn veranderd, ook dat. Met enkelen onder hen maakt u kennis in dit magazine, waarin is gepoogd een kleine geschiedenis te schrijven van
© Lieven de Laet
Niettemin: wat is er veel gebeurd in die tien jaar. En vooral: hoe mooi was het om onze vermetele vermoedens bewaarheid te zien worden.
Niet exhaustief, in de wetenschap dat nooit alles is gezegd. Maar ook met de ernst en de trots die ons vakgebied verdient.
////////// Peter Dejans is directeur van het Orpheus Instituut te Gent, sinds de oprichting in 1996. Hij leidde tijdens zijn studies in Leuven het © Dieter Debruyne
universiteitskoor en stichtte in 1989 zijn eigen kamerkoor Musa Horti (met focus op hedendaagse muziek). Hij dirigeerde lange tijd de Capella Antwerpen en de Capella Concinite, en was gastdirigent bij meerdere ensembles, waaronder ook het Vlaams Radio Koor. ////////// 2
3
Inhoud
32
19
In duo
Interview Pionier Frans de Ruiter: “Er bestaat geen methodologie van het artistieke onderzoek.”
06
IN BEELD
08
Inleiding Luk Vaes vat docARTES voor u samen: “Onderzoek met een blik van binnenuit.”
25
Getuigenis
16
Discursieve vaardigheden met musicoloog & theoreticus Michiel Schuijer.
Reportage “Het clichébeeld van de musicus klopt niet altijd” Heike Vermeire en Jonas Tavernier.
Codewoord = niet Fidelio, maar flexibiliteit: Marc Erkens & Pascale De Groote.
22
COLUMN
12
Terugblik
Johann Sebastian Bach wil maar wat graag zijn Graal met u delen.
Peter Dejans wikt en herschikt op het kruispunt van artistieke praktijk & reflectie.
EN VERDER
”docARTES IS EEN CREATIE, NIET UIT NOOD MAAR UIT INSPIRATIE GEBOREN”
11 A nna Scott & Thomas De Baets 15 Jed Wentz 24 M aria Christina Cleary & Bobby Mitchell 28 Marcel Cobussen 31 J oost Vanmaele & Claire Genewein 35 COLOFON
////////// Frans de Ruiter
4
5
”Doen levert soms meer kennis op dan denken”
© Lieven de Laet
////////// Luk Vaes
6
7
Luk Vaes over de geest van docARTES
Luk Vaes is pianist, gespecialiseerd in nieuwe muziek, lid van het ORCiM (Orpheus Research Centre in Music) steering committee en coördinator van docARTES. Hij pleegde de eerste doctoraatsdissertatie die door docARTES werd afgeleverd (over extended techniques op de piano), doet aan onderzoek bij het Orpheus Instituut en is dus een bevoorrechte getuige bij de verjaardag die we hier vieren. Een gesprek op zijn bureau – tussen het spelen, denken, schrijven en telefoneren door. Mijnheer Vaes, wat zocht u toen u het Orpheus Instituut en docARTES vond – of toen zij u vonden, want dat is intussen wellicht een beetje flou geworden? Luk Vaes: “Eind de jaren ’80, begin jaren ’90 studeerde ik in Amerika. Ik verzamelde nogal wat informatie van componisten over de manier waarop hun stukken moeten worden uitgevoerd – en die niet uit hun partituren of uit de literatuur erover valt af te leiden. Ik had een Fulbright-beurs gekregen en dacht: ééns terug in Europa, ga ik dat soort informatie te boek stellen en verspreiden onder collega’s. Op een gegeven moment belde Godfried-Willem Raes: of ik contact wilde opnemen met Peter Dejans, want
8
er was een nieuw instituut opgericht voor muziekonderzoek. Orpheus begon in 1996, op Peters zolder. Ik was één van de eersten die een project instuurde: het plan voor mijn boek. Het Orpheus Instituut werd opgericht om een soort post-conservatoriumopleiding te faciliteren. Werd er meteen aan een academische graad gedacht? “Neen. Een doctoraat uitreiken aan een musicus, dat was toen in heel Europa nog ongehoord. Het instituut werd opgericht om post-conservatoriumopleidingen te begeleiden. In Amerika stond ik voor de keuze om ginds een DMA (Doctor of Musical Arts, nvdr) te halen. Maar de New Yorkse uni-
////////// Luk Vaes is pianist, gespecialiseerd in nieuwe muziek, lid van het ORCiM (Orpheus Research Centre in Music) steering committee en coördinator van docARTES. //////////
U was opgeleid door pianist Claude Coppens en componist Godfried-Willem Raes en dus in zekere zin al een positivist pur sang. “Ja, maar wij dachten zo niet. Mijn boek zou waarschijnlijk niet de structuur gehad hebben van een dissertatie als docARTES niet was ontstaan. Een reeks case-studies over moderne uitvoeringspraktijk: meer had ik niet voor ogen. Dat het uiteindelijk een verhandeling werd, hangt samen met het contact dat ontstond met de Universiteit van Leiden, via Frans de Ruiter. Om voor een universiteit doctoraatswaardig te zijn, moest het curriculum van het Orpheus Instituut drastisch worden aangepast, en dat maakte op zijn beurt dat mijn werk grootschaliger en diepgaander werd. Nochtans maakte het idee van verbreding – een opleiding tot voorbij de grenzen van het louter artistieke – al deel uit van de voorgeschiedenis van het Orpheus Instituut. Johan Huys (nog steeds de voorzitter van de Raad van Bestuur, nvdr) speelde daarin een rol. Reeds als directeur van het Gentse conservatorium wilde hij een opleiding die verder ging dan louter instrumentale vaardigheid. Kritiek moest met interpretatie samengaan. Dat paste goed bij de visie van Coppens en Raes. Het was niet genoeg om Beethovens 32 sonates op een onbewoond eiland in te studeren en een visie tot stand te laten komen. Het moest ook een verandering teweegbrengen; een impact hebben op je artistiek wezen. En er moest een argumentatie zijn. Niet zoals je vaak hoort: ik ben artiest, ik hoef niks uit te leggen.
© Lieven de Laet
”Onderzoek met een blik van binnenuit”
versiteit in Buffalo had die opleiding niet, ik moest naar Chicago. Bovendien had Mauricio Kagel net een solo pianowerk voor mij gecomponeerd waarmee we hier zouden toeren. Ik zou dus erg veel moeten reizen. Uiteindelijk dacht ik: een doctoraat heb ik thuis niet zo nodig als in Amerika. Ik ga naar huis: mijn boek schrijven. In 2004 – ik was al even bezig – belde Peter Dejans me: als mijn boek een dissertatie werd, kon het kaderen in de nieuwe opleiding docARTES. Er werd een selectieprocedure ontwikkeld om na te gaan welke van de laureaatsprojecten die in het Orpheus Instituut liepen in aanmerking kwamen voor een doctoraatstraject. Mijn boek werd aanvaard.”
9
© Marijn Dionys
De onderzoekgeest is er dus inderdaad altijd geweest. Alleen de meer academische vorm van de afgeleverde werken kwam later.” Dat was wellicht moeilijk; de academische manier van doen heeft toch vele aspecten die een musicus vanuit zijn aard vreemd mogen zijn? “Dat hangt ervan af: ikzelf voelde me bij het schrijven als een vis in het water. Onderbouw en verantwoording waren er ook al in mijn muzikaal werk. Natuurlijk zijn er wat verschillen mogelijk met de opbouw van een klassiek doctoraatsproefschrift. Maar daarvoor bestaan er overtuigende precedenten; in de sociale wetenschappen, bijvoorbeeld, is het begrip dissertatie ook al fel verbreed.” Waar ligt dan de grens tussen artisticiteit en onderzoek? “Voor mij is ze duidelijk, evenals de grens tussen artistiek onderzoek en musicologie. Die grens leren bepalen is trouwens een daadwerkelijk onderwerp van mijn werk met de studenten. In de geest van Huys: belezen, met zin voor ‘overdrachtelijkheid’. Spelen is niet genoeg – je moet ook denken. En dan moet de nieuwe kennis kunnen worden doorgegeven.” docARTES opereert in het niemandsland tussen de academische wereld van nagestreefde objectiviteit en de artistieke wereld, die leeft van subjectiviteit. Als musicus ben je een medium tussen publiek en scheppend kunstenaar, ongeacht of je van het type bent dat zichzelf wegcijfert of, integendeel: een hartstochtelijke interpreet. Anderzijds: als academicus word je verondersteld om iets niéuws te formuleren. Is dat geen breukvlak waarmee je vroeg of laat onzacht in aanraking komt? “Neen. Ik wil immers die beide posities nuanceren. Ze overlappen meer dan u denkt. Enerzijds is er een grote tak van de academische wereld die alleen herbekijkt en interpreteert wat anderen over een onderwerp schreven. Anderzijds: ben ik een scheppend kunstenaar? Ik kan niet componeren, maar hoe scheppend ben ik als pianist? Je kunt dat draaien en keren. Ik kan zeggen: ik stel me ten dienste van Kagel
om te doen wat hij niet kan: spelen. Daartegenover staat een andere visie: als ik Beethoven speel, hoor je Luk Vaes. Er valt voor beide wat te zeggen. Het punt is: die spreidstand is in de academische wereld niet anders. Als je sommige conflicten ziet tussen musicologen die met hetzelfde bronnenmateriaal tot diametraal tegengestelde conclusies komen: hoe kan dat nog over objectiviteit gaan? Misschien heeft het ook gewoon met mijzelf te maken, dat ik de mogelijkheid van de musicus-academicus totaal niet problematisch vind. Het perspectief en de methode verschillen een beetje, aangezien ik speel wat ik onderzoek, hetgeen de afstand tot het onderwerp soms klein maakt. Maar je hoeft volgens mij geen onmetelijke afstand tot je onderwerp te bewaren om het objectief te onderzoeken, zoals een deel van Academia predikt. Anderzijds hoef je van je dissertatie echt geen gedicht te maken om aan artistiek onderzoek te doen.” Toch kan ik me voorstellen dat er heel wat mensen zijn die qua artistiek onderzoek iets interessants te vertellen hebben, maar zich in de specifieke geplogenheden van een doctoraatsdissertatie niet kunnen vinden. Is er in die zin geen grote verliesstroom? “Neen. En dan komen we weer bij docARTES zelf. Een musicoloog die doctoreert, heeft daar al jaren voor getraind. Alles wat je als aspirant-musicoloog aangeleerd krijgt, ademt de standaard van wat je uiteindelijk zelf moet doen. De vorm van je werk is dus al duidelijk: je neemt bij de aanvang van een doctoraat meteen een vliegende start. Wie pas uit een conservatorium komt, of er al 20 jaar weg is, kent doorgaans weinig van de status van de musicologie. Eén van de redenen dat ons programma bij docARTES zo zwaar is, is dat we die ‘achterstand’ in het programma zelf bijbenen. Bijvoorbeeld in modules zoals die van Marcel Cobussen en Vincent Meelberg, waarin de stand van zaken in het denken over muziek aan studenten doorgegeven wordt. Wat houdt het schrijven van een geschiedenis in? Welke soorten geschiedenissen van muziek
10
zijn er? Hoe denkt men tegenwoordig in de musicologie over authenticiteit? Over improvisatie? Over wereldmuziek? Over etnografie? Wat zijn de ervaringen met een bepaalde thematiek in andere wetenschappen? Dat geven we mee aan de studenten, zodat zij weten welke literatuur van nut kan zijn voor een bepaald studieonderwerp, zonder de kans te lopen dat wat zij zelf te lezen vinden hopeloos gedateerd is. Dit gezegd zijnde: onze bibliografie is toch vaak relatief klein, omdat er vanuit ons perspectief – dat van de uitvoerende kunstenaar – vooralsnog weinig literatuur is. Mijn dissertatie ging destijds over extended techniques; deels over de technieken zelf, deels over de klankkleuren die er het effect van zijn. Welnu, er zijn al veel geschiedenissen geschreven over pianomuziek, en zelfs over extended techniques kan je aardig wat vinden. Maar het gaat altijd over: waar heeft de componist een bepaalde techniek toegepast, en hoe en waarom? Het gaat nooit over de techniek zelf: hoe beweegt de hand? Hoe kan ze zeker niet bewegen? Welke tegenstellingen kunnen ontstaan in verband met de muzieknotatie zelf? De geschiedenis van een armbeweging of een ademvoering… daar beginnen we nu pas mee. Onze literatuurlijsten dienen vooralsnog dus veelal om aan te tonen dat er weliswaar veel geschreven is, maar niet per se over datgene waarover de dissertatie gaat.” Quod erat demonstrandum. “Jazeker, een bijzonder klassieke manier om de noodzaak van je werk aan te tonen (lacht). Kijk, ik herinner me goed dat, toen ik destijds van de pianoles van Claude Coppens kwam, geïnspireerd was en meer wilde lezen, en er simpelweg niks te vinden was – of het was een reportage in Gramophone over de reisperikelen van de een of andere grote solist. Ons perspectief, dat van de uitvoerders, ontbrak te lang in de academische praktijk. Hier bij docARTES vonden we een manier om die bijdrage te leveren: onderzoek doen met een blik van binnenuit.”
Anna Scott
pianIST Canada defends her doctoral work in December 2014 ////////// docARTES topic: Using early recordings to question performance norms and identity in Brahms's late piano music.
Thomas De Baets
What where you looking for when you found docARTES? A more equal balance between artistic and academic excellence at the doctoral level than is currently offered in North American PhD programs. Musical insight That musical performance has the potential to ask questions and provide answers that are often more provocative and relevant than those investigated and attained in nonperformative fields. Personal insight That I have a unique artistic and scholarly voice that can help reveal new paths in how standard classical repertoires are heard, performed, taught, evaluated and presented. Is academic thinking ability/capability a necessity for a musician? I would say that curiosity is a general requirement for artistic excellence. If one's curiosity however leads one to ask challenging questions that can only be addressed through research and the expansion of their own musical practices, then yes I would say that academic capability is a must. Should any musician be able to put into words his reasons for doing what he does? Absolutely. Whom would you recommend to apply at docARTES to? I would recommend docARTES to any expert performer for whom their practice has given rise to questions that can only be answered through the simultaneous cultivation and expansion of their critical, reflective, investigative and performative abilities.
docent
Kessel-Lo
doctor in de Kunsten sinds 2012
////////// docARTES onderwerp: “On-the-spot Music teaching” De muziekleraar in onmiddellijke muzikale interacties. Studie naar mijn muziekpedagogische praktijk als leraar muzikale opvoeding. Een praktijkgericht onderzoek naar de artisticiteit van mijn handelen in de muziekles, zowel conceptueel als empirisch benaderd. Wat zocht u toen u docARTES vond? Ik begreep dat de maatschappelijke impact van mijn voortgezette muziekstudies eigenlijk nihil was. Ik was ambitieus en wou op hoger niveau verder studeren. Na gesprekken met Luc Van Hove, Yves Knockaert, Peter Dejans en Jan Haspeslagh kwam ik bij docARTES terecht. Ik zocht dus een kader om een doctoraatsstudie te realiseren. Mag academisch denken sowieso van een muzikant worden verwacht? Enkel indien de muzikant zich als onderzoeker wenst te profileren. Niet elke muzikant moet onderzoeker zijn, een master of doctor in de muziek wel. Moet een muzikant kunnen verwoorden waarom hij doet wat hij doet? Neen, dat hoeft niet, al maak ik mij sterk dat de musicus door deze competentie sterker wordt. Wie zou u aanraden om bij docARTES naar een studieplaats te dingen? Musici die op zoek zijn naar een interdisciplinair en internationaal kader. Musici die op zoek zijn naar een generieke benadering van hun doctoraatsonderzoek.
11
In gesprek met Peter Dejans, directeur van het Orpheus Instituut
Op het kruispunt van artistieke praktijk en reflectie Zoals het Orpheus Instituut ontstond uit een samenwerking van de vier Vlaamse conservatoria, zo is ook docARTES een kind van vele ouders, waarvan het Orpheus Instituut er op zijn beurt één is. In elk geval is Peter Dejans - als stichtend directeur van het Orpheus Instituut - een bevoorrechte getuige van het ontstaan van docARTES.
Mijnheer Dejans, hoe wordt men directeur van iets dat nog niet bestaat? “Dat lijkt een onmogelijke vraag, maar er is me destijds inderdaad gevraagd om iets op te zetten dat maar nauwelijks benoemd kon worden. Er waren geen precedenten en misschien was dat wel
12
wat me eraan fascineerde. Wij hadden het aanvankelijk niet over ‘onderzoek’, we hadden alleen een vaag idee over werken op het ‘kruispunt tussen artistieke praxis en de reflectie daarover door de artiest zelf’. Het nieuwe initiatief zou kaderen in wat het decreet ter zake destijds ‘posthogeschool’-vorming noemde. Een draak van een woord, dat meermaals verkeerdelijk met De Post werd geassocieerd.” Maar conservatoria reikten geen universitaire diploma’s uit en het kind moest een naam hebben. “Wij opereerden in een grijze zone – niemand had ons gezegd wat we precies moesten opbouwen. Let wel: ik heb het over het Orpheus Instituut, niet over docARTES, dat pas in 2004 ontstond. Maar in 1996 zei de minister van
© Lieven de Laet
H
et labowerk omtrent artistiek onderzoek dat in de laureaatsopleiding van het Orpheus Instituut werd verricht, stond in hoge mate model voor wat er vandaag in het programma van docARTES gebeurt, zij het dan verder verfijnd en aangepast aan de academische geplogenheden die een doctoraat maken tot wat het is. Een gesprek over de nogal onwaarschijnlijke ontstaansgeschiedenis van het Orpheus Instituut en docARTES.
13
© Marijn Dionys
Onderwijs: je bent geen universiteit noch een conservatorium. Van beide hadden we er in Vlaanderen vier, zo niet teveel, dan toch genoeg. We moesten ons dus anders positioneren, maar zelf uitzoeken hoe.” Waar kwam dan het idee vandaan? “De beeldende kunsten hadden al zo’n 120 jaar lang het Hoger Instituut voor de Schone Kunsten (HISK). Ik vermoed dat er een zekere druk vanuit de muziekwereld was om voor de muziek iets gelijkaardigs op te richten. Vervolgens ging het een beetje op z’n Belgisch: het HISK was bij het gemeenschapsonderwijs ondergebracht, ‘dus’ zou het muziekinstituut naar het katholiek onderwijsnet gaan – het Lemmensinstituut in Leuven dus. Directeur Paul Schollaert heeft toen visionair gereageerd door te zeggen: dat is terecht onverteerbaar voor mijn collega’s van Antwerpen, Brussel en Gent, de vier conservatoria moeten dit samen doen. Zo ontstond het Orpheus Instituut en heeft men aan mij gevraagd om me dat ‘aan te trekken’. (lacht) We zijn dan gaan nadenken over wat zo’n ‘hoger instituut voor de muziek’ moest of kon worden. Aanvankelijk dachten sommigen zelfs aan een soort vervolmakingsinstituut voor virtuozen.” Dus zelfs na de oprichting had het Orpheus Instituut nog een louter op praxis gerichte school kunnen worden? “Jazeker. Het idee van reflectie had nog geen definitieve status verworven. Maar we waren het er toch al snel over eens dat solisten niet per se een instituut nodig hebben; die volgen masterclasses in binnen- en buitenland, vervolmaken zich bij verschillende meesters, en vormen zichzelf over de jaren heen. Bovendien zouden we zo het veld van de conservatoria betreden en wilden we niet nodeloos wrevel riskeren in een domein
waarin goed werk werd verricht. Vervolgens vroegen we ons af wat conservatoria niét deden. Studenten moeten er vooral hun instrument leren bemeesteren, maar daarna, vaak pas na enkele jaren in de beroepspraktijk, worden ze met tal van nieuwe, andersoortige vragen geconfronteerd. Toen hebben we beslist om ons te positioneren op het kruispunt van de artistieke praktijk en de reflectie daarover. Met van in het begin het klare voornemen om geen muren op te trekken tussen stijlen, genres of disciplines. Omdat niemand wist dat we bestonden, zijn we onze eerste studenten zelf gaan zoeken: Luk Vaes, Karin De Fleyt, Tom Pauwels, Arne Deforce,…” Mensen die sowieso sterk naar denkwerk neigen. “Met zulke mensen bespreek je ook wat hun noden zijn. Wij konden ons dan afvragen of en hoe we dat konden bieden. Zo vormde zich langzamerhand een netwerk en werd kennis opgebouwd rond het begeleiden van jonge artiesten in hun zoektocht naar oplossingen voor problemen die soms niet volledig verwoord kunnen worden, maar die wel een artistieke veruitwendiging kennen. Problemen rond instrumentarium, of partituren, of interpretatie,… De eerste vier jaar organiseerden we een soort conferenties, altijd op locatie, want we hadden geen gebouw en geen personeel. In 1999 hebben we een pand in het centrum van Gent verworven. Vanaf dan konden we de werking anders organiseren.” Je kon zeggen: kom maar af. “Precies, we werden een fysiek instituut. Na enkele jaren is docARTES vorm beginnen krijgen – opnieuw zonder vooropgesteld plan. ‘Organische groei’ is hier zo’n beetje het codewoord. De vinger aan de pols houden en je blijven afvragen wat er verder nodig is. Ook de laureaatsopleiding van het Orpheus Instituut was zo ontstaan, waardoor ze eigenlijk al fel leek op wat een doctoraatsprogramma in de muziek zou kunnen zijn. De studenten werden geacht – tegen de geest van die dagen in – voor hun eindproject met zowel een geschreven als een artistiek resultaat te komen, die elkaar aanvulden en een nieuw inzicht verschaften. In het begin was dat niet makkelijk – er werd gemord dat men het schrijven niet gewend was. Vandaag is het gek genoeg andersom: ze zien schrijven als een veilige haven, want dat is iets dat de buitenwereld kent. Ze grijpen zelfs iets te snel naar de pen. Het artistieke product voor zich laten spreken, of liever: duidelijk naar voren laten komen als een daadwerkelijk argument, dat is veruit het moeilijkste. Nochtans is dat voor mij artistiek onderzoek: de processen van het muziek maken worden ontrafeld – wat a fortiori betekent dat je musicus bent – waarbij de kwaliteit van de artisticiteit die van het onderzoek mee waarborgt.”
geen muren tussen Genres, stijlen of disciplines
Wat niet wegneemt dat iemand een groot talent kan hebben om te denken, maar niet het grote meesterschap om dat in een artistieke prestatie te verzilveren. “Dat is waar. In de loop van de jaren zijn onze inzichten omtrent de organisatie van artistiek onderzoek dan ook veranderd. Aanvankelijk verwachtten we dat de artistiek onder-
////////// Peter Dejans
14
zoeker een wel érg witte raaf was: dat hij én een groot artiest én een groot onderzoeker én een groot verwoorder was, en die kwaliteiten ook nog eens kon samensmeden tot een origineel resultaat dat de wereld zou verbazen. Inmiddels zijn we net zoals de universiteiten in onderzoeksgroepen gaan werken. Zo kunnen uiteenlopende talenten bijdragen tot een totaalinzicht. Nu, dat is misschien wel dé grote ontwikkeling die we met docARTES hebben gekend van 2004 tot nu, 10 jaar later: we delen nu onze methodiek met de universiteiten, terwijl we er aanvankelijk een non-subject waren. In Vlaanderen anno 2004 was het onmogelijk om met de universiteiten nog maar te gaan samenzitten. Niet uit kwade wil, maar omdat men zich eenvoudigweg niks bij artistiek onderzoek kon voorstellen. Men kon zelfs niet eens komen tot een opinie erover. De Universiteit van Leiden was de enige die in een project zoals het onze geïnteresseerd was. Maar in de tien daaropvolgende jaren heeft zich een hele maatschappelijke discussie ontvouwd over het al dan niet ‘inkantelen’ in de universiteiten, over het binnenbrengen van nieuwe disciplines, met de hele Bologna-hervorming die zich daarrond heeft afgespeeld,… Al die dingen hebben ertoe geleid dat een artiest-onderzoeker even gewoon is als een onderzoeker in de chemie of in de talen. Niet onze intenties, maar wel de maatschappelijke visie erop is veranderd.” En u heeft niet de indruk dat docARTES, door de plicht zich aan de geplogenheden van Academia aan te passen, te zeer de eigenheid van zijn discipline heeft moeten opgeven? “Wij hebben dat vooraf een beetje gevreesd, maar die vrees werd niet bewaarheid. Allicht doordat we er van meet af aan zo de nadruk op hebben gelegd dat het discursieve karakter van een doctoraatsverhandeling niet mocht leiden tot vervreemding ten opzichte van het artistieke materiaal. Opmerkelijk is dat de harde wetenschappers zoals de fysici sneller dan de humane wetenschappers begrepen dat dit mogelijk was.”
Jed Wentz
performing musician and teacher Amsterdam doctor in the arts since 2010 ////////// docARTES topic: Historical staging and Baroque French opera.
What where you looking for when you found docARTES? A programme open to interdisciplinary study. Musical insight That rhetorical “gesture” demands time in musical performance.
Dat is een paradox – nee, dat is diepe ironie. “Ik weet niet of dat ironie is. Een arts in een operatiezaal moet vaak momentane beslissingen nemen die moeten gedragen en mogelijk gemaakt worden door een jarenlange ervaring gecombineerd met relevante kennis. Welbeschouwd is dat met een uitvoerende musicus niet zo heel anders.”
Philosophical insight That Derrida is not for me...
U heeft intussen heel wat doctors zien passeren. U bent zelf musicus. Bent u er vandaag van overtuigd dat over alle aspecten van wat ons raakt in muziek een betoog kan worden gehouden en geschreven? “Daar moet ik geen seconde over nadenken: neen, en misschien gelukkig maar. We zijn niet met exacte wetenschap bezig. Ontrafelen betekent ook niet noodzakelijk dat je ten einde komt. Het is zoals een bobijn die je ontrolt en waarvan je wel moet gaan vermoeden dat ze oneindig is. Tenslotte: wat artistiek onderzoek minder heeft dan de wetenschappen, is een vooruitgangsidee. We weten vandaag zeker dat we beter hartoperaties uitvoeren dan vijf jaar geleden. We weten helemaal niet zeker of we beter Bach spelen dan vijf jaar geleden. Een vooruitgangsidee hebben we dus niet. Een ontwikkelingsidee daarentegen wel. En die wil docARTES dienen en aanwakkeren.”
Is academic thinking ability/capability a necessity for a musician? This depends on the chosen career trajectory. For academic teaching it is a pre-requisite.
15
Personal insight That I can do “gesture” myself.
Should any musician be able to put into words his reasons for doing what he does? Yes. But he should also be allowed to change his mind. Whom would you recommend to apply at docARTES to? To anyone with an open mind and inquisitive spirit!
Inmiddels op kantoor…
”Het clichébeeld van de musicus klopt niet altijd” Het cliché wil dat er niet alleen achter elke grote man een sterke vrouw en achter elke vorst een toegewijd leger staat, maar ook achter elk goed draaiend instituut een vaardige en liefst blindelings betrouwbare administratieve ploeg. Dat zou heel erg waar zijn – als het office team van docARTES en het Orpheus Instituut zich tenminste liet omschrijven met het al te flauwe predikaat ‘administratief ’. Het is immers ook een gewaardeerd leg-eens-te-slapen-team, los-het-maar-op-team en wat-is-hetalweer-een-fijne-dag-team. Maak kennis met Heike Vermeire en Jonas Tavernier, de heimelijke kettingsmeerders en motoroliërs van docARTES. En mocht u ooit onverhoeds het mooie Orpheuspand aan de Gentse Korte Meer betreden: stormt u niet gelijk rechts de trap op, maar kijk even aan uw linkerzijde achter de glazen deur – en geef hen schouderklopjes.
© Lieven de Laet
Heike en Jonas, of je nu voor opleiding verpleegkunde of voor een erudiet kunstzinnig instituut werkt: aan ‘werken in een school’ blijft toch vaak een beetje een duffe nasmaak hangen. Al klinkt me de jobinvulling hier behoorlijk gevarieerd: nu eens een studio reserveren om 14u57 over twee maanden en drie dagen, dan weer horen doorfilosoferen over het ‘sneller dan mogelijk’ spelen in Schumanns Tweede Pianosonate. Heike: “Ik vind het in elk geval interessant. We hebben allebei een artistiek gekleurde voorgeschiedenis – ik heb Klassieke
16
Talen gestudeerd. Ik denk wel dat we van nature al enigszins betrokken zijn bij het onderwerp van docARTES.” Jonas: “Ik werkte voordien al wel in de communicatie, maar dan in de film- en de theatersector. Bij mijn sollicitatie heb ik duidelijk gezegd dat ik niks van muziek kende, al voelde ik er wel een zekere affiniteit mee en wilde ik leren. Ik vermoedde ook niet dat het mijn communicatiewerk zou hinderen. Van film
17
Frans de Ruiter over het ontstaan van docARTES
en theater naar muziek, dat leek me wel doenbaar. Bovendien: door in deze job te functioneren en bij wijze van spreken deel uit te maken van de projecten kan je steeds beter – proactiever – faciliteren.” De onderzoekers in dit huis behandelen zeer uiteenlopende onderwerpen. Komt dat faciliteren vaak op hetzelfde neer, of zit er brede variatie in? Heike: “Wat we doen ligt altijd wel enigszins in dezelfde lijn. Wat wel tot grote verschillen in ons werk leidt, is het temperament van de studenten met wie je te maken krijgt. Op den duur leer je toch bepaalde types onderscheiden, zodat je kunt anticiperen op problemen of andere kwesties die zich zullen aandienen.” Kan je daar een voorbeeld van geven, volkomen abstract en zonder gelijkenis met bestaande personen of situaties, uiteraard? Heike: (lacht) Jonas: “Heike’s job vereist wel persoonlijker contact met de studenten dan de mijne. (grijns)”
© Lieven de Laet
Heike: “Dat contact begint al bij de voorbereiding van de toelatingsproeven. Vooraleer ik iemand voor het eerst ontmoet, delen we al een hele e-mailgeschiedenis met elkaar. Dat gaat weliswaar over heel praktische dingen, maar in de loop van dat mailverkeer vorm je je toch onwillekeurig een beeld van hoe die persoon in het echt zal zijn. Ik word er
ook steeds beter in, en het blijft leuk om een project een gezicht te zien krijgen.” Kloppen de karikaturen? Bij een ‘muziekonderzoeker’ stel ik me bijvoorbeeld een scherpzinnige geest voor, die doeltreffend formuleert, maar enigszins breedvoerig en misschien wel een tikkeltje verward is. Heike: “Ik had vroeger ook dat ‘clichébeeld van de musicus’: altijd creatief bezig, wat verstrooid, niet noodzakelijk sterk in organisatie. Maar het klopt lang niet altijd: je hebt musici ook die heel gestructureerd en methodisch te werk gaan. Al moet ik toegeven dat er ook studenten helemaal aan de andere kant van het spectrum zijn, die nog veel chaotischer zijn dan ik ooit voor mogelijk had gehouden…” Met welke problemen komen de studenten hier zoal bij jullie aankloppen? Het is hier toch anders dan in een reguliere school; daar plooit de student zich immers naar het curriculum, terwijl docARTES zich bij wijze van spreken à la tête du client ontvouwt. Heike: “Mm, veel uitleg betreft toch praktische zaken: het wegwijs maken van de studenten aan de universiteit die hen wordt toegewezen om hun doctoraatstitel te gaan behalen, het claimen van vervoerskosten, vragen over procedures,…” Jonas: “Ik ga bijvoorbeeld over accommodatie. De studenten komen maandelijks naar hier en dan logeren we hen. Bij het begin van het seizoen is dat een hele puzzel, want we leggen natuurlijk graag zoveel mogelijk vast voor het hele seizoen, zorgen er bij voorkeur ook voor dat studenten samen in een B&B zitten, dat ze zo mogelijk het hele academiejaar door in dezelfde terechtkunnen, enzovoort. Maar je raadt al wat er gebeurt: als maanden later puntje bij paaltje komt, geraakt iemand niet vanuit Zwitserland tegen donderdagochtend in Gent, moet hij/zij dus vroeger reizen… Bovendien zijn het allemaal musici, die niet altijd maanden op voorhand al hun concertengagementen kennen. Dan begint vaak alles te schuiven.”
18
Tekenen er zich – jullie zijn nu toch al wat jaren bezig – typische verschillen af? De avantgardisten tegenover de baroqueurs? De Zuid-Amerikanen versus de Scandinaviërs? Heike: “Nee, zelfs de ouderen zijn niet minder makkelijk dan de jongeren.” Jonas: “Wat je wel kan merken, is dat sommige musici in hun uitvoerend beroepsleven een status hebben bereikt die maakt dat ze op tournee een zekere luxe genieten. Voor hen is het soms lastiger om in te zien dat gehuisvest worden door een school wat anders is dan na een goed concert op hotel in de watten te worden gelegd.” Komen jullie soms nauwer in contact met de studenten en hun werk? Jonas: “Dat varieert. Sommige studenten wandelen hier jaren binnen en buiten zonder dat we echt contact met hen hebben, laat staan dat we precies zouden weten waarmee ze bezig zijn. Anderen zijn ook buiten de opleiding actiever, zijn wat socialer, spreken je wat meer aan of komen gewoon wat vaker in Gent…” De sfeer hier op het bureau lijkt me momenteel aangenaam rustig. Begrijpelijk voor een zo kleine equipe, maar het betekent ook dat veel werk op weinig schouders rust. Kan ik jullie hier ook verteerd door stress aantreffen, mocht ik daar zin in hebben? Heike: “docARTES is weliswaar maar één van onze opdrachten, maar over het algemeen is de zaak beheersbaar. De stress komt met pieken. Bijvoorbeeld de toelatingsexamens kunnen hectisch zijn. Dan moet heel snel veel informatie over veel kandidaten verwerkt worden. Het in elkaar zetten van het jaarprogramma is meer het werk van Luk Vaes, maar daar komt toch ook wel wat adrenaline aan te pas. En dan is er natuurlijk de maandelijkse drukte-piek, enkele dagen voor de studenten aankomen. Nogal speciaal in dit huis, is dat je niet lang kan teren op systemen die je hebt uitgedacht, omdat er voortdurend zoveel verandert. Maar goed, dat houdt het spannend en interessant!”
”Er bestaat geen methodologie van het artistieke onderzoek” In de ontstaansgeschiedenis van docARTES kan de rol van Frans de Ruiter moeilijk overschat worden. Zelf clavecinist en musicoloog, was hij jarenlang directeur van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, en nadien ook decaan van de Faculteit der Kunsten die werd opgezet als samenwerking van dat conservatorium en de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten met de Universiteit Leiden.
H
et zat blijkbaar zo: eens het plan was opgevat om artistiek onderzoek vorm te geven als harde wetenschap, had het Orpheus Instituut een idee van wat misschien een doctoraat in de kunsten zou kunnen inhouden, terwijl Leiden de technische mogelijkheid had om doctoraten uit te reiken. Beiden hadden dus iets wat de ander niet had en wel wilde…? Of dit beeld klopte, werd onze eerste vraag aan deze nestor van het Nederlandse muziekleven. Frans de Ruiter: “We moeten allereerst oppassen met het begrip harde wetenschap – daar hou ik niet zo van, maar we
komen er zeker nog op terug. Destijds hadden we in Leiden een Faculteit der Kunsten. Nu, meestal heb ik het liefst dat eerst aan de inhoud en dan pas aan de vorm wordt gedacht. Maar dat lag hier in zoverre anders, dat de Leidse universiteit beslist had die faculteit op te richten, en ons in één moeite door in een onderzoeksafdeling onderbracht – Leiden heeft net zoals Leuven een sterk onderzoeksprofiel. Vanuit de leiding kwam immers de vraag, een beetje naïef: als jullie nu met zo’n instituut bij ons komen – en dat ging zoals de naam van de faculteit het zegt niet alleen over muziek, maar over de
19
“JE kan ze zo gek niet bedenken, de onderwerpen van onze studies”
© Lieven de Laet
over ingangsexamens, over een begeleidingssysteem,… In het najaar van 2003 hielden we de eerste toelatingsexamens. Vijf of zes werden toegelaten, onder wie Luk Vaes. In september 2004 kwam er een nieuwe lading en hadden we tien mensen in het programma zitten. Dat is sindsdien jaar na jaar in dezelfde geest doorgegaan. docARTES is echt een creatie, niet uit nood, maar uit inspiratie geboren. Daar heeft u de titel voor uw artikel (lacht). Het was een schoolvoorbeeld van een win-winsituatie. Alle partijen hadden er baat bij om docARTES op te zetten.”
////////// Frans de Ruiter is clavecinist en musicoloog, was jarenlang directeur van het Conservatorium van Den Haag, en nadien ook decaan van de Faculteit der
kunsten in het algemeen – doen jullie dan ook aan onderzoek? Ik heb die vraag daar en dan met ‘ja’ beantwoord. Ik dacht: anders krijg ik zoveel moeilijkheden. Maar eerlijk: de notie van artistiek onderzoek bestond toen niet in Nederland of Vlaanderen.”
Kunsten die werd opgezet als samenwerking van dat conservatorium en de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten met de Universiteit Leiden. //////////
“De volgende vraag was logischerwijs: als jullie dan als faculteit aan onderzoek doen, kun je dan ook promoveren in de Kunsten? Die vraag heb ik dan ook maar bevestigend beantwoord. Voor alle duidelijkheid: die vragen gingen vooraf aan de daadwerkelijke oprichting van de Faculteit der Kunsten, en mijn ‘ja’ heeft die oprichting in 2001 mee bespoedigd. Maar toen kwam het moment dat concreet moest worden ingevuld hoe zo’n doctoraat in de muziek – we begonnen van alle kunsten met de muziek, niet voor niets sinds lang mijn eigen biotoop – er zou moeten uitzien. Die beschrijving bestaat nog steeds, en tot onze niet geringe verbazing lijkt die verdacht veel op wat er nu, zo’n 14 jaar later, in docARTES gebeurt.” “Daar komen we bij uw opmerking dat het Orpheus Instituut en onze Faculteit der Kunsten elk iets hadden wat de ander wilde, maar miste. Wij hadden een doc-
20
toraat – een weg, zeg maar. Het Orpheus Instituut had het laureaatschap, knowhow, maar geen weg. Wij hadden de mogelijkheid om doctoraten te geven, maar wisten nog niet precies hoe we dat zouden doen. Wat de inhoud zou kunnen zijn, daar had het Orpheus Instituut dan weer een idee van. Doordat ik Peter al eerder had ontmoet, viel mijn oog op het laureaatschap, dat sinds 1996 bestond. Het Orpheus Instituut was een gezamenlijk project van de vier Vlaamse conservatoria. Nu, dat was een begin. Maar om van werkelijk academisch werk te kunnen spreken, moest die hele laureaatsprocedure toch nog meer gestoffeerd worden. Uiteindelijk beslisten we het laureaatsprogramma te laten bestaan en de mogelijkheid in te bouwen dat sommige laureaten konden overstappen naar het doctoraatsprogramma.” “Tot halverwege 2003 hebben we – de partners in het Orpheus Instituut, Leiden, Den Haag, met steun van het conservatorium van Amsterdam, dat zijn directeur stuurde en lector Henk Borgdorff, en Yves Knockaert uit Leuven, alhoewel de Leuvense Universiteit nog niet officieel meedeed – zo’n anderhalf jaar lang om de zes weken vergaderd over de vraag: hoe moet zo’n doctoraat eruit zien? We hadden het over het taught programme,
docARTES gaat er prat op een ‘doenersding’ te zijn: je moet kunnen spelen en een voorstelling op het podium brengen. Dat onderscheidt het sterk van de musicologie. Hoe onderscheidde het zich van het werk dat aan de Kunstenfaculteit in Leiden werd verricht? “Leiden heeft, anders dan Utrecht of Amsterdam, geen departement muziekwetenschap – dat is er zo’n 30 jaar geleden afgeschaft. De Leidse universiteit is zoals die van Leuven een heel brede, met zeer uiteenlopende richtingen. De geesteswetenschappen en de talen staan er enorm sterk. Je kan er Kunstgeschiedenis studeren, terwijl film- en theaterwetenschappen in de Culturele Studies vervat zitten. Leiden kwam met Den Haag in contact via de kunsthogeschool. Men miste in Leiden de Creative & Performing Arts, de mensen die het maken. Film- en theaterwetenschappers en kunsthistorici kijken bij wijze van buiten naar binnen, niet van binnen naar buiten. Daar kwam bij dat de Universiteit Leiden zich meer en meer in Den Haag manifesteerde. De tweede stad van Nederland heeft immers geen universiteit –Tilburg wel, Delft en Enschede wel – en Leiden had inmiddels een Campus Den Haag. Uiteindelijk is er een samenwerkings-
constructie gekomen tussen die instellingen, met studiepunten die over en weer erkend worden.” “Men heeft dan een aantal muzikale coryfeeën hoogleraar gemaakt in die constructie: mensen zoals Reinbert de Leeuw, Louis Andriessen, Ton Koopman… Ik ben niet zo’n coryfee, maar omdat iemand de zaak moest vormgeven, hebben ze mij ook maar hoogleraar gemaakt in Leiden, decaan van de faculteit en later directeur van de academie. Om doctoraten uit te reiken heb je immers professoren nodig die ze begeleiden en ervoor tekenen.” De klassieke academische wereld heeft zijn typische, secundaire onderzoeken om doctoraten te genereren: men becommentarieert, interpreteert of amendeert wat anderen hebben geschreven. Zonder dat kluwen van gewoonten en zekerheden moet het moeilijk zijn om doctoraten te stofferen en te beoordelen. “Dat is zo. We hanteren een soort meervoudige methodiek. Er is bij ons immers een één-op-één-relatie tussen de praktijk van een onderzoeker en de vragen die eruit voortkomen. Dat is een unieke situatie: ze vereist immers dat de methodiek die een persoon moet hanteren door hemzelf gemaakt wordt. Je kan het zo gek niet bedenken, hoe uiteenlopend de onderwerpen wel zijn waarmee de mensen die hier naast elkaar werken zich bezighouden.” Komt daar zelfs na tien jaar niet een béétje lijn en logica in? “Op den duur zie je enkele hoofdstromen. Enkelen zijn aan het interviewen omdat ze met kwalitatief onderzoek bezig zijn. Anderen doen aan zuivere experimenten met elektronica en compositie. Er zijn er die haast klassiek data verzamelen en onderzoeken – zoals een musicoloog dat ook zou doen, zou je zweren. Maar dan komt het: naar onze ervaring stellen doctoreren-
21
de musici op een bepaald terrein andere vragen dan musicologen! En wanneer er zich uit een verzameling data meerdere mogelijke conclusies aandienen, zal het slotoordeel van de musicus meestal anders zijn dan dat van de musicoloog. Daar wordt het interessant.” “Belangrijk is uiteraard de tekst waarin je je keuzes motiveert. In onze jury’s zitten regelmatig musicologen die conclusies die ze zelf niet zouden trekken toch moeten billijken. Soms is dat een moeilijk proces, maar wij willen nu eenmaal ontrafelen wat er precies speelt in dat scheppen en herscheppen dat zo eigen is aan muziek. En hoe jammer misschien ook: de éne, ware methodologie van het artistieke onderzoek, die bestaat niet.” Bovendien: is ‘out of the box’ denken niet ook stilaan het hippe devies van de ‘harde’ wetenschap geworden? “De echte denkers in de wereld van de wetenschap weten dat creativiteit en nieuwsgierigheid ook binnen hun eigen gebied een primordiale rol spelen. Er zijn geen vaste regels. En hoe strikt ook je methodes om van alles in woorden om te zetten, je kunt niet anders dan accepteren dat er in een artistiek onderzoek een groot deel van je onderwerp überhaupt niet in woorden te vatten is. En dat dit artistieke deel niet alleen zeker zo belangrijk is als het andere, maar in dezelfde mate beoordeelbaar – door specialisten.” Ben je met een doctoraat van docARTES een betere kunstenaar? “Nee, maar je wordt wel een andere kunstenaar. Hoe zwaar ze het ook hebben gehad met elkaar of met de begeleiders, honderd procent van onze afgestudeerden zegt: ik zou dit in mijn artistieke carrière nooit zonder het doctoraat bereikt hebben.”
Column door J.S. Bach
“De Graal is het zoeken naar de Graal” Geëerde lezer, Men vraagt me bij de tiende verjaardag van docARTES naar mijn visie op muzikaal onderzoek en dat overvalt me een beetje. Ik verwachtte immers, als de gelegenheid tot postuum interpelleren zich dan toch eens voordeed, nieuwsgierigheid van een heel andere orde. Of ik mijn Kunst der Fuge nu wel of niet voor klavier heb gedacht, bijvoorbeeld. (Ja, uiteraard; de heer Leonhardt heeft goed gezien dat ik mijn contrapunt hier en daar wat oneer aandeed om het zaakje speelbaar te houden.) Of mijn passies door koren of door solisten moeten worden bezet? Het eerste als het kan, het tweede als het moet. Of al die getalsymboliek die inmiddels aan mijn werk is ontwrongen nu zo bedoeld was of niet? Laat me daarop met een vraag antwoorden: wat is bedoeld in de kunst? Of wat niet? Of ik het, achteraf bekeken, bij het rechte eind had toen ik mijn werken steevast aan de Allerhoogste opdroeg? Sta me toe u in dat verband de zegening van het mysterie te gunnen, in plaats van geestdodende zekerheid. In het zoeken en in het zich afvragen op zich, ligt immers meer wijsheid besloten dan men gewoonlijk vermoedt. De Graal is het zoeken naar de Graal – als iets me verbaast, is het wel dat dit inzicht na al die eeuwen nog geen gemeengoed is. Is er dan geen ‘waarheid’ die kan achterhaald worden of verhuld blijven? Dat is natuurlijk een belangrijke vraag voor een onderzoeker (een titel die ik overigens niet geneigd ben mezelf toe te dichten, ik ben meer een speler). Wel, naar mijn mening is er geen waarheid in de vorm van een ultieme mededeling, een verslag van ‘hoe het is’. Ik veronderstel echter wél een waarheid in de vorm van een hoedanigheid. Je kan ernaar leven of niet. Je kan er als artiest naar werken of niet.
© Marijn Dionys
Klinkt dat te hermetisch? Kunst, in mijn geval de muziek, is tweeërlei: ze weerspiegelt – niet voor niets kunnen we hier ook reflecteert schrijven – het schone in de wereld en ze helpt dat wereldse schoonheidspatrimonium ook te ontwikkelen. Kunst die dit principe werkelijk ter harte neemt, is van de weeromstuit leerzaam en leidt tot impliciete kennis van diezelfde wereld.
22
Ik ben me ervan bewust dat in uw tijd, lieve lezer, algemeen wordt aanvaard dat de artistieke imperatief niet noodzakelijk esthetisch van aard is of hoeft te zijn. Ik wil dat in zoverre relativeren, dat het voor velen op tegenspraak zal lijken. Menigeen heb ik in mijn Leipziger tijd op de zenuwen gewerkt met mijn compositorisch temperament, dat gericht was op samen- en weerspraak van stemmen die in principe elkaars gelijken waren. Men hoorde zogezegd door de bomen het bos niet meer. Nochtans heb ik er steeds de grootste zorg voor gedragen om ook in de heftigste verstrengelingen der stemmen ieders betoog logisch en zuiver te houden. De hooggeleerde heer Abraham Birnbaum, de schone letteren toegedaan, heeft dat overigens mooi aangevoerd, toen ik door collega Scheibe op het publieke forum werd aangevallen, als zou in mijn kunst de schoonheid al te zeer aan het oog worden onttrokken: “Dit betoog spreekt de natuur van ware kunst tegen – want die is wat hier echt ter discussie staat. Het essentiële doel van de kunst is de natuur te imiteren en haar waar nodig te helpen. (…) Zo verleent kunst de natuur een schoonheid die ze niet bezit, en versterkt zij de schoonheid die ze wél heeft. Welnu, hoe groter de kunst – hoe naarstiger en nauwgezetter zij dus werkt aan de verbetering van de natuur – des te sterker straalt de schoonheid die ze doet ontstaan. Dientengevolge is het onmogelijk dat hoge kunst de schoonheid van wat dan ook zou verduisteren.” Maar het was niet anders: de tijd en de oren verlangden toen al een meer verstrooiend effect van de muziek, en van zodra ik was overleden vierden de galante stijl en andere ‘lauter schöne Liedchen’ hoogtij. Begrijp me goed: ik heb niks tegen een mooi liedje, maar het heeft me postuum hogelijk verbaasd dat met het voortschrijden en terrein winnen van de inzichten van de Verlichting, op het muzikale vlak steeds vaker de voorkeur werd gegeven aan een dominante zanglijn met daaromheen slechts beaat toegewijde stemmen van jaknikkers. Alsof met het toenemen van de burgerlijke complexiteit in de maatschappelijke wereld de nood aan dictatoriale duidelijkheid in de klinkende wereld toenam.
zouden zijn geweest. Het verwijst eerder naar het feit dat de schone kunst bedrijven voor ons hetzelfde was als haar te bestuderen en te ontwikkelen. In die zin is de missie van docARTES, het prijzenswaardige initiatief waarvan u heden het ontstaan gedenkt, niet meer dan het opnemen van een historische draad die weliswaar nooit de leidraad van een meerderheid is geweest, maar die verborgen en wel, door de eeuwen heen, een onschatbare bijdrage heeft geleverd aan het muzikale bedrijf. Ik durf hier te beweren dat de grote werken die soms na eeuwen nog hun onderzoekersgeest weten te bewaren – dat wil zeggen: de luisteraars van vroegere én komende tijden als het ware meeslepen in hun explorerende, waarheidszoekende temperament – ook de werken zijn die de kunst de grootste diensten hebben bewezen. Ik wil besluiten met een kleine opmerking over de vorm. Ter toetreding tot de genoemde Societät der musikalischen Wissenschaften heb ik als proefschrift een raadselcanon voorgelegd – overigens is ook mijn Kunst der Fuge daartoe geschreven, een raadsel op zich, dat slechts recent werd ontsluierd. U vraagt zich mogelijk af: vanwaar die voorliefde voor raadselachtigheid, als het dan toch om wetenschap – dat wil zeggen: om ontsluieren – ging? In dat verband moet ik u toch op een verschil in Zeitgeist wijzen. In mijn dagen was eruditie nog zeldzaam – in elk geval zeldzamer dan ze vandaag ge(d)acht wordt te zijn. Het abstracte denken was dan wel vermeteler dan ooit voorheen in de geschiedenis, het concrete en openbare denken evenwel nog aan vele a priori’s en directieven onderhevig. Bovendien speelde het raadsel in de Pythagoreïsche, educatieve, pedagogische betekenis nog een erg grote rol in onze communicatie. Met andere woorden, geëerde lezer: waren wij in onze dagen hermetisch, dan was dat omdat we het moesten. Wanneer jullie vandaag bij docARTES al eens een hermetische, genuanceerde of anderszins gespecialiseerde toon aanslaan, dan is dat omdat jullie dat mogen. Een hemelsbreed verschil. Ein Prosit!
Het stelt me dan ook gerust dat de dissidente visie ook in deze tijd standhoudt, namelijk dat kunst ‘van de wereld’ is, en dat haar herleiden tot louter vermaak een schromelijke onderschatting van haar potentieel betekent. Velen in uw tijd weten dat ik zo’n drie jaar voor mijn overlijden ben toegetreden tot de Correspondierende Societät der musikalischen Wissenschaften, in 1738 gesticht door mijn goede vriend Mizler, een student van Christian Wolff en in die zin – net zoals Birnbaum – een felle verdediger van het gedachtegoed van de grote Leibniz. Dezelfde Leibniz die ooit zei dat de mens bij het luisteren naar muziek plezier schept in het rekenen, zonder daarbij te weten dat hij aan het rekenen is.
Johann Sebastian Bach
Het feit zelf dat de Societät werd opgericht in het teken van Leibniz’ visie moet voor u, beste lezer, wel van belang zijn: het Wissenschaften in de naam van onze vereniging verwees heus niet naar het feit dat wij wiskundigen of musicologen
23
© Marijn Dionys
In gesprek met Michiel Schuijer
Bobby Mitchell
Niet succes, maar potentieel is de inzet
pianist, teacher New Orleans, LA, USA docartes student since 2013
////////// docARTES topic: Evaluating solo piano extemporization in the Romantic Style, with a particular emphasis on Robert Schumann.
Maria Christina Cleary Harpist Ireland
What where you looking for when you found docARTES? A PhD-granting programme that emphasizes individual research interests, flexible hours, artistic excellence, and a wide community of interests.
docartes student since 2008
Musical insight That improvisation is a tool to infuse your own musical insights and creativity into pre-determined stylistic parameters – that improvisation is ultimately about self expression and creativity.
////////// docARTES topic: The pedal technique on the single-action harp of the 18th century.
In een terugblik op de nu tienjarige geschiedenis van docARTES mag de stem van het Conservatorium van Amsterdam niet ontbreken. Die rol wordt waargenomen door musicoloog en muziektheoreticus Michiel Schuijer, die nochtans niet écht een van de stichtende betrokkenen was. Of misschien zeggen we beter: oprichtende betrokkenen. Kwestie van niet de verdenking op ons te laden in een artistiek-wetenschappelijke context in morele categorieën te denken, laat staan te vervallen.
What where you looking for when you found docARTES? A way to combine my performing career with research.
Philosophical insight That improvisation as the concept of ‘creating something on the spur of the moment out of nothing’ really does not exist – that all human behavior is a reworking of a kind of repertoire of already partially embodied knowledge.
Musical insight The joy that music can give to people and its necessity to be human.
Personal insight That I have the power and the ability to improve my musicianship and artistic skills using analytical research methods.
Is academic thinking ability/capability a necessity for a musician? It is absolutely necessary, but needs to be incorporated at the bachelor and pre-university level of music.
Is academic thinking ability/capability a necessity for a musician? I am not sure that academic thinking and research rigour are absolutely necessary for all musicians, but many musicians may find these skills ultimately very helpful.
Should any musician be able to put into words his reasons for doing what he does? Yes and no. It really depends on the situation. At a performance it may not be necessary, but other times it may be. In the performing work that I do, I always try to incorporate ‘words’ during a concert.
Should any musician be able to put into words his reasons for doing what he does? For those musicians who can’t put into words what he or she does, I don’t recommend teaching.
Michiel Schuijer: “Ik ben er inderdaad wat later bijgekomen, in 2006, als vervanger van Henk Borgdorff, een collega van mij aan het conservatorium van Amsterdam. Hij was betrokken bij de eerste brainstormsessies en stichtende bijeenkomsten in Roosendaal. In de zomer van 2006 heeft hij docARTES verlaten en ben ik in zijn plaats gekomen.“
Whom would you recommend to apply at docARTES to? Independent creative thinkers who are looking for a research community where there is room to breathe, space to exercise individual interests, and a supportive community and a congenial working environment.
Heeft u dan in het eerste stadium ook Borgdorffs cursus overgenomen, of meteen uw eigen stempel op de opleiding gedrukt? “Eigenlijk heb ik zelf nooit echt een cursus gegeven. Ik ben wel eens als spreker bij een seminarie betrokken geweest, maar in
Whom would you recommend to apply at docARTES to? Most musicians and performers.
24
tegenstelling tot Henk was ik nooit een reguliere docent in het curriculum van docARTES. Ik herinner me dat het Conservatorium van Amsterdam destijds een enigszins ambivalente houding had ten opzichte van het docARTES-programma. Er was meteen steun voor zover het ging om de toelatingsprocedures en het deelnemen aan de vergaderingen, maar op een gegeven moment rezen problemen in verband met de lestijd die werd besteed aan studenten die strikt genomen geen student waren bij het Conservatorium van Amsterdam. Dat gaf mee de aanleiding voor het feit dat Henk er op den duur mee ophield.
25
© Marijn Dionys
////////// Michiel Schuijer is hoofd van het Departement Compositie, Directie en Muziektheorie van het Conservatorium van Amsterdam, dat deel uitmaakt van de Amsterdamse Universiteit. Zijn onderzoek beweegt zich op het snijvlak van muziektheorie en historische musicologie. //////////
servatoriummens zien en de musici als een muziekwetenschapper.“ Die tussenpositie heeft onmiskenbaar voordelen: onder uitvoerende musici kan u op een verhoudingsgewijs grote theoretische achtergrond bogen, terwijl u in een publiek van leken de spreek- en schrijfwijze van een musicus kan aannemen of toelichten, al naargelang. “Dat is een voordeel, maar het nadeel is even duidelijk: dat ik altijd, waar ik ook kom, word aangesproken op mijn ‘buitenstaanderschap’.“
© David Kuyken
Dan bent u goed getraind in zelfverdediging. “Precies, dat geeft je een goede positie als commentator.“
Mijn taak bestond in het mee jureren van de toelatingsproeven en het deelnemen aan internationale besprekingen – want er zijn wel meer van dit soort opleidingen in Europa. Er waren destijds dan ook overlegstructuren waarin over artistieke doctoraatstrajecten werd gesproken door vertegenwoordigers van de verschillende conservatoria – die zijn er nu nog, maar ze vallen momenteel onder de noemer van de AEC (Association Européenne des Conservatoires, nvdr).“ Uw rol is dus veeleer organisatorisch te noemen; u treedt op als go-between tussen het Conservatorium van Amsterdam en docARTES. “Ja.“ Mag ik daaruit besluiten dat de probleempjes die er aanvankelijk bestonden aan de Amsterdamse zijde ook de organisatorische kant betroffen, en niet het idee op zich van een artistiek doctoraat? “Ik moet eerlijk zeggen dat we ook daarover wel degelijk discussies voerden. Laat ik het zo zeggen: het Conservatorium van Amsterdam heeft in het begin een enigszins afstandelijke houding aangenomen tegenover docARTES.“ Zoals ook sommige universiteiten. “Precies. Het idee van een artistiek doctoraat was geen vanzelfsprekendheid in dit instituut. En ik moet bekennen dat ik zelf aanvankelijk ook m’n bedenkingen had. In dat vroege stadium werden nog twee mogelijkheden verdedigd. Één: een doctoraat dat zou bestaan uit een artistieke productie én een dissertatie. Daar
had ik geen probleem mee en daar had men in Amsterdam zeker ook oren naar. Maar er was ook sprake van een tweede mogelijkheid, het zogenaamde ‘artistic practice as research’, of met andere woorden: de artistieke productie zou nagenoeg zélf de status van een dissertatie kunnen hebben.“ Voor sommige betrokkenen is dat idee nog steeds primordiaal: dat een artistieke prestatie op zich de status van argument kan hebben. “Begrijpt u me niet verkeerd: op zichzelf vond dat principe hier ook vrij snel steun. Alleen lag het idee – dat een argumentatie louter uit de artistieke prestatie zou bestaan – hier moeilijk. En ik moet eerlijk zeggen dat ik zelf bij mijn aantreden destijds aangaf dat ik daar moeite mee had. Uiteindelijk is het ook bij de eerste vorm gebleven: alle promovendi schrijven ook een proefschrift. Dat belet niet dat hun artistieke werk inderdaad bijdraagt als argument. Dat is, denk ik, een goede vorm.“ U bent zelf theoreticus en musicoloog. “Ja, ik ben in eerste instantie musicoloog. Na die universitaire studie heb ik inderdaad een opleiding muziektheorie gevolgd aan het Conservatorium van Den Haag. Ik sta altijd een beetje tussen die disciplines in. Ik beschouw mezelf als een muziekwetenschapper die zich bezighoudt met de geschiedenis van de muziektheorie. En dan niet op een louter beschrijvende manier – om de hete brij heen draaiend – maar diep ingaand op de theorie zelf. Het grappige gevolg daarvan is dat de musicologen me als een con-
26
Diezelfde positie lijkt me erg samen te hangen met de natuur van het docARTES-project. Want eigenlijk gaat het daar toch over: precies op een grens te staan die een nieuw, verhelderend uitzicht verschaft? “Zeker. Dat vond ik altijd al de mooie kans die er lag: echt een brug te kunnen slaan tussen de muziekwetenschap en de muziekpraktijk. Zeker omdat in onze contreien traditioneel het vak- en wetenschappelijk onderwijs toch erg gescheiden zijn. Er wordt nochtans in de muzikale praktijk enorm veel ontwikkeld en aan onderzoek gedaan, maar vaak bereikt dat om de een of andere reden niet de wereld van de muziekwetenschap. Daar gaapt een kloof waarvan ik meende dat docARTES ze zou kunnen overbruggen. En in een groot aantal gevallen is dat ook gelukt. Dat is voor mij de grote winst geweest van het programma.“ Een ingangsexamen is hoe dan ook een slechts beperkte tijdssnede. Is het niet erg moeilijk om in die korte ontmoeting bij een uitvoerende musicus te horen of hij genoeg discursieve vaardigheid zal kunnen ontplooien voor het maken van een doctoraatsverhandeling? “Het is een zware proef, en dan nog is het niet makkelijk te beoordelen. Maar ik denk dat dit ook geldt voor doctorandi die geen musicus zijn. Als ik naar mijn eigen geschiedenis kijk: ik heb als musicoloog ook ooit een dossier moeten indienen om te kunnen doctoreren. Als ik dat vandaag nog eens herlees, dan kan ik me nauwelijks voorstellen dat ik daar ergens ondersteuning voor zou krijgen. De tijden zijn ook zo veranderd... Dus waarop baseer je je precies? Zeker niet op een adequate beschrijving van hoe de combinatie van dat proefschrift en het bijhorende artistieke product er uiteindelijk uit zal komen te zien.“
27
© Marijn Dionys
In gesprek met Marcel Cobussen
“Onderzoek alleen wat je fascineert” In het curriculum van docARTES bekleedt Marcel Cobussen een markante positie. Brengen de artistieke onderzoekers onder zijn hoede aardig wat tijd denkend door, dan is dit denken vooral onlosmakelijk verbonden met het doen van onderzoek. In zijn cursus ligt het accent op het verwerven van een kritisch-reflectieve houding: is mijn onderzoeksvraag in orde? Past mijn methodiek bij het onderzoek en de onderzoeksvraag? Hoe dissemineer ik mijn onderzoeksresultaten? Hoe verhoud ik me tot reeds bestaande kennis en tot vergelijkbare kunst?
U bent allicht via de universiteit Leiden bij docARTES betrokken geraakt. Hoe is dat gegaan? In welke mate en in welke zin is uw cursus geëvolueerd in het specifieke kader van docARTES? Wat zijn de zwaartepunten van wat u de docARTES-studenten probeert bij te brengen?
inleidingen verzorgde over “de Grote Vertellingen” (Lyotard), de dominante culturele theorieën. Gaandeweg kwam daar de specifieke academische begeleiding van individuele studenten bij. Daarnaast verlegde het accent van mijn cursussen zich meer richting muziekfilosofie, oftewel: kritisch reflecteren op en contextualiseren van het componeren en uitvoeren van muziek. De laatste jaren richt ik me in mijn colleges vrijwel uitsluitend op het specifieke van artistiek onderzoek, in het bijzonder de niet-discursieve kennis
“Vanaf mijn indiensttreding bij de toenmalige Faculteit – thans Academie – der Kunsten werd ik betrokken bij docARTES, eerst voornamelijk als filosoof die voor de docARTES studenten
28
die in en door artistiek onderzoek wordt gegenereerd en de vraag hoe die kennis kan worden gedissemineerd.”
zoeker en publicist-denker kenmerkt. Ervaart u dat als een spreidstand, of eerder als de zijden van één en dezelfde medaille?
docARTES trekt weliswaar een voorgeselecteerd publiek aan, maar toch: ervaart u met uw vak en discipline veel of vaak weerstand bij de uitvoerende musici die uw lessen bijwonen? Zo ja, wat zijn dan min of meer courante problemen? Zo nee, wat doét het ‘m dan precies, volgens u?
“Deze vraag suggereert of constateert een scherpe, bijna oppositionele tegenstelling tussen improviseren aan de ene kant en denken aan de andere, waarbij laatstgenoemde eerder vergeleken kan worden met componeren, met schaven, reflecteren, en herschrijven tot het eindresultaat voldoet. Het onderscheid is zeer pregnant geformuleerd door Steve Lacey die door Frederic Rzewski gevraagd werd in 15 seconden het verschil tussen improvisatie en compositie aan te geven: een componist heeft in principe eindeloos de tijd om te beslissen wat zij/hij in 15 seconden wil meedelen, terwijl een improvisator daar precies 15 seconden de tijd voor krijgt. Toch ga ik niet helemaal mee in Rzewski’s antwoord, noch met de in de vraag vooropgestelde oppositie. Een goede improvisatie vergt zeer veel voorarbeid, studie, selectie, experiment, enzovoort. Een improvisatie laat zich derhalve niet reduceren tot een reeks beslissingen die in het moment van het improviseren zelf worden genomen. Zij komt tot stand op basis van allerlei ‘bronnen’, allerlei verworven informatie en kennis die wordt herwerkt tot iets nieuws. En is dat niet precies wat in het denken en schrijven ook gebeurt: iets nieuws toevoegen aan dat wat reeds gegeven is? Daarbij gaat het lang niet altijd om vooraf geformuleerde gedachten die vervolgens alleen nog maar op papier gezet moeten worden; nee, in de act van het schrijven zelf ontstaan allerlei ad-hoc momenten, ‘spontane’ problemen en oplossingen, die mij leiden tot de gedachte dat denken en schrijven ook processen zijn waarin improvisatie een grote rol speelt.”
“Hoewel het logisch is dat de ene student zich door mijn vak meer aangesproken voelt dan de andere, zou ik niet expliciet van mogelijke ‘weerstand’ willen spreken. Het lijkt me volstrekt legitiem dat een student zich de vraag stelt wat zij/hij moet met bepaalde filosofische inzichten of een overzicht van meer algemene culturele theorieën, al dan niet geënt of toegepast op muziek; die vraag kan echter op verschillende manieren gesteld worden, en in een weerbarstige vorm kan dat de indruk geven van een zekere ‘weerstand’. Maar dát een student zich die vraag stelt, lijkt me absoluut essentieel en al een eerste uitdrukking van dat waar het bij mijn vak primair om gaat: het aankweken van reflectief vermogen, van een kritische blik aangaande muziek, musiceren, de context waarbinnen dat gebeurt, theoretische kaders, impliciete of expliciete aannames, gekozen vraagstellingen, artistieke en academische conventies, et cetera. Eigenlijk probeer ik in mijn vak niet veel meer te doen dan studenten te leren goede vragen te stellen, bij docARTES vanzelfsprekend in eerste instantie gericht op hun specifieke onderzoek. De meer generieke cultuurfilosofische aspecten in mijn colleges kunnen een zekere context aan de vragen geven, een kader waarbinnen die vragen hun urgentie en noodzaak krijgen.”
Vindt u het een noodzaak of alleen een meerwaarde, wanneer een musicus goed kan omschrijven waarom hij doet wat hij doet?
U bent ook jazzpianist van opleiding. De momentane beslissingen die men in die hoedanigheid moet nemen, staan in sterk contrast met de trage bedachtzaamheid die de onder-
“In principe moet een musicus allereerst doen waarvoor zij/hij al dan niet is
29
“Een mooi verhaal mag geen muzische gebreken verhullen”
Joost Vanmaele pianIST Brugge
docartes student sinds 2004 opgeleid, namelijk musiceren. Een mooi verhaal mag nooit gaan werken ter verhulling van muzische gebreken van welke aard dan ook. Tegelijkertijd kan en moet men zich de vraag stellen wat het betekent om musicus te zijn in de 21ste eeuw. Naar mijn idee is de tijd definitief voorbij dat een musicus het als musicus redt, puur en alleen op haar/zijn (in de breedste zin des woords) technische kwaliteiten, enkele uitzonderingen daargelaten. Om als professioneel musicus in deze tijd te kunnen (over)leven, zijn meer of andere kwaliteiten van belang geworden: het vermogen tot netwerken, het werken aan je eigen PR, zakelijke kennis, kennis van opnametechnieken, het zoeken naar nieuwe mogelijkheden om je vak uit te kunnen oefenen, et cetera. En ik ben ervan overtuigd dat wanneer een musicus een goed verhaal heeft bij wat zij/hij doet, de kans bestaat dat zij/hij meer mogelijkheden krijgt en zelf ziet om dat te doen wat zij/hij het liefst doet. Kortom: wat tot voor kort een meerwaarde was, is steeds meer een noodzaak aan het worden.” U schrijft op uw site dat u alleen schrijft over muziek waarvan u houdt. Dat vind ik verrassend voor een onderzoeker, van wie ik even goed zou kunnen vermoeden dat precies hij over het mentale gereedschap beschikt om van smaak totale abstractie te maken. Hoe is dat gekomen? Of waarom? Of is het gewoon een temperament en niet meer dan dat? “Stel ik verander het woord ‘schrijft’ hier door ‘luistert’ – de meeste mensen zouden dat als een tamelijk triviale opmerking beschouwen. Toch begint, althans voor mij, het schrijven ‘over’ muziek – ik hecht er sterk aan het woord ‘over’ hier te vervangen door ‘rondom’, teneinde een hiërarchische relatie waarbij de tekst het laatste woord krijgt op voorhand uit te sluiten – met het intensief en langdurig luisteren naar diezelfde muziek. Ik dompel me zoveel mogelijk onder in de muziek waartoe ik me via woorden wil
verhouden, met welke ik me discursief wil uiteenzetten, welke ik via woorden opnieuw wil ontmoeten. Eerder dan mijn idee op te geven of als ‘niet-meer-dan-temperament’ te omschrijven, zou ik al mijn huidige en toekomstige collega’s willen adviseren ook alleen maar onderzoek te doen naar iets dat hen absoluut fascineert. Al te vaak lijken onderzoekers, ook bij promotieonderzoek, maar matig geïnteresseerd in hun domein of object, soms omdat ze dat domein of object niet zelf hebben kunnen kiezen, soms omdat hun keuzes niet zijn ingegeven door fascinatie of liefde maar door andere, meer oneigenlijke factoren.” Zijn er ‘veel’ plaatsen waar men de gelegenheid heeft om op de wijze van docARTES met muziekonderzoek om te gaan? (Mijn excuses voor het onnozele woord ‘veel’, maar u lijkt me geplaatst om de uniciteit of universaliteit van de opleiding in te schatten.) “Voor zover ik kan overzien, is artistiek onderzoek – dat wil zeggen, onderzoek dat plaatsvindt in en door een specifieke kunstdiscipline – niet langer onbekend en bijna per definitie onbemind. Op steeds meer plekken, in en buiten Europa, ontstaan er initiatieven, instituten en organisaties die artistiek onderzoek op de een of andere manier mogelijk maken. Tegelijkertijd lijken steeds meer ‘kunststudenten’ open te staan voor het doen van onderzoek en bereid zich daarin te scholen. Maar docARTES neemt binnen deze heterogeniteit aan instituten een tamelijk uitgesproken positie in, echter hoe uniek die is, kan ik niet bepalen en vind ik ook niet echt interessant of relevant. Ten eerste moet de artistieke kwaliteit van de PhDkandidaat boven elke twijfel verheven zijn. Ten tweede is er de expliciete eis dat de artistieke output van het onderzoeksproces wordt begeleid door een schriftelijk verslag dat aan alle eisen van een ‘normaal’ proefschrift voldoet. Bij dit laatste dient overigens meteen opgetekend te
30
worden dat artistiek onderzoek niet simpelweg de conventies en tradities van het traditionele academische proefschrift overneemt – al was het maar omdat zo’n algemene categorie niet echt bestaat – maar de grenzen ervan ook kritisch bevraagd en verlegd. En ten derde kan het resultaat van een artistiek onderzoek niet beperkt blijven tot een louter schriftelijk verslag; het ‘proefschrift’ van een ‘docARTiaan’ bestaat uit een schriftelijk werk – dat kan ook een website of iets dergelijks zijn – maar allereerst uit de presentatie van nieuwe kunst, nieuwe composities, nieuwe interpretaties van bestaande muziek, nieuwe opnames, nieuwe improvisaties, nieuwe geluidsinstallaties, enzovoort. De door het onderzoek nieuw verworven inzichten worden primair via muziek c.q. geluid overgedragen. Naar mijn idee heeft deze filosofie ertoe bijgedragen dat docARTES inmiddels misschien wel wereldwijd wordt gekend en erkend.” U ziet ook studenten buiten docARTES om. Is er zoiets als een ‘typisch’ docARTES-publiek? “Ja en nee. Ja: docARTES zoekt permanent naar professionele, bevlogen, intelligente en nieuwsgierige musici die bereid zijn om veel tijd en energie te steken in het onderzoeken van een vraagstelling of hypothese die direct uit hun eigen musiceerpraktijk voortkomt. Maar de vraag impliceert tegelijkertijd dat er al een duidelijk ‘docARTES-frame’ voorhanden is, een soort van mal waarin de student moet passen of waaraan zij/hij zich dient aan te passen. En hoewel docARTES werkt met tamelijk strikte eisen, is dat laatste geenszins het geval. Het ‘docARTES-frame’ is fluïde, buigzaam, en vertoont tal van openingen waardoor er regelmatig dingen worden bijgesteld op basis van veelbelovende, nieuwe onderzoeksprojecten die niet onmiddellijk binnen dat frame geplaatst kunnen worden. Met andere woorden, docARTES bepaalt zijn publiek, maar het publiek bepaalt ook wat docARTES is, kan of zal zijn.”
////////// docARTES onderwerp: Action & Interaction in Music: towards a bio-culturally inspired performance practice of Western Art Music. Wat zocht u toen u docARTES vond? De persoonlijke confrontatie met een multifocaal motorisch deficit leidde tot vragen over de rol van beweging in een muzikaal uitvoeringsproces. Het butterfly-effect: wat begon met een vinger die dienst weigerde veroorzaakte een stormachtige meteorologische verandering in mijn professioneel leven.
Claire Genewein
Hoe bent u docARTES op het spoor gekomen? docARTES lag in het verlengde van de laureaatsopleiding van het Orpheus Instituut.
Traverso player
Muzikaal inzicht Back to basics. De muzikale praktijk kan eigenzinnig en complex zijn, maar moet primair kunnen leiden tot een ervaring die “op haar beurt samengesteld is uit een relatief beperkt aantal bioculturele parameters” (John Dewey).
Zürich, Switzerland doctor in the arts since 2014
Filosofisch inzicht Veel verborgen denkpatronen beïnvloeden onbewust ons doen en laten. Over- en inzicht zijn sleutels tot bevrijding (voor wie die wenst).
////////// docARTES topic: Instrumentalspiel in der zweiten Hälfte des 18. Jahrhunderts. Die Aufführungspraxis italienischer Instrumentalmusik in der Auseinandersetzung mit Vokalmusik und Text: Quellen und moderne Umsetzung.
Persoonlijk inzicht Ik heb aanleg heb voor een quasi-grenzeloos ‘informavorisme’ en beschik tot overmaat van ramp over een relatief traag bezinkingsmechanisme, gelukkig ondersteund door een niet-aflatende structureringsdrang.
What where you looking for when you found docARTES? Since my study at Schola Cantorum Basiliensis I was interested in researching things that would help me with my interpretations.
Mag academisch denken sowieso van een muzikant worden verwacht? Neen. Een belangrijk deel van mijn onderzoek gaat over de positie van ‘persoonlijke theorieën’ als verbinding tussen theorie en praktijk. Iedereen heeft zo’n theorie, maar een academisch geïnformeerd denkrepertoire biedt meer mogelijkheden om constructief en met een open geest deel te nemen aan de debatten die zich in onze praktijk aandienen.
Musical insight 18th century musicians interpreted instrumental music with the help of text. Personal insight I learned to organize my life very clearly and I became familiar with the process of a long term study.
Moet een muzikant kunnen verwoorden waarom hij doet wat hij doet? Het kunnen expliciteren van muzikale keuzes en perspectieven is één element in het communicatiegebeuren en niet bij iedereen in gelijke mate aanwezig. Non-verbale interactie wordt onderschat en zet vaak een accurater leerproces in gang. Verbale interactie opent dan weer makkelijker nieuwe denk- en ontwikkelingskaders.
Is academic thinking ability/capability a necessity for a musician? I think it’s absolutely necessary for myself. I always felt working and practicing in the context of the time helped me with the interpretation. Even the political and philosophical background of the time brings a different way of thinking and interpreting the music. Should any musician be able to put into words his reasons for doing what he does? No. It depends which kind of person you are. I know so many brilliant
Wie zou u aanraden om bij docARTES naar een studieplaats te dingen? Aan wie discomfort voelt ten aanzien van de status van zijn praktijk, daarin een uitdaging ziet en bovendien de openheid en interesse heeft om daarover in debat te gaan met diverse artistieke en epistemische actoren.
musicians who don’t write or even think about what they do.
31
© Stephanie Fraikin
Dubbelinterview met Pascale De Groote en Marc Erkens
”Flexibiliteit is het codewoord” De rol van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen en het Leuvense Lemmensinstituut in het ontstaan van docARTES – goeddeels dus die van respectievelijk Pascale De Groote en Marc Erkens – is specifiek en enigszins ingewikkeld. Als vertegenwoordigers van de conservatoria maakten ze bij wijze van spreken deel uit van het Orpheus Instituut, het laboratorium en medestichter van docARTES. Maar de conservatoria hebben in het doctoraatsprogramma anderzijds ook hun positie als entiteit, naast dit Orpheus Instituut en de universiteiten. Zoals gezegd een tikkeltje complex, maar het maakt De Groote en Erkens ook tot zeer verhelderende gesprekspartners voor deze gelegenheid.
Mevrouw De Groote, mijnheer Erkens, u maakte van in het prille begin deel uit van de minidenktank die de uitbouw van een artistiek doctoraat moest faciliteren. Die weg verliep, zo stel ik me voor, via hindernissen. Marc: “Zodra het doctoraat in de kunsten een juridisch feit kon worden, moest het aan een universiteit worden behaald. De KU Leuven wist dat ze niet meteen de ideale biotoop kon bieden aan doctorandi in de kunsten en stond daarom open voor een andere piste. Vermits het Orpheus Instituut via Leiden en de conservatoria van Den Haag en Amsterdam eigenlijk al een doctoraatstraject aan het uitbouwen was, was het de aangewezen partner. De samenwerking met de KU Leuven bestond erin dat de toelatingsprocedure voor het doctoraatstraject meteen ook de aanvaarding betekende voor een doctoraat in de kunsten aan diezelfde KU Leuven. Ludo Melis, destijds vicerector voor onderwijs, werd afgevaardigd om die toelatingsproeven mee waar te nemen. Vervolgens zijn er mensen van de afdeling Musicologie aan de jury toegevoegd. Zo is dat gegroeid.“ Pascale: “Een belangrijke trigger voor onze conservatoria om mee te stappen in het verhaal van docARTES, was dat onze opleidingen de kans kregen om te academiseren. Dat was de vonk – waardoor wij ook veel meer onderzoeksgericht zijn beginnen werken in onze eigen opleidingen. Tegelijkertijd, zoals Marc al aangaf, kregen de universiteiten die in een associatie zaten met de conservatoria of met het Lemmensinstituut, de kans om doctoraten in de kunst af te leveren. docARTES deed eigenlijk precies op het juiste moment een aantal puzzelstukken ineenpassen.”
//////////
//////////
Pascale De Groote is sinds 2012 directeur van
Marc Erkens is sinds 2013 opleidingshoofd
de Artesis Plantijn Hogeschool in Antwerpen.
Muziek aan het Lemmensinstituut, een
Sinds 2001 was zij ook departementshoofd van
deel van de LUCA School of Arts en de
het Koninklijk Conservatorium van diezelfde Artesis Hogeschool.
Associatie KU Leuven. //////////
Die beschrijving komt vaak terug: een moment de grâce. Want ik kan me voorstellen dat er behalve administratieve en organisatorische kwesties ook principiële achterdocht bestond tegenover academisch artistiek onderzoek zoals docARTES dat voorstond. Pascale: “Ik denk dat de situaties in Antwerpen en Leuven verschillen. Hier in Antwerpen hebben we geen musico-
////////// 32
33
logische afdeling. De komst van muziek, drama en dans werd vooral gezien als een enorme uitbreiding van het onderzoeksdomein. Daardoor ontstond geen discussie in de zin van: “Is dit nu over de kunst of in de kunst?”. Het nadeel was dan weer dat wij vaker naar copromotoren aan andere universiteiten moesten stappen om de juiste begeleiding aan onze studenten te geven.” Marc: “Ook de musicologische afdeling van de KU Leuven heeft zich altijd heel open opgesteld tegenover de musici. Er was wel enig voorbehoud met betrekking tot het welslagen van een academisch doctoraat in de kunsten. Men had zelfs liever dat er stevig gemusiceerd zou blijven worden, omdat dit de eigenheid van dat doctoraat zou benadrukken. Men was op zijn hoede voor het risico dat musici zich zonder veel voorkennis van zaken zouden wagen op musicologisch terrein. Vandaar dat ons onderzoek ook altijd discipline-gebonden blijft. Je doet een onderzoek omdat je als musicus tot een gefundeerde oplossing voor uitvoeringsproblemen wil komen. Of als componist leg je via je onderzoek verantwoording af voor de wegen die je wél of niet bent ingeslagen. Verder denk ik dat vandaag de kogel toch stilaan door de kerk is; er zijn inmiddels zo veel gerenommeerde musici die een doctoraat behaalden, dat het idee van “dat zijn louter denkers” al lang geen opgeld meer maakt. Integendeel.” Pascale: “Dat klopt.” Marc: “Je mag je als kunstenaar ook niet tot dat denken beperken. Je maakt kunst – daar vertrekt en eindigt het bij. Het doctoraat is een middel om je reflectief terug te trekken omtrent de verantwoording van je wegen om tot die kunstpraktijk te komen. Dat lijkt een nieuw gegeven, maar ik denk dat onderzoek door kunstenaars altijd al is bedreven, zij het zelden geëxpliciteerd.” Pascale: “Dat is de essentie. Toen we het idee van onderzoek ontwikkelden aan onze instellingen, ging het er in eer-
© Marijn Dionys
© Marijn Dionys
Colofon
aan instrumentale ergonomie heeft besteed. Pascale: “Dat heeft er zeker mee te maken. De conservatoria waren zelf niet gericht op onderzoek – dat is nu fel veranderd. Het was braakliggend terrein. Marc en ik waren twee van de mensen die er absoluut van overtuigd waren dat we dit beter gezamenlijk konden ontginnen; je kritische massa wordt dan immers groter. Ook het belang van de internationale dimensie werd niet meteen door iedereen gelijk ingeschat. Want u vindt het evident dat de disciplines fundamenteel verschillen, maar dat werd aanvankelijk niet door iedereen zo gezien.”
ste instantie om, de mensen die sowieso al erg onderzoeksgericht werkten ertoe aan te zetten deze houding te expliciteren, als rolmodel eigenlijk. Zo genereerden we studentengeneraties die onderzoek almaar evidenter vonden. Al bij al is die mentaliteitsverandering er toch snel gekomen, vind ik.” Toch is de Antwerpse associatie merkwaardig genoeg niet meteen in docARTES gestapt, terwijl u, mevrouw De Groote, als vertegenwoordigster van het conservatorium eigenlijk wel deel uitmaakte van het Orpheus Instituut – dat dan weer een grote voortrekker was. Pascale: “Dat had ermee te maken dat de Universiteit Antwerpen het gewend is een veel grotere vrijheid aan doctorandi te geven. De UA wil aan elk individu ook een individueel traject garanderen en vond in eerste instantie dat de toch vrij strak gestructureerde opleiding van docARTES te ver van dit principe afweek.” De reden daarvoor was allicht dat musici niet thuis zijn in zelfs maar de heuristische geplogenheden van een academische doctoraatsopleiding. Er was relatief veel obligaat werk. Argumenteren, bibliografieën hanteren: klassieke doctorandi zijn daarin getraind, maar het is vreemd voor wie een heel leven
Marc: “Dat klopt. De academisering van onze bachelor- en masteropleidingen moest destijds nog beginnen. Onze conservatoriumstudenten hebben daar inmiddels heel wat mosterd gehaald. Maar het Orpheus Instituut en docARTES bieden een perfecte biotoop voor kunstenaars om samen te komen en elkaars onderzoeksresultaten en -wegen te leren kennen. Dat is iets wat een traditionele universiteit mist: het academische niveau is er weliswaar, vanzelfsprekend, maar je hebt er als artiest niet het gevoel onder gelijkgezinden te zijn. Want dit verschil is belangrijk: een wetenschapper die onderzoekt, doet gewoon zijn job; een kunstenaar die onderzoekt, doet dat eigenlijk in functie van zijn job. De job zélf, die staat daar in zekere zin buiten. Want je moet oppassen: kruip je teveel in het onderzoek en veronachtzaam je de artistieke praktijk, verwatert die snel. Dat is overigens een expliciete zorg van docARTES.” De typische geschiedenis van een wetenschapper en die van een musicus zijn anders. Je kan als 18-jarige biologie ‘gaan studeren’ en een kei worden in je vak. Als musicus is het dan hopeloos te laat om alleen nog maar de fysieke professionele norm te halen. Alleen dat al moet toch voor intrinsieke communicatiestoornissen zorgen. Pascale: “Zeker. Na het nodige kneedwerk zijn we met de Antwerpse associatie in docARTES gestapt, maar hebben we ook met alle partners van de gelegen-
34
heid gebruik gemaakt om een en ander te evalueren. Stilaan zijn we gekomen tot flexibelere trajecten – zowel qua inhoud als qua spreiding – die een compromis zoeken tussen de volledige vrijheid aan de Universiteit Antwerpen en het vroegere, nogal strakke stramien dat binnen docARTES werd gehanteerd.”
docARTES is een internationaal, inter-universitair doctoraats
Deze uitgave werd mogelijk gemaakt door het Orpheus
programma voor musici – zowel voor uitvoerders als voor componisten.
Instituut, in samenwerking met Staalkaart vzw.
Dit programma wordt georganiseerd aan het Orpheus Instituut in Gent. Orpheus Instituut docARTES biedt een curriculum aan dat musici-doctorandi ondersteunt,
De opleiding zelf is een soort work in progress, op haast dezelfde manier als een artistiek onderzoek er een is. Marc: “Dat kan niet anders. Er zijn weinig beurzen om doctoraten in de kunsten te ondersteunen. Artistieke onderzoekers moeten zich dus vaak op drie domeinen staande houden: hun kunstpraktijk die essentieel is, hun levensonderhoud dat doorgaans bestaat uit lesgeven, en daarnaast dan het onderzoek en de systematiek die ermee gepaard gaat. Dat kan alleen langs flexibele trajecten.” Pascale: “Een kunstenaarschap verloopt bovendien met pieken en dalen. Ook in die zin moet een artiest zijn onderzoekspraktijk kunnen aanpassen aan de actuele ontwikkelingen van het artistieke veld en is – opnieuw – flexibiliteit het codewoord. Nu is docARTES zo uitgebouwd dat elke doctorandus zijn gading kan vinden. Men speelt sterk in op de noden van de studenten die zich aandienen.”
Heike Vermeire, office manager
stimuleert en inspireert tijdens hun artistiek onderzoekstraject.
Jonas Tavernier, communicatieverantwoordelijke De focus ligt op het ontwikkelen van de nodige onderzoeksexpertise,
Luk Vaes, coördinator docARTES
het ontplooien van artistieke vaardigheden, het verbreden van
Peter Dejans, directeur Orpheus Instituut
academische kennis en het aanreiken van diverse onderzoeksmethodes – dit alles binnen een professionele onderzoeksomgeving.
Staalkaart vzw
Daarnaast biedt docARTES individuele begeleiding door
Rudy Tambuyser, auteur
toonaangevende experten.
Lieven de Laet, coördinator Marijn Dionys, illustrator
Deze uitgave verschijnt naar aanleiding van de 10de verjaardag
Janne Geelen, grafisch vormgever
van docARTES. Alle teksten zijn © Rudy Tambuyser Met onze uitdrukkelijke dank aan ieder die bijdroeg tot het welslagen
Alle illustraties zijn © Marijn Dionys
van ons gezamenlijk project de voorbije jaren.
De lay-out is een ontwerp © Janne Geelen De fotografie is © Dieter Debruyne (www.dieterdebruyne. be), Lieven de Laet (www.lievendelaet.com), Stephanie Fraikin (www.stephaniefraikin.com), David Kuyken, en daarnaast
CONTACT docARTES
aangeleverde beelden
p/a Orpheus Instituut
[email protected]
Korte Meer 12
www.docartes.be
9000 Gent
Tel. +32 (0)9 330 40 81
Gedrukt bij drukkerij De Bie in Duffel, november 2014, op 3.300 exemplaren
België
© 2014 Orpheus Instituut, Gent
Wie zou u de opleiding van docARTES aanraden? Marc: “Artiesten die authentiek en ambitieus zijn, en tegelijk in hun basisopleiding bewezen dat ze de grondprincipes van het onderzoek onder de knie hebben.“ Pascale: “Aangezien kunststudenten vandaag tijdens de basisopleiding ook effectief aan onderzoek moeten doen, kunnen we hen veel makkelijker herkennen en op het spoor komen. Bachelors én masters ontmoeten in dat onderzoek begeleiders, zowel voor de onderzoeksgerichte, methodologische kant, als voor de muzikaal-artistieke kant. Die overleggen en evalueren, zien dat letterlijk groeien, en kunnen de geschikte kandidaten selecteren.”
Staalkaart vzw, Puurs
All rights reserved
PARTNERS IN docARTES:
35
© Marijn Dionys