1
Werkplanning
Voorbeeld Je komt wekelijks bij mevrouw Jansen om de zware huishoudelijke taken uit te voeren. Vandaag heeft mevrouw hoofdpijn en ligt op bed met de gordijnen dicht. Je bespreekt met haar wat je zult gaan doen. Normaal gesproken stofzuig je de bovenverdieping en haal je het bed af. Hoe los je dit vandaag op?
Als helpende maak je een werkplanning: − Je bedenkt hoe je gaat samenwerken met je cliënt. − Je zorgt voor overzicht over je taken. − Je bedenkt wat je nodig hebt bij je taken. − Je denkt na over hoe je de taken gaat voorbereiden, uitvoeren en afronden.
1.1
De individuele omstandigheden van de cliënt Iedere cliënt die een indicatie heeft voor hulp bij het huishouden heeft deze indicatie gekregen omdat hij bepaalde werkzaamheden niet meer (geheel of gedeeltelijk) zelf kan uitvoeren. De indicatiesteller (de persoon die de hoeveelheid hulp vaststelt) kijkt daarbij ook naar de woonomstandigheden. In een kleine tweekamerflat zonder huisdieren kan er in kortere tijd schoongemaakt worden dan in een groot huis met katten; heeft de cliënt een kamer in een beschermde woonvorm of woont hij in een eengezinswoning met drie slaapkamers? De indicatiesteller kijkt ook naar de taken die anderen voor de cliënt doen. Is er bijvoorbeeld een dochter die de boodschappen doet? Brengt de buurvrouw de vuilniszak weg? Komt er een vrijwilliger
14
helpen bij huishoudelijke zorg
langs voor de post? Worden de ramen buiten gezeemd door de flatbeheerder? Kortom, het aantal uren hulp dat wordt vastgesteld, hangt af van het totaal aan omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt in zijn woonomgeving. Op basis van de indicatie (de zorgbehoefte uitgedrukt in het aantal uren) en de wens van de cliënt wordt er door je leidinggevende of de verzorgende een zorgleefplan opgesteld. In dit plan wordt beschreven wat de cliënt en de mensen om hem heen zelf doen en welke taken/werkzaamheden een professionele kracht overneemt. Schema 1.1 is een voorbeeld van de manier waarop de huishoudelijke afspraken met de cliënt zijn vastgelegd.
1.2
Een werkplanning maken Aan de hand van de indicatie en de wens van de cliënt is vastgelegd welke taken je gaat overnemen. Hoe je dit doet en op welke dag(en), bepaal je samen met de cliënt. Bespreek voordat je start met je werkzaamheden altijd waarmee je zult beginnen en wat je die dag gaat doen. Bespreek ook wat je samen gaat doen, wat de cliënt zelf wil doen en wat jij doet. Een praatje, een kopje thee of koffie hoort erbij, maar vergeet niet dat je wel je taken binnen de tijd af moet hebben. Bedenk dat je tijdens je werk ook gezellig kunt praten. Je past je werkplanning aan de wensen van de cliënt aan. Dat betekent dat je werk de ene keer anders kan lopen dan de andere keer, afhankelijk van wat de cliënt op dat moment nodig heeft. Het doel van een werkplanning is een volgorde in je werkzaamheden aan te brengen. Je werkt altijd in een logische volgorde. Zoals: − Zet alles klaar wat je nodig hebt (voor). − Voer alle taken uit (tijdens). − Ruim alles weer op (na). Vervolgens probeer je in te schatten hoeveel tijd je nodig hebt om iedere taak uit te voeren. Je gaat na welke taken je eerst moet doen en hoeveel tijd je dan nog over hebt voor de rest.
1
15
werkplanning
Volgens indicatie van de gemeente heeft u recht op … uur hulp bij het huishouden in de week/twee weken*. Volgens indicatie en in overleg met u worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd door de medewerker van onze organisatie. Dagelijks Wekelijks Huiskamer Stoffen Stofzuigen Dweilen Planten water geven Gang/hal/overloop Stoffen Stofzuigen Dweilen Slaapkamers Stoffen Stofzuigen Dweilen Bedden opmaken Bedden verschonen Keuken Schoonmaken Dweilen Badkamer Schoonmaken Dweilen Toilet Schoonmaken Dweilen Ramen Zemen binnenshuis Zemen buitenshuis Kleding & linnengoed Wassen Strijken Onderhoud kleding/schoenen Buiten Schoonmaken balkon/portiek Vegen terras Huisdieren Eten/drinken geven Bak/kooi schoonmaken Uitlaten Boodschappen Boodschappen doen Maaltijd Maaltijd voorbereiden Maaltijd bereiden Hulp bij eten/drinken Afwassen
Elke 2 weken
Maandelijks
Anders, nl.
16
helpen bij huishoudelijke zorg
Overig Overig periodiek onderhoud Alleen niveau 2:
Dagelijks
Wekelijks
Elke 2 weken
Maandelijks
Anders, nl.
Huisgenoten Opvang/verzorging kinderen Opvang/verzorging volwassenen Organisatie Organiseren huishouden Licht administratief werk (geen beheer geld) Sociaal Ondersteuning dagelijks leven Wandeling maken Meegaan naar de dokter Informeren/adviseren mantelzorg Overige aandachtspunten/afspraken
Geplande evaluaties Datum
Bevestiging afspraken Datum:
Handtekening zorgverlener
Handtekening cliënt
Figuur 1.1 Schema huishoudelijke werkzaamheden.
Tips 1 Werk van achteren naar voren (werk van de muur/het raam naar de deur toe). 2 Werk van boven naar beneden. 3 Eerst het droge werk en dan pas het natte werk. 4 Zorg voor afwisseling in je taken, wissel licht werk af met zware lichamelijke taken.
1
17
werkplanning
A B
Figuur 1.2 Wissel licht werk af met zware lichamelijke taken.
2
De woonomgeving
De woonomgeving is de plaats waar een cliënt woont. Ouderen wonen zelfstandig of in een beschermde omgeving zoals een zorgcentrum; volwassenen met kinderen wonen meestal in een (flat)woning met meerdere slaapkamers. Gehandicapten wonen meestal (begeleid) zelfstandig thuis en sommige kinderen verblijven overdag in een dagverblijf. Voor iedereen geldt dat de plek waar ze wonen prettig moet voelen. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is dat het huis schoon is.
Wil jij zelf wonen in een huis waar het niet schoon is? Wat doet een vuile omgeving met jouw stemming en gezondheid?
A
B
Figuur 2.1a Wonen in wanorde.
Figuur 2.1b Mensen voelen zich beter in een
schone omgeving.
2.1
Zorgen voor een schone woonomgeving Niet iedereen verstaat hetzelfde onder een schone omgeving. Wat je in het dagelijks leven schoon genoeg vindt, kan anders zijn dan wat je als helpende in de gezondheidszorg schoon vindt.
2
19
de woonomgeving
Welke vormen van schoon zijn er? − Ruw schoon: het ergste vuil is weg. Er staat geen afwas meer, het afval zit in de vuilnisbak of -zak. Stof is droog afgenomen en er is stof gezogen. − Huishoudelijk schoon: er is schoongemaakt met water en een schoonmaakmiddel. − Smetschoon: micro-organismen zijn gedood door te ontsmetten met een speciaal ontsmettingsmiddel.
Tips − Schoonmaakdoekjes moeten dagelijks in de was. − Gebruik voor iedere ruimte een ander schoonmaakdoekje. − Vaatdoekjes die op een aanrecht liggen, zijn een bron van bacteriën. − Breng volle vuilniszakken altijd direct weg.
B
Figuur 2.2b Een vieze vaatdoek is een bron van
bacteriën.
A
Figuur 2.2a Gebruik voor iedere ruimte een
ander schoonmaakdoekje.
20
helpen bij huishoudelijke zorg
2.1.1
Schoonmaken
Overal waar mensen wonen, verblijven en werken komt vuil en stof voor. Dit vuil kun je niet laten liggen maar moet je verwijderen. Schoonmaken is dus het verwijderen van vuil. Schoonmaken moet regelmatig gebeuren, anders wordt het een rommeltje. Als je de afwas een weekje laat staan, heb je echt geen zin meer om in de keuken te komen! Er zijn verschillende redenen waarom het belangrijk is om te leven in een schone omgeving: − Mensen voelen zich beter in een schone omgeving. − Het is beter voor de gezondheid; een vervuild huis kan ongedierte aantrekken die ziektes veroorzaken. − Spullen gaan langer mee; een wasmachine die regelmatig ontkalkt wordt, gaat minder snel stuk; houtwerk schoonmaken, zorgt ervoor dat de verflaag langer goed blijft en het hout niet gaat rotten. Sommige huishoudelijke werkzaamheden moeten dagelijks uitgevoerd worden, andere werkzaamheden wekelijks en een aantal werkzaamheden, zoals ramen lappen, worden enkele malen per jaar gedaan. In het Schema huishoudelijke werkzaamheden (zie figuur 1.1) staat aangekruist hoe vaak de verschillende werkzaamheden uitgevoerd moeten worden. Bedenk eens voor jezelf: maak je een toilet iedere dag, iedere week of iedere maand schoon? 2.1.2
Werkmateriaal
Om een huis goed schoon te kunnen maken, heb je materialen en middelen nodig. Zo gebruik je om te kunnen stofzuigen een goede stofzuiger. Om ramen te zemen, heb je een emmer met warm water, een spons, een trekker, zeem en schoonmaakmiddel nodig. Als je schoonmaakt bij een cliënt gebruik je zijn materialen en middelen. Dat betekent niet dat je met onveilige materialen of middelen moet werken, maar wel dat je rekening houdt met de wensen en gewoonten van de cliënt. Verschillende werkzaamheden vragen om verschillende schoonmaakmiddelen. Een toilet (wc-pot) maak je schoon met een middel
2
21
de woonomgeving
waarop staat dat het middel geschikt is om de wc-pot mee te reinigen. Er zijn veel verschillende schoonmaakmiddelen, zoals afwasmiddel, allesreiniger, schoonmaakazijn, groene zeep en schuurmiddel. Daarnaast zijn er middelen die geschikt zijn voor onderhoud, zoals boenwas, koperpoets, schoensmeer en meubelspray. Onderhoudsmiddelen worden gebruikt om materialen te beschermen tegen invloeden van buitenaf en om de levensduur ervan te verlengen. Zo kun je een houten kastje in de was zetten om het hout te beschermen – dan gaat het langer mee (denk maar eens aan het oude dressoir van je oma). Middelen om te ontsmetten zijn: chloorbleekmiddel, alcohol en soda. Deze middelen gebruik je om bacteriën te doden.
licht ontvlambaar
schadelijk, irriterend
oxiderend
giftig
corrosief
niet mengen
Figuur 2.3 De symbolen op schoonmaakmiddelen.
Er staan verschillende symbolen op schoonmaakmiddelen die gevaar aangeven: − Licht ontvlambaar: niet bij hoge temperaturen en open vuur gebruiken. − Oxiderend: reagerend met zuurstof, waardoor ook warmte vrij kan komen (ook: roesten).
22
helpen bij huishoudelijke zorg
− − − −
Tabel 2.1
Giftig. Corrosief: tast materialen aan. Schadelijk/irriterend: schadelijk bij inademen. Niet mengen: door mengen met andere middelen kunnen gevaarlijke dampen ontstaan.
Het gebruik van reinigingsmiddelen.
Soort reinigings-
Synthetische
Zeep of
middel
basis
natuurlijke
Te gebruiken voor:
basis Afwasmiddel
x
Allesreiniger
x
tegeltjes, sanitair, geverfde houtsoorten, plavuizen vloeren
Ammonia
x
ontvet heel sterk en is daarom goed voor olievlekken, roet en vetten, ruiten, spiegels, tegels, ontvetten en afbijten van oude verflagen x
Schoonmaakazijn Spiritus
x
x
Groene zeep
afwas, fornuis, verwijderen van bloed, braaksel, chocolade, ei
kalkaanslag op kranen, het verwijderen van cement, sinaasappelsap, urine spiegels, ruiten, tegeltjes
x
tegeltjes, plavuizen vloeren, keukenkastjes, geverfde houtsoorten, laminaat
Schuurmiddelen
x
het extra schoonmaken van bijvoorbeeld gootsteen, fornuis, sanitair
Ovenreiniger
x
ovens
Ontkalkmiddel
x
kalk verwijderen van sanitair
Soda
x
gootsteen ontstoppen, ontsmetten van wondjes, schoonmaken van de koelkast
Met de volgende regels kun je schoonmaakmiddelen veilig gebruiken: − Gebruik huishoudhandschoenen. − Lees altijd eerst de gebruiksaanwijzing en houd je aan deze gebruiksaanwijzing. − Sommige schoonmaakmiddelen bevatten giftige gassen, gebruik deze niet in afgesloten ruimtes. − Gebruik niet meer van een middel dan nodig is. Meer afwasmiddel betekent niet dat de afwas schoner wordt. − Gebruik nooit verschillende middelen door elkaar.
2
de woonomgeving
23
Figuur 2.4 Pictogrammen die aangeven waarvoor de reinigingsmiddelen
worden gebruikt. − Ruim de schoonmaakmiddelen op de juiste manier op (dop op de fles en in de originele verpakking) en zorg dat kleine kinderen er niet bij kunnen. − Gebruik het juiste middel voor de verschillende werkzaamheden. Dit staat op de verpakking. − Houd schoonmaakmiddelen uit de buurt van vuur. − Houd schoonmaakmiddelen uit de buurt van eten en drinken. Alle materialen die nodig zijn om werkzaamheden uit te voeren, moeten voldoen aan veiligheidseisen. Werk daarom nooit met elektrische apparaten met losse of kapotte stekkers en ga niet op een wankel huishoudtrapje staan. De wet waarin de arbeidsomstandigheden staan beschreven die nodig zijn voor veilig werken, heet de Arbowet (Arbo is de afkorting voor arbeidsomstandigheden). Iedere instelling heeft arbo-eisen voor veilig werken. De eisen staan beschreven in de arbocatalogus (www.arbocatologus.nl).
Tips voor je eigen veiligheid − Voorkom ongelukken: maak een natte vloer goed droog voordat jij – of iemand anders – erop gaat lopen. − Gebruik goed materiaal. − Gebruik de juiste schoonmaakmiddelen.
24
helpen bij huishoudelijke zorg
− Gebruik het juiste materiaal (ga niet op een kruk staan, maar gebruik een huishoudtrap). − Werk niet te gehaast. De meeste ongelukken ontstaan doordat je iets te snel wilt doen. − Lees altijd de gebruiks- en veiligheidsvoorschriften van apparatuur en pas deze toe. − Controleer snoeren en stekkers voor gebruik. − Gebruik nooit elektrische apparaten die kapot zijn.
Tips waaraan je kunt denken bij schoonmaken − Denk eraan ook onder de bank te stofzuigen. − Zet eerst de stoelen aan de kant. − Plinten worden ook vuil; neem ze nat af. − Spinnenwebben en stofdraden zitten vaak in de hoekjes van een kamer.
Figuur 2.5 Veilig materiaal is het halve werk.
2
25
de woonomgeving
In de volgende afbeelding staat een voorbeeld van de manier waarop een leidinggevende of zorgverlener tweemaal per jaar een veiligheidscheck uitvoert. Cliënt:
Geboortedatum:
Voor de veiligheid van de zorgverlener, en natuurlijk ook voor uw veiligheid, is het van belang dat uw huis en uw apparaten veilig zijn. De zorgverlener checkt daarom de onderstaande punten twee keer per jaar op veiligheid. De zorgverlener kruist aan in welke categorie elk onderwerp valt. A: Goed B: Verbetering/verandering is gewenst C: Verbetering/verandering is noodzakelijk om de zorg voort te kunnen zetten Datum: Onderwerp
A
B
C
Indien sprake van C, welke actie wordt er ondernomen?
A
B
C
Indien sprake van C, welke actie wordt er ondernomen?
Stopcontacten Stekkers/snoeren apparaten Stabiele huishoudtrap Trapleuning en/of traploper Veilige doorloop in de gang en op de trap Vloerkleden, gladde vloeren en vloerbedekking Datum: Onderwerp Stopcontacten Stekkers/snoeren apparaten Stabiele huishoudtrap Trapleuning en/of traploper Veilige doorloop in de gang en op de trap Vloerkleden, gladde vloeren en vloerbedekking
Figuur 2.6 Voorbeeldformulier veiligheidscheck.
2.1.3
Schoonhouden van een keuken
In een keuken wordt eten bereid. Dit eten wordt, behalve opgegeten, ook opgeruimd in kasten en koelkasten. Extra hygiëne is dan erg belangrijk. In je werk als helpende zul je regelmatig een keuken moeten schoonmaken. Er zijn dagelijkse schoonmaakwerkzaamheden, zoals afwassen, gasstel of fornuis schoonmaken, afwasmachine in- en uitruimen, aanrecht en gootsteen schoonmaken en de tegeltjes erachter. Periodiek (dat wil zeggen, eens in de zoveel tijd) onderhoud is het schoonmaken van keukenkastjes en het ontdooi-
26
Tabel 2.1 Voor
Tijdens
helpen bij huishoudelijke zorg Koelkast/diepvries ontdooien en reinigen. Zet klaar: −
een emmer;
−
een werkdoekje;
−
een schone theedoek om na te drogen;
−
een dweil;
−
een bak en eventueel een extra dweil (voor het lekwater);
−
reinigingsmiddel: soda of afwasmiddel.
1 Lees, indien nodig, de gebruiksaanwijzing. 2 Haal de stekker uit het stopcontact of zet de bedieningsknop op ontdooien. 3 Zet een lekbak onder de afvoer voor het lekwater. Leg zo nodig een dweil onder de lekbak. 4 Maak de koelkast/vriezer leeg. 5 Neem losse onderdelen zoals glasplaten, roosters, groenteladen, diepvriesladen uit de koelkast/ vriezer. 6 Laat de koelkast/vriezer openstaan, zodat het ijs kan smelten. 7 Was alle losse onderdelen af met warm water en reinigingsmiddel. 8 Droog alles af met een schone, droge theedoek. 9 Haal de lekbak weg zodra al het ijs is gesmolten en gooi het smeltwater weg. 10 Neem de binnenkant van de koelkast/vriezer af met een werkdoekje en schoon water en reinigingsmiddel. 11 Maak van boven naar beneden schoon. 12 Neem de rubberen rand van de deur en de buitenkant van de koelkast/vriezer af. 13 Droog alle gereinigde oppervlakken goed na met een droge theedoek. 14 Plaats de levensmiddelen terug in de koelkast/vriezer. 15 Plaats de stekker weer in het stopcontact of schakel de koelkast/vriezer in.
Na
Emmers: −
Leeg de emmers.
−
Maak ze, indien nodig, schoon met een werkdoekje.
−
Droog de emmers na.
−
Ruim ze op.
Dweilen/werkdoekje: −
Spoel de werkdoekjes en dweilen uit of doe ze in de was.
−
Wring ze uit.
−
Hang ze te drogen.
en en reinigen van koelkast of koelvrieskast. Werk je in een kinderdagverblijf of in een zorgorganisatie, dan zijn de koelkasten veel groter en worden ze door veel meer mensen gebruikt. Deze zul je vaker moeten schoonmaken.
Tips − Het ijs dat verwijderd moet worden, mag nooit met een scherp voorwerp losgewrikt worden. De kans dat de koelkast beschadigt is dan groot.
2
A
27
de woonomgeving
zet bedieningsknop op ontdooien
Figuur 2.7 Ontdooi de koelkast.
B
Figuur 2.8 Opvang smeltwater uit de diepvries-
ruimte.
− Het ontdooien gaat sneller door een pan met warm water in de koelkast te plaatsen en daarna de deur te sluiten. Eventueel enkele malen herhalen. − Probeer voedingsmiddelen tijdens het ontdooien op een zo koel mogelijke plaats te bewaren, eventueel gewikkeld in krantenpapier of in een koeltas. − Een goed tijdstip voor het ontdooien van een vriezer is de winterperiode als het vriest. De diepgevroren producten kunnen dan buiten worden gezet. − Het schoonmaken van een vriezer hoeft niet zo vaak te gebeuren. Door ruim van tevoren een datum te plannen, kun je de cliënt vragen ervoor te zorgen dat de vriezer leeg is. Dit kan door geen nieuwe producten meer in te vriezen en de oude voorraad op te maken. Je kunt dan punt 1 tot en met 6 ‘s avonds uitvoeren en de volgende dag de overige punten. − Soda is reukloos en heeft een ontsmettende werking.
28
helpen bij huishoudelijke zorg
− De meeste nieuwe koelkasten ontdooien automatisch. − IJsafzetting ontstaat als er warme producten in de koelkast/ vriezer worden gezet en als de deur vaak opengaat of open blijft staan.
In instellingen zijn er regels over het dagelijks en periodiek schoonmaken van koelkasten en wat wel en wat niet teruggezet mag worden in de koelkast. In je werk als helpende moet je dus precies weten wat de richtlijnen zijn. Als helpende moet je vaak dagelijks de temperatuur van de koelkast controleren en het schoonmaakritme weten. Hiervoor zijn lijsten die afgetekend en bewaard worden. Zo zijn er regels voor de koelkasten in de kinderopvang, de afdelingskoelkast in het zorgcentrum, de koelkast in het restaurant van de zorgorganisatie en de koelkasten in kleinschalige woonvoorzieningen. 2.1.4
Onderhoud van gebouwen
Een helpende werkt ook in gebouwen waarvan het schoonmaken van de algemene ruimten tot haar takenpakket kan horen. Het onderhoud van gangen, trappenhuizen, liften of een centrale hal gaat net even anders dan het schoonmaken van kamers of appartementen van bewoners. Wat is er anders bij het schoonmaken van grote ruimtes? Allereerst zijn de schoonmaakmiddelen en de apparatuur waarmee je werkt, aangepast aan de ruimtes. Daarnaast kun je bijvoorbeeld in openbare toiletten naast de deur lijstjes zien hangen waarop precies staat wanneer er is schoongemaakt en door wie. Toiletten die voor algemeen gebruik zijn en waar veel mensen gebruik van maken, worden minimaal één keer per dag schoongemaakt. In de schoonmaak van grote ruimtes worden ook andere termen gebruikt. We geven een overzicht van de omschrijvingen en bijpassende schoonmaakmethoden. De schoonmaakmaterialen die gebruikt worden, zijn onder te verdelen in drie groepen.
2
Tabel 2.2
29
de woonomgeving
Soorten vervuiling en schoonmaakmethoden.
Soorten ver-
Omschrijving
Percentage
vuiling
Schoonmaakmethoden
totale vuil
Stof en losliggend vuil
Droog vuil (stof, snippers, paperclips enz.)
80%
− vegen − afstoffen − klamvochtig afnemen − stofwissen − (stof )zuigen
Nat en licht hechtend vuil
Aangekleefd vettig of vochtig vuil, licht gehecht (vlekken, loopstrepen, vloeistoffen enz.)
15%
− (vlak)moppen − uitwrijven − vochtig afnemen en nadrogen − sproei-extraheren − deppen
Sterk hechtend vuil
Sterk gehecht en ingedrongen vuil (ingetrapt vuil, kauwgom, waslagen enz.)
5%
− sprayen − schrobben − shamponeren/sproei-extraheren − strippen
Tabel 2.3
Schoonmaakmaterialen.
Materialen om vloeren te rei-
Materialen om interieur te
nigen
reinigen
Materialen om sanitair te reinigen
Veger/ bezem
Een bezem van natuurlijk of synthetisch materiaal geschikt voor het bij elkaar vegen van grof vuil.
Werkwagen
Een wagen waarop alle voor de schoonmaak noodzakelijke materialen en gereedschappen worden neergelegd en vervoerd.
Werkwagen
Een wagen waarop alle voor de schoonmaak noodzakelijke materialen en gereedschappen worden neergelegd en vervoerd.
Stofwisapparaat
Een plaat waaronder stofwisdoeken kunnen worden bevestigd. Met een stofwisser wordt alleen klein droog vuil zoals stof verwijderd. Dit vuil bevindt zich op een droge ondergrond.
Interieurdoek
Een nietpluizige doek waarmee het interieur kan worden schoongemaakt.
Sanitairdoek
Een niet-pluizige doek die gebruikt wordt om sanitair te reinigen.
30
helpen bij huishoudelijke zorg
Materialen om vloeren te rei-
Materialen om interieur te
nigen
reinigen
Materialen om sanitair te reinigen
Stofzuiger
Een machine waarmee los stof en vuil kan worden opgezogen.
Interieurreiniger
Reinigingsmiddel voor de schoonmaak van interieur, meestal neutraal tot licht alkalisch. Hiermee wordt dagelijks vuil verwijderd.
Sanitairreiniger
Schoonmaakmiddel geschikt voor het dagelijks reinigen van sanitair. Met dit product kunnen ook kalkresten verwijderd worden.
Mop
Een bundel bij elkaar gehouden katoenen strengen die voor het reinigen van licht aangekleefd vuil wordt gebruikt.
Asverzamelbak
Een metalen bak die gebruikt wordt voor het verzamelen van as en peuken.
Toiletborstel
Meestal een ronde borstel die gebruikt wordt voor het schoonmaken van de binnenkant van toiletpotten en urinoirs.
Mophouder
Een metalen of kunststofhouder waarmee een mop aan een steel kan worden vastgemaakt.
Microvezeldoeken
Doeken met een speciale structuur die zonder gebruik van schoonmaakmiddelen veel vuil opnemen. De doeken hebben wel de juiste vochtigheidsgraad nodig. Deze doeken mogen nooit met wasverzachter gewassen worden.
Mop-pers
Een apparaat dat op een rolemmercombinatie wordt gezet voor het uitpersen van de mop. Afhankelijk van de soort vervuiling laat je de mop natter. De pers hangt altijd boven de emmer voor het vuile water
2
de woonomgeving
31
Naast deze materialen en middelen zijn er ook nog de grote apparaten, zoals: − schijfmachine; − waterzuiger; − schrobzuigapparaat; − tapijtreinigingsmachine; − hogedruk-schuimapparatuur; − buitenreinigingsapparatuur.
Figuur 2.9 Schoonmaakkar in een zorginstelling.
32
helpen bij huishoudelijke zorg
Meestal is er een aparte training nodig om goed met deze apparaten te kunnen werken. Voor het gebruik van deze apparaten gelden speciale veiligheidsregels en ook de arboregels zijn van toepassing. Voor het gebruik van professionele schoonmaakmiddelen geldt hetzelfde als huishoudelijke middelen: − Lees de gebruiksaanwijzing en volg deze nauwgezet op. − Ruim gebruikte middelen op zoals voorgeschreven. − Gebruik niet twee verschillende middelen door elkaar. − Gebruik huishoudhandschoenen. − Pas op met gladde vloeren.
Tips − Pas tiltechnieken toe voor het tillen van emmers en zware voorwerpen. − Wissel taken af.
2.2
Zorgen voor een sfeervolle woonomgeving De sfeer in een ruimte kun je omschrijven als de stemming die een ruimte of kamer uitstraalt. Je hebt vast wel eens gedacht ‘wat is het hier gezellig’ of juist ‘wat is het hier ongezellig en koud’ en dan bedoelde je niet zozeer de temperatuur van de ruimte, maar juist de sfeer. Een schone en nette kamer is voor de meeste mensen prettig, maar de sfeer in huis of de leefomgeving is net zo belangrijk. Een sfeer kan bepalend zijn of mensen zich wel of niet prettig voelen. Als je je prettig voelt in een ruimte of in een kamer, dan heeft dat invloed op je humeur. Een vrolijke omgeving maakt dat je je vrolijker voelt. Dat geldt voor jou als hulpverlener, maar dat geldt ook voor je cliënt(en). Deze sfeer is natuurlijk ook afhankelijk van het gezelschap. In de sector zorg en welzijn werk je met mensen en al die mensen zijn verschillend. Er zijn mannen en vrouwen, kinderen, volwassenen en ouderen, verschillende karakters en stemmingen; er zijn verschillende culturen en leefwijzen. Al deze aspecten hebben in-
2
de woonomgeving
33
vloed op de sfeer. Ook jouw eigen houding en die van je collega’s, en je manier van doen hebben invloed op de sfeer. Het is belangrijk dat je als helpende een houding probeert uit te stralen waarbij de cliënt voelt dat je hem accepteert. Je probeert altijd vriendelijk, behulpzaam en zorgzaam te zijn. Als je opgewekt bent en op een plezierige manier samenwerkt met je collega’s, dan voelen de cliënten zich thuis en prettig en zorg je samen voor een aangename omgeving. Wat maakt een kamer of een leefruimte sfeervol? − Voldoende indirect licht (zoals een schemerlamp of spotje) en direct licht (zoals een leeslamp of de lamp boven de eettafel) daar waar het nodig is. Ramen waardoor de zon naar binnen kan schijnen, geven een fijne sfeer. − Frisse lucht, goede ventilatie; een ruimte die fris ruikt is plezierig. − Handige en gezellige inrichting (denk aan meubels, gordijnen enzovoort). − Goed verzorgde planten en bloemen.
Figuur 2.10 Planten en bloemen geven sfeer.
34
helpen bij huishoudelijke zorg
Tips − In huiskamers waar dementerenden of mensen met een verstandelijke beperking wonen, moet je voorkomen dat zij de planten en bloemen opeten. Hydrokorrels (een vervanging van plantaarde) lijken op snoepjes en een dementerende kan dit onderscheid niet maken. − Pas op met losse kleedjes of snoeren: mensen kunnen er gemakkelijk over vallen. − In ruimtes waar kleine kinderen verblijven is extra aandacht nodig voor veiligheid (stopcontactbeveiligers, deurremmers, traphekjes).