NATIONALE BANK VAN BELGIË
TIJDSCHRIFT voor Documentatie en Voorlichting
Afdeeling Studiën en Documentatie
Verschijnt maandelijks
XXIe Jaar, Vol. 1, N r
I.
Januari 1946.
Dit tijdschrift wordt als objectieve documentatie uitgegeven. De artikels geven de opvatting van de schrijvers
weer, onafhankelijk van de meening der Bank.
INHOUD : De ordening van het naoorlogsche internationale geld- en kapitaalverkeer. De accoorden van Bretton Woods - Nationalisatie van het crediet in Frankrijk — Economische wetgeving — Statistieken
DE ORDENING VAN HET NAOORLOGSCHE INTERNATIONALE GELD= EN KAPITAALVERKEER De accoorden van Bretton Woods Reeds vóór het uitbreken van het tweede wereldconflict waren de economisten en leidende kringen in de meeste landen er van overtuigd, dat de stoornissen in de internationale economie tijdens de periode tusschen de twee oorlogen, en meer bepaald de scherpe en langdurige crisis die zich met ingang van 1930 voordeed, hoofdzakelijk het gevolg waren van de toenemende instabiliteit en wanorde in het geld- en kapitaalverkeer tusschen de verschillende landen gedurende die twee decennia. Onder invloed van deze stoornissen werd de normale vorming van den wisselkoers, volgens de orthodoxe regels van den gouden standaard zooals deze vóór 1914 functionneerde, geleidelijk bemoeilijkt en wel dermate dat, in plaats van de ruilingen van goederen en diensten tusschen de verschillende landen te bevorderen, de wisselkoers ten slotte een wapen werd voor den economischen oorlog waardoor de internationale handel volledig werd ontwricht. De economische inzinking en het interventionnisme veroorzaakt door de anomalieën op het eigenlijke gebied van het geld- en financiewezen, gaven dan op hun beurt aanleiding tot nieuwe moeilijkheden en ontwrichtingen in dezen laatsten sector. Deze twee factoren van het probleem der internationale transacties oefenden dan ook, zoowel op den omvang als op de structuur dezer transacties, een wederkeerigen schadelijken invloed uit, met het gevolg dat de ruilbetrekkingen tusschen de landen steeds
moeilijker en enger werden, terwijl de binnenlandsche moeilijkheden van iederen Staat er eveneens door werden verergerd en verlengd. Deze economische en monetaire belemmeringen van den kapitaal- en goederenomloop, namen de meest verschillende vormen aan : herhaalde concurrentieele valutadepreciaties, welke zeer dikwijls tot eenig doel hadden het verwerven van een commercieel voordeel door kunstmatige middelen, doch waarvan de vruchten haast even spoedig weer te loor gingen ten gevolge van het uitblijven der vereischte economische structuurwijzigingen of van de defensieve tegenmaatregelen die door de andere landen getroffen werden, splitsing van de nationale muntstelsels in hybridische en artificieele sectoren, waarmede zelfs in bepaalde gevallen een verschillende waarde van de munteenheid overeenstemde, restrictieve en hinderende reglementeeringen inzake wisselverrichtingen en betalingsverkeer met het buitenland, discriminatie- of preferentiepraktijken op monetair of commercieel gebied, hetzij tusschen bepaalde landen, hetzij binnen uitgestrekte economische of politieke complexen, stelsels van bilaterale clearing en blokkeering van vreemde tegoeden, een steeds verdere optrekking van prohibitieve tolmuren, contingenteeringen, dumping-methodes, premieverleeningen, enz. Al deze hinderende en onnatuurlijke maatregelen die nu eens in een zelfde, dan weer in tegengestelde richting werk-
—1—
ten, hadden ten slotte in de internationale monetaire, financieele en commercieele betrekkingen, een echten chaos geschapen, die uiterst schadelijk was voor de uitbreiding der ruilbetrekkingen en den economischen en socialen vooruitgang van de wereld.
uic waren de omstandigheden waarin de internationale transacties in den loop der laatste vooroorlogsche jaren geschiedden. Meer en meer maakten ze de handhaving of het herstel van het klassiek stelsel van den gouden standaard onmogelijk. Buiten de zoo even opgesomde factoren, die in zekeren zin slechts de onmiddellijke en uiterlijke uitingen vormden van een in zijn meer fundamenteele grondslagen gebrekkig stelsel, zullen we onder de diepere oorzaken van deze groeiende verwording enkel de volgende twee hoofdelementen vermelden : eenerzijds, de zeer onevenwichtige verdeeling — zelfs relatief gezien — van de monetaire goudreserves onder de verschillende landen; anderzijds, het gebrek aan elasticiteit en wanpassing in de nationale prijsniveau's ontstaan in den loop der laatste decennia ten gevolge van de structuurevolutie op sociaal en economisch gebied. Dit gebrek aan soepelheid maakte belangrijke prijssectoren nagenoeg ongevoelig voor de veranderingen van monetairen aard en schakelden aldus een der onmisbare voorwaarden uit voor een doelmatige werking van den gouden standaard. Het automatisme van dit stelsel, dat vóór 1914 zoo zeer geprezen werd en trouwens tot dan toe onbetwistbaar merkwaardige resultaten had afgeworpen, werd aldus van 1918 tot 1939 in feite volledig vernield. Deze onevenwichtigheden, waarvan de oorzaak reeds grootendeels in de economische en financieele gevolgen van den eersten wereldoorlog lag, moesten onvermijdelijk nog aanzienlijk verscherpt worden door den nieuwen strijd, waarbij haast alle volkeren van 1939 tot 1945 betrokken werden en waarvan de terugslag, zoowel wegens den omvang en den duur van den wereldbrand als wegens het verwoestend karakter — vooral op economisch gebied — van den modernen totalen oorlog, nog van meer diepgaanden aard moest zijn dan na het vorige conflict..Bij gebrek aan bijzondere maatregelen bestond 'er derhalve gevaar, dat men zich na het beëindigen van den oorlog vóór een nog meer verwarden toestand geplaatst zou zien, dan in het verleden het geval geweest was. Het kwam er dus onvoorwaardelijk op aan dezen helschen kringloop te verbreken, de oriënteering van een wereldeconomie die, naar het gedurfde doch realistische woord van professor Perroux, « van oorlogen naar schulden en van schulden naar oorlogen gaat » (1), te stuiten en te wijzigen. Daar onder dergelijke voorwaarden het herstel van den klassieken gouden standaard in de onmiddellijke naoorlogsche periode practisch uitgesloten was en de terugkeer naar een gelijkaardigen — of misschien nog slechteren — stand van zaken dan dezen der jaren (i) Cf. FnAgois PErutoux : Les Accords de Bretton Woods. tions Doinat-Montehrestien, Parijs, 1945, blz. 55.
Edi-
1930 tot 1939 tot eiken prijs diende vermeden, bleek het onmisbaar een nieuw stelsel tot stand te brengen, om terug orde en stabiliteit te doen heerschen in de internationale monetaire en financieele betrekkingen. Deze twee premissen vormden trouwens de voorafgaande voorwaarden voor het wederinvoeren van een ruim handelsverkeer, dat aan een ieder ten goede komt. In de Geallieerde landen, en meer bepaald in Groot-Brittannië en de Vereenigde Staten, werd dan ook reeds tijdens de somberste oorlogsjaren gepoogd ontwerpen uit te werken voor de ordening van het toekomstig internationaal monetair en .iinancieel régime. Wereldbefaamde economisten en de op dit gebied incest bekwame technici spanden zich in voor deze taak. Er moest een statuut opgemaakt worden dat, om levensvatbaar te zijn en de goedkeuring weg te dragen van een ieder, rekening hield met de zeer uiteenloopende en soms zelfs totaal tegengestelde standpunten der voornaamste Geallieerde landen, waarbij er eveneens diende voor gezorgd dat deze reorganisatie geschiedde volgens de groote principes waarvoor de Geallieerde naties den strijd hadden aangebonden : vrijheid, orde, verstandhouding en samenwerking. Op 7 April 1943 publiceerden de Britsche en de Amerikaansche Regeeringen gelijktijdig hun standpunt inzake de naoorlogsche monetaire en financieele wereldreorganisatie : de eerste, in den vorm van een Witboek dat door den Kanselier van de Schatkist aan het Engelsche Parlement werd voorgelegd en voorstellen inhield voor de oprichting van een Internationale Clearingunie, welke voorstellen uitgewerkt waren door Lord Keynes, den grooten economist en beheerder van de Bank of England, (Keynesplan); de tweede, bij wege van een ontwerp tot oprichting van een Internationaal Stabilisatiefonds, dat uitging van den Raadgever bij de Thesaurie en gewezen Directeur van het Amerikaansch Stabilisatiefonds, Harry D. White (Whiteplan), en bij den Senaat der Vereenigde Staten ingediend werd door den heer H. Morgenthau, Staatssecretaris bij de Thesaurie. Een herziene uitgave van het Whiteplan, die rekening hield met de uitgebrachte meeningen en critiek, verscheen in de maand Augustus van hetzelfde jaar. In September .1943 vulde de heer Morgenthau de Amerikaansche voorstellen aan door bij het Parlement een ontwerp in te dienen houdende oprichting van een Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling. Nadat het probleem der reorganisatie van het internationaal monetair en financieel statuut aldus of cieel gesteld was, maakte de kwestie in de meeste Geallieerde landen het voorwerp uit van tal van uitgebreide studiën en • besprekingen. Verscheidene andere ontwerpen of plannen, uitgaande hetzij van publieke of semi-publieke lichamen, hetzij van particuliere personaliteiten of organismen, zagen nog het licht. Onder de belangrijkste mogen worden vermeld : het ilsleyplan, voorgelegd door den Minister van
—2—
Financiën van Canada; de richtlijnen bevat in de Alphand-Istel nota van het Fransche Nationale Bevrijding s comité; de voorstellen geformuleerd door het Verbond der Amerikaansche Bankiers; de gedachten ontwikkeld door den heer Fraser, gewezen President van de Bank voor Internationale Betalingen en het ontwerp voorgelegd door den heer Winthrop Aldrich, President van de Chase ational Bank te New-York. De oorspronkelijke Keynes- en Whiteplannen vertoonden in menig opzicht gelijkenissen, o.a. hun gemeenschappelijke hoofddoeleinden van valutastabilisatie en bevordering van den wereldhandel, de oprichting van een centraal lichaam om het internationaal betalingsverkeer te coërdineeren, te regelen en te vergemakkelijken, en het invoeren van een internationale valuta bestemd om als rekeneenheid te dienen bij het betalingsverkeer tusschen de verschillende landen. Ze weken nochtans gevoelig van elkaar af inzake bepaalde essentieele punten als daar zijn hun respectief standpunt t.a.v. het goud of de beteekenis toegekend aan het internationaal ruilverkeer, alsmede de monetaire en financieele politiek en techniek welke, in functie van deze twee factoren, dienden toegepast. Alles te zamen genomen vertolkte ieder der ontwerpen meer de opvattingen en den concreten toestand van het land waarvan het uitging. Het was derhalve duidelijk dat een bevredigende oplossing slechts kon verhoopt worden indien een compromis gevonden werd tusschen de standpunten der twee voornaamste naties op het gebied der internationale monetaire en financieele betrekkingen. Maandenlang spanden de Amerikaansche en Britsche experten, in samenwerking met hun Geallieerde collega's, zich . in om een .formule van toenadering uit te werken. Na talrijke raadplegingen, confrontaties en aanpassingen werd in April 1944 een voorafgaande overeenkomst bereikt in den vorm van een « Gemeenschappelijke verklaring van Experten over de oprichting van een Muntfonds der Vereenigde en Verbonden Volken ». Dit ontwerp werd andermaal omgewerkt in de maand Juni in den loop van een voorbereidende vergadering der vertegenwoordigers van de voornaamste Geallieerde landen te Atlantic City. Het oorspronkelijk Amerikaansche voorstel betreffende de oprichting van een Fonds had dus de bovenhand behaald; dit werd trouwens algemeen verwacht, gelet op de vooraanstaande plaats die de Vereenigde Staten in de toekomstige commercieele en financieele transacties zullen innemen. Nochtans was dit voorstel in belangrijke mate gewijzigd geworden en leniger gemaakt, aan de hand der suggesties vervat in de andere plannen of uitgebracht tijdens de besprekingen. Toen de voorafgaande besprekingen zoo ver gevorderd waren, besloten de Vereenigde Staten *de officieele vertegenwoordigers van alle Vereenigde Volken op een plenaire conferentie bijeen te roepen, ten einde een definitieven vorm te geven aan het nieuwe
monetaire en financieele statuut. De conferentie, waaraan de afgevaardigden van vier en veertig Vereenigde en Verbonden Naties deelnamen, werd onder het voorzitterschap van den heer IVIorgenthau, van 1 tot 22 Juli 1944 te Bretton Woods in de Vereenigde Staten gehouden. Het onmiddellijk doel van de samenkomst bestond in de technische uitwerking van een systeem, dat de rigiditeit en bijgevolg de gebreken inhaerent aan het automatisme van den orthodoxen gouden standaard zou vermijden, maar niettemin toelaten van de belangrijke voordeelen van valutastabiliteit en van harmonieuze bevordering en ontwikkeling der handelstransacties, eigen aan dit régime, te genieten. Na besprekingen die verscheidene weken duurden, werd dit doel ten volle bereikt. De Conferentie leidde inderdaad tot een accoord — gepubliceerd in een Eindakte — over de oprichting van twee nieuwe lichamen die geroepen zijn om den hoeksteen te vormen van het régime der monetaire en financieele wereldtransacties van na den oorlog : eenerzijds, het Internationale Muntfonds en anderzijds, de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling. De eerste dezer instellingen zal instaan voor de eigenlijke monetaire betrekkingen, terwijl de tweede belast is met de ordening der zuiver financieele verrichtingen, d.w.z. der kapitaalbewegingen. Buiten dit accoord nopens de technische grondslagen van het toekomstige geld- en kapitaalverkeer tusschen de Vereenigde Naties, trol de Conferentie van Bretton Woods eveneens verscheidene besluiten en deed aanbevelingen betreffende de algemeene problemen der reorganisatie van de wereldeconomie na den oorlog. Deze laatste hielden o.m. verband met de schommelingen van den zilverprijs, de wenschelijke liquidatie van de Bank voor Internationale Betalingen wier taak en bevoegdheid voortaan zouden worden uitgeoefend — en zelfs ruim overschreden — door de nieuw opgerichte lichamen, de opsporing en het nemen van bewarende maatregelen t.a.v. de buitenlandsche activa van de Spilmogendheden en de goederen toebehoorend aan de ingezetenen der door den vijand geplunderde Vereenigde Naties, ten slotte, de door de toetredende Staten te voeren politiek inzake vermindering der toltarieven en andere belemmeringen van den internationalen handel, regularisatie der voornaamste grondstoffenmarkten en -prijzen, oplossing der problemen van internationaler aard die door de reconversie gesteld worden, samen werking op het gebied der politiek van volledig. tewerkstélling en verhooging van het levenspeil der volkeren.
* * Hierna volgt een beknopte analyse van de doeleinden, de beteekenis en het mechanisme van het nieuw internationaal monetair en financieel régime dat op de Conferentie te Bretton Woods tot stand kwam. Deze uiteenzetting heeft voornamelijk tot doel den lezers een samenhangend en bevattelijk beeld te geven van de essentieele statutaire bepalingen van
—3—
het Muntfonds en de Internationale Bank; wegens hun juridische formuleering en het technisch karakter van hun inhoud zijn deze clausules zooals ze zijn opgenomen in de Eindakte — officieel document van 85 bladzijden — inderdaad niet altijd gemakkelijk te begrijpen bij een eenvoudige lectuur. We zullen ons daarbij inspannen om de beteekenis van zekere bepalingen te verduidelijken door middel van eenigen korten commentaar of verklarende voorbeelden. Ten slotte zullen we trachten het belang der overeenkomsten van Bretton Woods voor België te omschrijven door de positie van ons land t.a.v. het aldus uitgewerkte nieuwe monetaire régime in bepaalde aangelegenheden nader toe te lichten.
Het totaal bedrag der quota van de vier en veertig landen op de Conferentie vertegenwoordigd, beloopt 8,8 milliard U.S.-dollar. In onderstaande tabel zijn de quota opgenomen die door ieder land werden verkregen. Quota in het Internationaal Muntfonds toegekend aan de landen vertegenwoordigd op de Conferentie van Bretton Woods (millioenen
Australië België Bolivië Brazilië Canada Chili China Columbië Costa-Rica Cuba Denemarken Dominikaansche • Republiek Ecuador Egypte Ethiopië Frankrijk Griekenland Groot-Brittannië Guatemala
.
INTERNATIONAÁL MUNTFONDS (International M.onetary und)
Leden, quota en inschrijvingen . 1. De oorspronkelijke leden van het Internationaal Muntfonds zijn de landen welke op de Monetaire en Financieele Uonierentie der Vereenigde Volken vertegenwoordigd waren en waarvan de regeeringen het lidmaatschap hebben aanvaard door de Eindakte van de Overeenkomst vóór 1 Januari 1946, in de vereischte vormen, te bekrachtigen. Naast het oorspronkelijke lidmaatschap kan de hoedanigheid van lid na dezen datum ook worden verleend aan de regeeringen van andere landen, onder de voorwaarden en op het tijdstip, die door het Fonds zullen vastgesteld worden. Aldus is de mogelijkheid geopend, het monetaire en financieele régime dat te Bretton Woods werd uitgewerkt en aanvankelijk tot de Vereenigde Volken beperkt blijft, geleidelijk tot de geheele wereld uit te breiden. Dientengevolge kunnen de neutrale staten en zelfs de vroegere vijandelijke landen geroepen worden om later, onder bepaalde voorwaarden, tot het stelsel toe te treden. In den geest van zijn promotors, heeft het nieuwe statuut een wereldomvattende strekking; dit kenmerk wordt door verscheidene auteurs zelfs beschouwd als een essentieele factor voor het welslagen der organisatie (1). Het is duidelijk dat, indien sommige landen wier aandeel in den wereldhandel belangrijk is, buiten het stelsel zouden blijven, de doeltreffendheid en wellicht zelfs het bestaan er van zouden worden in gevaar gebracht. 2. Het werkkapitaal van het Fonds voor zijn regulariseerend ingrijpen in de internationale monetaire transacties, zal door de leden worden bijeengebracht in den vorm van een pool van goud en deviezen. Aan ieder lid wordt een quotum toegewezen in verhouding tot zijn economische en financieele betenkenis en zijn rang in den wereldhandel (2). (1) PERROux : blz. 9 v.v. (2) Beschouwingen van politieleen aard zijn evenwel niet altijd uitgebleven bij de vaststelling der quota.
Haïti
Honduras IJsland Indië Irak Iran Joego-Slavie Liberia Luxemburg Mexico Nederland Nicaragua Nieuw-Zeeland
200 225 10 150 300 50 550 50 5 50 5 5 45 6 450 40 1.300 5 5 2,5 1 400 8
Noorwegen Panama Paraguay
Peru
Philippijnen Polen Salvador Tsjecho-Slowakije Unie der Socialistische SovjetRepublieken Uruguay Venezuela Vereenigde Staten Zuidarrikaansche Unie Totaal
25 60 0,5 10 90 275 2 50 50 0,5 2 25 15 125 2,5 125 1.200 15 15 2.750 100 8.800
Het Fonds zal de quota van de leden om de vijf jaar herzien en, indien zulks gewettigd blijkt, een aanpassing er van voorstellen. Het kan eveneens, op eenig ander tijdstip en op aanvraag van het belanghebbend lid, een aanpassing van het individueele quotum toestaan. Iedere wijziging der quota moet met meerderheid van vier vijfden van het totaal aantal stemmen bekrachtigd worden, terwijl verder geen quotum gewijzigd mag worden zonder toestemming van het betrokken lid. 3. Het door ieder lid ingeschreven bedrag moet gelijk zijn aan zijn quotum en algeheel aan het Fonds afgedragen zijn uiterlijk op den datum met ingang waarvan het lid aan de gestelde voorwaarden voldoet om deviezen van het Fonds te mogen aankoopen.
De ingeschreven bedragen zullen ten deele in goud en ten deele in nationale valuta moeten gestort worden.
- 4 -
Ieder lid is er toe gehouden het kleinste der twee hiernavolgende bedragen in goud te storten : 25 pet. van zijn quotum, of
10 pet. van het netto-bedrag van zijn officieele activa in goud of in U.S.-dollar voorhanden den dag waarop het Fonds zijn leden zal ter kennis brengen dat het op het punt staat zijn valutatransacties aan te vangen. Berekend werd dat, overeenkomstig de gegevens zooals zij zich per einde Maart 1944 voordeden, de gezamenlijke inschrijvingen in goud ca. $ 1.643 millioen zouden bedragen, waarvan 687 millioen te leveren door de Vereenigde Staten en 955 millioen afkomstig van de andere landen die op de Conferentie vertegenwoordigd waren, terwijl het bedrag dat in nationale valuta moet worden gestort, ca. $ 7.157 millioen zou beloopen. De wijzigingen die sindsdien in de verdeeling der wereldgoudreserves zijn ingetreden, zullen slechts weinig verandering gebracht hebben aan bovenstaande cijfers. Elk lid zal het saldo van zijn quotum in zijn eigen valuta storten. Evenwel is het den leden geoorloofd ieder deel van hun storting in nationale valuta, dat het Fonds voor zijn transacties niet noodig oordeelt, te vervangen door niet verhandelbare, onmiddellijk terugbetaalbare en rentelooze Staatsfondsen. Een bijzondere clausule voorziet dat de goudwaarde der activa van het Fonds zal worden gehandhaafd, welke ook de wijziging zij die aan de muntpariteiten der leden wordt aangebracht. Indien dus een toegetreden land zijn valuta devalueert of zoo het Fonds, wegens een binnenlandsche prijsstijging bij voorbeeld, de meening is toegedaan dat de koerswaarde van deze munt in aanzienlijke mate gedaald is, zal het betrokken land aan het Fonds een bijpassing in nationale valuta dienen te verrichten ter compensatie van de vermindering der goudwaarde der activa van het Fonds in deze munt. Zoo daarentegen de waarde van een munt verhoogt, zal het Fonds aan het betrokken lid een bedrag storten overeenstemmend met de waardestijging van zijn activa in deze munt. 4.
Doel van de instelling Het Internationaal Muntfonds krijgt als opdracht : 1) de internationale samenwerking op monetair gebied te bevorderen door de oprichting van een vast centraal orgaan dat het overleg en de samenwerking inzake internationale geldproblemen zal vergemakkelijken; 2) de harmonische uitbreiding en ontwikkeling van den wereldhandel te vergemakkelijken en er aldus toe bij te dragen in de deelnemende landen een hoog peil van tewerkstelling en een hoog reëel inkomen te handhaven alsmede hun hulpbronnen productief te maken;
3) de wisselkoersstabiliteit te bevorderen en regelmatige valutaovereenkomsten onder de leden in stand te houden en te vermijden dat muntdepreciatie als concurrentiewapen zou aangewend worden; 4) mede te werken tot het tot stand brengen van een multilateraal betalingsstelsel voor de loopende transacties en tot de uitschakeling van de valutabeperkingen die de ontwikkeling van den wereldhandel belemmeren;
door de middelen van het Fonds mits afdoende waarborgen te hunner beschikking te stellen, en het hun aldus mogelijk te maken onevenwichtigheden in hun betalingsbalansen te corrigeeren, zonder dat hiervoor naar middelen moet worden gegrepen die voor de nationale en de internationale welvaart schadelijk zijn;
5) de positie der leden te versterken
6) den duur en den omvang van de evenwichtsstoornissen in de internationale betalingsbalansen der leden te verminderen. Het terrein waarop het Fonds zijn bedrijvigheid zal uitoefenen, beperkt zich strikt tot den monetairen sector, d.w.z. tot de transfers en regelingen voortvloeiend uit loopende handelstransacties of hiermee
gelijkgestelde verrichtingen. Den wereldhandel vergemakkelijken en aanmoedigen door in de eerste plaats orde en stabiliteit in de wisselkoersen te brengen, is de essentieele doelstelling van het Fonds. Zijn bedrijvigheid strekt zich dan ook niet uit tot de transacties die verband houden met kapitaalbewegingen of eigenlijke credietoperaties, d.w.z. beleggingen op langen termijn, daar deze sector •overgelaten wordt aan de Bank voor Herstel en Ontwikkeling. Hiermede is evenwel niet gezegd, dat het stahiliseerend ingrijpen van het Fonds op monetair gebied geen invloed op het financieele terrein zal doen gelden. Integendeel. zooals E. A. Goldenweiser en Alice Bourneuf — twee deskundigen van de Afdeeling Studiën en Statistiek van het Federal Reserve Board. die aan de werkzaamheden van de Conferentie actief deelnamen — in een artikel, gewijd aan de overeen-
komsten van Bretton Woods (1), terecht deden opmerken, zullen het Fonds en de Bank elkaar wederzijds steunen in dien zin dat de bedrijvigheid van het eene, orgaan deze van het andere zal aanvullen : eenerzijds zal het Fonds de risico's die, wegens de monetaire instabiliteit, aan de internationale beleggingen verbonden zijn, doen verminderen, terwijl anderzijds de uitbreiding dezer investeeringen, dank zij de aanmoedigingen van de Bank, op haar beurt er zal toe bijdragen om den wereldhandel te verruimen en aldus meer evenwicht te brengen in de betalingsbalansen der leden. (1) « Bretton Woods Agreements• », rederal Reserve Bulletin, September 1944.
- 5 -
13.
Stabiliteit der wisselkoersen Hoe zal nu het Fonds er in slagen zijn fundamenteel doel, nl. een duurzame wisselkoersstabiliteit te bereiken en te handhaven ? Dit doel zal in twee etappes worden bereikt : vooreerst zal voor de verschillende valuta's een wisselpariteit worden vastgesteld op het oogenblik waarop het Fonds zijn bedrijvigheid zal aanvangen; daarna zal een toereikende stabiliteit worden gehandhaafd aan de hand van een reeks beschikkingen waarbij de voorwaarden en de grenzen — trouwens vrij eng en duidelijk bepaald -vastgesteld worden welke voor de wisselkoersschommelingen en muntdepreciaties der deelhebbende leden nog zullen kunnen in aanmerking komen. A.
—
1. De pariwaarde van de valuta van elk lid zal worden vastgesteld in verhouding tot het goud of tot den U.S.-dollar van het gewicht en gehalte geldig op 1 Juli 1944.
3. Een afwijking van deze bepalingen is voorzien voor die landen wier grondgebied tijdens den oorlog bezet werd. Deze landen moeten de aanvankelijke pariwaarde van hun munt slechts mededeelen na een door het Fonds te bepalen termijn. Indien de aldus vastgestelde waarde geen bevrediging schenkt, zullen hun opnieuw faciliteiten verleend worden. België kan aldus eventueel deze bepalingen te zijnen gunste inroepen. 4. De wijzigingen aan de aanvankelijke parikoersen die overeenkomstig deze regelen werden ingediend, zullen niet in overweging worden genomen voor de vaststelling der wijzigingsmarges die verder zullen toegestaan worden wanneer het Fonds zijn normale bedrijvigheid zal uitoefenen. (Zie hieronder.)
Handhaving en latere wijzigingen van de wis .selknersen
1. Werd de aanvankelijke pariteit van de geldeenheid der toegetreden landen definitief vastgesteld, dan nemen deze laatste de verbintenis op zich de waarde van hun munt op dit peil te handhaven. Hiertoe zal het Fonds een marge boven en onder de pariteit voorschrijven, die de leden zullen moeten in acht nemen bij alle aankoop- of verkooptransacties van eigen valuta tegen goud. Dientengevolge is het den leden niet meer geoorloofd, goud aan te koopen tegen een hoogeren prijs dan hun parikoers vermeerderd met de marge, noch te verkoopen tegen een 'ageren prijs dan dezen koers verminderd met de marge. Deze beschikking, die eenige gelijkenis vertoont met de muntwetten van de landen met gouden standaard, heeft dus tot gevolg dat de waarde van de geldeenheid der deelhebbende leden gehandhaafd blijft binnen enge grenzen t.a.v. het goud.
Vaststelling der aanvankelijke pariteiten
2. Zoodra het Fonds het oogenblik gekomen acht waarop het zijn valutatransacties kan aanvangen, zal het hiervan de leden kennis geven: deze laatsten zullen dan binnen de dertig dagen de pariwaarde van hun munt aan het Fonds mededeelen. Bedoelde waarde zal in principe dienen overeen te stemmen met den wisselkoers die op den zestigsten dag vóór de inwerkingtreding der Bretton Woods-overeenkomst werd toegepast. Daar deze voorwaarde op 31 December 1945 vervuld werd, zal dientengevolge als algemeene regel, de wisselkoers van de verschillende valuta's per 1 November 1945 als aanvankelijke pariteit worden beschouwd, tenzij het lid of het Fonds, binnen de negentig dagen na de kennisgeving, oordeelt dat de aldus vastgestelde pariteit geen voldoening schenkt. In dergelijk geval zullen de twee partijen het tot een overeenkomst moeten brengen omtrent de vaststelling van de nieuwe pariteit. Indien geen accoord bereikt wordt na het verstrijken van een redelijken termijn, zal het lid beschouwd worden als zijnde uit het Fonds getreden.
—
2. De valutatransacties tusschen een lid en de andere leden, mogen slechts geschieden tegen een koers die niet meer dan 1. pCt. van den parikoers afwijkt zoo het gaat om contantverrichtingen; voor de andere transacties zal een bijkomende marge, door het .Fonds als redelijk geacht, worden toegestaan. Deze bepalingen vormen op hun beurt een waarborg voor de stabiliteit van de valuta van een lid ten opzichte van de valuta's der andere leden. 3. Ieder lid neemt de algemeene verplichting op zich met het Fonds samen te werken ten einde de •stabiliteit van de wisselkoersen te bevorderen, met de andere leden regelmatige valutaovereenkomsten te behouden en niet naar muntmanipulaties te grijpen voor commercieele concurrentie. Verder verbindt ieder lid zich slechts valutatransacties tusschen zijn munt en deze der andere leden toe te laten onder de hierboven omschreven voorwaarden. Evenwel worden de .cleclhebbende landen, waarvan de monetaire overheid binnen de voorgeschreven grenzen vrijelijk goud aankoopt en verkoopt met het oog op de afwikkeling der internationale transacties, geacht aan hun verplichtingen te hebben voldaan. ,
Tot zoover de essentieele bepalingen strekkende tot invoering en handhaving der wisselkoersstabiliteit onder de bij het Fonds aangesloten leden. Nochtans waren de ontwerpers van Bretton Woods er zich degelijk van bewust dat stabiliteit niet noodzakelijk volledige strakheid moest — en zelfs niet mocht •L beteekenen. Integendeel, wilde men een aannemelijk en levensvatbaar régime tot stand brengen, dan moest een zekere soepelheid gelaten worden, en met name, zekere afwijkingen mogelijk gemaakt in die gevallen waarin uit hoofde van den algemeenen monetairen en economischen toestand in een land. een onaantastbare wisselkoers bezwaarlijk zou kunnen gehandhaafd blijven. Inderdaad, het langdurige en schadelijke deflatieproces, waartoe verschillende Staten na den eersten wereldoorlog waren over-
—6—
gegaan ten einde den gouden standaard in stand te houden, doch waardoor de vitale belangen van handel en nijverheid opgeofferd werden aan het muntprestige, stond een ieder nog levendig voor den geest; een oplossing die een terugkeer naar dergelijke toestanden zou mogelijk gemaakt hebben, had geen kans aanvaard te worden. 1-let kwam er dus op aan een compromis te vinden tusschen de uiterste opvattingen, nl. eenerzijds den zuiveren goliden standaard met zijn kenmerk van rigiditeit en anderzijds het systeem van geleide munt (manageft cvrrency) waarbij de waarde van het geld in functie van den economischen toestand varieert. Onder deze voorwaarden kon het nieuwe internationale geldstelsel slechts op een relatieve stabiliteit aanspraak maken. In de eerste plaats diende de terugkeer. naar de chaotische toestanden van vóór 1939 vermeden. Welnu deze essentieele doelstelling kon slechts bereikt worden indien aan de deelhebbende landen de zekerheid gegeven werd dat hun rechtmatige belangen onder het nieuwe statuut niet zouden geschaad worden. Er werd dan ook als regel aangenomen dat de stabiliteit wel principieel zou worden gehandhaafd, doch dat wijzigingen gewettigd door de omstandigheden evenwel zouden worden toegestaan, met dien verstande, dat hiervoor modaliteiten zouden voorzien worden die aan de belangen van het Fonds •en van de andere leden, niet zouden schaden.
degenen die sedert de definitieve vaststelling van de aanvankelijke pariteit werden doorgevoerd — 10 pet van de aanvankelijke pariteit niet overschrijdt. d) Voor iedere wijziging boven 10 pet. van de aanvankelijke pariteit is het Fonds gerechtigd hiervoor zijn goedkeuring te verleenen of zich er tegen te verzetten onder volgende voorwaarden : 1° voor de wijzigingen begrepen tusschen 10 en 20 pet. zal het Fonds zijn beslissing binnen de twee en zeventig uren aan het betrokken lid te kennen geven zoo dit laatste zulks verlangt; 2° wanneer de voorgestelde wijziging 20 pCt. van de aanvankelijke pariteit overschrijdt, zal het Fonds over een geschikten termijn (niet gespecifieerd in den tekst van de overeenkomst) beschikken om zijn houding bekend te maken. Een speciale clausule voorziet dat ieder lid zijn muntpariteit zonder accoordverklaring van het Fonds zal mogen wijzigen, indien de wijziging geen terugslag heeft op de internationale transacties van de leden van het Fonds. Het practisch nut van dergelijke bepaling kan moeilijk worden ingezien, vermits men zich bezwaarlijk een zoodanig geval kan indenken.
In de Eindakte der Overeenkomsten van Bretton Woods wordt niet gezegd wat onder « fundamenteele onevenwichtigheid » dient verstaan. Dit stilzwijgen vormt cngetwijfeld een leemte, hetgeen trouwens een der meest gegronde critieken is welke reeds meermalen tegen het nieuwe statuut werd uitgebracht. Evenwel moet erkend worden dat het moeilijk, zoo niet onmogelijk was, zoo maar onmiddellijk een klare en volledige bepaling van een dergelijke « fundamenteele onevenwichtigheid » te formuleeren. Zeer dikwijls zal het gaan om specifieke gevallen waarbij tal van factoren dienen in aanmerking genomen. Vaste criteria in dit opzicht zullen dan ook waarschijnlijk slechts in het licht van een langdurige ervaring kunnen vastgelegd worden.
e)Ten einde aan de leden den waarborg te verleenen dat het nieuwe régime hen niet zal blootstellen aan een moeizame deflatie. voortvloeiend uit de onmogelijkheid naar eigen goeddunken hun nationalen wisselkoers aan de verhoudingen op de wereldmarkten aan te passen, wordt uitdrukkelijk bepaald dat het Fonds er toe gehouden is zijn goedkeuring te hechten aan iedere voorgestelde wijziging, wanneer deze noodig blijkt om een fundamenteele onevenwichtigheid te corrigeeren. In het bijzonder zal het Fonds zich niet mogen verzetten tegen een voorgestelde wijziging om redenen die verband houden met het sociaal of politiek régime van het lid dat de wijziging voorstelt. Deze bepaling werd ingelascht om de eventueele vrees te stillen van leden die structuurhervormingen op economisch en sociaal gebied ingevoerd hebben of wenschen in te voeren. Aldus zou het Fonds niet mogen verhinderen dat bepaalde landen programma's van maatschappelijke zekerheid of andere gelijkaardige schikkingen uitwerken, onder voorwendsel dat deze maatregelen de bestaande pariteit zouden kunnen in gevaar brengen (1). Het Fonds zal nochtans in alle gevallen zelf oordeelen of de voorgestelde wijziging al dan niet noodzakelijk is om een fundamenteele onevenwichtigheid uit te schakelen. Een dergelijke beslissing zal slechts kunnen genomen•worden na een onpartijdig en grondig onderzoek der verscheidene overwegingen van economischen, monetairen en financieelen aard die den toestand van het land, dat de wijziging voorstelt, kenmerken.
c) Het Fonds mag zich niet verzetten tegen een wijziging van de muntwaarde van een lid wanneer deze wijziging — desnoods vermeerderd met al
(1) voorbeeld aangehaald door Harry 1). White cf. « The MoneForeign Affairs, tary Fund. Some erilicisms examined ». januari 1945.
4. Welke zijn nu de voorwaarden waaronder 'wijzigingen aan de geldende parikoersen mogen aange-
bracht worden ? a) Allereerst mag een wijziging aan de muntpariteit van een lid niet worden aangebracht dan op voorstel van het lid zelf en na voorafgaand overleg met het Fonds. b) Daarenboven zal een lid slechts dan een wijziging van zijn muntpariteit voorstellen wanneer deze noodzakelijk blijkt om een fundamenteele onevenwiehiigheid in zijn monetaire en economische structuur te corrigeeren.
f) Het statuut van Bretton Woods erkent uitdrukkelijk dat menigvuldige en belangrijke wijzigingen en aanpassingen tijdens de naoorlogsche overgangsperiode zullen noodzakelijk zijn, ten gevolge van de diepe storingen die de oorlog in den economischen, monetairen en financieelen toestand van de verschillende landen zal hebben veroorzaakt. Het Fonds zal de:halve bij het onderzoek der gedurende die periode ingediende aanvragen . om wijziging der wisselpariteiten, aan zijn leden het voordeel van eiken redelijken twijfel toekennen. Algemeen wordt aangenomen dat de orthodoxe criteria der wisselkoersschommelingen bezwaarlijk tijdens de eerste reconversiejaren zouden kunnen toegepast worden en dat ze in ieder geval ontoereikend zouden zijn. Onder deze voorwaarden zou het Fonds moeilijk van in den beginne kunnen optreden om met volle zaakkennis de passende parikoersen bij de
opeenvolgende en .wisselende stadia van den wederopbouw vast te stellen. De meening vindt dan ook algemeen ingang dat de vrij strenge regelen betreffende de mogelijkheid tot wijziging der parikoersen tijdens gansch de overgangsperiode in een ruimen geest van begrip en soepelheid zullen worden toegepast (1). g) Zoo een lid ondanks het verzet van het Fonds — in de gevallen waarin dit recht aan het Fonds is toegekend — de aanvankelijke pariwaarde van zijn munt met meer dan 10 pet. wijzigt, kan het Fonds beslissen zijn hulpbronnen voortaan niet meer ter beschikking van dit lid te stellen. Indien er in dergelijk geval, na afloop van een redelijken termijn, • tusschen het Fonds en het lid geen accoord bereikt wordt nopens de nieuwe vast te stellen muntwaarde, zal het Fonds het lid kunnen verplichten zich uit de organisatie terug te trekken.
z
h) Een andere clausule voor iet dat het Fonds onder bepaalde voorwaarden het recht heeft eenvormige en proportioneele wijzigingen aan de muntpariteiten van alle leden aan te brengen. Dergelijke beslissing kan slechts genomen worden bij meerderheid van het gezamenlijk aantal stemmen en mits goedkeuring van ieder land dat ten minste 10 pet. van de gezamenlijke quota bezit, d.w.z. van de Vereenigde Staten, Groot-Brittannië en de I.T. S. S. R. Daarenboven mag ieder lid, wat zijn eigen valuta
betreft, weigeren met deze wijziging genoegen te nemen, op voorwaarde dat het zulks binnen de twee en zeventig uren ter kennis brengt van het Fonds. Deze beschikking werd ingelascht ten einde de positie der toegetreden landen eventueel te kunnen aanpassen, hetzij ten overstaan van niet aangesloten landen of landengroepen, hetzij vooral ten overstaan van het goud, zulks met het doel overeenkomstige wijzigingen in de prijsniveau's teweeg te brengen. (1) GOLDENWEISER
en
BOURNEUF :
Op.
eit., blz. 3.
- 8
Tot zoover de voornaamste regelen die door het charter van Bretton Woods aan de vaststelling en de wijziging der muntpariteiten gewijd worden. Zoo we hier vrij lang bleven bij stilstaan, dan ligt zulks hieraan dat het hoofdstuk nopens de wisselkoersen als het ware den hoeksteen ja zelfs, de bestaansreden vormt van het systeem dat te Bretton Woods werd uitgewerkt. Ter wille van het herstel van een geordend en samenhangend wisselkoerssysteem, dat niet gebaseerd is op een totale onbeweeglijkheid maar op een afdoende en breed opgevatte stabiliteit, werd de noodzakelijkheid van de reorganisatie der internationale monetaire betrekkingen in den loop der laatste jaren zoo scherp aangevoeld. Het Muntfonds werd dan ook in de eerste plaats in het leven geroepen om toe te laten dit fundamenteel doeleinde te bereiken. Het welslagen of de mislukking van gansch het stelsel zal afhangen van de mate waarin de werking van het mechanisme der muntpariteiten voldoening schenkt. Reeds herhaaldelijk werd de vraag gesteld of de toepassing der beschikkingen van Bretton Woods betreffende de wisselkoerspariteiten, zooals ze hier-
boven werden geschetst, in staat zullen zijn de verhoopte stabiliteit te verzekeren. Sommigen meenen zelfs dat de speelruimte gelaten inzake wijziging der
wisselkoersen, het systeem dreigt in gevaar te brengen en een nieuw tijdvak van monetaire storingen zou kunnen inluiden. Het heeft er allen schijn van dat deze critieken niet voldoende rekening houden met de werkelijkheid in de internationale monetaire betrekkingen. Het lijdt inderdaad niet den minsten twijfel dat een land wiens economie bedreigd wordt door een aanzienlijk en aanhoudend deficit van zijn betalingsbalans, voortvloeiend uit een ondoelmatigen
wisselkoers, en dat niet over toereikende middelen beschikt om het evenwicht te herstellen zonder erg te schaden aan zijn binnenlandsche bedrijvigheid en aan zijn internationale concurrentiemogelijkheden, geen andere keuze heeft dan zijn muntpariteit te wijzigen. In feite zou trouwens geen enkele regeering in dit geval aarzelen tot een dergelijken maatregel haar toevlucht te nemen. Het halsstarrig vasthouden aan de pariteit zou dan slechts tot gevolg hebben dat de onvermijdelijke aanpassing later nog veel scherper zal worden dan wanneer ze ten gepasten tijde aangebracht werd. Deze werkelijkheid kan niet genegeerd worden en het Fonds ware vooraf tot mislukking gedoemd zoo de noodige beschikkingen in zijn statuut niet voorzien waren om aan dergelijke toestanden het hoofd te bieden. Het is juist deze klin die de clausule van de « fundamenteele onevenwichtigheid » toelaat om te zeilen. We mogen daarom de meening van de groote meerderheid der experten bijtreden nl. dat de bepalingen betreffende de mogelijkheden tot wijziging der bestaande pariteiten — aanpassingen doorgevoerd onder het toezicht en met de toestemming van het Fonds — van dien aard zijn dat ze op langen termijn een tijdvak van stabiliteit in ruimen
geest, veeleer dan een periode van stoornissen, zullen inluiden. Na aldus het fundamenteel mechanisme der wisselpariteiten onderzocht te hebben, zullen we thans nagaan hoe het Fonds zich voorneemt technisch zijn doel van stabilisatie en regularisatie der valutabetrekkingen te bereiken en over welke middelen het hiertoe beschikt. Zulks houdt verband, eenerzijds, met het algemeen régime der valutatransacties, alsmede met de specifieke tusschenkomst van het Fonds in dezen en anderzijds, met de beschikkingen waarbij het organisme tot een revolving Fund gemaakt wordt, derwijze dat de « manceuvremassa » in den vorm van internationale betaalmiddelen waarover het Fonds zal beschikken om zijn normaliseerende werking te steunen, regelmatig wordt aangevuld en hernieuwd. Algemeen régime van de valutatransacties 1. De leden nemen de algemeene verbintenis op zich zonder de goedkeuring van het Fonds geen restricties in te voeren inzake betalingen en transfers voor loopende internationale transacties. Onder betalingen en transfers voor loopende internationale transacties dienen verstaan : deze voortvloeiend uit rechtstreeksch ruilverkeer van goederen en diensten of uit normale internationale bank- en credietverrichtingen op korten termijn. Overmakingen van interesten op leeningen of van netto-inkomens uit andere beleggingen, betalingen van gematigde bedragen uit hoofde van aflossing van leeningen of dekking der waardeverminderingen op buitenlandsche beleggingen, alsmede overmakingen van bescheiden bedragen om te voorzien in het levensonderhoud van familieleden vallen eveneens in de categorie der loopende transacties. Doch in geen geval mag dit begrip uitgebreid worden tot betalingen in verband met de eigenlijke kapitaalbewegingen. Het Fonds zal er over beslissen of specifieke transacties in de groep der loopende transacties dan wel in deze der kapitaaltransfers dienen ondergebracht. Wat de kapitaalbewegingen betreft, behoudt ieder lid het recht ze te controleeren voor zoover deze reglementeering niet schaadt aan de loopende transacties of den transfer van fondsen, bestemd om de aangegane verbintenissen na te komen, niet nutteloos vertraagt. Valutaovereenkomsten betreffende de munt van een lid, die strijdig zijn met de valutareglementeeringen welke door dit lid overeenkomstig de beschikkingen van het charter gehandhaafd of ingevoerd werden, zullen geen dwingende kracht hebben binnen het grondgebied van de leden van het Fonds. Daarenboven mogen de leden bij wederzijdsch accoord samenwerken aan maatregelen, ten einde de valutareglementeering van een lid meer doeltreffend te maken, althans indien dergelijke maatregelen en regelingen geen afbreuk doen aan de voorschriften van het charter. 2. De tweede verplichting der leden inzake internationale betalingen betreft de praktijken van valuta-
discriminatie, welke vóór den oorlog geleidelijk ingang hadden gevonden en ruimschoots bijgedragen hadden tot de steeds grootere beperking van den omvang van het internationaal ruilverkeer. Een terugkeer naar deze methoden diende dus verhinderd. De overeenkomst bepaalt dan ook dat geen enkel lid zonder toestemming van het Fonds nog discriminatoire valutaaccoorden mag afsluiten of maatregelen treffen waardoor zijn muntstelsel in afzonderlijke sectoren gesplitst wordt (praktijk der meervoudige valuta), behalve in de gevallen die in de overeenkomst zelf worden voorzien. Zoo dergelijke accoorden of praktijken in een toetredend land bestaan op het oogenblik dat het nieuwe régime van kracht wordt, dan zal dit land het advies van het Fonds inwinnen met het oog op de geleidelijke afschaffing van deze accoorden of maatregelen. De belangrijkste afwijking van deze algemeene verplichting betreft de speciale maatregelen t. a. v. de schaarsche valuta's waarvan verder sprake. 3. Voor het naoorlogsche overgangstijdvak is een aangepast régime voorzien. Tijdens gansch deze periode zullen de leden beperkingen inzake betalingen en overmakingen, voortvloeiend uit loopende internationale transacties, mogen handhaven (of invoeren zoo het gaat om de vroeger bezette landen) en aanpassen aan de wisselende omstandigheden. Evenwel zal de politiek der leden te dien aanzien nooit de voornaamste doeleinden van het Fonds mogen uit het oog verliezen en, zoodra de toestand zulks toelaat zullen ze alle mogelijke maatregelen nemen ten einde met de andere landen handels- of muntaccoorden af te sluiten, om de internationale betalingen te vergemakkelijken en de valutastabiliteit te handhaven. In het bijzonder gaan de leden de verbintenis aan alle restrictie- of discriminatiepraktijken in te trekken zoodra het hun zonder deze bijzondere beschikkingen zal mogelijk zijn het evenwicht van hun betalingsbalans te herstellen zonder een overdreven beroep te moeten doen op de hulpmiddelen van het Fonds. De redenen van de vaststelling eener vrij lange overgangsperiode waarin van het algemeen principe van vrijheid der valutatransacties — grondslag van het Bretton Woods-stelsel — kan worden afgeweken zijn licht te begrijpen. De oorlog heeft zulke diepgaande stoornissen in de economische en financieele structuur van vele landen teweeg gebracht, dat een groot aantal onder hen tijdens de eerste jaren na den oorlog in enorme tekorten hunner betalingsbalans zullen moeten voorzien, om het werk van den wederopbouw door te voeren. Had men onder deze voorwaarden, onmiddellijk na de inwerkingtreding van het nieuwe systeem, de intrekking van de controlemaatregelen en van de valutareglementeeringen voorgeschreven, dan waren vele leden er toe verplicht geweest onmiddellijk de middelen van het Fonds dermate aan te spreken dat het geheele mechanisme zonder twijfel zeer snel zou ontredderd geworden zijn. Bovendien zou deze methode tot gevolg hebben
- 9 —
gehad dat de middelen van het Fonds nagenoeg uitsluitend zouden aangewend geworden zijn voor de financiering van de betalingsbalans-tekorten van landen, die nog niet in staat waren voordeel te halen uit de normale doch tijdelijke faciliteiten die door het Fonds worden verstrekt ten einde de handelsbalansen zijner leden in evenwicht te brengen. Het artikel van de overeenkomst handelend over de overgangsperiode, voorziet overigens uitdrukkelijk dat het Fonds niet tot doel heeft faciliteiten te verleenen voor noodleniging of wederopbouw, noch de internationale .,:ehulden voortvloeiend uit den oorlog te regelen. 4. Doch in het nieuwe statuut wordt niet alleen de afschaffing van de wisselkoersrestricties principieel bevestigd. Het Accoord voorziet ook vrij nauwkeurige regelen betreffende de verplichtingen der leden dienaangaande. Na drie jaar bedrijvigheid zal het Fonds elk jaar een verslag publiceeren over de restrictiemaatregelen die nog in de verschillende landen van kracht zijn. Na het vijfde jaar zal ieder lid dat nog restricties handhaaft, jaarlijks overleg moeten plegen met het Fonds omtrent het in stand houden dezer regeling. Het Fonds mag het betreffende lid er dan ook van kennis geven dat de toestand gunstig is voor de intrekking van een bepaalden maatregel of voor de algeheele afschaffing der tot dusver vigeerende restrictiemaatregelen. Aan het lid, dat in dergelijk geval en na een redelijken termijn zijn beperkende regeling verder handhaaft, kan het Fonds zijn hulpverleening ontzeggen of het zelfs verplichten uit de instelling te treden. Uit het voorgaande kan aldus worden opgemaakt dat naar den geest van Bretton Woods, het internationaal betalingsverkeer binnen vijf jaar nagenoeg volledig tot normale verhoudingen zal moeten teruggekeerd zijn ; feitelijk zal het dan ook voor ieder land moeilijk zijn nog verder reglementeeringspractijken bij de wisselkoerstransacties toe te passen. 5. Naast den algemeenen regel waarbij restrictieen discriminatiemaatregelen op monetair gebied geweerd worden, heeft een speciale clausule betrekking op de omzetting der in het buitenland aangehouden saldi. Ieder deelhebbend land zal van de andere landen de saldi in zijn eigen valuta die door hen worden aangehouden, moeten afkoopen op voorwaarde : a) dat deze saldi onlangs werden verkregen naar aanleiding van loopende transacties; b) of dat hun omzetting noodzakelijk blijkt om betalingen van loopende transacties te verrichten.
Op te merken valt dat deze conversiemogelijkheid alle n voor de ‹, leden » openstaat, d.w.z. voor de regeeringen of hun centrale monetaire en financieele organen (circulatiebank, egalisatiefonds of deviezeninstituut, schatkist, enz.), in tegenstelling met particuliere personen en ondernemingen die deze clausule —
niet mogen inroepen voor de individueele omzetting van hun buitenlandsche activa. Het eerste deel van deze bepaling geeft aan de leden de verzekering dat de opbrengst van hun uitvoer en van andere loopende transacties steeds te hunner beschikking zal staan en ten allen tijde zal kunnen gerepatrieerd worden tegen den vigeerenden parikoers, hetzij in nationale valuta, hetzij in goud. Indien b.v. België onlangs saldi in U.S.-dollars verkreeg naar aanleiding van loopende transacties, dan mag België desgewenscht deze saldi in franken omzetten en repatrieeren of, indien de Vereenigde Staten zulks verkiezen, in goud, welk laatste dan op zijn beurt onmiddellijk in franken kan geconverteerd worden. Het tweede geval is van toepassing op de saldi die in het verleden werden verkregen of niet afkomstig zijn van loopende transacties. Hier is de mogelijkheid tot omzetting meer beperkt; inderdaad, de conversie van deze activa kan slechts bekomen worden zoo het land deze saldi noodig heeft voor betalingen uit hoofde van loopende transacties. Daar overigens de vereffening dezer saldi niet tot de categorie der loopende transacties behoort, en ieder lid vrijelijk de kapitaaltransfers kan regelen, volgt hieruit dat in feite het debiteurland er vrijelijk over zal beslissen of deze saldi al dan niet mogen omgezet worden. Eigenlijk, kan de debiteur zich dus ten allen tijde en eigenmachtig aan deze tweede verplichting onttrekken (1). . Verder voorziet het accoord bepaalde uitzonderingen op het principe van de omzetting der saldi. Aldus zal de omzettingsverpliehting niet toepasselijk zijn op de tijdens de overgangsperiode geaccumuleerde saldi indien de debiteur, van de tijdens die periode toegelaten restrictiemaatregelen gebruik gemaakt heeft. De verplichting is evenmin van kracht indien het betrokken land van het Fonds machtiging verkrijgt, valutarestricties op te leggen of indien de saldi verkregen werden door overtreding der valutareglementeering van het lid wien de conversie gevraagd wordt. Evenzoo zal de afkoop niet verplichtend zijn indien de debiteur wegens een of andere reden, op dit oogenblik niet gerechtigd is de valuta der andere leden tegen eigen valuta van het 'Fonds af te koopen. Aldus zou Frankrijk b.v. Groot-Brittannië er niet kunnen toe dwingen het tegoed in sterling dat het te Londen aanhoudt, in Fransche francs om te zetten, indien Groot-Brittannië zich op dit tijdstip onmogelijk deze francs bij het Fonds tegen sterling kan aanschaffen. Ten slotte zal de omzetting in een bepaalde valuta niet mogen gevraagd worden wanneer het Fonds, wegens een algemeene schaarschte aan deze munt, deze laatste tot schaarsche valuta verklaard heeft. Er dient aangestipt dat, in strijd met de speciale bepalingen betreffende de omzetnaarheid der saldi --(I ) GOLDENWEISER
10
—
en 13ounNEur : blz. 5.
welke bepalingen verbonden zijn aan de techniek van het Fonds en wier uitwerking ophoudt wanneer het lid om de een of andere reden de noodige deviezen niet meer bij het Fonds kan verkrijgen — de principieele verplichting geen betalingsrestricties inzake loopende transacties zonder goedkeuring van het Fonds in te voeren, van kracht blijft in alle gevallen en voor alle aangesloten landen, onverschillig of het hun op een gegeven oogenblik al dan niet geoorloofd is de middelen van het Fonds aan te wenden. In dit algemeene kader van het régime der internationale betalingen mengt zich dan de specifieke werking van het Fonds, met het doel de valutaverrichtingen van zijn leden te vergemakkelijken en te regelen. De gezamenlijke beschikkingen waarbij de modaliteiten der tusschenkomst van het Fonds geregeld worden, vormen wegens hun overwegend technischen aard het meest complexe gedeelte van de Overeenkomsten. We zullen trachten van dit mechanisme een genoegzaam klare en volledige, en niettemin zoo bondig mogelijke beschrijving te geven, waarbij we ons zullen laten leiden door de uitstekende analyse van de hand van GoldenWeiser en Bourneuf verschenen in het reeds aangehaald artikel van het Bulletin van het Federal Reserve Board.
Wijze van tusschenkomst van het Fonds A.
—
Mogelijkheid tot beroep op de middelen van het Fonds
L Principieel mogen de leden slechts de middelen van het Fonds aanspreken voor de vereffening van loopende transacties met andere leden. Het artikel van het Charter waarbij de doeleinden van het nieuwe organisme bepaald worden, voorziet inderdaad dat het Fonds beoogt een multilateraal betalingsstelsel voor loopende transacties tusschen de leden op te richten, In het hoofdstuk betreffende de kapitaaltransfers wordt er overigens nadrukkelijk op gewezen dat geen enkel lid de middelen van het Fonds vrij zal mogen aanwenden om een aanzienlijken en aanhoudenden kapitaaluitvoer te financieren en dat het Fonds aan ieder lid zal mogen vragen de noodige controle uit te oefenen om een zulkdanig gebruik van de middelen van het Fonds te verhinderen. Zoo het lid, na een dergelijk verzoek van het Fonds, er niet in slaagt de geschikte controle uit te oefenen, mag het Fonds verklaren dat zijn middelen voortaan niet meer door het betrokken lid mogen aangewend worden. Zoo evenwel het tegoed van het Fonds in de valuta van een bepaald lid tijdens een periode van ten minste zes maanden lager gebleven is dan 75 pet. van diens quotum,. zal dit lid, op voorwaarde dat het niet beroofd werd van het recht over de middelen van het Fonds te beschikken, niettemin bij het Fonds de valuta van een ander lid in ruil van zijn eigen valuta mogen aankoopen, wat ook het gebruik zij dat van deze valuta zal gemaakt worden (kapitaal-
overmakingen zijn in dit geval dus ook toegelaten). Aanknopen bestemd voor kapitaaltransfers zijn echter niet toegelaten, wanneer het tegoed van het Fonds in de valuta van het lid, dat den aankoop wenscht te doen, daardoor opgevoerd wordt tot boven 75 pet. van zijn quotum of wanneer het tegoed van het Fonds in de verlangde valuta er door daalt tot beneden 75 pet. van het quotum van het lid wiens valuta verlangd wordt. 2. Daarenboven zullen de leden de middelen van het Fonds niet mogen aanspreken om al hun deficits Voortvloeien uit loopende transacties te dekken. Aldus zal — zooals reeds gezegd werd — het Fonds niet optreden in de financiering van den invoer bestemd voor onmiddellijke hulpverleening aan de bevolking of voor den wederopbouw, noch in de vereffeHing van de internationale schulden die als gevolg van den oorlog ontstonden. Trouwens, in geen enkel geval zullen de leden het Fonds mogen gebruiken als een middel tot permanente financiering. De goud- en deviezenpool waarover het organisme zal beschikken, is bestemd om een werkkapitaal te vormen, een maneeuvremassa die onophoudend en automatisch hernieuwd wordt, derwijze dat de actiemogelijkheden van het Fonds in den loop van een bepaald tijdstip niet tot het bedrag van zijn kapitaal zouden beperkt blijven. In den geest der Overeenkomsten moeten de middelen van het Fonds dan ook slechts tijdens betrekkelijk korte perioden ter beschikking blijven van de leden, om ze in staat te stellen het hoofd te bieden aan tijdelijke onevenwichtigheden in hun betalingsvalans. Vóór alles moet het Fonds een regelingsmechanisme zijn van de internationale betalingen, en niet een eigenlijk financieringsorgaan. 3. Ten slotte mag het Fonds de hulpverleening aan een van zijn leden beperken wanneer het oordeelt dat het lid van deze faciliteiten een gebruik maakt dat indruischt tegen de doeleinden van het Fonds. Alvorens tot dergelijken maatregel te kunnen overgaan, moet het Fonds vooraf een gemotiveerd verslag aan het betrokken lid voorleggen. Zoo het lid binnen een redelijken termijn geen bevredigend antwoord geeft, mag het Fonds de aan dit lid toegekende faciliteiten verder beperken of zelfs alle hulpverleening weigeren. 13.
—
Modaliteiten van en grenzen aan het gebruik van de middelen van het Fonds
1. Het Fonds zal met de leden slechts onderhandelen door bemiddeling van hun Schatkist, Circulatiebank, Stabilisatiefonds of andere gelijkaardige financieele lichamen. De normale valutaverrichtingen zullen dus verder langs den gewonen weg geschieden, d.w.z. door bemiddeling van de private banken en agenten. In den regel zal de valutamarkt zich slechts tot de centrale organismen wenden, nadat al de gewone middelen tot
- 11. —
het verkrijgen van vreemde deviezen werden aangewend; deze organismen zullen dan in voorkomend geval op hun beurt het Fonds aanspreken. 2. Behoudens wel bepaalde uitzonderingen zullen de verrichtingen van het Fonds zich beperken tot het verstrekken van valuta van andere leden tegen afgifte van goud of nationale valuta door het aankoopland lid. Verkoop van deviezen tegen afgifte van goud is een normale operatie die geen nieuw bestanddeel vormt van de techniek der internationale betalingen. Bovendien zullen deze verkoopen de middelen van het Fonds niet doen afnemen vermits het als tegenwaarde ontvangen goud, steeds aan het Fonds zal toelaten zijn bezit aan een bepaalde valuta te herstellen. In de Overeenkomst wordt bepaald dat ieder lid, dat de valuta van een ander lid tegen goud wenscht aan te koopen, dit normaal bij het Fonds zal moeten doen, zoo zulks tegen even voordeelige voorwaarden als elders kan geschieden. Aldus zullen de goudsaldi van het Fonds, waarmee het zich de valuta van ieder lid kan aanschaffen, voortdurend vernieuwd worden. Niettemin behoudt ieder lid het recht het goud dat het in zijn mijnen ontgint, te verkoopen op om het even welke markt. Daarentegen vormt het tweede gedeelte van deze clausule, nl. de mogelijkheid voor een lid om bij het Fonds de valuta van een ander lid in ruil van zijn eigen valuta te verwerven, het zwaartepunt van gansch het mechanisme. Hierin ligt juist de voornaamste afwijking van het nieuwe régime t.o.v. alle vroegere muntstelsels, en zijn fundamenteel verschil met de werking van den klassieken gouden standaard. Onder het laatstgenoemd systeem kan een land zich voor het vereffenen van een deficit zijner betalingsbalans, in principe, slechts vreemde valuta aanschaffen door verkoop van goud. Dank zij de bemiddeling van het Fonds zal het voortaan deze valuta door middel van zijn eigen valuta kunnen verwerven, zonder zich genoopt te zien goud af te staan, hetgeen een aanzienlijke verlichting zal brengen in het internationale betalingsverkeer, vooral bij die landen die niet over belangrijke metaalreserves beschikken. Het beschikbaar stellen door het Fonds van vreemde valuta in ruil van nationale valuta komt ten slotte neer op het invoeren van een régime van internationale credieten die door het Fonds verleend worden. Het bezit van het Fonds aan valuta van een bepaald land vertegenwoordigt een verbintenis voor dit land, een recht op een overeenkomstig deel van zijn goederen en diensten. Wanneer een lid bij het Fonds deviezen aankoopt door middel van zijn nationale valuta, dan gaat het feitelijk een schuld aan; het leent van het Fonds en in ruil geeft het een soort claim op zicht op zijn eigen hulpbronnen. 3. De aankoop bij het Fonds van vreemde valuta door middel van nationale valuta is onderworpen aan bepaalde voorwaarden en grenzen, bestemd om een
normale en doorloopende werking van het credietsysteem te verzekeren. a) Vooreerst kan een lid slechts dan de valuta van een ander lid bekomen, wanneer het er een onmiddellijke behoefte aan heeft voor betalingen, in overeenstemming met de statuten van het Fonds. Daarentegen zal de nationale valuta die aan het, Fonds in ruil voor de verkregen deviezen wordt afgegeven, steeds door het Fonds kunnen worden aangewend zoodra deze valuta door de andere leden wordt aangevraagd. De transactie komt neer op een leening toegestaan door het Fonds aan het aankoopend lid, ook al moet dit laatste in zijn nationale valuta betalen. Zooals we verder zullen zien, ligt hierin de reden waarom de omvang van de faciliteiten door het Fonds aan een lid binnen een bepaald tijdsverloop verleend, in verhouding staat tot het surplus aan nationale valuta boven zijn quotum, dat zich in het bezit van het Fonds bevindt. b) Het Fonds mag eveneens zijn verkoopen van deviezen tegen nationale valuta beperken, wanneer zijn saldi in de gevraagde deviezen schaarsch geworden zijn. Een der grondvoorwaarden voor de goede werking van het nieuwe régime bestaat hierin, dat een zeker evenwicht gehandhaafd wordt tusschen de tegoeden van het Fonds in de verschillende valuta's, der wijze dat het steeds voldoende voorzien zij van een bepaalde valuta om de vraag naar deze laatste te kunnen bevredigen. Het valt echter niet te betwijfelen dat er in bepaalde valuta's, met name deze der landen wier handelsbalans na den oorlog een ruim creditsaldo zal vertoonen, een veel grootere vraag zal bestaan dan in de andere en het Fonds aldus in een moeilijke positie zou geraken zoo zijn saldi in deze valuta te klein werden, terwijl deze in de andere valuta te zeer zouden aangroeien. Het Fonds moet dus maatregelen kunnen treffen om het aanbod aan de vraag aan te passen. Zulks verklaart de speciale beschikkingen die er toe strekken eensdeels, de mogelijkheid van aankoop der schaarsche valuta's te beperken, d.w.z. de vraag naar deze valuta's te besnoeien, anderdeels, de leden te verplichten een gedeelte van hun door het Fonds aangehouden valuta terug te koopen om aldus de saldi van het Fonds in goud of in de gevraagde deviezen te herstellen, d.w.z. het aanbod van deze laatste te doen toenemen. c) Het ligt voor de hand dat een lid evenmin de valuta's der andere leden tegen afgifte van zijn eigen valuta zal kunnen verwerven, wanneer het Fonds vooraf verklaard heeft dat zijn middelen voortaan niet meer voor het betrokken lid beschikbaar zijn. d) Ten slotte zal geen enkel lid zonder machtiging van het Fonds gerechtigd zijn diens middelen te gebruiken om zich deviezen aan te schaffen bestemd om valutatransacties op termijn te dekken. 4. Buiten deze qualitatieve restricties worden de volgende quantitatieve beperkingen voorzien t.a.v. de mogelijkheid voor een lid om bij het Fonds de valuta
— 12 —
van andere leden in ruil van zijn eigen valuta aan te koopen : a) De aankoopen van deviezen tegen nationale valuta mogen het tegoed van het Fonds in de valuta van het aankoopend lid niet met meer dan 25 pet. van zijn quotum verhoogen tijdens een periode van twaalf maanden eindigend op den dag van den aankoop, behalve wanneer een speciale machtiging verleend werd of wanneer het tegoed van het Fonds in de valuta van het betrokken lid vooraf tot minder dan 75 pCt. van zijn quotum gedaald was. Zulks beteekent dus dat een lid, tijdens een periode van één jaar, bij het Fonds normaal de valuta's der andere landen met eigen valuta mag aankoopen totdat het saldo van het Fonds in zijn valuta vooreerst 75 pet. van zijn quotum bereikt en vervolgens dit peil overschrijdt met een nieuwe bedrag van een vierde van zijn quotum. In feite mag dus het saldo van het Fonds in de valuta van een lid binnen een termijn van twaalf maanden 100 pet. niet overschrijden van het quotum van dit lid. b) Behoudens speciale toelating mag een lid geen deviezen in ruil van zijn nationale valuta aankoopen voor een gezamenlijk bedrag dat het tegoed van het Fonds in zijn valuta tot boven 200 pet. van zijn quotum zou brengen. Geven we een voorbeeld om dit te verduidelijken : gesteld dat het quotum van een lid 100 millioen dollar bedraagt, dat 25 pet. van dit bedrag gestort werd in goud en de .rest, zijnde 75 pet., in nationale valuta; in dit geval zal het gezamenlijk bedrag aan vreemde valuta's dat het lid door middel van zijn eigen valuta mag aankoopen, in principe gelijk zijn aan 125 millioen dollar, welk bedrag het saldo van het Fonds in deze valuta zou opvoeren tot 200 millioen dollar, hetzij het dubbel van het qUotum van het lid. In algemeenen regel beteekent de grens van 200 pet. dus dat de netto-aankoopen van deviezen tegen nationale valuta niet hooger zullen mogen zijn dan het bedrag van het quotum, vermeerderd met de bijdrage in goud. Toegepast op België geeft dit de volgende resultaten : quotum : $ 225 millioen; storting : daar ons land een grooten goudvoorraad bezit, zal het 25 pet. van zijn quotum, zegge $ 56,25 in goud en 75 pet., zegge $ 168,75 millioen, in Belgische franken storten. Het bedrag aan vreemde deviezen dat ons land in ruil van Belgischen franken bij het Fonds zal kunnen verkrijgen, bedraágt d'us 281.25 millioen (200 pet. van 225 of 450 - 168,75), hetgeen overeenstemt met fr 12.326 millioen. Anderzijds beloopt het normaal crediei waarover we tijdens een periode van één jaar zullen kunnen beschikken 25 pet. van ons quotum, hetzij $ 56,25 millioen of fr 0.465 millioen, plus eventueel het verschil tusschen $ 168,75 millioen of 75 pet. van ons quotum en het bedrag van het tegoed in Belgische franken dat effectief door het Fonds wordt aangehouden. Deze quantitatieve grenzen aan de tusschenkomst van het Fonds ten behoeve van een lid, werden nauw-
- 13
keurig berekend, ten einde het Fonds voortdurend in staat te stellen aan de mogelijke vraag vanwege de andere leden tegemoet te komen. 5. In bepaalde gevallen en mits vrijwaring van zijn eigen belangen mag het Fonds nochtans deze quantitatieve grenzen opheffen, zoomede alle andere voorwaarden verbonden aan den aankoop van vreemde deviezen door een lid in ruil van zijn eigen valuta. Van dit recht zal het .bijzonder mogen gebruik maken, wanneer het gaat om leden die niet in ruime mate of op continue wijze de middelen van het Fonds hebben aangesproken of die periodische of exceptioneele valutabehoeften moeten dekken. De restricties kunnen eveneens worden opgeheven wanneer het lid er in toestemt bijkómende waarborgen als goud, zilver, effecten of andere activa te verstrekken. C. — Terugkoop door de leden van hun eigen valuta bij het Fonds 1. Een eerste clausule voorziet dat een lid steeds het recht zal hebben bij het Fonds het deel van zijn eigen valuta dat zijn quotum overtreft, tegen goud terug te koopen. 2. Twee andere bepalingen omschrijven dan de voorwaarden waaronder een lid zal verplicht zijn, zijn valuta van het Fonds terug te koopen. De eerste beoogt eenerzijds, het beroep van de leden op het Fonds te beperken, wanneer ze over toereikende andere middelen beschikken om hun internationale betalingen te verrichten; anderzijds, ze te verplichten van tijd tot tijd aan het Fonds een gedeelte van hun toegenomen monetaire reserves (goud en vrije deviezen) af te staan, op voorwaarde evenwel dat ze gebruik gemaakt hebben van de middelen van het Fonds. Hieruit volgt dat een lid wiens monetaire reserves zijn quotum te boven gaan, aan het einde van ieder boekjaar van het Fonds de veranderingen in zijn monetaire reserves moet nagaan in verband met zijn beroep op de middelen van het Fonds en tot de volgende aanpassingen overgaan : a) Zoo de monetaire reserves van het lid onveranderd zijn gebleven, moet het deze gebruiken om de vermeerdering die zich in den loop van het boekjaar in het tegoed van het Fonds in zijn valuta heeft voorgedaan, tot de helft terug te brengen; b) Zoo de reserves van het lid aangegroeid zijn, moet liet deze vooreerst aanwenden zooals in voorgaande geval en daarenboven de helft van dezen aangroei gebruiken om het tegoed van het Fonds in zijn valuta te doen verminderen, welk ook het tijdstip zij waarop dit tegoed door het Fonds verkregen werd; c) Zoo, ten slotte, zijn reserves geslonken zijn maar niettemin zijn quotum nog te boven gaan, zal het lid zijn valuta moeten terugkoopen tot een bedrag waarop de vermindering van zijn reserves in den loop van het boekjaar gelijk zijn aan de vermeerdering in den loop van hetzelfde boekjaar van het bezit van het —
Fonds aan de valuta van het lid. Hieruit volgt dat het lid niet tot terugkoop zal gehouden zijn, zoo de vermindering van zijn reserves in den loop van het boekjaar aanzienlijker is dan de vermeerdering van het tegoed van het Fonds in zijn valuta. 3. De tweede clausule van verplichten terugkoop is bedoeld om de aanwending te beperken van één enkele valuta (bij voorbeeld een sterke valuta zooals den U.S.-dollar) ter financiering van een deficitaire betalingsbalans tusschen twee derde landen. Deze bepaling voorziet dat, in geval er na de terugkoopen overeenkomstig de hierboven uiteengezette regelen, vastgesteld wordt dat het tegoed van een lid in de valuta van een ander lid (of in goud aangekocht bij dit lid) 'aangegroeid is ten gevolge van transacties in deze valuta tusschen derde leden, het lid van dezen aangroei zal moeten gebruik maken om zijn eigen valuta bij het Fonds terug te koopen. Deze maatregel was noodig om te vermijden dat de sterke valuta, die wegens de groote vraag een tendens zullen vertoonen om schaarsch te worden in de pool van het Fonds, niet te zeer zouden worden aangesproken met het oog op het dekken van betalingstekorten tusschen andere landen. 4. Drie beperkingen zijn voorzien aan de verplichtingen tot terugkoop die door de hierboven besproken bepalingen worden opgelegd. Vooreerst zal geen enkele van deze aanpassingen zoover moeten worden doorgevoerd, dat de monetaire reserves van het lid tot beneden zijn quotum dalen. Verder zal geen enkel lid zijn valuta nog moeten terugkoopen, zoodra het tegoed van het Fonds in deze valuta kleiner wordt dan 75 pet. van zijn quotum, hetgeen dus hierop neerkomt dat een lid slechts tot terugkoop gehouden is wanneer het de middelen van het Fonds heeft aangesproken of wanneer het aanvankelijk minder dan 25 pet. van zijn quotum in goud heeft gestort. Ten slotte zal de terugkoop niet meer verplichtend zijn, wanneer het saldo van het Fonds in de valuta van een bepaald land daardoor zou stijgen tot boven 75 pet. van het quotum van dat land. In de bijlage B van het statuut van het Fonds zijn de richtlijnen vastgelegd die moeten toegepast worden bij de keuze van de verschillende categorieën monetaire reserves, in den vorm van goud of van de verschillende omzetbare deviezen welke voor den terugkoop dienen aangewend. Deze regelen werden derwijze bepaald dat ze het Fonds vrijwaren tegen de ophooping, ten gevolge van deze terugkoopen, van valuta waarvan het reeds ruim voorzien is en dat als tegenwaarde van de terugkoopen aan het Fonds in de eerste plaats de meest gevraagde valuta's worden afgestaan. 5. De monetaire reserves van een lid, waarvan het bedrag tot basis zal dienen voor de berekening van de eventueele terugkoopen, omvat het officieele nettobezit van het lid aan goud en omzetbare valuta's (vrije deviezen). In algemeenen regel zijn de omzetbare valuta's, deze der leden die geen gebruik gemaakt
hebben van de geoorloofde valutarestricties tijdens de overgangsperiode, alsmede de valuta's der niet toegetreden landen, die het Fonds af en toe zal kunnen aanduiden. Naar luid van een speciale clausule zullen de vroeger bezette landen in hun monetaire reserves het nieuwe in hun mijnen gewonnen goud niet moeten opnemen en zulks tijdens de eerste vijf jaren volgend op het van kracht worden der Overeenkomst. Het begrip « valuta » zooals hierboven gebruikt, omvat de muntstukken, het papiergeld, de banksaldi, de bankaccepten en staatsfondsen waarvan de looptijd niet langer is dan twaalf maanden. Het « officieele » bezit van een lid zijn de activa die door zijn financieele overheidsorganen worden aangehouden (d.w.z. Schatkist, Circulatiebank, Stabilisatiefonds en gelijkaardige lichamen), alsmede de activa, van andere instellingen of banken die klaarblijkend hun loopende behoeften te boven gaan en door het Fonds als officieel zullen worden aangemerkt na overleg met het lid. Wat het netto-bezit betreft, het wordt berekend door het officieele bezit, zooals hierboven bepaald, te verminderen met de valutaverbintenissen van het betrokken lid t.o.v. de officieele instellingen of banken van de al dan niet aangesloten landen wier valuta in de activa van het lid opgenomen werden voor de berekening van zijn officieele monetaire reserves. D. — Provisies Zooals we reeds onderlijnden komt de verkoop van vreemde valuta's door het Fonds aan zijn leden in ruil van hun eigen valuta, in feite neer op een leening, een valutacrediet; zulks is een niet te onderschatten voordeel, een dienst die hun door het Fonds bewezen wordt. Het is derhalve normaal dat deze dienst vergoed wordt, te meer daar het Fonds in zijn kosten van beheer moet voorzien. Daarenboven — en hier ligt de hoofdreden voor het aanrekenen van provisies — was het noodzakelijk een correctief aan te brengen ten einde een al te ruim of een al te langdurig beroep op de middelen van het Fonds vanwege bepaalde landen te vermijden. Bij gebrek aan dergelijke rem bestond er gevaar dat een der funclamenteele doeleinden van het nieuwe régime niet zou bereikt worden, met name de mogelijkheid voor het Fonds om ten allen tijde aan ieder lid de faciliteiten te verschaffen die het moeten toelaten een tijdelijk deficit van zijn betalingsbalans te overbruggen en het aldus den tijd te laten om de aangewezen maatregelen ter wederaanpassing te treffen. Inderdaad, de mogelijkheden van hulpverstrekking door het Fonds aan zijn leden zouden spoedig uitgeput zijn zoo bepaalde leden, zonder zich in het minst om de kosten te moeten bekommeren, een overdreven gedeelte van de middelen van het Fonds konden tot zich trekken om de tekorten van hun betalingsbalans te dekken of zoo een belangrijk deel van deze middelen door zekere leden al te langen tijd zou worden aangewend. Een der hoofdvoorwaarden van het welslagen van het
— 14 —
organisme is dat het een echt revolving Fund zij en blijve, dat regelmatig en met vrij korte tusschenpoozen hernieuwd wordt. Vandaar de noodzakelijkheid, de aanwending der middelen van het Fonds te koppelen aan een stelsel van provisies, die te gelijker tijd proportioneel zijn met den omvang en den duur van deze aanwending. De volgende voorschriften werden te dien einde vastgesteld : 1. Ieder lid dat bij het Fonds de valuta van een ander lid in ruil van zijn eigen valuta aankoopt, zal op iederen aankoop een voor alle leden gelijkvormige . provisie van 3/4 pCt. betalen. Het Fonds mag deze provisie bij meerderheid van stemmen verhoogen tot 1 pet. of verminderen tot 1/2 pet. Het gaat hier om een eenvoudige « dienst »-provisie die bestemd is om de kosten van beheer te bestrijden. Evenzoo zal het Fonds ieder lid dat bij hem goud koopt of ver-' koopt een redelijke provisie voor behandeling aanrekenen.
2. Zoo een lid de middelen van het Fonds derwijze aanspreekt dat het saldo van het Fonds in de valuta van dit lid tot boven zijn quotum stijgt, zal het Fonds bijkomende provisies in rekening brengen op het gedeelte van deze valuta dat het quotum van het lid overtreft. De tarieven van deze provisies veranderen in verhouding tot het bedrag van dit tegoed boven het quotum van het betrokken lid, alsmede tot den duur der periode tijdens dewelke het Fonds dit overschot aanhoudt. Onderstaande tabel opgemaakt overeenkomstig de bepalingen welke het vrij ingewikkeld systeem van progressiviteit dezer provisies regelen, geeft de tarieven naar de verschillende schijven. De in deze tabel opgenomen percenten zijn derhalve geen gemiddelder: die in rekening gebracht worden op het gezamenlijk bedrag van het tegoed van het Fonds boven het quotum of voor gansch de periode tijdens dewelke het excedent bestaat, maar wel coëfficiënten die afzonderlijk worden toegepast op iedere eenheid van bedrag en van duur.
Minima-provisies te betalen doo: een lid op het tegoed van het Fonds in zijn valuta dat zijn quotum te boven gaat (1) Door het Fonds aangehouden bedrag in de valuta van het lid t.o.v. diens quotum (de provisie wordt toegepast op het gedeelte boven 100 pet. van het quotum)
Tarief n percenten ter jaar te betalen op liet excedent tijdens liet
1. jaar
2. jaar
101-125 pet. van het quotum (a) 3/8 1 126-150 1 1/2 151-175 176-200 2 2 1/2 ' 201-225 226-250 :3 Verdere schijven
1 1 1/2 2 2 1/2 3 3 1/2
7. jaar
8. jaar
9. jaar
10e jaar
2 1 1/2 3 2 1/2 31/2 2 2 1/2 3 1/2 (5) 4 3 2 1/2 3 3 1/2 4 1/2 (b) 4 3 3 1/2 (b) 4 4 1/2 5 5 3 1/2 (b) 4 4 1/2 5 5 4 1/2 (b) 4 .5 5 overeenstemmende verhoogingen tot 5 pot.
(b) 4 4 1/2
4 1/2
5
5
5
3. jaar
4. jaar
5 0 jaar
6 0 jaar
5 5
5 5 5
(a) Geen enkele provisie zal moeten betaald worden tijdens de eerste drie maanden; tijdens de volgende negen maanden zal de provisie 1/2 pet beerag,en. (b) Op dit °ogenblik zullen het Fonds en liet lid overleg plegen ten einde de geschikte middelen te vinden ons het saldo van het Fonds in de valuta van het lid te doen verminderen. N. B. — Geen provisie wordt aangerekend voor de aanwending der middelen van het Fonds tot beloop van de bijdrage
in goud van het lid.
Deze tarieven mogen slechts gewijzigd worden bij meerderheid der drie vierden van het totaal aantal uit te brengen stemmen. Zooals in de voetnota vermeld, voorziet de Overeenkomst dat, telkens het saldo van het Fonds in de valuta van een lid zoodanig geworden is dat de provisie van toepassing op eenige schijf voor de een of andere periode 4 pCt. bereikt heeft, het Fonds en het lid samen naar middelen zullen uitzien om het tegoed van het Fonds in deze valuta te verminderen. In het vervolg zal het percentage der provisies opnieuw mogen stijgen tot 5 pCt. Zoo alsdan geen :ccoord bereikt werd en het tegoed van het Fonds in dezelfde valuta verder aangroeit, zal het Fonds de provisies mogen. aanrekenen die het passend oordeelt. 3. Alle provisies zullen in goud moeten betaald worden, tenzij de monetaire reserves van het lid tot
minder dan de helft van zijn quotum gedaald zijn. In dergelijk geval zal het nog slechts een gedeelte betalen in goud en dé rest in eigen valuta. E. — Schaarsche deviezen Wanheer de betalingsbalans van een land een gunstig saldo te zien geeft, is de vraag vanwege de andere landen naar zijn valuta sterker dan het aanbod. Ten einde het verschil te kunnen compenseeren zijn de andere landen in dergelijk geval verplicht, hetzij de betrokken valuta in leen te nemen, hetzij hun monetaire reserves in den vorm van goud of omzetbare deviezen aan te wenden, hetzij een beroep te doen op de middelen van het Fonds. Zoo het deficit aanzienlijk en van blijvenden aard is, kan het voorkomen dat de nationale monetaire reserves of de middelen van het Fonds sterk moeten
(1) Tabel overgenomen uit de studie van Goldenweiser en Bourneuf in . het Federal Reserve Bulletin.
-15-
Het recht van de leden om de transacties in een schaarsch erkende valuta te reglementeeren en te beperken, vervalt zoodra het Fonds formeel verklaart dat de betrokken valuta niet meer schaarsch is.
~den aangesproken. In dit geval bestaat er gevaar dat de toenemende moeilijkheid om zich de gevraagde valuta aan te schaffen een scherp concurreerende vraag veroorzaakt en aldus de normale werking van het internationale betalingsverkeer bedreigd wordt.
Stellig zullen alle pogingen van het Fonds er op gericht zijn de schaarschte in een bepaalde valuta te voorkomen. Het staat evenwel vast dat, in geval de handelsbalans, en a fortiori de betalingsbalans, van een bepaald land een aanzienlijk en permanent overschot te zien geeft, dergelijke evolutie onvermijdelijk — met of zonder tusschenkomst van het Fonds — moet leiden tot het schaarsch worden van de valuta van dit land. De in de statuten van het Fonds voorziene maatregelen om deze schaarschte te bestrijden, kunnen dan wel een tijdelijke ontspanning teweeg brengen door verkoop van goud tegen de schaarsche valuta, of door het te leen nemen van deze valuta. Doch uiteindelijk kan aan een dergelijken toestand slechts verholpen worden door herstel van het evenwicht tusschen invoer en uitvoer van het land wiens valuta schaarsch wordt.
1. Om dergelijke evolutie te vermijden zal het Fonds, lang voordat de toestand deze kritische wending aanneemt, de leden verwittigen dat er zich voor een bepaalde valuta algemeene schaarschte ontwikkelt. Het Fonds zal alsdan een verslag publiceeren waarin de oorzaken van deze schaarschte worden uiteengezet en aanbevelingen gedaan nopens de maatregèlen die dienen getroffen te worden om hieraan een einde te stellen. Zoo de middelen van het Fonds in een bepaalde valuta schaarsch worden mag het aan het betrokken lid voorstellen zijn valuta tegen goud te koopen; alle leden nemen de verbintenis op zich het goud, dat hun onder deze voorwaarden door het Fonds wordt aangeboden, aan te koopen. Het Fonds mag eveneens voorstellen de benoodigde valuta te leenen, hetzij van het lid zelf, hetzij, mits diens goedkeuring, van ieder ander lid dat tegoeden in de gevraagde valuta bezit. Daar de verplichtingen van ieder lid evenwel tot het bedrag van zijn quotum beperkt zijn, zal geen enkel land verplicht zijn, zijn valuta aan het Fonds te leenen of dit laatste te machtigen deze valuta elders in leen te nemen, zelfs in geval de voorraad van het Fonds in deze valuta volledig uitgeput is.
Dit zijn de essentieele kenmerken van het ingewikkeld en delicaat mechanisme dat de betrekkingen tusschen het Fonds en de leden regelt, alsmede van de technische modaliteiten der tusschenkomst van het Fonds met het oog op het vergemakkelijken en het regelen van de internationale betalingen. Blijft ons nog een bondig overzicht te geven van de voornaamste beschikkingen betreffende het beheer van het Fonds en het in toepassing brengen van het nieuwe régime.
2. Zoo de vraag naar een bepaalde valuta zoo sterk is dat de mogelijkheid van het Fonds om deze valuta te verschaffen ernstig bedreigd wordt, mag het Fonds formeel verklaren dat deze valuta schaarsch is. Van dan af mag het alle maatregelen treffen ten einde zijn bestaande reserves of zijn nieuwe aanwinsten in te betrokken valuta onder alle leden te verdeeles. Hierbij zal rekening worden gehouden met hun relatieve behoeften, den algemeenen toestand van de wereldeconomie en alle andere gegronde overwegingen. Het Fonds zal eveneens een verslag publiceeren betreffende de aldus genomen maatregelen.
Organisatie en beheer van het Fonds Raad van Gouverneurs, Afgevaardigde-Beheerders, Directeur-Generaal
Het beheer van het Fonds berust bij twee essentieele organen : de Raad van Gouverneurs, die alle machten van het Fonds zal bezitten, en de Afgevaardigde-Beheerders, belast met de algemeene leiding van de verrichtingen van het Fonds. De Raad van Gouverneurs is samengesteld uit gouverneurs en plaatsvervangers. Ieder aangesloten land benoemt een gouverneur en een plaatsvervanger voor een termijn van vijf jaar. De Raad van Gouverneurs mag zijn machten overdragen aan de AfgevaardigdeBeheerders, behoudens in zekere belangrijke aangelegenheden van economischen of politieken aard (1).
3. Wanneer een valuta formeel schaarsch verklaard werd, is ieder lid er toe gemachtigd de noodige beperkingen in te voeren aan de vrijheid der transacties in deze valuta ten einde de vraag er naar in overeenstemming te brengen met het aanbod. Hiertoe heeft ieder lid het recht zelf de toe te passen restrictiemaatregelen te kiezen, mits nakoming van zijn verbintenissen inzake wisselkoersen. De aldus ingevoerde reglementeering zal verzacht of opgeheven worden zoodra de toestand zulks toelaat. De leden komen overeen geen beroep te doen op de verplichtingen voortvloeiend uit vroeger aangegane verbintenissen om het een lid onmogelijk te maken in geval van schaarschte van een valuta de gewenschte restricties in te voeren. Ieder lid dat restricties oplegt verbindt er zich evenwel toe de bezwaren van een ander lid, betreffende het treffen of het handhaven van dergelifke maatregelen, welwillend te onderzoeken. —
(1) De volgende machten blijven uitsluitend tot de bevoegdheid behooren van den Raad van Gouverneurs : 1. Opneming van nieuwe leden en bepaling der voorwaarden van opneming; 2. Goedkeuring van een herziening der quota: 3. Goedkeuring van een uniforme wijz'zing van de mi•ttnarttelt van alle leden: 4. Afsluiten van overeenkomsten tot samenwerking met andere internationale instellingen (andere dan officienze accoorden van tiideliiken of administratieven aard): 5. vaststelling der verdeeling van het netto-provenu van bet 5. Verzoek aan een lid zich uit liet Fonds terug te trekken: 7. beslissing lot de vereffening van het Fonds over te gaan; 8. Uitspraak over het beroert tegen de interpretaties die door de Afgevaardigde-Beheerders van de Overeenkomst gegeven werden.
16
—
De Raad van Gouverneurs vergadert ieder jaar; daarenboven mag hij, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Afgevaardigde-Beheerders, beslissen bijkomende vergaderingen te houden. De AfgeVaardigde-Beheerders zullen ten minste twaalf in getal zijn : vijf zullen benoemd worden door de vijf leden met de grootste quota, twee zullen verkozen worden door de Amerikaansche republieken andere dan de Vereenigde Staten en vijf door de andere leden. De verkiezing der AfgevaardigdeBeheerders werd derwijze vastgesteld,' dat ieder lid bij de aanduiding van ten minste één beheerder een zekeren invloed zal kunnen uitoefenen. • Twee bijkomende, beheerders kunnen benoemd worden door de twee landen wier valuta tot het hoogste absolute bedrag door het Fonds werden aangewend, op voorwaarde evenwel dat deze twee landen niet behooren tot de vijf die van ambtswege een Beheerder mogen benoemen. Het aantal Beheerders zal kunnen verhoogd worden zoo nieuwe landen lid worden van het Fonds. De Afgevaardigde-Beheerders zullen een DirecteurGeneraal benoemen die het hoofd zal zijn van het personeel van het Fonds en die onder het gezag van de Afgevaardigde-Beheerders, de loopende zaken van het Fonds zal leiden. Steinrecht Een belangrijk punt betreft de regeling van het stemrecht. Ieder lid bezit 250 stemmen plus een bijkomende stem per schijf van $ 100.000 van zijn quotum. Op deze basis zal het stemrecht der voornaamste landen die op de Monetaire en Financieele Conferentie der Vereenigde Naties vertegenwoordigd waren en de eerste leden van het Fonds zullen zijn, door volgende cijfers worden weergegeven (1) : Stemrecht in het Internationaal Muntfonds van de voornaamste landen te Bretton Woods vertegenwoordigd (2) Aantal stemmen
In percenten van het totaal
Ze itk. frikaansche Unie
2.250 2.500 1.750 3.250 5.750 4.750 13.250 4.250 1.150 3.000 1.500 1.500 12 . 250 27.750 1.250
2,3 2,5 1,8 3,3 5,8 4,8 13.4 43 1,2 3.0 1,5 1,5 12,4 28,0 1,3
Overige landen
12.850
12,9
99.000
100,0
Land
Australië België Brazilië Canada China Frankrijk Groot-Brittannië Indië México Nederland Polen Tsjecho-Slowakije Vereenigde
Totaal
Staten
Nochtans zal voor bepaalde, bijzonder gewichtige aangelegenheden, het krachtens deze regels vastgestelde stemrecht gewijzigd worden. Zoo men er aldus toe overgaat de algemeene voorwaarden tot de aanwending van de middelen van het Fonds ten gunste van een lid op te heffen, of de aanspraak van een lid op deze middelen te beperken, te schorsen of af te schaffen, zal het stemrecht der leden als volgt worden aangepast : Het aantal stemmen van ieder lid zal met één eenheid worden vermeerderd per schijf van $ 400.000 netto-verkoopen van zijn valuta door het Fonds en met één steen verminderd per schijf van $ 400.000 netto-aankoopen van valuta der andere landen door het lid, zulks op voorwaarde dat de netto-verkoopen of -aankoopen het quotum van het betrokken lid niet te boven gaan. Voorbeeld : zoo de netto-verkoop van U.S.-dollars door het Fonds de helft bereikt van het quotum der "Vereenigde Staten (d.w.z. indien andere landen bij het Fonds een bedrag groot $ 1.375 millioen hebben aangekocht) zal het aantal aan de Vereenigde Staten toegekende stemmen 27.750 + 3.437 (1) = 31.1S7 bedragen, hetzij- 31,5 pet. in plaats van 28 pet. Deze afwijkingen hebben tot gevolg, dat het stemrecht over zaken betreffende de aanwending der middelen van het Fonds gewijzigd wordt ten voordeele van de landen wier valuta door de andere landen sterk gevraagd werd, en ten nadeele der leden die daarentegen ruimschoots de faciliteiten van het Fonds hebben aangesproken. In den Raad van Gouverneurs zal het quorum bereikt worden door de meerderheid der stemmen van de gouverneurs die ten minste de twee derden van het totaal aantal stemmen vertegenwoordigen. Ieder Gouverneur is gerechtigd, overeenkomstig de hierboven uiteengezette regelen, het aantal stemmen te gebruiken waarover zijn land beschikt. Voor iedere zitting der Afgevaardigde-Beheerders is een quorum vereischt gelijk aan de meerderheid der beheerders, die over ten minste de helft der stemmen beschikken. Ieder benoemde Beheerder zal beschikken over het aantal stemmen die aan zijn land we•den toegekend. Ieder gekozen Beheerder zal beschikken over het aantal stemmen die hij bij zijn verkiezing behaald heeft. De Beheerders zijn er toe gehouden al de stemmen waarover zij beschikken in één keer te gebruiken. De landen wier aantal stemmen mede tot verkiezing van een Beheerder hebben bijgedragen, kunnen dientengevolge van dezen (t) $ 1.375.000.000 gedeeld door 400.000.
1945) verschenen, bedraagt het percentage in het kapitaal en in het stemrecht voor de voornaamste groepen van landen :
pet. let. in het in het kapitaal stemrecht
(a) Naarmate andere landen lid worden, zal het percentage der aanvankelijke leden verminderen.
(1) Tabel 'opgemaakt naar de gegevens opgenomen in het artikel van Goldenweiser en ilmrnetif, blz. 13. (2) Volgens een tabel in The Economist (er 5340, December
groote mogendheden (U.S.A., Groot-Brittannië, U.S.S.R., China en Frankrijk) Britsche Rijk Westeuropeesche landen (Frankrijk, België, Nederland) Latijnsch Amerika Vijf
— 17 —
71,0
63,75
26,7 10,8
25,0
5,6
10,0
10,25
*Af
duur van ten hoogste 120 dagen te schorsen. Een tweede schorsing gedurende 120 dagen kan door de Afge ■, aardigde-Beheerders beslist worden zoo zij hiervoor de goedkeuring krijgen van de vier vijfden der stemmen van den Raad van Gouverneurs. Terzelfder tijd als de beslissing waarbij de uitvoering der desbetreffende beschikkingen geschorst wordt, zullen de Afgevaardigde-Beheerders een vergadering van den
Beheerder niet eischen dat hij tot beloop van dit aantal zou stemmen op een wijze die hen wenschelijk voorkomt. De meeste beslissingen van het Fonds zullen genomen worden bij meerderheid van de stemmen, die overeenkomstig de verdeeling van het stemrecht kunnen uitgebracht worden. Nochtans zal voor bepaalde beslissingen een sterkere meerderheid of de goedkeuring van een bepaald deel der toegetreden landen — deze die de sterkste quota bezitten — vereischt zijn.
Raad van Gouverneurs binnen den kortst mogelijken tijd beleggen. De Afgevaardigde-Beheerders kininen ten allen tijde, mits goedkeuring der meerderheid van het totaal aantal stemmen, aan deze schorsing een einde maken.
Publicaties en berichten aan de leden
Het Fonds mag niet dan bij beslissing van den Raad van Gouverneurs vereffend worden. In geval van liquidatie is een bijzondere procedure voorzien, waarbij aan ieder lid een billijke behandeling
Elk jaar zal het Fonds een verslag over zijn bedrijvigheid publiceeren en om de drie maanden, of nog vaker, een bondige opgave van zijn toestand mededeelen.
verzekerd is derwijze dat zijn belangen gevrijwaard blijven.
Het Fonds is gerechtigd ten allen tijde aan ieder lid officieus zijn standpunt mede te deelen over :ieder probleem in verband met de functionneering van de nieuwe instelling. Evenzoo kan het, mits goedkeuring der twee derden van het totaal aantal stemmen, de bekendmaking beslissen der mededeelingen aan een lid gedaan over zijn economischen en monetairen toestand en over de factoren die mede een directe oorzaak zijn van een ernstige evenwichtsstoornis in de betalingsbalans der leden.
In het algemeen mogen de statuten van het Fonds, zooals ze te Bretton Woods werden vastgelegd, slechts 'gewijzigd worden na goedkeuring door den Raad van Gouverneurs bij een meerderheid van drie vijfden der leden die over de vier vijfden van het totaal aantal stemmen beschikken. Voor drie clausules van de Overeenkomst is een wijziging slechts toegelaten indien zij door alle leden wordt aanvaard; het gaat hier om de clausule betreffende het recht tot terugtrekking, de beschikking waarbij het quotum van een lid niet mag gewijzigd worden zonder zijn goedkeuring en deze waarbij geen enkele wijziging mag aangebracht worden aan de muntpariteit van een lid, tenzij deze door dit lid werd voorgesteld.
Verstrekken van inlichtingen door de leden Opdat het Fonds over de noodige gegevens zou beschikken om zijn taak doeltreffend te vervullen of om met volle zaakkennis beslissingen over bepaalde punten te kunnen treffen, zijn de leden er toe gehouden aan het Fonds alle gewenschte inlichtingen te verstrekken.
Ieder geval van interpretatie der bepalingen van de Overeenkoms;; zal aan de beslissing van de Afgevaardigde-Beheerders moeten onderworpen worden. Tegen deze beslissing kan in beroep gegaan worden bij den Raad van Gouverneurs.
Meer bepaald mag het Fonds zijn leden verzoeken hem regelmatig nationale statistieken mede te deelen over goud- en deviezenvoorraden, zoowel officieele als degenen in het bezit van banken en andere financieele instellingen, over productie, in- en uitvoer van goud, samenstelling van buitenlandschen handel en betalingsbalans, kapitaalbewegingen, volksinkomen, prijsindexcijfers, aankoop- en verkoopkoersen voor buitenlandsche deviezen, deviezencontróle, staat der clearings e.d.
Een arbitrageprocedure is voorzien voor de regeling van enkele bijzondere punten bij uittreding van een lid of vereffening van het Fonds.
Vrijwillige of gedwongen. uittreding Het is ieder lid geoorloofd ten allen tijde uit het Fonds te treden. Hiertoe volstaat de indiening van een geschreven verklaring bij den hoofdzetel van het Fonds. Zoo een lid een of andere verplichting van de Overeenkomst niet naleeft, mag het Fonds beslissen dat bedoeld lid niet meer gerechtigd is de middelen van het Fonds te gebruiken. Indien na afloop van een redelijken termijn, het lid bij voortduring aan zijn verplichtingen te kort komt, of indien een oneenigheid blijft voortbestaan tusschen het Fonds en een lid in verband met zijn muntpariteit, kan het betrokken lid verzocht worden uit het Fonds te treden bij beslissing van den Raad van Gouverneurs, genomen bij meerderheid der Gouverneurs die de helft van het totaal aantal stemmen vertegenwoordigen.
Bij deze vraag naar inlichtingen zal het Fonds rekening houden met de middelen waarover de leden beschikken voor het opmaken van deze gegevens. In geen geval zijn de leden er toe gehouden zulke uitvoerige gegevens te verstrekken, die afbreuk zouden doen aan de geheimhouding van particuliere ondernemingen of vennootschappen. Schorsing, liquidatie, amendementen en interpretatie In geval van hoogdringendheid zijn de Afgevaardigde-Beheerders gerechtigd met eenparigheid van stemmen alle verrichtingen van het Fonds voor een —
18
—
Geen enkele beslissing zal getroffen worden vooraleer het lid van zijn toestand werd op de hoogte gebracht en het gelegenheid kreeg zijn standpunt mondeling en/of schriftelijk uiteen te zetten. Bij vrijwillige of gedwongen uittreding zullen de normale transacties van het Fonds in de valuta van dit lid stopgezet worden, terwijl er ten spoedigste zal overgegaan worden tot vereffening van alle rekeningen tusschen het lid en het Fonds bij minnelijke schikking tusschen beide partijen. Zoo een overeenkomst niet snel tot stand komt, zijn bijzondere bepalingen voorzien voor een afrekening van ambtswege. De methode van afrekening is derwijze opgevat, dat alle verbintenissen van het Fonds t.o.v. het uittredend lid in de valuta van dit laatste geregeld worden, tenzij dit lid een andere modaliteit aanvaardt. Zetel en bewaarneming
De hoofdzetel van het Fonds zal gevestigd zijn op het grondgebied van het lid dat het sterkste quotum bezit, d.w.z. in de Vereenigde Staten. Agentschappen of bijkantoren kunnen in de andere toegetreden landen opgericht worden. Ieder lid zal zijn circulatiebank belasten met de bewaarneming van alle tegoeden van het Fonds in zijn eigen valuta. Bij ontstentenis van de circulatiebank, mag hij eenige andere instelling als bewaarnemer aanduiden die door het Fonds werd aanvaard. Het Fonds mag andere activa incl. goud aanhouden bij de bewaarnemers die door de vijf leden met de grootste quota werden aangeduid en bij andere bewaarnemers die door het Fonds zullen aangeduid worden. Tijdens de aanvangsperiode zal ten minste de helft der gouddeposito's van het Fonds aangehouden worden bij den bewaarnemer aangeduid - door het lid op wiens grondgebied de zetel van het Fonds gevestigd is, terwijl ten minste 40 pet. zullen gede-
poneerd worden bij de bewaarnemers aangeduid door de vier andere leden waarvan hierboven sprake. Elk lid staat borg voor de activa van het Fonds voor iedere tekortkoming nf fout van den bewaarnemer die door hem werd aangeduid. Aanvang van de bedrijvigheid van het Fonds
Luidens de Overeenkomsten van Bretton Woods, treedt de oprichtingsakte van het Internationaal Muntfonds in werking nadat zij in de vereischte voorwaarden bekrachtigd en onderteekend werd door de op de Conferentie vertegenwoordigde landen die ten minste 65 pet. der quota bezitten. Bekrachtiging en onderteekening dienden uiterlijk op 31 December 1945 te geschieden. Op den vastgestelden datum waren deze voorwaarden effectief vervuld : 35 landen die meer dan 80 pet. van het totaal der inschrijvingen vertegenwoordigden, waren tot het Fonds toegetreden v66r 1 Januari 1946. De Overeenkomst is dan ook sindsdien in werking getreden en de voorziene schikkingen betreffende de effectieve oprichting van de instelling (aanstelling van Gouverneurs, belegging van de eerste vergadering van den Raad van Gouverneurs, keuze van den hoofdzetel, aanduiding van de Afgevaardigde-Beheerders, enz.) konden reeds ten uitvoer gelegd worden. Onder de landen die te Bretton Woods vertegenwoordigd waren en die na het verstrijken van den vastgestelden termijn de overeenkomst niet bekrachtigd hadden, zijn hoofdzakelijk de U.S.S.R., Australië en Nieuw-Zeeland te vermelden. (Het vervolg van deze studie, handelend over de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling alsmede over de houding van België tegenover de Accoorden van Bretton Woods, zal in het volgend nummer gepubliceerd worden.)
- 19 —
NATIONALISATIE VAN HET CREDIET IN FRANKRIJK Op 2 December 1945 werd door de Constitueerende Vergadering, met 521 stemmen tegen 35, de wet houdende nationalisatie van de Banque de li'rance ende groote banken alsmede organisatie van het credietwezen, goedgekeurd.
te kennen. Vooraleer den wettekst nader te onderzoeken, achten wij het dan ook gepast te dezer plaatse in herinnering te brengen welke de belangrijkste credietorganen zijn en welke tot dusver de kenmerken waren van hun bedrijf.
De debatten • verliepen volgens een buitengewone spoed-procedure : het wetsontwerp dat pas acht en veertig uren te voren was gepubliceerd, werd door de •regeering eerst vijf dagen vóór zijn goedkeuring door de wetgevende macht aangenomen. De snelheid waarmede deze beslissing werd genomen — ook al heeft zij bepaalde reacties teweeggebracht — kwam niet als een verrassing daar de ordening van het credietwezen een der voornaamste problemen was, die in het programma voor hernieuwing uitgewerkt door den Nationalen Raad van den Weerstand en goedgekeurd door de natie op 21 October, waren opgenomen. Overigens, reeds vorigen zomer was door de links georiënteerde partijen een ontwerp tot nationalisatie van het crediet ingediend en het wil ons voorkomen dat de aangenomen tekst als een compromis te beschouwen is tusschen laatstgenoemd ontwerp en dit voorgelegd aan de Constitueerende Vergadering door den Minister van Financiën.
Afgezien van de circulatiebank, waarvan hieronder sprake, kunnen de credietinstellingen in zes groepen ingedeeld worden : depositobanken, gewestelijke banken, industriebanken, financieele instellingen, publieke en semi-publieke gespecialiseerde credietinstellingen en buitenlandsche banken. Tot 2 December 1945 was de bedrijvigheid van depositobank en deze Van industriebank door geen enkele wettelijke beschikking gesplitst. Practisch berustte deze specialisatie alleen op een feitelijken toestand die geenszins onveranderlijk was en niet door alle banken even duidelijk werd in acht genomen. De depositobanken, die hoofdzakelijk het credietbedrijf op korten termijn uitoefenden, deden nog aan :liaancieele operaties doch slechts op een beperkte schaal en zonder zich aan duurzame participaties in ondernemingen te interesseeren; zij plaatsten bij het publiek de industrieele waarden waarop zij zelf ingeschreven hadden. Zij hielden als het ware het midden tusschen de zuivere depositobanken en de gemengde banken, wier bedrijf zij in den beginne uitoefenden. De industriebanken, gespecialiseerd in voorschotten op langen termijn en emissies van effecten waarvan zij meestal een deel in portefeuille hielden, aanvaardden eveneens deposito's doch deze waren doorgaans op langen termijn, geselectionneerd en van weinig beteekenis; zij oefenden hun bedrijf vooral met eigen middelen uit. Door de participatie in gemeenschappelijke ondernemingen en de gelijktijdige aanwezigheid van dezelfde personen in hun raden van beheer, werd er tusschen depositobanken en industriebanken een belangengemeenschap geschapen.
.• Bij de wet van 2 December 1945 is het geheele credietwezen betrokken; al de wettelijke bepalingen hebben tot doel dé voorwaarderi tot stand te brengen die de overheidsorganen moeten in staat stellen het toezicht op en de leiding van het crediet te verzekeren. Bedoelde wet voorziet belangrijke, onmiddellijke en toekomstige wijzigingen in den vorm en de techniek van de huidige organisatie van het credietbedrijf. Reeds nu wijzigen sommige maatregelen de structuur of het régime van verscheidene credietinstellingen, terwijl andere den weg banen voor hervormingen en verwezenlijkingen waarvan alleen het principe bekrachtigd, de draagwijdte bepaald en de uitvoeringsorganen vastgesteld worden, terwijl latere, aan de tijdsomstandigheden akngepaste maatregelen, in hun uitvoering zullen voorzien.
Bij de depositobanken, (banques de dépéits) namen de discontoverrichtingen de eerste plaats in. De waarde van hun wisselportefeuille overschreed veruit deze der rekening-courantsaldi; reeds vóór den oorlog bestond een belangrijk deel dezer portefeuille uit effecten van de kortloopende schuld.
**
De financieele macht der depositobanken was zeer uitgebreid. Onder de zeven belangrijkste Fransche credietinstellingen, nl. Crédit L.yonnais, Société Générale pou• favoriser le Commerce et l'inclustrie, Comptoir .1V d'Escompte de Paris, Banque
Ten einde de beteekenis, de draagwijdte en de mogelijke uitwerking der wettelijke bepalingen te begrijpen, is het onontbeerlijk de structuur en de techniek van de huidige organisatie in haar groote trekken —
20
—
Nationale poer le Commerce et l'industrie, Crédit Commercial de France (die eerder bij het type hoort van de gemengde bank ook al bleven haar participaties binnen gematigde grenzen); Banque Nationale du Crédit en Crédit Industriel, et Commercial,' vertegenwoordigden de deposito's der vier eerstgenoemde banken in Juni 1945 meer dan de helft der gezamenlijke bankdeposito's. Behalve de Crédit Industriel et Commercial, die in de provincie haar bedrijvigheid uitoefent door tusschenkomst der gewestelijke banken die zij controleert, beschikken zij over een uitgebreid net van bijkantoren die over het geheele land verspreid zijn. In sommige gevallen hebben de groote depositobanken samen met andere banken, bijkantoren opgericht die geen deposito's aanvaarden doch aan de nijverheid cr diet verstrekken, waarvan de duur dezen der • handelsoperaties te boven gaat.
e
De, gewestelijke banken (bangues régionales) die een belangrijke rol gespeeld . hebben in de ontwikkeling van ,de industrie in de provincie, zijn niet alle bezweken onder de concurrentie der • groote credietinstellingen • den drang naar bankconcentratie. Hun taak en karakter hebben zich evenwel sedert het midden der XIX° eeuw grondig gewijzigd. • Na aanvankelijk het gemengde bankbedrijf te hebben uitgeoefend, evolueerden zij tot het type. van depositobank zoodat zij heden ten dage van de• groote credietinstellingen alleen nog te onderscheiden zijn door het meer beperkte terrein van hun bedrijvigheid. Het meerendeel der -gewestelijke banken die niet verdwenen (ongeveer 150), zijn dochtermaatschappijen geworden van de Crédit Industriel et Commer cial de France onder wiens leiding zij • zich in het Syndicat des banquiers des départements gegroepeerd hebben; , De industriebanken '(banques • d'affaires) inter-és seeren zich nagenoeg uitsluitend aan belangrijke ondernemingen en hdofdzakelijk — althans vódr dén oorlog van 1914 — aan buitenlandsche vennootschappen. Sinds de crisis ,van 1930 hebben zij hun financieele operaties aanmerkelijk , beperkt ; zij belastten, zich met het onderbrengen van leeningen uitgegeven door Staat en andere publiekrechtelijke lichamen en streefden er naar de credietverleening op korten termijn uit te breiden. De wisselportefeuille van de Banque de Paris et des Pays-Bas vertegenwoordigde per 31 'December 1937, 24 pet. van haar gezamenlijke activa tegen 15 pet. per 31 December 1913. Tijdens de periode tusschen de twee oorlogen in werden door de industriebanken beleggingsmaatschap, pijen opgericht, door wier tusschenkomst zij de dochtermaatschappijen der groepen waarin zij geïnteresseerd waren controleerden zonder hiervoor direct hun eigen middelen te moeten aanwenden. —
De financieele maatschappijen (sociétés financières) werden opgericht, hetzij door banken afzonderlijk of met de medewerking van deelhebbende industrieën, hetzij door industrieele ondernemingen zelf ten einde hun dochtermaatschappijen te financieren zonder tusschenkomst van bankcredi et ; de financieele maatschappijen, die op de laatstgenoemde wijze werden opgericht, kunnen als cooperatieve banken worderi beschouwd zooals bv. de Union (les Mines, . opgericht door de compagnies houillères .frat4wises, en de Banque cotonnière. De gespecialiseerde credie t instellingen (établi•seviews de crédit spécialisés) werden in het leven geroepen voor de dekking van behoeften die buiten het raam der normale operaties van depositobanken en industriebanken vallen., Door het régime van staatssubsidiën en -controle waaraan zij in verschillende vormen en omvang deelachtig zijn, kunnen zij als een soort publieke of semi-publieke instellingen worden beschouwd. ,Tot deze groep behooren de Crédit Foncier de France die hypothecair crediet verleent, de Caisse Nationale en de Mutuelles de crédit agricole, de Crédit National die na den vorigen oorlog werd opgericht ten einde aan industrieelen en handelaars voorschotten op langen termijn te verleenen voor den wederopbouw en de wederuitrusting van hun ondernemingen, verder de volksbanken (banques - populaires) die hoofdzakelijk als cooperatieve vereenigingen werkzaam zijn en hulp verleenen aan kleine handelaars en industrieelen, de hangue Nationale franedise du Commerce extérieur en de Banque franQaise d'AcceptationS voor de financiering van den buitenlandschep handel en ten slotte, dé Caisse d'Epargne en de Caisse des Dépêt.s et ConsignationS. Bij de wet Van 2 December 1945 Werd de vertegenwoordiging dezer instellingen verplichtend gemaakt in de raden van beheer der genatiórialiseerde banken, in - de comités van toezicht - der induátriebánkén en in den Nationalen Raad voor het Crediet (Uonseil National du Crédit). • Naast de Fransche banken hebben de buitenlandsch,e - banken d.w.z: de in Frankrijk gevestigde bijkantoren van buitenlandsche banken, •inzonderheid Engelsche, -een belangrijke rol gespeeld in de financiering van den Franschen buitenlandschen handel: •
De Banque de France, opgericht in den vorm van een aandeelenvennootschap, is nooit als een zuiver particuliere bank opgetreden. Van oudsher werden de gouverneur en de twee vice-gouverneurs door den Staat benoemd. Door de statutenwijziging van 24 Juli 1936 werd het directe regeeringstoezicht tot het beheer van de circulatiebank uitgebreid, daar de Raad van Regenten, in principe door de algemeene vergadering van aandeelhouders verkozen (en -in feite door _ its goedkeuring van den raad zelve benoemd m de vergadering), vervangen werd door een Alge-
meenee Raad samengesteld uit twintig leden, waarvan negen den Staat vertegenwoordigden en zes door den Minister van Financiën werden aangesteld. De gedemocratiseerde vergadering die voor alle Fransche aandeelhouders, ongeacht hun aantal aandeelen, toegankelijk was, benoemde nog alleen de twee overige leden van den Raad en de drie censoren, zoodat haar invloed op het bankbeleid ten zeerste verminderd was.
waren de credietverrichtingen noch aan wettelijke regeling noch aan toezicht onderworpen. Verscheidene wetsvoorstellen die op de bankoperaties en het bankbedrijf betrekking hadden, bleven zonder gevolg. Op dit terrein was de wetgever alleen opgetreden om de uitoefening van het bankbedrijf aan bepaalde personen die veroordeeld of gefailleerd en niet gerehabiliteerd waren, te ontzeggen.
Opgemerkt zij dat de regeering van Vichy op 24 November 1940 de samenstelling van den Algemeenen Raad en de wijze van benoeming der leden gewijzigd had, zonder evenwel hun bevoegdheid te veranderen.
De Regeering van Vichy schafte dit régime af door de wetten van 13 en 14 Juli 1940, waarvan de eerste betrekking had op de regeling en de ordening van het bankbedrijf en de tweede op de regeling en de ordening der beroepen die met het bankbedrijf verband houden.
De Banque de France deed slechts weinig aan herdiscontoverrichtingen daar de belangrijkste credietinstellingen . over voldoende financieele draagkracht beschikten, om in normalen tijd niet hun toevlucht tot de circulatiebank te moeten nemen. In dit verband werd haar trouwens het verwijt gemaakt geen leidinggevende taak t.a.v. van de andere banken te vervullen. Zij oefende verder het directe discontobedrijf uit onder de voorwaarden voorzien in de statuten en derwijze dat voor deze operaties een maximumzekerheid gewaarborgd was. De aanzienlijke uitbreiding van deze operaties in de provincie — in 1936 vertegenwoordigden de rechtstreeks door haar cliënteele aangeboden wissels 27 pet. van haar gezamenlijk bezit aan handelspapier — was oorzaak van heftige critiek.
Deze wetgeving bepaalde wat er onder bank en bankoperaties diende verstaan, doch zij maakte geen onderscheid tusschen het type van depositobank en dit van industriebank. Alleen aan de banken was het geoorloofd geldmiddelen in deposito op minder dan twee jaar te aanvaarden, terwijl het recht om het bankbedrijf uit te oefenen en den naam van bank te dragen afhankelijk was van de opneming in de lijsten opgemaakt door het Comité voor bedrijfsordening (Comité d'organisation profession,n,elle). De wet legde aan de banken de verplichting op bepaalde regelen te eerbiedigen in verband met den vorm, de publicatie en de verificatie van de balans en de periodische balansstaten, terwijl een minimum-kapitaal vereischt was, dat naar bepaalde normen varieerde.
Sedert 17 Juni 1938 is de circulatiebank er toe gemachtigd rechtstreeks op de geldmarkt op te treden door middel van aankoop en verkoop van kortloopende Overheidsfondsen en van particulier papier op bankplaatsen, waardoor het haar mogelijk geworden is haar leidinggevenden invloed op de credietdistributie veel doeltreffender te maken.
Zij voerde een hiërarchisch en sterk gecentraliseerd stelsel in ten einde (c het bankbedrijf in de logische richting, aangewezen door het gemeenschappelijk belang, te leiden ». Dit stelsel voorzag een Comité voor bedrijfsordening der banken (Comité d'organisation professionnelle des banqwes) belast met de ordening der gezamenlijke beroepen die met het crediet en de geldmarkt verband houden, een Commissie van toezicht (Comrnission de contr41e) om de toepassing der regeling, vastgesteld in uitvoering van de wet te verzekeren, alsmede een Bedrijfsvereeniging (Association professionnelle) die alle problemen met betrekking tot de uitoefening van het bedrijf instudeerde, er voor zorg droeg dat de beslissingen en regelingen van het Comité voor bedrijfsordening door de ingeschreven banken werden nageleefd en verder als bemiddelaar optrad tusschen de banken eenerzijds, het Comité voor bedrijfsordening of de Commissie van toezicht anderzijds.
De stabilisatie der vreemde wisselkoersen was een der doeleinden van de politiek der Bangste de 'France. Sedert de oprichting van het Stabilisatiefonds in 1936, was haar tusschenkomst in dit verband minder direct, vermits het initiatief inzake gouduitvoer haar sindsdien niet meer toebehoorde. Maar zeker is dat ze een indirecten invloed uitoefende, daar de Banque de France als het ware de rol vervulde van bankier van het Fonds en haar incasso den terugslag onderging van de verrichtingen van dit laatste. Sinds den oorlog 1914-1918 zag de Ban que de France er zich toe genoodzaakt aan den Staat omvangrijke en bestendige voorschotten te verleenen, waardoor tusschen Bank en Staat duurzame banden gesmeed werden.
*** In 1940 was het Fransche bankwezen nog bijna algeheel door de beginselen van het economisch liberalisme beheerscht. Afgezien van de circulatiebank en den sector van het publieke en semi-publieke crediet,
De bevoegdheid van het Comité voor bedrijfsordening was zeer uitgebreid : mits goedkeuring van den Staatssecretaris van Nationale Economie en van Financiën en recht voor de belanghebbenden in beroep te gaan, kon bedoeld comité iedere gemoti-
veerde beslissing van algemeenen aard (onder meer in verband met de liquiditeit, de verstandhouding onder de banken, de concurrentie) of van bijzonderen aard (inschrijving op de banklijsten, schrapping,
sluiting der loketten, samensmelting van banken) treffen met betrekking tot de organisatie der aan zijn gezag onderworpen beroepen. Verder mocht het aan den Staatssecretaris van Nationale Economie en van Financiën deze wetgevende en regelende voorstellen doen, die het noodig achtte ten einde beter de credietverleening aan de behoeften van het land aan te passen en de bankreglementeering te wijzigen. Het diende de Commissie van toezicht van advies voor alle voorstellen die hem door bedoelde commissie waren voorgelegd. De zes leden van het Comité voor bedrijfsordening werden verkozen onder de bestuurders of beheerders van vennootschappen die het bankbedrijf uitoefenden en benoemd bij besluit van den Staatssecretaris van Nationale Economie en van Financiën. Het Comité werd bijgestaan door een commissaris die den Staatssecretaris vertegenwoordigde en bij het Comité alle problemen aanhangig maakte die de Staatssecretaris wenschte te zien behandeld worden ; hij kon alle beslissingen die z.i. niet met het algemeen belang strookten. terug ter sprake brengen en zich verzetten tegen de beslissingen van algemeenen aard die door de belanghebbende beroepsvereeniging niet waren goedgekeurd. De Cbmmissie van toezicht oefende een disciplinaire macht uit, deed uitspraak over het bij haar ingediende beroep en de aanvragen tot annuleering der beslissingen van het Comité voor bedrijfsordening, gaf haar oordeel te kennen over de wets- en regelingsvoorstellen door den Staatssecretaris voorgelegd en kon aan dezen laatste — na overleg met het Comité voor bedrijfsordening — zelf wijzigingen voorstellen aan de bankwetten en -reglementen. Zij was samengesteld uit den Gouverneur van de Ban que de France, den Directeur van de Schatkist en den Voorzitter van het Comité voor bedrijfsordening. Alle op de lijsten ingeschreven instellingen waren er toe gehouden bij de Bedrijfsvereeniging der banken (Association profeRgionmelle des Banques) aan te sluiten, terwijl alle andere syndicale of beroepsvereenigingen van banken afgeschaft werden, behalve deze opgericht door instellingen voorzien van een speciaal wettelijk statuut. De vereeniging was onder het toezicht geplaatst van het Comité voor bedrijfsorde-
ning. De Commissie van toezicht kon, mits goedkeuring van den Staatssecretaris, aan de Bedrijfsvereeniging disciplinaire macht verleenen. Zooals we verder zullen kunnen vaststellen, werden bepaalde beschikkingen van de wetteksten van 13 en 14 Juni 1940 gehandhaafd en aangevuld door de wet van 2 December 1945 die, wat de leiding van het crediet betreft, ook ten deele is geïnspireerd door de hiërarchische structuur waarvan hierboven sprake was.
Doch de grondig gewijzigde en verruimde organisatie die hieruit voortvloeit, is door een gansch verschillenden geest bezield. Onder invloed van de corgoratieve beginselen der bedrijfsordening stuurde de wetgever van Vichy er vooral op aan het beroep van bankier zelf te regelen ten einde gezonde bankpractijken vast te leggen. Hiervan getuigen de wetteksten en inzonderheid de bepalingen die de bevoegdheid van het Comité voor bedrijfsordening omschrijven : de raadgevende macht aan dit lichaam inzake credietpolitiek toegekend, werd zonder meer vermeld : geen enkele omschrijving werd hieromtrent gegeven (artikel 40). De wet van 2 December 1945 streeft een veel verder reikend doel na : zij moet het in de eerste plaats mogelijk maken een ruime politiek van geleid crediet uit te werken en uit te breiden in het raam van een algemeen plan voor herstel en economische ontwikkeling. Deze vrij uitvoerige inleiding moge dienen tot beter begrip van de wet die hierna nader zal worden onderzocht.
** De wet houdende nationalisatie van de Ban que de France en van depositobanken alsmede organisatie van het credietwezen, omvat onder verschillende hoofden vijf groepen beschikkingen die resp. verband houden met de nationalisatie van de Banque de France, de splitsing van depositobanken, industriebanken en banken voor crediet op langen en korten termijn, de nationalisatie der vier groote depositobanken, het toezicht op de industriebanken en ten slotte de leidihg van het credietwezen.
Al deze beschikkingen, hoe verschillend hun draagwijdte, hun belang of hun wenschelijkheid ook zijn, streven één en hetzelfde doel na : het crediet ordenen derwijze dat zijn efficiency verhoogd wordt en het werkelijk aan de behoeften van het land wordt dienstbaar gemaakt. Zoo de nationalisatie van de Ban que de France en van de vier groote depositobanken meer dan de andere maatregelen de aandacht van het publiek heeft gaande gemaakt en in de pers alsmede in de belanghebbende kringen reacties heeft uitgelokt, vormt zij nochtans noch het essentieele bestanddeel van de hervorming, noch een doel op zichzelf.
Zij is slechts een der middelen die er toe strekken het gezamenlijke plan te verwezenlijken. Het ligt dan ook minder in onze bedoeling de verschillende hoofdstukken der wet elk afzonderlijk te bespreken dan wel iederen maatregel na te gaan in verband met de finale doelstelling en er naar te streven de groote trekken van de nieuwe organisatie naar voren te brengen. 1: De verschillende typen van bankoperaties worden door de wet beperkt. Zij onderscheidt drie cate-
gorieën banken, waarvan de bedrijvigheid als volgt bepaald wordt :
— 28 —
a) Depositobanken, die van het publiek deposito's op zicht en op -ten hoogste twee jaar ontvangen. Hun aandeel in ondernemingen andere dan banken, financieele instellingen of maatschappijen voor onroerende goederen noodig voor hun eigen bedrijf, mag 10 pet. van het kapitaal dezer ondernemingen niet te boven gaan. Het is hun eveneens verboden de deposito's van het publiek aan te wenden in participaties of onroerende investeeringen, tenzij hiervoor toestemming verleend wordt door het Comité des Dép6ts du Conseil national du Crédit.
Industriebanken, wier hoofdbedrijvigheid bestaat in participaties en het beheer van participaties in ondernemingen en die slechts deposito's op zicht of op minder dan één jaar ontvangen van hun personeel, hun firmanten, stille vennooten of ondernemingen waarvan zij effectief 15 pet. van het maatschappelijk kapitaal bezitten of waarvan zij aan de oprichting hebben deel genomen ten beloope van 15 pCt. van het aanvankelijk kapitaal. . e) Banken voor credietverleening op langen en halflangen termijn, die onder toezicht staan van den Staat en hun bedrijvigheid uitoefenen binnen het raam der door een wet vastgelegde statuten. Hun voorzitter, directeur-generaal of gouverneur wordt door den Staat benoemd. De banken gespecialiseerd in credietverleening op langen en halflangen termijn die niet aan deze bepaling beantwoorden, worden tot de industriebanken gerekend. Alle banken zijn er toe gehouden zich onder een dezer groepen te laten onderbrengen door een verklaring aan de Commissie van toezicht op het bankwezen binnen de drie maanden na de publicatie van de wet. Zij dienen hun bedrijvigheid in overeenstemming te brengen met de regelen toepasselijk op hun categorie en zulks binnen één jaar, tenzij vrijstelling of uitstel door de Commissie van toezicht op het bankwezen verleend wordt. Deze beschikking, die de bankcontróle zal vergemakkelijken, stelt wettelijk con einde aan het type van gemengde bank. Opmerkelijk is dat de specialisatie in de verrichtingen niet zoo strikt is als zulks in België het geval is sedert de bankhervorming van 1934-1935.
2: De wet van 2 1 .1 ecember voorziet twee onderscheiden sectoren in 'het Fransche credietwezen : een genationaliseerden en een vrijen of meer bepaald, een gecontroleerden sector. Het genationaliseerde crediet omvat de Banque de France en vier der belangrijkste depositobanken, gekozen om heden van de belangrijkheid van hun deposito's en de verspreiding van hun agentschappen over het gansche nationale grondgebied : Crédit Lyonnais, Panque Nationale de Crédit (?,
Société générale ponr le. développement du Commerce et de Fl n du st rie, C ompt oir ational —
waarvan de eigendom aan den Staat wordt overgedragen. De wijzigingen door de nationalisatie aan het régime van de Banque de France aangebracht, nl. onbepaalde verlenging van haar uitgifteprivilegie, overdracht der aandeelen van de Bank aan den Staat en beëindigen op 31 December 1945 der functies van lid van den Raad en censor — door de aandeelhouders benoemd —, brengen geen .funclamenteele wijzigingen in het bestuur van deze instelling, aangezien de Staat hierin reeds vroeger een ruim aandeel had. De samenstelling van den Algemeen:en Raad, de statuten van de Banque de Trance en het régime van belastingen en cijnzen op haar toepasselijk, zullen door een wet gewijzigd en aangevuld worden. - Dit nieuw statuut zal de latere voorwaarden bepalen waaronder de circulatiebank haar bedrijvigheid zal uitoefenen en de ruimere bevoegdheden bekrachtigen die haar door de wet van 2 December, hoofdstuk V, werden verleend. De handelswetgeving zal de Banque de France verder blijven beheerschen voor zoover 'de haar eigen wetten en statuten het niet anders bedingen. d'Escomple,
De genationaliseerde depositobanken ondergaan een grondige structuurwijziging, daar' zij van zuivere particuliere instelling staatseigendom worden. Met ingang van 1 Januari 1946 worden hun aandeelen aan den Staat overgedragen en hun raden van beheer vervangen door nieuwe raden samengesteld uit twaalf leden, waarvan vier benoemd door den Minister van Nationale Economie onder handelaars, ïnclustrieelen of 'landbouwers, op voordracht van de meest representatieve beroepsgroepéeringen ; verder worden er vier benoemd door den Minister van Financiën waarvan twee de Banque de France of andere publieke of semi-publieke credietinstellingen vertegenwoordigen en twee anderen aangesteld worden wegens hun ervan n.g: in liet bankbedrijf; de vier overige leden worden verkozen door de meest representatieve syndicale vereenigingen. De voorzitter wordt benoemd door den naad van beheer mits erkenning door den Minister van Financiën ; zulks is eveneens het geval voor den directeur-generaal zoo er een benoemd wordt. De commissarissen die niet door het Comité d'entreprise zijn voorgedragen, worden door den Minister van Financiën benoemd. De bevoegdheden der algemeens vergaderingen van aandeelhoUders worden uitgeoefend door de Commissie van toezicht op het bankwezen. Het statuut van het personeel der genationaliseerde banken, incl. de circulatiebank, ondergaat geen wijzigingen. De wet voorziet een schadeloosstelling aan het personeel dat wegens haar toepassing zou ontslagen worden, alsmede een regeling voor overplaatsing die vóór 31 Maart 1946 moet geschieden. 24--
De vergoeding aan de aandeelhouders werd voor de aandeelen van de Bang ne de France op een andere basis berekend clan deze van de depositobanken. In ruil van hun aandeelen ontvangen de aandeelhouders van de Banque de France verhandelbare obligaties op naam met een looptijd van ten hoogste vijftig jaar. Hun terugbetalingsprijs is vastgesteld naar de liquidatiewaarde van het aandeel zooals deze bepaald zal worden door een commissie samengesteld uit den voorzitter van de Afdeeling Financiën van den Staatsraad, een raadsheer (conseiller-nzaltre). bij het Rekenhof en een vertegenwoordiger der aandeelhouders door den. Minister van Financiën aangeduid. Hij mag niet de gemiddelde noteering tijdens de periode 1 September 1944-31 Augustus 1945, noch den aankoopprijs der op de beurs verhandelde aandeelen tusschen 1 September 1944 en den datum waarop haar liquidatiewaarde wordt vastgesteld, te boven gaan. De rentevoet der aan de oude aandeelhouders uitgereikte obligaties, mag 2 pC't. niet overschrijden en de rente van 1945 en 1946 mag niet hooger zijn dan het in 1944 uitgekeerde dividend.
De bank heeft het recht beroep tegen de beslissingen van den Commissaris aan te teekenen bij den Nationalen Raad voor het Crediet. De Commissaris wordt bijgestaan door een Comité van toezicht, samengesteld uit drie leden welke samen op voordracht van commercieele, industrieele, arbeiders- en publieke of semi-publieke financieele inste, lingen, door de Ministers van Nationale Economie, van Financiën en van Arbeid benoemd worden. Op dezelfde wijze zal een regeeringscommissaris kunnen benoemd worden bij banken en financieele instellingen die gecontroleerd worden door banken, welke zelf aan het gezag van een commissaris zijn onderworpen. Er dient aangestipt, dat de samenstelling der twee credietsectoren geenszins definitief is en andere nationalisatiemaatregelen kunnen worden getroffen, waardoor instellingen van den gecontroleerden naar den genationaliseerden sector overgaan. De wet tot ordening van he't crediet laat inderdaad de mogelijkheid voor andere nationalisatiemaatregelen open. Artikel 13, paragraaf 11, bepaalt dat de Nationale Raad voor het Crediet « de nationalisatie dier banken bestudeert die, wegens den aangroei van hun deposito's of hun zaken ofwel wegens de uitbreiding van hun bijkantoren over het •gansche grondgebied, dezelfde kenmerken gaan aannemen als de banken die bij onderhavige wet worden genationaliseerd. Hij verzoekt de Regeering aan het Parlement de nationalisatie voor te stellen van andere bankinstellingen dan deze bedoeld hij artikel 6 van onderhavige wet » (d.w.z. de vier genationaliseerde depositobanken).
In ruil van hun aandeelen ontvangen de aandeelhouders van depositobanken winstbewijzen op naam die recht geven op een winstverdeeling, waarvan het jaarlijks door den Raad van beheer vastgesteld bedrag niet lager mag zijn dan het voor het dienstjaar 1944 uitgekeerde dividend. Met ingang van 1 Januari 1947 zal jaarlijks 1/50 der winstbewijzen worden ingekocht, tegen een prijs gelijk aan de gemiddelde beursnoteering van het aandeel tijdens de periode 1 September 1944-31 October 1945. Zoo de aandeden ter Beurze aangekocht werden tusschen 1 September 1945 en den dag van afkondiging der wet, mogen zij niet worden omgewisseld tegen winstbewijzen wier terugbetalingsprijs hooger is dan de aankoopprijs der aandeelen. De gecontroleerde sector strekt zich over het gansche banknet uit : alle Fransche banken en financieele instellingen zijn aan de algemeene toezichts-, onderzoeks- en tuchtmaatregelen van de Commissie van toezicht op het bankwezen onderworpen.
De twee credietsectoren zijn onderworpen aan de controle van de Commissie van toezicht en aan de maatregelen die krachtens de machten verleend aan den Nationalen Raad en aan de Banque de France, worden getroffen.
De in den vorm van aandeelenvennootschappen opgerichte industriebanken waarvan het balanscijfer en de verbintenissen buiten de balans 500 millioen francs overschrijdt, zijn bovendien aan een speciale controle onderworpen. Twee groote industriebanken zijn bij dezen maatregel betrokken : de Banque de Paris et des Pats-Bas en de Union, Parisienne. Ieder van hen wordt onder het gezag geplaatst van een Regeeringscommissaris die door de Ministers van Nationale Economie en van Financiën op de voordracht van den Nationalen Raad voor het Crediet (Conseil national de Crédit) aangeduid wordt. De Commissaris neemt, met recht van veto, deel aan alle vergaderingen van den Raad van beheer, van de comité's —
welke in diens schoot zijn opgericht en van de algemeene vergadering van aandeelhouders. Hij mag den Raad van beheer maatregelen voorstellen waarvan hij meent dat ze voor het algemeen belang dienstig zijn. Hij mag inzage vragen van alle documenten der bank. Op voorstel van den Nationalen Raad voor het Crediet kan hem volledige blanco-volmacht verleend worden. •
25
Alle credietinstellingen zullen zich voortaan moeten schikken naar de fundamenteele regels betreffende balans, te volgen richtlijnen inzake bankoperaties, samenstelling der bankportefeuilles, enz. Deze bepalingen zullen het voorwerp uitmaken van twee decreten die ieder binnen de drie maanden door de Ministers van Nationale Economie en' van Financiën zullen worden uitgevaardigd; het eene heeft betrekking op den genationaliseerden, het andere op den vrijen sector. 3. De wet voorziet een gecentraliseerd stelsel van leiding erk controle van het gezamenlijk credietwezen. —
Het omvat drie instellingen van nationalen aard wier onderscheiden bevoegdheden elkaar aanvullen den Nationalen Raad voor het Crediet, die een rol toebedeeld krijgt bij het uitwerken van alle richtlijnen, regelingen, beslissingen betreffende het crediet, zijn distributieorganen en de problemen die het doet oprijzen ; de Commissie van toezicht die, zooals haar naam het aanduidt, de uitvoering van de bankwetgeving verzekert en er toezicht op uitoefent; de Banque de France die, in den schoot van den Nationalen Raad, gemotiveerde beslissingen neemt betreffende de organisatie van het bankiersbedrijf. De bevoegdheid van de circulatiebank is zeer ruim ; haar gouverneur is van rechtswege vice-president van den Nationalen Raad en president van de Commissie van toezicht. Dit stelsel van geleid crediet vormt de meest constructieve bijdrage van de wet ; het heeft een verreikende beteekenis want, zoo zijn organen een rationeel gebruik der hiertoe verleende machten weten te maken, kan het toelaten een ware credietpolitiek te voeren. De hoeksteen van de organisatie is de Nationale Raad voor het, Crediet. Zooals de heer Pleven het in de memorie van toelichting omschreef, is hij er mee belast c( de oriënteering van de credietpolitiek te bepalen en na te gaan hoe ze aan de economische evolutie van de natie kan worden aangepast ». Het is een raadgevend-, studie- en documentatielichaam dat met de meest uitgebreide navorschingsmacht bekleed is, geraadpleegd wordt door de regeering over iederen maatregel die de crediet- en de financieringsproblemen aanbelangen en aan deze laatste alle voorstellen en aanbevelingen mag doen in verband met de uitbreiding der deposito's, de aanwending van de kasmiddelen der banken, de oprichting van gewestelijke raden voor het crediet. Hij neemt deel aan de uitwerking van alle ontwerpen ter verbetering van de bankorganisatie. Daarbij oefent hij door bemiddeling van de Bangve de France de macht uit die vroeger aan het Bestendig Comité voor bankorganisatie was opgedragen. Op zijn voorstel zullen de regels bepaald worden volgens dewelke de genationaliseerde en de vrije instellingen hun bedrijvigheid zullen uitoefenen. Hieronder volgt in extenso de vertaling van artikel 13 van de wet, waarbij de bevoegdheden van den Nationalen Raad worden omschreven. Art. 18. — De Nationale Raad voor het Crediet stelt aan den Minister van Financiën alle maatregelen voor die tot doel hebben de deposito's bij de banken en de inlagen bij de spaarkassen te doen toenemen, de geldthesaurisatie te verminderen, het gebruik van giraalgeld te ontwikkelen en in het algemeen belang alle disponibiliteiten van het publiek aan te trekken. Hij neemt deel aan de uitwerking van alle ontwerpen die de bankconcentratie en de vermindering der algemeene onkosten van het bankbedrijf beoogen, —
door de verbetering van organisatie en methodes. Hij stelt een tarief voor wat de vergoedingen der particuliere en genationaliseerde banken betreft. Aan den Miniáter van Financiën stelt hij voor in welke verhouding de beschikbare gelden moeten worden voorbehouden voor de behoeften van de Schatkist, voor de emissies op Fransch grondgebied, op de overzeesche grondgebieden en in het buitenland. Hij stelt alle maatregelen voor die nuttig zijn om den waarborg der bankdeposito's en de zekerheid der beleggingen te verzekeren. Hij wordt geraadpleegd nopens de directe of indirecte financieele interventies van den Staat, zooals participaties, steunverleeningen, fiscale voordeelen, waarborgen voor goeden afloop, « lettres d'agrément ». Voor de financieele tusschenkomsten van den Staat zoekt hij de middelen en de techniek die dienen aangewend volgens den aard der voorgenomen operaties. Hij wordt door den Minister van Nationale Economie geraadpleegd over de algemeene credietpolitiek, inzonderheid met het oog op de financiering van het herstel en het plan van 's lands economische moderniseering, van de invoer- en uitvoerplannen. Hiertoe ontvangt hij van den Minister van Nationale Economie en van de lichamen belast met de voorbereiding van het plan van 's lands economische moderniseering alle noodige gegevens die hem moeten toelaten de overeenkomstige investeeringsplannen op te maken alsmede de prioriteiten vast te leggen voor de emissies en beleggingen op langen termijn welke door openbare inschrijvingen geschieden. Hij oefent controle uit op de bureau's voor statistiek en inlichtingen inzake crediet.' Hij brengt advies uit over alle richtlijnen betreffende de credietdistributie en over alle quaesties die hem door den Minister van Nationale Economie of door den Minister van Financiën worden voorgelegd. Hij mag aan den Minister van Nationale Economie voorstellen gewestelijke raden voor het crediet in het leven te roepen waarvan de samenstelling en de bevoegdheden bij besluit worden vastgesteld. Hij bestudeert de nationalisatie der banken die, hetzij wegens den aangroei van hun deposito's of hun zaken, hetzij wegens de uitbreiding over het gansche grondgebied van hun net bijkantoren, dezelfde kenmerken gaan aannemen als de banken die bij onderhavige wet worden genationaliseerd. Hij verzoekt de Regeering aan het Parlement de nationalisatie voor te stellen van andere bankinstellingen dan deze bedoeld bij artikel 6 van onderhavige wet. Door bemiddeling van de Banque de Trance oefent hij alle machten uit die vroeger waren opgedragen aan het Bestendig Comité voor bankorganisatie, hetwelk op den dag van afkondiging van onderhavige wet ontbdnden is. De Nationale Raad voor het Crediet ontvangt van al de ministerieele departementen, van de Commissie van toezicht op het bankwezen en van de Banque de France alle bescheiden die hij bij de vervulling van zijn taak mocht noodig hebben. Ten minste éénmaal per maand houdt hij een vergadering; deze wordt bijeengeroepen door den president of den vice-president. In den loop van het eerste kwartaal van ieder jaar zendt hij aan de Ministers van Nationale Economie en van Financiën
26 —
een verslag over den toestand van het credietwezen en over alle problemen die er verband mee houden. De samenstelling van den Nationalen Raad, die buiten den president en den vice-president acht en dertig leden telt, is derwijze geregeld dat,_alle groote belangen van de natie er in vertegenwoordigd zijn : de belangen der producenten door tien leden die bij besluit van den Minister van Nationale Economie op voordracht van de belanghebbende . groepeeringeie benoemd worden; de belangen der arbeiders door zeven leden, benoemd op voordracht der arbeidersvereenigingen door den Minister van Nationale Economie; de rechtstreeks bij het credietwezen betrokken ministeries door zeven leden; zeven publieke of semipublieke financieele instellingen door hun respectieven directeur, gouverneur of president; de banken door zeven personen die om wille van hun bekwaamheid door den Minister van Financiën worden aangeduid. Het voorzitterschap van den Algemeenen Raad wordt waargenomen door een minister aangeduid door de regeering; hij mag zijn machten overdragen aan den gouverneur van de Ban que de France, die van rechtswege vice-president is. De Raad wordt bijgestaan door vier gespecialiseerde comité's die in zijn schoot zijn opgericht: het comité der deposito's dat zorg draagt voor de veiligheid der deposito's en voor de belangen der deposanten; het comité van het kortloopend crediet dat zich inlaat met de financiering der loopende verrichtingen; het comité van het crediet op langen en op halflangen termijn dat de vraagstukken in verband met de beleggingen bestudeert; het comité van den buitenlandschen handel dat zijn inspanningen richt op de herneming van het handelsverkeer. De Commissie van toezicht op het bankwezen verzekert de uitvoering en de sanctioneering van de bankwetgeving. Zij is bekleed met alle machten van navorsching, controle en tucht bepaald bij de wetten van 13 en 14 Juni 1940 en uitgebreid tot de financieele instellingen. Al haar beslissingen moeten aan den Nationalen Raad voor het Crediet beteekend worden. De Cbmmissie van toezicht bestaat uit vijf leden : den gouverneur van de Banque de France die het voorzitterschap waarneemt, den president van de Afdeeling Financiën bij den Raad van State (Conseil ,d'Etat), den directeur van de Schatkist bij het Ministerie van Financiën, den directeur belast met de credietaangelegenheden bij het Ministerie van Nationale Economie en een vertegenwoordiger van den meest representatieven bond van bankbedienden. Verder zij vermeld dat de regeering op voorstel van de Ministers van Financiën en van Nationale Economie en na advies van den Nationalen Raad voor het Crediet, binnen de zes maanden alle nuttige schikkingen zal kunnen nemen om de distributie der voor de moderniseering van 's lands uitrusting
vereischte langloopende credieten te organiseeren, en alle maatregelen zal kunnen treffen om de' voorwaarden te verbeteren der credieten en credietverzekeringen noodig voor de ontwikkeling van den Franschen buitenlandschen handel. *** Zooals blijkt uit de door den heer Pleven voorgelegde memorie van toelichting, uit de debatten van de Constitueerende Vergadering en uit de verklaringen waarbij iedere partij aan het einde der vergadering de door haar ingenomen stelling motiveerde, is — zooals reeds eerder gezegd — het voornaamste doel van de wet van 2 December 1945, het rendement van alle credietlichamen verhoogen en alle financieringsmiddelen uitbreiden ten einde het credietwezen in staat te stellen te voorzien, — naar gelang van hun minder of meer dringenden aard, ter beoordeeling waarvan alleen het algemeen 'belang geldt —, in de enorme behoeften voor 's lands herstel, de moderniseering der uitrusting, en ten slotte de verwezenlijking der invoer- en uitvoerplannen. Zich steunende op dit principe zullen de eenen de voorgestelde maatregelen goedkeuren, de anderen ze bestrijden. Een ander principe dat door een ieder erkend werd, was de noodzakelijkheid de structuurhervormingen in te voeren zonder de belangen te schaden van degenen die het slachtoffer zijn van de eventueele maatregelen. Maar zoo e e nstemmig accoord bestaat nopens de principes en doeleinden, mag zulks echter niet worden gezegd wat de voorgestelde middelen betreft. Aan het ontwe -_p van den heer Pleven, dat ter onderzoek aan de Commissie van Financiën van de Vergadering werd voorgelegd, meende deze laatste 106 amendementen te moeten aanbrengen om de nationalisatieen controlemaatregelen nog te verscherpen; de meeste van deze amendementen werden echter verworpen. De meeningsverschillen en de besprekingen betroffen vooral de nationalisaties. Slechts door een minderheid werd de wezenlijke waarde van de nationalisatie betwist, waarbij volgende traditioneele argumenten werden aangevoerd : de nationalisatie drukt op de ondernemingen, ontneemt haar alle initiatief, ze brengt verwarring te weeg in het economisch systeem (inzakking der noteering van de bedreigde waarden, verzwakking van den spaargeest. enz.), verwarring die bijzonder op den huidigen stond dient vermeden, ze concentreert de credietdistributie in handen van de bewindvoerende partij die zich hiermoe een geducht wapen zou kunnen smeden tegen de credietnemers. De voorstanders van de nationalisatie die hierin allen het meest doelmatige middel zien om het crediet te verbeteren en ten dienste te stellen van een plan VU nationale productie, waren het vooral met elkaar oneens over den graad waarin de nationalisatie moest geschieden d.w.z. over het aantal en de categorie der te nationaliseeren banken, over de gepastheid. van
— 27 —
onmiddellijke hervormingen, over de voor- en nadeelen van het naast elkaar bestaan van een vrijen en een genationaliseerden sector, over de samenstelling der raden van beheer der genationaliseerde instellingen, over de wijze waarop de aandeelhouders moesten vergoed worden. De Commissie van Financiën had voorgesteld de nationalisatie niet te beperken tot de vier depositobanken die in het regeeringsontwerp bedoeld werden, maar ze uit te breiden tot de andere deposito- en industriebanken. Haar verslaggever oefende critiek uit op de depositobanken en legde den nadruk op het feit, dat de door het wetsontwerp • voorgestelde structuurhervorming opgelegd werd door het karakter zelf dat deze instellingen hadden aangenomen : hun vrees zich aan risico's bloot te stellen had er hen toe gebracht hun credieten uitsluitend aan de groote ondernemingen en den Staat te verleenen; op den Franschen Staat zijn ze een sterken invloed gaan uitoefenen die zwaar drukte op de Fransche politiek en waartegen de Staat slechts steun vond bij de publieke en de semi-publieke instellingen. Het belang van de productie en dit van den Staat vallen dus samen en vereischen de nationalisatie der banken. De heer Pleven, wiens memorie van toelichting en optreden vooral gesteund waren op technische overwegingen, heeft de beperkende keuze van de regeering gerechtvaardigd door te wijzen op het criterium dat werd aangenomen om te bepalen welke banken staatsbanken moesten worden : deze wier agentschappen zich over het gansche grondgebied verspreid zijn en wier bedrijvigheid met deze van een openbaren dienst overeenstemt. Ben volledige nationalisatie der depositobanken ware trouwens onmogelijk geweest gelet op nun hoog aantal en het gevaar dat de kapitalen een toevlucht zouden gezocht hebben bij vreemde banken aan wier nationalisatie thans niet kan worden gedacht. Het heeft er allen schijn van dat de wet getracht heeft de vlucht der deposito's naar den vrijen sector te vermijden, daar ze de mogelijkheid voorziet de banken wier ontwikkeling hetzelfde karakter zou aannemen als de thans getroffen instellingen, eveneens te nationaliseeren. Wat de industriebanken betreft, vormen de belangrijkheid van hun rol in 's lands industrieele structuur en de manoeuvres tegen den Staat waaraan zij zich zouden hebben plichtig gemaakt, het voornaamste motief voor le un nationalisatie. De argumenten die ten voordeele van hun onafhankelijkheid t.o.v. den Staat, met name hun ingewikkelde en wisselvallige operaties, hun belangrijke internationale betrekkingen, werden aangevoerd, oefenden slechts weinig invloed uit op de Commissie van Financiën; ze zag alleen van haai' amendement af om de goedstemming van de wet niet in het gedrang te brengen, hetgeen, gelet op de spoedprocedure, misschien wel het geval ware geweest indien de meeningsverschillen omtrent dit punt niet waren vermeden. Hierboven werd reeds
vermeld dat door de Vergadering een motie ten gunste van ae nationalisatie der industriebanken werd aangenomen en de wet van 2 December 1945 voorzag toepasselijk op nationalisatiemaatregelen andere dan depositobanken. Wij zullen niet nader ingaan op de gedachtenwisselingen over de rechtvaardige vergoeding der aandeelhouders. In de aangenomen oplossingen werd er zooveel mogelijk naar g(,screefd de belangen dezer houders — vermits deze laatsten in het algemeen belang onteigend werden, mochten ze met alle lasten van de hervorming dragen — te verzoenen met de zorg om de budgetaire lasten niet te verzwaren en de circulatie niet te doen stijgen. De wil om aan de belangen der aandeelhouders niet te schaden kwam vooral tot uiting wat de aandeelen van de Banque de France betreft, zulks om wille van hun sterke verspreiding onder het publiek (182.000 aandeelen verdeeld over 47.000 spaarders) en van het groot aantal kleine spaarders en wettelijk onbekwamen die ze bezitten. • Voor de Banque de France en voor de depositobanken kou dezelfde basis van berekening niet worden aangenomen daar, gelet op het meer complex karakter der operaties van de depositobanken, de liquide waarde van hun aandeelen niet zoo gemakkelijk kan worden vastgesteld als deze der aandeelen van de Banque de France. Om den gemiddelden koers der aandeelen van de vier groote particuliere banken te bepalen, werd de periode 1 September 194431 Augustus 1945 gekozen; immers, geacht werd dat de gemiddelde noteering tijdens deze twaalf maanden rekening hield én met de vooruitzichten van de economische ontwikkeling die door het einde van den oorlog en de herneming der bedrijvigheid geopend werden én met de reacties die door de dreiging der nationalisaties werden te weeg gebracht; zij zou derhalve de uitdrukking zijn van een wel overdachte waardeering van de waarde der beschouwde effecten. De modaliteiten der aangenomen oplossingen gaven aanleiding tot menige critiek in de pers en bij de
belanghebbenden, vooral wat de aandeelen der vier groote partiCuliere banken betreft; gecritiseerd werden : de duur van de periode van inkoop, de vervanging der aandeelen met veranderlijk inkomen door effecten met vast inkomen, de keuze van de basisperiode ter bepaling van den prijs van inkoop, de wijze van berekening der jaarlijks toegekende vergoeding. Bij wijze van inlichting geven wij hieronder de terugbetalingswaarden die later bij toepassing van de wet werden vastgesteld :
— 28 —
Crédit Lyonnais fr 2.321 Société Générale » 2.417 » 2.253 Comptoir d'Bscompte Banque Nationale de Crédit á l'industrie » 1.254
Ten einde de genationaliseerde ondernemingen niet te « functionariseeren » en alleen tot hun leiding die personen te roepen die uitmunten door bekwaamheid en bezorgdheid om het algemeen belang, heeft de wetgever zorgvuldig de samenstelling van de raden van beheer omschreven, waarbij getracht werd een rechtmatige vertegenwoordiging der verschillende belangen te bereiken. Dit laatste punt gaf aanleiding tot discussies. De bepalingen waarbij de handelswetgeving verder van toepassing is op de genationaliseerde instellingen en waarbij niets zal veranderd worden aan het statuut van hun personeel, werden ingegeven door dezelfde zorg een etatisatie te vermijden die de genationaliseerde ondernemingen zou verstarren. De nationalisatie van de Banque de France werd gewettigd door de noodzakelijkheid nit haar beheer allen particulieren invloed te weren en haar aldus toe te laten de leidinggevende zending van een centrale bank te vervullen, hetgeen tot hiertoe in Frankrijk niet het geval was. Dezelfde overweging van de rol die haar is opgedragen, motiveerde de verruiming van haar bevoegdheden. De meeningsverschillen betreffende den Nationalen Raad voor het Crediet waren weinig talrijk. Het beginsel zelf van een nationaal lichaam dat de studie der problemen betreffende het credietwezen centraliseert en bij uitstek is aangewezen om richtlijnen eener algemeene credietpolitiek voor te stellen, heeft de e3nstemmige goedkeuring van alle vertegenwoordigers der openbare meening weggedragen. In de discussies ging het alleen om de samenstelling van den Nationalen Raad (aantal afgevaardigden der verschillende groote nationale belangen die er in vertegenwoordigd zijn) en de toekenning van het voorzitterschap. In het regeeringsontwerp werd deze functie aan den Minister van Financiën voorbehouden, dan wanneer het door de Commissie van Financiën voorgelegde ontwerp, de benoeming van den Minister van Nationale Economie voorstond. Overigens 'gingen beide ontwerpen van hetzelfde beginsel uit waarbij het crediet slechts als een instrument, ten behoeve van 's lands economie, d.w.z. voor de ontwikkeling dezer laatste, moet worden beschouwd. Minister Pleven was evenwel van oordeel dat het Ministerie van Nationale Economie eerst dan zijn leidinggevende taak t.o.v. van de andere economische departementen zal kunnen vervullen, zoo het zelf niet als een uitvoerend orgaan optreedt. De tekst die uiteindelijk door de Constitueerende Vergadering werd aangenomen brengt hierover geen beslissing : hij vermeldt alleen dat de Nationale Raad voor het Crediet door een door de regeering aan te wijzen minister zal worden voorgezeten. Sindsdien heeft de regeering den Minister van Financiën met deze functie belast. De wet van 2 December 1945 gaf, zoodra ze verscheen, aanleiding tot menigvuldige critiek. De uit-
eenloopende meeningen en vooruitzichten betreffende de practische gevolgen van de nieuwe wetgeving hebben hoofdzakelijk betrekking op de nationalisatie der depositobanken en het toezicht op de industriebanken, en slechts in bijkomende mate, op de beschikkingen betreffende de leiding en de algemeene organisatie van het credietwezen. Zulks is trouwens tot op zekere hoogte zeer logisch, daar door de nationalisatie een tastbare hervorming wordt ingevoerd die onmiddellijk na haar inwerkingtreding — en reeds voordien door haar invloed op de beursnoteering — een practische uitwerking heeft, dan wanneer de bevoegdheden verleend aan den Nationalen Raad voor het Crediet, slechts een concrete werkelijkheid worden naarmate deze Raad zelf zijn functie gaat opnemen. Bovendien werden reeds in andere landen of op andere gebieden ervaringen opgedaan ten aanzien van het bestuur der ondernemingen door den Staat, die als een basis voor appreciatie kunnen dienen. Ten slotte, wordt door de overdracht der banken aan den Staat, de aandacht van breede kringen der bevolking gaande gemaakt, daar hierbij talrijke particuliere belangen betrokken zijn en het politieke terrein wordt betreden. Doch een critiek over de nationalisatie der depositobanken en het toezicht over de industriebanken is zeer gewaagd, zoo men zich niet voor oogen houdt dat deze maatregelen, in den geest van den wetgever, deel uitmaken van een algemeen stelsel van leiding van en toezicht op het credietwezen waarvan de wet alleen de basis vormt, die daarna zal uitgewerkt worden bij haar toepassing en bij de latere aanvullende beschikkingen. De ordening van het crediet is op haar beurt ondergeschikt aan het wederopbouw- en productieplan tot wier verwezenlijking zij moet bijdragen. Men kan er natuurlijk een eigen opvatting op nahouden over het principe zelf van de nationalisatie, over het geleide crediet alsmede over de wenschelijkheid der op 2 December 1945 aangenomen maatregelen. De eerste reacties er van kunnen worden nagegaan en beoordeeld; men kan ook de vermoedelijke gevolgen te gemoet zien die door den gewijzigden koers en de nieuwe mogelijkheden door de wet geopend, kunnen te weeg gebracht worden; toch mag geen afdoend oordeel worden geveld zoolang niet het nieuwe rdgime doorheen verschillende omstandigheden aan de werkelijkheid werd getoetst want de gunstige of ongunstige invloed der hervormingen op 's lands economie zal hoofdzakelijk verband houden met de wijze, waarop de personen wier taak het is de genationaliseerde banken te beheeren, toezicht op de industriebanken uit te oefenen, het gezamenlijke credietwezen te leiden en te organiseeren, van de hun verleende machten zullen gebruik maken.
ECONOMISCHE WETGEVING Deze rubriek bevat de wetten, besluiten en andere officieele bekendmakingen die van bijzonder belang zijn voor 's lands algemeene economie en via het Belgisch Staatsblad werden afgekondigd in den loop van de maand aan deze van de publicatie van, ons Tijdschrift voorafgaand. Alleen de gewichtigste wetten en besluiten hebben wij in extenso overgenomen. Voor de andere wetteksten volstaat een eenvoudige vermelding, desnoods door een verklarende nota verduidelijkt. Om het naslaan er van te vergemakkelijken, hebben 'wij hoogex bedoelde documentatie in de volgende 'rubrieken ondergebracht :
I. Algemeene economische en sociale 'wetgeving • II. Geld-, bank- en financiewezen III. Landbouw IV . Nijverheid V. Arbeid VI. Binnenlandsche handel VII.
Buitenlandsche Handel
TM. V erkeerswezen IX.
Prijzen
en loonen
X. Rantsoeneering en •avitailleering XI.
Wederopbouw en oorlogsschade
I. — ALGEMEENE ECONOMISCHE EN SOCIALE WETGEVING
Besluitwet van 5 Juli 1945 houdende wijziging en aanvulling van hoofdstuk VI van de besluitwet van 19 Mei 1945 betreffende de vergoeding der schade voortspruitende uit arbeidsongevallen in de oorzaken waarvan een oorlogsfeit is voorgekomen. — Erratum (Staatsblad, 1 December 1945, blz. 8.137).
Besluitwet van 19 September 1945 tot toekenning van maandelijksche toelagen aan de rechthebbenden van gefusilleerde en van overleden politieke gevangenen. — Erratum (Staatsblad, • . 7 December 1945, blz. 8.354).
Besluit van 20 September 1945 waarbij de wet betreffende de vergoeding der schade voortspruitende uit arbeidongevallen, op de dienst boden wordt toepasselijk gemaakt( Staatsblad, 16 December 1945, blz. 8.625).
Besluit van den Regent van 28 September 1945 aangaande de toepassing der besluitwet dd. 28 December 1944, betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders, op de werkgevers en de bij fooien bezoldigde werknemers (Staatsblad, I December 1945, blz. 8.132). Gezien de besluitwet dd. 2f4 December 194 14, gewijzigd bij de besluitwetten dd. 20 Maart en 3 Augustus 1945, betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders, meer in het bijzonder artikel 2, alinea 2 van die besluitwet;
Gezien het besluit van den Regent dd. 16 Januari 11946, gewijzigd bij de besluiten dd. 12 en 91 Maart en 4 September 1945, betreffende de werking van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid ; Overwegend dat met het oog de toepassing van de beschikkingen voorzien in de besluitwet dd. 29 December 1944 op de bij fooien bezoldigde werknemers, het vereischt is bedoelde beschikkingen aan te passen aan de bijzondere voorwaarden waaronder genoemde werknemers bezoldigd worden ; Op de voordracht van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, Wij hebben besloten en Wij besluiten : Artikel 1. — De bepalingen der besluitwet dd. 28 December 1944, gewijzigd bij de besluitwetten dd. 20 Maart en 3 Augustus 1945, betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders, evenals deze der besluiten genomen in uitvoering van genoemde besluitwet ten en namelijk het besluit dd. 16 Januari 1945 gewijzigd bij de besluiten dd. 12 en 31 Maart en 4 September 1945, betreffende de werking van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid, zijn toepasselijk gesteld op de bij een dienstverhuringscontract verbonden werkgevers en werknemers, waarvan de bezoldiging geheel of hoofdzakelijk uit fooien bestaat. Art. 2. — De bepalingen van onderhavig besluit zullen aanvankelijk slechts toepasselijk zijn, en zulks met ingang Van 1 October 1945, op de werkgevers en de bij fooien geheel of hoofdzakelijk bezoldigde werknemers, welke onder de hotelnijverheid ressorteeren, ~vonder dient verstaan de hotels, logernentshuizen, pervisions, spijshuize.n, kringen en andere inrichtingen,
-
waar dranken worden gesleten of eetmalen verschaft. Bij besluiten van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, genomen op het advies van het Bestuurscomité van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid, zullen zij mogen toegepast worden op de werkgevers en de bij fooien geheel of hoofdzakelijk bezoldigde werknemers, welke resorteeren onder andere nijverheden en handelsinrichtingen, of takken van handel en nijverheid, dan de hotelnijverheid.
'Art. 3. — De bij artikel 3 van de besluitwet dd. 28 December 1944 betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders, voorziene bijdragen worden, zoowel wat de werkgevers als de bij fooien geheel of hoofdzakelijk bezoldigde werknemers betreft, berekend op grondslag der door den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, op advies der bevoegde paritaire commissies, vastgestelde forfaitaire bedragen van bezoldiging. Ingeval de bezoldiging slechts ten bijkomstigen titel uit fooien bestaat, worden de bijdragen der werknemers en werkgevers, overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van voormelde besluitwet, op het bedrag der door den werkgever betaalde vaste bezoldiging berekend, zonder dat dit bedrag evenwel lager mag zijn dan de bij toepassing der vorige alinea vastgestelde forfaitaire bezoldiging.
Art. 4. — Wanneer het werknemers betreft, welke hoofdzakelijk bij fooien worden bezoldigd, en bijkomend, door een door den werkgever toegekend loon, worden de door deze werknemers, overeenkomstig artikel 3, alinea 1 van onderhavig besluit, verschuldigde bijdragen bij iedere aan de belanghebbenden verrichte betaling afgehouden van bedoeld loon. Gebeurlijk zullen zij aangevuld worden op de hierna bij artikel 5 voorziene wijze. Art. 5. — Wanneer het geheel bij middel van fooien bezoldigde werknemers betreft, zal de betaling der door deze werknemers overeenkomstig artikel 3, alinea 1 van onderhavig besluit verschuldigde bijdragen als volgt geschieden : 1° Indien de fooien door tusschenkomst van den werkgever betaald worden, worden de verschuldigde bijdragen afgehouden op het deel der aan iederen werknemer te betalen fooien. Deze afhouding kan bij iedere verdeeling der fooien geschieden; 2° Indien de fooien rechtstreeks door den klant worden betaald, moeten de verschuldigde bijdragen vooraf door den werknemer aan den werkgever overhandigd worden, hetzij wekelijks, wanneer het werknemers betreft, die op bestendige wijze bij een werkgever tewerkgesteld zijn, hetzij dagelijks, wanneer het werknemers betreft, die bij tusschenpoozen worden tewerkgesteld.
Art. 6. —• In geVal van afdanking of vrijwillig heengaan van den werknemer zal de werkgever in ieder geval , onverwijld, met den belanghebbenden
werknemer de betaling der door dezen laatsten verschuldigde bijdragen regelen en, zoo noodig, overgaan tot een terugbetaling van bijdragen welke door den werknemer vooraf overhandigd werden, in geval deze niet meer volledig zouden verschuldigd zijn om wille zelf van het heengaan of de afdanking van den werknemer.
Art. 7. — De Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van onderhavig besluit, dat op 1 October 1945 van kracht wordt.
Besluit van den Regent van 29 September 1945 houdende toepassing van de besluitwet dd. 28 December 1944, betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders op de werkgevers en werknemers der tuinbouw- en boschbouwondernemingen (Staatsblad, 1 December 1945; blz. 8.134). Gezien de besluitwet dd. 23 December 1944, gewijzigd bij de besluitwetten dd. 20 Maart en S Augutus 1945, betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders en meer in het bijzonder artikel 2, alinea 2, en artikels 3 en 4 van die besluitwet; Gezien het besluit van den Regent dd. 16 Januari 1945, gewijzigd bij de besluiten dd. 12 en ST Maart en 4 September 1945, betreffende de werking van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid, en meer in het bijzonder, artikel 13 van dat besluit ; Gezien het koninklijk besluit dd. 15 Juli 1938, tot bepaling van de speciale toepassingsmodaliteiten der wet van Juli 1906, betreffende de jaarlijksche betaalde verlofdagen voor de land-, tuin- en boschbouwondernemingen; Overwegend dat, krachtens artikel 2, 2°, van genoemd koninklijk besluit, de bezoldiging voor het jaarlijksch betaald verlof der werklieden rechtstreeks aan deze door den werkgever uitgekeerd wordt ; Op de voordracht van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — Onder voorbehoud van hetgeen bepaald wordt in artikels 2 tot 4 van onderhavig besluit, worden de bepalingen der besluitwet dd. 28 December 1944, gewijzigd bij de besluitwetten dd. 20 Maart en 3 Augustus 1945, betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders, evenals deze der besluiten genomen in uitvoering van genoemde besluitwetten, en namelijk het besluit dd. 16 Januari 1945, gewijzigd bij de besluiten dd. 12 en 31 Maart en 4 September 1945, betreffende de werking van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid, toepasselijk gesteld op de werkgevers en werknemers verbonden door een contract van dienstverhuring en ressorteerend onder de tuinbouw- en boschbouwondernemingen. Onder « tuinbouwondernemingen » dient in den zin van onderhavig besluit namelijk verstaan te worden de bloemen-, sierplanten- en boomkweekerijen, de moesteelt, de fruitkweekerijen en de wijnbouw. Art. 2. — De bijdrage van den werknemer en deze van den werkgever worden berekend overeenkomstig de beschikkingen van artikel 3 der besluitwet dd. 28 December 1944, gewijzigd bij besluitwet dd. 3 Augustus 1945 en binnen de grenzen die door genoemd artikel 3 zijn vastgesteld en nader bepaald worden door
de artikelen 1 en 5, alinea 2, van het besluit van den Regent dd. 16 Januari 1945, gewijzigd bij besluit dd. 4 September 1945. Evenwel, wat de werklieden betreft, brengt de werkgever op het in voege zijnde bedrag voor de berekening van zijn bijdrage 2,5 pCt. in mindering op grond van de betaling, die hij krachtens artikel 2, 2° van liet koninklijk besluit dd. 15 Juli 1938 verplicht is te doen niet het oog op de verlofbezoldiging zijner arbeiders.
Artikel 1. — Onder voorbehoud van hetgeen voorzien is bij artikel 3 van onderhavig besluit, worden de bepalingen van de besluitwet dd. 28 December 1944, gewijzigd bij de besluitwetten dd. 20 Maart en 3 Augustus 1945, betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders, evenals deze der besluiten genomen in uitvoering van genoemde besluitwetten en namelijk het besluit dd. 16 Januari 1945, gewijzigd bij de besluiten dd. 12 en 31 Maart en 4 September 1945, betreffende de werking van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid, toepasselijk gesteld op de werkgevers en de werklieden gebonden door een thuisarbeiderscontract. Voor de toepassing van onderhavig besluit dienen als thuisarbeiders te worden beschouwd :
Art. 3. — De bij artikel 4, § A, laatste lid, van de besluitwet dd. 28 December 1944, voorziene aanwending wordt ophegeven, wat de werklieden der tuinbouw- en bosehbouwondernemingen betreft. Art. 4. — De bij artikel 13, § A, van het besluit van den Regent dd. 16 Januari 1945 voorziene omslag, wordt voor dezelfde werklieden, vervangen door den volgenden omslag : 83.3330 pet. worden toegewezen aan de ouderdomen overlevingspensioenen; 28.5714 pCt. worden toegewezen aan de verzekering tegen ziekte en invaliditeit; 9.5242 pCt. worden toegewezen aan de ondersteuning der onvrijwillige werkloozen; 28.5714 pCt. worden toegewezen aan de kindertoelagen.
1° De personen die, alleen of slechts geholpen door leden van hun gezin,' bloed- of aanverwanten tot den derden graad inbegrepen, welke bestendig bij hen inwonen en ook bestendig van hun huishouden deel uitmaken, in hun woonplaats Werken uitvoeren, welke hen vooraf door een of meerdere bedrijfshoofden werden opgedragen; 2° De personen die, in hun woonplaats, bij stukwerk, grondstoffen of gedeeltelijk afgewerkte producten, hun door een of meerdere bedrijfshoofden toevertrouwd, bewerken, en die zelf aan den arbeid een of meerdere hulpkrachten tewerkstellen, mits het aantal dezer laatsten gewoonlijk niet hooger zij dan vier; 3° De personen die, gemeenschappelijk, in hun woonplaats werken uitvoeren, welke hun op voorhand door een of meerdere bedrijfshoofden werden besteld. Door « woonplaats » verstaat men de woning van den arbeider of een werkplaats, die aan deze woning is gehecht en, over het algemeen, elke plaats waar arbeid wordt verricht en die niet door den werkgever is aangewezen. Art. 2. — De toepassing der bepalingen voorzien bij de hesluitwet dd. 28 December 1944 en. de met het oog op haar uitvoering getroffen besluiten, valt den werkgever ten laste, zoowel wat betreft de thuisarbeiders, welke hij in zijn dienst tewerstelt als de bij artikel 1, 1°, van onderhavig besluit beoogde hulpkrachten. De tewerkstelling van deze laatsten verplicht den thuisarbeider bij elke loonuitkeering, aan den werkgever de leden van zijn gezin te doen kennen welke hem bij de uitvoering van den opgedragen arbeid hebben geholpen alsmede het aandeel aan te duiden van elk hunner in let globaal loon. De werkgever benut deze verklaring om on de respectievelijke deelera der bezoldiging van den thuisarbeider en van zijn helpers het bedrag te berekenen der afhoudingen die hij heeft te doen en der. bijdragen, die hij heeft te betalen. pvereenkomstig de artikelen 1. en 5 van liet besluit van den Recent d.d. 16 Januari 1945, gewijzigd hij besluit dd. 4 September 1945. Wat de bij artikel 1., 2°, van onderhavig besluit beoogde hulpkrachten betreft, valt de toepassing der bepalingen voorzien bij de besluitwet, dd. 28 .Decern-
Art. 5. — De Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg wordt belast met de uitvoering van onderhavig besluit dat van kracht wordt op 1 October 1945.
Ministerieel besluit van 30 September 1945 tot vaststelling der forfaitaire bedragen van bezoldiging op grond van dewelke de bijdragen voorzien hij artikel 3 der besluitwet dd. 28 December 1944, betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders, berekend worden, wat betreft de werkgevers en de bij fooien - bezoldigde werknemers, die onder de hotelnijverheid •essortee•e• (Staatsblad, 1 December 1945, blz. 8.133).
Besluit van den Regent van 30 September 1945 aangaande de toepassing van de besluitwet dd. 28 December 1944, betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders, op de werkgevers en de werklieden gebonden door een thnisarbeiderscontract (Staatsblad, 1 . December 1945, blz. 8.135). Gezien de besluitwet dd , 23 December 2944, gewijzigd bij de besluitwetten dd. '20 Maart en 3 Augustus 1945, betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders, en meer in het bijzonder artikel 2, alinea 2, van die besluitwet ; Gezien het besluit van den Renent dd. 16 Januari 1945, gewijzigd bij de besluiten dd. 121 en 31 Maart en 4 September 1945, betreffende de werking van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid Overwegend dat het met het oog op de toepassing van de beschikkingen der besluitwet dd. b28 December 1944 op de thuisarbeiders en hun werkgevers, noodig is, deze beschikkingen aan te passen aan de bijzondere voorwaarden waaronder de thuisarbeid geschiedt en welke van den eenen bedrijfstak tot den anderen kunnen verschillen ; Op 'de voordracht van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, • Wij hebben besloten en Wij besluiten :
32
Besluit van 12 November 1945
her 1944 en de met het oog op haar uitvoering getroffen besluiten, ten laste van den thuisarbeider, die ze tewerkstelt.
Art. 3. — Op advies van het Bestuurscomité van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid stelt de Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, gebeurlijk met terugwerkende kracht, de data vast vanaf dewelke de bepalingen van onderhavig besluit toepasselijk zullen zijn op de verschillende bedrijfstakken, welke thuisarbeiders tewerkstellen. De in voorgaande alinea bedoelde ministerieele besluiten zullen afwijkingen mogen voorzien aan de bij artikel 1, alinea 2, en volgende, en artikel 2 van onderhavig besluit voorziene bepalingen, evenals bijzondere modaliteiten voor de toepassing van het regime der maatschappelijke zekerheid in de bedrijfstakken, waarop dit regime toepasselijk zal worden gesteld.
Art. 4. — De Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van onderhavig besluit, dat van kracht wordt den* dag zijner bekendmaking in het Staatsblad.
Ministerieel besluit van 30 September 1945
tot toepassing op het mandenmakersbedrijf van het besluit van den Regent dd. 30 September 1945, aangaande de toepassing van de besluitwet dd. 28 December 1944, betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, tot de werkgevers en de werklieden gebonden door eer. thuisarbeiderscontract (Staatsblad, 1 December 1945, blz. 8.136). Gezien het besluit van den Regent dd. 30 September 1915, aangaande de toepassing van de besluitwet dd. 26 December 1944, betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, tot de werkgevers en de werklieden, gebonden door een thuisarbeiderscontract, en meer in het bijzonder artikel 3 van dat besluit ; Gezien het advies van het Bestuurscomité van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid, Besluit :
Artikel 1. — De beschikkingen van het besluit van den Regent dd. 30 September 1945 aangaande de toepassing van de besluitwet dd. 28 December 1944, betreffende de maatschappelijke verzekering der arbeiders, tot de werkgevers en de werklieden gebonden door een thuisarbeiderscontract, worden toepasselijk gesteld voor het map_denmakersbedrijf, met terugwerkende kracht vanaf 1 Januari 1945. Art. 2. — Voor toepassing van onderhavig besluit, dienen als thuisarbeiders beschouwd te worden, de personen beoogd bij artikel 1 van het besluit van den Regent dd. 30 September 1945, met uitzondering van deze vermeld onder 2° van artikel 1 van genoemd besluit.
—
33
betreffende het verleenen van de machtiging aan en de controle over de verzekeringsondernemingen en inrichtingen, tot dekking van de burgerlijke aansprakelijkheid van houders van voertuigen als bedoeld bij het koninklijk besluit van 30 Augustus 1939 betreffende het vervoer van personen met voor zes of minder inzittenden ingerichte motorrijtuigen (Staatsblad, 8 December 1945, blz. 8.407). Besluitwet van 15 November 1945
houdende oprichting van een Nationaal Hulpfonds voor de huishoudelijke Wederuitrusting der Werknemers (Staatsblad, 7 December 1945, blz. 8.341). VERSLAG AAN DEN REGENT Door de op Zaterdag 18 September 1944 door de Nationale Arbeidsconferentie eenparig goedgekeurde besluiten werd voorzien dat maatregelen zouden getroffen, worden om de heruitrusting met kleeding en huisraad der arbeidersgezinnen te vergemakkelijken, zoodra de markttoestand wat deze producten betreft, de aanschaffing er van zal toelaten. De op 30 Juli 1945 opnieuw vergaderde Nationale Arbeidsconferentie heeft die inzichten bevestigd door met algemeene stemmen een voorstel aan te nemen, tot oprichting en onverwijlde tewerkstelling van een Hulpfonds voor de huishoudelijke heruitrusting der werknemers. Deze besluitwet heeft ten doel een bijzonder organisme als openbare instelling op te richten, waaraan de taak zal toevertrouwd worden alle noodige schikkingen te treffen om de verwezenlijking van de voorziene maatregelen te verzekeren. Zij neemt aldus de suggesties over uit het Ontwerp van Overeenkomst tot Sociale Solidariteit dat tijdens de bezetting door de vertegenwoordigers der Syndikale arbeidersorganisaties en der werkgeversgroepeeringen werd uitgewerkt. Het lag des te meer voor de hand zich door deze suggesties te laten leiden omdat reeds tijdens de hierboven aangehaalde eerste zitting der Nationale Arbeidsconferentie, de afvaardiging der werkgevers verklaarde het principe van een uitzonderlijke tusschenkomst vanwege de werkgevers, ten bate van de vernieuwing der huishoudelijke inrichting der werknemers onder de in het Ontwerp van Overeenkomst tot Sociale Solidariteit voorziene voorwaarden te aanvaarden. Het is overbodig lang den nadruk op de dringende noodzakelijkheid eener actie ten bate van de vernieuwing der huishoudelijke inrichting van de werknemers te leggen. Hebben de gévolgen van den oorlog en van de bezetting het meerendeel der bevolking zwaar getroffen, zoo werden nochtans ongetwijfeld de arbeiders het ergst beproefd. Niemand zal betwisten dat alles in het werk dient gesteld om hen in de mate van het mogelijke bij de herinrichting van den huiselijken haard bij te staan. Als dusdanig, is het ontwerp natuurlijk in te schakelen in de beschikkingen die, op grond van de wet van 7 September 1909, aangevuld bij de wet van 114 September 1944, door den Koning kunnen getroffen worden, ten einde de volksgezondheid te vrijwaren en in de bevoorrading van de bevolking te voorzien. Het ontwerp behoudt het voordeel van de tusschenkomst van het Fonds voor aan de werklieden en de bedienden die de voordeelen, genieten voorzien bij de besluitwetten van 28 De cember 1944, van 10 Januari 1945 en van 7 Februari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. Deze beschikking loopt geenszins vooruit op de gepastheid om gebeurlijk soortgelijke maatregelen ten bate van andere klassen der bevolking te treffen : kleine gepensionneerden, zelfstandige arbeiders, landarbeiders, vaste beambten der openbare diensten, enz. Ingeval het aannemen van dergelijke maatregelen noodzakelijk mocht geacht worden, dienen deze nochtans in een afzonderlijk kader en volgens andere modaliteiten verwezenlijkt. De bestuursraad zal het voordeel der tusschenkomst van het Fonds mogen .voorbehouden aan de werknemers wier jaarlijsche bezoldiging niet hooger is dan een door hem vastgesteld bedrag, de gezinslasten van de belanghebbenden in aanmerking genomen. Anderdeels sluit het ontwerp insgelijks van het voordeel van de heruitrusting de werknemers uit die, wegens gemis van burgerdeugden een strafrechterlijke veroordeeling opliepen of belast werden wegens de wetsbepalingen bettreffende de gedurende de bezetting verwezenlijkte winst. Het zou inderdaad onaannemelijk zijn dat maatregelen voor de ondersteuning van —
door den oorlog bijzonder beproefden, voordeel zouden opleveren aan hen voor wie hij integendeel een gelegenheid tot verrijking was of die zwaar aan hun vaderlandsche plichten te kort bleven. De actie ten bate van de heruitrusting zal verwezenlijkt worden door toekenning aan eiken rechthebbende van een uitzonderlijke vergoeding, waarvan het bedrag door het Fonds, mits instemming van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, zal vastgesteld worden. De grondgedachte van het ontwerp is inderdaad, dat de normale bezoldiging der werknemers hun toelaten moet in hun dagelijksche behoeften te voorzien, maar dat zij ontoereikend is om te voldoen aan uitzonderlijke behoeften als die welke thans bestaan ten gevolge van de door meer dan vijf oorlogsjaren veroorzaakte diepe ellende. Te trachten deze buitengewone behoeften door bijzondere middelen van bepaalden duur te verhelpen drong zich bijgevolg op. Men kon nochtans slechts een systeem uitdenken, dat aan de belanghebbenden zou toelaten de opeengestapelde vertragingen volledig in te halen. Met andere woorden, daar de oorlog meer dan vijf jaren heeft geduurd, zou het onmogelijk zijn de arbeiders in staat te stellen zich vijfmaal de normale behoeften van een jaar aan te schaffen. De onmiddellijke uitgaven zouden in deze veronderstelling ontzaglijk zijn en de voor de werkgevers daaruit voortvloeiende lasten een ondragelijk peil bereiken. Daarenboven zouden de voortbrengingsmogelijkneden niet toelaten aan een dergelijke vraag te voldoen. De tusschenkomst van het Fonds voor heruitrusting moet dan ook noodzakelijk beperkt zijn tot een bijdrage bestemd om de voldoening der meest dringendste onontbeerlijke behoeften te vergemakkelijken. De volledige heruitrusting zoowel van de huishoudelijke inrichting als vau de kleeding zal slechts na noodzakelijk lange termijnen kunnen geschieden. Ondanks hun dringendheid zal slechts trapsgewijze, zelfs aan de onontbeerlijke behoeften kunnen voldaan worden, en dit naarmare de noodige invoer van eindproducten of van grondstoffen voor de vervaardiging van eindproducten door de Belgische nijverheid, zal kunnen verwezenlijkt worden. Er moet bovendien met den voor het verwerken dezer grondstoffen noodigen tijd rekening gehouden worden. Te dien aanzien mag er niet uit het oog verloren worden dat werknemers een belangrijke koopkracht te verleenen, ten einde zich een antaal wel bepaalde producten aan te schaffen, een noodlottingen terugslag op de economische conjunctuur van liet land kan hebben, indien men ten ontijde handelde. Bijgevolg was het onontbeerlijk een mechanisme aan te wenden, dat toeliet de tusschenkomsten ten bate van de heruitrusting zoo te regelen dat zij slechts geschieden op het oogenblik dat de noodige producten werkelijk beschikbaar zijn. Daarom voorziet het ontwerp dat de toelagen voor heruitrusting der rechthebbenden zullen ter beschikking gesteld worden in den vorm van bons, geldig voor de kostelooze aanschaffing van sommige producten en artikelen waarvan de lijst en ile gebruiksvoorwaarden door het Fonds, mits instemming van den Minister van Economische Zaken en van den Minister van Financiën, zullen bepaald worden. Dit systeem bezit bovendien het zeer groot voordeel den rechthebbenden op heruitrusting den noodigen voorrang te waarborgen voor het verkrijgen van de voor hen speciaal bestemde producten. Samen met het vaststellen van een gepast programma van fabricage en distributie der noodige artikels, zal door middel van het voorgestelde mechanisme, de actie ten bate van de heruitrusting onder de voor alle in aanmerking komende belangen gunstigste voorwaarden verwezenlijkt worden. Voor het vaststellen van dit programma dient het Fonds, na voeling met de betrokken beroepsorganismen, den Minister van Economische Zaken voorstellen over te leggen, daar de beslissing door hem dient genomen, aangezien slechts hij bevoegd is om de programma's, de prijzen en de voorwaarden der distributie in verhouding tot de behoeften en de mogelijkheden van de economie in haar geheel vast te stellen. Het ontwerp voorziet nochtans dat, mits instemming van den Minister van Economische Zaken en van den Minister van Financiën, het Fonds bij uitzondering de betaling in baar geld van al de overblijvende bons, die yclidir een bepaalden datum niet konden gebruikt worden, of van een deel er van, mag beslissen. Daar het voorgedragen systeem slechts een klein aantal volstrekt onontbeerlijke producten omvat en de behoeften van de werkende klasse der bevolking uiterst verscheiden zijn, werd het gepast geacht de mogelijkheid der betaling in baar geld van een deel der toelagen niet uit te sluiten. Deze handelwijze komt echter slechts in aanmerking in het heel uitzonderlijk geval dat een deel der bons niet werd gebruikt wanneer de voorwaarden der economische bedrijvigheid in het• land opnieuw normaal zullen zijn en een aanvullende koopkracht zonder zwarigheid in omloop kan gebracht worden. ** Overeenkomstig liet principieel akkoord der werkgevers, legt het ontwerp de toelagen voor heruitrusting te hunnen laste.
Er diende nochtans rekeninig gehouden met het feit, lat de toestand van talrijke bedrijfstakken deze, in den loop der komende maanden, niet zal toelaten de vermeerdering van de uit het toekennen van toelagen voortspruitende uitgaven onmiddellijk te dragen. Te dien einde werd naar een gepaste wijze van financiering gezocht. Er werd geoordeeld, dat de incest practische oplossing bestond in het verleenen van machtiging aan het Fonds om, bij aan te duiden kredietinstellingen en onder door den Minister van Financiën goed te keuren voorwaarden, leeningen aan te gaan ten beloope van het tot dekking van zijn uitgaven noodige bedrag. De terugbetaling, zoo van de hoofdsom als van de interesten dezer leeningen, zal geschieden door middel van over een voldoende lang tijdperk verdeelde stortingen van de werkgevers. Overeenkomstig een eenparig besluit van de Nationale Arbeidsconferentie op 39 Juli 1945, stelt het ontwerp op zes milliard frank het maximum der leenigen vast, die door het Fonds mogen aangegaan worden. Naar de gedane schattingen, moet dit bedrag volstaan om den rechthebbenden toereikende toelagen te verleenen zonder de werkgevers al te zware lasten op te leggen. De werkgevers hebben zich inderdaad bereid verklaard een last beloopende 1,5 pet, van de door hen gedurende een periode van ten hoogste vijftien jaren betaalde bommen en weddes. te dragen. Rekening gehouden, eensdeels, niet het totaal aantaal leden van het bedienden- en werkliedenpersoneel, alsmede met het huidige peil der bezoldigingen, en, anderdeels, met een 4 pCt. niet overschrijdeuden rentevoet, volstaan stortingen in overeenstemming met dit percentage om in maximum vijftien jaren de afschrijving van een kapitaal van fi milliard te waarborgen. De stortingen der werkgevers zullen beschouwd worden als verplichte wettige bijdragen, van deuzelfden aard als die, welke zij op grond van de sociale wetten dienen te storten. Er wordt trouwens voorzien, dat de bijdragen zullen geïnd worden door bemiddeling van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid, van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers en van den Dienst voor Maatschappelijke Zekerheid der Zeelieden, die met de inning van de krachtens de sociale wetten verschuldigde bijdragen zijn belast. Deze werkwijze drong zich op om redenen van practischen aard. Sommige ondernemingen of bepaalde categorieën van ondernemingen zouden zeker in staat geweest zijn de toelage voor heruitrusting toe te staan zonder leeningen aan te gaan of verkozen hebben zich door middel van een forfaitaire storting bij voorbaat van hun verplichtingen te kwijten. Dergelijke wijze van handelen kon niet in aanmerking genomen worden. Eensdeels dient de heruitrusting beschouwd als een sociaal werk, waarbij al de werkgevers gemeenschappelijk betrokken zijn, anderdeels, zou het onmogelijk geweest zijn het juiste aandeel van eenieder te bepalen, ingevolge de voortdurende verplaatsingen van het te werk gesteld personeel. Bovendien zullen de totale bijdragen ieder jaar volgens den economischen toestand van het land veranderen. Er wordt dan ook voorzien dat, mocht de opbrengst der bijdragen voor een bepaalde jaar het bedrag van den last aan interesten en afschrijving van de ontleende kapitalen overtreffen, het eventueel saldo aan een vervroegde afschrijving van de schuld zou besteed worden. Er wordt eveneens voorzien dat de inning der bijdragen zal ophouden zoodra de ontleende bedragen volledig terugbetaald zullen zijn. Het beheer van het Fonds wordt op paritairen grondslag ingericht. Het gaat inderdaad om een sociaal werk, waarbij werkgevers en werknemers tegelijk belang hebben. Anderdeels waarborgt de tusschenkomst van afgevaardigden der verschillende belanghebbende Ministeries, die de functies van regeeringscommissaris waarnemen, het den Staat toekomende controlerecht. Voor de organisatie en de werking van het Fonds, steunen de bepalingen van het ontwerp op de schikkingen die voor soortgelijke organismen doorgaans gebruikelijk zijn. Het ontwerp legt trouwens slechts de wezenlijkste elementen vast : de wijze van toepassing zal eventueel bij koninklijke toepassingsbesluiten moeten bepaald worden. *• Dit zijn, Monseigneur, bondig geschetst, de hoofdbepalingen van dit ontwerp, dat uitgaat van een groote bezorgdheid om meer sociaal begrip en solidariteit. Wij zijn er van overtuigd, dat zijn verwezenlijking een belangrijken factor van sociale bevreding zal uitmaken en bijdragen zal tot 's lande sociale en economische herstelling, waarop al ons streven dient gericht. Gelet op de wet van 7 September 1039, aangvuld bij de wet van 14 December 1944, waarbij aan den Koning buitengewone machten worden toegekend, en inzonderheid gelet op artikel 1, 40, van die wet; Overwegende dat tijdens de op Zaterdag 10 September 1944 gehouden zitting van de Nationale Arbeidsconferentie, overeengekomen werd dat ingevolge een initiatief der werkgevers, maatregelen zullen getroffen worden om de heruitrusting der werk-
- 34 -
netnersgezinnen in kleeding en huisraad te vergemakkelijken, zoodra de tnarkttoestand, wat deze verschillende producten betreft, de aanschaffing er van zal mogelijk maken; Overwegende dat de op Maandag 30 Juli 1945 gehouden Natiouaale Arbeidsconferentie eenparig die inzichten heeft bevestigd door te vragen dat een Hulpfonds voor de huishoudelijke Heruitrusting der werknemers zou opgericht worden en onverwijld aan het werk zou gaan; Overwegende dat het dringend noodig is een speciaal organisme op te richten, er mede belast de noodige maatregelen te treffen en deze toe te passen; Op voordracht van den Minister van Financiën, van den Minister van Economische Zaken, van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — Er wordt een zelfstandige openbare instelling opgericht, genaamd « Nationaal Hulpfonds voor de huishoudelijke Heruitrusting der Werknemers ».
Art.. 5. — De toelage voor huishoudelijke heruitrusting wc,rdt ter beschikking der rechthebbenden gesteld, in den vorm van bons, geldig voor de kostelooze aanschaffing, met recht op voorrang, van zekere producten en artikelen. Het Fonds bepaalt, mits instemming van den Minister van Economische Zaken en van den Minister van Financiën, de lijst der producten en artikelen, die tegen uitwisseling van de bons kunnen bekomen worden, alsmede alle verdere gebruiksvoorwaarden dezer. bons, en namelijk den duur der geldigheid er van. Het mag de eventueele gevallen waarin een bijzondere voorrang dient toegestaan, namelijk aan hen die de zwaarste gezinslasten te dragen hebben, alsmede aan invalieden of aan slachtoffers van een der beide wereldoorlogen, bepalen.
Art. 2. — Het Fonds heeft tot doel binnen de grenzen van deze besluitwet, alle noodige schikkingen te treffen om de heruitrusting der werknernersgezinnen met kleeding en huisraad en in het bijzonder om het financieren van bedoelde heruitrusting te vergemakkelijken.
Het Fonds legt den Minister van Economische Zaken alle nuttig geachte suggesties en voorstellen véór betreffende het ontwerpen en het uitvoeren van een programma van fabricage- en distributie van de producten en artikelen die voor de heruitrusting der werknemers van belang zijn.
Art. 3. — Zijn er toe gerechtigd van de tusschenkomst van het Fonds te genieten :
Mits toestemming van den Minister van Economische Zaken en van den Minister van Financiën mag het Fonds, bij uitzondering, beslissen het saldo der bons; die vóór een bepaalden datum niet konden benuttigd worden en op dien datum niet vervallen verklaard zouden zijn, geheel of gedeeltelijk in baar geld aan de rechthebbenden uit te keeren.
1° alle werknemers welke angewezen zijn om de voordeelen te genieten voorzien bij de besluitwetten van 28 December 1944, van 10 Januari 1945 en van 7 Februari 1945, betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en der bedienden in 't algemeen, der mijnwerkers en der zeelieden. De bestuursraad mag het voordeel der tusschenkomst van het Fonds voorbehouden aan de arbeiders wier bezoldiging niet hooger is dan een door hem bepaald bedrag, rekening gehouden met de gezinslasten der belanghebbenden;
Art. 6. — De lasten voortvloeiend uit de tusschenkomst van het Fonds worden door de werkgevers gedragen.
Zijn van de voordeelen der tusschenkomst van het Fonds uitgesloten :
Art. 7. — Ten einde deze lasten over een tijdperk te verdeeles, dat ze draaglijk maakt, wordt het Fonds er toe gemachtigd bij door den Minister van Financiën aan te duiden Kredietinstellingen en onder door hem goed te keuren voorwaarden, leeningen aan te gaan, waarvan de termijn vijftien jaren, en het totaal bedrag 6 milliard frank niet mogen te boven gaan.
a) de werknemers die werden geStraft wegens misdaad of misdrijf tegen de buitenlandsche of de binnenlandsche veiligheid van den Staat;
De Minister van Financiën is er toe gemachtigd deze leeningen, zoowel wat het kapitaal als wat de interesten betreft, van Staatswege te waarborgen.
b) de werknemers die aangeslagen zijn voor de speciale belasting op de winsten voortspruitende uit leveringen of dienstverstrekkingen aan den vijand, of voor de buitengewone belasting op de in oorlogstijd verwezenlijkte uitzonderlijke inkomsten, winsten en profijten.
Art. 8. — Ten einde de terugbetaling zoowel van de hoofdsom als van de interesten der door het Fonds aangegane leeningen te verzekeren, zal ten laste van de werkgevers een bijdrage geheven worden van ten hoogste 1,5 pet. van het globale bedrag der door hen uitbetaalde loonen en wedden. De daartoe in aanmerking komende loonen en wedden zijn dezelfde als die waarop de bij de in artikel 3 bedoelde besluitwetten voorziene bijdragen berusten.
2° de werkloozen er toe gerechtigd van de tusschenkomst van het Voorloopig Steunfonds voor onvrijwillige Werkloozen te genieten.
Art. 4. — Het Fonds kent ieder rechthebbende een zoogenaamde toelage voor huishoudelijke heruitrusting toe, waarvan het, met de gezinslasten van den belanghebbende rekening gehouden, de waarde vaststelt mits instemming van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, binnen de grenzen van het totaal bedrag, dat het gemachtigd is te ontleenen overeenkomstig de bepalingen van artikel 7. —
De door de werkgevers verschuldigde bijdragen zullen geïnd worden door bemiddeling van den Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid, wat de werknemers in het algemeen betreft, van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers wat de mijnwerkers
35
—
betreft en door den Dienst voor Maatschappelijke Zekerheid der Zeelieden, wat de zeelieden betreft. Deze instellingen storten de opbrengst er van aan het Nationaal Hulpfonds voor de huishoudelijke heruitrusting der Werknemers. Ingeval de opbrengst dezer bijdragen, voor een bepaald jaar, het bedrag van den last aan interesten en afschrijving van het ontleende kapitaal zou overtreffen, zal het saldo, rekening gehouden met de noodwendigheden van het Fonds, aan een vervroegde afschrijving van de schuld besteed worden. De datum waarop de inning der bijdragen zal beginnen, zal bij koninklijk besluit vastgesteld worden. De inning zal ophouden zoodra de ontleende bedragen volledig terugbetaald zullen zijn, en ten laatste op het einde van het vijftiende jaar, te rekenen van den dag, waarop deze besluitwet in werking treedt. Art. 9. — Binnen de bij deze besluitwet vastgestelde grenzen, mag het Fonds alle verrichtingen tot stand brengen, die voor de verwezenlijking van zijn doel noodzakelijk of nuttig zijn. Het mag, desnoods, overgaan tot alle aan- en verkoopverrichtingen van producten of artikelen, die voor de huishoudelijke heruitrusting der werknemers noodwendig zijn en alle daartoe noodige overeenkomsten aangaan of opmaken. . De opsommingen van dit artikel zijn niet als beperkend te aanzien. Art. 10. — Het Fonds wordt bestuurd door een raad bestaande uit :
a) zes werkende en vier plaatsvervangende leden, bij koninklijk besluit benoemd uit een dubbele candidatenlijst voorgedragen door de nationale interprofessioneele organisaties die liet meest de werknemers vertegenwoordigen; b) zes werkende en vier plaatsvervangende leden, bij koninklijk besluit benoemd uit een dubbele candidatenlijst voorgedragen door de nationale interprofessioneele organisaties die het meest de werkgevers vertegenwoordigen; c) een vertegenwoordiger van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, een vertegenwoordiger van den Minister van Economische Zaken en een vertegenwoordiger van den Minister van Financiën, bij koninklijk besluit benoemd op voordracht van den betrokken Minister. Het voorzitterschap van den raad wordt waargenomen door den vertegenwoordiger van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg. . De duw van het mandaat van voorzi t ter en leden van den raad wordt bij koninklijk besluit bepaald. Het mandaat van voorzitter en leden van den bestuursraad is onbezoldigd. Evenwel mogen hun presentiegelden en gebeurlijke reisvergoedingen uitgekeerd. worden, waarvan het bedrag door den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg wordt bepaald.
Art. 11. — Binnen de grenzen van deze besluitWet bezit de bestuursraad alle bestuurs- en beschikkingsbevoegdheid voor de verwezenlijking van de aan het Fonds toevertrouwde taak. De raad maakt het huishoudelijk reglement op. Hij benoemt en ontslaat de bedienden en stelt, mits goedkeuring van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, hun bezoldiging vast. Het dagelijksch beheer van het Fonds wordt aan een bij koninklijk besluit benoemden directeur-generaal toevertrouwd. De raad zal een technische controlecommissie samenstellen; hij mag bovendien commissies van advies samensstellen om hen in de vervulling van zijn taak bij te staan. Art. 12. — De vertegenwoordigers van den Minister van Economische Zaken en van den Minister van Financiën oefenen bij het Fonds het ambt van regeeringscommissaris uit. Ze oefenen toezicht uit over alle verrichtingen van het Fonds en verstrekken aan den bestuursraad de algemeene aanwijzigingen waardoor het Fonds zich moet laten leiden. Zij mogen de beslissingen schorsen die ze strijdig zouden achten met de wetten, de organisatiereglementen en het Staatsbelang. In dit geval brengt de regeeringscommissaris, die de beslissing heeft geschorst, onmiddellijk verslag uit bij den Minister van wien hij zijn mandaat houdt. Bedoelde Minister doet uitspraak binnen de vijf volle dagen na de schorsing. Indien de Minister binnen den voorgeschreven termijn geen uitspraak heeft gedaan, mag de geschorste beslissing uitgevoerd worden. Art. 13. — Voorzitter en leden van den bestuursraad gaan geenerlei persoonlijke verplichting aan betreffende de verbintenissen van het Fonds. Zij zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun mandaat. Art. 14. — De bestuurskosten van het Fonds worden door zijn inkomsten gedekt.
De Minister van Financiën is er toe gemachtigd de tot het dekken van die kosten noodige voorschotten ter beschikking van het Fonds te stellen. Art. 15. — Alle inkomsten en uitgaven van het Fonds dienen te geschieden per credit of debet van een postcheckrekening of van een rekeningcourant bij de Nationale Bank van België. Art. 16. — Het Fonds maakt jaarlijks zijn begrooting op, die den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg en den Minister van Financiën ter goedkeuring wordt voorgelegd. De rekeningen worden op 31 December van ieder jaar afgesloten. Ze worden ten laatste op den daaropvolgenden 15 April door bemiddeling van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg ter controle aan het Rekenhof voorgelegd en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
— 36 —
Art. 17. — Het Fonds wordt voor den duur van vijftien jaren opgericht. Bij koninklijk besluit kan die duur verlengd of het Fonds voortijdig ontbonden worden. Art. 18. — Het Fonds is met den Staat gelijkgesteld voor de toepassing der wetten op de registratie-, zegel-, griffie-, hypotheek- en erfenisrechten, op de niet het zegel gelijkgestelde taxes, alsmede op de overige directe of indirecte belastingen. Het wordt van alle belastingen of taxes ten bate van de provinciën of van de gemeenten vrijgesteld. Art. 19. — Het namaken en het vervalschen van de bij artikel 5 voorziene bons, alsmede het gebruiken van een valschen of vervalschten bon, zijn, overeenkomstig de voorschriften van het Strafwetboek en, namelijk, van Boek TI", Titel III, hoofdstuk IV, le afdeeling, strafbaar. Art. 20. — Degenen die zichzelf of anderen van de gerechtigden op de tusschenkomst van het Fonds voorbehouden bons of voorwerpen verschaffen, hetzij door middel van valsche verklaring of eenigerlei bedrieglijke handelingen, hetzij door ontvreemding van bons of voorwerpen die hun ter uitdeeling zijn overhandigd, worden gestraft met een opsluiting van één maand tot vijf jaren en een boete van 26 tot 3.000 frank. Dezelfde straffen zijn van toepassing op de met de uitdeeling belaste personen die van de gerechtigden op de tusschenkomst van het Fonds niet verschuldigde sommen aannemen of zich eenigerlei ongeoorloofde voordeelen doen verleenen. De poging om tot de in dit artikel voorziene overtredingen over te gaan, wordt bestraft met een opsluiting van acht dagen tot drie jaren en een boete van 26 tot 2.000 frank. Art. 21. — Wie ook buiten het in vorig artikel voorzien geval zich ten onrechte de vorenvermelde bons of voorwerpen aanschaft of er aan anderen bezorgt, bons koopt, verkoopt of ruilt, willens en wetens door middel van bons verkregen voorwerpen verkoopt, koopt of ruilt, zal met een boete van 100 tot 100.000 frank worden gestraft. Art. 22. — De werkgevers die nalaten de bij artikel 8 voorziene bijdrage te storten of ze niet binnen den Bestelden termijn en volgens de reglementaire modaliteiten betalen, worden beboet met dezelfde straffen als die welke bepaald zijn voor het niet-betalen van de bijdragen voorzien bij de in artikel 3 bedoelde besluitwetten.
tredingen schuldig hebben gemaakt, voorgoed van de bij deze besluitwet voorziene voordeelen uitgesloten worden. Art. 24. — Onverminderd de plichten van de officieren van de rechterlijke politie, wordt over de toepassing van de bepalingen dezer besluitwet toezicht uitgeoefend door de te dien einde door den Minister van Economische Zaken of door den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg aangestelde ambtenaren of beambten. Bij inbreuk, maken deze officieren, ambtenaren of beambten processen-verbaal op die, tot tegenbewijs, rechtsgeldig zijn. Binnen de acht dagen van zijn opmaking, wordt een afschrift van het proces-verbaal, op straf van nietigheid, aan den overtreder overgemaakt. De gerechtigden op de tusschenkomst van het Fonds, alsmede de- fabrikanten, de groothandelaars en de kleinhandelaars die in de fabricage of in de uitdeeling der aan de gerechtigden op de tusschenkomst van het Fonds voorbehouden artikelen tusschenbeide komen, zijn er toe gehouden aan deze officieren, ambtenaren of beambten, alle inlichtingen te verschaffen en hun ter plaatse elk document over te leggen dat zij tot het kwijten van hun opdracht nodig hebben. Onverminderd de gebeurlijke toepassing van de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek, wordt de weigering tot het verstrekken van de inlichtingen of tot het overleggen van de vorenbedoelde documenten, met een geldboete van 100 en 100.000 frank bestraft. Art. 25. — De werkgevers zijn burgerlijkrechterlijk aansprakelijk voor de betaling van de krachtens deze besluitwet ten laste van hun angestelden of van hun lasthebbers uitgesproken geldboeten. Art. 26. — In afwijking van artikel 100 van het Strafwetboek zijn hoofdstuk VII en artikel 85 van Boek I van dit Wetboek, toepasselijk op de bij deze besluitwet voorziene inbreuken. Art. 27. — De Minister van Arbeid en Sociale :Voorzorg, de Minister van Economische Zaken en de Minister van Financiën zijn belast ieder wat hem betreft, met de uitvoering van deze besluitwet.
Art. 23. — Buiten de vorenvermelde straffen, mag de rechtbank de sluiting van elk bedrijf, waarvan de ondernemer of de leider wegens overtreding van de voorschriften van artikelen 19, 20 of 21 werd veroordeeld, voor een tijdperk van 1 tot zes maand bevelen.
Onverminderd de teruggave en schadeloosstelling
die, desvoorkomend, kunnen gevorderd worden, zullen de personen die zich aan een der vorenbedoelde. over- 37
Besluit van. den Regent van 21 November 1945 houdende uitvoering van artikel 55 bis der samengeordende wetten dd. 25 Augustus 1937, betreffende het pensioenstelsel der mijnwerkers (Staatsblad, 1 December 1945, blz. 8.132).
Besluit van den Regent van 21 November 1945 houdende oprichting van de gewestelijke diensten voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit (Staatsblad, 2 December 1945, blz. 8.159). Gelet op de besluitwet van 28 December 1944. betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
Gelet op de besluitwet van 10 Januari 1945, betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en er mee gelijkgestelden ; Gelet op artikel 11 van het besluit van den Regent van 2,1 Maart 1945, betreffende de organisatie van de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, gewijzigd bij het besluit van den Regent van 11 Juni 1945; Overwegende het voorstel door het Nationaal Bestuurscomité van het Rijksfonds voor Verzekering tegen Ziekte en Invaliditeit gedaan, ingevolge de beslissing genomen in zijn zitting van 1 October T945; Op de voordracht van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — Er wordt, in iedere der provinciën van
het koninkrijk, een gewestelijke dienst voor verzekering tegen ziekte en invaliditeit opgericht, waarvan het gebied omschreven is door de territoriale grenzen van de provincie. Art. 2. De Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in werking treedt, met terugwerkende kracht, op 1 April 1945. Besluitwet van 22 November 1945 houdende wijziging van zekere bepalingen van den sa,mengevatten tekst der wet van 4 Augustus 1930• houdende veralgemeening van den kinderbijslag ten voordeele van de loontrekkende arbeiders (Staatsblad, 23 December 1945, blz. 8.309).
Besluitwet van 23 November 1945 houdende verhooging van het bedrag van den bijslag en van de bijdragen voorzien in den samengevatten tekst der wet van 4 Augustus 1930 houdende veralgemeening van den kinderbijslag ten voordeele van de loontrekkende arbeiders (Staatsblad, 23 December 1945, blz. 8.812).
Besluit van den Regent van 26 November 1945 tot oprichting van het Voorloopig Steunfonds voor Werkloozen. — Wijziging (Staatsblad, 6 December 1945, blz. 8.313).
Besluitwet van 27 November 1945 houdende toekening van een tijdelijken toeslag aan de gerechtigden op rust- en overlevingspensioenen (Staatsblad, 6 December 1945, blz. 8.308).
Ministerieel besluit van 27 November 1945 tot wijziging van bet ministerieel besluit van 14 juli .7945, houdende oprichting van den Bedrijfsraad Handel in Bewerkte Tabak, Rookartikelen en Toebehooren (Staatsblad, 17-18 December 1945, blz. 8.666).
Besluit van den Regent van 27 November 1945 houdende wijziging van de reglementeering in zake de pensioenen van gebrekkige weezen, uitbetaald door de Werkliedenkas (Staatsblad, 30-31 December 1945, blz. 8.940).
Ministerieel besluit van 27 November 1945 houdende wanwijziging van het voorloopig dagelijksch bestuur van den Bedrijfsraad Vlas (Staatsblad, 13 December 1945, blz. 8.536).
Besluit van den Regent van 28 November 1945 houdende benoeming der leden van den Medisc•en Raad der verzekering tegen ziekte en invaliditeit (Staatsblad, 6 December 1945, blz. 8.314).
Economische Overeenkomst tot wederzijdsch overleg tusschen het Koninkrijk, België, de Fransche Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg (Staatsblad., 5 december 1945, blz. 8.266). De Regeering van Zijne Majesteit den Koning der Belgen, de Voorloopige Regeering der Fransche Republiek, de Regeering van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en de Regeering van Hare Koninklijke Hoogheid der Groothertogin van Luxemburg, verlangend in een geest van internationale samenwerking de problemen van herstel en wederopbouw op te lossen, die zich voordoen in hun gebied, dat het slachtoffer is geworden van de vijandelijke bezetting, ervoor willende zorgdragen dat hun samenwerking in de toekomst gehandhoofd wordt en wenschend aldus bij te dragen tot de ontwikkeling van de economische wereldbedrijvigheid, hebben besloten te dien iende een overeenkomst van economisch overleg te sluiten en als hun Gevolmachtigden aangewezen : De Regeering van Zijne Majesteit den Koning der Belgen : Zijne Excellentie Baron Guillaume, Ambassadeur van België te Parijs; De Voorloopige Regeering der Fransche Republiek : Den heer Georges Bidaalt, Minister van Buitenlandsche Zaken ; De Regeering van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden : Den Heer Boissevain, Tijdelijk Zaakgelastigde der Nederlanden te Parijs; De Regeering van Hare Koninklijke Hoogheid de Groothertogin van Luxemburg : Den Heer Funck, Gezant van Luxemburg te Parijs, die, na uitwisseling van hun volmachten, welke in goeden en behoorliiken vorm werden bevonden, over de volgende bepalingen zijn overeengekomen :
Artikel, 1. — De Hooge Verdragsluitende Partijen zullen, teneinde elkander wederkeerige hulp te verleenen en hun belangen onderling in overeenstemming te brengen, zich met elkander verstaan op het volgende gebied : a) Ravitailleering van levensmiddelen en leveringen van eerste levensbehoeften; b) Wederzijdsche levering van grondstoffen en werktuigen, welke onmisbaar zijn voor het weder op gang brengen van de industrieele en landbouwproductie; c) Harmoniseering van de bestaande voortbrenging, rekening houdende met het traditioneele handelsverloop tusschen de vier landen; d) Schepping van nieuwe industrieën; e) Coordinatie van het vervoer en in het bijzonder van de havenbedrijvigheid. De vier Regeeringen beoogen de gemeenschappelijk beschikbare hulpmiddelen zoo goed mogelijk te benutten en, ieder voorzoover haar betreft, een progressieve 38 —
hervatting van den internationalen handel te bevorderen.
Art. 2. — Er zal een Raad van Economische Samenwerking worden ingesteld, welke tot taak zal hebben de vraagstukken, bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst, te bestudeeren en oplossingen van de vier belanghebbende Regeeringen voor te stellen. De Raad zal de mogelijkheid bestudeeren de politiek der vier Regeeringen te coordineeren op het gebied van vaststelling en controle der prijzen, sociale zekerheid en volledige tewerkstelling der arbeidskrachten, fiscale controle, douanetarieven en contingenteeringen.
Art. 3. — De Raad zal uit drie Delegaties bestaan, welke respectievelijk de Regeeringen der BelgischLuxemburgsche Economische Unie, der Nederlanden en der Fransche Republiek zullen vertegenwoordigen. Art. 4. — De zittingen van den Raad zullen een keer per maand plaats hebben. De drie Delegaties zullen zich met elkander verstaan ten einde de Driezijdige Commissies van deskundigen aan te wijzen, welke gelast zijn met den Raad bij te staan voor alle vraagstukken tot zijn bevoegdheid behoorend e. Een Permanent Secretariaat zal gelast zijn een blijvend verband te verzekeren tusschen de onderteekende Regeeringen, den Raad van Economische Samenwerking en de Driezijdige Commissies. Een van zijn noodzakelijke taken zal bestaan in het samenbrengen der documentatie die voor de werkzaamheden van den Raad noodig is.
Art. 5. — Deze overeenkomst zal in werking treden na bekrachtiging door de vier Regeeringen en de oorkonden van bekrachtiging zullen zoo spoedig mogelijk te Parijs worden uitgewisseld. Zij zal ieder oogenblik door een der Hooge Verdragsluitende Partijen kunnen worden opgezegd met een voorafgaande kennisgeving van drie maanden. Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden, die kierboven zijn genoemd, deze overeenkomst hebben geteekend en van hun zegel voorzien. Gedaan te Parijs, in vier exemplaren, den 20° Maart 1945.
Besluit van 6 December 1945
Speciaal Fonds voor de vergoeding der schade voortsyruitende uit arbeidsongevallen ingevolge oorlogsfeiten. Bijdrage voor het jaar 1945 (Staatsblad, 17-18 December 1945, blz. 8.665). Gelet op het wetsbesluit dd. 19 Mei 19415 , betreffende de vergoeding der schade voortspruitende uit arbeidsongevallen in welker oorzaak een oorlogsfeit voorkomt, en inzonderheid artikel 17'; Gelet op het advies van de Commissie voor arbeidsongevallen; Op de voordracht van den. Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Eenig artikel. — Voor de periode gaande tot 31 December 1945, wordt het tarief der bijdragen die door de ondernemingen, welke aan de samengeordende wetten betreffende de vergoeding der arbeidsongevallen zijn onderworpen, aan het « Speciaal Fonds voor de herstelling der schade voortspruitende uit arbeidsongevallen ingevolge oorlogsfeiten », vastgesteld op hiernavolgende bedragen : 1° waar het de ondernemingen betreft die bij een gemachtigd organisme verzekerd zijn : a) 0,50 pet. van de loonen en wedden van 1945 voor zoover deze het maximum van 60.000 frank jaarlijksche bezoldiging niet overschrijden; b) 20 pet. van de forfaitaire premie wanneer deze in het verzekeringscontract voorzien is; 2° waar het de niet-verzekerde en van bijdrage tot het Waarborgfonds vrijgestelde ondernemingen alsmede de openbare ondernemingen betreft : 0,50 pet. van de loonen en wedden van het jaar 1945 voor zoover deze het maximum van 60.000 frank jaarlijksche bezoldiging niet overschrijden; 3° waar het de niet-verzekerde ondernemingen betreft welke tot het Waarborgfonds bijdragen : 50 frank per werkman, leerjongen en bediende in dienst gedurende het jaar 1945. Besluit van den Regent van 11 December 1945
houdende wijziging van het besluit van den Regent van 21 Maart 1945, betreffende de organisatie van de verplichte verzekering tegen, ziekte en invaliditeit, gewijzigd bij het besluit van den. Regent van 11 Juni 1945 (Staatsblad, 19 December 1945, blz. 8.696). Besluit van den Regent van 13 December 1945
gegeven in vitvoering van artikel 5 van de besluitwet van 28 December 1944, betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders — Verhooging van het bedrag der aanvullende ouderdoms — en nverlevingspensioenen (Staatsblad, 22 December 1945, blz. 8.796). Gelet op de besluitwet van 28 December 1944, gewijzigd bij de besluitwetten van.20 Maart en 3 Augustus 1945, betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders die, namelijk voor doel heeft de uit de vigeerende wetten voortspruitende ouderdomspensioenen voor de arbeiders in het algemeen, en voor de bedienden op een behoorlijk minimumpeil te brengen: Herzien het besluit van aio' Januari 1945, gewijzigd bij die van 1I Maart en 17 April 1945, gegeven in uitvoering van bovenvermelde besluitwet en die betrekking heeft op de aanvullende ouderdoms- en overlevingspensioenen; Op de voordracht van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — De in artikels 4 en 8 van het besluit van 30 Januari 1945 gewijzigd bij die van 12 Maart en 17 April 1945, voorkomende getallen « 6.800 », « 4.500 » en « 4.200 », worden onderscheidenlijk door « 8.800 », « 5.900 » en « 5.200 » vervangen.
— 39 — -
Deze bedragsverhooging, die ambtshalve wordt toegepast ten overstaan van de personen die . met een anvullend ouderdoms- of overlevingspensioen zijn begunstigd, gaat in : Met 1 December 1945, voor degenen die in Februari, Mei, Augustus of November zijn geboren. Met 1 Januari 1946, voor degenen die in Maart, Juni, September of December zijn geboren. Met 1 Februari 1946, voor degenen die in Januari, April, Juli en October zijn geboren. Art. 2. — De Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg wordt belast met de uitvoering van dit besluit, dat op den datum van bekendmaking ervan van kracht wordt.
«Artikel 3 bis. — De Koning kan, bij besluiten waarover in den Ministerraad beraadslaagd werd, in zaken welke tot zijn bevoegdheid of tot die van de Ministers bellooren, algemeene beschikkingen nemen ten aanzien van besluiten of daden, welke de algemeenheid der burgers niet aanbelangen en waarvan de geldigheid na het verstrijken van de twaalfde maand volgende op de volkomen bevrijding van het grondgebied een einde neemt, ten einde aan die besluiten of daden na bedoelden termijn verbindende kracht te behouden. » Art. 2. — Deze wet treedt in werking den dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Kondigen de tegenwoordige wet af, bevelen dat ze met 's Lands zegel bekleed en door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt worde.
Besluit van den Regent van 14 December 1945 tot regeling der toekenning van een vergoeding aan de rechthebbenden van de soldijtrekkende militairen uit het Belgisch leger (Staatsblad, 22 December 1945, blz. 8.788).
Besluit van den Regent van 19 December 1945 tot aanpassing van de forfaitaire bijdrage verschuldigd aan de compensatiekas voor gezinsvergoedingen waarvan zij afhangen door de landbouwers, veefokkers en ondernemers van boschoutginningen voor het personeel dat Ze niet bestendig of niet uitsluitend in dienst hebben (Staatsblad, 24-25-26-27 December 1945, blz. 8.843).
Besluitwet van 21 December 1945 betreffende de akten van beschikking in zake onroerende goederen (Staatsblad, 24-25-26-27 December 1945, blz. 8.835). VERSLAG AAN DEN REGENT
Een besluitwet uitgevaardigd te Londen op 1 Mei 1944, waarbij voorloopige maatregelen werden uitgevaardigd om de gezondmaking van de munt voor te bereiden, heeft, naarmate liet grondgebied bevrijd werd, elke verrichting 'inzake onroerende goederen of onroerende zakelijke rechten, met uitzondering van de daden van eenvoudig beheer, verboden. Deze maatregel, getroffen terzelfder tijd als degene die de sluiting van de beurzen beval, werd in het verslag aan den Raad der Ministers door volgende beschouwing gerechtvaaidigd : a Sommige houders van bankbiljetten of kredietrekeningen die tijdens den oorlog opgehoopt werden, zouden kunnen trachten er zich van te ontdoen, in de hoop te ontsnappen aan de maatBesluit van den Regent van 19 December 1945 regelen welke, naar hun vooruitzichten, zullen worden getroffen tot aanpassing van de bijdrage te storten voor het in het belang der gemeenschap, Omgekeerd zouden zij kunnen varend personeel, door de werkgevers aangesloten trachten goederen welke onder dezelfde voorwaarden werden verworven, te gelde te maken. Men heeft het derhalve nuttig bij de Speciale Compensatiekas voor kinderbijslag geacht alle verrichtinigen, die deze manceuvers zouden kunnen vergemakkelijken, voorloopig te verbieden, namelijk door de ten voordeele van de arbeiders te werk gesteld in de sluiting der beurzen uit te vaardigen ». ondernemingen voor binnenscheepvaart (Staatsblad, Het verbod van onroerende verrichtingen is eveneens van pas 24-25-26-27 December 1945, blz. 8.844). gekomen om de onroerende goederen van hen, die zich aan daden in strijd met den burgerplicht hebben schuldig gemaakt, te a blokkeeren », in afwachting van de organisatie en de Wet van 20 December 1945 toepassing van de sequestermaatregelen. Een besluitwet van 19 Januari 1945 heeft de vrijheid aan de tot wijziging en aanvulling van de besluitwet van onroerende markt ten deele teruggeschonken, door de ver5 Mei 1944 betreffende de besluiten genomen en handeling van de onroerende goederen toe te laten, welke sedert de andere bestuursdaden verricht, tijdens de vijan- 1 October 1940 niet het voorwerp van een overdracht onder levenden hebben uitgemaakt. De akten, welke van de verrichdelijke bezetting, door de Secretarissen-Generaal tingen betreffende deze onroerende goederen laten blijken, kunnen nochtans slechts aan den Staat worden tegengesteld, en door hen die dezer bevoegdheden hebben indien zij in bevrijd België in authentieken vorm worden uitgeoefend (Staatsblad, 22 December 1945, verleden en indien alle beschikkers daarbij persoonlijk verschijnen ; de beschikker, die in Belgisch Kongo verblijft, kan blz. 8.770). door een lasthebber worden vertegenwoordigd. Deze beperking strekt tot vrijwaring der rechten van den Staat ten opzichte van hen, die zich aan daden in strijd met den burgerplicht Koning Leopold III, door 's vijands toedoen, zich in de hadden schuldig gemaakt. in afwachting dat de sequestermaatonmogelijkheid bevindende om te regeeren, regelen, die alsdan door den Minister van Justitie waren voorAan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil. gesteeld, zouden kunnen worden toegepast. De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen Het oogrenblik schijnt gekomen om aan de onroerende markt volgt : haar volledige vrijheid terug te schenken. De belastingen, beoogd door de opstellers van de besluitwet Artikel 1. — De navolgende bepaling wordt, als artivan 11 Mei 1944 maken het voorwern uit van twee wetten kel ibis, ingevoegd in het besluit van 5 Mei 1944 dd. 15 en 15 October 1945 1, waarvan de eerste een bijzondere belasting vestigt on de winsten voortkomende van leveringen betreffende de besluiten genomen en de andere been prestatiën aan den vijand, en de tweede een buitengewone stuursdaden verricht, tijdens de vijandelijke bezetting, belasting legt op de uitzonderlijke inkomsten, winsten en voordeelen verwezenlijkt in oorlogstijd. Deze wetten bestempelen door de Secretarissen-Generaal en door hen die dezer als misdrijf het onvermogen, dat werd bewerkt met het doel aan de betaling der belastingen te ontsnappen. Anderdeels zullen bevoegdheden hebben •uitgeoefend : gezegde belastingen eveneens, zoeals de andere belastingen op
40
de, inkomsten, worden gewauborgd door het voorrecht en de wettelijke hypotheek. Uit dit oogpunt heeft het verbod zijn bestaansreden verloren. Wat degenen betreft, die zich aan daden in strijd met den burgerplicht hebben schuldig gemaakt, weet men dat een besluitwet van 17' Januari 19451 de goederen van personen, aangeklaagd wegens misdaden of misdrijven tegen de uiterlijke veiligheid van den Staat, van ambstwege onder sequester heeft geplaatst en toelaat de goederen der verdachten onder sequester te plaatsen bij middel van een gerechtelijke beslissing. Meer dan negen maanden zijn sindsdien verstreken en men mag aannemen dat, ook in dat opzicht, het beoogde doel is bereikt. Zeker, het is mogelijk dat er nog enkele onwaardige burgers bestaan, die niet werden aangeklaagd; maar men mag wegens deze weinig talrijke gevallen geen algemeen verbod behouden dat, men moet zulks toegeven, van aard is om een groot aantal goede burgers in moeilijkheden te brengen. In dien geest schaft het bijgevoegd ontwerp van besluitwet de beperkingen af, opgelegd aan de onroerende markt. Het strekt er bovendien tbe het lot te regelen van de akten, die- werden verleden sinds het van kracht worden van de besluitwet van 1 Mei 1944 in strijd met het verbod, dat door deze laatste werd opgelegd. Voornoemde besluitwet (art. 5') heeft strafmaatregelen voorzien in geval van inibreuk op het verbod der onroerende verrichtingen. Zij heeft zich echter niet uitgesproken over de geldigheid van de overeenkomsten, die in strijd met het verbod werden afgesloten. Bij gebrek aan een tekst, behoort het den rechter, na den geest van de wet en het belang van den overtreden regel te hebben uitgevorscht, te oordeelen of er nietigheid bestaat en van welken aard deze laatste is. Twispunten gaan oprijzen en het is van belang deze te vermijden. Er valt aan te merken dat de besluitwet van 1• Mei 1944, bekendgemaakt in het a Belgisch Staatsblad » te Londen op 5 September 1944, slechts enkele weken later in België gekend was, zoodat talrijke akten van beschikking over onroerende goederen (verkoopingen, schenkingen, enz.) verleden werden, nadat zij van kracht was geworden. De besluitwet van 1 Mei 1944 had voorloopige maatregelen op het oog, strekkend tot bescherming van de belangen van den Staat en van niets anders dan deze laatste. Het ging niet om de belangen van particulieren met betrekking tot andere particulieren. De volstrekte nietigheid der akten, opgemaakt in strijd met liet verbod, ten opzichte van allen uitroepen, zou het te bereiken doel te buiten gaan. Het volstaat op te merken dat deze akten aan den Staat niet kunnen worden tegengesteld. Gelet op de wetten van 7 September 1939 en van 14 December 1944, waarbij aan den Koning buitengewone machten worden verleend, en namelijk artikel 1, 30 ;
Overwegende dat de beperkingen der vrijheid van verhandeling van onroerende goederen, opgelegd door artikel 2, ro, van de besluitwet van 1 Mei 1944, waarbij voorloopige maatregelen worden uitgevaardigd om de gezondmaking van de munt voor te bereiden, welk artikel gewijzigd werd door de besluitwet van 19 Januari 19445, betreffende de akten van beschikking in zake onroerende goederen, zonder nut zijn geworden; Overwegende dat het van belang is het lot te bepalen van de akten van beschikking opgemaakt in strijd met het verbod, vervat in hoogergenoemd artikel; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Op de voordracht van den Minister van Financiën en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — De beperkingen van de vrijheid der verhandelingen van onroerende goederen, die opgelegd werden door artikel 2, 1°, van de besluitwet van 1 Mei 1944 en door de besluitwet van 16 Januari 1945, worden afgeschaft. De verrichtingen, afgesloten na het in werking treden van de besluitwet van 1 Mei 1944, in strijd met het verbod vervat in artikel 2, 1°, van dit besluit, zijn geldig, maar kunnen den Staat niet worden tegengesteld. Art. 2. — Dit besluit treedt in werking op 2 Januari 1946.
Ministerieel besluit van 26 December 1945 houdende verlenging tot 31 Maart 1946 van economische reglementeering in de rubbernijverheid, de koolzuurnijverheid, de draad- en de nagelnijverheid, de kopersulfaatnijverheid,. de flacon- en flesschennijverheid, de vensterglasnijverheid en de boutennijverheid (Staatsblad, 30-31 December 1945, blz. 8.935).
II. — GELD-, BANK- EN FINANCIEWEZEN
Schikking tusschen België en Frankrijk
Wet van 25 October 1945 houdende machtiging tot regularisatiën en overdrachten, vermindering 'van zekere voor dienstjaar 1944 uitgetrokken. kredieten, zoomede toekenning van bijkredieten voor 'uitgaven 'niet betrekking tot 1943 en vorige dienstjaren, als voor dienstjaar 1944 (Staatsblad, 5 December 1945, blz. 8.209)
onder dageekening van 30 October 1945 tot vereffening van zekere Belgische schuldvorderingen op het Fransche leger en van zekere Fransche schuldvorderingen op het Belgische leger, tijdens den oorlog ontstaan, door de aanwezigheid van Fransche troepen in België en van Belgische troepen in (Staatsblad, 3-4 December 1945, Frankrijk blz. 8.179).
Wet van 25 October 1945 machtiging tot regularisatiën en voordrachten, vermindering van zekere voor dienstjaar 1944 'uitgetrokken kredieten zoomede toekenning van, bijkredieten voor uitgaven met betrekking tot 1943 en vorige dienstjaren, alsmede dienstjaar 1944 (St a atsblad, 6 December 1945, blz. 8.274).
houdende
— 41
Wet van 12 November 1945 1.vaarbij de Minister van Financiën gemachtigd wordt aalt de Kas voor -Voorschotten en Leeningen de s ommen terug te betalen welke te haren nadeele door de Duitsche overheid in beslag werden 13 December 1945, (Staatsblad, genomen blz, 8.530).
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1. — De Minister van Financiën is gemachtigd aan de Kas voor Voorschotten en Leeningen, cooperatieve vennootschappen in liquidatie, terugbetaling te doen van de sommen welke in den loop van het jaar 1942 door de Duitsche overheid te haren nadeele verbeurd werden verklaard, zoomede van de door deze overheid opgelegde geldboete en den rentelast dien deze vennootschap uit dien hoofde te dragen heeft gehad. Art. 2. — De Kas voor Voorschotten en Leeningen zal het eventueel batig saldo binnen de drie maand na de afsluiting van de liquidatie aan den Staat afdragen. Kondigen de tegenwoordige wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel bekleed en in het Staatsblad bekendgemaakt worde.
Besluitwet van 15 November 1945 houdenc:e instelling van een Nationaal Hulpfonds voor de huishoudelijke wederuitrusting der werknemers (Staatsblad, 7 December 1945, blz. 8.338). (Zie ook
rubriek I.) Besluit van den Regent van 16 November 1945 genomen ter 'uitvoering van het koninklijk besluit •r 225 van 7 januari 1936, betreffende de hypothecaire teerringen, en, de controle op de ondernemingen van hypothecaire leerringen — Verzaking aan de vergunning tot het toestaan van hypothecaire leeningen bij interventie (Staatsblad, 2 December 1945, blz. 8.158).
Besluitwet van 21 November 1945 betreffende de overneming door den Staat van de m•ntsukken van 2 frank, gedurende den oorlog te Londen, 'uitgegeven door de Nationale Bank van België (Staatsblad, 22 December 1945, blz. 8.776). VERSLAG AAN DEN REGENT Tijdens den oorlog werd in de Vereenigde-Staten overgegaan tot de aanmunting van muntstukken van 2 frank tot een beloop van ,50.000.0oo frank. Deze aanmunting werd verricht door toedoen van de Nationale Bank van België, onder voorbehoud van een tusschen de Bank en den Staat, na den terugkeer van de regeering in België, te treffen regeling. Op 22 November 1944, heeft de Bank de tegenwaarde van die aanmunting aan het Muntfonds afgedragen. :Dit besluit heeft tot doel de voormelde munstukken op te nemen in den omloop van de voor rekening van de Schatkist uitgegeven metalen munstukken en biljetten. Het verstrekt ten andere alle aanduidingen betreffende de kenmerken van het stuk. Gelet op de wet van 7' September 1939, waarbij aan den Koning buitengewone macht wordt verleend, aangevuld bij die van 14 December 1944. Gelet op de wet van 12 Juni 1930 tot oprichting van een Muntfonds; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Op de voordracht van den Minister van Financiën en op in Raad overlegd advies van de Ministers, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — De Staat neemt de tijdens den oorlog
in de Vereenigde Staten aangemunte 2 frankstukken te zijnen laste over. De nominale waarde van die muntstukken beloopt totaal 50 millioen frank. Art. 2. — De opbrengst van die overneming wordt aan het bij de wet van 12 Juni 1930 ingestelde Muntfonds afgedragen. Art. 3. — De overgenomen stukken blijven in omloop en kunnen worden ingewisseld tegen bijletten van de Nationale Bank van België of tegen elke metalen munt met wettelijken koers. Art. 4. — De stukken zijn aangemunt niet stalen muntplaatjes, bekleed met een laag zink. Art. 5. — Zij vertoonen, op de voorzijde :
In het midden, de vermelding 2 frank, onderstreept, aan weerszijden omringd van een vijfbladeringen olijftak; Onderaan, het jaartal 1944; Op de keerzijde, de woorden « Belgique-]3elgië », onderstreept met twee zeveribladerige olijftakken en bekroond met een vijfarmige ster. De rand is glad. Art. 6. — De stukken wegen 2 gr. 750, met geoorloofde afwijking, zoowel naar binnen als naar buiten, van 40 duizendsten van het wettig gewicht. Art. 7. — De diameter beloopt 19 millimeter. Art. 8. — Die stukken hebben wettelijken koers onder particulieren tot een beloop van vijftig frank voor elke betaling. Art. 9. — Deze besluitwet treedt retro-actief in werking op 22 November 1944, datum van de werkelijke overneming van de stukken. Art. 10. — De Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Besluit van den Regent van 27 November 1945 betreffende de toepassing van de belasting op het kapitaal op de landbouwexploitaties (Staatsblad, 1 December 1945, blz. 8.124). Gelet op artikel 11 en 23 der wet van 11 October 1945 tot invoering van een belasting op het kapitaal; Op de voordracht van de Ministers van Financiën en van Landbouw, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — De goederen en activa op 9 October 1944, in België in landbouwexploitaties belegd, worden voor elke hectare geëxploiteerde oppervlakte forfaitair belast naar onderstaande ramingsgrondslagen : fr 9.000 1. Polderstreek
2. Zandstreek en Kempen : Exploitaties van minder dan 25 hectaren Exploitaties van 25 hectaren en meer...
-- 42 —
8.000 9.000
3. Zand-leemstreek : Noordelijk gedeelte Zuidelijk gedeelte
9.000 7.500
4. Leemstreek : Exploitaties van minder dan 25 hectaren. 8.000 Exploitaties van 25 hectaren en meer 9.000 5. Condrozstreek
7.500
6. Mergelstreek, Ardennen en Famenne 7. Grasstreek : Luik-Luxemburg : Onderafdeeling A Onderafdeeling B Onderafdeeling C Henegouwen Namen
6.000
10.000 9.000 5.500 8.000 6.000
De grenzen van deze streken en onderafdeelingen worden aangegeven in de bijlagen van onderhavig besluit. Art. 2. — De landbouwexploitatie wordt beschouwd als behoorende tot de streek waar haar zetel zich bevindt. Voor wat betreft de onderafdeelingen van de grasstreek der provinciën Luik en Luxemburg wordt de Minister van Financiën gemachtigd de exploitatie, geheel of ten deele, aan een andere onderafdeeling te verbinden indien de plaatselijke toestanden volgens hem deze verbinding blijken te billijken.
Art. 3. — Vallen niet onder toepassing van artikel één : a) De belegde goederen en activa, waarvan de raming opgemaakt overeenkomstig bewust artikel, 10.000 frank niet te boven gaat; b) De goederen en activa belegd in tuinbouwexploitaties, boomkweekerijen, wijnbouw-, boschbouw- of vischteeltexploitaties. Deze goederen en activa zijn beheerscht door artikel 12 der wet van 17 October 1945. Art. 4. — Worden door de forfaitaire raming niet gedekt : 1° De paarden toebehoorend aan een landbouwexploitant, in de mate waarin dezer er méér bezit dan een getal gelijk aan 1/3 van het getal hectaren dat de oppervlakte zijner exploitatie uitdrukt, in Haspengouw; en aan 1/4 van hetzelfde getal in de andere streken van het land; 2° De paarden, opgeschreven in het « stud-book » met pedigree, de volbloedpaarden en de renpaarden, in de mate waarin hiin waarde die van de gewone trekpaarden te boven gaat. Deze paarden maken het voorwerp uit van een aangifte waarop de bepalingen van artikel 12 der wet van 17 Octob=,..r 1945 van toepassing zijn. Art. 5. --- De landbouwexploitanten zijn gemachtigd zich onder het regime van artikel 12 der wet van 17 Octob.r 1945 t? praatsen.
1' Zoo de in hun exploitatie belegde goederen en activa schade hebben geleden welke door een oorlogshandeling werd veroorzaakt; 2° Zoo bewezen is dat, na aftrekking van de bedrijfsschulden, deze goederen en activa een zuiver actief vertegenwoordigen dat minstens 15 pCt. lager is dan de forfaitaire raming voortvloeiend uit de toepassing van artikel 1 van het onderhavig besluit. Art. 6. — De Centrale Dienst voor Statistiek zal aan liet Ministerie van Financiën (Bestuur der Registratie en Domeinen), de inlichtingen verstrekken betreffende de uitgestrektheid van de landbouwexploitaties, volgens de door de opneming van 15 Mei 1944 opgeleverde gegevens.
Art. 7. — Onze Ministers van Financiën en van Landbouw worden belast, elkeen voor wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit. Besluit van den Regent van 27 November 1945 betreffende het gebruik en den verkoop van formaatzegels (Staatsblad, 9 December 194.5, blz. 8.435).
Besluit van den Regent van 28 November 1945 betreffende de uitvoering van artikel 6 der wet tot invoering van een belasting op het kapitaal (Staatsblad, 1 December 1945, blz. 8.119). Gelet op artikel 6‘ der wet van 17 October. 1945 tot invoering van een belasting op het kapitaal; Op de voordracht van den Minister van Financiën, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
1. — Naamlooze vennootschappen en commanditaire vennootschappen op aandeelen Toekenning, aan den Staat, van nieuwe aandeelen en deelbewijzen Artikel 1. — § 1. In de Belgische burgerlijke of handelsvennootschappen, opgericht onder vorm van naamlooze vennootschap of van commanditaire vennootschap op aandeelen, met inbegrip van de vennootschappen die op 9 October 1944 in liquidatie waren, wordt het aantal aandeelen en deelbewijzen van elke categorie, onder welken vorm zij ook werden uitgegeven v66r 9 October 1944, ten beloope van een twintigste verhoogd met uitwerking op 9 October 1944. Daaruit vloeit er geen wijziging voort in het statutair kapitaal, behoudens tegenovergestelde beslissing genomen door d , vennootschap overeenkomstig de samengeschakel(le wetten betreffende de handelsvennootschappen. De nie~e aandeelen en deelbewijzen worden aan den Staat toegekend. § 2. Wanneer het aantal aan den Staat toegekende aandeelen of deelbewijzen een breukgetal vormt, wordt het naar beneden tot de eenheid afgerond. § 3. Indien de vennootschap bewijst dat zij op 9 October 1944 een zeker aantal van haar eigen aandeelen of deelbewijzen bevat, komen deze niet in aan-
- 48-
merking voor de bepaling van het aan den Staat toegewezen aantal effecten. Art. 2. — Worden van rechtswege verminderd, ten beloope van één een en twintigste en met uitwerking op 9 October 1944, de rechten en voordeelen van eiken aard die verbonden zijn aan de op 9 October 1944 bestaande aandeelen en deelbewijzen van elke categorie. Het bedrag dat op 9 October 1944 nog te storten blijft op niet-volgestorte aandeelen wordt ten beloope van één een en twintigste verminderd. Aanbod van directe regeling Art. 3. — De in artikel 1 bedoelde vennootschappen kunnen, vóór den 1° Maart 1946, aanbieden de belasting te regelen op grondslag van haar netto-actief op 9 October 1944. Dit aanbod moet bij het Ministerie van Financiën (Hoofdbestuur der Registratie en Domeinen) worden ingediend en behelzen : 1° de nauwkeurige aanduiding en de raming van al de goederen en activa die het maatschappelijk actief op datum 9 October 1944 vormen; 2° de aanduiding van de schulden der vennootschap op denzelfden datum. Het aanbod van de vennootschap kan worden ingetrokken zoolang het niet aangenomen werd. Het brengt geen enkel nadeel toe aan de rechten en voordeelen verbonden aan de aan den Staat toegekende aandeelen en deelbewijzen. Art. 4. — Wordt het aanbod door het bestuur aangenomen, dan houden de bepalingen van artikelen 1 en 2 met terugwerkende kracht tot 9 October 1944 op uitwerking te hebben. De als belasting verschuldigde som moet worden betaald binnen de maand die ingaat op den datum waarop het bestuur ter kennis stelt dat het dat aanbod aan Vaardt. Zij brengt van rechtswege nalatigheidsinterest op tegen 5 pCt. 's jaars van het verstrijken van dien termijn af. Binnen de op den datum van betaling van de belasting ingaande maand geeft de raad van beheer ter griffie van de handelsrechtbank, ten einde bekendmaking in de bijagen van het Belgisch Staatsblad (Bijzondere verzameling der akten betreffende handelsvennootschappen), een bericht af met aanduiding dat het aantal aandeelen en deelbewijzen datgene blijft dat bij de statuten is vastgesteld. Inschrijving op naam Art. 5. — § 1. Wordt het in artikel 3 bedoelde aanbod door het bestuur afgewezen, dan moet de vennootschap, binnen de op datum van de terkennisstelling ingaande maand : 1° in het ter uitvoering van artikel 42 der samengeschakelde wetten op de handelsvennootschappen gehouden register, inschrijving doen ten blijke van het aantal aandeelen en deelbewijzen van elke cate-
gorie welke ter uitvoering van artikel 1 aan den Staat worden toegekend; 2° aan het Ministerie van Financiën (Hoofdbestuur der Registratie en Domeinen) een bewijs ten blijke van de onder vorenstaand 1° voorziene inschrijving afleveren. Inschrijving en bewijs zijn vrij van zegelrecht. § 2. Indien de vennootschap een gebruik maakt van het recht om het bij artikel 3 voorziene aanbod te doen, moet zij, vóór 1 Maart 1946, dezelfde voorschriften nakomen. § 3. De raad van beheer laat in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad (Bijzondere verzameling der akten betreffende handelsvennootschappen) , een bericht verschijnen met aanduiding der uit de artikelen 1 en 2 van onderhavig besluit voortvloeiende wijziging der statuten. Dit bericht wordt door zijn zorgen ter griffie der handelsrechtbank nedergelegd binnen drie maand na de in § 1 voorziene inschrijving. Uitoefening van de rechten van den Staat Art. 6. — De aan den Staat toegekende aandeelen en deelbewijzen behelzen verleening van alle rechten, voordeelen en verplichtingen welke, op datum van 9 October 1944, aan de overeenstemmende aandeelen en deelbewijzen verbonden waren, met uitsluiting : 1° van de dividenden van het op 9 October 1944 loopende maatschappelijk boekjaar; 2° van liet recht van voorkeur op inschrijving op vóór 9 October 1944 in vasten koop overgenomen nieuwe aandeelen en deelbewijzen, zelfs wanneer de teruggaaf door den overnemer aan de voormalige aandeelhouders na 8 October 1944 heeft plaats gehad. Art. 7. — In geval van verdeeling hetzij van winsten, hetzij van al of deel van het maatschappelijk vermogen, is de maatschappij er toe gehouden, binnen de maand ingaande op den dag der inbetalingstelling, op postrekening nr 35.600, van het centraal kantoor voor de belasting op het kapitaal, het bedrag te storten dat op de aan den Staat toebehoorende aandeelen en deelbewijzen betrekking heeft. Indien de verdeeling niet in specie gebeurt, geeft de vennootschap, binnen de haar door den Minister van Financiën of zijn afgevaardigde aangeduiden termijn, op gezegd kantoor de effecten of waarden af die aan den Staat toekomen. De krachtens de eerste alinea verschuldigde sommen, brengen van rechtswege nalatigheidsinterest op tegen 5 pet. 's jaars, van het verstrijken van bewusten termijn af. Art. 8. — § 1. Bij schepping van nieuwe aandeelen of deelbewjizen welke gratis worden toegekend aan de eigenaars der vóór 9 October 1944 bestaande aandeelen of deelbewijzen, is de vennootschap verplicht, binnen de maand der beslissing van de algemeene vergadering, aan het Ministerie vaan Financiën (Hoofclbe-
stuur de Registratie en Domeinen), een bewijs af te geven ten blijke dat de Staat in het register der aandeelhouders staat ingeschreven voor een aantal nieuwe aandeelen of deelbewijzen gelijk aan 1 / 20e van het totaal aantal geschapen nieuwe aandeelen en deelbewijzen. Inschrijving en bewijs zijn vrij van zegelrecht. Het aan den Staat toekomende aantal nieuwe aandeelen en deelbewijzen wordt bepaald overeenkomstig de bij §§ 2 en 3 van artikel 1 vastgelegde regelen. § 2. Vorenstaande paragraaf is eveneens van toepassing op de gratisoefeningen waartoe na 8 October 1944 en vóór 1 December 1945 besloten werd. In dergelijk geval, wordt artikel 2 op de nieuwe aandeelen en deelbewijzen toegepast en moet het bewijs aan inschrijving aan het bestuur worden afgegeven vóór 1 Maart 1946.
Art. 9. — § 1. Bij schepping van nieuwe effecten waarop inschrijving bij voorkeur den eigenaars van oude aandeelen of deelbewijzen wordt voorbehouden, oefent het bestuur de inschrijvingsrechten betreffende de aan den Staat in uitvoering van onderhavig besluit toegekende aandeelen of deelbewijzen uit of maakt ze te gelde, ten beste der belangen van de Schatkist. De vennootschap is ertoe gehouden alle maatregelen te treffen welke de Minister van Financiën, of diens gemachtigde, zal noodig achten om het den Staat mogelijk te maken zijn rechten uit te oefenen of te gelde te maken. § 2. De bepalingen van vorenstaande paragraaf zijn van toepassing op alle uitgiften welke na 30 November 1945 worden afgekondigd. § 3. Wat betreft de uitgiften afgekondigd na 8 October 1944 en vóór 1 December 1945, is de vennootschap ertoe gehouden een aantal nieuwe aandeelen te scheppen, overeenstemmend met 1/20° van het totaal aantal nieuwe effecten die met voorkeurrecht aan de titularissen van oude deelbewijzen en aandeelen werden voorbehouden, en ze aan den Staat aan te bieden onder dezelfde voorwaarden als deze gedaan aan de titularissen van oude deelbewijzen en aandeelen. Nochtans, kan de vennootschap met den Staat overeenkomen de inschrijvingsrechten betreffende de aan den Staat toegekende oude effecten in specie of effecten af te koopen. Vorenstaande bepalingen brengen geen nadeel toe aan de latere uitoefening door den Staat van het hem bij onderstaand artikel 13 toegekend recht. De raad van beheer is er toe verplicht ter griffie der handelsrechtbank, ten einde bekendmaking in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad (Bijzondere Verzameling der akten betreffende handelsvennootschappen), een bericht amf te geven met aanduiding der uit de toepassing van onderhavige paragraaf voortvloeiende wijzigingen aan de statuten.
Art. 10. — § 1. In geval van afstand, zelf door de algemeene vergadering der aandeelhouders, van het in —
het voordeel dezer laatsten door de statuten gevestigd voorkeurrecht, is de vennootschap er toe gehouden, op aanvraag die haar daartoe door den Minister van Financiën, of zijn afgevaardigde, gedaan wordt, een aantal nieuwe effecten te scheppen gelijk aan 1/20° van het aantal nieuwe geschapen aandeelen en ze, tegen dezelfde voorwaarden, aan den Staat aan te bieden. De vennootschap kan nochtans met den Staat overeenkomen om de aan den Staat toebehoorende rechten af te koopen in specie of in effecten. § 2. De afstand van het voorkeurrecht besloten, zelfs door de algemeene vergadering der aandeelhouders, na 8 October 1944 en vóór 1 December 1945, blijven zonder uitwerking wat betreft de rechten van den Staat. § 3. Vorenstaande bepalingen brengen geen nadeel toe aan de latere uitoefening door den Staat van het hem bij onderstaand artikel 13. toegekend recht. De raad van beheer is er toe verplicht ter griffie der handelsrechtbank, ten einde bekendmaking in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad (Bijzondere Verzameling der akten betreffende handelsvennootschappen), een bericht af te geven met aanduiding der uit de toepassing van onderhavig artikel voortvloeiende wijzigingen aan de statuten.
Te-gelde-making van de aan den Staat toegekende effecten Schepping van effecten aan toonder Art. 11. — Op het door haar gelegen geachte tijdstip, doch vóór de te-gelde-making, beteekent het bestuur aan de vennootschap dat zij voornemens is de aan den Staat toegekende effecten te verkoopen. Art. 12. — § 1. Wil de Staat ter beurze verkoopen, dan houdt de in vorenstaand artikel voorziene beteekening aanbod de effecten tegen den daarin opgegeven prijs over te laten. Wil de Staat buiten de beurs om, openbaar of uit ter hand, verkoopen, dan vermeldt de beteekening den prijs tegen welken de Staat voornemens is de effecten over te laten en verzoekt zij de vennootschap aan het bestuur te laten weten of zij het haar door de wet erkende recht van voorkeur wil gebruiken. § 2. Beteekent de vennootschap, binnen veertig dagen van de haar gedane beteekening af, dat zij het aanbod aaneemt of haar recht van voorkeur uitoefent, dan moet de Staat haar de effecten tegen den aangeduiden prijs overlaten. De overdracht is van kracht vanaf de kennisgeving welke door de vennootschap aan het bestuur wordt gedaan. De prijs brengt nalatigheidsinterest op tegen 5 pet. 's jaars, met ingang van het verstrijken van voormelden termijn van veertig dagen. De afkoop door de vennootschap brengt van rechts: wege vernietiging der effecten mede.
45 --
De raad van beheer is er toe gehouden, binnen de maand te rekenen van den dag waarop de overdracht uitwerking heeft, ter griffie van de handelsrechtbank, ten einde bekendmaking in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad (Bijzondere verzameling der akte» betreffende handels vennootschappen), een bericht af te geven met aanduiding der uit gezegde vernietiging voortvloeiende wijzigingen aan de statuten. § 3. Doet de vennootschap de in vorenstaande paragraaf voorziene kennisgeving niet, dan moet zij effecten aan toonder aan den Staat afgeven binnen den termijn en op de plaats die haar door den Minister van Financiën of diens gemachtigde aangeduid wordt. Deze effecten worden kosteloos gezegeld. § 4. De aan den Staat toegekende effecten verleenen geen stemrecht en komen niet in anmerking voor het berekenen van de eventueel noodzakelijke meerderheden zoolang zij diens eigendom blijven. Het aantal aan den Staat toebehoorende effecten wordt geldig vastgesteld door een bewijs dat minder dan tien dagen vóór de vergadering door het bestuur aan de vennootschap wordt uitgereikt. Verzaking door den Staat aan de toekenning van aandeelen en deelbewijzen Directe aanslag van de vennootschap Art. 13. — Zoolang de emitteerende vennootschap niet werd verzocht, overeenkomstig artikel 12, § 3, de ter uitvoering van artikel 1 geschapen effecten aan den Staat af te geven, kan de Staat van het toekennen van bewuste effecten af zien. Binnen twee maand na de beteekening welke haar daartoe door het bestuur wordt gedaan, moet de vennootschap bij het Ministerie van Financiën (Hoofdbestuur der Registratie en Domeinen) een aangifte indienen, opgemaakt overeenkomstig artikel 12 der wet tot invoering van een belasting op het kapitaal. Deze aangifte moet alle goederen en activa zonder onderscheid, zoomede alle schulden, zelfs de hypothecaire schulden, vermelden. Binnen denzelfden termijn geeft de raad van beheer ter griffie der handelsrechtban, ten einde bekendmaking in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad (Bijzondere verzameling van de akten betreffende handelsvennootschappen), een bericht af met aanduiding *dat het aantal aandeelen en deelbewijzen datgene blijft dat bij de statuten is vastgesteld.
Toekenning van effecten aan andere vennootschappen Art. 14. — Bewijst een bij artikel 1 bedoelde vennootschap dat zij, op 9 October 1944, aandeelen of deelbewijzen bezat, uitgegeven door een andere vennootschap welke zelf onder toepassing van bewust artikel valt, dan kent de Staat haar ten beloope van het twintingste van de door haar bezeten gezegde aandeelen of deelbewijzen effecten toe, welke door de
andere vennootschap ter uitvoering van bewust artikel werden geschapen, ofwel het daaraan gelijkwaardige. Art. 15. — Het het oog op de in vorenstaand artikel bedoelde toekenning, is de rechthebbende vennootschap er, op straffe van verval, toe gehouden, vóór 1 Juni 1946, aan het Ministerie van Financiën (Hoofdbestuur der Registratie en Domeinen), de lijst in duplo af te geven van de aandeden en deelbewijzen ten opzichte waarvan zij het voordeel van bewuste toekenning verlangt te vorderen. Art. 16. — Kan de sub artikel 14 voorziene toekenning niet in natura geschieden, hetzij omdat de aandeelen of deelbewijzen door den Staat te gelde werden gemaakt of omdat de emitteerende vennootschap overeenkomstig artikel 4 of artikel 13 werd aangeslagen, dan geeft de Staat aan de rechthebbende vennootschap, het gelijkwaardige aan de aandeden of deelbewijzen waarop deze aanspraak kon maken af. Om dit gelijkwaardige te bepalen, neemt men tot grondslag, hetzij den gemiddelden prijs van te geldemaking, hetzij de waarde welke werd bekomen door omdeeling, overeenkomstig de statuten onder de verschillende categorieën van aandeelen of deelbewijzen, van de som die tot grondslag heeft gediend aan de inning van de belasting ten laste van de emitteerende vennootschap. Art. 17. — De toekenning in natura geschiedt door middel van afneming op de effecten welke overeenkomstig artikel 12, § 3, aan den Staat werden afgegeven. Elk breukgetal van aandeel wordt weggelaten.
II. — Eenvoudige commanditaire vennootschap Art. 18. — De eenvoudige commanditaire vennootschap wier maatschappelijke activa op 9 October 1944 een waarde van 10.000.000 frank of meer vertegenwoordigde, met inbegrip van de in liquidatie zijnde vennootschappen, zijn er toe gehouden nieuwe aandeelen te scheppen, ter verleening van een recht aan één een en twintigste van het totaal der rechten, verbonden aan de op 9 October 1944 bestaande gezamenlijke aandeelen, zonder dat daaruit eenige wijziging in het statutair kapitaal der vennootschap voortvloeit. De aldus geschapen aandeelen worden aan den Staat toegekend. Art. 19. — De artikelen 2 tot 7 en 11 tot 17 van dit besluit worden op de eenvoudige commanditaire vennootschappen toepasselik gemaakt onder voorbehoud van hetgeen volgt. Met afwijking van artikel 4, § 2, wanneer het bij artikel 3 bedoelde aanbod door het bestuur wordt afgewezen moet de vennootschap, binnen de maand na beteekening van deze afwijzing, in de maatschappelijke registers een inschrijving doen ten blijke van de rechten van den Staat. Doet de vennootschap de in § 2 van artikel 12 voorziene kennisgeving niet dan moet zij in margine van
— 46 —
de in vorenstaande alinea bedoelde inschrijving vermelden dat deze inschrijving definitief is geworden, en binnen den door den Minister van Financiën of diens. gemachtigde gestelden termijn, aan den Staat een bewijs afgeven ten blijke dat bewuste vermelding werd gedaan.
Art. 2. — Met ingang van de vervaldagen van het jaar 1946 wordt een einde gemaakt aan de vrijstelling van de aanvullende personeele belasting welke de rentecoupons en de rentetermijnen van renten op naam van de ;u--I 4 pet. geunificeerde schuld genoten, bij toepassing van het tweede lid van artikel 5 van het koninklijk besluit nr 166, dd. 11 Mei 1935.
III. — Diverse bepalingen
Art. 3. — De Regeering is gemachtigd op de Schatkist de noodige gelden op te nemen, ten einde : 1° Den Dienst voor Onderlinge Hulpverleening in staat te stellen de met de Geiillieerde Landen gesloten akkoorden, alsmede de daaraan verbonden verrichtingen, uit te voeren; 2° De Belgische Economische Zending in staat te stellen de in den vreemde aangekochte waren te betalen en de eruit voortvloeiende verplichtingen na te komen, de vervoer- en verzekeringsonkosten van de in België in te voeren waren te betalen, haar bestuursonkosten in den vreemde te dekken.
Art. 20. — De krachtens het onderhavig besluit te
verrichten beteekeningen en kennisgevingen geschieden bij ter post aangeteekend schrijven. Het afgeven van den omslag ter post geldt als beteekening of kennisgeving met ingang van den volgenden dag. Art. 21. — De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op de vennootschappen bedoeld bij artikel 2, § 1, der wet van 17 October 1945, houdende invoering van een belasting op het kapitaal, noch op de vennootschappen onderworpen aan het regime gevestigd bij artikel 1 der wet van 21 Juni 1927, betreffende de belasting op de inkomsten van de koloniale ondern ervingen. Art. 22. — Onverminderd de andere bij de wet voorziene strafmaatregelen, worden gestraft :
Art. 4. — De Regeering wordt gemachtigd door leening te dekken het excedent van de uitgaven voor de begrooting van het dienstjaar 1946 op de ontvangsten. Zij kan alle heffingbelasting aan deze leening verbinden. De Minister van Financiën is ertoe gemachtigd rentegevende Schatkistbons uit te geven ten beloope van het bedrag van de eventueel te sluiten leening. Alle fiskale vrijstellingen mogen daaran verbonden worden. De onder alinea's 1 en 3 bedoelde leenng en Schatkistbons mogen worden uitgegeven hetzij in België, hetzij in het buitenland, in Belgische of in vreemde munt. Art. 5. — De op 31 December 1945 beschikbaar blijvende gelden op de fond -sen die het voorwerp uitmaken van de begrooting van ontvangsten en uitgaven voor orde, mogen gebruikt worden met ingang van 1 Januari 1946.
1° elke vertraging in de uitvoering van de verplichtingen welke den vennootschappen worden opgelegd bij artikelen 5, 8, 9, 10 12, §§ 2 en 3, 13, 3° alinea, 15 en 19, met een fiscale boete gelijk aan één duizendste van het maatschappelijk kapitaal per week vertraging; 2° elke onnauwkeurigheid in de sub artikel 15 bedoelde aangifte, met een fiscale boete gelijk aan het bedrag van de schade welke door de overtreding aan de Schatkist wordt berokkend. Art. 23. — Onze Minister van Financiën wordt belast met de uitvoering van dit besluit dat in werking treedt den 1° December 1945.
Wet van financiën van 28 December 1945
Art. 6. — Voorloopige kredieten, aan te rekenen op de begrootingen van dienstjaar 1946 zijn geopend, te weten :
voor het dienstjaar 1946 (Staatsblad, 30-31 December 1945, blz. 8.930). Koning Leopold III, door 's vijands toedoen, zich in de onmogelijkheid bevindende om te regeeren, De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
A. — Voor de gewone uitgaven
Aan het Ministerie van Financiën, voor den Dienst der Staatsschuld ...fr Aan het Ministerie van Financiën, voor de Dotatiën Aan het Ministerie van Justitie Aan het Ministerie van Justitie, voor den Dienst der Pensioenen Aan het Ministerie van Buitenlandsche Zaken en Buitenlandschen Handel Aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken
Artikel 1. — De op 31 December 1945 bestaande
directe en indirecte belasstingen, in hoofdsom en opcentimes ten behoeve van den Staat, worden tijdens het jaar 1946 ingevorderd volgens de wetten, besluiten en tarieven waarbij de zetting en invordering ervan worden geregeld, met inbegrip van de wetten, besluiten en tarieven, die slechts een tijdelijk of voorloopig karakter hebben, alsmede van de besluiten nietig verklaard, doch voor tijdelijk geldig gehouden, krachtens artikel 3 van de besluitwet van 5 Mei 1944 (Belgisch Staatsblad Londen van 1 September 1944, nr 19). —
47
—
1.200.000.000 23.500.000 207.500.000 4.000
70.600.000 49.700.000
Aan het Ministerie. van Binnenlandsche Zaken, voor de Passieve Luchtbescherming 950.000 Aan het Ministerie van Volksgezondheid 67.270.000 Aan het Ministerie Van Volksgezondheid, voor den Dienst der Pensioenen 22.000 Aan het Ministerie van 'Openbaar Onderwijs 640.490.000 Aan het Ministerie van Openbaar Onderwijs, voor den Dienst der Pensioenen 22.000 Aan het Ministerie van Landbouw 36.250.000 Aan het Ministerie van Landbouw, voor den Dienst der Pensioenen 1.250 Aan het Ministerie van Openbare Werken 213.950.000 Aan het Ministerie van Openbare Werken, voor den Dienst der Pen250.000 sioenen Aan het Ministerie van Economische Zaken 59.390.000 Aan het Ministerie van Economische Zaken, voor den Dienst der Pen9.000 sioenen Aan het Ministerie van Ravitail1.250.000 leering Aan het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg 299.600.000 Aan het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg, voor den Dienst der Pensioenen 417.850.000 Aan het Ministerie van Koloniën 5.250.000 Aan het Ministerie van Koloniën, Voor den Dienst den Pensioenen 4.500 Aan het Ministerie van Landsverdediging ) 1.000.000.000 Aan het Minsiterie van Landsverdediging, voor de Rijkswacht Aan het Ministerie van Landsverdediging, voor den Dienst der Pensioenen 3.900.000 Aan liet Ministerie van Financiën (met inbegrip van de diensten van den Eerste-Minister en van het kabinet van den H. Lid van den Ministerraad) 263.000.000 Aan het Ministerie van Financiën, voor den Dienst der Pensioenen 595.000.000 Aan het Ministerie voor Oorlogs7.550.000 getroffenen Aan het Ministerie voor Oorlogs2.100.000 schade Aan het Ministerie van Verkeerswezen 338.580.000 Aan het Ministerie van Verkeerswezen, voor den Dienst der Pen950.000 sioenen
Aan het Ministerie van Financiën, voor de Kwade Posten en de Terugbetalingen 530.675.000 B. — Voor de uitgaven voortvloeiend uit den oorlog
Aan liet Ministerie van Justitie Aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken Aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, voor de Passieve Luchtbescherming Aan het Ministerie van Volksgezondheid Aan het Ministerie van Openbaar Onderwijs Aan het Ministerie van Landbouw Aan het Ministerie van Openbare Werken Aan het Ministerie van Economische Zaken Aan het Ministerie van Ravitailleering Aan het Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg Aan het Ministerie van Landsverdediging Aan het Ministerie van Landsverdediging, voor den Dienst der Vensioenen Aan het Ministerie van Financiën Aan het Ministerie van Financiën, voor den Dienst der Pensioenen Aan het Ministerie van Oorlogsschade Aan het Ministerie voor Oorlogsschade Aan het Ministerie van Verkeerswezen
103.070.000 -168.325.000
20.410.000
142.200.000 2.305.000 10.355.000 251.250.000 334.255.000 561.260.000 1.500 125.000.000
78.000.000 59.960.000 21.250.000 393.000.000 398.000.000 224.815.000
C. — Voor de buitengewone uitgaven
Aan het Ministerie van Financiën, voor den Dienst der Staatsschuld Aan het Ministerie van Buitenlandsche Zaken Aan het Ministerie van Volksgezondheid Aan het Ministerie van Landbouw Aan het Ministerie van Openbare Werken Aan het Ministerie van Economische Zaken Aan het Ministerie van Financiën Aan het Ministerie van Verkeerswezen
2.000.000.000 5.000.000 58.670.000 2.110.000 280.000.000 6.955.000 11.475.000 89.600.000
Art. 7. — De bij deze wet verleende voorloopige
kredieten kunnen worden aangewend voor nieuwe uitgaven betreffende de landsverdediging, de ravitail48
kering van de bevolking, de hervatting van de economische bedrijvigheid en het verleenen van hulp aan de gesinistreerde bevolking, welke ook de sectie van de begrooting weze waarin zij zullen worden voorzien. Kondigen de tegenwoordige wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel bekleed en in het Staatsblad bekendgemaakt \vorde.
Wet van 29 November 1945 houdende verschuiving tot 31 October 1945 van het afsluiten van de verrichtingen betreffende het dienstjaar 1944 (Staatsblad, 19 December 1945, blz. 8.690).
Ministerieel besluit van 5 December 1945 lot uitvoering van de wet van 14 October 1945 betreffende de geblokkeerde of tijdelijk onbeschikbare monetaire activa (Staatsblad, 7 December 1945, blz. 8.346). Erratum (Staatsblad, 19 December 1945, blz. 8.691). Gelet op de wet van 14 October 1945 betreffende de geblokkeerde of tijdelijk onbeschikbare monetaire activa, Besluit :
Artikel 1. — De storting op de bij de vorenaangehaalde wet van 14 October 1.945 uitgevaardigde muntsaneeringsieening geschiedt tegen waarde 31 December 1945; de materieele uitvoering van de stortingsverrichtingen kan evenwel worden voortgezet tot 15 Januari 1946, volgens de hiernavermelde modaliteiten. Art. 2. Binnen den bij artikel 1 bedoelden termijn, 'maakt elke inrichting die, voor rekening van de Nationale Bank van België, de ingevolge het deponeeren van de biljetten geopende speciale rekeningen beheert, aan het Ministerie van Financiën, Wetstraat 18, te Brussel, een juist verklaarde opgave over met aanduiding van :
1° het op 31 December 1945 afgesloten globaal bedrag van het geblokkeerd quotum 60 pCt. van de in haar boeken geopende speciale biljettenrekeningen; 2° het op denzelfden' datum afgesloten globaal bedrag van het tijdelijk onbeschikbaar quotum 40 pCt. van de speciale biljettenrekening, na comptabiliseering van de eventueele overdrachten waarvan sprake in onderstaand artikel 8. Art. 3. — Binnen denzelfden termijn geven de bij artikel 16 van de besluitwet van 6 October 1944 bedoelde financieele inrichtingen aan• het Ministerie van Financiën, Wetstraat 18; te Brussel, kennis van het op 31 December 1945 afgesloten bedrag van de geblokkeerde 60 pCt. dat in depositorekening in haar boeken voorkomt, alsmede van . de uitvoerige opgave van de Schatkistcertificaten op korten termijn welke als tegenwaare van dat bedrag tot storting op de muntsaneeringsleening moeten afgegeven worden. —
Bij ontoereikendheid van de certificaten op korten termijn, wordt de opgave aangevuld door aanduiding van de voor het voltooien van de vereffening noodige certificaten op halflangen termijn. Art. 4. — Blijken de activa aan Schatkistcertificaten onvoldoende, dan staat het de inrichting vrij specie of obligatiën van geconsolideerde binnenlandsche schulden af te geven om de storting aan te vullen. • Die obligatiën worden aangenomen tegen den ter Beurze van Brussel op 31 December 1945 genoteerden koers, verhoogd met de tot en met dien datum verloopen renten. Art. 5. — Welke ook de werkelijke datum. van afgifte der in vorenstaand artikel bedoelde certifica-• ten zij, wordt de verrekening van de aan de Schatkist terug te geven of eventueel aan de deponeerende inrichtingen te vereffenen renten op datum 31 December 1945 afgesloten. Art. 6. — Zoo spoedig mogelijk worden aan elke financieele inrichting,• overeenkomstig artikel 3 der wet van 14 October 1945, één of meer globale certificaten van de leening afgegeven, als tegenwaarde van de verrichte stortingen ten beloope van het bedrag van het geblokkeerde 60 pCt. quotum van de speciale rekeningen en van de depositorekeningen die in haar boeken voorkomen op datum 31 December 1945. Art. 7. — De overdracht van de saldi van het onbeschikbaar 40 pCt. quotum van de overeenkomstig artikel 15 van de besluitwet van 6 October 1944 en de daaropvolgende latere besluiten, in speciale rekening geboekte activa., geschiedt van ambtswege door de bewaarnernende inrichtingen op tijdelijk onbeschikbare rekening, bij haar geopend of te openen overeenkomstig artikel 16 en 17 van de voormelde besluitwet, uiterlijk op 31 December 1945 na comptabiliseering van de uit onderstaand artikel 8 voortvloeiende eventueele overschrjvingen. Art. 8. — De houders van de speciale rekeningen hebben het recht zich te verzetten tegen de in vorig artikel bedoelde overdracht, door kennisgeving van hun verzet aan de bewaarnemende inrichting per ter post aangeteekenden brief. Deze kennisgeVing dient uiterlijk den 29n December 1945 in het bezit van de bewaarnemende inrichtingen te zijn. Zij vermeldt de inrichting (Nationale Bank van. België, póstcheckdienst of financieele inrichting bedoeld bij artikel 16 van dé besluitwet van 6 October 1944) waarop de overdracht van hun ite,tiva in tijdelijk onbeschikbare speciale rekeningen moet verricht worden. Art. 9. — Bij ontvangst - van die kenniggeving, verrichten de inrichtingen die de speciale rekeningen beheeren de gevraagde overdrachten, waarde 31 December 1945, en berichten zij Zulks aan de betrokkenen; de comptabiliseering van de verrichtingen moet uiterlijk op 15 Januari 1.946 beëindigd zijn. De rentevoeten door de financieele inrichtingen op deze deposito's te vergoeden zullen later worden vastgesteld.
De Schatkistcertificaten aan elke inrichting af te geven als tegenwaarde van de overdrachten op tijdelijk onbeschikbare depositorekeningen, bedoeld in artikel 7 van dit besluit, brengen rente op van 1 Januari 1946 af; de vervaldag en de discontovoet van die certificaten zullen later vastgesteld worden. Art. 11. — De Directeur-generaal der Thesaurie en Staatsschuld is belast met de uitvoering van dit besluit dat in werking treedt den dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. Art. 10. —
Ministerieel besluit van 7 December 1945 bereffende het fiscaal regime van tabak (Staatsblad, 13 December 1945, blz. 8.534). Erratum (Staatsblad, 15 December 1945, blz. 8.596).
Ministerieel besluit van 19 December 1945 houdende verlenging van den vervaltermijn van sommige Schatkistcertificaten (Staatsblad, 28 December 1945, blz. 8.870).
III. — LANDBOUW
Ministerieel besluit van 27 October 1945 houdende samenstelling van de bij den Nationalen Zuiveldienst fungeerende commissies van advies (Staatsblad, 2 December 1945, blz. 8.153). Ministerieel besluit van 20 November 1945 waarbij aan de exporteurs van witloof de betaling van een aan den Nationalen Dienst voor Afzet van Land- en Tuinbouwproducten verschuldigde speciale borgsom wordt opgelegd (Staatsblad, 2 December 1945, blz. 8.154). Ministerieel besluit van 25 November 1945 waarbij het besluit van 5 Februari 1945 betreffende de levering der zuivelproducten, gewijzigd wordt (Staatsblad, 7 December 1945, blz. 8.347). Besluit van 26 November 1945 waarbij dat van 5 Februari 1945 betreffende de levering van zuivelproducten gewijzigd wordt (Staatsblad, 2 December 1945, blz. 8.155). Besluit van 26 November 1945 betreffende de verplichte vleeschlevering (Staatsblad, 2 December 1945, blz. 8.156). Ministerieel besluit van 30 November 1945 houdende vaststelling van de vergoeding verschuldigd aan den Nationale Dienst voor Afzet van Land- en Tuinbouwproducten voor controlekosten bij den uitvoer van versche groenten (Staatsblad, 13 December 1945, blz. 8.534).
tweeden verjaardag van den vervaldag volgend op den datum van de volkomen bevrijding van het grondgebied beperkt. De datum van de volkomen bevrijding van het grondgebied die te voren, bij besluit van 0 November 1944, op 1 November 1944 werd bepaald, werd onlangs, bij besluit van 18 September 1945, op 15 Februari 1945 vastgesteld. Daaruit volgt dat, inzake pachten, de uiterste datum der verlenging met een jaar wordt achteruitgebracht voor elke inbezitneming die tusschen 11 November 1945 en 10 Februari 1940 eindigen moet. Dit is, inzonderheid, het geval voor al de pachten die op 30 November 19415 vervallen en voor welke bijna altijd uittredings- of intredingsschikkingen onder partijen werden getroffen. Thans op deze overenkomsten terugkomen, waarvan het meerendeel krachtens de ter zake geldende gebruiken reeds in toepassing zijn, ware van aard voor onze landbouweconomie ernstige hindernis met zich te brengen. Ten einde stortingen in de betrekkingen tusschen verpachter en pachter en voornamelijk in de betrekkingen tusschen vroegere de nieuwe bezitnemers der landeigendommen te vermijden, dienen de verworven gevolgen van de bij besluit van 11 December 19441 ingestelde reglementeering gehandhaafd. Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb Uwe Koninklijke Hoogheid ter onderteekening voor te leggen verwezenlijkt deze • doelstelling. Het strekt er anderdeels toe sommige verklaringsstrijdigheden, die zich bij de toepassing van artikel 2 van voornoemd besluit van 11 December 1944 hebben voorgedaan, te verhelpen. Gezien de besluitwet van 5 Mei 1944, betreffende de besluiten genomen en de andere bestuursdaden verricht, tijdens de vijandelijke bezetting, door de secretarissen-generaal en door, hen die dezer bevoegheden uitgeoefend; Herzien het besluit van den Regent dd. 12 November 1944, waarbij een einde wordt gemaakt aan de tijdelijke geldigheid van het besluit van 28 November 11940, gewijzigd bij dat van 4 December 1940, betreffende de pachten en houdende overgangsbepalingen betreffende het regime van de pachten in oorlogstijd ; . Gezien het besluit van den Regent dd. 15 September 1946, tot vervanging van het besluit van '6 November 1944 waarbij de datum van de volkomen bevrijding van het grondgebied werd vastgesteld; Op de voordracht van den Minister van Landbouw en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Besluit van den Regent van 30 November 1945 tot wijziging van dat van 11 December 1944, betreffende de pachten (Staatsblad, 14 December 1945, blz. 8.568). VERSLAG AAN DEN REGENT De onder de bezetting ingestelde verlenging der pachten werd, bij besluit van den Regent dd. 11 December 1944, tot den
—'50
Eenig artikel. — Artikel 2 van het besluit van den Regent dd. 11 December 1944, waarbij een einde wordt gemaakt aan de tijdelijke geldigheid van het besluit van 26 November 1940, gewijzigd bij dat van 4 December 1940, betreffende de pachten en houdende overgangsbepalingen betreffende het regime der pachten in oorlogstijd, wordt door volgende tekst vervangen : —
« Art. 2. — De bij besluit van 26 November 19440 voorziene verlenging der pachten houdt op van kracht te zijn tusschen 1 November 1945 en 2 November 1946, op den datum overeenstemmend met dien van het verstrijken der pacht. »
Besluit van 6 December 1945 ter vervanging van het besluit van 17 September 1945 houdende aanvulling van dit van 12 Juni 1945 betreffende de Mobilisatie van den oogst 1945 (Staatsblad, 13 December 1945, blz. 8.534).
Besluit van 3 December 1945
Besluit van 11 December 1945
Gezondheidspolitie der huisdieren — Mond — en klauwzeer (Staatsblad, 12 December 1945, blz. 8.502).
betreffende de mobilisatie van de aardappelen (Staatsblad, 14 December 1945, blz. 8.570).
Besluit van 15 .December 1945 Telling van de winterbezaaiingen en van het vee op 1 Januari 1946 (Staatsblad, 17-18 December 1945, blz. 8.662).
IV. — NIJVERHEID
Ministerieel besluit van 27 October 1945
Ministerieel besluit van 28 November 1945
waarbij het opmaken van een maandelijksche statistiek van de bedrijvigheid in de gasnijverheid wordt voorgeschreven (Staatsblad, 17-18 December 1945, blz. 8.667).
waarbij het opmaken van een maandelijksche statistiek van de bedrijvigheid in de breigoednijverheid wordt voorgeschreven (Staatsblad, 16 December 1945, blz. 8.629).
V. — ARBEID
Besluit van den Regent van 25 October 1945 tot aanvulling van het organiek besluit van 26 Mei 1945 betreffende het voorloopig Steunfonds voor Onvrijwillige Werkloozen, door de oprichting van gespecialiseerde afdeelingen, genaamd « Beste-
ding van en Toezicht over de Jonge Arbeiders in de Beroepen » (Staatsblad, 8 December 1945, blz. 8.404). Gelet op de artikelen 13 en 28 van het organiek besluit van 26 Mei 1945 van den Regent, betreffende het Voorloopig Steunfonds voor Onvrijwillige Werkloozen; Aangezien het noodzakelijk is de besteding van de jeugd op een bijzondere wijze te organiseeren en er toezicht over uit te oefenen; ,Op de voordracht van den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — In den schoot van den Gewestelijken Dienst voor Bemiddeling en Aanwerving, opgericht in dien zetel van elk gewestelijk bureau van het Voorloopig Steunfonds voor Onvrijwillige Werkloozen, wordt een gespecialiseerde afdeeling voor de besteding van de jeugd tot stand gebracht. Deze afdeeling, genaamd « Besteding van en toezicht over de jonge Arbeiders in de Beroepen », zal eventueel in twee
onderscheidene afdeelingen onderverdeeld worden : een mannelijke en een vrouwelijke. Deze bepaling zal bij ministerieele besluiten geleidelijk in toepassing gebracht worden. Art. 2. — De afdeeling « Besteding van en Toezicht over de Jonge Arbeiders in de beroepen » heeft tot opdracht de jonge lieden van beiderlei kunne te helpen bij het zoeken naar een vaste betrekking, die zooveel mogelijk met hun persoonlijke strevingen en met hun vermoedelijke geschiktheden overeenkomt. Te dien einde komt ze met de onderwijsinrichtingen in voeling en controleert ze periodisch de gedraging van de door haar tuscchenkomst geplaatste jonge lieden bij het werk, om, in geval van mislukking, een betrekking te vinden die beter zou overeenstemmen met de geschiktheden waarvan zij in de practijk zouden laten blijken. Art. 3. — De diensten voor de « Besteding van en Toezicht over de jonge Arbeiders in de Beroepen » zijn aan al de jonge lieden beneden 21-jarigen leeftijd voorbehouden en voor hen kosteloos toegankelijk. Gedurende de eerste vier jaren die op het van kracht worden van dit besluit volgen, zullen evenwel de jongelieden boven 21 jaar en benden 25 jaar; die het
zullen aanvragen, insgelijks in deze diensten worden opgenomen. Art. 4. — Bij hun inschrijving als werkzoekenden zullen de jonge lieden er toe, uitgenoodigd worden zich in een door hen uitgekozen Dienst van Voorlichting bij Beroepskeuze aan te melden; het Voorloopig Steunfonds voor Onvrijwillige Werkloozen zal insgelijks, wat het aangaat, diensten van voorlichting bij beroepskeuze mogen oprichten. De conclusies van het onderzoek voor voorlichting bij beroepskeuze zullen overgemaakt worden aan de afdeeling « Besteding van en Toezicht over de Jonge Arbeiders in de Beroepen », die er rekening zal mede houden bij haar zoeken naar de aan de belanghebbenden voor te stellen beste betrekking. Er zal aan de jonge lieden, die zich aan dit onderzoek van voorlichting bij beroepskeuze hebben onderworpen, een bestedingsvoorrang worden verleend. Art. 5. — De jonge lieden clie zich bij de afdeeling « Besteding van en Toezicht over de Jonge Arbeiders in cle Beroepen » laten inschrijven als werzoekenden zullen mogen vergezeld zijn van hun ouders of van dezer vertegenwoordigers. Zij zullen in een lokaal, dat van de andere lokalen der Besteding gescheiden is, afzonderlijk worden ondervraagd door personen die een passende opleiding hebben gekregen, op de hoogte zijn van de in de streek uitgeoefende 'beroepen, en er toe in staat zijn al de nuttige aanduidingen te geven omtrent de toekomst van die beroepen. Art. 6. — Desgevallend zal de afdeeling « Besteding van en Toezicht over de Jonge Arbeiders in de Beroepen » de jongelingen moeten aanraden een bepaald beroep of ambacht aan te leeren, hetzij in een vak- of nijverheidsschool, hetzij bij een ambachtsman of nog cursussen te volgen in een vak- of nijverheidsschool. Om deze opdracht te kunnen vervullen, blijft de afdeeling « Besteding van en Toezicht over de Jonge Arbeiders in de Beroepen » voortdurend in voeling met de onderwijsinrichtingen, met de leersecretariaten, met de nijverheids- en ambachtsorganisaties en met de jeugdbewegingen van socialen aard. Art. 7. — Wanneer de afdeeling « Besteding van en Toezicht over de Jonge Arbeiders in de Beroepen » een jongeling of een jong meisje zal plaatsen, zal ze trachten vanwege den werkgever een arbeids- of dienstverhuringscontract te verkrijgen om de vakscholing en de zedelijke behoeding van den jongeling of van het jong meisje te begunstigen; ze zal er over waken dat het contract de arbeidsvoorwaarden, de uit te voeren werken, de te volgen cursussen, de verantwoordelijke onderrichters en monitors, enz., nauwkeurig aangeeft. Art. 8. — Wat de aan de verlenging van den schoolplicht onderworpen jongelingen beneden 16 jaar betreft, moet de afdeeling « Besteding van en Toezicht over de Jonge Arbeiders in de Beroepen » er voor Zorgen een betrekking te zoeken, zonder dat zij van hun studies worden afgetrokken. Ze zal aan de
bevoegde autoriteiten degenen onder hen opgeven die, terwijl ze werkloos zijn, naar de school die ze moeten bezoeken niet zijn teruggekeerd. Art. 9. — In afwijking van de artikelen 14, 15 en 16 van het organiek besluit betreffende het Voorloopig Steunfonds voor Onvrijwillige Werkloozen, zullen de gespecialiseerde commissies van advies voor de besteding van de jeugd, die zullen opgericht worden bij elk gewestelijk bureau om toezicht uit te oefenen over de werking van de afdeeling « Besteding van en Toezicht over de Jonge Arbeiders in de Beroepen », om te waken over haar onpartijdigheid en om bij te dragen tot haar doeltreffendheid, « Commissies van advies en toezicht » genoemd worden en ze zullen samengesteld zijn uit : 1° twee leden gekozen tusschen drie candidaten, voorgedragen door de meest vertegenwoordigende organisaties van de industrieelen uit de streek; 2° één lid gekozen tusschen twee candidaten voorgedragen door de meest vertegenwoordigende organisaties van de ambachtslieden uit de streek; 3° vier leden gekozen in de schoolmilieu's uit de streek; 4° zes leden gekozen in de meest vertegenwoordigende jeugdbewegingen van socialen aard, zoo mannelijke als vrouwelijke, uit de streek; 5° drie leden gekozen tusschen vijf candidaten voorgedragen door de meest vertegenwoordigende werknemersorganisaties Uit de streek; 6° een voorzitter die van bovenvermelde organisaties onafhankelijk staat. De leden worden door den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg benoemd. De voorzitter wordt bij eenparigheid van stemmen door de leden verkozen. Wordt deze voorwaarde niet vervuld, dan wordt de voorzitter door den Minister van Arbeid en Sociale Voorzág aangewezen. De andere functies, zooals ze bij een door ministerieel besluit aangenomen organiek reglement zullen voorzien worden, zullen aan de leden van de Commissie van Advies voor de jeugd toevertrouwd worden. Art. 10. — De bepalingen van de artikeen 17, 18, 19 en 20 van vorenvermeld organiek besluit dd. 26 Mei 1945 zijn op de gespecialiseerde commissies van advies voor besteding van de jeugd van toepassing. Art. 11. — Slechts de commissies van advies voor besteding van de jeugd zijn bevoegd om de bepalingen van artikel 69 van het vorenvermeld organiek besluit van 26 Mei 1945 in het geval van vergoede werkloozen beneden 21-jarigen leeftijd, toe te passen. Art. 12. — Er wordt bij liet Voorloopig Steunfonds voor Onvrijwillige Werkloozen een « Rijkscommissie voor Besteding van en Toezicht over de Jonge Arbeiders in de Beroepen » opgericht. Haar taak, uitsluitend van adviseerenden aard, bestaat uit :
52.--
Art. 15. — De bepalingen van artikelen 18, 19 en 1° advies geven over de werking van de met de toe20 van het organiek besluit van 26 Mei 1945 zijn van passing van dit besluit belaste diensten; 2° helpen tot de doeltreffendheid van deze diensten toepassing op de Rijkscommissie voor Besteding van door de organisaties van werkgevers en van werkne- en Toezicht over de Jonge Arbeiders in de Beroepen. mers, alsmede de jeugdorganisaties van socialen aard Art. 16. — De werkingskosten van den dienst in haar werking belang te doen stellen, door beroep « Besteding van en Toezicht over de Jonge Arbeiders te doen op de daarin bevoegde technici, en door uit in de Beroepen » en van de Nationale en Gewestelijke eigen beweging advies te geven over al de middelen Commissies van Advies vallen ten laste van het Voordie geschikt zijn om de verrichtingen van dien dienst loopig Steunfonds voor Onvrijwillige Werkloozen. te verbeteren en te ontwikkelen; Art. 17. — Dit besluit zal van kracht worden op 3° de vraagstukken onderzoeken die haar door den 1 Januari 1946. directeur-generaal •van het Voorloopig Steunfonds Art. 18. — De Minister van Arbeid en Sociale Voorvoor Onvrijwillige Werkloozen worden voorgelegd; zorg wordt met de uitvoering van dit besluit belast. 4° al de vraagstukken onderzoeken die in betrekking met de arbeidende jeugd staan. Besluitwet van 15 November 1945 Art. 13. — De Rijkscommissie voor Besteding van houdende instelling van een Nationaal Hulpfonds en Toezicht over de Jonge Arbeiders in de Beroepen voor de huishoudelijke wederuitrusting der werkbestaat uit : nemers (Staatsblad, 7 December 1945, blz. 8.338). 1° twee leden gekozen onder drie candidaten die (Zie ook rubrieken II en III.) door de meest vertegenwoordigende organisaties van werkgevers werden voorgesteld; Besluitwet van 12 December 1945 2° twee leden gekozen onder drie candidaten die houdende wijziging van de besluitwet van 14 April door de meest , vertegenwoordigende organisaties van 1945 betreffende het toekennen van leeningen tegen werknemers worden voorgesteld; lage rente aan de mijnwerkers, met het oog op den 3° zes leden gekozen in de meest vertegenwoordiaankoop of het bouwen van een woning of woongende jeugdbewegingen van socialen aard; vertrekken (Staatsblad, 23 December 1945, blz. 4° vier technici; 8.814). 5° een voorzitter die buiten de vorenvermelde organisaties staat. Besluit van den Regent van 13 December 1945 De leden worden door den Minister van Arbeiden houdende uitvoering van de bsluitwet van 14 April Sociale Voorzorg benoemd. 1945, betreffende het toekennen van leeningen tegen De voorzitter wordt met algemeene stemmen der lage rente aan de mijnwerkers, met liet oog op den leden gekozen. aankoop of het bouwen van een woning of woonvertrekken (Staatsblad, 23 December 1945, blz. Zoo deze voorwaarde niet vervuld is, wordt de voor8.815). zitter door den Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg aangewezen. Besluit van 6 December 1945 Art. 14. — De directeur-generaal van het Voorloopig Steunfonds voor Onvrijwillige Werkloozen, de Steenkolenmijnen. — Strijd tegen het stof (Staatsblad, 29 December 1945, blz. 8.902). directeur van den Dienst voor Arbeidsbemiddeling en het hoofd van den Dienst voor Besteding van en Besluit van 6 December 1945 Toezicht over de Jonge Arbeiders in de Beroepen, wonen van rechtswege de vergaderingen van de Oprichting van een Hoogen Raad. voor Hygiëne in de Mijnen (Staatsblad, 29 December 1945, Commissie van Advies bij. blz. 8.903). Bij afwezigheid van den voorzitter, worden de vergaderingen beurtelings door een lid-werkgeversverteBesluit van 6 December 1945 genwoordiger, een lidarbeiders vertegenwoordiger en Mijnpolitie. — Verluchting (Staatsblad, 29 Decemeen lid-vertegenwoordiger van de jeugdorganisaties, voorgezeten. ber 1945, blz. 8.905).
VI. — BINNENLANDSCHE HANDEL Besluit van 30 Augustus 1945
Besluit van 19 November 1945
betreffende de v. erhooging der posttarieven in binnenlandsch verkeer. — Erratum (Staatsblad, 3031 December 1945, blz. 8.941).
betreffende den handel en den verkoop van sulfamiden (Staatsblad, 2 December 1945, blz. 8.150).
—
53
—
Besluitwet van 20 December 1945
Ministerieel besluit van 27 December 1945
houdende verlenging van de vigeerende wettelijke bepalingen waarbij verboden wordt zekere instellingen voor detailverkoop te openen of te vergrooten. (Staatsblad, 23 December 1945, blz. 8.805).
houdende intrekkng van de reglementeering der verdeeling van rubberfietsbanden van allen aard (Staatsblad, 29 December 1945, blz. 8.901).
VIII. — VERKEERSWEZEN
Besluit van den Regent van 20 October 1945 bepalende (lat elke schipper van een vaartuig dat de zeevischvangst uitoefent verplicht is een logboek bij te houden (Staatsblad, 3-4 December 1945, blz. 8..185).
Ministerieel besluit van 20 October 1945 . dat den tekst en het model vaststelt van het logboek voor •isschersvaartuigen (Staatsblad, 3-4 December 1945, blz. 8.186).
Besluitwet van 5 December 1945 betreffende de, aanvullende bepalingen nopens het goederenverkeer per spoorweg tusschen België, eenerzijds, het Groot-Hertogdom Luxemburg, Nederland. of Zwitserland via het Groot-Hertogdom Luxemburg en Frankrijk, anderzijds (Staatsblad, 16 December 1945, blz. 8.627).
Artikel 1. — Tot op den datum die voor den Koning zal vastgesteld worden geschiedt het vervoer van goederen per spoorweg tusschen België, eenerzijds, het Groot-Hertogdom Luxemburg, Nederland, of Zwitserland, via het Groot-Hertogdom Luxemburg en Frankrijk, anderzijds, overeenkomstig de voorschriften van de Internationale Overeenkomst betreffende het vervoer van goederen per spoorweg (1.0.G.) en van hare eenvormige bijkomende bepalingen, rekening houdend nochtans met de hiernavermelde aanvullende voorschriften :
Verplichting van den spoorweg om te vervoeren (art. 5 van de I.O.G.).
De slechte staat van de spoorlijnen en van - het spoorweg. materiaal gevolg van den oorlog, zoowel in België als in de. naburige landen laat aan de spoorwegbeheeren niet toe het vervoer van goederen te verzekeren met naleving van al de bepalingen van de Internationale Overeenkomst betreffende het goederenverkeer per spoorwg geteekend te Rome op 23 November 1933 en goedgekeurd door de wet van 6 Mei 1936. De Belgische, Fransche, Luxemburgsche, Nederlandsche en Zwitsersche spoorwegbeheeren zijn bereid, in 't belang van de herneming der commercieele betrekkingen, het rechtstreeksch verkeer van goederen te herstellen tusschen hun wederzijdsche landen, tegen de voorwaarden van gezegde overeenkomst, onder voorbehoud van zekere afwijkingen aan de verplichtingen die deze Overeenkomst oplegt en die zij in de huidige omstandigheden onmogelijk kunnen eerbiedigen. Het betreft namelijk de aaneming zonder beperkingen van de zendingen, de naleving der leveringstermijnen en van zekere schikkingen betreffende de betaling van den vervoerprijs en van remboursementen. Onderhavig ontwerp van besluitwet heeft voor doel wettelijke kracht aan die afwijkende bepalingen te geven. Gezien de wet van 6 Mei 1936, houdende de goedkeuring van de Internationale Overeenkomst betreffende het goederen. verkeer per spoorweg, geteekend te Rome op 23 November 1939; Overwegende dat ten overstaan van de huidige exploitatievoorwaarden van het net, ingevolge den oorlog, de spoorweg niet bij machte is het vervoer van goederen te verzekeren overeenkomstig al de bepalingen van die overeenkomst ; Overwegende dat .het noodig en dringend is wettelijke kracht te geven aan zekere aanvullende bijzondere bepalingen toepasselijk op liet vervoer van goederen per spoorweg tusschen België, eenerzijds, het Groot-Hertogdom Luxemburg, Nederland en Zwitserland, anderzijds; Gezien de wetten van 7 September 1939 en van 14 December 1944 waarbij aan den Koning buitengewone machten warden
—
toegekend samengeschakeld door het besluit van den Regent in datum van 24 Januari 1945 en inzonderheid artikel 1, 3", van dit besluit ; Op voordracht van den Minister van Verkeerswezen en op advies van de in Raad vergaderde Ministers, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
De goederen worden slechts aangenomen voor zoover de bestaande exploitatiemogelijkheden zulks toelaten.
Besluitwet van 5 December 1945 betreffende de bijzondere aanvullende bepalingen aangaande het vervoer van reizigers en bagage per spoorweg in internationaal verkeer (Staatsblad, 21 December 1945, blz. 8.738).
Besluitwet van 5 December 1945 betreffende een bijzondere aanvullende bepaling in verband met het goederenverkeer per spoorweg tusschen. Nederland, eenerzijds, Frankrijk, het Groot-Hertogdom Luxemburg en Zwitserland, anderzijds, in doovoer langs België (Staatsblad, 21 December 1945, blz. 8.739).
Besluit van 10 December 1945 Buurtspoorwegen. Wijzigingen aan het Reglement op het Militair Vervoer (bundel C) (Staatsblad, 19 December 1945, blz. 8.698).
54 —
IX. — PRIJZEN EN LOONEN
Ministerieel besluit van 29 November 1945 houdende reglementeering van de prijzen, de fabricage, het maakloon en den verkoop van suikerwerkartikelen en pralines (Staatsblad, 3-4 December 1945, blz. 8.182). Erratum (Staatsblad, 24-2526-27 December 1945, blz. 8.837).
Besluit van 28 November 1945 houdende vaststelling der prijzen van scheerzeep (Staatsblad, 1 December 1945, blz. 8.131).
inbreuk op de reglementeering betreffende de bevoorrading van het land.
Art. 7. — Onderhavig besluit treedt in werking den dag van zijn bekendmaking in het Staatsblad.
Ministerieel besluit van 5 December 1945 houdende aanvulling en wijziging van dit van 31 Januari 1945 waarbij de prijzen van zekere landbouw- en voedingsproducten ontvrozen worden (Staatsblad, 8 December 1945, blz. 8.404).
Ministerieel besluit van 28 November 1945 houdende vaststelling van de maximumprijzen van invertsuiker met industrieele bestemming (Staatsblad, 6 December 1945, blz. 8.132).
Ministerieel besluit van 29 November 1945 houdende regeling van de prijzen van suikerbieten Staatsblad, 2 December 1945, blz. 8.158). Gezien de besluitwet dd. 92 Januari 1945, betreffende het beteugelen van elke inbreuk op de reglementeering betreffende de bevoorrading van het land; Herzien het ministerieel besluit dd. 30 Mei 1945, houdende vaststelling der prijzen aan de producenten uit te betalen voor de producten van den oogst van 1945, Besluit :
Artikel 1. — Het is eenieder verboden suikerbieten te koop aan te bieden, te verkoopen of te koopen tegen een hoogeren prijs dan deze vastgesteld bij onderhavig besluit.
Art. 2. — De maximump;ijs van de suikerbieten met een suikergehalte van 15°50 is vastgesteld op 630 frank per ton; deze prijs is toepasselijk op alle suikerbieten van den oogst 1945. Art. 3. — De waarde van iederen graad boven de 15°50 zal gelijk zijn aan elf procent van den prijs, voorzien in artikel 2 van onderhavig besluit; onder de 15°50 zal de waarde van iederen graad dertien procent van dezen prijs vertegenwoordigen.
Art. 4. — Het aandeel der planters in de kosten der bietcontróle wordt vastgesteld op maximum 3 frank per 100 kilogram geproduceerde kristalsuiker. De respectievelijke coordinatiecommissies zullen, ieder wat haar betreft en voor haar gebied, de hoogte van het aandeel bepalen, rekening houdend van het maximum vastgesteld bij voorgaand alinea. Art. 5. — De ieverings- en andere contractueele voorwaarden van den oogst 1939 moeten behouden blijven.
Art. 6. — De inbreuken op de bepalingen van onderhavig besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van hoofdstukken II en III van de besluitwet dd. 22 Januari 1945, betreffende het beteugelen van elke
Gezien het besluit der in Raad vergaderde Ministers dd. 1 September 1944 op het bevriezen van de onder de bezetting opgelegde prijzen; Gezien de besluitwet dd. 29 Januari 1945, betreffende het beteugelen, van elke inbreuk op de reglementeering betreffende de bevoorrading van het land; Herzien het ministerieel besluit dd. 31 Januari 1945, waarbij de prijzen van zekere landbouw- en voedingsproducten ontvrozen worden, aangevuld door het ministerieel besluit dd. 21 September 1945; Overwegende dat er aanleiding toe bestaat de prijzen van zekere ingemaakte groenten, van stroo, hooi, inlandsche wijmen, banketgebak en mostaard aan de toepassing van artikel 1 van het besluit der in Raad vergaderde Ministers dd. 1 September 1944 op het bevriezen van de onder de bezetting opgelegde prijzen, te onttrekken. Besluit :
Artikel 1. — De lijst der besluiten vermeld onder letter A van artikel 1 van het ministerieel besluit dd. 31 Januari 1945, waarbij de prijzen van zekere landbouw- én voedingsproducten ontvrozen worden, wordt als volgt aangevuld : « 22. Het besluit dd. 29 December 1941 houdende vaststelling der maximumprijzen van ingemaakte groenten ». « 23. Het besluit dd. 28 Augustus 1940 waarbij de maximumverkoopprijzen van stroo en hooi worden vastgesteld ». « 24. Het besluit dd. 17 Augustus 1942, houdende vaststelling van de maximumverkoopprijzen van het stroo en van de bezoldiging der stroohandelaars ». « 25. Het besluit dd. 12 Augustus van de maximumprijzen van inlandsche wijmen ».
Art. 2. — Bij de 9° van littera A van artikel 1 van voornoemd ministerieel besluit dd. 31 Januari 1945, worden de woorden : « uitgenomen de artikels 1, littera. A en B, 2, 3, 4 en 5 geschrapt ».
Art. 3. — De 1° van littera C van artikel 2 van voornoemd ministerieel besluit dd. 31 Januari 1945 wordt afgeschaft. Art. 4. — Onderhavig besluit treedt in werking den dag van zijn bekendmaking in het Staatsblad.
— 55 —
Ministerieel besluit van 7 December 1945 houdende 'wijziging van het toepassingsveld van het 'ministerieel besluit dd. 30 December 1944, houdende regeling der prijzen van cichoreiboonen en van verpakte cichorei (Staatsb]d, 13 December 1945, blz. 8.536).
Ministerieel besluit van 7 December 1945 houdende regeling van de prijzen van peperkoek, vervaardigd op basis van invertsuiker (Staatsblad, 23 December 1945, blz. 8.807).
Ministerieel besluit van 8 December 1945 houdende vaststelling der maximumprijzen voor klompen (Staatsblad, 12 December 1945, blz. 8.502).
Ministerieel besluit van 13 December 1945 houdende regeling van de prijzen der volkssigaretten (Staatsblad, 19 December 1945, blz. 8.692).
Besluit van den Regent van 20 December 1945 houdende aanvulling van de bevoegheden en houdende wijziging van den titel en de lijst der leden van de
Commissie van het Indexcijfer der Kleinhandelsprijzen (Staatsblad, 23 December 1945, blz. 8.805). VERSLAG AAN DEN REGENT Het koninklijk besluit van 2 April 1935 houdende instelling van de speciale commissie, genaamd « Commissie van het Indexcijfer der Kleinhandelsprijzen », heeft dit organisme toegelaten volledig te beantwoorden aan zijn zending en alzoo zoowel aan het publiek als aan de regeering en aan de administratie al de noodige waarborgen te geven wat betreft het opmaken van (le kleinhandelsprijzen. Met het oog op de aanstaande 'herneming van de werkzaamheden van voornoemde commissie, is het noodig gebleken de bevoegheid ervan uit te breiden, door het uitbreiden van het voorwerp van zijn studies en van zijn toezicht van het indexcijfer van de levensduurte. Bovendien werd het noodig geacht bij dezelfde gelegenheid aan de commissie de toelating te verleenen beroep te doen op de medewerking van de wetenschappelijke persoonlijkheden geschikt om haar te helpen bij de uitvoering van haar zending; het zou immers kunnen, dat om haar inlichtingen te volledigen de commissie er bij voorbeeld zou toe gebracht worden specialisten der physiologische vraagstukken van het werk, der voeding of der hoogere wiskunde te raadplegen. Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb aan Uwe Koninklijke Hoogheid voor te leggen, beantwoordt aan de bezorgdheden, het brengt ook lichte wijzigingen aan de lijst der leden van de commissie. Herzien het koninklijk besluit van 2 April 1935 houdende instelling van een speciale commissie, genaamd « Commissie van het indexcijfer der Kleinhandelsprijzen ». Overwegende dat het past zoowel de zending als de organisatie en de samenstelling van deze commissie aan te passen aan de huidige omstandigheden; Op de voordracht van den Minister van Economische Zaken, Wij hebben besloten en Wij besluiten :
Artikel 1. — De zending en de bevoegheid van de « Commissie van het Indexcijfer der Kleinhandelsprijzen » zijn van toepassing op al de indexen van de kleinhandelsprijzen en van de levensduurte De commissie zal de naam dragen van « Commissie der Indexcijfers van de Kleinhandelsprijzen en van de Levensduurte ». Art. 2. — De comissie mag, door bemiddeling van
haar voorzitter, beroep doen op de medewerking van
wetenschappelijke persoonlijkheden, geschikt om haar te helpen bij het uitvoeren van haar werkzaamheden. Art. 3. — De vertegenwoordigers van de patroonsen werklieden organisaties, kunnen zich met de toestemming van den voorzitter van de commissie, laten vervangen door, of vergezellen van deskundigen der vereenigingen die ze vertegenwoordigen. Art. 4. — Buiten den voorzitter en den ondervoorzitter is de commissie samengesteld uit elf leden. Art. 5. — Ontslag uit hun ambt wordt verleend aan de heeren Colle, A., en Goldschmidt, P., leden, en Warnotte, D., secretaris. Art. 6. — Wordt benoemd als ondervoorzitter van de commissie, de heer De Leener, G., professor aan de Hoogeschool van Brussel, te Brussel. Art. 7. — Worden benoemd als leden van de commissie : M. Jacquernyns, G., hoofd van den Dienst voor. Onderzoek van het Instituut Solvay, te Brussel. M. Lejeune, J., professor aan de Hoogeschool van Luik, te Luik. M. Glansdorff, M., docent aan de Hoogeschool van Brussel, te Brussel. M. Van Lint, P., directeur van den Dienst der patronale vraagstukken van liet Centraal Nijverheidscomité van België, te Brussel. M. Plouvier, W., algemeen adjunct-secretaris van het Vlaarnsch Economisch Verbond, te Antwerpen. M. Rieder, L., van de Algemeene Federatie der Liberale Vakbonden, te Gent. Art. 8. — M. Lion, V., directeur bij het Ministerie van Economische Zaken wordt secretaris van de commissie benoemd. M. Cools, F., vertaler, wordt adjunct-secretaris van de commissie benoemd. Art. 9. De departementen van Arbeid, van. Landbouw en van Ravitailleering, de Centrale Dienst voor de Statistiek en de Studiedienst van het Ministerie van Economische Zaken mogen zich laten vertegenwoordigen in den schoot van de commissie door een afgevaardigde die raadgevende stem heeft. Art. 10. — De Minister van Economische Zaken is gelast met de uitvoering van dit besluit dat van kracht wordt den dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Besluit van den Regent van 20 December 1945 verlengend tot den 30" Juni 1946 het besluit der in. Raad vergaderde Ministers van 9 September .1944, houdende instelling ten voorloopigen titel van. Prijsregelende Commissies (Staatsblad, 23 December 1945, blz. 8.807). •
Ministerieel besluit van 22 December 1945 houdende vaststelling van, de maximumprijzen der koekjes « Petit Belge », « Petit Ghteau » en van. speculaas (Staatsblad, 23 December 1945).
— 56 —
Ministerieel besluit van 29 December 1945
Ministerieel besluit van 26 December 1945 houdende reglementeering der prijzen van sommige waren veevoeding (Staatsblad, 29 blz. 8.901).
maximumverkoopbestemd voor de December 1945,
houdende vaststelling van de maximumprijzen van inlandsche kaas (Staatsblad, 30-31 December 1945, blz. 8.936).
X. — RANTSOENEERING EN RAVITAILLEERING Besluit van 15 November 1945
Besluit van 21 December 1945
houdende vaststelling van het rantsoen gerantsoeneerde afgewerkte tabaksproducten voor de maanden Januari en Februari 1946 (Staatsblad, 1 December 1945, blz. 8.131).
houdende wijziging van deze van 16 April 1943 - en 3 October 1945 betreffende de bevoorrading der schippers (Staatsblad, 29 December 1945, blz. 8.907).
Besluit van 8 December 1945
Besluit van 21 December 1945
betreffende de vervaardiging en den verkoop van biscuits (Staatsblad, 19 December 1945, blz. 8.699).
Besluit van 8 December 1945 fl'antsoeneering der eetwaren (Staatsblad, 10-11 December 1945, blz. 8.469). Erratum (Staatsblad, 19 December 1945, blz. 8.699).
Besluit van 11 December 1945 betreffende de mobilisatie van de aardappelen (Staatsblad, .a December 1945, blz. 8.570). (Zie ook
rubriek III). Besluit van 14 December 1945 betreffende de brouwerij ber 1945, blz. 8.786).
houdende wijziging van deze van 28 Januari 1942 en 3 October 1945 betreffende het verleenen van bijrantsoenen brood, vleesch en margarine aan handwerkers (Staatsblad, 29 December 1945, blz. 8.908).
Ministerieel besluit van 21 December 1945 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 29 Augustus 1945, gewijzigd door het besluit van 29 October 1945, waarbij de voorwaarden worden vastgesteld voor de toekenning der rantsoenen huisbrandstof aan de gewone en de buitengewone verbruikers (Staatsblad,* '30-31 December. 1945, blz. 8.933).
(Staatsblad, 22 Decem-
Besluit van 15 December 1945 betreffende de fabricage van roggemeel (Staatsblad, 24-25-26-27 December 1945, blz. 8.837).
Ministerieele besluiten van 22 December 1945 tot wijziging van het besluit van 15 Juni 1945, gewijzigd bij de besluiten van 22 September, 18 en 31 October 1945, houdende reglementeering van de brandstoffenverdeeling (Staatsblad, 30-31 December 1945, blz. 8.932).... .
Besluit van 20 December 1945 houdende distributieregeling van de afgewerkte tabaksproducten (Staatsblad, 21 December 1945, blz. 8.743).
Ministerieel besluit van 22 December 1945 houdende vaststelling der rantsoenen huisbrandstoffen voor de maand Januari 1946 (Staatsblad, 3031 December 1945, blz. 8.934).
Besluit van 21 December 1945 Besluit van 24 December 1945
houdende wijziging van deze van 23 Februari 1942 en 3 October 1945 betreffende het verleenen van bijrantsoenen aan zwangere vrouwen en kraamvrouwen (Statsblad, 29 December 1945, blz 8.907).
houdende vaststelling van het rantsoen gerantsoeneerde afgewerkte tabaksproducten voor de maanden Januari en Februari 1946 (Staatsblad, 29 December 1945, blz. 8.900).
XI. — WEDEROPBOUW EN OORLOGSSCHADE Besluit van den Regent van 21 December 1945 betreffende de aanneming van coöperatieve vennootschappen voor de restauratie van door oorlogshandelingen vernielde of beschadigde goederen (Staatsblad, 24-25-26-27 December 1945, blz. 8.838). —
57
—
DOORLOOPENDE MAANDSTATISTIEKEN (Inhoud zie laatste bladzijde van het Tijdschrift)
GELDMARKT -
RENTETARIEF VOOR DISCONTO EN BELEENINGEN (in. pat.) OBEICIEELE BENTIVEARIEVEN VAN DE NATIONALE BANI{ VAN BELGJE Beleeningen van en voorschotten op : (S)
Disconto
TIJ DVA K
CALLGELD
g
(in de markt)
mb nd
g
174
zo 8
Jaargemiddelden 1944 1945 Maandgemiddelden : 1944 November December 1945 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December 1946 Januari
1,-
1,--
1, 1,1,1,1,1,-1,1,1,1,-1,],-
2,1,50
2,1,75
3,2,60
3,3,-
2,2,-
3,2,46
3,2,58
3,3,-
2,375
3,50 3,50
3,0, 3,- , 0,65 62
2,2,-
2,2,-
3,3,-
3,3,-
2,2,-
3,3,-
3,3,-
3,3,-
2,50 2,50
3,50 3,50
3,3,-
0,625 0,875
1,50 1,50 1,50 1,50 1,60 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,60 1,50
1,75 1,75 1,75 1,75 1,75 1,75 1,75 1,75 1,75 1,75 1,75 1,75 1,75
2,50 2,50 2,50 2,50 2,50 2,50 2,50 2,50 2,50 2,50 '2,50 2,50 2,50
3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,-
2,2,2,-2,2,2,2,2,2,2,2,2,2,-
3,3,3,3,3,3,3,3,2,1875 2,375 2,1875 2,375 2,1875 2,376 2,1875 2,375 2,1875 2,375 2,1875 2,375 2,1875 2,376 2,1875 2,375 2,1875 2,375
3,3,3i-3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,-
2,375 2,375 2,375 2,375 2,375 2,375 2,375 2,375 2,375 2,375 2,375 2,375 2,375
3,50 3,50 3,50 3,50 3,50 3,50 3,50 3,60 3,50 3,50 3,50 3,50 3,50
3,3,3,-
1,-
3,3,3,3,3,3,3,3,3,3,-
1,0,846 0,583 0,5 0,6 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5
(*) Quotiteit van het voorschot in Januari 1946 : Schatkistcertificaten met !!: 8 en 12 maanden looptijd 95 pCt. en meer Krachtens de besluitwet van 6 October 1944 verlengde 95 pCt. Schatkistcertificaten Tienj aa rsobl !gat I es (1940-1950) 90 pCt. 3 1/2 pC1. Schatkistcertificaten met 5 jaar looptijd (194119461 90 pCt. 3 1/2 pCt. Schatkistcertificaten met ten hoogste 15 jaar 90 pCt. looptijd (1942) 3 1/2 pCt. Schatkistcertificaten met 5, 10 of 20 jaar looptijd (1 9431 10 Ctt. 3 1/2 pet. Schatkistcertificaten net :0 jaar looptijd (1944) 90.ppc
95 pCt. Kasbons op 1 jaar van de N.M.K N Kasbons op ten hoogste 1 jaar, van de Nationale Kre95 pCt. dietkas ten behoeve van den Middenstand 80 pCt. Ander overheidspapier 3 1/2 pCt. vijflaarsschatklincertificaten (besluit van 25 October 1941). Schatkistcertificaten uitgegeven Ier regeling van Belgische financieel° vorderingen op het buitenland (besluit van 3 Februari 1942). Quotheit van het voorschot enkel ingewilligd in de door de Nationale Bank van België toegestane bijzon90 pet. dere gevallen
II - RENTESTANDEN VOOR BANKDEPOSITO'S EN TEGOED TER ALGEMEENE SPAAR- EN LIJFRENTEKAS Banken - Depositorekeningen
(5 )
Algemeene Spaarkas (inlagen op spaarboekjes)
Nat. Maat. voor Krediet aan de Nijverheid
boven fr. 100.000
Depositorekeningen op één jaar
1,50 1,50
0,50 0,50
2,25
1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50
0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,60 0,60
TIJDVAK
Jaargemiddelden 1944 1945
Maandgemiddelden : 1944 November ... December ... 1945 Januari Februari Maart April Mei juni Juli Augustus ... September October November December 1946 Januari
zicht
15 dagen vooropzegging
0,50 0,50
0,81 0,80
0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0 ,50 0,50 0,50 0,50
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
(•) Gemiddelde van vier banken.
1 maand
1,01
1,-
,-
1,1,1,1,1,1,1,1,-
1,1,1,1,1,-
fr. 20.000 tot fr. 20.000 tot 100.000
3 maanden
6 maanden
1,27 1,25
1,53 1,50
3,-
1,23 1,25 1,23 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25 1,25
1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50
3, 3, 3, 3, 3, 3, 3, 3, 3, 3, 3, 3, 3, 3,
1,50 1,60
---------------
3,-
1,50 1,60
0,60
2,25
2,26 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,25 2,26 2,25 2,25 2,25 2,25
2,26 2,25
VALUTAMARKT EN MARKT DER EDELE METALEN I. - NOTEERING DER EDELE METALEN ZILVER
GOUD
TIJDVAK
L')NO EN ah. en d. per oz. fijn
New-Y, 'RK dollars per oz. fijn
roupies en annex per Fine Tola
I
RUMBA Y L')N OEN d. per stand. Omrekening oz. in sh. en d. per oz. fijn
1938 31 December 1944 31 December 1945 31 December
149/7 1/2 168/0 172/3
35 35 35
74.2 81.8
296/6 326/0
Maandgemiddelden 1944 November December 1945 Januari Februari Maart April Mei J uni Juli Augustu4 September (eetober November. December 1946 Januari
168/0 168/0 168/0 168/0 168/0 168/0 168/0 172/3 172/3 172/:, 172,3 172.3 172/3 172/3 172/3
35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35 35
63.16 68 5 72.12 71 14 73 5 74.9 74.6 77 4 78 10 72 6 74 76.7 81.5 82 2 86.9
255/9 273/3 291 0 287,6 293/3 298 3 297 309, 0 314/5 2 -'9 '6 ••298 6 305;9 325/3 324/6 340/3
New-Yoax . cents per oz. lijn
20,0625 23,50 41,23,50 23,50 (1) 25,50 25,50 25,50 25,70 25.30 25,:0 25,50 30,123 44,-44,-44,-44,--
roupies en Omrekening annaa per in pence per 100 Fine Tola oz. fijn
42 3/4 44 3/4 70 5/8
132 4 134 4
63 64
44 3/4 44 3/4 44 3/4 44 3/4 44 3/4 44 3/4 44 3/4 44 3/4 44 3 ,4 4 4 3/4 51,99 70 5,8 70 5/8 70 5/8 70 5/3
117 11 126.7 128 13 124 13 128 6 131 15 129 6 133.14 136.12 128.5 128 3 132.2 132.14 133 14 138.1
56 61 62 60 62 63 62 64 66 82 62 63 64 64 66
(11 Met ingang van 3 Januari B t5 nuteering per oz. ti n.
II. - OFFICIEELE WISSELKOERS 'IN VASTGESTELD DOOR DE NATIONALE BANK VAN BELGIE krachtens besluit n , 6 genomen door den Ministerraad te Londen op 1 Mei 1944 (e Belgisch Staatsblad » van 5 September 1944, n' 22) Biljetten (2)
Transfers VALUTA
Officieele middenkoers (1) Aankoopkoers
1 pond sterling
Bfr.
176,625
Bfr.
Verkoopkoers
Aankoopkoers
Verkoopkoers
Bfr.
176,75
1.1r.
175,85
Bfr.
176,80
1 U. S. A. dollar
Bfr.
43,70
Bfr.
4:1,00
Bfr.
43,50
Bfr.
44,-
1 Canadeesche dollar
Bfr.
39,80
Bfr.
39.8
Bfr.
30,60
Bfr.
40, -
100 Fransche franc
Bfr.
(3) 36.7969
Bfr.
1 652, -
Bfr.
I
36,75
Bfr.
36,84
Bfr.
36,40
Bfr.
36.95
48, -
Bfr.
1.6:6, --
Bfr.
1 635,-
Bfr.
1 662. --
L,0,--
100 Nederlandsche gulden
Bfr.
100 Congoleesche frank
Bfr.
Bfr.
100. --
.Mr.
100 Luxemburgsche frank
Bfr.
Bf r.
100, -
Bfr.
1 Zweedsehe kroon
Bfr.
10,4512
Bh.
10,42
10,48
Bfr.
10,35
Bfr.
10,50
1 Zwitsersehe frank
Blr.
10,1275
Bfr.
10,10
Brr.
10,15
Bfr.
10,05
Bfr.
10,20
1 Deensche kroon
Bfr.
9,1326
Bfr.
9,10
Bfr.
9,16
Bfr.
9,05
Bfr.
9,25
t Noorweegsohe kroon
Bfr.
8,83125
Bfr.
8,80
8,85
Bfr.
8,75
Bfr.
8,90
(1) Contractueele koers. (2) De Fransche en Nederlandsche biljetten die door de aangenomen banken worden aangekocht volgens de regelen vast gesteld door het Belgisch-Luxemburgsch Instituut voor den Wissel, worden overgenomen door de Nationale Bank van België. (3) Van 26 December 1945 af. Vorige koers : 88,3175 Bfr.
- 59 --
KAPITAALMARKT -
NOTEERINGEN VAN ENKELE OVERHEIDSFONDSEN - VERGELIJKENDE TABEL NOTEERING PER Noteering voor
AARD DER EFFECTEN
1 Mei
31Augastus
1940
11944
3 Deo. 1946
51,75 65,80 69,25 79,50 901,411,-
83,50 99,65 100,60 95,109,50 102,75 103,25 103,75 101,85 100,10 1.303,591,1.031,-
76,35 92,25 92,89,100,101,15 100,35 102,35 100,10 97,1.214,538,1.010,-
3Januari 1 Februari 1946 1948 •
1. - Rechtatr. Belgische binnenland. Staatsschuld (Rente bij te rekenen) 2 1/2 pCt. Schuld 100,3 pCt. Schuld, 2 8 reeks 100,3 )4 pCt. Schuld 1937 100,Schuld 1943 pCt. 100,3 1/22 Goilnificeerde 4 pet. Schuld 100,Bevrijdingsleening„4% 1945 100,Ticniaarsobligaties (1940-1950), 4 pCt. 100,Vijfjaarsschatkigtcertificaten, 3 Y2 pCt., 1941-1946 100,VijItienjaars- (ten hoogste) schatkistcertificaten, 3 ih pCt., 1942 100,Vijf- tien- twintiejaarsschatkibtcertificaten, 3 Vz pet., 1943 100,Tienjaarsschathistcertificaten, 3 Y1 pCt., 1944 100,1 pet. Lotenleening van 1933 1.050,Lotenleening 1938 (3 Y2 pCt. tot 1947; daarna 4 pCt.) 500,Lotenleen. 1941 (3 pet. tot 1946; 3 1/2 pCt. van 1946 tot 1951; daarna 4 pet.) 1.000,1E. -
78,20
'
92,25 92,88,40 100,101
73,20 91,50 90,20 86,100,98,100,70
100,25
99,90
102,25 99,75
101,75 98,-
97,30
95,40
1.208,537,1.007,-
1.158,522,995,-
Indirecte Staatsschuld en door den Staat gewaarborgde schuld (Rente bij te rekenen).
4 pet. Lotenleening der Verwoeste Gewesten 1923 6 pCt, pref. aand. v. d. Nat. Maats. van Belg. Spoorw. (Zwits. schijf) 6 pCt. pref. aand. v. d. Nat. Maatschappij van Belgische Spoorw. (Ned. schijf) 4 pCt. pref. aand. v. d. Nat. Maatschappij van Belgische Spoorw. (Belg. schijf) • ) 3 pet. Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen, coup. Januari-Juli 3 Y2 pCt. Beheer van Telegraaf en Telefoon, 1943
525,500,500,500,100,100,-
443,511,-510,.. 391,56,-
633,751,711,640,93,25 94,65
576,674,573,85,30 90,80
575,680,877,578,85,35 90,80
564,681,662,575 ,83,75 89,80
[II. - Rechtstreeksche Koloniale Schuld (geblok. stukken, verhandelbaar door overdracht). Renteloos : Belgisch Congo, Lotenleening 1888
100,-
129,50
340,-
323,-
328,-
321,-
100,100,100,-
64,45 77,50 65,50
90,25 108,35 97,50
88,30 100,-
88,25 100,-
88,20 100,90.60
676,-
itij te rekenenrente • 3 pCt. Koloniale Schuld 1904 . 4 pet. Koloniale Schuld 1936 • ) 3 li, pet. Koloniale Schuld 1937
91.75
t
91.65 j
(•) In den regel zijn de coupons der leerlingen belastingvrij; de coupons waarop 2 pCt. belasting wordt betaald, zijn met een 6t(‘ ■ netje geteekend.
Scheikundige producten
103 100
105 98
328 345 359 398 440 428 430 505 501 467 397 370 404 418 419
202' 208 211 210 233 228 228 259 291
Diversen
Constructie
Text ielnijvcrh en zijdefa brieken
Zink, lood en mijnen
Steenkolenmijnen
Metaalnij verheid
Gas en electriciteit
Tramwegen en electric. ( Trusts)
1
Onroerende goeder., hypot. en hotelwezen
DATUM
Verzekeringen, bank. en financ. instellingen
Alge meen Indexcijfer
II - MAANDINDEXCIJFERS DER NOTEERINGEN TER BEURZE VAN BRUSSEL EN ANTWERPEN
Indexcijfers in verhouding met de noteeringen der vorige maand. 1946 3 Januari' 1 Februari.
vi
1 902 94
101 89
I
101 96
i
94 90
i
100 90
95 94
i I
106 96
i
97 88
101 94
I
102 98
I
1077 93
104 97
I
i
I
102 101
Indexcijfers in verhouding met het basistijdvak 1936 tot 1938 = 100. 1944 1 Maart 3 April 1 Mei 1 Juni 3 Juli 1 Augustus 31 Augustus .... 1945 2 Juli 1 Augustus 4 September .... 1 October 5 November 3 December .... 1946 3 Januari 1 Februari v
237 245 254 260 278 273
274 289 306 293 265 248 255 259 245
222 224 233 242 253 253 253 256 274
258 232 213 209 212 196
214 325 343 351 381 371 370 391 417 427 396 352 344 348 334
191 201 203 206 218 216 216 223 251 235 217 195 190 178 159
219 228 237 239 253 252 253 242 261 240 214 203 205 204 185
207 216 216 214 234 228 228 187 193
185 170 159 167 159 149
184 186 185 189 218 221 220 229 259 242 225 214 217 230 222
- 60 -
336 344 347 348 383 373 373 326 323 306 260 239 262 254 223
160 166 176 180 199 197 197 208 220 213 184 170 173 174 164
219 231 253 282 301 301 301 399 408 385 325 313 336 344 329
283 293 303 307 332 327 327 383
412 411 375 349 360 384 358
283 296 318 331 334 323 323 390 402 395 359 338 345 359 348
306 281 265 268 282 276
S40 247 249 257 271 276 278 297 312 310 282 266 271 277 280
15
III - OMZETTEN TER BEURZE VAN BRUSSEL EN ANTWERPEN
TIJDVAK Aantal beursdagen
Aantal eerhand. fonds. (duizenden stukken)
BRUSSEL en ANTWERPEN
ANTWERPEN
BRUSSEL (*) Verhandelde bedragen (millioenen franken)
Aantal beursdagen
Verhandelde Aantal verband. fonds. - bedragen (millioenen (duizenden franken) etukken)
Aantal verh. fonds. (duizenden stukken)
Verhandelde bedragen (nifllioenen franken)
167 134
4.666 3.908
7.231 6.810
166 137
192 123
2 252 1.619
4.858 4.031
9.483 8.439
1944 Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus ( 1)
21 23 18 21 22 21 21
433 582 561 547 652 759 727
755 .877 867 855 1.052 1.059 1.048
21 23 18 21 21 21 21
21 23 19 25 27 - 30 27
264 324 221 261 278 305 375
454 605 580 572 679 789 754
1.019 1.201 1.088 1.116 1.330 1.364 1.423
1945
15 20 21 19 22 18 19 21
398 877 998 481 462 419 275 552
688 1 533 1.741 827 814 723 484 1.053
18 21 19 19 23 19 18 21
12 24 24 19 18 14 12 22
242 289 253 197 224 260 164 366
410 901 1.020 500 480 433 287 574
930 1 822 1.994 1.024 1.038 983 648 1.419
1944 (1) 1945 (1)
.
Juni
Juli
Augustus September October November December 1946 Januari
a) de (') In 1944 omvat deze statistiek de transacties in vast- en niet vastrendeerende waarden met uitzondering van rechtstreeksche Staatsleeningen; h) de Oorlogsschadeleening 1922; c) al de leeningen der Kolonie van 1887 tot 1937. Daarna houdt ze alleen rekening met de aandeelen en de obligaties. (1) De beurzen bleven gesloten van 1 September 1944 tot en met 3 Juni 1945.
IV. - NOTEERING EN RENDEMENT VAN DE VOORNAAMSTE OBLIGATIETYPEN TOONAANGEVENDE TYPEN Rendement (t. o. v. den koers alleen)
Koers DATUM
II
4 pet.
Koloniale Schuld 1936 4 pet.
103,40 105,20 103,45 104,15 104,60 '104,75 106,15 109,50 09,70 99,90 100,-100,-100,-100,-100,--
101,50 102,90 103,75 103,75 104,, 103,103,15 106,35 99,65 99.90 100,-100,-100,-100,-100,-
Getinific. Schuld
1944 1 Februari 1 Maart 3 April 1 Mei 1 Juni 3 Juli 1-Augustus 31 Augustus 1045 1 Augustus 4 September 1 Oktober 5 November 3 December 1946 3 Januari 1 Februari
.
III Provinc., steden en gemeenten 4 pCt.
100,62 101,47 100,51 100,41 99,30 101,63 102,75 102,93 101,03 100,68 100,78 100,06 99,50 93,54 v 97,31
IV Nijverheidsen handelsondernemingen
II
III
Geilnific. Schuld
Koloniale Schuld 1936
Provine., steden en gemeenten
4 pCt.
4 pet.
4 pCt.
3,87 3,80 3,87 3,84 3,82 3,82 3,77 3,65 4,01 4,00 4,00 4,00 4,00 4,00 4,03
3,94 3,89 3,86 3,86 3,85 3,88 3,88 3,76 4,01 4,00 4,00 4,04 4,00 4,00 4,00
4 pot. 14 Y2 pCt. 103,24 101,08 100,79 99,54 99,67 102,03 101,44 103,54 100,16 99,55 98,79 96 76 97,40 96,77 v 93,71 v
107.106,96 106,15 105,57 105,09 106,38 108,32 112,102,90 102,85 102,86 100,77 100,38 99,92 100,05
N. B. - Voor de samenstelling : zie Maartnummer 1939, op blz 193 ,
- 61 -
v
3,98 3,94 3,98 3,99 4,03 3,94 3,90 3,89 3,96 3,98 3,97 4,00 4,02 4,06 4,11
IV Nijverheidsen handelsonderneming.
16
OBLIGATIES VAN MAATSCRAPPIJUN
Allerlei typen
Gemiddelde beurswaarde
4 pCt145/2pCt 3,99 4,21 105,36 3,96 4,21 105,41 3,97 104,98 4,25 4,-1 4,27 104,20 4,01 103,98 4,29 4,24 3,92 105,49 3,94 4,16 106,82 3,86 4,02 109,58 102,96 3,99 4,37 4,38 102,73 4,01 4,04 4,38 102,37 4,47 4,13 100,21 4,48 4,10 09,91 4,13. . 4,50 , 99 , 08 v 4,14 v 4,50 , p 93,36
Gemiddeld nettorendement
4,20 4,19 4,22 4,24 4,25 4,19 4,14 4,03 4,27 4,28 4,29 4,39 4,40 4,43 v 4,47
17
V - EMISSIES VAN DE BELGISCHE EN CONGOLEESCHE NIJVERHEIDSEN HANDELSVENNOOTSCHAPPEN Retrospectief overzicht (duizenden franken)
OPRICHTINGEN VAN VENNOOTSCHAPPEN
TIJDVAK
naamlooze en commanditaire op aandeelen
Aantal
personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
Nominaal bedrag
Gestort bedrag op nomin. waarde
Aantal
Nominaal bedrag
733 1.542
303.330 423.196
284.492
44 45 82 83 06 130 90 108 129 130 132 129 160 161 197
11.835 11.891 18.593 28.179 22.385 34.351 19.836 29.571 28 168 37.640 34.073 34.128 48.355 44.108 61.402
1944 1945
130 870
207.015 749.335
172.318 512.803
1944 October November December 1945 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December
17 16 34 32 36 61 58 63 62 74 83 95 92 86 128
7.335 11.950 20.080 12.300 31.959 28.494 24.080 40.106 57 601 60.411 78.738 116.184 86.305 60.055 155.254
4 422 7.362 12.867 8.412 22.515 22.814 16.356 27.766 43 417 45.812 48.034 63.275 65.975 41.077 107.550
OBLIGATIE-UITOIPTEN
Gem men lijke uitgiften
TIJDVAK Aantal
e.
I N tOMN e11
1944 October November December 1945 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December
NO,
1944 1945
KAPITAALSVERHOOGENGEN
Nominaal bedrag
Gestort bedrag op nomin. waarde
UITGIFTEritsimuRs (1)
1.600.701 2.869.297
750 --80.000 30.000 45.000 115.000 17.000 4.000 -17.000 461.840 61.000 200.000 73.000
76.980 49.141 168.919 121.994 99.089 205.805 188.188 100.767 125.827 151.282 149.919 625.657 245.070 356.442 499.887
2.382 140.699 -125 450 --__ --6 -330 -750 313 139.300
(1) In de gestorte bedragen niet begrepen. (2) In de oprichtingen en kapitaalsverhooglngen begrepen. (3) In de kapitaalsverhoogIngen begrepen. (4) In de kapitaalsverhoogingen en de obligatieuitgiften begrepen.
Gestort bedrag op nomin. waarde
Aantal
Oud kapitaal
Nominale verhooging
195 279
4;2.412 1.307.705
456.156
410.798
382.670
602.926
482.024
10.215 9.144 13.633 24.579 20.521 30.302 17.756 26.101 28.536 34.380 30.344 30.798 40.990 40.660 59.705
20 10 34 3 6 19 19 14 18 23 15 25 42 39 56
88.680 14.330 51.145 1.705 3.560 186 030 37.901 7.575 42.532 10.338 9.775 25.023 32.440 101.000 850.084
67.260 26.300
66.739 23.946 97.510 3.26:1 4.013 91.276 20.276 9.290 27 201 40.933 18.230 16.245 43.205 31.257 170.835
STORTINGEN ANDERE DAN IN GELD
Nominaal bedrag
638.600 1.093.840
(Naamlooze vennootschappen) (Commandit. vennootschappen op aandeelen) ( Personenvennootsch. met beperkte aansprak.)
Inbreng in natura (2)
471.801 647.528 15.909 25.485 51.771 26.000 21.786 114.864 34.277 36.128 38.238 39.953 47.818 44.160 72.896 36.602 134.946
Bijvoeging van reserves (3)
31.793 17.055 1.218
130.248 3.615 14.665 97.460 29.222
14.090 36 158 53.231 22.110 23.665 49.410 52.279 207.231
UITGIFTEN
bestemd voor aflossing van oude leeningen (4)
43.567 11 989 ---
--
4.875
--
--
--
--
--
2.170 180 190
11.989 ---
--
--
180 --
699 2.288 3.512 7.846
---
__ --_ --
Nettouitgitten (5)
959.991 1.935 456 55.001 18.092 67.614 90.254 55.263 60.109 134.931 49 839 82.924 86.992 66.120 617.297 136.936 278.138 407.598
(5) Omvatten de volgestorte bedragen op aandeelen, de obligatieuitgiften, de ultgillteprentftln. verminderd met de stortingen
andere dan in geld en de emissies tot terugbetaling van vroegere leeningen.
- 62 -
(duizenden franken)
Nomin. bedrag
Gestort bedrag ;se" Oud op <,e nomin. -,/ kapitaal waarde
Nomin. verhooging
Gestort bedrag Td .„ op g nonen. -,,C waarde
Nomin. bedrag
SA a .
go i-, 7P. g2
a
°' - 1111 1"' °' °" 1°' -" - 111°' - 11 i° 11c1 1 11 - 11
155.254
2.000 24.012 2.120 1.284 10.089 2.285 13.077 8.000 1.590 764 -400 1.625 7.235 4.596 8.649 210 904 1.680 2.000 - . 14.430 2.400 200 107.550
14.112 1.300 50 5.505 4.572 16.032 150 2.380 400 3.175 750 100 1.570 2.985 2.650 3.215 550 1.171 300 2.060 -600 775 64.402
-2 270 7.730 2.009 14.112 4 799.350 105.400 105.400 869 50 4.827 3.732 1 700 1.400 1.400 14.496 18 5.799 9.183 7.508 150 2.380 400 3.175 4 1.185 7.815 7.815 1 4.500 1.500 1.500 750 100 1 500 1.500 1.500 1 1.570 50 100 100 2.985 4 4.320 4.480 4.480 1 8.000 17.000 5.400 1.300 2.650 1.010 1.990 2 9.300 25.440 8.640 2.265 4 550 -400 1.171 1 400 100 1 .668 1.668 1 .650 300 2 20.700 2.038 6 13.100 20.700 450 150 450 2 360 75 75 75 775 1 400 25 400 1 59.705
11) Conperatieven : 24 opgericht met een minimumkapitaal van
56 850.084
207.231
70.835
1 50.000 2 13.000 1 10.000 -
-
73.000
-
4
-
139.300 139.300
fr 3.570 850; 7 ontbonden met een minimumkapitaal van
10.500 230 4.600 710 4.278 8.000 1.114 759 128 750 4.972 4.061 3.290 200 1.626 1.642 13.685 321 125 -
14.112 538 1.984 2.892 6.190 75 1.980 150 2.796 350 60 890 1.994 456 818 475 605 911 515 -
60.991
37.591
fr 317.000.
50 2.650 845 6.435 1.500 100 1.200 2.500 1.104 1.080 -900 18.000 36.364
2.750 1.400 720 880 136 160 1.800 7.846
vennoot.) (com. ven. op aandeel.) (personen. vennoot. In. beperk. ra ,i aanspk. 71
Bedrag
240 2.000 150 243 13.360 8.000 252 340 2.000 170 80 250 50 600 1.050 80 150
1 1 -
133.968
2
11 1 " —' 1' 2 1 —' 1 i ' 111 1 11" 1" '" 1"" P- 1 1—' 1 11 1 ' 11 : 111 ''"
2• 41 -
10.000 36.310 10.200 2.000 12.715 2.285 21.530 8.000 1.590 764 400 3.600 7.450 6.000 10.250 250 1.000 1.760 2.000 14.550 2.400 200 -
11 1"`" -ffl -. 2 1 - " - " I! - 1 1 - 1"`-' 1 1 4' 1°' 1 1" 11 - 12 11`1 111«' 11 .5-,
1 1 - t-
Totaal
Bedrag
Samen. . smeltingen
KAPITAALS. VERKENDERINGEN
g -1
Bedrag
-
I
1 la Particuliere banken lb Banken van openbaar nut 2. Verzekeringen 3. Financieele inrichtingen 4. Invoer uitvoer 5. Handel in metalen 6. Handel in kleerst. en meubelen 7. Handel in eetwaren 8. Diverse handelsbedrijven 9. Suikerfabrieken 10. Maalderijen 11. Bierbrouwerijen 12. Distilleerderijen 13. Andere voedingsbedrijven 14. Steengroeven 16. Kolenmijnen 16. Mijnbouw 17. Gas 18. Electriciteit 19. Electrische constructie 20. Hotels, bioscopen, schouwburgen . 21. Drukkerij, publiciteit 22. Textielbedrijf 23. Kunstmat. en eerzuil. materialen 24a ',her- en staalnijverheid 24b Machinebouw 24c Non-ferro metalen 25. Bona bedrijf (openbare werken) 26. Papiernijverheid 27. Plantages en kolon. vennootachapp 28. Chemische nijverheid 29. Houtbewerkingsindustrie 30. Lederbereiding, riemfabrieken 31. Automobielen 32. Glas- en kristalfabrieken 33. Spiegelglaafabrieken 34. Diverse takken van nijverheid 35. Spoorwegen 36. Buurtspoorwegen 37. Scheepvaart, vliegwezen 38. Telegraaf, telefoon 39. Electrische tramwegen 40. Autobussen 41. Overige transportbedrijven 42. Diverse andere takken van nijverheid
Liquidaties
I
bedrag
Gestort bedrag op nomin. waarde
ONTBINDINGEN VAN VENNOOTSCHAPPEN (1) (naamlooze) (commandit. op aand.) (personenvennootsch. met beperkte aansprakelijkheid)
Aantal
Nomin.
DECEMBER 1945
11 1 1 1 1 1- " 1 11 1 " 1 1—' 1 1 11 1—' 1 1- 11 1- 1 1 11 1 11 1 11 1 11—' 112
.,-5. c a -,C -
Aantal
BEDRIJFSKLASSE
Bij v oeging van reserves ( in de kapitaalsverhoog ingen begrepen)
OBLIGATIEUITGIFTEN
personenvenn. met beperkte aansprakelij kheid
personenvennootsch. met beperkte aansprakelijkheid
STORTINGEN ANDERE DAN IN SPECIE
U itgiftepremiën ( in de gestorte bedragen niet begrepen )
naamlooze en commanditaire op aandeelen
KAPITAALSVERHOOGINGEN Inaamlooze vennootschap.) ( command. vennoot. op aand.) (personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid)
Aanta l I
•
OPRICHTINGEN VAN VENNOOTSCHAPPEN (1)
17
(na mlooze
V - EMISSIES VAN DE BELGISCHE EN CONGOLEESCHE NIJVERHEIDS- EN HANDELSVENNOOTSCHAPPEN Detail der emissies
100 600 700
I
250 231 980 500 881 -381 3.53 11 6.86i
V - EMISSIES VAN DE BELGISCHE EN CONGOLEESCHE NIJVERHEIDS-
EN HANDELSVENNOOTSCHAPPEN
----2.
tá g 0 e. 0 0
11.
j2
-•
gg .5
-c -''2
").,
.-
t g
..1`
2'5.0 's ,5,} ° z 7..0›
•a*,
. A
-0
o
bn ii 0
-b' cá 2 % 'g
,..o -g 2 0
I
Z
75 .... 0
to -9 0
Samensmeltingen
g is
-0 3 0
'g ' ''.› 1c73' -é ' ' '',g 0
vaBnirjevaoeergives ng( 2)
<1o
0 ..... eg
-0
0. 0 0 .0 'b»
STORTINGEN AND ERE DAN ng SPECIE
Inbreng in n atura ( 1)
73 ,
0 ..,0 50 e
UITGIFTEP REM I ËN
5.0 d ...,5
waarvan conversieleuningen
OMSCHRIJVING
be pmeertIcte aansprakelijkheld
OBLIGATIEMG [ETEN
Aantal
•
personenvena.
Aan tal
naamlooze en commanditaire op aandeden
EJIPITAALSVER11000. (naamlooze vennoot.) (oommand. vennoota. op aandeden) (personenvenn. met beperkte aansprakelijkheld)
Nom inaalbedrag
OPRICHTING. VAN VENNOOTSCH.
( in de gestorte bedragen niet begrepen)11
Ingedeeld naar de ligging en naar de belangrijkheid van het uitgegeven of vernietigd kapitaal (duizenden. franken) DECEMBER 1945
1. - Naar Beigiii Bolgiii en buitenland Belgisoh Congo
hun geografische ligging
123 155.251 107.550 197 ] 61.402 59.705 d6 850.084 207.231 170.835 1 4 73 .010i
-
139.300 134.946 7.81633.963
700 3.331 -- 3.536
TOPAAL. 123 155.251 107.550 197 61.402 59.705 56 850.084 207.231 170.835 4 73.000
--
139.300 134.948 7 .846 33.968
700 6.867
2. - Naar de belangrijkheid van het uitgegeven of vernietigd nominaal kapitaal 1 millioen en minder .. 99 34.594 27.571 19142.910 33.413 37 11.094 13.631 12.666 van 1 tot 5 millieen.. 21 53.550 39.567 4 7.380 7.180 13 18.465 26.875 25.075 van 5 tot 10 millioen 8 67.110 40.412 21 1 4.112 14.112 2 525 13.475 8.241 3 23.000 van 10 tot 20 'Mihoen 2 20.000 30.000 18.400 van 20 tot 50 millioen 1 4.000 21.000 4.200 1 50.000 van 50 tot 100 millioen 100 millioen en meer. 1 796.000 102.250 102.250 TOTAAL.
VI - LEENINGEN UITGEGEVEN DOOR DE OVERHEID EN DOOR INSTELL. V. OPENBAAR NUT (1)
in
lt6 Igi
in het • buitenl and
duizenden franken millioenen 1.000.000 -13.112.000 Can. 8 18
1914 October.. -November December -1915 Januari .. -Februari. -Maart ... -April ... . -Mei Juni Juli -Augustus. -Septemb 1.300.000 Ottober . . -November 10.610.000 1.202.000 il December
-----------Can. $ 5 Can. 8 13
700 3 .331 3 .536
2.750
139.300 134.946 7 .846 33.988
700 6.867 •
begrepen
VII - BANKOPERATIES VAN HET GEMEENTEKREDIET
(Langloopende leeningen door openbare uitgifte geplaatst.) N. B. - Voor kortloopende leeningen, zie tabel nl 25.
1944 1945
139.300
128 155.254 107.550 571,81.402 59.795 56 850.084 207.23] 170.835 4 73.000
d) In de oprichtingen en kapitaaisverhoogingen '9) In de kapitaalsverhoogIngen begrepen
TIJDVAK
34.116 1.536 8.088 42.618 2. 060 7 000 44.212 -18. 000 14.000 1.500 --
(Voorschotten en terugbetalingen op leen ingen aan publiekrechtelijke lichamen en instellingen van openbaar nut ter bestrijding der uitgaven.) BUITENGEWONE UITGA VEN
GEWONE UITGA VEN
Uit rekening 1 Netto genomen terugbetaald
Netto1 Netto voorschotten terugbetaald
TIJDVAK
VIII - HYPOTHEEKINSCHRIJVINGEN (2) Bedrag :laar de geinde TIJDVAK • inschrijvingsrechten
1.024.816 1.781.174
68.923 41.506
571 819 740.481
259.964 597.286
1944 Maandgemid. 1915 Maandgemid.
(duizenden D ranken) 146.620 248.236
83.557 150.794 65 .183 126.770 - 84.837 92 538 162.688 138.005 Juli 219 457 Augustus . 144.832 September. 127.819 October,., 205.904 November. 171 .152 December . 242.989 1946 Januari ... 77.642
2.138 31.142 1.170 5.653 1.455 206 172 168 1.657 813 163 603 253 29.193 1.375
11.873 140.689 129.542 86.841 110.901 37.430 42.143 27.823 35 554 25.981 95.137 22.025 64.436 62.888 128.750
39.773 24.457 81.203 74.188 67.903 52.234 25.981 39.295 7.784 19.192 24.315 61.427 60.039 100.725 119.766
1944 October .... November... December... 1945 Januari Februari ... Maart April Mei Juni Juli ...... Augustus t-ieptomber October November December
50.432 65.709 34.906 44.900 87.906 . 189.998 175.374 187.765 239.378 273.410 296.265 291.084 375.685 392.200 444.964
(duizenden /ranken) . 1944 1945 1944 November. December. 1945 Januari Februari Maart April Mei Juni
(1) Leeningen van Staat, No onie, provinciën en gemeenten, instellingen van openbaar nut, zooals de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen, de Nationale Maa,tschappij van Buurtspoorwegen, de Nationale Maatschappij voor, Watervoorziening, het Gemeentekredle , enz. . (2) Incl. de hernieuwingen aan het einde van het vijftiende jaar; deze beloopen ongeveer 1 pet. van het totaal; excl. de wettelijke hypotheken. (*) De emissie van fr 1.202 millioen (4 pet. Gefinificeerde Schuld) vond plaats in den loop van het tweede halfjaar van 1945.
- 64 -
-
-
-
30
INKOMEN EN SPAREN I. - RENDEMENT DER BELGISCHE NAAMLOOZE VENNOOTSCHAPPEN Betaalbaar gestelde dividenden en obligatiecoupons in Decembei 1945 NETTO- UITSLAGEN
AANTAL VENNOOTSCHAPPEN
Gestort kapitaal
I
Reserves Winst
BEDRIJFSKLASSE opge. telde
met winst
met verlies
Brutoinst uitbetaald
Verlies
Obligatie. schuld (1)
Brutoobligatie. coupons (2)
(duizenden f ranken )
A. - Vennootschappen met hoofdbedrijf in België lu Particuliere banken lb Banken van openbaar nut 2. Verzekeringen 3. Financieele inrichtingen 4. Invoer, uitvoer 5. Handel in metalen 6. Handel in Meerst. en meubelen 7. Handel in eetwaren 8. Diverse handelsbedrijven 9. Suikerfabrieken 10. Maalderijen 11. Bierbrouwerijen 12. Distilleerderijen 13. Andere voedingsbedrijven 14. Steengroeven 15. Kolenmijnen 18. Mijnbouw 17. Gas 18. Electrieiteit 19. Electrische constructie 20. Hotels, bioscopen, schouwburgen. 21. Drukkerij, publiciteit 22. Textielbedrijf 23. Kunstmat. en eeram. materialen 24a ldzer-en staalnijverheid 24b Machinebouw 24c Non-ferrometalen 25. Bouwbedrijf (openbare werken) 28. Papiernijverheid 28. Chemische nijverheid 29. Houtbewerkingsindustrie 30. Leaerbereiding, riemfabrieken 31. Automobielen 32. Glas. en kristalfabrieken 33. Spiegelglasfabrieken 34. Diverse takken van nijverheid 35. Spoorwegen 36. Buurtspoorwegen 37. Scheepvaart, vliegwezen 38. Telegraaf, telefoon 39. Electrische tram wegen 40. Autobussen 41. Overige transportbedrijven 42. Diverse andere takken van nijverheid TOTAAL..
2
•
2
6.326
40.460
500
1.379
50.000
1.875
125.273
4.116
8.787 3.203 16.910
423 190 731
6.000 2.760
250 180
98.223
4.363
2.712 43.435 7.199 804
136 2.032 396
• - 20 1 2 9 3 17 3 1 4
-
2 7 3 12 3 1 2
4 3
55.171 43 1.704 152.890 20.452 9.840 36.370 898 2.920
350 40 537 748 3.125 11.122 884 987
1
5.325 3.150
2.400 56
941 35
1
-
2 5
-
3 2
3 1 9 6 15
2
180.883 300 12.000 210.318 6.700 19.831 246 430 1.200 8.025
10
10
2 6 4 11
.1
2 15
-
3 2 4
-
2 4
11 1 2 2 4 2
1
3 2 6 3
1
1
15
12
1 2 1
-
3
959 12.000 - 3.945 29.000 12.000 714 54.840 7.996 10.930 7.214 306.328 33.903 51.755 3.834 230.000 - - 16.052 92.310 16.410 65.210 78.764 15.735 -- 2 065 44.800 4 618 34.151 66 400 3.500 1.458
111
47
3.520 4.118 3.603 3.093 4.235 1.851 3.935 8.686 314 685 1.569 805
100 .000
5 3.901
48
22.622
7.038
5.241
147 316 31
5 .698 273 .20.050 285 640 . 10.061 697 828
3 12
405
1.668 174
1.635 1.440 2.000 1.132 126 1.690
421 8 42.511 28.591 1.215
590
182 38
176 528 86 233
339
2.112
1.133
150
13
5
15
1.852.202
524.453
108.863
77.089
2 158
284
6.851
51.183
40
3.680
200
24.597 3.342 6.896 1.000 3.416 18.656
1.237 173 310 60 181 683
38.342 3.000
1.640 195
1.000
40
27.168
1.486
494.403
20.922
B - Vennootschappen met hoofdbedrijf in Congo 1. 2. 3. 4. 5.
Banken, financieele vennootschappen. Handelsvennootschappen Nijverbeidsvennootschappen Landbouwvennootschappen Openbare diensten
-
1 1 _ -
TOTAAL
1
1 -
1.000 -
__
-
_
12
-
75
75
93
12
1.000
-
93 -
C. - - Vennootschappen met hoofdbedrijf in het buitenland 1. Electrieitelt 2. Spoorwegen 8. Tramwegen 4. Plantages en koloniale vennootschap. 5. Diverse vennootschappen TOTAAL Elndtotaal...
-
_ 1 --
1 --
1
1
160
113
__ 6.900
---6.900 ---47 1.860.102
- • ___
-
-
151 --- ______ 151 1.507 1.507
525.972
108.907
77.089
15.444
51.258
-
15.444
618
509.847
21.540
11) De getelde leeningen slaan op andere vennootschappen dan deze opgegeven in de vorige kolommen; daarenboven, sedert Mei 1940 omvatten deze cijfers, op enkele uitzonderingen na, slechts de in België, in Belgische franken uitgegeven leeningen. (2) Daarenboven werd er gedurende de maand December 1945 betaalbaar gesteld : (duizenden franken) Coupons van binnenlandsolie Staatsleeningen (gecon255.738 solideerde en op halftangen termijn) Coupons van leeningen van de Kolonie 6.474 Coupons van leeningen van provinciën en gemeenten 31.242 Coupons van verscheidene leeningen Totaal Coupons van buitenlander:he Staatsleening
- 65 -
296.124 • 11.142
618
I - RENDEMENT DER BELGISCHE NAAMLOOZE VENNOOTSCHAPPEN (vervolg) Retrospectief overzicht
30
AANTAL VENNOOTSCHAPPEN TIJDVAK getelde
met winst
1943 1944 1945
7.314 6 986 6.602
5.559 5 106 4.226
1944 October November Deocinber 1945 Januari Fe braai i Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December
369 200 175 73 132 977 1.349 971 484 269 113 179 391 213 160
239 128 117 53 88 657 883 808 308 158 77 103 260 146 113
Reserves winst
met verlies
!
verlies
Obligatieschuld ( 1 ) (*)
Bruto. obligatie. coupons (5)
(duizenden franken)
1.755 40.558.416 13.329.725 1.880 41.046.157 12.964.059 2.376 39.610.238 12.631.121 110 72 58 20 44 320 486 363 176 111 36 78 131 67 47
Betaalbaar gesteld brutodividend
NETTO - RESULTAAT
Gestort kapitaal
3.795.221 3.421.673 1.940.750 412.781 285.814 4.908.809 7.781.926 7.461.307 2.681 402 1.898.058 411.480 1.000.535 3.672.970 3.570.956 1.880.102
2.860.243 2.273.915 1.948.788
485.459 948.419 1.927.563
1.576.821 1.195.239 925.862
6.509.343 7.019.017 7.504.410
287.302 302.284 313 552
125.238 77.898 84.387 29.512 13 171 195.938 234.236 338.311 171 358 77.763 28.328 158.844 188 368 188.478 108.907
148.313 323.133
81.782 37.883 41.139 12.707
838.375 255.044 493.735
34.637 11.463 21.883
1.080.318 523.210 414.479 902 643 385.557 597.226 1.178.808
44.644 21.942 17.930 36.965 16.287 25.378 47.959
15.653 112 933
441.140 432.527 769.811
48.218
268.848
51.258
509.847
18.372 18.224 33.019 11.392 21.640
847.545 1.000.234 567.752 129.349 117.682 2.304 342 1.813.730 2.565.115 758 056 828.370 159.595 252.419 827.008 855.678 525.972
48.795 14.615 5.270 135.778 438.874
2.517 123.782 148.708 195.327 99 213
345.107 101 752 115.195 20.005 24.230 134.962 318.031 77.089
39.282
13.059
(1) Voor de nmaandelliksche resultaten, slaan de in aanmerking genomen leeningen op andere vennootschappen dan deze waarop de vorige kolommen betrekking hebben. (*) Sedert Mei 1940, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, bevatten de getallen nog slechts de In Belgié, In Belgische
franken geëmitteerde leeningen.
a)
II - ALGEMEENE SPAAR- EN LIJFRENTEKAS Inlagen op particuliere sp aarboekjes (Netto-spaarbedrag)
31
(duizenden franken) TIJDVAK
1943 1944 1944 November December 1945 Januari Februari Maart April
Mei Ju n i Juli Augustus t.eptember October November December 1946 Januari
Inlagen
Uitbetalingen
Saldi
Tegoed der inleggers op het eind van het tijdvak (1)
1 Aantal spaarhoekjes einde jaar 6.333.807
4.341.744 4.483.402
1.428.973 1.838.135
2.914.771 3.323.377
18.098.692
132.026 207.026 230.865 241.989 248.567 225.537 220.052 340.899 399.682 361.040 296.328 384.575 340.292 435.074 515.538
162.388 209.366 120.522 117.591 147.830 124.918 122.425 183.079 190.975
-- 80.862 -- 2.840
18.943.958 19.422.068 19.532.411 19.656.809 19.757.748 19.858.365
172.419 169.482
188.621 126.844 198.002 137.720 178.438
19.422.088
110.343 124.398 100.937 100.819 97.627 177.820 208 807
188.576 202.572 256.638 253'265
19.955.992 20.133.812 20.342 419 20.531.040 20.657.884 20.855.886 20.993.606 21.172.044 (2)
282 273
(1) De tegoeden op 31 December 1943 en 1944 omvatten de gekapitaliseerde renten van het dienstjaar. (2) 1-let benaderend saldo zal eerst kunnen opgegeven worden nadat de bedragen gekend zijn die per ultimo 1945 dienen afgetrokken wegens het opzetten van de geblokkeerde gelden in certificaten van de muntsaneeringsleening en wegens de belasting van 5 pet. op het kapitaal.
b) Stortingen ingeschreven op de rekeningen der aangeslotenen bij de Ligrentekas (duizenden franken)
TIJDVAK .
1942 1943 1944 October November December 1945 Januari Februari Maart April Mei Juni
Juli Augustus September October November December
HANDARBEIDERS en vrije stortingen, buiten het raam -van de verplichte verzekeringswetten (wetten van 16 Maart 1865 en 15 December 1937)
BEDIENDEN (wetten van 10 Maart 1925 en 18 Juni 1930)
293.458 316.620
56.815 62.382
23.500
5.176 5.593 6.245 5.759 5.292 7.037 9.324 ✓ 8.880
v v v v v v v
22.942 20.877 20.897 23.565 26.293 21.894 21.787 21.176 19.843 22.072 21.787 24.901 24.307 23.148
✓ 10.516 v 10.120 ✓ 9.820 ✓ 10.674 ✓ 14.598 ✓ 11.739 ✓ 13.856
66
---
MIJNWERKERS (wetten hij koninklijk besluit van 25 Augustus 1937 samengeordend)
Totaal
370.607
20.333 21.218
400.220
4.125
88.458
) v 4.233
✓ 93.076
) v 3.850
✓ 97.227
) v 3.655
✓ 97.971
v 3.820
✓ 116.367
)
LOOP DER ZAKEN I - BEDRIJVIGHEID DER VERREKENKAMERS LIQUIDATIEKAS VAN DE BEURS VAN BRUSSEL
VERREKENKAMERS
HOOFDBANK
HOOFDBANK, BIJBANK EN AGENTSCHAP. TIJDVAK
Aantal kamers einde tijdvak
Aantal verrekende stukken
1944 Maandgemiddelde 1945 Maandgemiddelde
38 (3) 38 (3)
1944 November Deoanber 1915 Januari Februari Maait April Mei Juni Juli Augustus September October November December 1946 Januari Februari
38 38 38 38 38 38 38 38 38 38 38 38 38 38 38
Verrekende kapitalen
Aantal verrekende stukken
Verrekende kapitalen
(duizenden)
(millioenen franken)
(duizenden)
(millioenen franken)
86 99
48.020 72.804
42 43
39.684 61.772
47 88 71 72 87 84 80 98 99 102 106 130 123 138 137
35.587 31.299 31.224 34.941 47.031 45.844 46.545 84.334 81 087 88 039 84.416 108.486 100.467 145.251 107.592
20 29 3) 29 35 34 33 42 44 45 47 59 56 61 61
26 033 23.410 25.132 28.978 39.367 38.341 38.965 53.443 69.409 74 757 72.081 92.280 86.192 122.361 92.999
Omloopssnelheid van het geld in de banken
CONTANT
Aantal zittingen
(1) 6,57
Aantal deelnemers einde tijdvak
Celiquid. bedrag (millioenen franken) (2)
21 (4) 20 (6)
709 (5) 1.007 (3)
2.152 (4) 2.269 (6)
19 20 21 19 22 19 18 21
830 852 985 991 996 1.003 1.007 1.014
1.850 2.802 2.820 2.100 2.252 2.829 1.231 2.223
6,57 6,23 -
6,49 8,63 10,14 - .
(1) Verhouding van het to aal bedrag der in den loop van het aangeduide kwartaal verrekende bedragen tot het saldo, per einde trimester, der depo itorekeningen op zicht en op minder dan 30 dagen. (2) De aankoopen of de verkoopen zijn maar eenmaal geteld. (3) 01) 31 December. (4) Gemiddelde der eerste acht maanden. (5) Op 31 Augustus. (6) Gemiddelde der laatste zeven maanden.
II - POSTCHEQUE- EN GIROVERKEER (millioenen franken)
TIJDVAK
CREDIT
VerrichtinAlgemeene gen zonder gebruik beweging van specie pet.
(1)508.888 1 i 554.315
10.838
8.334
5.421
16.723
5.069
16.73
43.934
17.460
13.847
7.977
27.488
7.212
27.488
70.165
505.318 503.868 514.282 517.807 521.288 524.536 527 811 531.253 534 588 538.142
12.564 12.849 13.486 14.031 15.323 16.119 16 797 17.474 18.290 18 379
10.377 10.613 10.842 11.394 12.303 13.185 13.280 14.446 15 042 14.983
541.682
18.541
14.571
546 651 550.548 554.315 559.184
19.530 20.430 21.116 22.113
14.965 14.928 16.220 15.718
5.757 4 401 5.340 4.677 7.283 7.745 6 188 9.141 9 148 7 670 8.844 10.456 8.089 11.088 13.347
11.533 15.238 16.456 15.237 25.563 23.637 24 096 30.095 27 932 30 551 28.232 36.960 33.605 37.498 43.824
3.332 4.943 4.449 4.137 6.131 8.557 6.322 7.406 8.236 8.443 7.742 9.830 7.940 9.345 10.397
11.533 15.238 16.456 15.237 25.563 23.637 24.096 30.095 27.932 30.551 28.232 36.960 33.605 37.496 43.824
32.155 39.820 42.752 39.288 64.548 61.575 60.701 76.737 73.245 77.219 73.051 94.206 83.240 95.425 111.390
Stortingen
Giro's
Chèques en diversen
Giro's
31 December. !9) Verhouding per type- naand van 25 dagen, van den debehornzet tot het gemiddeld dagelijksch tegoed.
(1) Op
- 67 -
Omloop:esnelheid (2) 2,24 2,61
CIC003 00..0 .—■ C> C003000 .. 0 000000 c0CO C3 CO CO CO Ob 00 CO C202 03
1944 November December 1945 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December 1946 Januari
DEBET
Totaal tegoed
09 02
1944 Maandgemiddelde 1945 Maandgemiddelde
Tegoed van particulieren (Daggemiddelde)
Aantal rekeningen einde tijdvak
2,29 2,58 2,25 2,22 2,73 2,78 2,62 2,79 2,60 2,75 2,50 2,84 2,50 2,72 2,83
1
55
Bron
---
PRODUCTIE PRODUCTIE DER STEENKOLENMIJNEN EN METAALBEDRIJVEN
Directie van het Mijnwezen.
• STEENKOLENMIJNEN
EMIDIIEI D AANTAL. AANWEZIGE AIt11 E D rats
TIJDVAK
onder- en onder- bovengrondscheL ronmehe
NETTO-HOEVE ELII EI D non EDOLVEN STEENKOOL PER B EKICEN (duiz.
Luik
Bergen I Centrum I Charleroi
I Kempen !
tonnen)
TOTAAL
Getnidd. aantal extractie. dagen
Voorraad einde maand
(duiz. tonnen) ( 3)
1939 Maandgemiddelde 1944 Maandgemiddelde 1945 Maandgemiddelde
90.115 58.109 64.120
128.702 91.326 100.079
379 124 222
354 129 177
659 277 312
460 189 196
603 406 403
(2)2.487 1 125 1.310
24,1 22,9 23,7
1944 November DcceIIher 1945 Januari Februari Maart April blei Juni Juli Augustus September October November December 1946 Januari
50.281 52.787 50.449 54.172 54.907 52.088 52.504 54.815 55 970 60.510 69 369 80.519 90.719 93.632 95.702
85.255 88.624 84.408 88.942 90.880 87.566 87.168 90.010 91 165 96.356 106.308 118.763 128.076 131.309 133.816
158 203 203 193 260 194 108 236 189 209 228 284 286 277 309
131 164 126 151 200 161 107 171 151 179 191 236 231 215 246
259 277 253 251 329 289 249 312 254 291 320 391 408 397 457
143 151 166 172 197 139 151 193 171 157 201 262 265 277 316
283 297 289 305 336 251 304 379 375 441 469 562 558 566 617
974 1.092 1.037 1.072 1.322 1.034 920 1.291 1.140 1.277 1 409 1.736 1.748 1.732 1.944
22,8 23,7 23,4 22,5 26,6 21,8 13,6 26,6 22,5 24,1 24,7 26,9 24,5 23,4 26,0
1) 1.320 1) 489 1) 300 582 489 413 384 358 . 384 308 271 247 252 287 315 315 300 305
(1) Op 31 December. (2) Inbegrepen, In 1939, 32.000 tonnen voortkomende van het bekken van Namen. De koolmijnen, die deel uitmaakten van dit bekken werden in 1942 verdeeld tusschen de bekkens van Luik en Charleroi. (3) De schlannins inbegrepen. CON ES TIJDVAK
Productie
(duizenden tonnen)
56
BRIKETTEN
Gemiddeld Productie aantal (duizenden arbeiders tonnen)
Hoogovens-in Gemiddeld werking aantal (einde arbeiders tijdvak)
1039 Maandgemiddelde 1944 Maandgemiddelde 1945 Maandgemiddelde
431 170 169
3.757 3.237 2 917
127 37 65
814 504 489
1044 November December 1945 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December 1946 Januari (I) Op 31 December.
95 91 95 65 120 138 129 155 178 179 188 243 261 280 299
2.959 2.943 2.866 2.742 2.776 2.822 2 857 2.849 2.866 2.939 2.934 2.986 3.036 3.330 3.510
42 55 50 62 72 62 45 66 53 51 58 81 90 95 120
483 479 470 490 489 469 • 468 495 509 455 458 501 519 546 627
II
Voortbrenging
Ruwe suiker
Geraffineerde suiker
Voorraad (ruwe on geraffineerde suiker) einde maand
BIER. BROUIVERIJEN
In Hoeveelconsumpheden tie aangegeven gebracht meel
(tonnen) 1939 Maandgemid. • 1944 Maandgemid. • 1945 Maandgemid. • 1944 November December 1945 Januari Februari Maart April blei Juni Juli Augustus September October November
20.506 14.994 11.447 103.099 45.717 1.280 3.003 146 184 11
19.260 10.238 9.608
97.211 87.149 64.695
(duiz. tonnen)
Gietijzer
Ruw staal
Stukken gegoten staal
(1)44 (1)12 (1)22
256 59 61
253 50 58
6,2 2,2 4,1
184 37 50
2,8 0,5 1,5
12 12 9 5 7 12 11 11 13 15 16 16 19 22 23
26 30 23 13 19 40 47 54 63 73 80 85 101 130 141
21 9 8 10 14 30 37 52 56 68 18 108 111 132 150
2,3 2,6 2,1 2,7 3,1 3,1 2,1 2,1 2,0 2,4 10,0 3,2 3,8 3,8 4,2
10 16 16 15 26 34 31 60 49 58 69 79 87 101 119
0,3 1,3 1,8 0,7 0,4 1,2 0,9 1,7 1,8 1,7 1,9 2,3 2,2 1,9 3,0
Afgewerkte Afgewerkte staal waren ijzerwaren
- DIVERSE PRODUCTIES
S uraca
TIJDVAK
VOORTBRENGING DER M ETA A LN VERBEID
19.883 15.724 16.481
DISTILLEER. DIMMEN
Voortgebrachte alcohol
(tonnen)
(hectoliters)
(1) 15.042 2.072 4.572
38.572 5.508 14.210
VISSOUBRIJ
LUCIFERS
Fabricage
Verbruik
Uitvoer
Hoeveolhi Waarde (tonnen) (duiz. fr.)
(millioenen stukken) 5.000 2.200 2.170
17.008 122.984 16.659 1.965 3.736 1.790 14.995 147.075 21.423 2.499 1.383 8.983 9.927 128.676 20.046 2.276 12.803 1.206 8.734 110.117 17.835 2.116 1.749 10.896 11.810 88.286 21.620 2.739 2.066 5.019 9.039 73.833 14.319 3.060 14.014 2.255 8.038 56.233 17.290 3.729 5.075 1.733 8.914 38.317 20.312 4.213 7.148 2.255 8.376 23.256 15.076 4.704 6.855 2.405 8.455 13.667 14.907 4.884 26.237 2.255 33 7.432 3.788 12.310 6.958 12.585 2.598 43.916 6.485 42.519 2.369 7.218 2.653 12.510 85.045 1.7.643 110.233 18.417 5.940 22.365 2.704 December 3.742 10.444 87.412 23.270 7.023 35.014 2.361 1946 Januari 120 9.804 70.497 15.887 7.494 32.057 2.674 (t) inbegrepen Groothertogdom Luxemburg. (2) Excl. haring, sprot en garnalen. In 1939: enkel verkoop op de mijn te Oostende.
Verkoop van visch (2) op do vischmijnen te Oostende, Bleukenberge, Zeebrugge en Nieuwpoort
2.108 1.839 2.035
3.038 308 322
1.575 1.685 1.392 2.642 2.245 2.221 1.566 2.063 2.002 1.621 2.171 2.307 2.199 1.990 2.423
394 18 50 303 78 332 205 540 299 389 301 758 593 595
2.461
7.254
1.088
23.469
3 533 1.038 1.113 441 838 1.360 1.873 2.817 2.198 815 1.907
44 8.993 18.808 16.215 4.972 14.160 23.394 43.431 74.089 53.971 25.558 27.827
-
III
TOTALE PRODUCTIE (Centrales van 100 kW. en meer) Bron : Ministerie van Openbare 'Verken.
1939 Maandgemiddelde 1944 Maandgemiddelde 1945 Maandgemiddelde 1944 November December 194:5 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December 1946 Januari
Centrale Dienst voor Electriciteit en Electromechanica.
-
Productie (duizenden kWh.)
TIJDVAK Aantal centrales
58
VOORTBRENGING VAN ELECTRISCHEN STROOM
Unie dor Verbond der electrische industrieele bedrijven van centrales België
Niet aangesloten maatschappijen
Gemeenteregiebedrij ven
(1) 351 (1) 525 (1) 321
198.272 178.857 223.952
216.844 106 008 111.190
29.850 11.123 12.910
21.037 15.023 16 237
325 325 323 324 324 324 324 324 323 322 321 321 321 321 325
173.093 201.135 193.515 156.017 186.488 184.226 185.468 215.321 233.285 254 331 255 882 272.834 271.594 278.449 299.492
97.260 101.324 96.222 82.585 95.895 85.510 81.236 99 154 102.050 112.252 119.280 141.624 153 151 165.328 179.842
11.924 11.951 9.586 8.501 10.102 10.044 10.675 11.394 12.025 13 672 15.032 17.181 18.743 17.961 14.831
9 709 11.090 6 705 li 255 12.012 12.472 11.920 14.495 15 469 15 905 18.045 25.208 27.638 28.724 30.970
Totale productie
Gemiddelde dagproductie (is illioenen
Totaal
(duizenden kin.)
466.003 309.011 377.058
191.131 96.659 98.800
7,51 3,84 3,89
291.986 325.500 306.618 275.170 340.108 328.794 323 900 356 825 370.431 396.160 408.239 458.866 471.126 490.463 525.246
89.704 93.137 88.108 73.257 85.521 74.191 73 029 85.235 93.820 98 238 104.662 127.717 136.497 145.331 152.243
3,70 3,73 3,62 2,82 3,52 2,97 2.80 3,41 3,84 3,78 4,18 4,73 5,25 5,81 5,85
hottende centrales
12.769
591 21.814 35 610 36 541 34 601 16 460 7.601
PRODUCTIE van de 121 voornaamste industrieele centrales Bron : A. C. E. I. B.
kWh.)
(1) Aan het einde van het jaar.
TV - GASDISTRIBUTIE (1)
59
(duizenden kubieke meters)
Bron : Ministerie van Openbare Werken.
zelf producent (geheel of ten deele) van het gas dat zij verdeelen
die het gas, dat zij verdeelen, aankoopen
zelfproducent (geh^el of ten deole) van het gas dat zij verdeelen
die het gaa, dat zij verdeelen, geheel of gedeeltelijk aankoopen
Gasvoortbrengende nijverheidsmaatschappijen, die rechtstreeks verbruikende inrichtingen voeden
(voortgebr. gas)
(aangekocht gas)
(voortgebr. gas)
(aangekocht gas)
(verkocht gas)
Gemeente-regiebedrijven
TIJDVAK
Gaaverdeelingsmaateehappijen
Totaal
1939 Maandgemiddelde 1944 Maandgemiddeldo 1945 Maandgemiddeldo
5.645 3.639 4.220
439 153 254
1.146 2.418 2.717
40.276 23.408 25.935
14.515 3.099 3.823
62.022 32.718 38.950
1945 Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December 1946 Januari
2.340 2.881 3.191 3.765 3.977 4.676 4.669 4.346 6.021 5.958 6.152 6.234
21 204 171 132 199 324 288 227 435 443 454 488
2.201 2.796 2.482 2 296 2.163 2.926 3,063 3 081 3.258 3.158 3.111 3.068
7.399 17.883 21.889 19 898 22.858 25.124 24.434 27.482 39.225 44.388 48.266 45.347
378 1.880 2.283 2.796 4 536 5.304 4 989 6.183 5.462 5.470 6.394 7.756
12.339 25.644 30.016 28.887 33.734 38.354 37.423 40.319 54.402 59.415 82.377 62.893
(f) Deze statistiek betreft de verdeellag van gas, verkregen door droge dist Matte van steenkool. Zij oorva dus niet het soortgelijk gas, voortgebracht in de cokesfabrieken der mijn-, metaal-, chemische en andere bedrijven die het zelf verbruiken.
VERBRUIK C) -
VERBRUIKSINDEXCIJFERS
65
(Basistijdvak 1936 tot 1938 = 100.) WINKELS MET BIJHUIZEN
GROOTE WARENHUIZEN TIJDVAK Kleeding
Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus (mptmnber October November December
Meubelen
uishoud jke Voedingswaren artikel en elidere an
1944
1945
1944
1945
1944
1945
1944
1945
73 105 104 92 94 68 72 68 83 125 97 113
95 129 125 111 121 176 206 203 207 277 287 289
145 160 155 142 98 92 105 189 506 406 73 91
96 237 173 124 143 206 227 248 199 259 255 296
204 232 289 185 140 133 155 196 184 284 335 412
254 276 313 220 390 285 576 513 529 448 --
162 159 166 134 125 149 131 122 128 141 111 113
113 122 144 136 110 161 175 183 239 218 210 272
(*) Voor hot verbruik van suiker en lucifers. zie tabel ne M.
COkiPERATIES EN PATROONSWINKELS Bakkerij
Voedingswaren Klecding
1944
1945
1944
1945
48 48 55 49 54 62 61 58 54 73 79 72
78 84 • 95 81 86 83 84 90 82 93 98 105
120 116 122 107 102 110 92 86 79 100 97 101
94 99 132 123 145 153 160 193 188 180 182 216
1944 62 47 55 41 45 43 40 35 38 44 46 59
1945 61 59 61 60 83 81 99 114 126 160 275 297
I I - TABAKVERBRUIK
66
(Productie en invoer.)
Sigaren
I
Sigarillos
Sigaretten
Rook, snuif. en pruimtabak
TIJDVAK
(tonnen)
(millioenen stuks)
1944 1945
74 108
181 249
2.070 2.562
3.944 6.085
28
57 54 48 49 57 58 48 39 38 42 61 71 72
651 480 378 484 547 687 521 487 375 437 677 658 790
1.704 1.264 983 952 1.209 1.066 947 954 977 1.004 1 547 1.607 1.907
1942 4• trimester 1943 1• id.
2•
67
3• 4• 1944 1• 2• 3•
id. id. id. id. id. Id.
41• 1945 1• 2• 3• 40
Id. Id. id. Id.
28 22 25 26 22 23
10 13 19 23 32 34
id.
111 - SLACHTINGEN IN DE 13 VOORNAAMSTE SLACHTHUIZEN VAN HET LAND (*) Grootvee (Ossen. stieren, koeien, vaarzen)
Paarden
Kalveren
1944 Maandgemiddelde 1945 Maandgemiddelde
10.874 9.605
309 238
12.566 11.505
1.279 2.810
802 1.068
1944 November December 1945 Januari Februari Maart April hlei Juni Juli Augustus September October November December.. 1946 Januari
25.823 14.510 7.876 8.420 8.902 8.400 6.427 5 905 11 204 18.828 12.374 11.562 8.029 7.531 9.182
711 616 372 188 169 149 1 85 122 143 132 196 349 421 436 325
10.884 7.111 5.669 8.069 13.347 14.575 17.351 16 692 17.329 19.353 10.762 8.515 3.627 2.766 5.868
3.118 2.482 2 754 2.247 2.534 3.043 3 286 2.649 3 307 2 679 2.190 3.130 2 526 3.379 7.287
2.008 830 2)8 206 115 452 1.120 376 647 1.501 2.248 2.295 2.164 1.485 1.983
TIJDVAK
Varkens, biggen
Schapen. lammeren, geiten
(") Sedert Maart 1943, 12 slachthuizen -- dit van Itilissel wordt op dezen dalurn gesel orst.
VERVOER
70
BEDRIJVIGHEID VAN DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ VAN BELGISCHE SPOORWEGEN a) Bedrijfsontvangsten en -uitgaven (millioenen Ira 7, ken). ONTVANGSTEN
UITBATING El-
TIJDVAK
UITGAVEN
SALDO
Reizigers en bagage
Goederen
1943 Maandgemiddelde. 1944 Maandgemiddelde
122,9 58,5
117,9 47,7
12,9 12,0
253,7 118,2
353,0 (1) 325,9
- 99,3 -- 207,7
139,17 275,76
1944 September October November December 1945 Januari Februari . Maai t . April Mei Juni
28,0 40,2 36,1 45,2 50,7 56,5 77,2 95,1 108,4 118,4 151,4 181,1 181,3 160,3 150,5
9,1 26,9 40,7 40,3 31,8 81,8 77,3 87,6 74,7 105,5 121,4 145,0 156,2 202,1 213,3
8,9 8,9 6,5 34,7 11,4 7,2 17,9 8,8 6,0 7,6 9,5 11,6 11,2 12,0 13,2
48,0 73,8 83,3 '120,3 93,9 125,5 172,4 171,5 189,1 231.6 282,2 338,3 348,7 374,3 377,0
342,2 383,4 440,7 291,2 244,9 256,2 258,9 243,0 212,4 215,9 284,4 350,6 410,9 464,5 465,1
-- 296,2 -- 289,8 -- 357,4 -- 170,9 -- 151,0 -- 130,7 -- 88,5 -- 71,5 -- 23,3 + 15,7 17,8 12,3 -- 62,2 -- 90,2 -- 88,1
744,14 493,97 528,86 242,05 260,73 •204,13 160,17 141,09 112,34 93,23 93,68 103,65 117,83 124,09 123,34
Juli Augustus... September October November
(1) Het maandgemiddelde der uitgaven 1944
Diversen
eGEFFICI ENT
Totaal
Is n et liet gemiddelde der 12 maandelijksche pos en, want van September tot
lr 425 800.000 uitgaven, dle door den Staat werden gedekt als kosten voor liet Geallieerd vervoer. Daarenboven werden van het bedrag der uitgaven voor December reeds fr 224.200.000 uitgaven, dle door den Staat om dezelfde reden werd gedekt, afgetrokken. De gezamenlijke tusschenkomst van den Staat bedraagt dus fr 425.800.000 + fr 224.200.000 = fr 650.000.000. November dient een bedrag afgetrokken van
- 70 -
I - BEDRIJVIGHEID VAN DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ VAN BELGISCHE SPOORWEGEN (vervolg) h) Aantal wagens aan de nijverheid geleverd (1 )
i0
c) Transportstatistiek (2) 1° Algemeen spoorverkeer ZWARE GOEDEREN
REIZIGERS TIJDVAK
C
B
A
Ton-km. (millioenen)
A+C Aantal
Reizigerskm.
Vervoerde tonnen
Belgisch binnen!. vervoer
(duizenden) (millioen.) (duizenden)
Internat. vervoer
Doorvoer
1943 Maandgemidd. 1945 Maandgemidd.
194.111 124.982
75.176 46.401
49.559 52.286
243.670 177.268
16.457
531
3.260 2.141
139
101
1944 November December 1945 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October .... November December 1946 Januari
--52.312 64.892 84.753 67.189 73.280 106.665 121.260 150.143 157.952 205.189 217.012 199.151 217.303
--29.699 32.250 37.974 24.114 28.344 43.390 42.607 48.780 54.697 68.643 71.912 74.403 85.865
--39.693 44.445 47.674 49.213 54.330 67.953 61.250 61.999 53.295 50.133 55.515 41.929 34.661
--92.005 109.337 132.427 116.402 127.610 174.608 182.510 212.142 211.247 255.322 272.527 241.080 251.961
6.576 7.023 8.402 7.978 10.819 12.616 13.445 13.277 15.417 15.875 17.195 19.023
184 196 238 222 301 360 378 389 472 511 521 550
1.318 1.113 882 1.176 1.497 1.183 1.312 1.772 2.129 2.355 2.592 3.347 3.520 3 925 3.530
62 62 47 60 75 55 66 100 110 13J 143 186
11 2
Totaal
15
255 171 73 65 53 85 99 74 86 120 165 188 225 281 294 378 326
1 1 11 19 14 10 5 16 17 12 29
5 14
5 5 10 15 39 41 70 66
A. -- Aantal wagens aan de nijverheid afgeleverd en belast bij het vertrek aan de Belgische stations (lncl. deze voor het vervoer van kolen, cokes en briketten). B -- Aantal wagens meer speciaal voor het vervoer van kolen, cokes en briketten afgeleverd.
C. -- Aantal geladen wagens komend van vreemde netten en bestemd, hetzij hetzij voor stations van andere netten.
voor stations van het net van de Maatschappij,
(D Spoorwagens van de Nationale Maatschappij en van particulieren. (2) Militair vervoer niet inbegrepen
c) Transportstatistiek
(1)
2° Vervoer der voornaamste zware goederen A. - Gezamenlijk verkeer
TIJDVAK
1943 Maandgemiddelde 1944 Maandgemiddelde
1944 Februari Maart April Mei .1 uni Juli Augustus September October November (3,o•luber 1945 Maart . Juni September
.2
1r, Éy
255 91 202 217 102 35 35 57 57 11 48 73 65 99 120 225
Metaalwaren
(duizenden tonnen)
1,g 48 3.260 1.273 2.355 2.576 1.252 570 619 999 940 218 681 1.318 1.113 1.497 1.772 2.592
(1) Militair vervoer niet inbegrepen.
339 215 205 229 164 62 52 116 109 71 367 661 340 178 139 203
00
0. pep
g , )
b
gt, tit
e g.>
8 tb
gá
°o
E 'E -§ '&4.1 2.
• 2ás'
°.2
5
•
2 5' -4
Ei
IrJ
7,15
1.425 582
408 112
205 80
267 92
256 64
28 7
109 40
32 11
191 70
1.020 1.094 483 352 430 822 558 98 366 445 570 884 863 1.105
314 372 235 34 22 28 35 4 1 1 2 24 35 269
190 208 65 19 32 69 60 11 22 32 33 58 97 135
198 208 109 50 31 59 60 8 36 60 57 143 181 248
134 148 65 16 19 28 35 9 38 55 52
20 22 9
28 27 10 4
151 166 70 22 15 30 45 10 36 47 41
80
7
218 295
8 39
95 102 41 10 12 38 31 5 11 9 10 24 40 89
1
2 3
1
1 1 1
1
4 8 6 1 5 7 7 18 30 20
85 161 189
70
I - BEDRIJVIGHEID VAN DE NATIONALE MAATSCHAPPIJ VAN BELGISCHE SPOORWEGEN (einde) B - Belgisck binnenlandsch verkeer (duizenden toeren)
TIJDVAK Totaal
1943 Maandgemiddelde 1944 Maandgemiddelde
Lruldbouwen voedingsproducten
Brandstoffen
Metaal. waren
Ertsen
Bouwmaterialen, glas en spiegel. glas
Producten der Textiel, groefbeleerdrijven, looier., zand, kleeding kiezel en aarde
2.330 984
289 190
1.170 509
19 8
141 56
220 69
212 53
797 200 865 .239 .075 787 984 .263 .001 .084 .592 .680 .898 .046 .774
, 101 67 367 661 340 114 139 162 107 106 127 125 148 178 477
513 97 355 371 539 511 588 682 452 542 794 766 843 929 1.193
6 1 1
37 6 20 32 32 36 45 53 58 58 85 101 88 113 134
40 7 34 58 54 36 57 137 139 132 173 211 232 235 281
28 8 36 53 50 31 50 78 85 94 207 217 251 268 267
1944 Augustus September October November December 1945 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October
__
1 1 8 24 24 12 17 19 22 35 79
NijverChemiheidesche en vetten artsenijen -oliën, Diversen kundige petroproducleum, ten teer
Nationale Maatech. van Buurtspoorweg. Vervoerde tonkilom. (duizenden)
10 1
89 29
22 8
158 63
8.526 8.304
1
25 4 11 9 10 12 21 24 27 28 36 55 62 70 93
5 1 5 7 7 7 9 14 18 17 12 12 14 17 26
41 9 35 47 41 38 62 82
86
5.536 1.339 4.287 7.833 7.182 3.298 4.942 6.730 6.023
136 165 181 176 215
6.975 6.358 6.064 6.247 8.217
--
1 1 1 1 5 7 5 5 5 9 57 25 9
BUITENLANDSCHE HANDEL VAN DE BELGISCH=LUXEMBURGSCI-IE ECONOMISCHE UNIE MET DE OVERIGE LANDEN ( 1 ) N. B.-- Daar de gegevens van deze statistiek uitsluitend werden ontleend aan de douaneinklaringen onderteekend door inen uitvoerders, kon geen rekening gehouden worden met deze transacties die, in verband met de omstandigheden, door het Bestuur der Douanen niet konden worden opgenomen.
75
- SAMENVATTING NAAR DE VIJF GROEPEN DER ALGEMEENE NOMENCLATUUR AANGENOMEN DOOR DE OVEREENKOMST VAN BRUSSEL VAN 31 DECEMBER 1913 GEWICHT (duizenden tonnen)
WAARDE (millioenen franken)
GEMIDDELDE
TIJDVAK
Voe- Ruwe of dingsenkel Levende middelen toebedieren en reide dranken stoffen
Fabrikaten
Voe- Ruwe of dingsenkel Levende middelen toebedieren en reide dranken stoffen
Totaal
Fabrikaten
Onbew, goud en zilver, Totaal gouden en zilver munt
PRIJK
5 g g
(franken)
2,, E
g
314,3 2.249,6 311,5 2.115,2 128,2 489,1
51,5 2.619,1 52,6 2.479,8 13,9 631,4
0,8 5,4 22,3 25,9 30,4 82,7 165,2 374,7 171,1 207,9 199,2 253,0 132,1
86,6 53,9 40,2 81,2 53,3 254,7 445,5 528,0 774,2 1.119,3 1.254,5 1.178,6 1.274,1
0,8 3,5 5,2 8,2 2,0 7,3 11,4 19,6 16,4 21,2 32,0 39,2 33,4
88,2 62,8 67,7 115,4 85,7 344,7 622,1 922,3 961,7 1.348,4 1.487,3 1.470,8 1.439,6
50,3 34,3 7,9
1.431,1 1.428,2 94,1
348,9 358,1 18,3
1.830,8 1.821,0 120,3
5,5 4,4 7.0
94,3 66,5 28,6
1945 Januari 13,2 0,2 0,7 Februari -0,5 25,3 1,5 Maart -5,2 30,6 2,0 April 5,5 32,8 2,0 Mei 0,8 46,1 7,0 0,1 Juni 1,1 86,6 7,6 0,4 __ Juli 3,8 90.8 10,6 Augustus 0,2 2,7 120,1 15,6 4,2 September 0,1 189,6 19,0 -October, 10,9 27,6 149,0 November -39,0 196,4 58,1 December -20,2 177,4 67,8 1946 Januari -35,7 242,5 93,5 (1) Van Januari tot April 1945 : Relgl9 alleen.
14,2 27,3 37,8 40,3 54,0 75,7 105,2 138,6 203,9 187,6 293,5 265,4 371,7
0,1 0,3 1,6 0,5 10,0 25,5 7,1 14,1 13,2 1,2 6,1 4,0 1,5
11,8 8,0 22,0 36,9 7,3 10,4 38,6 20,7 23,6 23,9 89,2 50,9 75,1
0,7 0,5 0,2
1945 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December 1948 Januari
0,1
1,6
2,3 1,9 1,4
1,2 -0,3 0,7 0,1 0,7 1,2 11,6 0,7 0,2
ir
PER TON
INVOER 1938 Maandgemid. . 1939 Maandgemid. 1945 Maandgemid
g
1.922,4 1.652,6 1.142,8
734 666 1.810
25,9 28,4 62,1 100,5 87,1 154,1 218,7 299,5 329,0 435,0 569,4 794,6 751,7
66,1 62,7 286,9 843,3 510,6 972,0 1.172,6 1.523,0 1 649,2 1.895,8 0,4 2.132.9 2.553,6 7,4 2.670,9
750 999 4.242 7.309 5.961 2.820 1.885 1.651 1.762 1.406 '1.434 1.736 1 855
815,1 802,7 144,1
871,7 924,8 150,6
19,2 1.805,8 16,9 1.816,3 330,3
980 -- 116,6 999 -1- 162,7 2.745 - 812,5
5,7 12,5 25,2 33,7 36,4 81,5 85,3 146,0 261,6 347,5 257,9 435,8 470,8
5,7 12,3 43,3 44,9 72,8 69,4 101,8 174,1 202,3 193,7 393,3 493,4 626,7
23,3 33,1 92.1 116,0 126,5 186,8 232,8 0,4 355,3 500,7 566,3 0,1 746,6 984.1 1.174,1
1.637 1.213 2.436 2.876 2.341 2.468 2.210 2.565 2.455 3.018 2.544 3.708 3.159
389,8 1.046,4 334,1 896,0 284,6 598,1
444,6 386,8 258,7
5,1 35,1 13,6 20,7 65,1 159,7 203,9 537,7 77,8 345,7 185,8 631,8 623,1 330,1 594,2 629,2 404,7 959,8 530,5 929,1 381,9 1.169,6 622,5 1.135,8 511,3 1.400,3
39,3 33,8
2e ca
0 g 0 0
5 8
25
5.
0
°N
0 nn
0
0 0 0
INTVOER 1938 Maandgemid 1939 Maatidgemid 1945 Maandgemid
__
0,5 0,4
- 72 -
-- 42,9 -- 29,6 -- 194,8 - 727,3 -- 384.1 - 785,2 -- 939,8 -1167,7 -1193,5 -1329,6 -1386,3 -1569,5 -1496,7.
93,9 109,8 28,9 35,2 52,8 32,1 13,8 24,8 19,8 19,2 38,5 29,5 29,9 35,0 38,5 44,0
II - SAMENVATTING NAAR DEN GRAAD VAN VOLTOOIING DER PRODUCTEN (rangschikking aangenomen door den Raad van den Volkenbond op 17 September 1935) GEWICHT
(duizenden
tonnen)
WAARDE
Ruwe artikelen
Totaal (2) gewone verwerking
2.038 1.924 501
536 505 117
1945 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December 1946 Januari
67 44 50 54 63' 263 526 748 782 1.109 1.131 1.199 1.107
20 18 16 55 21 76 87 158 160 236 321 232 297
920 882 79
773 808 34
Ruwe artikelen
Totaal (2)
grootere verwerking
INVOER 1938 Maandgemiddelde 1939 Maandgemiddelde 1945 Maandgemiddelde
(millioenen franken)
Artikelen welke een verwerking hebben ondergaan
Artikelen welke een verwerking hebben ondergaan
TIJDVAK
76
gewone verwerking
grootere verwerking
(1)
56 61 13
2.630 2.480 631
941 788 584
522 448 270
430 381 286
1.931 1.653 IA43
1
88 63 68 115 86 345 622 922 962 1.348 1.487 1.471 1.440
25 23 140 462 277 570 611 873 880 867 1.069 1.206 1.197
12 19 94 266 136 238 325 325 412 483 427 505 686
29 21 53 115 97 163 238 324 401 523 835 841 785
66 63 287 843 511 972 1.173 1.523 1.694 1.898 2.133 2.554 2.671
1 2 6 2 8 9 16 20 23 35 40 36
UITVOER (1) 1938 Maandgemiddelde 1939 Maandgemiddelde 1945 Maandgemiddelde
140 131 7
1.834 1.821 120
366 329 68
777 837 114
658 641 143
1.810 1.815 330
1 1
14 27 38 40 54 76 105 139 204 187 294 265 372
2 7 32 46 30 48 33 73 109 117 164 160 215
13 15 23 24 36 89 83 87 153 207 287 378 428
8 11 37 46 60 80 117 194 239 242 296 382 530
23 33 92 118 128 187 233 355 601 566 747 984 1.174
7 6 1945 Januari 21 5 Februari 31 5 Maart 30 8 April 44 8 Mei 15 57 Juni 16 83 Juli 101 30 Augustus 69 138 September 109 70 October 181 92 November 103 143 December 186 162 1946 Januari (1) Van Januari tot April 1945: België alleen. (2) Incl. niet te rangschikken of aan bijzondere voorwaarden
2 2 4 3 6 8 8 8 21 19 23
onderworpen artikelen.
WERKLOOSHEID
81
AANTAL GECONTROLEERDE WERBLOOZEN Week STATISTISCHE MAAND I
van
tot
Aantal werkdagen
Het Rijk
Ant- I werpen
OostWestgeneBrabant Vlaan- Vlaanderen gouwen deren
Luik Limburgi Luxemburg
Namen
Daggemiddelde van de maand 24 24 29 22 24 29 22 30 24 24 30 24
1945 Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September October November December 1946 Januari
235 951 65.750 31.530 28.441 24 565 19.335 16.775 13.288 02.943 99.374 21.742 35.884
31.334 23.704 19.220 18.301 20.526 20.774 20.498 21.671 23.508 24.436 28 086 31.894
25.187 13.817 9.668 7.950 7.112 6.656 6.317 5.552 4.980 5.645 8.097 11.497
48.488 38.282 36.512 37.871 36.794 35.434 36.303 31.325 27.966 26.669 32.689 34.325
70.331 52.411 39.552 40.106 39.177 37.966 35.661 36.753 32.776 30.352 36.204 37.047
29.803 18.939 13.208 12.134 11.688 10.174 10.328 9.256 7.904 7.033 9.106 11.498
21.763 '14.493 10.846 10.771 7.383 8.302 6.698 5.196 4.193 3.899 4.689 4.637
3.302 2.387 2.044 1.680 1.534 1.550 1.464 1.258 1.010 975 1.972 2.888
1.641 1.113 498 162 125 77 86 57 61 63 307 905
1.600 602 357 291 225 240 262 220 224 299 588 1.191
34.638 33.036 31.824 31.605 30.614 30.631 29.914 30.251 30.879 35.352 33 647 38.318 42.824 40.233 36.119 37.564 34.274
8.649 7.921 7.563 7.483 7.058 6.857 6.971 7.247 7.406 9.382 8.269 9.553 10.921 11.195 10.559 12.867 11.370
4.428 4.105 4.122 4.119 3.816 3.769 3.857 4.153 3.849 5.031 4.427 4.863 5.275 4.910 4.606 4.749 4.284
1.073 1.044 976 948 912 918 1.000 1.069 1.261 1.951 1.846 2,164 2.636 2.882 2.909 3.108 2.655
68 61 56 61 61 61 66 66 76 294 263 417 488 678 806 1.045 1.092
236 211 21.1 236 257 280 308 351 383 632 554 601 770 '892 969 1.574 1.331
Daggemiddelde van de week 1945 October
November
December
1946 Januad
7 14 21 28 4 . 11 18 25 2 9 16 23. 30 6 13 20 27
13 20 27 3 10 17 24 1 8 15 22 29 5 12 19 28 2
6 6 6 6
6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6 6
108.125 102.976 99.538 99.854 97.479 99.769 99.040 01.203 03.085 20 755 12.998 26.117 45.833 44.326 32.742 39.414 27.055
24.145 23.805 22.769 23.312 23.178 25.163 24.353 25.051 25.090 28.267 27.216 27.843 32.016 33.233 31.621 32.192 30.524
5.264 4.965 4.820 4.871 5.199 5.563 5.825 5.995 6.233 8.171 7.362 8.494 10.227 10.790 11.004 12.592 11.603
- 73 -
29.624 27.828 27.194 27.219 26.384 26.527 26.746 27.020 27.908 11.675 29.414 33.864 40.588 39.508 34.149 33.723 29.922
BANKSTATISTIEKEN I. - BELGIE
85
DRIEMAANDELIJKSCHE STATEN DER BANKEN (1) (1/til/joe/ten franken') POSTEN
I 31 Dec. 1941131 Maart 19451 30 Juni 1945 31 Dec. 1945 (3) (2) (2) (2) ACTIVA
A. Spaargelden (artikel 15, koninklijk besluit 42) B. Beschikbare en vlottende middelen : Kas, Nationale Bank, Postrekening Daggeld Bankiers Moedermaatschappij, filialen en dochtermaatschappijen Andere te innen waarden op korten termijn Effecten-portefeuille a) Handelswissels b) Overheidsfondsen herdisconteerbaar bij de Nationale Bank c) Overheidsfondsen mobiliseerbaar bij de Nationale Bank tot beloop van 95 pCt. d) Te ontvangen schatkistcertificaten (M. B. 5.12-1945, ast. 10) Prolongaties en voorschotten op effecten Debiteuren wegens verstrekte acceptaties Diverse debiteuren Effecten a) Belegde wettelijke reserve b) Belgische overheidsfondsen c) Buitenlandsche overheidsfondsen d) Bankaandeelen e) Andere fondsen Diversen Niet gestort kapitaal Totaal beschikbare en vlottende middelen...
C. Vastgelegde middelen : Oprichtings- en eerste inrichtingskosten Gebouwen Participaties in dochtermaatschappijen voor immobiliën Vorderingen op dochtermaatschappijen voor immobiliën Materieel en meubilair
1.283 605 2.889 300
1.662 893 3.188 285
394 35.676 670 526
746 38 428 1.267 1.398
331 653 42 107 1 621 6.235
34.481
35 763
36 151
506 159 5.840 4.959 140 3.883 39 217 680 189 23
568 686 6 544 5.235 140 4.112 81 216 886 221 23
541 1.160 6 995 5.832 139 4 588 205 684 240 23
21.445 12.208 636 1.773 7 357 6 501 130 5 072 142 231 930 213 23
52.823
58 479
63.815
64,718
5
228
302 109 Ul 16
4 287 102 52 13
-
--
5
295 110 t8 14
109
/ 15
1.481 1.095 3 353
___
216
2.206 1.333 3.993 364 678 39 597 2 044 3.900
482
428
493
458
Algemeen totaal der activa ...
53.305
58 965
64 908
65. 1 76
Orderekening fondsen. Intrekking der oude biljetten Nationale Bank van België, besluitwet van 6 October 1944. Nationale Bank van België, uitvoeringsrekeningen der besluitwet van 6 October 1944, artikel 15
53.501
51 099
49 962
314
66 178 1.544
57 142 1 t82 319 1.162 5,2
Totaal vastgelegde middelen...
PASSIVA A. Spaargelden (artikel 15, koninklijk besluit 42) B. Opvraagbaar : Bevoorrechte of gewaarborgde schuldeischers Daggeld Bankiers Moedermaatschappij, filialen en dochtermaatschappijen Geaccepteerde wissels Andere te betalen waarden op korten termijn Crediteuren wegens wissels ter incasso Deposito's en crediteuren a) Dadelijk opvraagbaar en op ten hoogste 30 dagen b) Op meer dan 30 dagen Obligaties en kasbons Nog te storten bedragen op fondsen en participaties Diversen
8rvr,1, g.5,1, . r ibesluitwet van 6 October 1944) Tijdelije onbes-3111,aa re re..eningen (arti. els 16 en 17) Geblokkeerde rekeningen
174
1.434
228 200 2 008 414 1.773 1.517 372 36 638 34 721 1 917 14 268 994
2138 150 2: 5
211/
271 688 517 232
19 :s •
25.628
:(') 701
18 176 1 409
24.162 1.476 15 253 004
29 101
8.871 18.889
8.171 16.729
17.812
17.085 50.396
56 044
61 385
62 238
2.161 69 121 415 143
2 170
2.173
70 123 i 137
60 123
2 178 70
422 136
123 427 140
2.909
2.921
2.923
2.938 65.176
18 253
838 9.824
2,5J 1 540 253 1.167
••
Totaal opvraagbaar...
C. Niet opvraagbaar Kapitaal
Niet beschikbare reserve wegens uitgiftepremie Wettelijke reserve (artikel 13, koninklijk besluit 185) Beschikbare reserve Reservefonds Totaal niet opvraagbaar...
Algemeen totaal der passiva ...
53.305
58.965
64 .308
Orderekening fondsen. Intrekking der oude biljetten Nationale Bank van België, besluitwet van 6 Netober 1944. Ambtshalve voor de deponenten geopende bijzondere rekeningen : a) Tijdelijk onbeschikbare rekeningen b) Geblokkeerde rekeningen
20.558 32.943
18.269 32.830
17.161 32.801
Totaal bijzondere rekeningen ...
59.501
51.099
49.962
(I) Dinloonssnelbeid van het geld in de banken, zie tabel n r 35. (2) Als gevolg va n de omstandigheden, zijn in de, hiervoor gepubliceerde staten van de activa- en passiva-bestand deel en va n de bijhuizen en agentschappen gevestigd in het buitenland en in de Kolonie niet vervat. (3) De ba nken die haar bedrijvigheid uitoefenen in het buitenland of in de Kolonie waren tot Op, heden nog del bij machte aan de Nationale Bank van België een staat voor het geheel van haar zetels mede te deelen. De hierboven staat begrijpt dus slechts een gedeelte der gegevens van de activa en passiva der bijbanken en agentschappen in het buitenland
en in de Kolonie.
WEEKSTATEN
VAN
85
DE NATIONALE BANK VAN BELGIE
(millioenen ,franken) ACTIVA 1 29-11-1945 6-12-1945 13-1?-1945 23-1?-1945 27-12-1945
3-1-1946
10-1-1946 117-1-1946
24-1-1946
31-1-194C
21.450
Goudvoorraad Onbeschikbaar goudsaldo na herwaardeering van den goudvoorraad (Besluitwet, 0 , 5 van 1-5-1944)
20.673
21.110
20.890
20.889
20.890
20.S89
21 410
21.450
21.450
10.493
10.493
10.493
10.493
10.493
10.493
10.493
10.493
Totaal van den goadvoGrrt t.d . . .
31.166
31.603
31.383
31.382
31.383
31.382
31.943
31.943
10.493 10.493 -- - ----31.943 31.943
1.455 1.087
1.967 1.043
2.019 1.101
J op zicht Buitenlandsche deviezen op termijn Papier in Belgische franken op het buitenland Handelspapier Uitgegeven door instel hm Papier up België gen waarvan de verbintenissen door den Staat gewaarborgd zijn Voorschotten op overheidsfondsen Deel- en pasmunt Vorderingen op den Staat • Voorschotten aan de Schatkist : (1) Certificaten A, eigen rekening (1) Certificaten B, Dienst van Onderl.Bijstand (2) Certificaten C, Geallieerde Legers Andere vorderingen van den Staat Overheidsfondsen Gebouwen, materieel en meubelen Waarden van de Pensioenkas van het Personeel Diversen Emissiebmk te Brussel
2.518 1.345
1.697 1.517
1.931 1.117
2.167 1.517
1.936 1.641
1.965 1.137
4 391
4 372
4 396
4 397
4 484
4 748
4 1.024
4 1.053
4 1.381
4 1.302
366 338 288
366 168 286
691 287 316
893 293 330
1.068 217 335
983 503 337
803 373 351
778 461 383
922 4138 416
1.064 502 421
21.259 16 640 1.704 1.083 653 149
18.504 16 640 1.705 1.083 653 148
18.379 16.640 5 705 1.083 6.53 148
35.492.
36.249
36.104
29.782
28.693
5.705 1.073 653 148
5.704 1.073 653 148
5.704 1.073 653 149
5.704 1 073 653 149
5.704 1.073 653 146
44.126 5.704 1.073 653 146
-193
-202
-203
-206
206
209
83,050 64.597
79.687 64.597
79.032 (14.597
79 421 64 597
80 452 64 597
81.570 64.597
210 81 493 64.597
216 • -74.741 64.597
147.647
144.284
143.629
144.018
145.049
146.167
146.090
139.338
245 152 • -- 74.800 64.597 139.397
245 163 ----90 466 64.597 ----155.063
3-1-1946
10-1-1946
17-1-1946
24-1-1945
2.971. 1.845
18.239 ( 16 640 5 705 1.083 653 148
PASSIVA •
Bankbiljetten in omloop
Rekening-courantsaldi : van de Schatkist van anderen Totaal der rtrSinteni.s.sen op zieht. . Tijdelijk onbescilikbure rekeningen (1) Pensioenkas van het Personeel Schatkist : Onbesciiikbare rekening wegens herwaardeering (besluitwet nr 5 van 1-5-1944) Uitgestelde inventarisoperatiën en diversen Kapitaal Reserves en afschrijvingsrekeningen Besluitwet van 6 October 1944 : Oude biljetten en rekeningen-courant op de Bank overgeboekt en over te boeken op tijdelijk onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten Oude biljetten over te boeken op tijdelijk onbes chik bare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten (3) Voorloopig fonds in afrekening het bedrag van de door den Schatkist op verworven biljetten inOnbe- , Staat art. 1, § 2, van insluitsellikbare ' gevolge wet van 6 October 19/.4 rekenin- Speciale rekening geopend krachgen1 tens art. 9 der wet van 14 October 1945 (3)
29-11-1945 6-12-1945113-12-1945 23-12-1945 27-12-1945
31-1-1946
66.761
68.212
68.768
69.584
70.376
71.798
71.974
71.941
71.804
72 470
6 3.231 69.998 -.
2 4 :396 72 610 __
2 3.266 72.136 -
5 3.112 72.701 .
4 3.440 73.820
3 3.369 75.170 --
4 3.125 75.103 --
3 2.985 74.929 1.330 -
5 3 318 75.167 1 321. 245
6 3.112 75.588 1,314 245
10 493 474 200 453 81.618
10.493 481 900 453 84.257
10.493 484 200 453 83.766
10.493 490 200 453 84.337
10 493 494 200 453 85.460
10.493 503 200 453 86.819
10 493 502 200 453 86.751
10.493 501 200 453 87.906
10.493 491 200 453 88.370
10.493 496 200 453 88.789
62.029
56.1127
55.863
59.681
55.589
15.348
15.339
-
-
-
-
-
26.229
24.817
890
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
147.647
144.284
143.629
-144.01.8
.-145.049
146.167
-
-
4.000
21.203 22.210 61.384 ---- - -- -- 146.090 139.338 139.397 155.063
A » (eigen (1) Met ingang van 27 December 1945 zijn de Certificlten A en B onder één hoofd vereenigd : Certificaten rekening en Dienst voor Onderlinge Hulp). C » (Soldijen der Geallieerde Legers). (21 Met ingang van 27 December 1945, nieuwe benaning Certificaten (3) Nieuwe rubriek geopend ingevolge het ministerieel besluit van 5 December 1945..
___ 75
II - BUITENLANDSCHE EMISSIEBANKEN
86
Wisselportofeuille Dadelijk en overbeschikheidehare tet papier. goeden Gedisin he het conteerbuitende land binnenlandscha wissels (1)
Gouden munt en muntmateriaal
DATUM
RenteVoorIn looze loopige FrankvoorvoorVerhanrijk aandelbaar schotten schotten gekocht aan den aan den VoorSchatverban- schotten Staat aaaa Staat kistdelbaar op effec- papier (wet van (convenpapier 1"ten J uni tiert van (conven- 9 Jun (decreet 1857, 29-9-38, tie van van 17 conven29-2-40. 29-2.40) Juni tie van 9-6-40, 1938) 29-38-6.44, 1878 enz.) enz.)
1939 Jaargemiddelde 1942 Jaargemiddelde 1943 Jaargemiddelde
92.939 (4)84.598 84.598
20,0 37,0 37,0
8.563 4.763 6.179
3.427 7.878 8.426
3.517 2.931 2.850
30.000 30.000
1944
84.598 84.598 84.598 84.598 (5)75151 75.151 75.151 75.151
36,8 38,8 36,9 36,9 41,7 41,7 41,7 44,2
9.092 7.678 7.640 5.261 27.990 25.800 19.579 16.749
10.035 9.313 10.120 10.672 13.005 12.771 12.804 13.4S3
2.774 2.891 2.883 2.878 3.626 3.479 3.382 3.537
73.151 75.151
45,1 45,8
14.915 14.036
13.484
3.312 3.675
45,8 45,8 47,2 43,8 66,9
12.976 17.376 23.422 26.238 27.125
30.000 30.000 30.000 30.000 30.000 30.000 30.000 30.000 30.000 29.850 30.000 30.000 40.000 40.000 -
1945
6 April 4 Mei 8 Juni 6 Juli 4 Januari 8 Februari 8 Maart
6 April 8 Mei
9 Augustus 6 September 4 October 8 November 6 December 1948 10 Januari
75.151 75.151 65.152 65.152 6)129.817 (6)
12.866 13.699
3.793
14 809
3.956
15.914 18.403 20.730
4.144 4.018 4.005
Voorloopige voorschotten aan den Staat ter betaling van de onderhoudskosten der Dnitsche bezettingstroepen in Frankrijk
Banque de France (millioenen francs)
(2)20.564 564 10.000 (3) 7.567 10.000 66.233 10.000 61.773 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000
Credit• Baakbiljetten . saldi in in rekeomloop 'lin g courant
Dekking°. percent age
•
-174.334 269.159
128.514 314.577 437.130
21.600 76.098 45.007
61,91 21,71 17,55
68.050 66.050 68.900 71.750 900 7.700 11.500 18.650
356.000 372.300 388.600 409.200 426.000 426.000 426.000 426.000
535.152 534.930 563.589 580.936 574.903 669.719 571.629 583.509
44.881 47.106 47.019 51.606 37.916
28.250 -
426.000 426.000
589.45 450.909
426.000 426.000 426.000
479.309 119.699 509.306 96.499 534.796 78.061
14,58 14,31 13,85 13,37 12,26 12,20 12,28 12,05 11,93 12,56 12,55 12,41 10,63 10,61 20,11
10.000 10.000 10.000 10.000 10.000
-
46.356
40.423 40.280 40.571 147.295
426.000
555.576
64.488
426.000
580.432
66.189
rualdige: 1 5/8 pCt. sedert 20 ,armari 1945. Discontorente vorige: 1 3/4 pCt. sedert 17 Maart 1941. (1) Deze rubriek omvat de gedisconteerde binnenlandsche wissels, de door het gegarandeerde wisOffice des Céréales sels en, met ingang van 8 November 1945, het gedisconteerd papier op het buitenland. (2) Voorloopige rentelooze voorschotten aan den Staat (terugbetaalbaar overeenkomstig artikel 8 van de conventie van 12 November 1938). (3) Deze rubriek komt maar sedert 21 September 1919 op den weekstaat voor; dit cijfer is dus het gemiddelde van de laatste vijftien weekstaten van het jaar 1939. (4) Een decreet van de wet van 29 Februari 1940 herwaardeert den goudvoorraad op basis van 23 mgr. 34 goud, gehalte 900/1000 en na afneming van een bedrag van 30 milliard voor het Stabilisatiefonds der wisselkoersen. (5) De vermindering van 9.447 millioen franc heeft als tegenpost een nieuwe rubriek op het actief : Verbintenissen van den Franschen Staat met betrekking tot het gotidepo , ito van de Nationale Bank van België (6) Herwaardeerbag van den goudvoorraad Conventie van 24 December 1945) op basis van 134.027,90 Fr. fr. per kilogram fijn en der beschikbare vreemde valuta op basis van de door het Stabilisatiefonds toegepaste aankoopkoersen.
Bank of England (duizenden .) Metaalvoorraad
DATUM
1939 Jaargemiddelde. 1944 Jaargemiddelde. 1945 Jaargemiddelde. 8 November 6 December 1945 10 Januari 7 Februari 7 Maart 4 April 9 Mei 1944
6 Juni 4 .11111 8 Augustus , 5 :.::epteni. er ,
10 Ootober .... 7 November.,
5 December., 1946 9 Januari ,
Beleggingen van het. aBanking Department n Bankbiljetten in
Gouden en
Goud zilveren (Issue munt Depart- (Banking ment) Depart• ment)
(2) 183 242
omloop
voor den
Staat Disconto gewaar- en voor- Andere borgde schotten waarden fondsen
(Issue Department)
biljettenomloop (1)
245
242 242 242 242
2.328 2.171 .511 .523
242
.524
242 248 248 248 248 248 248
248
212.678 200.893 258.988 217.248
231.978 .417 225 553 .256 181.44:; .239 219.428 187 261.973 805 241 588 345 263.938 301 275.205 454 258.255 364 274.105
311
Toegelaten bedrag
Door den
819 106.985 1.198 213.980 961 251.841
242 242
Deposito's (Banteng Department)
284.830
8.501 6.011 9.214
Totaal
Openbare organen
Banken
138.376
507.256
16.229
235.220
1.136.589
14.978
21.318 102.535 9.942 184.333 12.781 217.876
37.993 161.846 56.195 250.470 55.063 285.720
25,f3 12,E 9,13
55.645 249.502 56.725 248.012 54.645 286.266
11,1 19,1 7,0 11,9
276.033
11.087 2.396 11.173
15.757 239.522 13.778 217.067 13.874 284.035
1.174.882 1.200.000 1.203.682 1.250.000 1.231.638 1.250.000
18.832 177.025 9.729 181.558 9.449 222.172
7.003 7.824 20.660 17,618 5.514 3 731
19.287
1.221.378
22.856 6.257 10.877 19.547
4.261 10.933 6.904
10.789
Totaal
22.890
1.166.346 1.284.388 1.310.577
2.313 6.205
Andere deposito's
Verhou• ding van der metaalVO Or van het Bank. Dep artm ent tot het saldo vat zijndepo sito's pCt.
243.538
1.250.000
14.772 254.574 14.834 261.047
1.220.564 1.250.000 1.240.265 1.250.000
14 471 12.691 13.266
11.979 282.122 11.492 290.958 17.046 286.234 13 682 294.691
1.260.051; 1.270.839 1.294.071 1.323.842 1.330.936 1.3:30.204 1.326.353 1.336.550
13.880
1.358.847 1.400.000
213.533 237.033 278.970
1:1. 6', 2 262.553
huidige
Di•coi torente vorige :
309.499
Kt. •edert
1.300.000 1.300.000 1.350.000 1.350.000
,
57.379 267.749 55.981 254.789 51..553 247.2211
176,125
1.350.000 1.350.000 1.350.000 1.350.000
25.060 18.223 14.774
211.756 221.248 219.023
11.645 262.215
3 pCt. sedert 28 September W9.
d) Excl. de biljetten uitgegeven als tegenwaarde van het goud. (2) Gemiddelde der laatste vier maanden van 1939.
611.567
18.232 181.171 9.088 251.072 15.004 203.092 16.237 214.848
'temt -ier 19'19.
255.954
175.541
204.113 187.931
11,f3
4,3
53.501
20,f1 12,5 18,0 9,fi
52.678
6,4
61.325
58.313
250.728 318 453
271.597 283.763 56.818 2 93 . 634 53.397 292.868 57.168 2 90. 96 5 59.473 333.333
6,4
8,3 4 ,£3 12,f
Nederlandsche Bank (millioenen guldens)
1939 Jaargenzidd 1944 Jaargemidd. 1945 Taargemidd. 1944 6 November 4 December 1945 8 Januari 5 Februari 5 Maart 9 April 7 Mei 4Juni 9 Juli 6 Augustus 10September 8 October 5 November 10 December 1946 7 Januari •
1.213 932 (1) 818 931 931 931 931 931 931 931 931 713 713 713 713 713 713 713
25,4 23,0 28,4 1,2 59,0 171,0 280,0 362,0 700,2 788,4 724,4 595,3 239,3 1,1 0,1 0,1 0,1 0,2
2 3.887 4.436 4.377 4.469 4.415 4.423 4.455 4.43] 4.431 4.431 4.431 4.431 4.431 4.431 4.431 4.452 4.465
--19,8 62,5 18,3 48,6 0,5 14,8 17,6 17,0 47,7 22,9 25,7 57,4 24,8 24,4 36,6 18,6 36,6 . 20,5 20,5 36,6 42,1 15,5 42,1 15,5 14,3 42,0 56,3 14,5 74,1 14,4 14,1 74,2 70,3 14,0
Rekening-courant saldo's Rekening.courant Particulieren 's Rijks Schatkist Bankbiljetten in omloop
rve roa wa 'sldo sa
419 517 921 351 412 373 395 360 502 572 502 513 1.20756 1.332568 1.708247 19 739 379 51 492 380 --532 327
16,4 1.056 4.311 17,1 3.744 32,0 4.892 18,1 22,0 4.990 5.127 16,6 5.219 16,1 5.328 18,3 5.485 24,8 5.518 23,9 20,0 5.264 28,5 4.901 34,5 3.087 36,6 2.445 55,2 (2) 855 (3) 398 36,7 521 830 72,3 344 1.162 322 1.442 70,8
235 135 138 134 130 141 134 134 132 132 134 132 136 138 134 142 138 140
andere saldo's 1
BuitenBeleeBinnenlandsche ningen pondenlandsche betaalwissels, op het ten in ,middel- op effec- Diverse het buitengoe- activa prolen (excl. tee, deren messen, land buiten- pasland munt) enceelen enz.
alleen door overschrijving kan worden beschikt
DATUM
Gouden munt en gouden munt. materiaal
Tezamen der zichtverbinspeciale andere tenissen rekening saldo's 47 104 105 105 105 105 105 105 105 105 105 105 105 105 105 105 105 105
1.52: 4.95 1 19 5.48 6 716 5.34: --5.50'7 --5.60. --5,71 --5,79 1 6.09 --6,19 6.11 242 43 5.56 255 5.21 521 4.97 1.686 4.99 9 2.409 5.00 2 2.520 5.05 6 2.238 4.96 6
huidige 2 1/2 pCt. sedert 27 Juni 1941. Discontorente 1
vorige : 3 pCt. sedert 29 Augustus 1939.
(1) Gemiddelde der laatste zestien staten. (2) Oude uitgiften. (3) Nieuwe uitgifte.
Banque Nationale Suisse (millioenen Zwitsersche franken)
DATUM
Goudvoorraad
Dadelijk beschikbare tegoeden in het buitenland
Binnenlandsohe wissels
Voorschotten op onderpand
281,0 90,6 117,3
93,0 93,7 184,1
36,9 17,2 19,7
1944 7 November 7 December 1945 6 Januari 7 Februari 7 Maart 7 April 7 Mei 7 Juni 7 Juli 7 Augustus 7 September 6 October 7 November 7 December 1946 7 Januari
4.469 4.604 4.559 4.571 4.610 4.644 4.766 4.771 4.622 4.641 4.684 4.695 4.805 4.774 4.778
104,0 92,1 101,7 97,6 91,1 103,1 102,4 113,9 113,9 144,0 150,8 134,7 107,4 127,8 166,7
108,3 64,4 77,4 165,8 280,6 332,8 323,3 335,2 51,4 40,4 65,6 249,7 269,9 86,4 101,1
15,6 28,5 17,7 14,2 15,7 15,6 15,4 16,7 18,4 29,2 16,8 17,8 16,9 25,5 24,3
--,co r) —,Non,o0o. c>
2.525 4.386 4.689
co=c-,0000 m--
1939 Jaargemiddelde. 1944 Jaargemiddelde. 1945 Jaargemiddelde.
Binnenlandsche con" P ondenten
Bankbiljetten in omloop
-
Dekkin gspercentage
1.806 3.033 3.527
1.179 1.427 1.276
94,01 100,37 100,06
3.245 3.328 3.457 3.371 3.454 3.513 3.512 3.493 3 473 3.489 3.535 3.618 3.669 3.696 3.712
1.364 1.191 1.097 1.'272 1.340 1.382 1.495 1.536 1.121 1.154 1.172 1 262 1.323 1.111 1.133
99,20 101,69 102,32 100,54 98,06 97,07 97,24 97,14 103,08 103,05 102,72 98,97 98,42 101,98 101,94
huidige : 1. 1/2 pet. sedert 26 November 1976. Discontorente vorige : 2 pet. sedert 9 September 1936.
-77
Andere zichtverbintenissen
Federal Reserve Banks
86
(Inallioenen 8) Reserve,: van guudeedificaten Fonds tot wederinkoop van biljetten (F. 10. N.)
DATUM Goudcertificaten
reserves Totaal
overheidsfondsen
in omloop (Federal Reserve Notes)
4.553
1939 Jaargemiddelde . 1944 Jaargemiddelde. 1945 Jaargemiddelde .
13.552 18.920 17.404
9 398 688
13.561 19.318 18.092
362 283
240
2.581 14.808 21.350
18.986 23 139
9 November... 7 December... 4 Januari .... 8 Februari.... 8 Maart
18.016 17.930 17.837 17.748 17.651 17.616 17.538 17.412 17.344 17.311 17.238 17 117 17.114 17.127 17.089
548 573 808 625 841 645
18 564 18 500 18.445 18 373 18 292 18.281 18 185 18.109 18.852 17 979 17.920 17.867 17 874 17.892 17.891
235 235 245 284 250 256 2d 247 202 213 209 227 231 227 278
17.957 18.311 18.734 19.181 19.350 19.580 20.720 20.898 21 745 21 910 22.435 23.272 23.078 23.525 23.859
21.015 21.477 21.743 21.846 22.264 22.321 22.722 22.880 23.101 23.473 23.939 24.137 24.296 24.430 24.485
1944 1945
1 April 10 Mei 6 Juni
5 dun it Augustus 5 September 10 October 7 November 5 December 1946 9 Januari
677 697 508 868 682 750 76'4 765 802 Discontorenie
Deposito's (aangesloten banken, Schatkist, enz.)
Bankbiljetten
Nationale
Andere
Dekkingspercentage
11.753 15.347 16.977
85,4 58,3 45,1
16.113 16.077 16.122 16.186 16.082 16.108 16.939 17.350 17 036 16.958 17.014
50,8 49,9 49,4 49,1 48,4 48,2 48,5 45,7 45,0 44,5 43,8 42,9 43,0 42,6 42,2
17.491 17.309 17.554 17.886
{Iuldige: 0,50 pet. sedert 10 Oc:aber 1942. vorige : 1 pCt. sedert 27 Augustus 1937.
Sveriges Riksbank missierec ht ( 2:
netaaltot de circu L
Andere deposanten
Handels]
Staal ins : elli,
960 1.050
479 335
78,5 30,2
621 739
830 710
693 937
278 260
2.239 2.475
568 723
274 191
50,0 30,7
892 944
1944 October November December 1945 ,Januari. Februtri Maart April Mei Juni Juli Augustus
1.006 1.017 1.019 1.052 1.047 1.046 1.040 1.035 1.054 1.055 1.056 1.057 1.046 1 046 1.062 1.060
458 482 492 499 455 361 239 262 277 291 290 298 220 393 434 217
83,2 76,0 80.8 42,7 33,7 23,6 26.7 35,0 27.1 33,3 24,0 20,5 21,7 42,3 32,3 68,1
623 610 616 909 843 635 644 645 623 730 816 881 847 940 856 895
665 739 780 671 785 675 702 840 859 700 695 828 901 691 871 685 928 699 975 710 727 965 734 991 729 983 737 1.038 716 1.066 714 1.037
287 297 324 370 269 265 266 262 237 200 135 211 293 308 302 297
2.329 2.286 2.492 2.377 2.345 2.402 2.388 2.368 2.445 2.412 2.488 2.576 2.567 2 546 2.782 2.587
530 772 584 534 68 576 613 761 710 738 753 801 697 1.049 831 897
379 199 197 438 298 194 161 58 137 308 204 210 163 38 80 47
58,2 28,6 48,7 54,3 45,9 42,1 33,6 18,6 11,5 14,3 19,6 22,5 20,3 44,8 41,4 37.6
968 999 808 1.026 952 812 808 837 858 1.060 977 1.034 880 1.131 953 982
October November December..... . 1946 Januari
81,75 80,83
61,68 65,7
136 3.047 200 3.060 231 3.082 235 3.101 29 3.089 218 2 952 207 2.853 184 2.870 160 2.893 124 3.024 148 3.101 159 3.146 268 3.017 354 3.245 301 3.249 261 3.104
82,32 84,81 77,95 84.37 85,10 82,97 83,02 83,29 82,19 83,31 80.88 78,17 77,66 78,28 72,77 78,01
62,91 83,36 63,4f 84,89 85,02 67,49 69,59 68,71 69,45 66.46 64,90 63,99 68.00 61,41 62,34 65,05
Totaal
1944 Jaargemiddelde . 1945 Jaargemiddelde .
September
2.967 3.043
Rekening-courants ddi biljetten )inloop
ree activa
larisatieen voor het de deviezen
de Staatsvissels betaalbuitenland gbaar tegoed nde banken oankiers
raad (1)
ietaalbaar in n voorschot;ning-couran t,
TIJDVAK (jaargemiddelde of einde maand)
Goud-
he Staa tsen o bligaties
(milliuenen 11" ..)
169 216
1/° pet. sedert 8 Februari 1045. huldtge : / vorige : 3 pet sedert 29 Mei 1941. II) De metaaldekking bestaat uit het geheele goudbezit onverschillig of het In Zweden of in het buitenland berust: liet wordt berekend tegen den prijs van 2.480 Hr. per kg. fijn gewicht. (2) Het emissiecijfer is vastgesteld op de metaaldekking plus een bijkomende dekking gevormd door sommige activaposten. In geval deze bijkomende dekking het cijfer van de gouddekking vermeerderd met 350 millioen te boven gaat, wordt de dekking vastgesteld op het dubbel van de gouddekking plus 350 millioen. De metaaldekking wordt geraamd ot basis van den goudprijs van den dag. (3) Voor het berekenen der verhoudingen wordt de metaaldekking geraamd op basis van den goudr:ils van riet' dag. ,
Ui
Discontovoet van de voornaamste circulatiebanken
86
Sedert België Bulgarije Denemarken Duitschland Finland
16 Januari 1945 1 December 1940 15 Januari 1946
Frankrijk Griekenland Groot-Brittannië Hongarije
20 Januari 1945 10 Februari1941
9 April 1940 3 December 1934
Sedert
pet. 1,50 (1) 5,00 3,50 3,50 4,00 1,625 7,00 2,00 3,00 3,00 4,00 3,50
Nederland Noorwegen Portugal Koemenie Spanje Tsjechoslo..vakije U. S. S. R.
27 Juni 1941 9 Januari 19.111 12 Januari 1944 8 Mei 1944 1 December 1938 28 October 10.1.5 1 Juli 1956
pet. 2,50 2,50 2,50 4,00 4,00 2,50 4,90
Vereenigde Staten (Federal Re26 October 1939 1,00 (2) serve Bank of New-York) ... 27 Augustus 1937 22 October 1940 2,50 9 Februari 1945 Zweden 28 November 1935 Britsch-Indië 1,50 25 November 1936 Zwitserland 11 September 1944 Italië 21 Juli 1941 Japan (1) Disconto der bij een bank gedomicilieerde accepten en warrants. Disconto der andere accepten : t 3/4 pet. Disconto der v oorai door de Nationale Bank van België geviseerde bankaccepten en der geaccepteerde of documentaire wissels uit hoofde van goederenin- of -uitvoer: 1 pCt. (4) Sedert 30 October 1942, 0,50 pet. voor de voorschotten aan de banken van het Federal Reserve system, op de Regeeringsobligaties die na één jaar ten hoogste vervallen of terugbetaalbaar zijn.
III. - BANK VOOR INTERNATIONALE BETALINGEN, TE BAZEL
.
Staten in duizenden Zwitsersche goudfranken [eenheden van 0,29032258... g. fijn goud (art. 5 der statuten)]
I
30 November 1945
I
31 December 1945
31 Januari 1946
ACTIV A pa.
pet. L Goud In baren en geld
pet.
118.285
26,0
118.285
26,0
120.197
:26,4
41.292
9,1
41.669
9,2
42.146
9,3
9.806
2,?
10.988
2,4
11.395
2,5
II. Kasmiddelen :
In de bank en in rekening - courant bij andere banken Rentegevende cal!-gelden IV. Herdlscontopapier :
1. Handelswissels en bankaccepten 2. Schatkistpapier
70.894 11.434 -------
15,6 2,5 82.328
V. Rentegevende termijngelden Op ten hoogste 3 maanden
2.750
70.636 11 154 _____
15,5 2,4 81.790 2.750
0,6
70.179 11 166 ----
0,6
15,4 2,5 81.345 2.750
0,6
VI. Wissels en diverse beleggingen : 1. Op ten hoogste 3 maanden :
a) Schatkistpapier b) Diverse beleggingen 2. Op 3 tot 6 maanden : a) Schatkistpapier b) Diverse beleggingen 3. Op meer dan 6 maanden : a) Schatkistpapier b) Diverse beleggingen VIL Andere activa
12.810 46.505
2,8 10,
23.126 36.745
5,1 8,1
20.118 34.993
4,4 7,7
!:.2.503 46.576
5,0 10,3
24.771 55.728
5,5 12,3
29.644 56 918
6,5 12,5
46.521 24.844 --------
10,2 5,5
33.740 24 .825 --------
7,4 5,5
31.937 23.443 --------
7,0 5,2
l'otaal activa. . .
199.759 140
0,0
198.935 93
0,0
197.0 - 3 99
0,0
454.360 100,0
454.410
100,0
454.985
100,0
PASSIVA
1. Kapitaal : Geautoriseerd en geëmitteerd kapitaal : 200.000 aandeelen
van 2.500 Zwitsersche goudfranken ieder Aandeelen met 25 pCt. volgestort
500.000 125.000
500.000 27,5 --------
19.870
6.525 13.343 4,4 --------
229.001
33,6 152.667 16,8 76.334 --------
125.000
500.000 27,5 --------
125.000
27,5
19.871
6.528 13.343 4,4 --------
19.871
4,4
229.001
33,6 152.667 16,8 76.334 --------
229.001
II. Reserves :
1. Wettelijke reserve 2. Algemeen reservefonds
6.527 13.343
III. Langloopende deposito's :
1. Deposito's op de Trust-rekening der Annuïteiten 2. Deposito der Duitsche regeering
152.667 76.334
IV. Kortloopende en dadelijk opvraagbare deposito's :
(Diverse munten) 1. Circulatiebanken voor eigen rekening : Dadelijk opvraagbaar 2. Circulatiebanken voor rekening van andere deposanten Dadelijk opvraagbaar 3. Andere deposanten : a) Op ten hoogste 3 maanden b) Dadelijk opvraagbaar
88 775
V, Kortloopende en dadelijk opvraagbare deposito's (goud) : a) Op ten hoogste 3 maanden ij Dadelijk opvraagbaar
16.706
Totaal pasciva.
Nota: In deze staten zijn niet begrepen het Dienst der
3.178
0,7
3.670
0,8
3.671
0,8
1.158
0,3
632
0,1
632
0,1
0,0 0,2
88 775
863
250
0,0 0,2 863
0.0 3,7
250 16.692 _______
0,0 3,7
12,8
16.942 58.431
454.360 100,0
454.410
16.956
58.334
VI. Diversen
33,6 16,8
88 796 -------244 16.728 ----
0,0 0,2 884 0,0 3;7
12,9
16.972 58.954
12,9
100,0
454.985
100,0
earmarked goud van Civet latiehanken en de fondsen aangehouden voor den
internationale Leeningen. waarvan de Bank voor Internationale
Betalingen mandataris. trustee of fiscaal agent is.
INHOUDSTAFEL (De gegevens vergezeld van het letterteeken
v
zijn als voorlooplg te beschouwen)
D 0 ORLO OPENDE MAAND STATISTIEKEN Tab.
GELDMARKT I — Rentetarief voor disconto en beleeningen II — Rentestanden voor bankdeposito's en tegoed ter Algemeene Spaaren Lijfrentekas
I
2
4
VALUTAMARKT EN MARKT DER. EDELE METALEN I — Noteering der edele metalen II — Officieele wisselkoersen
9 10
KAPITAALMARKT I Noteeringen van enkele overheidsfondsen (vergelijkende tabel) 14 II — Maandindexcijfers der noteeringen ter Beurze van Brussel en Antwerpen 15 II — Maandindexcijfers ter Beurze van Brussel en Antwerpen 15 IV — Noteering en rendement van de voornaamste obligatietypen 16 V — Emissies van de Belgische en Congoleesche nijverheids- en handelsvennootschappen 17 Retrospectief overzicht Detail der emissies : December 1945 Ingedeeld naar de belangrijk• heid van het kapitaal VI — Leeningen uitgegeven door de Overheid 18 VII — Bankoperaties van het Gemeentekrediet 19 VIII — Hypotheekinschrijvingen 20 —
INKOMEN EN SPAREN —
II
—
Rendement der Belgische naamlooze vennootschappen dividenden Betaalbaar gestelde en obligatiecoupons : December 1945 Retrospectief overzicht Algemeene Spaar- en Lijfrentekas a) Inlagen op particuliere spaarboekjes b) Stortingen ingeschreven op de rekeningen der aangeslotenen bij de Lijfrentekas
LOOP DER ZAKEN Verrekenkamers I II — Postchèque- en giroverkeer —
22531.
Tab.
PRODUCTIE
—
30
31
35
36
Steenkolenmijnen en metaalbedrijven Diverse producties III — Electriciteit IV — Gas —
II
55 56
58 59
VERBRUIK I — Verbruiksindexcijfers II — Tabakverbruik III — Slachtingen in de 13 voornaamste slachthuizen van het land VERVOER Bedrijvigheid van de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen a) bedrijfsontvangsten en -uitgaven b) wagons aan de nijverheid geleverd c) verkeer : 1° algemeen spoorverkeer 2° zware goederen : A) gezamenlijk verkeer B) binnenlandsch verkeer Bedrijvigheid van de Nationale Maat-
schappij van 'Belgische Spoorwegen
65 66 67
70
70
BUITENLANDSCHE HANDEL I Samenvatting aangenomen door de overeenkomst van Brussel 75 II — Samenvatting naar den graad van voltooiing der producten 76 —
WERKLOOSHEID Aantal gecontroleerde werkloozen
81
BANKSTATIST [EKEN — België : Driemaandelijksche staten der banken 85 Weekstaten van de Nationale Bank van België 85 II — Buitenlandsche circulatiebanken : Staten : Banque de France Bank of England Nederlandsche Bank Banque Nationale Suisse Federal Reserve Banks Sveriges Riksbank Discontovoet van de voornaamste circulatiebanken III — Bank voor Internationale Betalingen, te Bazel
Voorh. Drukkerijgest. Th. DEWARICHET, J., M., G. en L. Dewarichet, broeders en zusters, maatsch. onder gez. naam, Wilde-Woudstraat 16, Brussel.
'86
87