1.
Inleiding
In dit integraal veiligheidsplan wordt het veiligheidsbeleid van de gemeente Lopik voor 2008 tot en met 2010 op hoofdlijnen weergegeven. Bij de opstelling van het plan hebben de methodes van de Commissie van Vliet en Kernbeleid Veiligheid (project veilige gemeenten van de VNG) globaal als leidraad gediend. Opbouw van het plan Hoofdstuk 2 van het plan, ‘Visie’, gaat in op de aanleiding, de strategische doelstelling en de uitgangspunten van het beleid. Daarna volgt in hoofdstuk 3 een analyse van de huidige veiligheidsen leefbaarheidssituatie in Lopik. Deze analysering is gedaan aan de hand van de monitor leefbaarheid en veiligheid 2006, politiecijfers, informatie van deskundigen en reeds bestaande activiteiten c.q. beleid op veiligheidsgebied. De omissies die uit deze gegevens naar voren zijn gekomen, staan in hoofdstuk 4 beschreven. Deze zijn verschillend van karakter; zo kan specifiek beleid op een bepaald onderwerp ontbreken of er liggen nieuwe (extra) beleidsaccenten. In hoofdstuk 5, ‘Prioriteiten’, wordt een viertal speerpunten voor de komende beleidsperiode genoemd, maar ook overige aandachtspunten. Het daaropvolgende hoofdstuk gaat kort in op de belangrijkste zaken die aan de orde dienen te komen bij de aanpak van de speer- en aandachtspunten. De organisatorische borging van het beleid komt in het laatste hoofdstuk aan bod.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
1
2.
Visie
2.1. Aanleiding De laatste jaren is veiligheid zowel in het publieke als het private domein een onontbeerlijk aandachtsveld geworden. Veiligheid is een fundamenteel onderdeel van het leven van ieder mens. Iedereen wil in een veilige omgeving leven en werken, zich veilig voelen en dat onveiligheid wordt bestreden. Men rekent hierbij op de inzet van de overheid. “Veiligheid, stabiliteit en respect” is dan ook een van de zes pijlers uit het ‘Beleidsprogramma Kabinet Balkenende IV 2007 – 2011’. Binnen deze pijler zijn acht doelstellingen opgenomen om deze trits te verwezenlijken. Het kabinet richt zich op de huidige problemen in de samenleving, zoals overlast en verloedering, criminaliteit (tegen ondernemingen), agressie, geweld, diefstal en gebrek aan wederzijds respect. Issues die ook in Lopik, een kleine gemeente, spelen. De gemeente Lopik voelt zich verantwoordelijk voor de veiligheid en leefbaarheid in haar gemeente. De raad en het college vinden het belangrijk om veiligheid vorm te geven in integraal beleid, omdat het samenhangt met vele deelterreinen. Daarnaast stelt een integrale werkwijze de gemeente in staat goed te anticiperen op problemen en ontwikkelingen die zich voor (gaan) doen. Vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ook aangegeven dat het zeer wenselijk is dat elke gemeente een Integraal Veiligheidsplan heeft. In 2003 heeft de gemeente Lopik voor het eerst een Integraal Veiligheidsplan (IVP) vastgesteld voor de jaren 2003 – 2006. In dit IVP staan de hoofdlijnen voor het Lopikse integrale veiligheidsbeleid voor de periode 2008 – 2010. Het beleid is gebaseerd op gegevens uit verschillende informatiebronnen: de monitor leefbaarheid en veiligheid 2006, politiecijfers, het collegeprogramma 2006 – 2010, informatie uit gesprekken met bewoners, ondernemers, jongerenwerkers, welzijnswerk, politie, brandweer, wijkbeheer, verkeer, milieu etc.
2.2. Strategische doelstellingen De strategische doelstelling van het Integraal Veiligheidsplan luidt:
De objectieve en de subjectieve veiligheid in Lopik vergroten Deze doelstelling geldt voor veiligheid in het algemeen, dus voor sociale en fysieke veiligheid. Sociale veiligheid In de (wetenschappelijke) literatuur worden verschillende definities van veiligheid en onveiligheid gegeven. Sociale (on)veiligheid omvat vormen van criminaliteit waarvan burgers slachtoffer worden. “De laatste jaren is een zekere ‘oprekking’ van het begrip te zien: meer en meer wordt sociale veiligheid gelijkgesteld aan de afwezigheid van gedragingen die hinder, overlast of gevoelens van onbehagen opleveren voor medeburgers (Bijleveld en Van de Bunt, 2003)” 1. Veiligheid is onderverdeeld in objectieve en subjectieve veiligheid. De objectieve veiligheid is de feitelijke (on)veiligheid; de feitelijke kans dat zich een gebeurtenis voordoet die de veiligheid aantast, bijvoorbeeld doordat men slachtoffer wordt van criminaliteit of een verkeersongeval. Bij subjectieve veiligheid gaat het om de (on)veiligheidsgevoelens/beleving. Zo kan iemand bang zijn om door een donker tunneltje te fietsen, terwijl feitelijk nog nooit iets onveiligs is gebeurd. De subjectieve veiligheid, dus de beleving en het gevoel, beïnvloedt het welbevinden van burgers het meest. Daarom zal in het veiligheidsbeleid ook aandacht worden besteed aan subjectieve veiligheid. 1
Uit “De Stad en Sociale Onveiligheid” door het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) en de Universiteit Leiden (UL), afdeling criminologie, 2004. Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
2
In het collegeprogramma 2006 – 2010 wordt uitgesproken dat de volgende punten in ieder geval de aandacht moeten krijgen in het IVP: - Het vergroten van het veiligheidsgevoel van de bewoners met behulp van diverse praktische maatregelen; - Het stevig aanpakken van vandalisme en criminaliteit; - Het voorkomen en bestrijden van overlast in de breedste zin van het woord, waarbij de overlast in het centrum van Lopik-dorp de hoogste prioriteit krijgt, door middel van een samenhangend plan van aanpak; - Het in nauw overleg met de horeca, omwonenden en verder alle betrokkenen, opstellen van een integraal horecabeleid als oplossing voor de overlastproblematiek. Fysieke veiligheid Naast sociale veiligheid bestaat er ook fysieke veiligheid. Fysieke veiligheid heeft betrekking op veiligheid gerelateerd aan gebouwen, objecten en de inrichting van de openbare ruimte. Brandveiligheid, rampenbestrijding/crisisbeheersing, externe veiligheid, infrastructuur, bouw-, milieu-, en verkeersveiligheid, ruimtelijke ordening zijn onderwerpen die onder fysieke veiligheid vallen. Fysieke veiligheid omvat de gehele veiligheidsketen: proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. De veiligheidsketen is een instrument (en denkwijze) dat een samenhangende en systematische aanpak waarborgt van de verschillende vormen van onveiligheid. De veiligheidsketen heeft zijn wortels in de wereld van de brandbestrijding. Maar in het Stappenplan Integrale Veiligheid uit 1994 is het ook geïntroduceerd om een vaste structuur te brengen in het denken over veiligheidszorg in de breedste zin. De metafoor van een keten maakt direct inzichtelijk hoe belangrijk het is om de onderlinge fasen op elkaar af te stemmen en geen leemten te laten ontstaan. De veiligheidsketen kent vijf schakels: 1. Proactie: het structureel voorkomen van onveiligheid, veelal in het kader van langetermijnbeleid, bijvoorbeeld door in de planfase stil te staan bij de risico’s van bedrijvigheid met gevaarlijke stoffen. 2. Preventie: het in een gegeven (potentieel onveilige) situatie treffen van maatregelen die effect hebben op de directe oorzaken van onveiligheid en/of op het verminderen van de gevolgen ervan. 3. Preparatie: de daadwerkelijke voorbereiding op de bestrijding van mogelijke aantasting van de veiligheid: bijvoorbeeld het opstellen van rampenplannen en het organiseren van oefeningen. 4. Repressie: de bestrijding van onveiligheid en de hulpverlening in acute noodsituaties door de daadwerkelijke inzet van politie, brandweer en andere hulpverleningsdiensten. 5. Nazorg: alles wat nodig is om zo snel mogelijk terug te keren naar de normale verhoudingen door bijvoorbeeld opvang van slachtoffers. De veiligheidsketen is belangrijk omdat het toepassen ervan garant staat voor het systematisch aandacht besteden aan alle relevante onderdelen van veiligheidsbeleid. 2
2.3. Uitgangspunten voor het veiligheidsbeleid Het veiligheidsbeleid van de gemeente Lopik heeft natuurlijk vooral betrekking op de lokale problematiek, maar er zal ook aangesloten worden bij landelijk, provinciaal en regionaal gestelde prioriteiten. De eindverantwoordelijkheid voor de regie van het veiligheidsbeleid ligt op gemeentelijk niveau. De gemeente schept kaders voor het veiligheidsbeleid en vervult een coördinerende, stimulerende en faciliterende rol in het veld met alle relevante spelers. Als regisseur zal zij een sluitende aanpak voor de veiligheidsproblemen bewerkstelligen. Het principe van de veiligheidsketen wordt hierbij toegepast, omdat de keten aan alle relevante onderdelen van het veiligheidsbeleid aandacht besteedt. Het is daarbij van belang dat alle deskundigheid van de gemeentelijke beleidsterreinen en externe partijen wordt samengebracht en dat er heldere afspraken worden gemaakt over de doelstellingen en aanpak. Dit kan op ad hoc- en/of projectbasis geschieden en/of in de reeds bestaande structurele overlegvormen. 2
Uit “De Gids voor veiligheid, deel I” door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1998.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
3
De gemeente Lopik zal dicht bij de burger staan, zij wil weten wat er in de Lopikse gemeenschap speelt. Een open en alerte houding past daarbij. Bewoners en andere partijen worden gehoord en serieus genomen. Signalen uit de gemeenschap worden adequaat opgepakt. Bij de aanpak van problemen wordt gekeken naar de rol en verantwoordelijkheid van elke betrokken partij, want succes zal alleen optreden wanneer de partijen zich gezamenlijk inspannen voor het beoogde resultaat. Nauwe samenwerking en voortdurende communicatie met de politie vindt de gemeente onmisbaar, gezien het feit dat de politie een spilfunctie heeft aangaande veiligheid. Gemiddeld vindt elke twee weken overleg plaats tussen de wijkchef van de politie IJsselstein/Lopik, de burgemeester en de ambtenaar openbare orde en veiligheid om actuele zaken te bespreken. De politie en gemeente stemmen hun taakuitvoering af op de eisen die de veranderlijke samenleving stelt. Dit vergt een flexibele mentaliteit. De politieorganisatie heeft de laatste jaren de nodige aanpassingen doorgevoerd om meer effectief en efficiënt te werken. De juiste mensen moeten op de juiste plaats worden ingezet. De politie wil dáár zijn waar het nodig is. Het veiligheidsbeleid zal regelmatig in het stuurgroepoverleg (zie § 3.3.1. Stuurgroep Leefbaarheid en Veiligheid) geëvalueerd en zonodig aangepast worden bij nieuwe lokale en bovenlokale ontwikkelingen. De laatste jaren zijn rijksoverheidstaken en bevoegdheden op bepaalde beleidsterreinen gedecentraliseerd. Er worden steeds meer verantwoordelijkheden bij de gemeente neergelegd. Zo zal de gemeente klaar moeten staan voor de vorming van het centrum voor jeugd en gezin (zie § 6.1.1. Jongerenoverlast), en andere nieuwe wet- en regelgeving. Na vier jaar kan aan de hand van de monitor en politiecijfers worden gekeken of het beleid invloed heeft gehad. Het integraal veiligheidsbeleid wordt om de vier jaar geactualiseerd.
2.4. Strategische partners De externe strategische partners voor het integrale veiligheidsbeleid zijn: politie, Openbaar Ministerie, brandweer, bewoners, ondernemers, horeca, Nachtwacht, klankbordgroepen, maatschappelijke en welzijns/zorgorganisaties, jongerenwerk, HALT, buurtbemiddeling, scholen, woningbouwcorporaties, etcetera. De interne strategische partners zijn: juridische zaken, welzijn/jeugd/zorgbeleid, onderwijs, leerplichtambtenaar, wijkbeheer/ leefbaarheid, gemeentewerken, infrastructuur, milieu, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, crisisbeheersing. De aard van de problematiek bepaalt welke partners worden betrokken bij de aanpak.
2.5. Flankerende beleidsprocessen Goed veiligheidsbeleid wordt gekenmerkt door systematiek, samenhang en samenwerking. In het veiligheidsbeleid wordt rekening gehouden met de beleidsprocessen van de interne en externe partners. Deze beleidsprocessen hebben invloed op het lokale veiligheidsbeleid en de mogelijkheden daarbinnen. Dit geldt in het bijzonder voor het beleid en de speerpunten van de politie en het Openbaar Ministerie. De maatregelen die men wil nemen in het kader van het integraal veiligheidsplan moeten daarbinnen passen.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
4
3.
Veiligheidsanalyse
Voordat een analyse wordt gegeven van de huidige veiligheids- en leefhaarheidssituatie in Lopik, wordt eerst ingegaan op het vorige Integraal Veiligheidsplan van Lopik (IVP). Vervolgens wordt inzichtelijk gemaakt hoe de huidige situatie op het gebied van sociale en fysieke veiligheid in Lopik is.
3.1. Integraal veiligheidsplan 2003 - 2006 Dit plan is in 2003 vastgesteld voor de jaren 2003 – 2006. In dit plan zijn na analysering van het leefbaarheidsonderzoek 2002 en politiecijfers, zes prioriteiten met doelstellingen geformuleerd. In schema 1 staan deze prioriteiten en doelstellingen weergegeven met hun beoordeling. Schema 1 – IVP 2003 - 2006: Prioriteiten + doelstellingen 2003 – 2006 1. Overlast van jongeren a. Het in samenwerking met alle partners in veiligheid terugdringen van overlastsituaties door jeugd(groepen) door met name het aanpakken van de oorzaken van de jeugdproblematiek; b. Niet alleen preventie maar ook repressie is een middel om de jeugd op zowel hun verantwoordelijkheid als veiligheid te wijzen. Jeugdgroepen dienen nauwlettend gevolgd te worden en aangepakt indien door hen overlast wordt veroorzaakt; c. Bij het volgende leefbaarheidsonderzoek grotere tevredenheid ten aanzien van het functioneren van de gemeente en de politie en een hogere score ‘aandacht politie en gemeente voor problemen in de buurt’.
2. Vernieling aan auto’s en diefstal van/af/uit auto’s d. Het substantieel terugdringen van het aantal inbraken in auto’s in de kern en de nader aan te wijzen gebieden in de gemeente Lopik. Beoogd neveneffect: stabilisering van het totaal aantal autoinbraken in de gemeente Lopik; e. Het eventueel plaatsen van borden ‘Niets erin… Niets eruit’ op aan te geven plaatsen (hotspots).
Beoordeling
a. Zie beleid Jeugd. b. Zie beleid Jeugd. c. In het leefbaarheidsonderzoek van 2006 is alleen het functioneren van de politie gemeten. In 2006 zijn hier meer mensen (zeer) tevreden over dan in 2002! In 2002 was, net als in 1998, 18% van de bewoners (zeer) tevreden over het functioneren van de politie. In 2006 was dat een kwart van de bewoners! Dit komt omdat minder bewoners (41%) noch tevreden/ noch ontevreden zijn t.o.v. 2002 (48%). De percentages “ontevreden” en zeer ontevreden zijn in beide meetjaren nagenoeg hetzelfde gebleven; 23-24% ontevreden; 89% zeer ontevreden. d. In 2002 was er 49 keer aangifte gedaan van diefstal vanaf/uit auto. In 2003 (t/m aug) was dit aantal 97! In 2006 zijn er 61 aangiften van diefstal vanaf/uit auto gedaan. Dus t.o.v. 2002 is het aantal aangiften in 2006 gestegen, maar ze zijn wel weer lager dan in het piekjaar 2003. e. Er zijn geen borden geplaatst. Er is wel een preventieactie gehouden waarbij de politie auto’s controleerde op achtergelaten spullen.
3. Overige vernielingen (aan auto’s, openbare gebouwen, overige vernieling/beschadiging) f. Terugdringen van het aantal vernielingen en diefstallen; g. Het moet de jeugd duidelijk worden dat de aanpak van vandalisme en vernieling serieus wordt opgepakt en dat verkeerde gedragingen consequenties hebben.
f. In 2002 zijn 97 aangiften opgenomen van vernielingen. In 2006 gaat het om 115 aangiften. Er is niet gespecificeerd om welk soort diefstallen het gaat. g. Zie beleid Jeugd.
4. Te hard rijden h. Bij het volgende leefbaarheidsonderzoek een kleiner percentage inwoners dat aangeeft last te ondervinden van te hard rijden.
In 2002 gaf 49% van de bewoners aan dat te hard rijden een vaak voorkomend probleem is. In 2006 vond 47% van de bewoners dat. In 2006 vond 9% van de bewoners dat te hard rijden met voorrang moet worden aangepakt. Door een ander vraagstelling is vergelijking met 2002 niet goed mogelijk.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
5
5. Overlast van brommers en scooters i. Bij het volgende leefbaarheidsonderzoek een kleiner percentage inwoners dat aangeeft overlast te ervaren van brommers en scooters.
i. Het vaak of soms voorkomen van overlast van scooters en bromfietsen is toegenomen van 41% in 2002 naar 52% in 2006.
6. Mate van dreiging j. De mate waarin bewoners dreiging ervaren heeft gevolgen voor de (beleving van) veiligheid. Door het maken van een IVP en (de publiciteit die zal voortvloeien uit) de diverse acties die worden ondernomen, moet de bevolking een beter beeld krijgen over de aandacht die de gemeente en politie aan veiligheid besteden. De verwachting dat vervelende voorvallen en misdrijven voorkomen dient hierdoor minder te worden.
j. De mate van dreiging (de beleving van bewoners over het voorkomen in de buurt van tasjesroof, drugsoverlast, geweldsdelicten, mensen die op straat worden lastig gevallen, dronken mensen op straat en bedreiging) in Lopik is klein. Bij de indicator voor dreiging staat de hoogste waarde voor de meest positieve situatie. De indicatorwaarde is licht gestegen t.o.v. 2002 van 9,1 naar 9,3 in 2006.
In het IVP 2003 – 2006 staan algemene en meetbare doelstellingen. De tevredenheid over het functioneren van de politie is met 7% toegenomen. De doelstellingen voor vernielingen aan auto’s en diefstallen van/af/uit auto’s, vernielingen en diefstallen en overlast brommers en scooters zijn niet gehaald. De doelstellingen voor te hard rijden en mate van dreiging zijn wel gehaald, al gaat het om een minimaal positief verschil. Naast aandacht voor de prioriteiten en het bestaande beleid, hebben in de periode 2003 – 2006 de volgende activiteiten plaatsgevonden: de start van Buurtbemiddeling in het najaar van 2003, er zijn Jongeren Ontmoetingsplekken (JOP’s) gerealiseerd, het wijk- en buurtbeheer heeft met bewoners uit verschillende kernen klankbordgroepen geformeerd, er is onderzoek gedaan naar cameratoezichtmogelijkheden, in 2006 is er een regiegroep opgericht waarin de burgemeester, de wijkchef van de politie, raadsleden en de ambtenaar openbare orde en veiligheid deelnemen om de uitgaansoverlast in het centrum van Lopik dorp aan te pakken, in hetzelfde jaar is samen met de bewoners, de politie en de gemeente het project ‘Nachtwacht’ opgezet, waarbij bewoners vrijwillig toezicht houden in de zaterdag op zondagnacht om overlast van het uitgaanspubliek in het centrum te voorkomen. In het IVP van 2003 – 2006 was opgenomen dat het college jaarlijks een uitvoeringsprogramma (jaarschijf) uit laat brengen waarin ook het activiteitenplan van de politie is opgenomen. Echter, alleen in 2003 is een jaarschijf uitgebracht.
3.2. Huidige situatie sociale veiligheid Het vertrekpunt voor het veiligheidsbeleid van 2008 – 2010 is de veiligheidssituatie van 2006 en 2007 in de gemeente Lopik. Om een compleet beeld te krijgen van de veiligheids- en leefbaarheidsproblemen in Lopik zijn de uitkomsten van de monitor leefbaarheid en veiligheid 2006 en politiecijfers voorgelegd aan diverse sleutelfiguren voor feedback. De informatie uit de feedback, de cijfers en de huidige aanpak worden gebruikt om de huidige veiligheidssituatie van Lopik te analyseren. Daarbij wordt ook gekeken naar eventuele omissies. In schema 2 zijn een aantal demografische gegevens weergegeven. Deze gegevens geven inzicht in de samenstelling van de bevolking in Lopik. De cijfers laten zien over welke mensen we het hebben als we spreken over de bewoners van Lopik. Schema 2 – De sociale kaart van Lopik/demografische gegevens:
Man Vrouw Totaal
0 – 9 jaar 10 – 24 jaar 25 – 49 jaar 50 – 64 jaar 1066 1474 2536 1322 1063 1279 2476 1250 2129 2753 5012 2572
65+ 720 818 1538
Totaal 7118 6886 14.004
Gegevens per 31-12-2006
Van de Lopikse bevolking heeft 99,3% de Nederlandse nationaliteit. Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
6
3.2.1. Monitor leefbaarheid en veiligheid 2006 Het primaire doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van actuele problemen op het gebied van leefbaarheid en veiligheid op gemeente- en wijkniveau. In het najaar van 2006 zijn 1800 schriftelijke enquêtes verstuurd naar bewoners van Lopik. Daarvan zijn er 998 ingevuld geretourneerd (respons 55%). Aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat Lopik een prettige en veilige gemeente is! Zeker in vergelijking met de andere gemeenten uit het politiedistrict Lekstroom. Maar liefst 96% van de Lopikse bewoners vindt zijn/haar buurt (zeer) prettig om in te wonen! Als gemiddeld rapportcijfer voor de buurt (directe woonomgeving) geven de bewoners een 7,8. Dit is een verbetering ten opzichte van 2002, want toen werd een 7,3 gegeven! De 7,8 was zelfs de hoogste waardering die werd gegeven in vergelijking met andere gemeenten van het politiedistrict Lekstroom! Driekwart van alle inwoners van Lopik is (zeer) gehecht aan de buurt waarin zij wonen. Daarvan is zelfs 19% zeer gehecht aan de buurt! De meeste inwoners (88%) voelen zich medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt. Dit aandeel is gestegen de laatste jaren: in 2002 (84%) en 1998 (78%). Dit is een positieve ontwikkeling, want niet alleen de gemeente en politie zijn verantwoordelijk voor de veiligheid en leefbaarheid in de buurt, bewoners hebben hier zeker ook een rol in. Men is iets minder positief over de toekomst: 71% van de bewoners denkt dat de buurt de komende jaren niet vooruit noch achteruit zal gaan. 18% voorziet een achteruitgang. 10% denkt dat de buurt vooruit zal gaan in de toekomst. Ook al is Lopik een leefbare en veilige gemeente, een aantal punten heeft minder goed gescoord in het onderzoek en behoeft dus extra aandacht. Deze punten worden hieronder beschreven: Onderhoud en voorzieningen Uit het onderzoek blijkt dat de tevredenheid over het onderhoud en schoonhouden van de openbare ruimte de laatste jaren af neemt. Dit betreft het onderhoud van wegen, fietspaden, trottoirs en groen en het schoonhouden van straten en pleinen. Qua beschikbaarheid van voorzieningen is men het minst tevreden over de voorzieningen voor jongeren en ouderen, de parkeergelegenheid en het openbaar vervoer. Leefbaarheid in de buurt Lopik dorp springt er bij het onderdeel ‘leefbaarheid in de buurt’ (waardering woonomgeving, sociale kwaliteit, gehechtheid, betrokkenheid/medeverantwoordelijkheid, eigen bijdrage van bewoners aan de leefomgeving) negatief uit ten opzichte van de overige wijken, die juist heel hoog scoren. Lopik dorp is ook het minst positief over de ontwikkeling van de buurt in het afgelopen jaar en in de toekomst. Meest voorkomende problemen in de gemeente Lopik Problemen die volgens de bewoners vaak voorkomen zijn: 1. Te hard rijden (47%) 2. Hondenpoep (35%) 3. Vervuiling door jongeren (22%) 4. Vernielingen (21%) 5. Overlast jongeren (18%) 6. Parkeeroverlast (18%) 7. Agressief verkeersgedrag (17%) 8. Geluidsoverlast door jongeren (17%) Problemen die volgens de bewoners soms of vaak voorkomen zijn: 1. Te hard rijden (85%) 2. Hondenpoep (73%) 3. Woninginbraak (63%) 4. Rommel op straat/ zwerfvuil (62%) 5. Agressief verkeersgedrag (60%) 6. Vernielingen (60%) 7. Vervuiling door jongeren (56%) 8. Geluidsoverlast door jongeren (55%) Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
7
In Lopik dorp komen bijna alle problemen vaker voor dan gemiddeld. Benschop/ Polsbroek(erdam) en Cabauw/Willige-Langerak scoren op veel punten beter dan gemiddeld. De punten waar Lopik dorp hoger dan gemiddeld op scoort zijn: hondenpoep, rommel op straat, vervuiling/geluidsoverlast/overlast door jongeren, vernieling van openbaar eigendom, fietsendiefstal, beschadigingen aan of diefstal vanaf auto’s, parkeeroverlast en diefstal uit auto’s. Verder komt woninginbraak het meest voor in Lopik dorp en Benschop/Polsbroek(erdam). Agressief verkeersgedrag en te hard rijden komen in alle wijken voor: het meeste in Lopikerkapel/ Uitweg/Jaarsveld/ buitengebied en Lopik dorp. Bewoners van Lopikerkapel/Uitweg/Jaarsveld/ buitengebied ervaren vaker dan gemiddeld overlast van aanrijdingen dan in andere wijken. Het vaak of soms voorkomen van overlast door scooters en bromfietsen is toegenomen van 41% in 2002 naar 52% in 2006. Overlast door scooters en brommers komt in alle wijken relatief veel voor. In Lopik dorp is het percentage het hoogst. Op de indicatoren voor overlast (door jongeren, omwonenden, horeca en geluidsoverlast), verloedering (bekladding van muren of gebouwen/graffiti, rommel op straat, hondenpoep, vernieling van telefooncellen, bus- of tramhokjes of verlichting) en vermogensdelicten (woninginbraak, beschadiging/vernieling aan en diefstal vanaf/van of uit auto’s, fietsendiefstal) wijzen uit dat Lopik dorp het meest met deze voorvallen te maken heeft. Aan de hand van de indicatorwaarden zijn de wijken met elkaar vergeleken, alsook de ontwikkeling in de tijd, als het gaat om de leefbaarheid van de wijken. Lopik dorp en Lopikerkapel/Uitweg/ Jaarsveld/buitengebied laten een lichte neergaande ontwikkeling zien in 2006 ten opzichte van 2002. Het belangrijkste probleem in de buurt waarvan bewoners vinden dat het met voorrang aangepakt moet worden, is het parkeerprobleem: 11% van de bewoners deelt deze mening, gevolgd door het te hard rijden (9%), verkeersoverlast (7%) en overlast van groepen jongeren (6%). Andere problemen die prioriteit verdienen zijn het onderhoud van groenvoorzieningen, de bestrating, de overlast van hondenpoep en de verkeersveiligheid. Top-3 van problemen, per buurt Per buurt is de volgende top 3 van belangrijkste problemen opgesteld: Benschop/ Polsbroek(erdam); 1. Te hard rijden (14%) 2. Parkeeroverlast (13%) 3. Het verdwijnen van brandweerpost (6%) Lopik dorp 1. Parkeeroverlast (13%) 2. Overlast van groepen jongeren (12%) 3. Hondenpoep (8%) Cabauw/ Willige-Langerak 1. Te hard rijden (9%) 2. Samenstelling van de wijk (9%) 3. Bestrating (8%) Lopikerkapel/ Uitweg/ Jaarsveld/ buitengebied 1. Verkeersoverlast (20%) 2. Te hard rijden (12%) 3. Parkeeroverlast (8%) Functioneren van de politie Een kwart van de bewoners van Lopik is (zeer) tevreden over het functioneren van de politie. 41% van de bewoners is noch tevreden, nog ontevreden over het functioneren van de politie. Bewoners uit Lopik dorp zijn het minst tevreden, maar toch geven de bewoners van Lopikerkapel/ Uitweg/ Jaarsveld/buitengebied geven de politie het laagste rapportcijfer. Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
8
Gevoel van (on)veiligheid 27% van de bewoners uit Lopik voelt zich in het algemeen - in Lopik en in de eigen buurt - soms onveilig, 2% voelt zich vaak onveilig. In de eigen buurt voelt men zich aanzienlijk minder vaak onveilig dan in (de rest van) Lopik (19%: 18% soms, 1% vaak). De bewoners van Lopik dorp voelen zich als enige meer dan gemiddeld vaak of soms onveilig in Lopik (35%) en in hun buurt (24%). Ruim de helft (55%) van de bewoners vindt dat de politie en gemeente aanvullende maatregelen moeten nemen om de veiligheid te vergroten, voor Lopik dorp is dat percentage 73%. 15% vindt dat er geen aanvullende maatregelen nodig zijn, 30% weet het niet. De extra inzet van politie op vrijdag- en zaterdagavond en ’s nachts, het aanpakken van onveilig rijgedrag van brommers en scooters en het plaatsen van camera’s op onveilige locaties zijn maatregelen die veel genoemd zijn. Slachtofferschap Het gaat hier om voorvallen die een huishouden treffen (diefstal van fietsen, diefstal uit de auto/ woning/tuin, vernieling en/of huiselijk geweld) en om persoonsgebonden misdrijven (diefstal van portemonnee/tas, bedreiging en mishandeling). Ongeveer een derde (34%) van alle inwoners van Lopik is het afgelopen jaar slachtoffer geweest van één of meer misdrijven. Dat is vergelijkbaar met 2002. De bewoners van Lopik dorp (44%) zijn vaker dan gemiddeld slachtoffer geweest van een of meer delicten. In het merendeel van de gevallen gaat het om een delict op huishoudensniveau (33%). 3% is slachtoffer geworden van een delict op persoonsniveau. Beschadiging of vernieling aan of diefstal vanaf de auto komt het meeste voor. Van de huishoudens heeft 15% hier last van gehad (2002 was dit 17%). Meer dan gemiddeld komt dit voor in Lopik dorp (20%). Beschadiging of vernielingen (bijv. aan huis of aan de tuin) komt op de tweede plaats (11%). 9% van de huishoudens heeft te maken gehad met fietsendiefstal, en 8% met overige diefstal. Het aandeel slachtoffers van auto-inbraken in Lopik is iets toegenomen, van 5% in 2002 naar 6% in 2006. Auto-inbraken komen meer voor in Lopik dorp dan in de andere wijken. Bij circa 6% van de huishoudens in Lopik is in 2006 een inbraak gepleegd met diefstal (2%) of hiertoe een poging gedaan (4%). De meeste inbraken zijn gepleegd in Benschop/ Polsbroek(erdam) (4% inbraak met diefstal, 4% poging tot inbraak) en Lopik-dorp (resp. 2% en 5%). Deze percentages liggen wat hoger dan in 2002. Huiselijk geweld is voor het eerst gemeten en komt in minder dan 1% van de huishoudens soms of vaak voor. Meldpunt Buitenruimte en Wijk- en buurtbeheer Sinds maart 2005 heeft de gemeente Lopik een Meldpunt Buitenruimte. Dit centrale meldpunt is ingesteld om snel actie te kunnen ondernemen op meldingen of klachten over bijvoorbeeld afval, riolering, schade aan wegen, trottoirs, speeltoestellen, hekwerken, plantsoenen, defecte straatverlichting etcetera. Uit het onderzoek blijkt dat het Meldpunt Buitenruimte niet goed bekend is; 69% van de bewoners kent het meldpunt niet. Bijna de helft (48%) van de meldingmakers bij het meldpunt vindt dat de melding niet goed is opgelost. Het Wijk- en Buurtbeheer is bij 42% van de bewoners bekend.
3.2.2. Politiecijfers In deze paragraaf worden de politiecijfers van Lopik gepresenteerd. Deze cijfers geven het geregistreerde aantal aangiften weer voor 2002, 2005, 2006 en 2007 (tot en met juli) van de verschillende delicten. Echter, lang niet alle misdrijven komen ter kennis van de politie en worden geregistreerd. Het is belangrijk om bij het lezen van de politiecijfers het volgende in het achterhoofd te houden: “De politie maakt onderscheid tussen ‘haalwerk’ en ‘brengwerk’. Tot het haalwerk behoren misdrijven die de politie zelf constateert door controles uit te voeren, zoals verkeersmisdrijven (rijden onder invloed) en drugs- en milieumisdrijven. Als de politie controles uitvoert, neemt het aantal geregistreerde delicten toe. Zo’n toename zegt niets over de trend in deze criminaliteitsvormen. Het zegt slechts iets over de trend in inspanningen van de politie. Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
9
De meeste misdrijven behoren tot het zogenaamde brengwerk, dat wil zeggen dat particulieren of bedrijven aangifte doen bij de politie van een misdrijf waarvan zij het slachtoffer zijn geworden. Lang niet alle delicten worden evenwel door de slachtoffers bij de politie gemeld. Het deel van de tegen individuele burgers of bedrijven gepleegde delicten dat bij de politie bekend wordt, is goeddeels afhankelijk van de bereidheid van de bevolking om delicten bij de politie aan te geven. Vooral kleinere delicten, zoals fietsendiefstal of delicten die in de privésfeer zijn gepleegd, worden vaker niet dan wel bij de politie gemeld. Sommige slachtoffers zien af van het doen van aangifte, omdat zij zich generen met hun slachtofferschap naar buiten te treden (bijvoorbeeld bij seksuele delicten of gevallen van oplichting) of omdat zij bang zijn voor represailles van de daders. De hier genoemde factoren leiden ertoe dat de officiële cijfers van de ter kennis van de politie gekomen misdrijven geen volledig beeld geven van de gepleegde misdrijven. De politiecijfers laten, zo wordt vaak gezegd, slechts het topje van de ijsberg zien. Een aanzienlijk aantal misdrijven blijft verborgen voor de politie en/of justitie. Dit is de zogenoemde verborgen criminaliteit (in het Engels: dark number).” 3
Schema 3 - Politiecijfers
Voor een actueel beeld dient vooral gekeken te worden naar de cijfers van 2006 en 2007. Aantal opgenomen aangiften
2005
2006
Groei
Groei
20052006 absoluut
20052006 relatief
T/m juli 2006
T/m juli 2007
Groei
Groei
Jan-jul 20062007 absoluut
Jan-jul 20062007 relatief
443
373
-70
-16%
228
262
+34
15%
Woninginbraken
34
36
+2
6%
16
21
+5
31%
Bedrijfsinbraken
23
38
+15
65%
16
28
+12
75%
Zedenmisdrijf
3
3
0
0%
3
4
+1
33%
Moord, doodslag
0
0
0
0%
0
0
0
0%
Openlijk geweld
8
2
-6
-75%
1
1
0
0%
Bedreiging
12
6
-6
-50%
4
3
-1
-25%
Mishandeling
21
15
-6
-29%
12
11
-1
-8%
Straatroof
2
2
0
0%
1
1
0
0%
Overval
1
0
-1
-100%
0
0
0
0%
Diefstal van/uit auto’s
68
61
-7
-10%
41
37
-4
-10%
Diefstal fiets
48
15
-33
-69%
11
11
0
0%
110
115
+5
5%
74
61
-13
-18%
2
1
-1
-50%
1
1
0
0%
111
79
-32
-29%
48
83
+35
73%
Totaal criminaliteit
Vernieling Milieu Overige criminaliteit
In 2006 is ten opzichte van 2005 16% minder aangifte gedaan, maar in 2007 (tot en met juli) is een groei van 15% te ontdekken ten opzichte van 2006 (tot en met juli). Het aantal woninginbraken bevindt zich in een stijgende lijn. Het aantal bedrijfsinbraken is zowel in 2006 als 2007 (tot en met juli) fors gestegen. Openlijk geweld, bedreiging en mishandeling zijn dalende, net als diefstal van/uit auto’s. In 2006 zijn 33 aangiften minder opgenomen voor fietsendiefstal (-69%) ten opzichte van 2005. Het aantal vernielingen is in 2007 (tot en met juli) gedaald met 18% ten opzichte van dezelfde periode in 2006.
3
Uit “Actuele criminologie”, door J. van Dijk, H. Sagel-Grande en L. Toornvliet, 2002.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
10
In vergelijking met 2005 zijn in 2006 29% minder aangiften opgenomen voor de categorie ‘overige criminaliteit’. Hieronder vallen delicten als zakkenrollen, overschrijding van bepaalde wetten, diefstal van overige goederen etc. Echter in de periode januari tot en met juli 2007 is een groei te constateren van 73% in vergelijking met dezelfde periode in 2006.
3.2.3. Cijfers Bureau Halt Utrecht In schema 4 staat een overzicht met het aantal Halt-afdoeningen voor jongeren uit Lopik en de feiten waaraan zij zich schuldig maakten. In § 3.3.2. Jeugd staat meer informatie over de functie van Bureau Halt Utrecht. Schema 4 – Halt-afdoeningen in Lopik Jaar 2003 2004 2005 2006 2007 e
Vernieling (Winkel) Vuurwerk Openlijk Overige Totaal Baldadig- Baldadigheid/ Brandbrandstichting stichting -diefstal geweld delicten aantal heid 14 3 0 0 6 2 3 0 0 25 0 5 0 3 6 6 2 3 6 0 0 0 1 1 3 0 1 9 1 0 0 1 2 0 3 2 3 0 0 1 0 1 1 0 0
1 halfjaar
3.2.4. Informatie van sleutelfiguren Overmatige alcohol- en drugsgebruik Landelijk wordt een trend waargenomen in een toename aan alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en jongvolwassenen. Jongeren drinken steeds meer en beginnen op steeds jongere leeftijd met het drinken van alcohol. Dit probleem speelt in hogere mate in plattelandsgemeenten. Het jongerenwerk en de politie signaleren deze trend ook in Lopik. Op bepaalde plekken in de openbare ruimte wordt (voor)gedronken en softdrugs gebruikt door jongeren. In het uitgaansleven wordt overmatig alcoholgebruik geconstateerd en vermoedelijk wordt ook hard- en/of softdrugs gebruikt. Vermoedelijk, omdat het gebruik zelf, dus de inname van de drugs, meestal niet gebeurt in de aanwezigheid van de politie of andere autoriteiten. Wel ervaren zij in de uitgaansavonden en -nachten jongeren en jongvolwassenen die onder invloed zijn van verdovende middelen. Bang om te melden/angst voor represailles Een ander probleem dat gesignaleerd wordt is dat mensen in bepaalde gevallen bang zijn voor represailles. Men durft bijvoorbeeld geen melding of aangifte te doen van bepaalde kwesties of iemand aan te spreken op ongewenst gedrag. Overal in het land is deze tendens gaande, het is dus geen lokaal probleem, maar er moet wel lokaal aandacht voor komen. Want de onveiligheid kan alleen worden aangepakt als de gemeente en politie weten wat er speelt.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
11
3.3. Huidig beleid sociale veiligheid In deze paragraaf zijn de activiteiten op veiligheidsgebied die al worden ondernomen in de gemeente Lopik opgesomd.
3.3.1. Stuurgroep Leefbaarheid en Veiligheid De Stuurgroep Leefbaarheid en Veiligheid is in april 1999 van start gegaan met als doelstelling het leveren van een bijdrage aan de integrale aanpak van de veiligheidsproblemen in en rond de gemeente Lopik. De stuurgroep wordt voorgezeten door de burgemeester van Lopik, leden zijn onder meer de wijkchef van politiebureau Lopik/IJsselstein, de brandweercommandant (indien er brandweergerelateerde onderwerpen op de agenda staan), een bestuurslid van de Stichting Samenlevingsopbouw Lopikerwaard, de wethouder jeugdbeleid, de ambtenaar openbare orde en veiligheid en de ambtenaar leefbaarheid/wijk- en buurtbeheer. Het is een overleg op strategisch niveau. Deelname van de twee bestuurders heeft als voordeel dat zij bestuurlijke dekking en draagkracht kunnen genereren voor diverse maatregelen en plannen. De stuurgroep komt ongeveer 5 keer per jaar bijeen om te adviseren over initiatieven en projecten op het gebied van veiligheid en fungeert tevens als coördinatiepunt voor lopende en incidentele zaken. Daarnaast geeft zij sturing aan de werkgroep Jeugd en Veiligheid (zie § 3.3.2. jeugd). 3.3.2. Jeugd Jeugd speelt op het gebied van veiligheid vaak een rol. Sommige bewoners ervaren (groepen) jongeren soms als bedreigend, bijvoorbeeld omdat ze rondhangen, luidruchtig zijn, afval achterlaten, vernielingen plegen, overlast geven met hun brommers/scooters etcetera. Het ervaren van overlast door jongeren is subjectief; de een voelt zich onveilig als een groep jongeren in de straat is, de ander heeft hier geen enkele moeite mee. De gemeente Lopik heeft in beperkte mate te maken met overlastsituaties door jongeren. Om het opgroeien en de ontwikkeling van kinderen en jongeren zo goed mogelijk te laten verlopen, heeft de gemeente jeugdbeleid gericht op de leeftijdscategorie van 0 tot 23 jaar opgesteld (Nota Jeugdbeleid Gemeente Lopik 2005 – 2008). De gemeente vervult een regierol om ervoor te zorgen dat een samenhangende sociale infrastructuur tot stand komt. Voor de gehele jeugdfase wordt gestreefd naar een sluitende aanpak en ondersteuning vanuit de hele jeugdketen. Informatie-uitwisseling en afstemming tussen de schakels van de keten zijn hierbij essentieel, want de jeugd mag niet tussen wal en schip belanden. Hoewel gemeenten op verschillende terreinen en manieren verantwoordelijk zijn voor deze leeftijdsgroep (Wet op Jeugdzorg, Leerplicht), zijn en blijven ouders/opvoeders de eerstverantwoordelijke als het gaat om het opgroeien en opvoeden van hun kinderen. Jeugd- en ouderparticipatie gedurende de voorbereidings- en uitvoeringsfase van het beleid is een belangrijk aandachtspunt. Het jeugdbeleid bevat algemene, preventieve en curatieve/repressieve elementen. De volgende activiteiten vinden plaats op het onderwerp jeugd: Werkgroep Jeugd en Veiligheid De werkgroep Jeugd en Veiligheid opereert vanaf 2005 onder de aansturing en verantwoordelijkheid van de Stuurgroep Leefbaarheid en Veiligheid. Deze werkgroep bestaat uit de ambtenaren Jeugdbeleid, Wijk- en Buurtbeheer en Integrale Veiligheid. De jongerenwerker en wijkagent worden ook bij dit overleg betrokken. De signalen die zij opvangen en klachten die bij deze actoren binnen komen, worden besproken en een afgestemde, samenhangende aanpak wordt zo integraal bepaald. De werkgroep heeft de jongeren grotendeels in kaart. Het overleg is om versnippering van de aanpak te voorkomen en niet langs elkaar heen te werken. Dit draagt bij aan een heldere interne en externe afstemming van de zaken. Op 22 april 2005 is deze manier van werken middels de “Integrale aanpak jeugdoverlast” door de raad van de gemeente Lopik vastgesteld.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
12
Het voorkomen van jeugdoverlast/Jongerenwerk Het jongerenwerk organiseert activiteiten voor de jeugd, zodat zij verschillende mogelijkheden qua vrijetijdsbesteding krijgt aangeboden. Zo heeft het jongerenwerk van de Stichting Samenlevingsopbouw Lopikerwaard in 2007 onder andere kickbokslessen en activiteiten in Hoxemacoa georganiseerd. Er zijn ook Jongeren Ontmoetingsplekken (JOP’s) gecreëerd in samenspraak met de jongeren, het jongerenwerk, de gemeente en de politie. Netwerk 12In dit netwerk worden sluitende afspraken gemaakt met betrekking tot signalering van mogelijke problemen bij kinderen van 0 tot 12 jaar. Beoordeling en verwijzing zijn vooral van belang tussen de jeugdzorg, overige gezondheidszorg en de welzijnsvoorzieningen als peuterspeelzaalwerk, kinderopvang, buitenschoolse opvang en later het jongerenwerk. Door middel van aanpassing van het protocol Netwerk 12- zijn deze sluitende afspraken bijgesteld en vastgelegd. Het Netwerk 12- komt 7 keer per jaar bij elkaar. Netwerk 12+ Na groep 8 gaan de kinderen uit Lopik naar voortgezet onderwijsinstellingen die buiten de gemeente Lopik zijn gesitueerd. Voor lokale organisaties verdwijnen de jongeren daarmee deels uit zicht. De bedoelde onderwijsinstellingen kennen wel hun eigen zorgorganisaties, maar deze zijn niet lokaal georganiseerd. Door de verschillende schaal van de organisaties (lokaal – regionaal) sloot de informatievoorziening niet goed op elkaar aan en was lang niet altijd duidelijk wie de hulpverlening van jongeren van 12 tot 19 jaar coördineerde. Daarom is in juni 2007 het Netwerk 12+ van start gegaan. In dit Netwerk wordt de hulpverlening en zorg voor deze jongeren gecoördineerd. Er vindt enerzijds goede afstemming plaats met de netwerken rond de scholen voor het voortgezet onderwijs. Anderzijds is goede afstemming noodzakelijk met het Justitieel Casusoverleg Jeugd (JCJ, zie hierna), zoals dat functioneert in het district Lekstroom. Vanuit het Netwerk 12+ vindt ook afstemming plaats met het regionaal meld- en coördinatiepunt school-verzuim, het RMC. Door de vertegenwoordiging van de leerplichtambtenaar wordt deze afstemming bewaakt. Het Netwerk 12+ komt 7 keer per jaar bij elkaar. Jeugd Overleg Lekstroom Per 1 januari 2004 is het Jeugd Overleg Lekstroom van start gegaan (JOL), ook wel Jeugdpreventiesecretatiaat (JPS) genoemd. Dit secretariaat is ondergebracht bij de districtspolitie. De taak van het JPS/JOL is het samenbundelen van informatie over overlastgevende en delinquente jongeren en deze informatie doorgeleiden naar het Justitieel Casusoverleg Jeugd (JCJ, zie hierna). Het gaat om jeugd van 10 – 23 jaar met licht crimineel gedrag of personen die probleem- of signaalgedrag laten zien dat niet of onvoldoende wordt opgepakt in de lokale situatie of waarvan de aanpak in de lokale situatie niet tot een oplossing leidt. De cliënten worden gevolgd in een cliëntvolgsysteem. Betrokkenen zijn de welzijnsinstellingen, de politie, Bureau Jeugdzorg, gemeenten en het arrondissementsparket. Het JPS/JOL richt zich op jongeren met minstens één van de volgende problemen: problemen thuis, schoolproblemen, politie/justitiecontacten, financiële problemen, verslaving, onderhouden van risicovolle relaties, psychosociale problemen. In feite is het JOL/JPS een intensivering van het huidige justitiële overleg en een verbetering van de communicatie tussen de verschillende overlegvormen (districtelijk en lokaal) onderling. Eind 2007 is het JPS/JOL geëvalueerd, het is de bedoeling dat de taak van het JPS/JOL in het veiligheidshuis (zie § 6.1.1. Jongerenoverlast) vorm krijgt en wordt overgenomen. De leerpunten van de evaluatie worden meegenomen bij de aansluiting naar het veiligheidshuis. Justitieel Casus Overleg Jeugd (JCJ) In het district Lekstroom van de regiopolitie functioneert een Justitieel Casus Overleg Jeugd (JCJ) voor jongeren van 10 tot 23 jaar. Deelnemende partijen zijn: Bureau Jeugdzorg Utrecht, Coördinator Jeugd van Politie Lekstroom, Jeugdsecretaris van het Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Halt Utrecht. Buiten de justitiële afhandeling van zaken wordt gezorgd voor samenhang en afstemming met de lokale netwerken. Alle minderjarigen waarvan een strafdossier naar justitie wordt gestuurd, worden besproken in het Justitieel Casusoverleg Jeugd. In het JCJ wordt een beoordeling gemaakt van deze personen Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
13
waarna een voorstel op maat (in het JCJ kunnen geen straffen gegeven worden) volgt. Personen waarvan meerdere risicofactoren bekend zijn (dus meer dan het gepleegde feit) worden verder besproken in het risico-overleg. In dit overleg zijn zoveel mogelijk partners aanwezig zodat naast het justitiële traject tot een sluitende aanpak op diverse andere terreinen kan worden gekomen, zoals leerplicht, zorg- en behandelingstrajecten. Informatie van de partners is in dit overleg cruciaal. Afstemming RMC, CWI/UWV en Sociale Dienst Voor jongeren die hun school verlaten zonder een startkwalificatie heeft de gemeente Lopik trajectbegeleiding. Het hoofddoel van trajectbegeleiding is deze jongeren weer terug op school te krijgen en te zorgen dat zij hun school verlaten met een diploma waarmee zij in de arbeidsmarkt terecht kunnen. Het RMC geeft aan welke jongeren het onderwijs verlaten en met welke kwalificatie. Als het niet lukt om de jongeren weer naar school te laten gaan moet het CWI/UWV die jongeren zo snel mogelijk bemiddelen richting werk, zonodig na aanvullende scholing. Als dat niet snel tot resultaat leidt ontstaat een recht op bijstand. Halt Bureau Halt Utrecht werkt aan het voorkomen en terugdringen van veelvoorkomende en beginnende jeugdcriminaliteit door repressieve en preventieve activiteiten: • Jongeren die door de politie zijn opgepakt voor een licht vergrijp krijgen bij Halt een alternatieve straf. Hiermee voorkomen zij vervolging door justitie. • Gemeenten, politie en scholen worden ondersteund bij het behalen van hun veiligheidsdoelstellingen door concrete preventieactiviteiten zoals voorlichtingen en projectmatige activiteiten. • Samen met ketenpartners werkt Halt aan een sluitend netwerk voor jongeren die naast een alternatieve straf ook zorg en/of hulp nodig hebben. Een Halt-verwijzing is voor jongeren in de leeftijd van 12-18 jaar. Voor kinderen onder de 12 jaar heeft Halt de Stop-reactie. Dit traject bestaat uit een gesprek met kind en ouder, een huiswerkopdracht en een evaluatiegesprek. Eventueel kan Halt een gezin doorverwijzen naar een hulpverleningsinstantie. In schema 4 van § 3.2.3. staat een overzicht weergegeven van het aantal Halt-afdoeningen voor jongeren uit Lopik en de feiten waaraan zij zich schuldig maakten de afgelopen jaren. Scholen en veiligheid De gemeente zal initiatieven van scholen met betrekking tot veiligheid en leefbaarheid stimuleren en waar mogelijk ondersteunen, want juist op jonge leeftijd is het belangrijk om kinderen het goede bij te brengen. Daarnaast is veiligheid, in en om de school, een onderwerp dat steeds meer aandacht krijgt van scholen en gemeenten. De gemeente Lopik heeft het directeurenoverleg geïnitieerd dat 3 à 4 keer per jaar plaatsvindt. In dit overleg worden allerlei zaken die op de scholen spelen besproken en in bepaalde gevallen leidt dat tot acties die door de gemeente zelfstandig of in samenwerking met de school en/of derden worden opgepakt. Voorts worden schoolgebouwen en inventaris afdoende beveiligd. De gemeente koopt bij Bureau Halt Utrecht de voorlichtingslessen ‘Doe effe normaal’ in. Alle groepen 8 van de basisscholen in Lopik krijgen drie lessen. De lessen hebben een preventief oogmerk; voorkomen dat ongewenst gedrag optreedt in de openbare ruimte (vandalisme, diefstal en geweld). Het jongerenwerk geeft ook voorlichtingslessen aan de groepen 8 van de basisscholen in Lopik over alcohol, tabak en drugs. Om pesten tegen te gaan kunnen scholen gebruik maken van leskisten van de GGD. Een kist bevat lesmateriaal voor docenten om voorlichting te geven. Veel scholen houden ‘anti-pestprojecten’. Elk jaar verzorgen de scholen in samenwerking met de gemeente verkeerseducatielespaketten en het verkeersexamen. Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
14
3.3.3. Uitgaansoverlast Bewoners van Lopik dorp ervaren al jaren in verschillende mate regelmatig overlast van bezoekers die ’s nachts de horecagelegenheden in het centrum verlaten en naar huis gaan. Het gaat dan om enkele personen die baldadig zijn, en onderweg vernielingen plegen (aan auto’s, tuinen, ramen, straatmeubilair), geluidsoverlast en vervuiling veroorzaken. Drank- en drugsgebruik spelen hierbij ook vaak een rol. Bij de aanpak van deze problematiek hebben de volgende onderdelen een rol: Regiegroep Op 17 oktober 2006 heeft de politie in de raad de zorg uitgesproken over het alcoholgebruik in discotheek de Manebrug, het busvervoer en de overlast. Er is toen een regiegroep opgericht bestaande uit de burgemeester, de wijkchef van de politie en vertegenwoordigers van de raadsfracties om een breed politiek draagvlak te creëren in de aanpak van de overlast in het centrum tijdens de weekenden. De burgemeester en wijkchef hebben besprekingen gevoerd met de Manebrug. Er is een gedoogbeschikking gemaakt waarin zaken zijn vastgelegd rond alcoholgebruik, geleide sluitingstijden, leeftijdscontrole en meer toezicht door de medewerkers van de Manebrug zelf bij het instappen in de bussen. Horecabeleid Eind 2007 zal de nieuwe horecanota ter besluitvorming aan de raad worden voorgelegd. Hierin is het beleid voor de horeca in Lopik opgenomen. Dit beleid gaat onder andere in op de wetgeving die geldt voor de horeca, de algemene plaatselijke verordening, de terrasvergunningen, de exploitatievergunning, toezicht en handhaving. De Nachtwacht In juni 2006 zijn de bewoners van Lopik dorp met het initiatief gekomen om zelf toezicht te gaan houden in het centrum in de nacht van zaterdag op zondag om de uitgaansoverlast te voorkomen! Dit idee is samen met de gemeente en politie opgepakt. In oktober 2006 zijn de surveillances van de Nachtwacht begonnen. Er is een centrumgroep en een groep die langs een uitlooproute surveilleert. Elke groep heeft een coördinator die de planning maakt en als aanspreekpunt fungeert voor de vrijwilligers enerzijds en gemeente en politie anderzijds. De functie van de Nachtwacht is bekend gemaakt bij de regionale meldkamer in Utrecht, zodat de meldkamer weet wat de Nachtwacht is en adequaat kan reageren. Sinds de nachtwacht surveilleert ervaren de bewoners van het centrum minder overlast van het uitgaanspubliek. Er wordt ook minder vernield, zoals blijkt uit politiecijfers. De bewoners, gemeente, politie en horeca vinden de Nachtwacht een waardevol initiatief. Bij aanvang van het project Nachtwacht hadden 15 vrijwilligers zich aangemeld. Een jaar later zijn er al ruim 30 vrijwilligers! Het project versterkt ook de sociale samenhang in het gebied waar gesurveilleerd wordt. Het succes van het Nachtwacht-project heeft in oktober 2007 zelfs geresulteerd in een nominatie voor de Hein Roethof-prijs van het Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV)! Horecaoverleg centrum Het Nachtwacht-project is breder getrokken door het instellen van een horecaoverleg voor het centrum, onder voorzitterschap van de burgemeester. In juli 2007 werd dit overleg met de coördinatoren van de nachtwacht, de horecaondernemingen van het centrum, de politie en de gemeente voor het eerst gehouden. Het overleg is bedoeld om elkaar op de hoogte te brengen van actuele zaken en onderling sluitende afspraken te maken om de uitgaansavonden ordelijk te laten verlopen. De onderlinge afstemming en communicatie verbeteren, alle betrokken partijen vinden het overleg dan ook nuttig en waardevol. Het horecaoverleg zal ongeveer 3 of 4 keer per jaar, naar behoefte, plaatshebben. 3.3.4. Burgeridee - Groene Zwaan De politie heeft voorgesteld om vanuit de regiegroep een prijsvraag te houden waarbij burgers ideeën kunnen inzenden die een bijdrage leveren aan het bevorderen van de veiligheid en het terugdringen van criminaliteit. De burger moet het idee zelf uitvoeren, maar kan daarbij wel op ondersteuning rekenen van de gemeente en de politie. Begin 2007 is de prijsvraag uitgeschreven. In juni 2007 zijn zeven ideeën genomineerd voor de prijsvraag. De genomineerden hebben tot december 2007 de tijd om hun idee uit te voeren. Op 7 december 2007 zal het idee dat het beste uitgevoerd is tot winnaar gekozen worden. Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
15
3.3.5. Wijk- en Buurtbeheer In 1999 is de gemeente Lopik gestart met Wijk- en Buurtbeheer (w&b). Dit is een gebiedsgerichte manier van werken waarbij bewoners gevraagd worden om mee te denken over de leefbaarheid van hun eigen buurt of wijk. De gemeente geeft gestalte aan het w&b in samenwerking met de politie, de woningbouwverenigingen en de welzijnsstichting SSL. Het uiteindelijke doel is bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving (schoon, heel en veilig), verbetering van het voorzieningenniveau en bevordering van de sociale veiligheid. Per kern zijn er klankbordgroepen van bewoners die worden ondersteund door professionele wijkteams bestaande uit de wijkagent, de buurt-/jongerenwerker en de gemeentelijke contactpersoon. Deze klankbordgroepen signaleren knelpunten, geven verbeterpunten door, denken mee met gemeentelijke projecten, komen zelf met ideeën en zetten activiteiten op ter verbetering van de leefbaarheid. In sommige kernen zijn het ook de buurt- of wijkverenigingen die bewoners-verzoeken signaleren en doorgeven. Lopik dorp, Lopikerkapel, Benschop en Polsbroek hebben inmiddels een klankbordgroep voor het wijk- en buurtbeheer. De overige wijken zullen nog volgen. 3.3.6. Buurtbemiddeling Buurtbemiddeling is gericht op conflictbemiddeling door (getrainde) vrijwilligers bij burenoverlast en burenruzies, waarbij de communicatie wordt hersteld en een voor beide zijden acceptabele oplossing wordt gezocht. Buurtbewoners kunnen zelf het initiatief nemen om Buurtbemiddeling in te schakelen, in sommige gevallen worden ze op deze mogelijkheid gewezen door de politie, gemeente en woningbouwvereniging. Op 29 januari 2004 is de eenjarige proefperiode buurtbemiddeling in de gemeente Lopik van start gegaan. Deze proefperiode is met een jaar verlengd. Vanaf 2006 is buurtbemiddeling structureel in de begroting opgenomen. In 2006 hebben 14 personen zich aangemeld bij buurtbemiddeling. 3.3.7. Autocriminaliteit Ondanks de daling van het aantal aangiften en diefstallen van/uit auto’s, is in augustus 2007 een preventiecampagne auto-inbraak gehouden in Lopik dorp en Benschop. Preventiemedewerkers van de politieregio Utrecht zijn daarbij langs de deuren gegaan om bewoners te informeren over de preventie van auto-inbraken. Een dergelijke actie heeft een aantal jaren eerder ook plaatsgehad. IJsselstein en Nieuwegein hadden deze preventieactie al eerder in 2007 gehouden en om te voorkomen dat de plegers van auto-inbraken naar Lopik zouden trekken, heeft Lopik ook meegedaan. 3.3.8. Meld Misdaad Anoniem In combinatie met de preventiecampagne auto-inbraak in augustus 2007, hebben de preventiemedewerkers van de politieregio Utrecht de bewoners ook geïnformeerd over het bestaan en de functie van Meld Misdaad Anoniem. M. is de meldlijn van Meld Misdaad Anoniem, waar mensen anoniem informatie kunnen geven over ernstige misdrijven. M. is voor mensen die niet durven te melden bij de politie, bijvoorbeeld uit angst voor wraak of confrontatie met de dader. Bij M. blijft de melder beslist anoniem. M. is een goed middel om (meer) informatie uit de samenleving te verkrijgen over zaken die spelen. De politie kan gerichter opsporen en onderzoeken, wat tot aanhouding van de dader(s) kan leiden. 3.3.9. Bedrijvigheid en veiligheid Lopik heeft een bedrijfscontactfunctionaris die contacten onderhouden met de ondernemers(verenigingen) in Lopik. Veiligheid komt op bijeenkomsten met ondernemers regelmatig aan de orde. Het bedrijventerrein heeft een slagboom met cameratoezicht bij de toegangsweg gekregen, de 1e industrieweg is afgesloten.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
16
3.4. Huidige situatie fysieke veiligheid De fysieke veiligheid heeft te maken met veiligheid gerelateerd aan gebouwen, objecten en de inrichting van de openbare ruimte. Brandweerzorg, bouw- en milieuveiligheid, ruimtelijke ordening, crisisbeheersing, externe veiligheid en verkeersveiligheid zijn onderwerpen die onder andere onder fysieke veiligheid vallen. 3.4.1. Ruimtelijke ordening en veiligheid - proactie Ruimtelijke ordening houdt zich bezig met het ruimtelijke beleid voor gebieden. Het gaat dan om gebiedsontwikkeling van bijvoorbeeld de aanleg van woonwijken, bedrijventerreinen, natuur en water en herontwikkelingsplannen van de infrastructuur en (stads)centra. Het is gebruikelijk om voor elk bouwproject een programma van eisen of -uitgangspunten op te stellen. Daarin worden de wensen en eisen van de opdrachtgever vastgelegd zodat de stedenbouwkundig ontwerper en de architect weten waar ze rekening mee moeten houden bij hun werk. In feite is dat ook het doel van het stedenbouwkundig kader: het vastleggen van de stedenbouwkundige totaalvisie op een gebied en het bieden van een kader waarin de deelgebieden worden uitgewerkt. In de praktijk wordt in een goed samenspel tussen gemeente, ontwikkelaar, stedenbouwkundig ontwerper, architect en natuurlijk de gebruiker het gebied integraal en samenhangend ontwikkeld. Dit is een complexe opdracht omdat er verschillende partijen (opdrachtgever, gebruikers van de ruimte, omwonenden, ontwikkelaar, architect), met verschillende belangen (economische, maatschappelijke, milieutechnische, culturele, politieke, veiligheidsbelangen) en verschillende wetgeving en plannen (Wet ruimtelijke ordening, wetgeving volkshuisvesting, Wet milieubeheer, streekplan, bestemmingsplan) bij betrokken zijn. Een stedenbouwkundig ontwerper zoekt naar een evenwichtige en specifieke oplossing voor de invulling van een gebied/locatie, binnen het krachtenveld van uiteenlopende en vaak conflicterende belangen en doelstellingen. Met een evenwichtige oplossing wordt bedoeld: • Dat er samenhang is tussen het ontwerp en de omgeving; • Dat het integraal is, relevante aspecten in het ontwerp combineren; • Dat het toekomstwaarde heeft, het ontwerp moet voor lange tijd toereikend zijn. De algemene veronderstelling is dat aan de voorkant van de veiligheidsketen (proactie) de meeste winst is te behalen op het gebied van fysieke, sociale en externe veiligheid (zie volgende paragraaf). Bij proactie is het doel het voorkomen en beperken van structurele onveiligheid door vroegtijdige aandacht hiervoor. In het verleden is gebleken dat bij ruimtelijke ordeningsprojecten veiligheid in een te laat stadium werd betrokken, waardoor onveilige situaties zijn ontstaan. Wat betreft fysieke veiligheid is het belangrijk dat er een veilig ontwerp wordt gemaakt (bijvoorbeeld een verkeersveilige inrichting, maar niet te belemmerend voor hulpdiensten). Bij sociale veiligheid wordt geprobeerd het ontwerp zo te maken dat er zo min mogelijk kans is op sociale onveiligheid. Bijvoorbeeld door het creëren van ruimte om sociale controle mogelijk te maken en geen afzonderlijke donkere plekken te laten ontstaan in het ontwerp, of nisjes waar het voor jongeren en/of daklozen ideaal is om zich in op te houden. In het streekplan van de provincie Utrecht is een veiligheidsparagraaf opgenomen, die van belang is voor externe veiligheid in het bestemmingsplan. In 2007 is een nieuw bestemmingsplan landelijk gebied vastgesteld voor Lopik. Hierin is ook een paragraaf externe veiligheid opgenomen. Door de vaststelling van het besluit Externe Veiligheid Instellingen (BEVI) is het verplicht om de Regionale brandweer een advies te laten uitbrengen met betrekking tot infrastructurele vraagstukken en bestemmingsplannen. 3.4.2. Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over risico’s die de productie, het verwerken, de opslag, het gebruik en het transport (over wegen, water en spoor en door buisleidingen) van gevaarlijke stoffen met zich mee brengen. Ook de risico’s van het gebruik van luchthavens behoren tot externe veiligheid. De kans op ongevallen met gevaarlijke stoffen wordt door allerlei maatregelen zo veel mogelijk beperkt, want zij kunnen grote gevolgen hebben voor mens, dier en milieu. Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
17
In oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Met het Besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het Besluit is de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het Besluit Risico’s en Zware Ongevallen (BRZO, 1999) integreert wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding in een juridisch kader. Doelstelling is het voorkomen en beheersen van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het BRZO stelt hiertoe eisen aan de meest risicovolle bedrijven, bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken, in Nederland. Er zijn geen BRZO-bedrijven aanwezig in de gemeente Lopik. Lopik heeft wel twee inrichtingen (lpg-stations) die vallen onder de Wet Milieubeheer (milieuvergunningsplichtige bedrijven) in verband met externe veiligheid. Verder vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats in Lopik: op de verkeerswegen N204 en N210 en over de Lek. Daarnaast ligt in Lopik een aantal hoge druk aardgasleidingen en transportleidingen voor brandbare vloeistoffen. Op drie locaties wordt in Lopik vuurwerk opgeslagen. Gegevens van risico’s betreffende externe veiligheid liggen bij de gemeente, de Veiligheidsregio Utrecht en de provincie Utrecht (als primair verantwoordelijke voor het Provinciaal Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid, PUEV). Deze verspreiding aan gegevens is niet ideaal. Op rijksniveau wordt er daarom gewerkt aan een register waarin alle risicovolle situaties zijn te vinden. De gemeente Lopik, afdeling milieu, doet mee aan het PUEV I en II. In wet- en regelgeving zijn taken en verplichtingen met betrekking tot externe veiligheid vastgelegd voor het rijk, de provincie en gemeenten. De provincie Utrecht heeft twee uitvoeringsprogramma’s opgesteld om deze taken samen met gemeenten, milieudiensten en de regionale brandweer uit te voeren. Het eerste Uitvoeringsprogramma (PUEV I) liep van 2004 tot en met maart 2006. Het is de bedoeling om in de periode 2006 - 2010 met het tweede programma (PUEV II) toe te werken naar structurele uitvoering en samenwerking. 3.4.3. Bouw-, brand- en milieuveiligheid Bouwveiligheid Het Bouwbesluit bevat bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken, zoals woningen, kantoren, winkels e.d. in Nederland minimaal moeten voldoen. Ook verbouwingen vallen onder het Bouwbesluit. De eisen hebben betrekking op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. In april 2005 is de Nota Handhavingsbeleid Ruimtelijke Ordening/Bouwen/Brandveiligheid vastgesteld. Per 1 april 2007 is een wijziging van de Woningwet in werking getreden. In de gewijzigde Woningwet staan naleving en handhaving centraal. De naleving van regels wordt een nieuwe impuls gegeven door het aanscherpen van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. De handhaving wordt verbeterd door verduidelijking en vereenvoudiging van het gemeentelijk aanschrijvingsinstrumentarium. De vereenvoudiging van de aanschrijvingsregels heeft vooral betrekking op het niet naleven van bepalingen uit het Bouwbesluit. De aanschrijvingsregels voor naleving van gebruiksvoorschriften van bestemmingsplannen blijven ongewijzigd. Jaarlijks moet de gemeente gegevens bekend maken met betrekking tot de wijze waarop het komende jaar uitvoering zal worden gegeven aan de bestuursrechtelijke handhaving van de bouwregelgeving. Ondermeer zal ingegaan moeten worden op de controlefrequentie. Voorts moet jaarlijks verslag worden gedaan aan de raad over de wijze waarop hier in het voorgaande jaar uitvoering is gegeven. Deze beleidsvoornemens moeten voor het eerst voor 1 april 2008 zijn vastgesteld. Dit verslag moet ook voorgelegd worden aan de Inspectie VROM. Een andere ontwikkeling is de invoering van de omgevingsvergunning (Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht, WABO) per 1 januari 2008. Dit is een geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu, die moet leiden tot minder administratieve lasten, betere dienstverlening, kortere procedures en geen tegenstrijdige voorschriften. De invoering van de omgevingsvergunning heeft ook gevolgen voor de handhaving omdat voor alle Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
18
activiteiten waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend, ook integraal gehandhaafd moet worden daar waar nu nog verschillende overheden en diensten verantwoordelijk zijn. Besluit Brandveilig gebruik Bouwwerken Waarschijnlijk zal op 1 januari 2008 de gebruiksvergunningplicht op grond van de Bouwverordening verdwijnen. Op deze datum zal het Besluit Brandveilig gebruik Bouwwerken in werking treden, waarin voor de meeste gebouwen algemene regels over brandveiligheid gesteld worden. Daar waar nu een vergunning nodig is (bouwverordening, gebruiksvergunning) kan in de toekomst een melding afdoende zijn. De laatste jaren is er een inhaalslag geweest bij de verlening van gebruiksvergunningen. Er zijn nu (november 2007) ongeveer 130 gebouwen in Lopik met een gebruiksvergunning. Naar schatting zijn er 150 vergunningsplichtige gebouwen. Voor evenementen (tentfeesten, braderieën en dergelijk) worden tijdelijke gebruiksvergunningen verleend. Milieuveiligheid De Wet milieubeheer (Wm) is de belangrijkste milieuwet. De wet bepaalt welke (wettelijke) gereedschap kan worden ingezet om de mens en het milieu te beschermen. De belangrijkste instrumenten zijn milieuplannen en –programma’s, milieukwaliteitseisen, vergunningen, algemene regels en handhaving. De afdeling Milieu zorgt voor de uitvoering en naleving (dit zijn gescheiden processen/ambtenaren) van de Wet milieubeheer voor de objecten waar zij bevoegd voor is. Voor objecten met bepaalde criteria doet de provincie of het ministerie de vergunningverlening en handhaving. Bij de bouw van objecten is het belangrijk dat de vergunningverlening in orde is, omdat daar eisen in zijn opgenomen die de veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en het milieu waarborgen. Controle en handhaving zijn evenzeer belangrijk omdat naleving van de eisen noodzakelijk is om de situatie daadwerkelijk veilig te houden. 3.3.4. Brandweerzorg Bundeling brandweer De brandweerkorpsen van de gemeenten Woerden, Montfoort, Oudewater en Lopik gaan hun krachten bundelen. Het plan is om vanaf 1 januari 2008 alle beroepskrachten onder te brengen onder één brandweerorganisatie, genaamd ‘de Waarden’, in dienst van de gemeente Woerden. De beroepskrachten worden aangestuurd door de commandant van Woerden. De huidige vrijwillige brandweerkorpsen en uitrukposten blijven gewoon bestaan (Lopik dorp en Benschop), maar worden in de nieuwe situatie ondersteund door de gebundelde organisatie vanuit de brandweerkazerne in Woerden. Het gaat daarbij alleen om de beroepskrachten en taken zoals preparatie, repressie, nazorg en bedrijfsvoering. Het doel van de bundeling is het verhogen van de kwaliteit en de efficiëntie en het verminderen van de kwetsbaarheid en daarmee een hoger zorgniveau realiseren. Regionalisering Kwaliteitsverbetering op het terrein van de brandweerzorg wordt ook beoogd door regionalisering van de brandweer. De regionalisering is opgenomen in het wetsvoorstel Wet op de Veiligheidsregio’s. Dit wetsvoorstel strekt tot instelling van veiligheidsregio’s en integreert de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de Wet Rampen en Zware Ongevallen. Hiermee wordt een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing, onder één regionale bestuurlijke regie, gerealiseerd. Deze wet stelt dat de brandweer (inclusief rampen/crisisbeheersing) in elke regio per 1 januari 2010 aan wettelijk vastgestelde kwaliteitseisen moet voldoen. De komende tijd zal er meer duidelijk worden over hoe de regionalisering van de brandweer gestalte zal krijgen. Proactie- en preventie De proactie- en preventietaken van de brandweer worden niet meegenomen in de bundeling. Deze taken krijgen een plaats in een al lopend project binnen het samenwerkingsverband Utrecht-West (SUW). Door dit project kan een bij grote nieuwbouw- en infrastructurele projecten een beroep worden gedaan op meer gespecialiseerde medewerkers op HBO-niveau binnen de SUW-gemeenten. Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
19
In het najaar van 2007 is het college van Lopik akkoord gegaan met het samenwerkingsvoorstel proactie en preventie en is een intentieverklaring ‘Samenwerking Risicobeheersing’ ondertekend. Maatschappelijke, technische en juridische ontwikkelingen vroegen namelijk om een andere aanpak van deze brandweertaken. De winst van de samenwerking zit met name in de kennisdeling, borging en eenduidigheid in werkprocessen. Samenwerking zorgt er voor dat het (kwaliteits)niveau, dat bestuurlijk in het kader van het Project versterking Brandweer is afgesproken, makkelijker gehaald kan worden. De organisatie van de samenwerking is in het projectplan ‘Preventief Samen’ beschreven. In de planning staat dat de Samenwerking Risicobeheersing op 1 januari 2008 van start gaat. Naast het uitvoeren van de wettelijke taken op preventiegebied, zijn in het verleden ook allerlei preventieacties gedaan, zoals ontruimingen van scholen, het aanschrijven van horeca en scholen rond de kerst met advies over brandpreventieve kerstversiering, het verspreiden van folders met tips over brandpreventie, het geven van voorlichting aan bedrijven. 3.3.5. Crisisbeheersing en rampenbestrijding Crisisbeheersing behelst meer dan het begrip rampenbestrijding. Crises kunnen van dien aard zijn dat zij een (lokale) samenleving kunnen ontwrichten. Nieuwe dreigingen op het gebied van terreur, volksgezondheid, hoogwater/extreme hitte/noodweer, infectieziekten zijn risico’s die uitgedacht en geanalyseerd dienen te worden met het oog op de crisisbeheersing- en bestrijding. De afgelopen jaren hebben verschillende ambtenaren die een functie hebben in de gemeentelijke crisisbeheersing een basis- en specifieke procesopleiding van de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) gevolgd. Er zijn ook een aantal proces- en beleidsteamoefeningen gehouden. In 2007 is het rampenbestrijdingsplan Lopiker- en Krimpenerwaard, met drie verschillende scenario’s over overstroming/dijkdoorbraak van de Lek voltooid en ondertekend door de burgemeesters van alle betrokken gemeenten. 3.3.6. Verkeersveiligheid Duurzaam veilig In 2001 is van start gegaan met het uitvoeringsprogramma dat is opgesteld naar aanleiding van het verkeersveiligheidsplan. Per kern wordt de situatie binnen de bebouwde kom zo veel mogelijk conform het concept “duurzaam veilig” ingericht. Vooral met het accentueren van de ingang van de bebouwde kom en het aanbrengen van snelheidsbeperkende maatregelen moet dit worden bereikt. Benschop is eerder al heringericht en recentelijk de doorgaande route in de kern Polsbroek. Een kern wordt alleen aangepakt als de verkeerstechnische staat en/of de verkeersveiligheid in het geding is. Met het wegenonderhoud wordt dan gelijk de situatie ‘duurzaam veilig’ aangepast. Waar nodig wordt de omgeving ook buiten de bebouwde kom duurzaam veilig ingericht. De doelstelling was om in 2010 de gemeente, waar nodig, duurzaam veilig te hebben. In oktober 2007 heeft de raad ingestemd met voorstel ‘herijking duurzaam veilig’ waarin het kerngewijze uitvoeringsprogramma wordt losgelaten. Verschillende verkeersveiligheidsprojecten, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, worden op basis van een aantal criteria opnieuw in het uitvoeringsprogramma geplaatst. Hierbij moet worden gedacht aan: • Winst objectieve verkeersveiligheid • Winst subjectieve verkeersveiligheid en leefbaarheid • Combinaties met wegenbeheer (werk met werk) • Mogelijkheden externe co-financiering • Bestuurlijke besluitvorming Verkeerseducatie Elk jaar verzorgt de gemeente in samenwerking met de basisscholen het verkeersexamen. Ook is jaarlijks een budget beschikbaar voor acties en cursussen voor specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld senioren, mensen met scootmobiel) in het verkeer.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
20
4.
Omissies huidige aanpak
In dit hoofdstuk wordt een vergelijking gedaan tussen de bedreigingen/feitelijke onveiligheid en de lopende aanpak. Deze vergelijking kan de omissies in de aanpak aan het licht brengen. De omissies in de huidige aanpak kunnen heel verschillend van karakter zijn. Kenmerkend is dat het evidente gebreken in de aanpak zijn ofwel mogelijke extra (nieuwe) beleidsaccenten. Verkeersveiligheid In de monitor leefbaarheid en veiligheid 2006 komt verkeersonveiligheid, in de vorm van te hard rijden, parkeerproblemen, agressief verkeersgedrag en verkeersoverlast, steeds duidelijk naar voren. Bewoners ervaren dit als een probleem dat aangepakt dient te worden. De afdeling verkeer werkt structureel aan verkeersveiligheid. Problemen en signalen van bewoners worden met de bewoners, bijvoorbeeld via klankbordgroepen, bekeken en er wordt naar oplossingen gezocht. In het document ‘Herijking Duurzaam Veilig’ van oktober 2007 worden de doelstellingen voor het verbeteren van de verkeersveiligheid kenbaar gemaakt. Echter, voor het realiseren van een zo verkeersveilig mogelijke situatie is een verkeersveilige inrichting alleen niet voldoende. De verkeersdeelnemers zullen zichzelf ook verkeersveilig moeten gedragen, want dat bepaalt juist in grote mate de verkeersveiligheid! De verkeerseducatieprojecten dragen bij aan verkeersveilig gedrag van bepaalde doelgroepen. In het vorige IVP is geen aandacht besteed aan verkeersveilig gedrag en het bevorderen daarvan. Meldpunt Buitenruimte - bekendheid Uit de Monitor 2006 blijkt dat het Meldpunt Buitenruimte niet goed bekend is; 69% van de bewoners kent het meldpunt niet. Bijna de helft (48%) van de meldingmakers bij het meldpunt vindt dat de melding niet goed is opgelost. Het al dan niet (meteen) oplossen van het probleem door het meldpunt is echter afhankelijk van de aard van het probleem. Gevaarlijke situaties worden zo snel mogelijk, op de dag van melding, verholpen. Klachten over overlast, hondenpoep, verkeer, vandalisme en jongeren worden doorgespeeld naar de desbetreffende personen en/of instanties die daar aan werken. Voor dit soort problemen is beleid vastgesteld, waardoor er voor deze problematiek al verschillende trajecten lopen. De aard van deze problemen maakt het vaak lastig om ze meteen op te lossen. Voor overige klachten wordt gestreefd naar een oplossing binnen twee weken. Tegen de klant wordt een periode van maximaal vier weken genoemd om eventuele vertraging in te calculeren. Het merendeel wordt echter binnen enkele dagen afgehandeld. Voor het optimaal functioneren van het meldpunt moeten de bewoners van Lopik weten dat het er is en waarvoor. Het is belangrijk hier aandacht aan te besteden, evenals de tevredenheid over de afhandeling, want het is een belangrijke informatiebron voor de gemeente. Wijk- en Buurtbeheer - bekendheid Het Wijk- en Buurtbeheer is bij 42% van de bewoners bekend. Lopik dorp, Lopikerkapel, Benschop en Polsbroek hebben een klankbordgroep voor het wijk- en buurtbeheer. De overige wijken moeten nog volgen. Om het Wijk- en Buurtbeheer optimaal te benutten is het van belang dat iedereen van het bestaan en de functie afweet. Problematiek Lopik dorp Uit de monitor, politiecijfers en criminaliteitskaarten blijkt dat de problemen die in de gemeente Lopik spelen het meest in Lopik dorp voorkomen. Er is echter geen specifiek veiligheidsbeleid voor Lopik dorp ontwikkeld. Onderhoud openbare ruimte De tevredenheid over het onderhoud en schoonhouden van de openbare ruimte de laatste jaren afgenomen. Zo blijkt uit de monitor. Het betreft het onderhoud van wegen, fietspaden, bestrating, groen en het schoonhouden van straten en pleinen. Uit de monitor komt ook naar voren dat rommel op straat/zwerfvuil (62%) en vervuiling door jongeren (56%) volgens de bewoners een probleem is dat soms of vaak voorkomt. Dat laatste is volgens de bewoners voor 22% een probleem Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
21
dat vaak voorkomt. Hondenpoep blijkt ook een grote ergernis in de openbare ruimte, net als vernielingen. Uit de monitor en criminaliteitskaarten blijkt dat deze problematiek vooral in Lopik dorp voorkomt. Subjectieve veiligheid - onveiligheidsgevoelens Het feit dat Lopik een relatief veilige en prettige gemeente is, betekent niet dat de bewoners zich nooit onveilig voelen. 27% van de bewoners uit Lopik voelt zich in het algemeen - in Lopik en in de eigen buurt - soms onveilig, 2% voelt zich vaak onveilig. In de eigen buurt voelt men zich aanzienlijk minder vaak onveilig dan in (de rest van) Lopik (19%: 18% soms, 1% vaak). De bewoners van Lopik dorp voelen zich als enige meer dan gemiddeld vaak of soms onveilig in Lopik (35%) en in hun buurt (24%). De subjectieve veiligheid, dus de beleving en het gevoel, beïnvloedt het welbevinden van burgers het meest. In het verleden is er geen specifiek beleid geweest om de subjectieve veiligheid van bewoners te verhogen. Bedrijvigheid en veiligheid Het aantal bedrijfsinbraken is zowel in 2006 als 2007 (tot en met juli) fors gestegen. Er zijn wel een aantal maatregelen genomen, onder andere op het bedrijventerrein. Er is echter nog geen specifiek veiligheidsbeleid of -project in samenwerking met de politie en eventuele andere partners voor bedrijven in Lopik. Woninginbraken Het aantal woninginbraken bevindt zich in een stijgende lijn. De gemeente heeft geen beleid voor woninginbraken. Wel zijn de eisen van het Politiekeurmerk Veilig Wonen voor wat betreft hang- en sluitwerk in het Bouwbesluit en de plaatselijke bouwverordening opgenomen. Ruimtelijke ordening en veiligheid - proactie Veiligheid in de vorm van proactie bij nieuwe ruimtelijke projecten is nog volop in ontwikkeling in Nederland. Veiligheidsaspecten worden veelal wel op preventief niveau meegenomen, maar lang niet altijd op proactief niveau. Speciaal beleid voor veiligheid op proactieniveau bij nieuwbouw/ruimtelijke plannen heeft de gemeente Lopik niet. In tegenstelling tot fysieke en sociale veiligheid, wordt externe veiligheid wel op proactief niveau meegenomen door opname in het bestemmingsplan. Er zijn geen afspraken of procedures gemaakt om deze twee aspecten mee te nemen bij de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke plannen. De brandweer pakt wel een deel op in proactieverband, zie het volgende stukje ‘Brandweer’. Brandweer Onderdelen van de brandweer Lopik zijn verspreid op verschillende locaties en afdelingen. De beroepskrachten van de ‘warme’ kant (preparatie, planvorming, repressie, nazorg) worden per 1 januari 2008 opgenomen in de brandweerorganisatie van Woerden, samen met Montfoort en Oudewater. De preventisten, ‘koude kant’, werken bij de gemeente Lopik op de afdeling Bouwkunde en Monumenten. De medewerkers crisisbeheersing werken op het stafbureau bestuurszaken. Voor het goed functioneren van de veiligheidsketen is het belangrijk dat de genoemde medewerkers contact hebben en weten van elkaar waar zij mee bezig zijn. De processen van de keten moeten elkaar voeden met informatie en op elkaar aansluiten. Er mogen geen ‘eilanden’ ontstaan. In de huidige situatie is er wel contact en samenwerking tussen de verschillende afdelingen, maar er is geen specifieke structurele werkwijze om de afstemming te waarborgen. De proactie- en preventietaken van de brandweer worden niet meegenomen in de bundeling. Deze taken krijgen een plaats in SUW-verband bij de ‘Samenwerking Risicobeheersing’ per 1 januari 2008. Het is belangrijk dat proactie door de brandweer dan ook goed in Lopik wordt opgepakt.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
22
Crisisbeheersing De ambtenaren die een functie hebben in de gemeentelijke crisisorganisatie krijgen opleidingen en oefeningen aangeboden door de VRU. Maar omdat de inhoud van deze functies niet de dagelijkse werkzaamheden van de ambtenaren betreft, zakt de kennis na verloop van tijd weg. Er is geen plan om dit probleem te ondervangen. De brandweer van Lopik heeft aangegeven dat zij graag meer lokaal wil oefenen in samenwerking met de gemeente en politie, want juist bij multidisciplinaire oefeningen komen veel inzichten en leerpunten naar boven die kunnen dienen als verbetering van de processen en planvorming. Tot op heden heeft een multidisciplinaire oefening (gemeente, brandweer, politie) op lokaal niveau niet plaatsgehad. Bij externe veiligheid werd al gemeld dat de gegevens van risico’s betreffende externe veiligheid verspreid zijn. Deze gegevens liggen bij de gemeente, de Veiligheidsregio Utrecht, de provincie Utrecht (als primair verantwoordelijke voor het Provinciaal Uitvoerings-programma Externe Veiligheid, PUEV) en in sommige gevallen bij ministeries. Deze verspreiding aan gegevens is niet ideaal. Op rijksniveau wordt er daarom gewerkt aan een register waarin alle risicovolle situaties zijn te vinden. Op dit moment zijn dus niet alle risico’s en de mogelijke effecten voor de omgeving bekend bij de gemeente. In verband met crisisbeheersing is het echter wel van belang dat deze risico’s bij de gemeente bekend zijn. Risicocommunicatie Gemeenten zijn wettelijk verplicht om met haar burgers over de risico’s die in de gemeenten aanwezig zijn te communiceren. Risicocommunicatie is ook van belang om burgers handelingsperspectief te geven bij crisis. De gemeente Lopik volstaat momenteel met informatie over wat te doen wanneer het alarm gaat in de gemeentegids en op de gemeentelijke website. De gemeente heeft verder geen plan of beleid voor risicocommunicatie. Meld- en aangiftebereidheid (angst om te melden/ aan te geven) Niet iedereen durft melding of aangifte te doen bij de politie en/of bepaalde zaken te melden bij de gemeente. Mensen zijn bijvoorbeeld bang voor represailles van de dader(s) of problemen met hun buren. De gemeente en politie willen weten wat er speelt, zodat er ook actie op ondernomen kan worden. Om actie te kunnen ondernemen zijn zij voor een groot gedeelte afhankelijk van de bereidheid van de bevolking om informatie te geven, zaken te melden en aangifte te doen. Om een goed beeld te hebben van wat er allemaal in de gemeente Lopik gebeurt is het van belang dat zaken gemeld worden bij de politie en/of gemeente. Als meer zaken bekend (geregistreerd) worden bij de politie en gemeente, wordt de verborgen criminaliteit minder (dark number). De capaciteit kan daardoor ook beter worden afgestemd. Het is van belang om op deze kwestie in te spelen in het veiligheidsbeleid.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
23
5.
Prioriteiten
In dit hoofdstuk worden de aandachtspunten en de speerpunten voor het beleid 2008 – 2010 op een rijtje gezet. Bij het bepalen van de speerpunten en aandachtspunten is ook rekening gehouden met de inhoud van het collegeprogramma 2006 – 2010.
5.1. Aandachtspunten uit analyse en omissies De gegevens uit de veiligheidsanalyse zijn voorgelegd aan verschillende partijen waaronder bewoners en ondernemers in klankbordgroepen, jongerenwerk, beleidsmedewerkers, wethouders, burgemeester, politie, brandweer, etcetera. Hier komen samen met de omissies de volgende aandachtspunten uit naar voren: 1. Verkeersoverlast/(on)veiligheid: -
Te hard rijden Parkeeroverlast Agressief rijgedrag
2. Jongeren: -
Overlast Vervuiling Geluidsoverlast Overlast scooters
3. Vermogensdelicten: -
Inbraak in woningen Beschadiging of vernieling aan auto’s Diefstal vanaf / uit / van auto’s Diefstal van fietsen
4. Hondenpoep 5. Bedrijfsinbraken – Bedrijvigheid en veiligheid 6. Overmatig alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en jongvolwassenen 7. Overlast/problematiek centrum Lopik dorp 8. Proactie bij ontwikkeling nieuwbouwplannen
9. Meldpunt buitenruimte - bekendheid 10. Wijk- en Buurtbeheer - bekendheid 11. Onderhoud openbare ruimte 12. Subjectieve veiligheid – onveiligheidsgevoelens 13. Brandweer – Afstemming/aansluiting onderdelen veiligheidsketen 14. Crisisbeheersing – Beklijving kennis, oefenen, verspreiding gegevens risico’s 15. Risicocommunicatie 16. Meld- en aangiftebereidheid
5.2. Speerpunten Deze 15 aandachtspunten kunnen niet allemaal de volledige focus krijgen. De gemeente en haar partners zullen zich moeten richten op een aantal prioriteiten. Deze prioriteiten worden de speerpunten van het nieuwe veiligheidsbeleid. Deze punten hebben namelijk vooral direct invloed op de veiligheidsbeleving van de Lopikse gemeenschap. De speerpunten voor 2008 – 2010 zijn:
• • • • •
Jongerenoverlast Vermogensdelicten Problematiek in Lopik dorp Subjectieve veiligheid Overmatig alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en jongvolwassenen
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
24
Politie en Openbaar Ministerie (OM) De speerpunten van het IVP 2008 – 2010 van Lopik hebben ook voor een groot deel prioriteit in het beleid van de politie en het OM. Speerpunten van de politie zijn: Woning-, auto-inbraak, jeugdoverlast (in relatie tot de openbare orde en veiligheid, overlastplekken) en veelplegers. Jeugd en veelplegers zijn onder andere ook speerpuntonderwerpen van het OM. Er zijn dus raakvlakken in het beleid van de politie, het OM en de gemeente Lopik. Verkeersoverlast c.q. is, ondanks dat het sterk naar boven komt in de monitor van 2006, niet tot speerpunt benoemd. In het document ‘Herijking Duurzaam Veilig’ van oktober 2007 worden namelijk al plannen voorgesteld die mede winst op het gebied van objectieve en subjectieve verkeersveiligheid en leefbaarheid beogen. Verder wordt verkeersveiligheid vooral bepaald door het gedrag van de verkeersdeelnemers. Hetgeen de verantwoordelijkheid is van iedere individuele burger. Dit aspect zal wel een aandachtspunt zijn voor het veiligheidsbeleid. Het hondenpoepprobleem wordt al opgepakt door de gemeente. Hier is in 2007 beleid voor gekomen. Er wordt niet actief gehandhaafd; de raad is in oktober 2007 niet akkoord gegaan met het aanstellen van een Buitengewoon Opsporingsambtenaar die hondenbezitters controleert en kan bekeuren.
5.3. Aandachtspunten voor het veiligheidsbeleid 2008 – 2010 Naast de speerpunten van het veiligheidsbeleid voor 2008 – 2010, krijgen de volgende punten ook de aandacht in het beleid van 2008 -2010: 1. Verkeersveilig gedrag 2. Overmatig alcohol en drugsgebruik onder jongeren en jongvolwassenen 3. Proactie bij nieuwbouwplannen 4. Meldpunt Buitenruimte - bekendheid 5. Wijk- en Buurtbeheer - bekendheid 6. Onderhoud openbare ruimte 7. Brandweer (afstemming/aansluiting onderdelen veiligheidsketen) 8. Crisisbeheersing – beklijving kennis, oefenen, verspreiding gegevens 9. Risicocommunicatie 10. Meld- en aangiftebereidheid
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
25
6.
Aanpak
Voor de speerpunten en aandachtspunten zijn doelstellingen en beleidsvoornemens geformuleerd. Daarmee wordt het integrale veiligheidsbeleid concreet gemaakt.
6.1. Aanpak speerpunten 6.1.1. Jongerenoverlast In deze paragraaf gaat het alleen om jongeren die voor overlast zorgen door rondhangen en dergelijke. Overlast veroorzaakt door jongeren die uitgaan in het centrum wordt bij de hotspotaanpak Lopik- dorp uitgewerkt. Doelstelling: Het beperken en terugdringen van overlast door jongeren in de openbare ruimte
Het behalen van de doelstelling wordt gedaan door: - Het huidige beleid voort te zetten. - Nieuw beleid ontwikkelen door het starten van nieuwe projecten aan de hand van best practices uit andere gemeenten. - Het effectief vormgeven en uitvoeren van nieuwe ontwikkelingen zoals het veiligheidshuis en het centrum voor jeugd en gezin. - In de hotspotaanpak voor Lopik dorp wordt jongerenoverlast ook aangepakt vanuit de werkgroep Jeugd en Veiligheid. Voortzetting huidige beleid Voor het veiligheidsbeleid, waaronder het jongerenbeleid, zijn het stuurgroepoverleg en de werkgroep jeugd en veiligheid belangrijke instrumenten om het beleid af te stemmen en zorg te dragen voor de uitvoering ervan. De gemeente vindt het van belang om deze overlegvormen te handhaven, want structurele informatie-uitwisseling, samenwerking en afstemming is noodzakelijk om problemen adequaat aan te pakken en langs elkaar heen werken te voorkomen. In het huidige beleid wordt veel geïnvesteerd in jongeren. De gemeente zal dat blijven doen en zet het huidige beleid voort. Nieuw beleid Het is van belang om open te staan voor nieuwe aanpakken en best practices uit andere gemeenten. Er kan onderzocht worden of deze benaderingen geschikt kunnen zijn voor toepassing in Lopik. Dit kan mogelijk tot goede resultaten leiden. Ontwikkelingen die spelen op het gebied van jongeren zijn de aansluiting bij het Veiligheidshuis en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het Veiligheidshuis In Amersfoort en Utrecht bestaat sinds enige tijd een Veiligheidshuis. Het doel van het Veiligheidshuis is: • Criminaliteit en overlast verminderen door het maken van persoonsgerichte afspraken over veelplegers en risicojongeren door ketenpartners, om zo recidive van daders zoveel mogelijk te voorkomen, en gebieds- en delictgerichte aanpakken; • Efficiënter werken door beter af te stemmen en slimme processen af te spreken; • Effectiever werken door persoons- of probleemgericht problemen/kansen samen te signaleren en aan te pakken.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
26
Het beoogde effect is een betere informatie-uitwisseling tussen justitie, politie, gemeente en zorginstellingen, zodat effectiever op delinquent gedrag kan worden ingegrepen. Dit betekent naast straf ook zorg en nazorg, en minder criminaliteit en overlast. Op dit moment ontbreekt andere dan justitiële informatie veelal in de dossiers met betrekking tot jongeren uit Lekstroom en stromen zij wellicht onterecht niet door naar het risico-overleg. Het Veiligheidshuis draait inmiddels goed en heeft daarom naar alle districten in Utrecht aangegeven dat er ruimte is om aan te sluiten middels een (gezamenlijke) liaison. De gemeenten van het politiedistrict Lekstroom hebben in het Districtscollege van 3 september 2007 aangegeven dat zij willen aansluiten bij het Veiligheidshuis. Een plan met nadere uitwerking zal nog in 2007 door het Ambtelijk Vooroverleg aan het Districtscollege worden voorgelegd. De deelnemende justitiële partners van het Veiligheidshuis zijn: politie Utrecht, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming, Reclassering Nederland, Reclassering Centrum Maliebaan en Leger des Heils en DJI/Penitentiaire Inrichting Wolvenplein. Daarnaast levert de gemeente Utrecht op verschillende gebieden expertise, een coördinator Nazorg en een coördinator Marokkaanse jeugd en nemen de GGZ partners Centrum Maliebaan en Altrecht en justitiepartner De Waag deel aan de casusoverleggen. De terugkoppeling en afstemming met de lokale partners is een punt van aandacht bij de aansluiting bij het veiligheidshuis. Want de aansluiting kan alleen slagen als deze twee zaken goed geregeld zijn. In het Veiligheidshuis komt alle informatie terecht in het digitale systeem genaamd Coos. Voor dit systeem zijn alle partners die deelnemen aan de casusoverleggen geautoriseerd. Dit kan dus ook van toepassing zijn voor de gemeente indien zij aansluiting bij het veiligheidshuis vindt. Voor veelplegers bestaan eveneens casusoverleggen in het Veiligheidshuis, waarin proactieve plannen van aanpak worden gemaakt bestaande uit repressie, zorg, behandeling en nazorg. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen minderjarige en meerderjarige veelplegers. Gemeenten worden verantwoordelijk gesteld voor de nazorg voor ex-gedetineerden. Op een aantal gebieden kan een gezamenlijke aanpak gewenst zijn. Het informeren van gemeenten en uitzetten van activiteiten kan mogelijk worden gecentreerd en ondergebracht bij een gezamenlijke coördinator in het Veiligheidshuis. Centrum voor Jeugd en Gezin Het Kabinet wil dat alle gemeenten Centra voor Jeugd en Gezin ontwikkelen. Ouders, kinderen en jongeren tot 23 jaar en professionals kunnen bij deze centra terecht met allerlei vragen over opvoeden en opgroeien. De centra moeten advies en hulp op maat aanbieden. De Centra voor Jeugd en Gezin moeten een herkenbaar inlooppunt in de buurt worden. Een centrum houdt zich bezig met preventie, signalering, advisering, ondersteuning en lichte hulp. Bij zwaardere problematiek of een meer complexe hulpvraag coördineren de centra: ze nemen contact op met de jeugdgezondheidszorg en de provinciale jeugdzorg. Voor een goede afstemming van hulp en zorg herbergt het centrum een aantal instanties; de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureaus, GGD), opvoedondersteuning, gezinscoaching (Lopik is per oktober 2007 – tot eind 2008 – een pilot gestart met geld van de provincie), delen van maatschappelijk werk en een voorpost van Bureau Jeugdzorg. Een goede afstemming vereist dat instellingen informatie uitwisselen. De centra krijgen daarom het gebruik en mogelijk het beheer van het Elektronisch Kinddossier en de Verwijsindex. De regie op de Centra voor Jeugd en Gezin ligt bij de gemeenten. De provincies met hun Bureaus Jeugdzorg sluiten daar zo goed mogelijk op aan. De gemeenten krijgen grote vrijheid in het realiseren van de centra naar eigen mogelijkheden en wensen. Uiterlijk in 2011 moet elke gemeente een centra hebben. Eind 2007 zal een eerste versie van een handboek (overzicht met aandachtspunten en best practices) voor gemeenten beschikbaar zijn ter ondersteuning van het opzetten van de centra. Momenteel wordt onderzocht of aanvullende of afzonderlijke wettelijke regelingen nodig zijn, naast de bestaande Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (per 2008 de Wet Publieke Gezondheid), de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Wet op de Jeugdzorg. Het Centrum voor Jeugd en Gezin moet in Lopik nog ontwikkeld worden.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
27
6.1.2. Vermogensdelicten Doelstelling: Het terugdringen van het aantal woning-, auto en bedrijfsinbraken, en vernieling aan auto’s
Het behalen van de doelstelling wordt gedaan door: - Structurele preventieacties en communicatie op het gebied van woning- en autoinbraken. - Woningbouwvereniging benaderen om een preventieactie voor huurders te houden en PKVW-eisen mee te nemen bij renovatie en nieuw te bouwen projecten. - In overleg met bedrijven en de politie een analyse te maken van de problematiek en een plan van aanpak maken om de problemen aan te pakken. Woninginbraken Het aantal woninginbraken bevindt zich in een stijgende lijn. De gemeente heeft geen beleid voor woninginbraken. Bij een woninginbraak komt de politie ter plaatse, doet sporenonderzoek en geeft een preventieadvies. In samenwerking met de politie zal de gemeente preventieacties organiseren om bewoners bewust te maken hoe zij woninginbraken kunnen voorkomen. Bewoners, klankbordgroepen, buurtverenigingen kunnen hier ook bij betrokken worden. Middels communicatie en herhaling van acties zal structureel aandacht worden gegeven aan dit onderwerp. De woningbouwverenigingen zullen benaderd worden om in samenwerking met de gemeente en politie een preventieactie voor huurders te doen en om de PKVW-eisen mee te nemen bij renovatie en nieuw te bouwen projecten. Door sociale veiligheid mee te nemen op proactieniveau bij de ontwikkeling van nieuwbouwplannen, kunnen woninginbraken ook ontmoedigd en voorkomen worden. Diefstal vanaf/uit/van en beschadiging of vernieling aan auto’s In augustus 2007 heeft een preventieactie plaatsgevonden met de politie om diefstal uit auto’s te voorkomen. De gemeente zal in samenwerking met de politie, middels communicatie en herhaling van acties, structureel aandacht geven aan dit onderwerp. Vernielingen aan auto’s vinden vooral in het weekend plaats in de nacht. Door de surveillances van de nachtwacht en aanwezigheid van de politie zijn de vernielingen verminderd (zie politiecijfers 2007 tot en met juni daling van 18%). Deze aanpak wordt voortgezet. Bedrijfsinbraken Het aantal bedrijfsinbraken is zowel in 2006 als 2007 (tot en met juli) fors gestegen. Lopik heeft een bedrijfscontactfunctionaris die contacten onderhoudt met de ondernemers(verenigingen) in Lopik. Veiligheid komt op bijeenkomsten regelmatig aan de orde. Zo zijn er al diverse maatregelen genomen om de veiligheid te verhogen. Er is echter nog geen specifiek veiligheidsbeleid of -project in samenwerking met de politie en eventuele andere partners voor bedrijven in Lopik. In samenwerking met de gemeente en ondernemers zal de gemeente een projectplan maken. De gemeente en politie zullen met de bedrijven bekijken op welke wijze het aantal inbraken kan worden verlaagd en de veiligheid kan worden verhoogd. Een analyse van de problematiek vormt het uitgangspunt voor het projectplan.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
28
6.1.3. Problematiek Lopik dorp Doelstelling: Het terugdringen van overlast en verloedering in Lopik dorp
Het behalen van de doelstelling wordt gedaan door: - Een gerichte, intensieve aanpak voor Lopik dorp: een hotspot-aanpak in projectvorm. Project hotspot-aanpak Lopik dorp Uit de veiligheidsanalyse komt naar voren dat de veiligheidsproblemen in de gemeente Lopik geconcentreerd zijn in Lopik dorp. De hoge mate van concentratie maakt het probleem meer grijpbaar en dit maakt een geconcentreerde aanpak mogelijk en lonend. De onveiligheid, in de vorm van overlast, verloedering en criminaliteit, is in Lopik dorp het meest merkbaar. Dit kan grote invloed hebben op de veiligheidsbeleving en op de tevredenheid van burgers over het veiligheidsbeleid. Om de geschetste problematiek aan te pakken kan in samenwerking met de betrokken partijen een gebiedsgerichte aanpak – hotspotaanpak – worden bedacht om het centrum schoon, heel en veilig te houden. Aanpak van hotspots vereist een andere organisatie en andere mensen dan bij het vormgeven van ‘algemener’ veiligheidsbeleid. Praktische en systematische ‘doeners’, die anderen ook kunnen motiveren en enthousiasmeren, zijn bij een hotspotaanpak onontbeerlijk. Maar zij moeten er dan ook tijd voor kunnen vrijmaken en over middelen kunnen beschikken om ‘potten te kunnen breken’. De problemen in Lopik dorp dienen allereerst in kaart gebracht en geanalyseerd te worden met alle relevante betrokken partijen. Vervolgens kunnen maatregelen worden uitgewerkt in een projectplan. In het projectplan van de hotspot-aanpak zullen in ieder geval de volgende aandachtspunten aan de orde komen: -
Overlast/problematiek centrum Lopik dorp (uitgaans- en jongerenoverlast) Verloedering openbare ruimte (vuil, zwerfafval, vandalisme) Overmatig alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en jongvolwassenen Subjectieve veiligheid - onveiligheidsgevoelens
Overlast/problematiek centrum Lopik dorp De uitgaansoverlast wordt met het reeds bestaande beleid aangepakt. Uiteraard blijven de betrokken partners streven naar verbeteringen. Jongerenoverlast zal met het bestaande en nieuwe beleid worden aangepakt. Het onderhoud, het schoon heel en veilig houden, van Lopik dorp zal aandacht krijgen in het projectplan. Overmatig alcohol- en drugsgebruik Overmatig alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en jongvolwassenen is een probleem in Lopik. Landelijk is deze trend ook gaande. “Alcoholmisbruik staat in de top-10 van gezondheidsproblemen in ons land. Gezinnen van alcoholisten, slachtoffers van agressie, van verkeersongevallen, ouders van kinderen die teveel drinken: allen ondervinden schade door overmatig alcoholgebruik. Vooral de jongeren in Nederland zijn de laatste jaren fors meer alcohol gaan drinken en behoren nu tot de stevigste drinkers van Europa. Alcoholgebruik is samen met drugsgebruik ook dè aanjager van geweld vooral in het uitgaansleven. Daarom beziet het kabinet hoe de verkrijgbaarheid van alcohol vooral voor jongeren beperkt kan worden. Strenger toezicht is nodig op het verbod op verkoop aan minderjarigen. Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
29
Bovendien blijft praktijkgerichte voorlichting, gecombineerd met intensief toezicht op de verstrekking van drank aan jongeren zeer belangrijk. De wettelijke leeftijdsgrenzen uit de Drank- en Horecawet meten beter worden nageleefd. Het nieuwe beleidsprogramma kondigt pilot-projecten aan met intensieve controle van de leeftijdsgrenzen door de gemeenten en de politie. Het Kabinet geeft gemeenten de ruimte om op basis van eigen afwegingen, de leeftijdsgrens rond de verkoop van alcohol te verhogen van 16 naar 18 jaar. Het Kabinet wil de burgemeesters de bevoegdheid geven lokale toezichthouders in het kader van de Drank- en Horecawet aan te wijzen. De branche, gemeenten, ouders en jongeren gaan in gesprek over de sluitingstijden van horecagelegenheden, ook om ‘voordrinken’ tegen te gaan. Bij tal van GGD’en in het land worden projecten uitgevoerd om de jeugd en hun ouders te doordringen van de schadelijke effecten van alcoholmisbruik.” 4 Omdat de horeca in het centrum veel jongeren en jong-volwassenen trekt in de weekenden die vaak onder invloed zijn van veel alcohol en in sommige gevallen van andere verdovende middelen, is het verstandig om dit probleem binnen de hotspotaanpak op te pakken. Subjectieve veiligheid De activiteiten die ondernomen worden bij de hotspotaanpak en de resultaten zullen uitgebreid gecommuniceerd worden. Zo kunnen de burgers zien dat de gemeente en politie intensief bezig zijn met het verbeteren van de veiligheid in Lopik. Deze aandacht van de gemeente, politie en andere partners kan, mits goed gecommuniceerd, leiden tot het verhogen van de subjectieve veiligheid.
6.1.4. Subjectieve veiligheid Doelstelling: Het verhogen van de subjectieve veiligheid in Lopik Het behalen van de doelstelling wordt gedaan door: - Methoden om de subjectieve veiligheid te verhogen te onderzoeken, te ontwikkelen en uit te voeren. Communicatie speelt hierin een belangrijke rol. Middels een plan van aanpak worden maatregelen genomen die leiden tot het verhogen van de subjectieve veiligheid. In de hotspot-aanpak krijgt subjectieve veiligheid ook een rol. In de communicatie is het belangrijk dat het beeld wordt geschetst dat de gemeente, politie en andere partijen ‘er boven op zitten’. Dit kan leiden tot meer vertrouwen in de gemeente en de politie.
6.2. Beleidsvoornemens politie De politie heeft zich als algemeen doel gesteld de geregistreerde criminaliteit in 2010 terug te hebben gebracht tot het niveau van 2002 minus 40%. De politiecijfers van 2002 worden dus als uitgangspunt genomen om de resultaten in 2010 mee te vergelijken. De gemeente Lopik en de politie hebben echter afgesproken om het voornemen van de politie voor Lopik bij te stellen. Het voornemen is namelijk wel heel erg ambitieus omdat de cijfers in 2002 over het algemeen lager zijn en daar nog eens een reductie van 40% bovenop is niet heel erg realistisch. In bijlage 1 vindt u een overzicht van de geregistreerde criminaliteit in Lopik van 2002. Deze gegevens zijn niet een op een te vergelijken met de cijfers in het schema van § 3.2.2. Politiecijfers, omdat door de invoering van een nieuw automatiseringssysteem andere categorieën zijn ingevoerd. 4
Uit “GZND”, een uitgave van GGD Nederland, juli 2007.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
30
6.3. Overige beleidsvoornemens 2008 – 2010
6.3.1. Verkeersveilig gedrag Het doel is het stimuleren van verkeersveilig gedrag van de verkeersdeelnemers. Dit kan middels communicatie of andere maatregelen zoals smiley’s en handhavingsacties van de politie. 6.3.2. Proactie bij nieuwbouwplannen De gemeente Lopik wil de veiligheidsketen hanteren bij het voeren van het veiligheidsbeleid. Als Lopik een sluitende veiligheidsketen en –aanpak wil realiseren, zal proactie onderdeel van het veiligheidsbeleid moeten uitmaken. Proactie is een onderdeel waarop de regierol van de gemeente van toepassing is. De gemeente kan alle partijen die betrokken zijn bij nieuwe plannen, zoals stedenbouwkundige projecten, nieuwe infrastructurele werken, onderhoudswerken en nieuwbouwplannen, in een vroeg stadium betrekken zodat zij hun deskundigheid in kunnen brengen. Bij deze proactieve manier van werken worden de risico’s tijdig onderkend en vervolgens wordt afgewogen of zij geaccepteerd worden of niet. Bij acceptatie zullen de risico’s, na een grondige analyse, zoveel mogelijk weggenomen of beperkt dienen te worden, en beheersbaar worden gemaakt en gehouden. Proactie wordt gezien als het beginpunt voor fysieke veiligheid. Op dit niveau is het mogelijk een zo veilig en praktisch mogelijke situatie te creëren. De gemeente Lopik wil het voordeel van proactie optimaal benutten. De doelstelling op dit terrein is dat de verschillende gemeentelijke afdelingen structureel samenwerken met alle betrokken partijen en het onderwerp ‘veiligheid’ (fysieke, maar natuurlijk ook de sociale veiligheid) op proactieniveau meenemen bij de ontwikkeling van hun plannen. Voor zover dit niet binnen de ‘Samenwerking Risicobeheersing’ in SUW-verband wordt opgepakt. Fysieke en sociale veiligheid kunnen bijvoorbeeld opgenomen worden als voorwaarde in het bestemmingsplan. Er kunnen ook andere afspraken of procedures gemaakt worden om deze aspecten in de plan- en beleidsvorming mee te nemen. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen heeft bijvoorbeeld een methode om wijken sociaal veilig te ontwikkelen. 6.3.3. Meldpunt Buitenruimte
Sinds maart 2005 heeft de gemeente Lopik een Meldpunt Buitenruimte. Dit centrale meldpunt is ingesteld om snel actie te kunnen ondernemen op meldingen of klachten over bijvoorbeeld afval, riolering, schade aan wegen, trottoirs, speeltoestellen, hekwerken, plantsoenen, defecte straatverlichting etcetera. Uit het onderzoek blijkt dat het Meldpunt Buitenruimte niet goed bekend is; 69% van de bewoners kent het meldpunt niet. Bijna de helft (48%) van de meldingmakers bij het meldpunt vindt dat de melding niet goed is opgelost. Het al dan niet (meteen) oplossen van het probleem door het meldpunt is echter afhankelijk van de aard van het probleem. Gevaarlijke situaties worden zo snel mogelijk, op de dag van melding, verholpen. Klachten over overlast, hondenpoep, verkeer, vandalisme en jongeren worden doorgespeeld naar de desbetreffende personen en/of instanties die daar aan werken. Voor dit soort problemen is beleid vastgesteld, waardoor er voor deze problematiek al verschillende trajecten lopen. De aard van deze problemen maakt het vaak lastig om ze meteen op te lossen. Voor overige klachten wordt gestreefd naar een oplossing binnen twee weken. Tegen de klant wordt een periode van maximaal vier weken genoemd om eventuele vertraging in te calculeren. Het merendeel wordt echter binnen enkele dagen afgehandeld. De gemeente wil uiteraard de bekendheid van het meldpunt vergroten. In het kader van het integraal veiligheidsbeleid is het ook van belang dat de inwoners van Lopik weten dat het meldpunt er is en waarvoor. De meldingen geven de gemeente inzicht in welke zaken er spelen en leven in Lopik en kunnen aanleiding zijn om hier extra aandacht op te vestigen en/of een meer structurele aanpak in te zetten. Het meldpunt is een belangrijke informatiebron. Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
31
6.3.4. Wijk- en Buurtbeheer Het Wijk- en Buurtbeheer is bij 42% van de bewoners bekend. Lopik dorp, Lopikerkapel, Benschop en Polsbroek hebben een klankbordgroep voor het wijk- en buurtbeheer. De overige wijken moeten nog volgen. Dit verklaart waarschijnlijk de 42%-score voor de bekendheid van het wijk- en buurtbeheer. Door het opstarten van het wijk- en buurtbeheer in meer kernen wordt de bekendheid natuurlijk ook verhoogd. De uitreiking van de Ereprijs voor wijk- en buurtbeheer draagt ook bij tot het verhogen van de bekendheid. De gemeente streeft ernaar om de bekendheid van de klankbordgroepen bij de wijkbewoners te verhogen. Meer bekendheid van de klankbordgroepen ontstaat door in de opgestarte kernen bewonerskranten uit te geven, activiteiten te organiseren en bewonersraadplegingen (inloopavonden, enquetes e.d.) te houden.
6.3.5. Brandweer - Afstemming/aansluiting onderdelen veiligheidsketen Voor de brandweer is het relevant dat de veiligheidsketen, ondanks de regionalisering van de brandweer, gesmeed blijft. De informatie van de koude kant (proactie-preventie-preparatie) ook beschikbaar blijft voor de warme kant (repressie, nazorg) en vice versa. Onderdelen van de brandweer Lopik zijn verspreid op verschillende locaties en afdelingen. De beroepskrachten van de ‘warme’ kant (preparatie, planvorming, repressie, nazorg) worden per 1 januari 2008 opgenomen in de brandweerorganisatie van Woerden, samen met Montfoort en Oudewater. De preventisten (koude kant) werken bij de gemeente Lopik op de afdeling Bouwkunde en Monumenten. De medewerkers crisisbeheersing werken op het stafbureau bestuurszaken. Voor het goed functioneren van de veiligheidsketen is het belangrijk dat de genoemde medewerkers contact hebben en weten van elkaar waar zij mee bezig zijn. De processen moeten op elkaar aansluiten. Er mogen geen ‘eilanden’ ontstaan. Er is wel contact tussen de verschillende medewerkers, maar het zou goed zijn om dit contact te intensiveren. Na het bundelingsproces zal een beleidsplan voor de brandweer worden gemaakt. De afstemming tussen de koude en warme kant zal daarin nadrukkelijk aan bod komen. De processen proactie, preventie en planvorming moeten goed worden afgestemd op de processen preparatie, repressie en nazorg. Goede afspraken tussen beide processen zijn belangrijk voor het goed kunnen functioneren van de veiligheidsketen. De informatie ten behoeve van de aanvalsplannen en bereikbaarheidskaarten dient up to date te zijn. Wanneer er (gebruiks)vergunningcontroles worden gedaan bij bedrijven en instellingen zullen de gegevens van de plannen en kaarten worden gecontroleerd en waar nodig aangepast. Door het groter worden van de brandweerregio, wordt de bekendheid met de lokale situatie van de brandweermedewerkers minder. De brandweer wil daarom eind 2008 beschikken over een digitaal regionaal informatiesysteem voor Woerden, Montfoort, Oudewater en Lopik. Waarschijnlijk zal op 1 januari 2008 de gebruiksvergunningplicht op grond van de Bouwverordening verdwijnen. Op deze datum zal het Besluit Brandveilig gebruik Bouwwerken in werking treden, waarin voor de meeste gebouwen algemene regels over brandveiligheid gesteld worden. Daar waar nu een vergunning nodig is (bouwverordening, gebruiksvergunning) kan in de toekomst een melding afdoende zijn. Deze ontwikkelingen mogen niet leiden tot het ontbreken van kennis en informatie bij alle relevante partijen en processen. Er zal dus adequaat op gereageerd moeten worden. Handhaving belangrijk voor veiligheid. De doelstelling van dit aandachtspunt is het waarborgen van sluitende processen binnen de veiligheidsketen. - Proactie en preventie Regionaal wordt op het gebied van proactie en preventie gewerkt met de volgende speerpunten voor de komende vijf jaar: • Evenementenbeleid (multi-disciplinair) • Risico-profiel (=inventarisatie en analyse) als basis voor het fysieke veiligheidsbeleid Versterking van de informatiepositie van de hulpdiensten bij ongevallen en calamiteiten • Toezicht en handhaving Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
32
• • •
• •
Procesbeschrijvingen Proactie/preventie werkzaamheden en taken Ontwikkeling van een risicobeleid transportactiviteiten Beleid primaire bluswatervoorziening (dit omdat de waterleidingbedrijven steeds kleinere leidingdiameters gaan toepassen i.v.m. de waterkwaliteit, maar daarmee het voor de brandweer onmogelijk wordt nog gebruik te maken van brandkranen door te weinig druk en capaciteit voor bluswerk) Objectgeoriënteerde preparatie (voorkomen, bestrijden vergemakkelijken, gevolgen beperken) Beleid terugdringing loze brandmeldingen uit automatische installaties
6.3.6. Crisisbeheersing (beklijving kennis, oefenen, risico’s) Crisisbeheersing en Rampenbestrijding is een van de doelstellingen die worden genoemd in het beleidsprogramma Kabinet Balkenende IV, binnen het terrein ‘Veiligheid, stabiliteit en respect’. De doelstelling luidt: Veiligheidsregio’s zijn georganiseerd en de rampenbestrijding voldoet eind 2009 aan de basisvereisten. Met de veiligheidsregio’s wil het kabinet een professionele organisatie tot stand brengen voor een adequate regionale aanpak van rampen- en crisissituaties. Het kabinet legt de basisisvereisten waaraan de veiligheidsregio’s moeten voldoen vast in de Wet op de Veiligheidsregio’s. Daarnaast sluit het kabinet meerjarige convenanten met de regio’s die door willen groeien naar volledige regionalisering van de brandweer, met invulling van alle basisvereisten. De inspectie OOV zal periodiek toetsen in hoeverre de organisatie van de crisisbeheersing en rampenbestrijding voldoet aan de basisvereisten en begin 2010 beoordelen of de doelstelling is bereikt. In 2008 zal het Crisisbeheersingsplan 2008-2012 volgens het nieuwe format van de VRU klaargemaakt dienen te worden en ter toetsing aan de provincie gezonden worden. Hierin behoort ook een nieuwe risico-inventarisatie. De gemeente stelt zich tot doel om een zo compleet mogelijke inventarisatie van risico’s in haar gemeente en omliggende gemeenten, te maken. De veiligheidsregio, de provincie en mogelijk het ministerie zullen om gegevens worden gevraagd. De gegevens zullen vertrouwelijk behandeld worden, gezien het feit dat deze gegevens in het kader van terrorisme interessant zijn. In de periode 2007 – 2010 zal het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) één keer per jaar geoefend worden en zullen jaarlijks twee gemeentelijke processen worden beoefend. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing (BGC) van de veiligheidsregio Utrecht (VRU). Het BGC biedt de gemeentelijke functionarissen die een taak hebben in de crisisbeheersing een opleidings- en oefenprogramma aan, waarmee onder meer de kwalitatieve inbreng van de gemeentelijke diensten in de crisisbeheersing gewaarborgd wordt. Om de gemeentelijke crisisorganisatie goed voorbereid te krijgen en te houden, zal er nagedacht moeten worden over de wijze waarop de plannen doorontwikkeld kunnen worden zodat het beter bij de medewerkers blijft hangen. Er zal een keuze gemaakt dienen te worden voor een interne doorontwikkeling of het huidige opleidings- en oefenaanbod aanhouden. De brandweer van Lopik heeft aangegeven dat zij graag meer lokaal wil oefenen in samenwerking met de gemeente en politie, want juist bij multidisciplinaire oefeningen komen veel inzichten en leerpunten naar boven die kunnen dienen tot het verbeteren van de processen en planvorming. Doelstelling is om een of twee multidisciplinaire oefeningen met scenario’s geënt op de lokale risico’s te houden in de periode 2008 – 2010. 6.3.7. Risicocommunicatie Om burgers handelingsperspectief te geven in geval van risico’s en rampen is risicocommunicatie van belang. Gemeenten zijn wettelijk verplicht om met haar burgers over de risico’s die in de gemeente aanwezig zijn te communiceren. Dit zal vooral vanuit de veiligheidsregio worden opgepakt en worden ondersteund door de gemeente. Dit geldt ook voor initiatieven vanuit het ministerie. De gemeente zal in de periode 2008 – 2010 regelmatig via verschillende communicatiekanalen communiceren over de risico’s in Lopik. Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
33
6.3.8. Verhogen van de meld- en aangiftebereidheid Omdat de gemeente en politie willen weten wat er allemaal in Lopik speelt, gaan zij de aangiftebereidheid van zowel bewoners als bedrijven verhogen. Als er geen aangifte wordt gedaan, weet de politie ook niet dat er een probleem is. De capaciteit van de politie wordt afgestemd op de geregistreerde criminaliteit en overlast. Om hier een representatief beeld van te genereren is het noodzakelijk dat iedereen aangifte of melding doet van onrechtmatige zaken. Meld Misdaad Anoniem vervult hier ook een rol in. Door de hotspotaanpak en alle overige inspanningen die de gemeente met haar partners zal leveren in verband met het veiligheidsbeleid en de communicatie daar omheen, zal het vertrouwen in de gemeente en politie groeien. Dit heeft ook een positief effect op de meld- en aangiftebereidheid, omdat mensen zien dat er wel wat gebeurt en dat melden dus wel zin heeft. De inspanningen kunnen dus leiden tot een toename van aangiftes, terwijl veiligheidsdoelstellingen vaak een daling van het aantal aangiftes willen bereiken. Er wordt dan een tegengesteld effect bereikt. Maar de politie en gemeente hebben wel een beter beeld van wat er speelt en daar kan de capaciteit vervolgens ook op worden ingezet.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
34
7.
Organisatorische borging
Het beleidsgebied van integrale veiligheid is veelzijdig, daarom is het belangrijk dat veiligheid wordt verankerd in de gemeentelijke organisatie. Veiligheid moet op de agenda staan binnen de sectoren en bureaus. In de beleidsuitvoering wordt gestreefd om in coördinatie met verschillende interne en externe partners concrete maatregelen uit te voeren. Het gaat uiteindelijk om voor de inwoners “op straat” zichtbare maatregelen ter behoud of verhoging van veiligheid. Positionering in gemeentelijke organisatie De ambtenaar integrale veiligheid heeft vooral een sturende, coördinerende, initiërende en stimulerende rol. Voordat nieuwe projecten en items van de grond komen, moeten partijen overtuigd worden, moet een aanzet worden gemaakt en moeten lijnen worden uitgezet. Deze ambtenaar weet de interne en externe partners bij de problematiek te betrekken en te enthousiasmeren om de problematiek gezamenlijk aan te pakken. De in het integraal veiligheidsplan genoemde speer- en aandachtspunten moeten worden ingevuld door de betrokken bureaus en bij beleid moet goed gekeken worden naar de veiligheidseffecten. Door de stuurgroep Leefbaarheid en Veiligheid en de werkgroep Jeugd en Veiligheid wordt er al integraal gewerkt. Wanneer er wordt gewerkt met alle deskundige bureaus aan de speer- en aandachtspunten uit het IVP voor de komende beleidsperiode wordt de integrale werkwijze op het gebied van veiligheid uitgebreid in de gemeentelijke organisatie. Politiek-bestuurlijke inbedding Veiligheid is een onderdeel van de portefeuille van de burgemeester. De raad heeft met betrekking tot de beleidsvoering twee taken in het duale bestel: kaders stellen en controleren. Om het beleid, zoals geschetst in dit Integraal Veiligheidsplan, uit te kunnen voeren, zal de raad het IVP 2008 - 2010 moeten vaststellen. Daarmee steunt hij de keuze voor de speer- en aandachtspunten, die vervolgens in een project- of actieplan/uitvoeringsprogramma verder uitgewerkt worden. In deze plannen zal exact geformuleerd staan wie, wanneer, met wie, welke activiteit gaat realiseren, wie de kosten daarvan draagt en wat het resultaat moet zijn. Het college is belast met de uitvoering van de plannen en doet over de vorderingen verslag aan de raad. Met de vaststelling van het IVP 2008 – 2010 is de uitvoering van het beleid dus geen vrijblijvende opdracht meer. Het uitwerken van die onderwerpen vergt immers inzet van formatie, een beroep op interne en externe partners en ook extra middelen. Indien voor de uitvoering van het beleid extra middelen nodig zijn, zal dit afzonderlijk aan de raad voorgelegd worden. Opdrachtverlening door de raad is dan ook een noodzakelijke voorwaarde om partners uit te kunnen nodigen samen aan de plannen te kunnen gaan werken. Communicatie Bij veiligheidsbeleid is communicatie een belangrijk aspect. Er is een specifieke communicatiestrategie gewenst. Veiligheid is een omvangrijk terrein dat voor burgers heel belangrijk is en waarover zij goed geïnformeerd moeten worden. Input van de burgers is essentieel, het veiligheidsbeleid moet aansluiten op de veiligheidsbeleving van burgers. In een apart communicatieplan zullen de communicatiestrategie- en de instrumenten uitgewerkt worden.
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
35
Bijlage 1
waar: Lopik Aangifte opgenomen als waarden
1. Diefstal/inbraak 2. Lichamelijke integriteit
3. Veel voorkomende criminaliteit
2002 1e trim.
2002 2e trim.
2002 3e trim.
2002
11. 1.1. Woninginbraken
4
11
11
26
12. 1.2. Bedrijfsinbraken
8
3
10
21
21. 2.1. Zedenmisdrijf
0
0
3
3
22. 2.2. Moord, doodslag
0
0
0
0
23. 2.3. Openlijk geweld
2
0
1
3
24. 2.4. Bedreiging
3
2
1
6
25. 2.5. Mishandeling
5
9
10
24
26. 2.6. Straatroof
2
0
1
3
27. 2.7. Overval
0
0
0
0
12
11
16
39
17
14
17
48
Lich. Int. TOTAAL 31. 3.1. Diefstal vanaf/uit auto 32. 3.2. Diefstal fiets
7
10
5
22
33. 3.3. Vernieling
32
25
36
93
VVC TOTAAL 41. 4. Milieu
56
49
58
163
4. Milieu
0
0
0
0
9. Overige criminaliteit
91. 9. Overige criminaliteit
40
32
36
108
120
106
131
357
alle res. gebieden
Integraal Veiligheidsplan Lopik 2008 – 2010
36