1
1
1
INHOUDSTAFEL
1
INHOUDSTAFEL ....................................................................................................... 1
2
SITUERING .............................................................................................................. 2
1
INHOUD EN ORGANISATIE VAN DE MODULE JONGE SCHOOLKIND ........................ 3 2.1 2.2 2.3 2.4
3
focus op professionele houdingen en specifieke kerncompetenties ................................. 3 invulling van de module jonge schoolkind .................................................................... 4 input en reflectie vanuit de opleiding ........................................................................... 5 authentieke stageopdrachten vanuit de verschillende leergebieden ................................ 5
ORGANISATIE VAN DE STAGE BINNEN DE MODULE JONGE SCHOOLKIND ............. 6 3.1 keuze stageplaats ...................................................................................................... 6 3.2 belangrijke aandachtspunten bij de eerste contactname met de stageplaats ................... 6 3.3 stageopbouw ............................................................................................................ 6 3.3.1 Geleidelijkheid in opbouw .................................................................................... 6 3.3.2 concrete verwachtingen t.a.v. student en mentor per stageblok .............................. 8 3.3.3 wanneer moet de student stage inhalen? .............................................................. 9 3.3.4 wijzigingen in stageopbouw en lessenrooster ........................................................ 9 3.4 doel en inhoud van de stagemap tijdens de stage ...................................................... 10 3.4.1 doel ................................................................................................................. 10 3.4.2 inhoud ............................................................................................................. 10
4
EVALUATIE VAN DE MODULE JONGE SCHOOLKIND .............................................. 11 4.1 4.2 4.3 4.4
5
competentiegericht assessment ................................................................................ 11 voorbereiding assessmentgesprek ............................................................................. 11 hoe competenties goed bewijzen?............................................................................. 12 beoordelingscijfer .................................................................................................... 13
DOCUMENTEN........................................................................................................ 13
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
2
2
SITUERING
In de opleiding bachelor lager onderwijs staat een competentiegerichte opleidingsvisie centraal (zie algemeen praktijkgroeiboek). In de lijn van deze competentieontwikkeling wordt het derde opleidingsjaar modulair georganiseerd aan de hand van thema’s waarin input telkens gerelateerd is aan de praktijk en er voldoende kansen tot oefening, uitwisseling en bespreking zijn tussen mentoren, lectoren en studenten. Dit praktijkgroeiboek beschrijft de visie en het opzet van de module: het jonge schoolkind. Binnen deze module, die plaatsvindt tijdens het vijfde semester van de opleiding1, wordt de focus gericht op het jonge schoolkind. De student wordt geconfronteerd met vier kerntopics die zeer specifiek zijn voor het onderwijs aan dat jonge schoolkind: - begeleiding van aanvankelijke leerprocessen; - uitbouw van muzisch en creatief onderwijs aan jonge kinderen; - bijdrage aan de verruiming van het wereldbeeld van jonge kinderen; - rapportering en communicatie met ouders. Hierdoor zal de student vanuit verschillende invalshoeken een brede kijk kunnen ontwikkelen op de zorg aan het jonge schoolkind. De stage neemt de vorm aan van een lijnstage, ook wel lintstage genoemd. Hierdoor wordt de student georiënteerd op de specifieke leercontext die eigen is aan een eerste leerjaar. In tegenstelling tot een blokstage (in de vorm van een intensieve, aaneengesloten stageperiode) komt de student bij een lijnstage op diverse momenten gedurende een langere periode naar de stageklas. De student leert zo door een natuurlijke opeenvolging van participatie en actieve bijdrage de klas en ook de school kennen en ervaren hoe het er in de beroepspraktijk aan toe gaat. Daarnaast keert de student wekelijks met de opgedane ervaringen terug naar het opleidingsinstituut voor bijkomende (vraaggestuurde) theoretische input en reflectie. Op die manier willen we theorie en praktijk nog beter op elkaar afstemmen. We hopen dan ook dat deze vorm van stage aanleiding zal geven tot uitwisseling tussen werkveld en opleiding! Voor vragen, bedenkingen of suggesties bij de stage kan u steeds terecht bij de opleidingsverantwoordelijke, de modulecoördinator of de stageadministrator. Kristien Lacluyse - opleidingshoofd BaLO Brabant
[email protected] Tel. 016 375 616 Lieve Smets - modulecoördinator vestiging Diest
[email protected] Tel. 016 375 403 Bieke Stals - stageadministratie
[email protected] Tel. 016 375 403
1
Het vijfde semester van een driejarige opleiding komt overeen met het eerste semester van fase 3 (= derde opleidingsjaar).
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
3
1
INHOUD EN ORGANISATIE VAN DE MODULE JONGE SCHOOLKIND
2.1 focus op professionele houdingen en specifieke kerncompetenties In lijn met de vier kerntopics (zie boven), focust deze module zich op de beheersing van de volgende 6 competenties die belangrijk zijn bij het onderwijs aan het jonge schoolkind: Kerncompetenties module jonge schoolkind C3: Een horizontale en verticale planning uitbouwen C7: Differentiëren om de ontwikkeling en het welbevinden van alle leerlingen te ondersteunen C9: Een positief leefklimaat creëren C16: Basiskennis beheersen in functie van didactische vertaling naar leerlingen C19: Leerprocessen begeleiden C23: Mondeling en schriftelijk taalgebruik van leerlingen stimuleren Deze competenties bepalen de concrete invulling van de module. Op het einde van de module moet de student bewijzen dat hij/zij deze competenties op het verwachte niveau (dit situeert zich tussen niveau 2 en 3) beheerst. Naast deze 6 geselecteerde kerncompetenties blijven ook de 8 professionele houdingen centraal staan. Professionele houdingen Bezieling Flexibiliteit Kritische ingesteldheid Muzisch en creatief handelen Onderzoekende houding Relationele gerichtheid Verantwoordelijkheidszin Zin voor initiatief
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
4
2.2 invulling van de module jonge schoolkind De stage binnen deze module wordt georganiseerd als een langere lijnstage waarin participatie en actief lesgeven elkaar afwisselen. Daarnaast keert de student regelmatig terug naar het opleidingsinstituut voor input, terugkoppeling en reflectie op reeds opgedane stageervaringen. De student kan dus geleidelijk groeien in het lesgeven aan het jonge schoolkind. Deze lijnstage wordt dan ook gedragen door drie partijen: de stageschool/stagementor, de student en de opleiding/studietrajectbegeleider. Student
Lijnstage eerste leerjaar
Lerarenopleiding/studietrajectbegeleider
Stageschool/stagementor
Figuur 1. De begeleidingsdriehoek. - Lerarenopleiding/studietrajectbegeleider: Voorafgaand en tijdens de stage wordt de student inhoudelijk voorbereid. Vanuit de verschillende leergebieden wordt de nodige aandacht besteed aan de inhoudelijke en pedagogische aanpak van deze specifieke leeftijdsgroep. De student krijgt leervragen vanuit de opleiding die verbonden worden aan authentieke stageopdrachten die binnen de stage gerealiseerd kunnen worden om de eigenheid van het eerste leerjaar beter te leren kennen. De opleiding bepaalt ook het verplicht aantal te realiseren actieve lessen tijdens elke blok (zie punt 3.3.3.). De persoonlijke leerweg van de student wordt begeleid door de studietrajectbegeleider. - Stageschool/stagementor: Deze plant in overleg met de student (in functie van de groei in het zelfstandig functioneren van de student) de verplichte lessen, volgt de leervragen van de student op, stimuleert om bepaalde zaken onder begeleiding/zelfstandig op te nemen of bij te sturen. De mentor demonstreert de stapsgewijze opbouw die aanvankelijke leerprocessen vragen en bespreekt dit met de student zodat deze zich hierop kan baseren bij de uitwerking van de eigen activiteiten. - Student: Deze plant in overleg met de mentor (in functie van zijn leervragen en groei in het zelfstandig functioneren) de verplichte lessen, werkt aan de leervragen, participeert en neemt steeds meer het lesgebeuren op zich. De student gaat op zoek naar bewijslast voor de 6 geselecteerde kerncompetenties. Mentor en student bewaken samen dat binnen de gegeven activiteiten zoveel mogelijk verschillende leergebieden aan bod komen.
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
5
2.3 input en reflectie vanuit de opleiding De input en reflectie vanuit de opleiding wordt gestuurd vanuit vier kernvragen eigen aan het onderwijs aan het jonge schoolkind. Kernvragen 1. Hoe start je aanvankelijk leren op?
Vakgebieden in de lerarenopleiding Aanvankelijk lezen Aanvankelijk rekenen Aanvankelijk schrijven ICT-geletterdheid en educatieve software bij aanvankelijke leerprocessen Vreemdetaalinitiatie Frans 2. Hoe benader je het leerproces van jonge Lichamelijke opvoeding kinderen op een muzisch-creatieve manier? Muziek Drama Beeld 3. Hoe draag je bij aan het verruimen van het Godsdienst wereldbeeld van jonge kinderen? WO 4. Hoe bevorder je de continuïteit tussen school Opvoedkunde en gezin?
2.4 authentieke stageopdrachten vanuit de verschillende leergebieden Aan deze stage zijn een aantal authentieke leertaken verbonden die de student kunnen helpen bij het leren kennen van de eigenheid van het eerste leerjaar (bv. specifieke didactische aanpak, aasluiten bij de leefwereld en het ontwikkelingsniveau van jonge kinderen, etc.). Meer toelichting over deze authentieke leertaken is te vinden op de Toledo course van de module: het jonge schoolkind. De uitgevoerde authentieke leertaken kunnen door de student gehanteerd worden als bewijslast bij de evaluatie van de stage (zie ook verder bij punt 4).
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
6
3
ORGANISATIE VAN DE STAGE BINNEN DE MODULE JONGE SCHOOLKIND
3.1 keuze stageplaats Deze stage vindt plaats in een eerste leerjaar in het gewoon onderwijs (hetzij partnerschool, hetzij niet-partnerschool). Hier wordt van leerkrachten deskundigheid gevraagd in het omgaan met specifieke hulpvragen van jonge kinderen. De student gaat na zijn/haar examens in het tweede opleidingsjaar zelf op zoek naar een stageplaats. Het opzet van deze stage wordt in de loop van het tweede semester van het tweede opleidingsjaar toegelicht aan de student. De leerzorgstage (december/januari) gaat ook door in deze school.
3.2 belangrijke aandachtspunten bij de eerste contactname met de stageplaats De student bezorgt in juni 2015 en/of september 2015 de school/stagementor een brief met concrete informatie over deze stage. De student vult samen met de school de stageovereenkomst in en bezorgt deze aan zijn studietrajectbegeleider of aan Mevr. Bieke Stals. Om de opstart van de module vlot te laten verlopen, is het belangrijk dat de student bij de eerste contactname met de mentor vraagt naar de methodes (lezen, rekenen, schrijven, …) die worden gebruikt.
3.3 stageopbouw 3.3.1 Geleidelijkheid in opbouw De lijnstage biedt mogelijkheden voor een geleidelijke stageopbouw en voor een meer persoonlijke aanpak. Deze stage bestaat dan ook uit een opeenvolging van participatie en actieve bijdrage. De stage start op dinsdag 29 september en loopt tot en met vrijdag 27 november. De student komt binnen deze periode wekelijks twee tot drie dagen naar de stageklas (behalve de week van 19 oktober tot 23 oktober en de week van 26 oktober tot 30 oktober). De andere weekdagen wordt de student verwacht op het opleidingsinstituut voor input, terugkoppeling en reflectie op reeds opgedane stage-ervaringen. Daarnaast wordt er ook ruimte gecreëerd voor de voorbereiding van de activiteiten.
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
7
De stageperiode is opgedeeld in 3 blokken zoals onderstaand schema weergeeft. September 28 Ma Start module 29
Di Participatie
Blok 1
30
Wo Participatie
Blok 1
Oktober
November
1 2
Do Vr
1 Zo 2 Ma Herfstvakantie
3
Za
3 Di Herfstvakantie
4
Zo
4 Wo Herfstvakantie
5
Ma
5 Do Herfstvakantie
6
Di
6 Vr Herfstvakantie
7
Wo
7 Za Herfstvakantie
8
Do
8 Zo Herfstvakantie
9
Vr Participatie/actieve stage Blok 1 9 Ma
10
Za
10 Di Participatie/actieve stage Blok 2
11
Zo
11 Wo WAPENSTILSTAND
12
Ma
12 Do Participatie/actieve stage Blok 2
13
Di
13 Vr
14
Wo Participatie/actieve stage Blok 1 14 Za
15
Do Participatie/actieve stage Blok 1 15 Zo
16
Vr Participatie/actieve stage Blok 1 16 Ma
17
Za
17 Di
18
Zo
18 Wo Participatie/actieve stage Blok 2
19
Ma
19 Do Participatie/actieve stage Blok 2
20
Di
20 Vr Participatie/actieve stage Blok 2
21
Wo
21 Za
22
Do
22 Zo
23
Vr
23 Ma Actieve stage
Blok 3
24
Za
24 Di Actieve stage
Blok 3
25
Zo
25 Wo Actieve stage
Blok 3
26
Ma
26 Do Actieve stage
Blok 3
27
Di
27 Vr Actieve stage
Blok 3
28
Wo
28 Za
29
Do
29 Zo
30
Vr
30 Ma
31
Za
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
8
Vermits het begeleiden van aanvankelijke leerprocessen toch een specifieke aanpak vergt, wordt expliciet van de student verwacht om zich bij de aanvang van de stage bij de mentor te informeren over de stapsgewijze opbouw die aanvankelijke leerprocessen vragen. Het is belangrijk dat stagementoren zeker tijdens blok 1 exemplarische voorbeeldlessen m.b.t. aanvankelijke leerprocessen demonstreren en toelichten aan de student zodat ze zich hierop kunnen baseren bij de uitwerking van de eigen stageactiviteiten. De geleidelijke opbouw van deze stage biedt de mogelijkheid dat de student deze activiteiten aanvankelijk onder begeleiding van de mentor realiseert (eventueel samen lesgeven) om dan geleidelijk geheel zelfstandig deze lessen uit te voeren. Naarmate de stage vordert, wordt een grotere graad van zelfstandigheid van de student verwacht op basis van de leerervaringen. Tijdens blok 1 en blok 2 wordt vanuit de opleiding het minimum aantal zelfstandig te geven lessen wel bepaald, maar de momenten waarop deze lessen tijdens deze periodes worden gegeven dient de student in overleg met de mentor te plannen. Zo wordt tegemoet gekomen aan de persoonlijke leerweg van elke student. We verwachten wel dat de activiteiten tijdens blok 3 (23 november t.e.m. 27 november) door de student volledig zelfstandig worden uitgewerkt en gerealiseerd. Indien tijdens dit blok toch nog een grote mate van ondersteuning van de student door de mentor nodig blijkt, zal dit een invloed hebben op de eindbeoordeling.
3.3.2 concrete verwachtingen t.a.v. student en mentor per stageblok BLOK 1 29 en 30 september 2015: participatiestage 9, 14, 15 en 16 oktober 2015: participatie- en actieve stage Tijdens de tweedaagse stage op 29 en 30 september heeft de student de gelegenheid om kennis te maken met de leerkrachten, de klas, de leerlingen, de gehanteerde methodes, etc. Participeren kan op volgende manieren: groepjes kinderen of individuele kinderen begeleiden; begeleidend rondgaan bij het zelfstandig werken; de klasgroep overnemen bij zaken als kiesuur, vertelmomenten, kringmomenten, …; praktische ondersteuning bieden zoals een handje toesteken bij de bedeling van fruit, melk en chocomelk, verbeterwerk, kinderen van of naar de speelplaats brengen, helpen bij het opruimen van de klas, etc. De mentor geeft de lesonderwerpen voor blok 1 op. De student vult de lessen op het SIS in ten laatste 2 oktober 2015. Op 9, 14, 15 en 16 oktober 2015 wordt er verder geparticipeerd waarbij de student onder begeleiding van de mentor groeit in het steeds meer zelfstandig verzorgen van activiteiten en het overnemen van de klaspraktijk. De student geeft vanaf 9 oktober minstens 8 lessen (50 min) of 16 lessen (25 min) verspreid over de 4 resterende dagen in dit blok. Opgelet! Op 9 oktober neemt de student nog geen lessen aanvankelijk lezen, schrijven en rekenen voor zijn/haar rekening. Mentor en student bewaken samen dat binnen de gegeven activiteiten zoveel mogelijk verschillende leergebieden aan bod komen. Lesontwerpen worden door de student ingediend bij de mentor volgens onderlinge afspraak. De lessen worden door de student op het SIS ingevuld ten laatste 2 oktober 2015. De mentor zorgt in dit blok voor minstens 4 lesverslagen bij lessen van 50 minuten en minstens 8 lesverslagen bij lessen van 25 minuten. Hij/zij geeft bij voorkeur op 16 oktober de
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
9
lesonderwerpen voor blok 2 op, zeker voor wat betreft de leergebieden wereldoriëntatie, godsdienst en muzische vorming. BLOK 2 10, 12, 18, 19 en 20 november 2015: participatie- en actieve stage Ook tijdens deze periode wisselen participatie en actieve momenten zich af en groeit de student steeds verder in het zelfstandig functioneren in een eerste leerjaar. De student geeft elke dag minstens een halve dag les, waaronder zeker ook de lessen aanvankelijk lezen, schrijven en rekenen. Lesontwerpen worden door de student ingediend bij de mentor volgens onderlinge afspraak. De lessen worden door de student op het SIS ingevuld ten laatste 3 november 2015. We vragen aan de mentor om per stagedag in dit blok minstens 1 lesverslag te schrijven, met registratie van al dan niet gebundelde informatie per leergebied van die dag. De mentor geeft de lesonderwerpen voor blok 3 bij voorkeur voor de herfstvakantie op, zeker voor wat betreft de leergebieden wereldoriëntatie, godsdienst en muzische vorming. BLOK 3 23 t.e.m. 27 november 2015: actieve stage De student neemt het volledige klasgebeuren over. Lesontwerpen worden door de student ingediend bij de mentor volgens onderlinge afspraak. Maar opgelet! Voor de actieve stage start, moeten alle activiteiten gezien zijn door de mentor en in de stagemap aanwezig zijn. De lessen worden door de student op het SIS ingevuld ten laatste 16 november 2015. We vragen aan de mentor om per stagedag in dit blok minstens 1 lesverslag te schrijven, met registratie van al dan niet gebundelde informatie per leergebied van die dag.
3.3.3 wanneer moet de student stage inhalen? Tijdens blok 1 en blok 2 geeft de student steeds het minimum aantal opgegeven lessen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om op voorhand in overleg met de mentor te bewaken dat deze lessen gerealiseerd kunnen worden binnen de voorziene data. Als de lessen van de student tijdens blok 3 niet kunnen plaatsvinden, dan observeert hij/zij of neemt hij/zij deel aan de activiteit die in de plaats komt: een pedagogische studiedag, een leerwandeling, een eucharistieviering, … Er wordt een kort verslag gemaakt aangevuld met documentatie. Indien deze activiteiten niet meer dan 1 dag in beslag nemen, dan hoeft er niet ingehaald te worden. Bij meer dan 1 dag, dient de student op 30 november en/of 1 december meer lessen te geven.
3.3.4 wijzigingen in stageopbouw en lessenrooster Het is mogelijk dat de vooropgestelde lesplanning van blok 1 of 2 wordt aangepast in functie van de reeds doorgemaakte groei van de student op vlak van zijn zelfstandig functioneren. Zo kan het bv. gebeuren dat geplande lessen verschuiven naar een later moment omdat gebleken is dat de student nog te veel nood heeft aan begeleiding en ondersteuning. Er wordt wel bewaakt dat het aantal verplichte lessen tijdens de vooropgestelde blokken wordt gegeven. Omgekeerd mag de student, in samenspraak met de mentor, ook meer lessen geven dan gevraagd, als hij/zij daar aan toe is. Een wijziging van de planning gebeurt steeds in overleg met de mentor en studietrajectbegeleider. Wijzigingen in het lessenrooster worden door de student minimum de avond voordien gemaild naar de assessor en de studietrajectbegeleider. UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
10
3.4 doel en inhoud van de stagemap tijdens de stage 3.4.1 doel De stagemap is een belangrijk document tijdens de stage zowel voor de student als voor de mentor en bezoekende lectoren. Voor de student is de stagemap noodzakelijk om zich degelijk voor te bereiden op de stage; voor de mentor en bezoekende lectoren is deze belangrijk om de student feedback te kunnen geven op de voorbereide lessen. Deze map is steeds tijdens de stage aanwezig in de klas. De stagemap is geen vastliggend gegeven maar een werkinstrument dat op basis van de opgedane ervaringen bijgestuurd wordt. De aard van deze stage (lijnstage) geeft aanleiding en ruimte tot een voortdurend bijsturen van het didactisch en pedagogisch functioneren van de student. Dit moet dan ook zichtbaar zijn in de stagemap. De stagemap is dus een werkinstrument.
3.4.2 inhoud (zie ook richtlijnen algemeen praktijkgroeiboek) Wat moet steeds in de stagemap op elk moment van de stage aanwezig zijn? - VGM-dossier - praktijkgroeiboek module jonge schoolkind - uurrooster - agenda van alle activiteiten, in te vullen volgens de structuur van de klasmentor met minstens vermelding van lesonderwerp, lesmoment, lesdoelen, bronnen, werkvormen/materiaal - beginsituatie van de klas (infowijzer) - alle lesontwerpen met inbegrip van UCLL voorblad en met vermelding van: * situering in de eindtermen en leerplannen (nummering en verkort uitgeschreven) * (differentiële) lesdoelen * bronnen + eventuele samenwerking met medestudenten * didactische verantwoording (didactische verantwoording enkel bij routinelessen waarbij een kopie uit de handleiding wordt genomen en bij de eerste les van een zelf uitgewerkte reeks lessen aanvankelijk lezen, rekenen of schrijven) * aandachtspunten voor de les in kwestie * gestructureerde lesopbouw verkort uitgeschreven, met toch een goede denkstrategie (vooral bij moeilijkere leerinhouden en/of een complexe organisatie zijn voldoende aanwijzingen nodig) en doelgerichte titelformulering bij routinelessen is een kopie uit de handleiding met persoonlijke nota’s toegestaan (deze ontwerpen moeten wel nog steeds alle onderdelen bevatten, dus alleen een kopie zonder bewerking is niet toegestaan!) * bordplan * werkbladen en/of eventuele kopieën uit werkboeken - lesreflecties (1 per dag) en/of weekreflecties: In het kader van het reeds bijsturen van het didactisch handelen tijdens de stage is het belangrijk dat er zo snel mogelijk na de gegeven lessen wordt gereflecteerd. Er wordt dus verwacht dat de reflecties tijdens de stageweek terug te vinden zijn in de stagemap, de dag na de gegeven les. Dit mag op het lesontwerpformulier van die les geschreven worden. - alle lesverslagen (van mentor, assessor en studietrajectbegeleider) - stageverslag mentor (De persoonlijke leerdoelen van de student, rubriek 2, worden vooraf ingevuld door de student.)
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
11
4
EVALUATIE VAN DE MODULE JONGE SCHOOLKIND
4.1 competentiegericht assessment De examenvorm voor de module jonge schoolkind is permanente evaluatie. Op het einde van de module moet de student in een assessmentgesprek bewijzen dat hij de geselecteerde competenties (zie 2.1.) beheerst. Hij bereidt dit assessmentgesprek voor aan de hand van het voorbereidend document competentiebeheersing module jonge schoolkind, dat hij digitaal bezorgt aan zijn assessor op dinsdag 1 december ten laatste om 18.00u. De koppeling assessoren – studenten wordt op Toledo geplaatst. Onderstaande documenten worden op maandag 30 november volgens afspraak bezorgd aan de modulecoördinator (concrete informatie over de plaats en het uur van indienen volgt later). Mits grondige reden (meegedeeld aan de modulecoördinator) kunnen deze documenten ook ingediend worden op woensdag 2 december. - overzicht van de gegeven lessen tijdens de stage - alle lesverslagen van de mentor, de assessor en de studietrajectbegeleider - stageverslag van de mentor Indien de student dit als bewijsmateriaal wil gebruiken, dient hij hiervan een kopie te nemen. Op maandag 7 december of dinsdag 8 december staat een terugkomdag voor deze module gepland. Die dag wordt er voor elke student een gesprek met zijn assessor georganiseerd. Tijdens dit gesprek wordt de competentiebeheersing door de student toegelicht en geïllustreerd aan de hand van op voorhand geselecteerd bewijsmateriaal dat hij meebrengt naar het gesprek. De informatie in verband met de concrete dag van het gesprek, het aanvangsuur en het lokaal wordt minimum één week voor het gesprek meegedeeld. Bij afwezigheid die dag neemt de student onmiddellijk contact op met de assessor en de modulecoördinator.
4.2 voorbereiding assessmentgesprek Aan de hand van het voorbereidend document competentiebeheersing module jonge schoolkind (zie Toledo course) bereidt de student het assessmentgesprek voor. Hij/zij beoordeelt zichzelf op de 8 professionele houdingen en de 6 geselecteerde kerncompetenties. Enkel wat de competenties betreft, verzamelt de student bewijslast. In het voorbereidend document competentiebeheersing module jonge schoolkind noteert hij/zij bij elke competentie de geselecteerde bewijzen. Op het assessmentgesprek zelf brengt hij/zij de 18 bewijsstukken mee en moet hij/zij voor deze bewijsstukken onderstaande vragen kunnen beantwoorden:
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
12
Situatie/ activiteit Resultaat
Wat was het doel van de opdracht/taak/les die bij dit bewijs hoort? Wat was je concrete aanpak om dit doel te bereiken? Wat was het resultaat van de activiteit en van de aanpak? Hoe hebben de leerlingen gereageerd op de activiteit? Hoe is het resultaat beoordeeld door derden? Heb je een vervolgactie aan de activiteit geknoopt? Reflectie/ Bij welke gedragsindicator van deze competentie hoort jouw bewijs? groei/ Waarom vind je dit hiervoor een goed bewijs? actielijnen Wat heb je geleerd? Wat zou je een volgende keer bij een vergelijkbare taak anders aanpakken en waarom? Wat waren je werkpunten? Hoe heb je eraan gewerkt? Welke actielijnen stel je voorop om nog verder te groeien in deze competentie? De student kan er voor kiezen om deze argumentatie vooraf al te noteren en mee te brengen naar het assessmentgesprek. Dit is geen verplichting, maar het kan een ondersteuning zijn. De student is zelf verantwoordelijk voor de manier waarop hij/zij het gesprek voorbereidt. De argumentatie tijdens het gesprek is doorslaggevend. Indien een student niet voldoende bewijsmateriaal kan voorleggen en toelichten waaruit blijkt dat de competenties verworven zijn, wordt dit verrekend in het eindresultaat van de module.
4.3 hoe competenties goed bewijzen? Om de beheersing van de vooropgestelde competenties aan te tonen maakt de student een doordachte selectie van bewijsmateriaal uit de stage. Daarom is het erg belangrijk dat de student, voor de stage start, goed op de hoogte is van de geselecteerde competenties en de bijhorende concrete gedragsindicatoren. Zo kan de student van bij de aanvang van de stage oog hebben voor het verzamelen van goed bewijsmateriaal en is zijn focus ook breder gericht op competentiebeheersing en niet alleen op het geven van zijn lessen. Zo voorkomt hij ook dat hij op het einde van de stage nog een zoektocht moet starten naar bewijslast. Dit is dan niet echt meer haalbaar en zinvol. Per competentie moeten de bewijzen voldoen aan de volgende criteria2. Er zijn directe en indirecte bewijzen. Een direct bewijs gaat over gedrag dat direct waarneembaar is of een product dat je zelf gemaakt hebt. Je laat je competentie echt zien. Een videofragment van je optreden als stagiair is een direct bewijs, alsook een lesontwerp, gemaakt materiaal, …. Een indirect bewijs is een beschrijving van jouw functioneren, geschreven door een begeleider, door je leerlingen, …. Een indirect bewijs wordt steeds gekoppeld aan een direct bewijs om op die wijze het indirecte bewijs te valideren: bv. alleen een lesverslag is onvoldoende bewijs. Dit moet ondersteund worden door directe bewijzen.
2
Van Berkel, A. (2012). Assessorentraining voor het uitvoeren van assessments. Project Uitzigt, SoE 2009-26.
van Caem, E., Hermans, T., van der Worp, K., & Zewald, M. (2012). Voorbereiden op het LIO-assessment. Aanwijzingen voor het maken van een assessmentdossier. Hogeschool Rotterdam, lerarenopleiding VO/BVE.
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016
13
Authenticiteit
Variatie
Relevantie
Validiteit
Producten moeten van de student zelf zijn. Gaat het om een groepsproduct, dan geeft de student aan wat zijn bijdrage is geweest en waarom dit dus als bewijs voor zijn competentiebeheersing wordt opgevoerd. Bronnen worden steeds vermeld als het gedeeltelijk of helemaal is overgenomen van anderen. De student levert verschillende soorten bewijzen per competentie. Bewijsmateriaal kan verschillende vormen aannemen: lesontwerpen, materialen, verslagen, digitaal materiaal, foutenanalysen, fotomateriaal, vragenlijsten, videoopname, … Deze bewijzen verwijzen naar verschillende contexten. Hoe groter de variatie in handelings- en opleidingscontexten, hoe groter de kans op transfer van competenties. Ze vormen een duidelijk bewijs voor de aangegeven competentie en het te verwachten niveau. De student geeft dus altijd aan welke competentie en/of welk concreet onderdeel ervan met het bewijs wordt aangetoond. De bewijsstukken zijn goed geselecteerd in functie van de eigen professionele ontwikkeling en vertonen een duidelijke illustratie van de vorderingen. Gaat het om een beschrijvend bewijs door derden dan wordt dit bewijs altijd ondertekend en van een datum voorzien door diegene die dit bewijs over de student heeft geschreven. De student vermeldt ook de functie van deze persoon.
Tijdens de sessies Leraar worden III wordt de student door de studietrajectbegeleider voorbereid op en begeleid bij het samenstellen van competentiegericht bewijsmateriaal. Ook wordt tijdens de inputmomenten van de module door de betrokken vaklectoren expliciet de link gelegd met goed competentiegericht bewijsmateriaal voor de verschillende leergebieden.
4.4 beoordelingscijfer - Dit cijfer wordt, op basis van alle evaluatiegegevens, bepaald tijdens een afsluitende praktijkevaluatievergadering met modulecoördinator, assessoren en studietrajectbegeleiders. - Het resultaat en het door de assessor ingevulde eindverslag worden (onder voorbehoud van beraadslaging) aan de student bezorgd in de week na deze praktijkevaluatievergadering. - Het teruggeven van de stagemap gebeurt op een plaats en moment in overleg met de assessor. - Op afspraak kan het beoordelingscijfer worden toegelicht door de assessor. De studietrajectbegeleider ondersteunt de verdere verwerking in het traject van de student.
5
DOCUMENTEN
Enkel digitaal beschikbaar gesteld: - stageovereenkomst 2015-2016 - VGM-dossier - lesontwerpformulier - aanvraag voor video-opnames - stagesteekkaart - infowijzer - lesverslag - stageverslag van de mentor - voorbereidend document competentiebeheersing module jonge schoolkind De student bezorgt deze documenten TIJDIG aan de betrokkenen.
UC Leuven-Limburg lerarenopleiding vestiging Diest bachelor lager onderwijs
praktijkgroeiboek jonge schoolkind semester 5 2015-2016