VVrriijjwwiillliiggeerrss –– RReecchhtteenn eenn PPlliicchhtteenn
DE RECHTEN VAN DE VRIJWILLIGER EN PLICHTEN VAN DE ORGANISATIE
1. Situering vrijwilligers 2.
–
algemene
informatie
over
het
aantal
Wettelijke initiatieven 1) wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers (Belgisch Staatsblad 29 augustus 2005) (hierna afgekort “Vrijwilligerswet”). 2) Decreet van de Vlaamse Raad van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in de Welzijns- en Gezondheidssector. 3) Wijzigingen (reparatiewetten) : wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen, wet van 7 maart 2006 “tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers en van de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen”. 4) De wet van 19 juli 2006 “tot wijziging van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers”. 5) Uitvoeringsbepalingen : 1. K.B. 19 december 2006 tot vaststelling van minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst van de organisaties die werken met vrijwilligers (B.S. 22.12.2006). 2. K.B. 21 december 2006 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van het sluiten van de collectieve verzekering tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst van de organisaties die werken met vrijwilligers.
3.
Definitie van de vrijwilliger volgens Vrijwilligerswet
A.
Een onbezoldigde en onverplichte activiteit.
B.
Element “exterioriteit” met drie omschrijvingen:
VVrriijjwwiillliiggeerrss –– RReecchhtteenn eenn PPlliicchhtteenn
1. Geen activiteiten ten behoeve van zichzelf 2. Voor een organisatie anders dan het familie of privéverband van diegene die de activiteit verricht. 3. Geen activiteit door dezelfde persoon en voor dezelfde organisatie verricht in het raam van een arbeidsen dienstenovereenkomst.
C.
Het element organisatie
Elke feitelijke vereniging of private of publieke rechtspersoon zonder winstoogmerk die werkt met vrijwilligers. a) De aanwezigheid van meer dan 1 lid is vereist b) de leden moeten hun activiteit organiseren in onderling overleg wat een wilsovereenstemming impliceert. c) De intentie moet gericht op de realisatie van een onbaatzuchtig doel. d) Rechtstreekse controle op de werking van de vereniging Vergelijking met decretale vrijwilligersbegrip Verschillen : In de vrijwilligerswet staat de “vrijwilliger” centraal terwijl in het Decreet de “vrijwilligersorganisatie” die kan worden erkend en gesubsidieerd, centraal staat. 4.
Territoriaal toepassingsgebied
De vrijwilligerswet regelt dus het Belgische grondgebied alsook het vrijwilligerswerk verricht in het buitenland maar enkel indien de organisatie vanuit België geschiedt en op voorwaarde dat de vrijwilliger zijn hoofdverblijfplaats in België heeft. 5.
Informatieplicht lastens organisatie
Artikel 4 : Vooraf : geen contract of organisatienota (oorspr. Art. 4 Wet van 03.07.2005) (wijziging ten opzichte van de voorbereidende werken); wijziging sedert juli 2006 : organisatienota werd gewijzigd in informatieplicht. Verplichting tot het verschaffen van informatie over minstens 5 aangelegenheden: 1.
Voorwerp van de informatieplicht
VVrriijjwwiillliiggeerrss –– RReecchhtteenn eenn PPlliicchhtteenn
a) Onbaatzuchtige doelstelling en het juridische statuut van de organisatie. b) Verzekeringscontract voor de opzettelijke fout, zware fout en lichte fout die bij hem eerder gewoon dan toevallig voorkomt en de lichte toevallig voorkomende fout en anderzijds het lichtste schuldgehalte. c) Alle residuaire verzekeringsaspecten bv lichamelijke ongevallen. d) Eventuele betaling van een kostenvergoeding : vorm en manier van berekening met stavingsstukken. e) Geheimhoudingsplicht (bv problematiek inzake kindermishandeling en principes in verband met beroepsgeheim). Opmerking : Niet voorzien maar toch nuttig : engagementen die spelen tussen de beide partners. Instructies over de wijze waarop de betrokken persoon zijn taak moet voltrekken. Praktische afspraken die gaan gelden in de verhouding vrijwilliger/organisatie. 6.
Aard van de verhouding tussen vrijwilliger en organisatie.
Geen contract: Vrijwilligersovereenkomst is een bron van een verbintenis naar burgerlijk recht. Correlatief : de vrijwilliger kan op elk moment beslissen de taak niet uit te voeren of de uitvoering ervan stop te zetten (uitdrukkelijk voorzien in de Memorie van Toelichting). 7.
Kostenvergoeding : principe: onbezoldigd
Mogelijkheid tot vergoeding A. Het bestaan of de omvang van de kosten moeten door de vrijwilliger niet worden bewezen voor zover het totaal van de vergoeding niet meer bedraagt dan € 24,79 per dag of € 991,57 per jaar (index op 1 augustus 2006 : respectievelijk € 27,92 en € 1.116). B. Wanneer de vergoeding die de vrijwilliger van zijn organisatie ontvangt meer bedraagt dan de bovenvermelde sommen, kan deze vergoeding enkel beschouwd worden als een terugbetaling van de kosten en zulks op voorwaarde dat de realiteit en het bedrag van de kosten worden aangetoond door bewijskrachtige documenten.
VVrriijjwwiillliiggeerrss –– RReecchhtteenn eenn PPlliicchhtteenn
C. Geen statuut als vrijwilliger meer bovenvermelde grenzen worden overschreden.
wanneer
de
D. Geen voorheffing noch R.S.Z-bijdrage vermits het een kostenvergoeding is. E
Vrijheid voor de organisator : - geen kostenvergoeding toe te kennen. - de forfaits bedoeld in artikel 10 uit te betalen. - De werkelijk gedane kosten te rembourseren op basis van stavingsstukken - Slechts een fractie te vergoeden van de forfaitaire jaar of dagbedragen - Slechts beperkt tussen te komen in de reëel gemaakte kosten
8.
Aansprakelijkheid van de vrijwilliger en de organisatie
A.
Algemeen : 2 principes van de wetgever : 1. Het slachtoffer van een onrechtmatige daad mag niet onvergoed blijven. 2. De vrijwilliger moet wegens het onbaatzuchtige karakter van zijn inzet en ook wegens zijn geringere mate van professionaliteit (sic) een zekere immuniteit tegen vergoedingsaanspraken.
B. Verschillende oplossing naar gelang de organisatiestructuur indien : (1) (2)
(3)
de organisatie met rechtspersoonlijkheid is zoals VZW; Een feitelijke vereniging die één of meer personen tewerk stelt verbonden met een arbeidsovereenkomst. Ee feitelijke vereniging als afdeling kan worden beschouwd van een rechtspersoon.
Dan moet de aansprakelijkheid volledig worden verzekerd via organisatie en dient de organisatie tot dekking van de risico’s die de wet voorschrijft namelijk art. 1384, 3° lid B een aangepaste verzekering af te sluiten. Het mag nooit in het nadeel van de vrijwilliger zijn.
VVrriijjwwiillliiggeerrss –– RReecchhtteenn eenn PPlliicchhtteenn
C.
Laag gestructureerde organisatie
- principe : de vrijwilliger is niet burgerlijk aansprakelijk voor de schade die hij toebrengt, tenzij bij hem sprake is van bedrog, zware fout of lichte fout die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. Vergelijkbaar artikel 18 Arbeidsovereenkomstenwet inclusief aansprakelijkheid voor de schade die de vrijwilliger oploopt tijdens de verplaatsingen voor de organisatie en tot de ziekten die zijn opgelopen als gevolg van het vrijwilligerswerk (Wet 19.07.2006 i.p.v. tekst Wet 05.07.2005) veroorzaakt op weg naar en van de plaats waar hij zijn activiteiten uitoefent. D. Uitsluitend verzekering van de schade toegebracht aan derden, d.w.z. alle andere personen dan de vrijwilliger en de organisatie zelf. Opmerking : De organisatie die geen rechtspersoon is noch een feitelijke vereniging met minstens 1 werknemer : gemeenrechtelijke aansprakelijkheidsregime van art. 1382 Burgerlijk Wetboek. Dit betekent concreet de vrijwilliger blijft instaan voor de eigen fout met eigen patrimonium of via de dekking via de familiale verzekering. Mocht dit het geval zijn is de organisatie verplicht, vermits vrijwilliger aansprakelijk is voor lichte fout, om de informatieverschaffing te doen. 9.
Verzekering
1.
Verzekering te sluiten door de organisatie (verplicht)
Verzekering voor haar burgerlijke aansprakelijkheid met uitzondering van de contractuele aansprakelijkheid (minimum). Extensie : de aansprakelijkheidsverzekering die op haar rust waarin op vrijwillige basis burgerlijk aansprakelijk zijn voor de zware fout van de vrijwilligers en voor een gewoonlijk voorkomende fout. 2.
Facultatief
Uitbreiding mogelijk : contractuele aansprakelijkheid : bv. zaal huren voor een activiteit van de VZW met risico voor brand of wanneer een vrijwilliger of de organisatie door een derden een zaak bv door audiovisueel materiaal toevertrouwd krijgt; een
VVrriijjwwiillliiggeerrss –– RReecchhtteenn eenn PPlliicchhtteenn
bruikleenovereenkomst en schade veroorzaakt; geen verplichting tot verzekering maar aangewezen de verzekeraars bieden aangepaste polissen aan ter dekking van de aansprakelijkheid voor de toevertrouwde goederen. Bijkomende uitbreiding : bv lichamelijke schade, rechtsbijstand. 3.
Verhouding tot motorrijtuigenverzekering (art. 8 bis)
Begaat een vrijwilliger een fout bij het besturen van zijn motorvoertuig en is de organisatie daarvoor aansprakelijk op grond van artikel 5 Vrijwilligerswet dan wordt deze aansprakelijkheid gedekt door de motorrijtuigenverzekeraar van de vrijwilliger (art. 3 § 1 W.A.M. – Wet aangepast door art. 8bis Vrijwilligerswet – Wet 19 juli 2006.
10.
Arbeidsrecht
De aanvankelijke tekst voorzag bepaalde mogelijkheden van vergoeding. Derde reparatiewet (19 juli 2006) heeft art. 9 § 1 opgeheven en keerde terug naar de situatie van voor de wet van 3 juli 2005. Algemeen principe van pragmatisme bij volgende topics : (1) (2) (3)
11.
sociale inspectie : geen kennis van inbreuken. Art. 9 § 2 Vrijwilligerswet : mogelijkheid van presteren van vrijwilligerswerk door vreemdelingen. Toepassing Wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers : niet van toepassing.
Inwerkingstreding
De Vrijwilligerswet is op 1 augustus 2006 in werking getreden, behalve art. 5, 6 en 8bis, d.w.z. nieuwe aansprakelijkheidsregels en verplichting van verzekering voor de organisatie evenals informatieplicht die sedert 1 januari 2007 van toepassing zijn.