Inhoudsopgave eindproduct sportdecanaat:
1. Inhoud .................................................................................................................. 2
2
1.1
Doelstelling t.b.v. het project t.b.v. de deelnemer ........................................... 2
1.2
Inhoud van het project .................................................................................... 2
1.3
Onderzoek 1994 en 1998 ............................................................................... 2
1.4
Stappen in het begeleidingsproces door de sportdecaan te nemen .................. 3
Taakprofiel sportdecanaat ..................................................................................... 4
3. Instrumenten sportdecanaat.................................................................................. 5
4. Testen ................................................................................................................... 6 bijlage 1
7
bijlage 2
8
bijlage 3A
9
bijlage 3B
10
1
1. Inhoud In dit hoofdstuk beschrijven wij de inhoud van het project “ Het Sportdecanaat” en de methodieken die wij binnen dit project ontwikkeld hebben.
1.1
Doelstelling t.b.v. het project t.b.v. de deelnemer
In zijn algemeenheid streven wij er naar, dat een deelnemer als hij van school afgaat, op de hoogte is van zijn persoonlijke voorkeur /keuzetraject m.b.t. zijn persoonlijke sportbeoefening in zijn tijd na school. Met andere woorden de sportdecaan heeft samen met alle deelnemers aan het ROC OostNederland (BOL, BBL, NT2 korte + lange Mbo-opleidingen etc.) een vragenlijst doorlopen /laten invullen, waarbij een persoonlijk advies m.b.t. zijn /haar life-time-sport wordt verkregen. Iedere bewegingsdocent van het ROC Oost-Nederland is in principe ook sportdecaan. Binnen ROC Oost-Nederland functioneert tenminste één collega als centraal sportdecaan.
1.2
Inhoud van het project
Om de sportbiografie van een deelnemer in kaart te brengen hebben wij binnen het project “ De sportdecaan” de mate waarop de deelnemer actief bezig is met sport onderzocht. Immers in het directe contact met deelnemers is het voor de sportdecaan van belang te weten of de deelnemer bij binnenkomst op het ROC, al of niet actief bezig is met “ sport” . Hiervoor is gebruik gemaakt van het formulier: “ Behoeftepeiling sportdecanaat” . Zie bijlage 1. We formuleerden de volgende probleemstellingen: 1. “ Het aandeel niet bewegende jongeren ouder dan 16 jaar neemt toe. Geldt deze stelling ook voor de huidige populatie ROC-deelnemers in Twente?” 2. “ Welke sporten zijn nog in beeld bij jeugd ouder dan 16 jaar? 3. “ Is het mogelijk om vanuit fysieke testen te komen tot een sportadvies?
Om de grens te kunnen bepalen tussen wel of niet sporten hebben we hiervoor een definitie gemaakt. Deze is als volgt: Je valt in de categorie “ sporter” als je: * 1 x per week voor jezelf trainen in verenigingsverband al of niet gecombineerd met wedstrijden. * 1 x per week meedoen aan fitnessprogramma onder begeleiding van een sportschool telt wel als verenigingslid. * Alle training- of wedstrijdgroepen, aangesloten bij een sportvereniging gelden wel als verenigingslid. Ook is er een definitie gemaakt over de topsporter.
1.3
Onderzoek 1994 en 1998 omtrent sportdeelname
In het onderzoek van 1994 en 1998 zie tabel 1 en 2 hebben wij geconcludeerd dat ongeveer 1/3 deel van de deelnemerspopulatie wel actief deelneemt aan actieve sportbeoefening en 2/3 deel van de populatie sport niet of niet meer. Tabel 1: 1994: Totale respons 4290 ROC-deelnemers
2
Percentage
Wel actieve sportbeoefening Geen actieve sportbeoefening
1662
38.74%
2628
61.26%
Tabel 2: 1998: Totale respons 3596
Wel actieve sportbeoefening Geen actieve sportbeoefening
ROC-deelnemers 1402
Percentage 39%
2194
61%
Conclusie. “ Het aantal deelnemers dat niet lid is van sportverengingen is in de afgelopen vier schooljaren niet significant gedaald.” Waar richt het werk van de sportdecaan zich op? De sportdecaan behoort zich te richten op die populatie deelnemers die niet actief bezig zijn met sport. Het zijn deelnemers die graag eens een keer kennis willen maken met een sport c.q. een sportvereniging, maar daartoe nooit in de gelegenheid zijn geweest. Het betreft ook veranderingen in sporttrends. Horen de meer klassieke sporten thuis binnen de belangstellingsgebieden van de huidige ROC-deelnemer? Hiervoor is een behoeftepeiling ontwikkeld. (zie bijlage 1) Het werkgebied van de sportdecaan is volgens ons: NIET de groep deelnemers die al aangeven dat zij sporten en blijven sporten. NIET de groep deelnemers die zeggen zo'n hekel aan sport te hebben dat ze nu niet, maar ook na schooltijd niet, de intentie hebben om te gaan sporten. Maar de groep die WEL weet dat ze na schooltijd sportief willen bezig zijn, maar niet weet WAT. De sportdecaan richt zich op de laatste groep!
1.4
Stappen in het begeleidingsproces door de sportdecaan te nemen
De logische stappen in de begeleiding van de groep die wel wil sporten, maar niet weet wat: 1. Laat de deelnemers aangeven, waarvoor ze interesse hebben.
(zie bijlage 2.)
2. Laat ze een keer kennismaken met deze tak van sport.
2.1 Het ROC-Oost Nederland heeft alle sportverenigingen uit haar wervingsgebied in kaart gebracht: Via gemeentegidsen, diensten Welzijn en Sport en Gemeentelijke adressenbestanden hebben we alle verenigingen die w.b. leeftijd zouden passen bij onze ROC-doelgroep aangeschreven met de vragen: a. Wanneer zijn er trainingstijden voor onze doelgroep? b. Zou u uw medewerking willen verlenen aan het promoten van uw sport middels een clinic? 2.2 Het organiseren van clinics.
3
2.3 In de lessen bewegingsonderwijs aandacht schenken aan een breed scala van sportmogelijkheden. 3. De totale doelgroep wordt onderworpen aan lichamelijke fitheidstesten. Dit jaar is er een pilotgroep van ± 300 deelnemers door een extern bureau (De Gezonde Zaak) getest. Uit de resultaten bleek grofweg het volgende: Deelnemers hebben een achterstand w.b. kracht, lenigheid en longinhoud (roken?) en een te hoge Quetelet-Index. De uitkomsten van deze meting (de huidige gesteldheid van de fysieke vermogens) bleken voor veel deelnemers aanleiding tot vragen over gezondheid, conditie, en hoe kunnen we in de toekomst goed gezond gedrag gaan vertonen. 4. Van de pilotgroep van 300 deelnemers bleken 100 testgegevens geschikt om onderworpen te worden aan een software-programma voor een gericht sportadvies. Hiervan is de bruikbaarheid uitstekend. (zie bijlage 3.) Deze software is geschikt om een adequaat sportadvies te geven aan die deelnemers die door een decaan geleid moeten worden om de sportkeuze te kunnen maken. 5. Tenslotte wordt in een persoonlijk gesprek, als alle voorgaande stappen niet hebben geleid tot een gerichte keuze van de leerling in kwestie, niet alleen de fysieke gegevens, maar ook de psychische en omgevingsfactoren meegenomen in het uiteindelijke advies.
De totale leerweg impliceert dat de sportdecaan/ leraar bewegingsonderwijs direct contact heeft met lesgroepen, waarbij in ieder geval in het eerste jaar van een beroepsopleiding elke groep benaderd kan worden. Bij niet roostergebonden uren zal door de sportdecaan de beoogde doelgroep veel moeilijker achterhaald kunnen worden.
2 Taakprofiel sportdecanaat Het profiel is als volgt:
Zorgt voor een zodanig advies dat deelnemers en personeel van de instelling in toenemende mate buiten het schoolgebeuren gaan bewegen / sporten.
De sportdecaan zorgt i.s.m. de vakgroep bewegingsonderwijs voor een inventarisatie van het aantal sporters en niet sporters; • van de sporters ontstaat een overzicht wie, waar sport • van de niet sporters wordt gekeken waar interesses liggen a.d.h.v. een
enquêteformulier door docenten bewegingsonderwijs afgenomen.
Voor niet sporters wordt onderzocht of zij tegen een gereduceerde tarief kunnen sporten. Sportdecaan onderhandelt met: • bedrijven over tarieven; • verenigingen.
Sportdecaan verzorgt overzichten omtrent verenigingen, kosten, locaties en contactpersonen.
•
4
Sportdecaan draagt bij aan een leerlingvolgsysteem. Rekening wordt gehouden met de volgende profielschets van de sportdecaan, zoals die door ROC Oost-Nederland is ontwikkeld: • staat de vragende met raad en daad bij • vraagt na een bepaalde periode om bevindingen • gaat clinics organiseren voor de units. Afhankelijk van de behoefte kan dit per unit verschillen. Eventueel met behulp van topsporters van het ROC OostNederland. • informeren van collega’s bewegingsonderwijs d.m.v. een brief of voorlichting • ontwikkelen en toetsen vragen enquête formulier • ontwikkelen en toetsen inventarisatie “ software” (inschakelen ICT ROC OostNederland) • collegae laten afnemen van enquêtes • inventarisaties verrichten van sportdeelname • inventarisatie van sportmogelijkheden, kosten en drempels van verenigingen c.q. sportbedrijven • lijst van contactpersonen maken van sportverenigingen c.q. -bedrijven • kontakten leggen met sportbonden t.a.v. mogelijke scheidsrechters jeugdleiders cursussen
3. Instrumenten sportdecanaat Naast de gebruikelijke instrumenten van een decaan: het gesprek, heeft een sportdecaan de beschikking over een enquêteformulier ingevuld door de betreffende leerling, en over individuele testgegevens(zie de 3 bijlagen.)
4. Testen Om tot een gericht sportadvies te komen op basis van fysieke kwaliteiten moet er uit de test in ieder geval gegevens komen over: 1. De lengte 2. Het gewicht 3. De lenigheid 4. De vetplooien 5. De bloeddruk 6. De hartfrequentie in rust 7. Het vermogen tijdens een inspanning 8. De score van een duurloop( 10 x 5 meter, shuttle-run of fietsen) e 9. De hartfrequentie in de 5 minuut van de inspanning e 10.De hartfrequentie in de 6 minuut van de inspanning 11.De sprongkracht 12.De handknijpkracht
5
13.De peakflow 14.De schouderlenigheid 15.De oog-handcoördinatie Dit zijn de testgegevens waarmee het ROC Oost Nederland in samenwerking met het bureau “ Sportadvisering en Begeleiding” van Henk-Jan Zwolle tot dit uiteindelijke resultaat zijn gekomen.
Juli ’99 Hans Hüsken
Bijlage 1:
BEHOEFTENPEILING SPORTDECANAAT
6
Naam:…………………… Unit: ………………... Klas: . Leeftijd:……………. Instructie: Je mag een of meerdere vakjes aankruisen ! ! Op de stippellijnen mag je een sport vermelden ! !
[A]
Ik sport al en blijf dat ook na mijn schooltijd doen. n.l.:………………………………………………...
[B]
Ik zou wel eens willen weten welke sporten wat voor mij zijn
[C]
Ik sport buiten schooltijd nooit, en ook al zou ik weten voor welke sporten ik geschikt ben, ik ga toch niet sporten ! !
[D]
Ik zou wel willen sporten (buiten of na school), maar ik weet niet welke sport !
[E]
Ik zou best een keer willen kennismaken met de volgende sporten: 1. …………………………………………….. 2. ……………………………………………..
[F]
(ruimte voor eigen opmerkingen) ………………………………………………………………………………
7
Bijlage 2: Behoeftepeiling sportdecanaat. 1. Welke sporten zijn bij onze deelnemers voldoende attractief om aangeboden te worden. 2. Deelnemers worden door middel van deze behoeftepeiling in staat gesteld om aan te geven welke sportkeuze hun prioriteit heeft. Resultaten:
A ik sport al
1050
1840
B welke sport C sport nooit D wil wel weet E kennis maken F Opmerkingen Totaal:
104 132 121 1032 238 2677
545 287 367 1042 355 4436
niet met
Resultaten behoeftepeiling deelnemers: 1.
Fitness
161
2.
Streetdance
101
3.
Vechtsporten met vele diverse verschijningsvormen: Kickboxen Jiu jitsu Diversen
83 71 59
(w.o. nui jitsu en copauia) (w.o. aikido, karate, Teakwando en boxen)
4. Basketbal
84
5. Tennis
62
6. Parachute springen
47
7. Volleybal
46
8. Bergklimmen
45
(w.o. abseilen)
9. Aqua-jogging
43
(w.o. waterpolo en zwemmen)
( w.o. parapente)
8
Bijlage 3A Uitleg Sportadvies Beste Marijke, Onlangs heb je op school een aantal testjes en oefeningen gedaan om een aantal fysieke eigenschappen zoals uithoudingsvermogen, kracht, snelheid en lenigheid te bepalen. Hiermee is een sportprofiel opgesteld. Het sportprofiel geeft per onderdeel aan of de score boven, op of onder gemiddeld is. Jouw sportprofiel is vergeleken met profielen van 56 verschillende sporten. De sporten die goed bij jouw sportprofiel passen staan in het lijstje van het sportadvies. Deze sporten zijn het uitproberen waard, zeker als je op dit moment nog geen keuze voor een sport hebt gemaakt. De prestatie bepalende factoren verschillen per sport. Er zijn sporten waarvoor duidelijk erfelijke factoren van belang zijn (bijv. lengte bij basketbal, volleybal en turnen) en sporten waarbij dit minder belangrijk is (voor voetbal en snowboarden hoef je niet heel lang of heel klein te zijn). Verder zijn er trainbare factoren. Uithoudingsvermogen en lenigheid zijn eigenschappen die sterk door aanleg bepaald worden, terwijl coördinatie en kracht heel sterk door training ontwikkeld kunnen worden. Door de trainbare en erfelijke factoren te combineren ontstaan vier groepen: A. Sporten waarbij zowel de erfelijke eigenschappen als de trainbare eigenschappen een voorwaarde zijn voor topprestaties. B. Sporten waarbij zonder voldoende erfelijke aanleg topprestaties niet of nauwelijks mogelijk zullen zijn C. Sporten waarbij je met "normale" erfelijke aanleg uit de voeten kunt als je maar voldoende tijd en aandacht geeft aan de trainbare eigenschappen. D. Sporten waarbij gemiddeld genomen minder erfelijke en trainbare eigenschappen nodig zijn. Iemand met een gemiddeld sportprofiel kan bij deze sporten uitstekende resultaten behalen. Achter de sport staat ook nog een percentage dat iets zegt over de geschiktheid. Over het algemeen is een percentage onder de 60% een reden om aan te nemen dat er niet een duidelijke overeenkomst tussen jouw sportprofiel en een sport gevonden is. Doe dan gewoon wat je het leukste vindt. Uiteindelijk is na de keuze voor een bepaalde sport altijd de nodige inzet, motivatie en trainingsfrequentie de sleutel voor succes. Het sportadvies probeert alleen de kans te vergroten dat je een sport gaat doen die goed bij jou past. Tijdens de testen is ook het vetpercentage bepaald. Hiervoor geldt dat de gemiddelde waarden voor normale volwassen vrouwen rond de 25% liggen. Jouw vet percentage is ongeveer 28%, dat ligt in het normale gebied. Met gezond eten en voldoende bewegen kun je dat makkelijk zo houden. Veel succes en plezier met sporten,
Henk-jan Zwolle Sportadvisering & begeleiding @ 1999
Bijlage 3B Marijke XXXXXXXX Sportprofiel Lengte 01 02 ◙3 04 05 Uithoudingsvermogen 01 02 03 ◙4 05
9
Sprong hoogte 01 02 03 ◙4 05 Lenigheid 01 ◙2 03 04 05 Sprint snelheid ◙1 02 03 04 05 Handspierkracht 01 02 03 04 ◙5 Totaal 01 02 ◙3 04 05 Onder Boven gemiddeld gemiddeld
Aanbevolen sporten:
Cat B B D C B A C B A A
Geschiktheid 84% 84% 82% 81% 78% 76% 69% 69% 68% 56%
Sport Synchroonzwemmen Zwemmen Kunstschaatsen Judo Hockey Rugby Atletiek Werpen Voetbal Atletiek Lopen sprint Schaatsen
10