Project 2: Diversiteit, gelijke kansen, taalbeleid in het secundair onderwijs
1. Opzet van het project 1. 1 Bedoeling van het project Via dit project willen we inspiratie en handvatten bieden om de ouderbetrokkenheid in secundaire scholen te verhogen. We willen hierbij niets forceren en we willen ook geen kant en klaar model voorstellen m.b.t. ouderbetrokkenheid. We pretenderen ook niet met iets nieuws te komen. Het is absoluut niet nodig hieromtrent het warm water uit te vinden. In Vlaanderen en Nederland lopen veel projecten, zijn er al heel wat initiatieven uitgewerkt en bestaat er goede literatuur rond dit thema. Wat we wel hopen is dat dit project stimulerend kan werken om de eigen visie en initiatieven m.b.t. ouderbetrokkenheid in kaart te brengen. En bovendien hopen we dat via deze WIKI er uitwisseling tussen scholen kan tot stand komen zodat er aan kruisbestuiving wordt gedaan.
1.2 Wat te vinden in de WIKI • • • • •
een visietekst m.b.t. ouderbetrokkenheid good practices getuigenissen instrument om de eigen visie en initiatieven m.b.t. ouderbetrokkenheid in kaart te brengen. forum voor uitwisseling
Het is vooral met deze twee laatste middelen dat we een meerwaarde of iets anders willen bieden dan alle andere waardevolle projecten die er tot nu toe bestaan. Het instrument legden we ook voor aan een aantal scholen, zodat we echt met de expertise van secundaire scholen zelf kunnen werken.
1.3. Waarom werken met good practices Er bestaan heel wat initiatieven. Scholen hebben al doende hun eigen specifieke deskundigheid opgebouwd. Het uitwisselen van good practices kan inspirerend of versnellend werken voor andere scholen. Uiteraard kan je een initiatief niet zomaar van de ene school naar de andere transfereren. Wat wel en niet werkt is uiteraard afhankelijk van de situatie van de school: de grootte, de samenstelling (leeftijd, afkomst, …) van de leerlingen, de motivatie van het schoolteam, de tradities van de school m.b.t. samenwerken en inspraak, … Deze elementen zijn meestal terug te vinden in de beschreven good practices.
1.4. Waarom werken met WIKI Op deze manier bereik je veel scholen. De good practices kunnen worden verspreid. Er wordt een forum voorzien. Dit alles zorgt ervoor dat er inspiratie wordt geboden tot uitwerken en/of verder verfijnen van de eigen visie en initiatieven m.b.t. ouderbetrokkenheid.
1.5. Waarom werken met een instrument en visietekst Er werd eerst een visie op ouderbetrokkenheid uitgeschreven. Op basis hiervan werd een instrument ontwikkelt. Dit instrument biedt aan scholen handvatten om als team de visie en initiatieven m.b.t. ouderbetrokkenheid uit te bouwen en/of te verfijnen.
1
1.6 Wie zijn wij NOvELLe Netwerk voor de ontwikkeling van expertise binnen de Limburgse lerarenopleidingen Projectgroep 2 Diversiteit, gelijke kansen, taalbeleid in het secundair onderwijs Projectleden Marijke Hendrickx - XIOS Hogeschool Limburg Ingrid Heps – XIOS Hogeschool Limburg Els Keunen – CVOLimlo Diepenbeek (promotor) Guido Swinnen - Katholieke Hogeschool Limburg (copromotor) Léon Timmermans - CVO Step Hasselt Greet Van Doren – CVOLimlo Diepenbeek (promotor) Contact:
[email protected] Info: http://www.novelle.be/project2
2. Visietekst m.b.t. ouderbetrokkenheid
2.1 Wat wordt er verstaan onder ouderbetrokkenheid Ouderbetrokkenheid verwijst in dit project naar de betrokkenheid van ouders op het schoolgebeuren in zijn algemeenheid en naar betrokkenheid van de ouders op het schoolgebeuren van het eigen kind in het bijzonder. Dit alles met het doel het welbevinden en de ontplooiingskansen van alle leerlingen te bevorderen. Voor een verdere uitdieping van ‘ouderbetrokkenheid’ verwijzen we naar de rubriek waarom ouderbetrokkenheid.
2.2 Link met diversiteit, gelijke kansen en taalbeleid Diversiteit zouden wij als volgt willen definiëren: alle mogelijke verschillen die kunnen bestaan tussen mensen die in onze maatschappij samenleven. Zo zijn er etnische verschillen, verschillen op het vlak van sociale achtergrond, cultuur en levensbeschouwing, verschillen m.b.t. seksuele geaardheid, lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden en talenten, talige diversiteit, … Dit maakt dat mensen er verschillende visies en waarden op nahouden en dus verschillende gewoontes, handelswijzen en normen hebben. Er zijn dus vele vormen van diversiteit waar het onderwijs, elke school en elke leerling mee worden geconfronteerd. Sommigen zien het als probleem, anderen zien het als uitdaging en nog anderen als een verrijking. Maar hoe men het ook ziet, binnen het onderwijs kan men er niet omheen; men dient met deze verschillen om te gaan zodat alle leerlingen kunnen profiteren van onderwijs.
2
Verschillend zijn betekent tegelijkertijd dat ieder ook zijn eigenheid heeft. Wie men is, wordt bepaald door verschillende kenmerken: leeftijd, taal, gezin van herkomst, talenten, … Ieder heeft eigenlijk een meervoudige identiteit. Als je durft te kijken naar alle aspecten van een persoon en niet alleen naar het kenmerk dat het meeste in het oog springt, zal je merken dat er naast verschillen veel overeenkomsten zijn. Toch is het een realiteit dat leerlingen soms omwille van hun anders-zijn op een bepaald terrein, uitvallen in de klas of school. Eigenlijk vallen ze onterecht uit. Ze krijgen m.a.w. geen gelijke onderwijskansen. Uiteraard is op dit terrein in scholen veel vooruitgang geboekt t.o.v. een paar decennia geleden. Ook de overheid investeert hier in. Ouderbetrokkenheid is één van de middelen om deze onterechte uitval tegen te gaan. Ouderbetrokkenheid is een hefboom naar gelijke onderwijskansen. Ervaring en onderzoek tonen aan dat een goede samenwerking tussen ouders en school het welbevinden en de leerprestaties van leerlingen bevordert. Als men aan gelijke onderwijskansen denkt, denkt men vaak in eerste instantie aan allochtone en kansarme leerlingen en gezinnen. Doch we hebben ervoor gekozen om doelgroepoverstijgend en preventief te werken (het project beperkt zich geenszins tot scholen waar de doelgroep heel expliciet vertegenwoordigd is). We beogen met de in het project uitgewerkte ‘methodiek’ er voor te zorgen dat alle doelgroepen, alle partijen er baat bij hebben en dat de onderliggende visie bruikbaar is voor alle scholen. We zijn er ons wel van bewust dat hoe verder de taal, cultuur, normen en waarden afstaan van dat wat er in de school gangbaar is, des te meer tijd en investering zal er dienen te gaan naar het betrekken van ouders. Om vorm te geven aan ouderbetrokkenheid is het uiteraard essentieel dat school en ouders dezelfde taal spreken. Er gebeurt heel veel via schriftelijke communicatie. Helaas komen deze boodschappen vaak niet over, zeker niet bij die ouders die de taal niet machtig zijn. Bijgevolg weten ze niet wat de school van hun kind én van hen als ouder verwacht. Daardoor weten ze vaak te weinig hoe ze hun kinderen op schools gebied kunnen ondersteunen. Doordat ze te weinig de taal machtig zijn, zijn ze bovendien ook niet geneigd tot medezeggenschap m.b.t. het schoolgebeuren. Aandacht voor taal is dan ook heel belangrijk. Binnen onze good practices hebben we hier voorbeelden van. Anderzijds willen we taal niet verengen tot het al dan niet spreken van het Nederlands. Het gaat ook over taalregisters en over het gebruik van een typisch middenklassentaal en onderwijstaal. De manier waarop de school dingen formuleert en communiceert is vaak niet de gangbare ‘spreektaal’ die men thuis hanteert. Voor de middenklasse is dit verschil vrij klein en te overbruggen, maar voor anderen niet. Woorden als ASO, TSO, BSO zijn misschien ingeburgerd maar dekken niet voor iedereen dezelfde lading. Het volgen van een Technische opleiding roept bijv. voor iemand afkomstig uit Turkije iets heel anders op dan voor iemand die vertrouwd is met het Secundair Onderwijs in Vlaanderen. Voor vele ouders zijn termen als clausulering, eindtermen, attitude, facultatieve activiteiten … onbekend. De school zit vol met goede intenties; men wil een open communicatie met ouders. Bij het begin van het schooljaar beklemtonen scholen dan ook naar ouders toe dat men bij problemen onmiddellijk contact dient op te nemen met bijv. de klastitularis. Maar hoeveel ouders durven dit? Hoeveel ouders denken niet: “mag ik de leerkracht hiermee lastig vallen, wat gaat hij/zij van mij van ons kind denken?” Het lijkt erop dat de meeste ouders eerst een gevoel van vertrouwen willen hebben vooraleer ze echt in contact kunnen treden met de school.
2.3 Waarom ouderbetrokkenheid Als er regelmatig contacten zijn tussen ouders en school dan krijgt men wederzijds een ruimer beeld van elkaar én van de leerling. Bovendien kan er op die manier een band groeien tussen ouders en leerkrachten. Men zal elkaar kunnen ontmoeten als persoon - weliswaar ieder vanuit zijn positie – dit leidt ongetwijfeld tot meer begrip van en inleving in elkaars situatie. Beide partijen
3
krijgen het gevoel van au serieux genomen te worden. Op die manier zullen ouders een daadwerkelijke bijdrage kunnen leveren aan het schoolgebeuren. Ouderbetrokkenheid wordt niet als doel op zich gezien. Wél dat de school er beter van wordt in het belang van de leerling. We zeiden het hierboven reeds: ouderbetrokkenheid is een hefboom naar gelijke onderwijskansen.
2.3.1 Argumenten vanuit een onderwijskundig en maatschappelijk perspectief Het belang van de wederzijdse betrokkenheid van ouders en scholen is in de afgelopen jaren vanuit ervaring en onderzoek voldoende aangetoond. Scholen, ouders en kinderen hebben er belang bij dat ouders betrokken zijn bij het onderwijs en dat het onderwijs betrokken is bij de thuissituatie van het kind. Onderzoek wijst uit dat leerprestaties van kinderen omhoog gaan en spijbelgedrag van kinderen afneemt naarmate er meer ouders betrokken zijn bij het onderwijs en naarmate de betrokkenheid van ouders groter is. Onderzoek toont bovendien aan dat ouderbetrokkenheid een noodzakelijke voorwaarde is voor het welbevinden, het zelfvertrouwen en het bevorderen van het leerproces en de schoolloopbaan van de leerling. Daarnaast wijst onderzoek uit dat kinderen het beter doen op school naarmate het pedagogische klimaat thuis en op school beter op elkaar afgestemd zijn (uit: onderzoek ‘ouders over opvoeding en onderwijs’ Sociaal Cultureel Planbureau, dec. 2004, Den Haag). Ouders en school willen beide het beste voor het kind. Het werkt voor kinderen stimulerend om te ervaren dat hun ouders school belangrijk vinden.
Er zijn verschillende redenen op te sommen waarom ouderbetrokkenheid in het opvoedingsproject van de school prioriteit dient te krijgen. •
Er zijn pedagogische redenen. a.
Zowel ouders als school zijn verantwoordelijk.
¾
De ouders zijn de eerste en belangrijkste opvoeders van het kind. Zij kennen het kind anders en/of beter. Het realiseren van een betere afstemming tussen de pedagogische aanpak op school en thuis. De school krijgt een beter zicht op de brede context van de leerling en kan op die manier beter inspelen op de ontwikkeling van de leerling. De ouders krijgen een beter zicht op de aanpak en houdingen binnen de school en kunnen hun eigen aanpak m.b.t. het schoolse functioneren van hun kind hierop afstemmen. School en ouders kunnen elkaar tot steun zijn in die taken waarin ze elkaar overlappen. Het heeft ook als voordeel dat er een gedeelde verantwoordelijkheid ontstaat bij problemen.
¾
¾
b.
Scheppen van een goed leer- en leefklimaat en het bevorderen van welbevinden van leerling, leerkrachten en ouders.
¾
Het betrekken van ouders komt het welbevinden en de prestaties van àlle leerlingen ten goede en dat van de individuele leerling in het bijzonder. Ouders betrekken is dus niet alleen belangrijk op het moment dat men met een bepaalde leerling problemen heeft, maar kan vooral kansen bieden tot een optimaal leer- en leefklimaat voor àlle leerlingen. Het is belangrijk om leerlingen/jongeren in hun brede context te kennen. Door zicht te hebben op de leefwereld, de interesses, de talenten van jongeren in én buiten de school kan men veel beter een gepast leer- en leefklimaat creëren. Dit komt niet alleen het welbevinden van leerlingen ten goede, maar ook het comfort en welbevinden van de leraar. Immers een leerling die zich goed voelt in zijn vel, zal ook meer gemotiveerd en dus meewerkend in de klas zitten. Doordat ouders zich gehoord voelen, zal ook hun welbevinden stijgen.
¾
¾
4
¾
Ouderbetrokkenheid verhoogt het wederzijds begrip en doorbreekt de stereotiepe beeldvorming over elkaar.
We kunnen dus besluiten dat de betrokkenheid van ouders kan bijdragen tot een beter leef- en leerklimaat. Aldus wordt het welbevinden van de drie belangrijke actoren (leerkrachten, leerling, ouders) verhoogd. Immers als men frequent ouders over de vloer krijgt, dan leert men elkaar als persoon kennen en kan er veel gemakkelijker over wat dan ook worden gepraat. Alle partijen hebben hier baat bij: de school, de leerkrachten, de ouders en niet in het minst de leerling. •
Er zijn beleidsmatige en maatschappelijke argumenten. ¾
¾ ¾
•
Er is de groeiende pedagogische kennis van de ouders die maakt dat ouders kritischer kijken naar de manier waarop de school haar taak aanpakt en uitvoert. Vanuit hun ‘deskundigheid’ willen ze inspraak. Het is belangrijk van meet af aan aandacht te besteden aan het principe van de interne democratisering van de instelling 'school'. De school heeft immers maatschappelijk een voorbeeldfunctie. ‘Onderhandelen’ is in onze samenleving het dominante communicatiemodel. Het is dan ook belangrijk om ouders te betrekken op terreinen waar vroeger de school alles te zeggen had. Het erkennen van elkaars deskundigheid geeft de samenwerking een meerwaarde. Immers hoe meer visies, input, feedback, suggesties er zijn des te beter kan men optimaliseren. Ouderbetrokkenheid is belangrijk m.b.t. het hele schoolgebeuren. De school en dus ook àlle leerlingen worden er beter van.
Er zijn praktische redenen. ¾ ¾
Vaak zijn er handen te kort. De hand- en spandiensten van ouders kunnen een praktische verbetering betekenen. Soms biedt het binnenbrengen van de know how en ervaringen van ouders ook een extra meerwaarde op pedagogisch en vakinhoudelijk gebied.
Als samenvatting kunnen we de visie van Steunpunt Gelijke Onderwijskansen citeren: “Een school met een participatieve cultuur nodigt alle betrokkenen - leraren, ouders, leerlingen, de buurt, en zoverder - uit om initiatief te tonen, mee beslissingen te nemen en verantwoordelijkheid te dragen. De school doet dit omdat ze gelooft dat actieve participatie bijdraagt tot een krachtige, betekenisvolle leer- en leefomgeving.” Met deze paragraaf zijn we aanbeland bij de eerste vraag van ons instrument: waarom willen we als school de ouders betrekken?
2.3.2 Ouderbetrokkenheid als een basishouding Elke school gaat op zoek naar contact met ouders. Dit gebeurt via vormen van informele samenwerking en formele momenten. Welke initiatieven een school onderneemt, hangt samen met de visie op ouderbetrokkenheid van de school. Betrokkenheid wordt in dit project ruim opgevat, ouderbetrokkenheid impliceert ook echte inspraak. Het gaat niet enkel om formele participatie zoals in een ouderraad of een oudercomité, maar om een basishouding (cfr Steunpunt Gelijke onderwijskansen). Reële participatie heeft te maken met de mate waarin openheid aanwezig is en er mogelijkheden bestaan om vanuit een gelijkwaardige positie de dialoog met o.m. ouders aan te gaan met betrekking tot relevante thema’s op school en hun kind. Het onderwijs in zijn algemeenheid zal hier beter van worden en in
5
het bijzonder zal de school zijn aanpak beter kunnen afstemmen op de individuele leerling met zijn specifieke behoeften. Immers participatie beperken tot de door de school opgelegde participatiekanalen houdt valkuilen in. In vele gevallen gaat het dan enkel over de formele vormen waar vooral ouders op afkomen die zich goed voelen bij een vergadercultuur. Uit ervaring blijkt bovendien dat vele ouders niet eens weten wat bijv. een ouderraad is en zich bijgevolg ook geen kandidaat stellen. Meer nog: vaak kennen ouders elkaar niet, bijgevolg kennen ze de kandidaten niet en is de opkomst voor de stemming gering.
2.3.3 Ouders als partners In voorgaande paragraaf werd iets gezegd over een basishouding: een basishouding van dialoog vanuit gelijkwaardigheid. In die zin kan er gesproken worden over pedagogisch partnerschap. (Cees De wit)
Ouders en school zijn beide betrokken op de leerling, zij het ieder vanuit een andere deskundigheid en andere eindverantwoordelijkheid. Ondanks het gegeven dat beide partners verschillen in betrokkenheid op het kind, mogelijks andere perspectieven over opvoeding hebben , uiteenlopende verwachtingen hebben van hun relatie, van wat ze elkaar te bieden hebben, … zijn het partners die elkaar dienen te respecteren en die samen meer kunnen bereiken voor de jongere én voor de school dan ieder apart. Ouders zijn deskundiger m.b.t. kennis over hun kind; ze hebben meestal een goed zicht op hun sterke en zwakke kanten, op hun talenten en tekortkomingen. De school heeft verstand van kennisoverdracht, heeft inzichten m.b.t. het bijbrengen van leerstrategieën, ziet de leerling functioneren in de (klas)groep. Een regelmatig contact tussen ouders en school bevordert een goede uitwisseling van informatie, draagt bij tot een betere afstemming van de opvoedingsaanpak en zorgt er dus voor dat zowel ouders als leerkrachten hun kinderen/hun leerlingen effectiever kunnen begeleiden. Daardoor is de kans groter dat de leerling zich goed voelt op school en het schoollopen zonder onnodige obstakels verloopt. (uit www.ouderbetrokkenheid.nl) Beide partners dragen elk vanuit deze specifieke relatie met de jongere, een eigen verantwoordelijkheid. Ouders zijn de eindverantwoordelijken m.b.t. de opvoeding van hun kind. De school draagt de eindverantwoordelijkheid m.b.t. de organisatie en inrichting van het onderwijs. Partnerschap verwijst naar de beide richtingen : de ouders maken een beweging richting school en de school een beweging richting thuissituatie. De hoofdfocus hierbij blijft steeds: hoe kunnen we bijdragen tot de maximale ontplooiing van iedere leerling.
2.4 Inspraakgehalte van de ouders Als men als school de ouders meer wil betrekken dan vraagt dit heel wat inspanningen van de school. Scholen doen vaak al heel veel om ouders bij het onderwijs te betrekken en men ziet vaak heel creatieve en zinvolle initiatieven ontstaan. Toch zijn deze initiatieven niet altijd vanuit een visie gestuurd en vanuit een vooropgezet plan ontstaan. Hierdoor kan het gebeuren dat de inspanningen onvoldoende resultaten opleveren. Dit kan leiden tot frustraties en moedeloosheid en (opnieuw) tot een tweedeling ‘wij en zij’. (“ouders komen toch nooit” – “de school stelt zich niet open voor ons”). Werken aan ouderbetrokkenheid betekent een grote investering en is ook een investering op lange termijn. Enkel onmiddellijk succes nastreven, leidt over het algemeen tot frustratie omwille van niet bereikte resultaten (vcov Leuven). Het is daarom belangrijk dat men niet alleen nagaat waarom men ouders wil betrekken (zie paragraaf 3) maar zich ook afvraagt waarin men ouders wil betrekken. Het is hierbij belangrijk om zich telkens af te vragen: wat willen wij eigenlijk en wat willen de ouders?
6
2.4.1 Wat wil de school Het is belangrijk om als school na te denken over de vraag: wat willen wij. Waarom en waarin willen wij ouders betrekken? Welke verwachtingen hebben wij als school tegenover de ouders en op welke manier communiceren we deze verwachtingen. In onderstaand schema worden de verschillende vormen van wederzijdse betrokkenheid weergegeven . Je kan het zien als de verschillende terreinen en het zegt ook iets over het inspraakgehalte waarin een school ouders kan en/of wil betrekken.
INSPRAAKGEHALTE Mee-leven
Mee-helpen
Mee-denken
Mee-beslissen
Ouders willen betrokken worden t.o.v. eigen kind Ouders willen betrokken worden t.o.v. school in zijn algemeenheid School betrekt ouders i.f.v. individuele leerling School betrekt ouders i.f.v. onderwijs in zijn algemeenheid
Dit schema kan gebruikt worden als kader om met het schoolteam te zoeken naar de plaats die de school aan ouders wil geven om alzo te komen tot een door het volledig team gedragen visie. We vonden onze inspiratie bij www.kpcgroep.nl. en www.oudersalspartners.nl, maar zijn zo vrij geweest dit schema aan te passen. We beschrijven eerst voor de twee onderste balken van bovenstaand schema het niveau van inspraakgehalte: 1. Meeleven of mee-weten De school wil dat ouders meeleven m.b.t. dat wat er gebeurt op school (rond hun kind en rond het hele schoolgebeuren). De school deelt informatie en bevordert hiermee de interesse voor en de betrokkenheid op hun kind en op het schoolgebeuren. De school kan dit doen via volgende initiatieven: Op niveau van de individuele leerling: het inschrijvingsgesprek, schoolagenda, oudercontact, enz. Op niveau van de school: nieuwsbrief, website, informatieavond over de school- en/of klaswerking, informele en formele oudercontacten, huisbezoeken, openklasdag, enz.
7
2. Meehelpen of meedoen De school wil de ouders actief betrekken door hen aan te spreken om een welomschreven verantwoordelijkheid op te nemen. Op niveau van de individuele leerling: de school wil ouders betrekken bij het bevorderen van de leer- en studiemethoden- en gewoonten, bij het bevorderen van de sociaalemotionele ontwikkeling. Op niveau van de school: de school wil de ouders betrekken bij de praktische ondersteuning bij opendeurdagen, bij pedagogische activiteiten bijv. het uitdelen van fruit in het kader van gezondheidseducatie, het organiseren van een thema-avond, invulling of begeleiding van lesmomenten of studiebegeleiding in de school (na de lesmomenten) enzovoort. 3. Meedenken Dit betekent dat men als school de ouders wil beluisteren en uitnodigen om mee te praten en mee te denken. Het gaat over kennis- en ervaringsuitwisseling. Ouders worden dus betrokken als partners in het overleg. Best beperkt dit zich niet tot de ouders van de ouderraad. Op niveau van de individuele leerling: men kan de mening vragen van de ouders m.b.t. functioneren en aanpak van eigen kind en samen zoeken naar oplossingen. Dit kan gaan over hoe leert hun kind, op welke terreinen heeft dit kind kwaliteiten, hoe moet ik deze leerling inschatten, … Op niveau van de school: men kan de mening en het advies vragen van de ouders over thema’s m.b.t. het schoolgebeuren in zijn algemeenheid: het huiswerkbeleid, verkeersveilige schoolomgeving, de inhoudelijke invulling van pauzemomenten en van de studiemomenten op school, invulling van de studie-uren omwille van ziekte van leerkrachten, examenregeling, inrichten van een recreatieruimte op school, schoolreglement, sanctioneringsysteem, betalingssysteem van boeken en uitstappen enzovoort. Dit kan gebeuren via enquêtes of het opstarten van werkgroepen rond deze verschillende thema’s. 4. Meebeslissen Tot slot kan men zich afvragen of men de ouders als partners wil opnemen in de besluitvorming en op welke terreinen men dit wel en niet wil. Kunnen de ouders in de voorgaande voorstellen/thema’s meer dan enkel meedenken of hebben ze ook een stem bij de beslissing? Zie kernvraag 2 in instrument: Welk inspraakgehalte willen we de ouders geven en via welke initiatieven trachten we dit te realiseren?
2.4.2 Wat willen ouders Hoe kijken ouders naar de school, naar de onderwijzende en opvoedende taak van de school. Waarin willen zij betrokken worden en op welke manier? We bekijken nu de twee bovenste balken en beschrijven ook hier het niveau van inspraakgehalte: 1. Meeleven of mee-weten Ouders t.o.v. eigen kind: Willen ze geïnformeerd worden over hun kind? En willen ze anderzijds dat de school meeleeft met hen? Willen ouders m.a.w. informatie over henzelf en over hun kind delen met de school? Ouders t.o.v. school: Willen ze op de hoogte zijn van het reilen en zeilen van de school? Willen ze geïnformeerd worden over schoolreglement, schoolbeleid, schoolorganen, over bij wie ze terecht kunnen, schoolactiviteiten, … Ouders willen misschien ook wel op de hoogte worden gebracht over het waarom van bijv. studiereizen, schoolactiviteiten, reglementen enzovoort.
8
2. Meehelpen of meedoen Ouders t.o.v. eigen kind: We gaan ook hier uit van een tweerichtingsverkeer: wil men als ouder de school helpen enerzijds en wil men als ouder hulp krijgen van de school anderzijds? Willen ze hun kind mee ondersteunen? Op gebied van leren: willen ouders bijv. tips krijgen en hun kind opvolgen m.b.t. huiswerk- en studiebegeleiding? En/of willen ouders dat zij de school kunnen helpen in de aanpak naar hun kind toe en dat zij dus informatie en tips geven aan de school. Op sociaal-emotioneel gebied: willen ouders hun kind ondersteunen bijv. via tips en volgen van vormingsavonden rond sociale vaardigheden, puberteit, pesten, … En ook hier weer: willen ouders aan de school tips geven omtrent welke aanpak op sociaalemotioneel gebied het beste aansluit bij hun kind. Ouders t.o.v. school: Willen ze bijv. meehelpen aan (pedagogische) activiteiten zoals opendeurdagen, organisatie van sportdagen, organisatie en inhoudelijke ondersteuning bij projecten die kaderen binnen VOETen enzovoort. 3. Meedenken Ouders t.o.v. eigen kind: Willen ze worden beluisterd en als gelijkwaardige partner mee zoeken naar wat het beste is voor hun kind op het gebied van leren en sociaal-emotioneel welbevinden. En is er vanuit de ouders de behoefte en bereidheid om de school met hen mee te laten denken? Ouders t.o.v. school: Willen ze meedenken rond de organisatie en inhoud van een aantal thema’s op school. Op gebied van leren: nadenken over nieuwe media, nieuwe werkvormen, … die afgestemd zijn op de jongeren. Ouders hebben immers een redelijk goed zicht op de leefwereld en denkwijzen van jongeren. Op sociaal-emotioneel gebied: nadenken over betekenis van gsm- gebruik, behoeften en leefwereld van jongeren, … en de betekenis hiervan voor school- en onderwijsgebeuren. Willen ouders meedenken over schoolreglement, sanctioneringsysteem, betalingssysteem van boeken en uitstappen, … 4. Mee beslissen Ouders t.o.v. eigen kind: Willen ouders meebeslissen over de aanpak van hun kind binnen de schoolmuren? Ouders t.o.v. school: Willen ouders meebeslissen over de organisatie en inhoud van het onderwijs? Het is hierbij uiteraard altijd belangrijk om eerst als school na te gaan hoever men zelf wil gaan m.b.t. het inspraakgehalte van ouders. Zie kernvraag 3 in instrument: Welke zijn volgens ons behoeften van ouders? In ons instrument hebben we ons beperkt tot de vraag: welke zijn volgens de school de behoeften van de ouders. Het kan als school interessant zijn om – nadat men voor zichzelf heeft nagedacht waarom en waarin men de ouders wil betrekken – ook te vragen aan de ouders zelf waarom en waarin ze betrokken willen worden. We kunnen bij de vier bovenstaande rubrieken (meeleven, meedenken, meehelpen, meedoen) telkens volgende vragen stellen: • Willen de ouders betrokken worden i.f.v. hun eigen kind? • Willen ze betrokken worden i.f.v. de school en het hele schoolgebeuren? • Waarom willen ze dit wel of niet? Welke visie zit hier bij de ouders achter? • In welke mate willen ze dit? Bestaat er de mogelijkheid tot vastere en lossere engagementen? • Hoe kijken ouders naar zichzelf m.b.t. ouderbetrokkenheid? ¾ Welke gevoelens overheersen in de relatie van de ouders tot de school? ¾ Welke overwegingen bepalen of ouders zich wel of niet inzetten voor de school?
9
¾ ¾ ¾ ¾ ¾
Voelen ouders zich competent genoeg hiervoor? Is de ouder ervan overtuigd dat hij een rol kan spelen? Dat hij invloed heeft? Wat weten ouders over onderwijs? Over welke capaciteiten gerelateerd aan ouderbetrokkenheid beschikt de ouder? …
Als men duidelijk weet welke de behoeften van ouders zijn, kan men gaan zoeken via welke initiatieven men dit vorm kan geven. Hierbij is het dan belangrijk om goed na te gaan welk inspraakgehalte men aan ouders wil geven en dit vervolgens ook te communiceren naar ouders.
2.5 Bevorderende en belemmerende factoren We inventariseren hieronder een aantal factoren die maken dat ouders wel of niet betrokken geraken. Deze inventarisatie is niet volledig en kwam tot stand op grond van literatuurstudie, studiedagen en interviews. We maken verder een indeling op basis van de fase waarin een initiatief m.b.t. ouderbetrokkenheid zich bevindt. M.n. het uitwerken van een visie op ouderbetrokkenheid, het plannen, het uitvoeren en evalueren van een initiatief. Immers het ontwikkelen van initiatieven heeft een grotere slaagkans als ze op een doordachte, gesystematiseerde manier ontstaan en geëvalueerd worden. Daarnaast werd er ook een analyse gemaakt m.b.t. de actoren: overheid, schoolteam, ouders en leerlingen. Bevorderende factoren a. fasering visie/houding t.a.v. ouderbetrokkenheid en t.a.v. elkaar Peilen naar en rekening houden met de wensen en noden van de ouders. Positieve houding leerkrachten t.a.v. ouders. Partnerschap i.p.v. machtsverhouding. Ruimte voor intercultureel overleg. De opvatting dat cultuurverschillen verrijkend kunnen zijn. De ouders en school hebben dezelfde motivatie/uitgangspunt tot realiseren van ouderbetrokkenheid: welbevinden van de leerling / verbondenheid. Brede Schoolgedachte: samenwerken met organisaties buiten de school: lokale gemeenschap, onderwijsondersteunende diensten … Het belang van een gekleurd leerkrachtenteam. Planfase voor een initiatief Duidelijk afgebakende doelstellingen. Laagdrempelige initiatieven: 9 geleidelijke opbouw; op ritme van personeelsleden. In overleg met alle betrokken partners. De school als centrale planner. uitvoering Samenwerken met organisaties buiten de school: 9 beurtrol m.b.t. opnemen van taken verbonden aan de verschillende initiatieven. evalueren Regelmatig evalueren en aanpassen op basis van nieuwe omgevingselementen, ervaringen, evoluties die de school doormaakt. b. Actoren schoolteam Directie die open staat voor een andere aanpak en sterk stimuleert.
10
-
Open teamsfeer, sterke teamband met veel vertrouwen en competenties. Een door het hele team gedragen en geleidelijke vernieuwing , met respect voor het behoud van goede accenten. Reflecterende benadering. Het kennen van de context van de leerlingen. Grondhouding van respect en interesse voor elke leerling. Leerkrachten die gehoord worden in de taakbelasting die het met zich meebrengt. Bijscholing van leerkrachten.
Ouders - Keuze bij de ouder om betrokken te mogen worden. - Gevoel kinderen te kunnen helpen slagen op school.
Belemmerende factoren a. Fasering Visie/houding t.a.v. ouderbetrokkenheid en t.a.v. elkaar Assimilatie - denken, denken vanuit ‘middenklasse’ bij opstarten van initiatieven. Zuiver doelgroepenbeleid kan stigmatiserend effect hebben. Sommige leerkrachten vinden dat er te veel aandacht is voor GOK. Ouders voelen zich bedreigd. Onvoldoende steun vanuit beleid. Taalbarrière.
planfase Te weinig inbedding in het dagdagelijkse school- en klasgebeuren; leerkrachten ervaren het als “weer een pakketje er bovenop”.
uitvoeringsfase b. Actoren overheid Te weinig middelen vanuit de overheid Middelen vanuit GOK-beleid zijn onvoldoende + wens van scholen om deze middelen in de eerste plaats rechtstreeks aan de leerlingen te wijden. schoolteam Vraagt veel tijd en energie, taakbelasting. Beperkte vaardigheden om de interculturele dialoog aan te gaan. ouders Gezinnen zijn soms moeilijk te bereiken , vooral allochtone vaders. Het niet machtig zijn van het Nederlands; moeilijk lezen en schrijven. Laag opleidingsniveau van de ouders – ongeletterdheid (schaamte). Verwachtingen m.b.t. school kunnen heel verschillend zijn (cultureel bepaald). Veel ouders horen hoofdzakelijk negatieve boodschappen.
leerlingen weigerachtig om hun ouders effectief te betrekken bij schoolse aangelegenheden (leeftijdsgebonden, cultureel gebonden ) Bij de belemmerende factoren is het niet zo eenvoudig om de factoren bij de juiste actoren te plaatsen. Het gevaar bestaat dat enerzijds bepaalde actoren alle verantwoordelijkheid
11
toegeschoven krijgen en misschien ook de schuld en dat anderzijds andere actoren de indruk krijgen dat ze geen invloed hebben op dingen, dat ze niet verantwoordelijk zijn en dus ook geen investeringen dienen te doen. Laten we dit verduidelijken met een voorbeeld. Als we zeggen dat gezinnen moeilijk te bereiken zijn en dit bij de ‘ouders’ categoriseren, dan wil dit niet zeggen dat de school hier geen invloed kan op hebben. En het wil ook niet zeggen dat we de ouders met de vinger moeten wijzen en evenmin dat de school alleen hier voor verantwoordelijk is indien ouders niet betrokken zijn of lijken. Het zal erop neerkomen om als school je af te vragen waarin willen we de betrokkenheid zien van de ouders (wat is onze verwachting?) en waarom hebben wij deze verwachting? Vervolgens dient men te onderzoeken waarom ouders wegblijven om dan in dialoog te treden met ouders: hen duidelijk maken waarom wij hen belangrijk vinden en welk engagement wij van hen verwachten. Als ouders dit engagement niet kunnen opbrengen zou men nog verder kunnen zoeken naar condities opdat ouders toch aan dit engagement kunnen tegemoet komen. Het is een voortdurend zoeken naar verwachtingen en engagementen wederzijds. In die zin vertoont ons project ook raakvlakken met de engagementsverklaring die vanaf het schooljaar 2010-2011 wordt ingevoerd in de scholen. Dit zijn wederzijdse afspraken tussen school en ouders omtrent 4 topics: het oudercontact, aanwezigheden (spijbelen), individuele begeleiding, positief engagement t.o.v. het Nederlands. De afspraken worden in het schoolreglement opgenomen en beogen een minimale betrokkenheid van de ouders bij het schoolleven. We denken dat tussen onze visietekst en instrument enerzijds en datgene wat de koepels van ouderverenigingen hebben uitgewerkt anderzijds er een goede kruisbestuiving kan ontstaan. We wensen jullie veel succes.
BRONNEN BEEK, Suzanne, VAN ROOIJEN, Arie en DE WIT Cees, Samen kun je meer dan alleen . Educatie partnerschap met ouders in primair en voortgezet onderwijs. ’s Hertogenbosch, KPC Werkgroep, 2007. (deze brochure kan je downloaden van www.kpcwerkgroep.nl/oudersenschool ) DEBOUTTE Gie, Doet iedereen mee? Participatie als hefboom voor GOK. Ouderbetrokkenheid en – participatie vergroten? Ook in een secundaire school? Een oriënterend kader voor scholen. Oriënterende basistekst ouderparticipatie, 2004. (te downloaden op www.steunpuntgok.be) DE METS, Jan, Samen school maken. Allochtone ouders op school. Brussel, Koning Boudewijn Stichting, 2005. DE WIT, Cees, Ouders en school – school en ouders, ’s Hertogenbosch, KPC Groep, 2003. (te downloaden op www.kpcgroep.nl/ouders en school). ERNALSTEEN, Veerle, Brede schOUDERS: een werkboek. Gent, Steunpunt Intercultureel Onderwijs UG, 2002. HERWEIJER, L., VOGELS, R., Ouders over opvoeding en onderwijs. Sociaal Cultureel Planbureau, dec. 2004, Den Haag. (te downloaden www.scp.nl) LEONARD, H. Samenwerken met ouders. Publicatie bij nascholing Universiteit Antwerpen – Centrum Nascholing Onderwijs – http://www.ua.ac.be/cno. PIOT Liesbeth, Succesvolle ouderparticipatie in ‘concentratiescholen’. Een kritische analyse van de determinanten. Verhandeling aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Licentiaat in de Pedagogische Wetenschappen aan de KUL, 2007. RUYSSINCK Kathy en BOERAEVE Ann, Kijk wijzer naar ouders . Een kijkwijzer voor scholen die met ouders willen werken rond onderwijs. Schoolopbouwwerk Brussel vzw, 2007-2008. VAN MULLIGEN, W., GIELES, P. en NIEUWENBROEK, A., Tussen thuis en school. Over contextuele leerlingbegeleiding. Leuven, Acco, 2001.
12
VERHOEVEN, Jef e.a. Ouders op school en thuis. Onderwijskundig onderzoek in opdracht van de Vlaamse Minister van onderwijs en vorming, Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap 2003 (te downloaden van www.ond.vlaanderen.be). VERHOEVEN, J.C., DEVOS, G., STASSEN, K. & WARMOES, V., Ouders over scholen. Antwerpen, Garant, 2003. VCOV Leuven , Ouderbetrokkenheid als hefboom naar Gelijke Onderwijskansen.(te downloaden op www.turnhout.be/doc_dwl.php?id=6487) www.bredeschool.be www.g-o.be/ouders www.koogo.be www.schoolopbouwwerkbrussel.be www.steunpuntgok.be www.ouderbetrokkenheid.nl www.kpcgroep.nl www.oudersalspartners.nl
13