Expertisenetwerk School of Education Associatie KU Leuven Dekenstraat 6, bus 4067 B-3000 Leuven
KERNPROJECT STAGE MAXIMALISEREN VAN STAGEBEGELEIDING BINNEN EEN CONTEXT VAN MINIMALE FYSIEKE AANWEZIGHEID OP DE WERKPLEK
OPZET VAN HET PROJEC T 1. DOEL VAN HET PROJECT Het project beoogt het ontwikkelen van een analysekader en -instrument om stagescenario’s en de bijhorende begeleiding in kaart te brengen en te optimaliseren, zelfs te intensifiëren. Hierbij wordt de fysieke aanwezigheid van de opleiding op het werkveld verminderd, maar meer gefocust ingezet bij de begeleiding van de stage.
2. OPERATIONELE DOELSTELLINGEN •
Inventariseren van bestaande stagepraktijken op basis van literatuurstudie, bevraging van praktijkvoorbeelden bij opleidingen die al enige weg hebben afgelegd in het gericht afwegen van fysieke aanwezigheid op de werkvloer, expertise uit lopende en afgelopen projecten en gesprekken met experten. Deze praktijken geven aan hoe collega’s in vergelijkbare schoolcontexten stagebegeleiding aanpakken en daarbij successen behalen.
•
Ontwikkelen van een analysekader gekristalliseerd uit bovenstaande inventarisatie en literatuurstudie, van waaruit bestaande praktijken geanalyseerd kunnen worden. Op die manier krijgen we zicht op de visie achter de bestaande praktijken, maar vooral inzicht in het proces dat tot de specifieke praktijk heeft geleid, inclusief de succesfactoren en valkuilen, de middelen, de randvoorwaarden (implicaties voor studenten, lectoren en werkveld) en resultaten ervan. Het analysekader bestaat uit verschillende dimensies (doelgroep, beoogde competenties bij de betrokken actoren, rolverdeling werkveld-opleiding, visie op leren en begeleiding, inzet van middelen, communicatieprocessen…) die in weegbare indicatoren (vb sterk aanwezig , beperkt aanwezig) zijn geoperationaliseerd. Door een stagepraktijkvoorbeeld vanuit dit kader te benaderen, verkrijgen we een profiel dat handvaten biedt om de stagebegeleiding te optimaliseren.
•
Door bestaande goede praktijkvoorbeelden te toetsen aan het analysekader, verkrijgen we een zicht op de huidige kwalitatieve stand van zaken. Het analysekader helpt doordachte keuzes te maken t.a.v. de relevante dimensies en indicatoren voor het vooropgestelde doel. Het analysekader kan zo verder ontwikkeld worden tot een werkbaar analyse-instrument. Dit analyse-instrument kan dan ingezet worden om de praktijken uit doelstelling 1 in kaart te brengen en te profileren.
•
Ontwikkelen van minstens drie transferabele scenario’s vanuit het analysekader en – instrument. De scenario’s bestaan uit fundamentele elementen van stageopbouw, vormgeving en begeleiding die de opleidingen in staat stellen om gefundeerde keuzes te maken bij het doelmatig inzetten van een beperkte fysieke aanwezigheid op de werkplek tijdens stagebegeleiding in combinatie met het maximaliseren van de stagebegeleiding en de leeropbrengst voor studenten. Deze scenario’s zijn afgetoetst aan de expertengroep die bestaat uit onafhankelijke academici, lectoren, studenten en werkvelddeskundigen.
•
Formuleren van beleidsadviezen voor School of Education, instellingen en opleidingen.
Expertisenetwerk School of Education Associatie KU Leuven Dekenstraat 6, bus 4067 B-3000 Leuven
3. ACTIEPLAN A. Projectstructuur • • •
Projectleider: inhoudelijke sturing, administratieve en financiële (eind)verantwoordelijkheid. Iedere partner heeft een onderzoeker die een deel van het onderzoek op zich neemt. Resonantiegroep geeft advies en feedback op output. De resonantiegroep bestaat uit experten (lerarenopleiding binnen en buiten SoE1, vertegenwoordigers van werkveld en studenten en een internationale experts).
B. Plan van aanpak Fase
Fase I
Omschrijving
Ontwikkeling van het analysekader Op basis van literatuur, gesprekken met experten2 en expertise verworven in afgelopen en lopende stageprojecten (b.v. de SoE-projecten ZOISs3 en de kwaliteit van de praktijkcomponent4) ondernemen we volgende acties: • Begripsafbakening • Binnenlandse en buitenlandse5 praktijkvoorbeelden6 vinden, theoretisch onderbouwen en illustreren waarbij zoveel
Verantwoordelijken (in vet de verantwoordelijke voor de fase) KU Leuven en KHLeuven Ondersteuning onderzoekers GroepT en CVO-HIK.
Timing
Sept. 2011Feb. 2012
1 We denken hierbij aan stagecoördinatoren, maar ook aan de medewerkers van de lopende en afgelopen stagegerelateerde projecten met het oog op een maximale afstemming van de projecten. 2 We denken hierbij aan prof. Herman Baert (KU Leuven), Filip Dochy (KU Leuven), Carl Callewaert (VDAB/Leonardo Vlaanderen), maar ook stagebegeleiders en mentoren van zelfstandige stages in de partneropleidingen. 3 Dit project is ingediend en goedgekeurd onder de naam ZETSS: Zelfevaluatietool voor StageScholen. ZETSS onderscheidt hiervoor drie profielen: basisengagement, partnerengagement en professioneel ontwikkelingsengagement. De concrete implicaties van deze engagementen en de gevolgen ervan op stageconcept, -begeleiding en –evaluatie worden beschreven in het eindrapport van het project (oktober 2011). 4 Over de kwaliteit van de praktijkcomponent startte in september 2010 een SoE-project met KaHoSL als penhouder. Dit project is echter nog in haar conceptuele fase wanneer we het analysekader uitwerken. Dit betekent dat we hiervoor wel een beroep kunnen doen op de expertise die in het kader van dit project wordt ontwikkeld, maar deze expertise is nog niet geresulteerd in bruikbare analyse-instrumenten (gepland voor academiejaar 2011-2012). 5 Mogelijkheden zijn: • Uit Nederland: Video-communicatieproject van de vierjarige technische lerarenopleiding van de Fontys Pedagogische Technische Hogeschool TH-Eindhoven in samenwerking met Fontys SPH (Sociaal Pedagogische hulpverlening). • Uit Finland (Hämeenlinna): De vocational teacher training institute (HAMK University of Applied Sciences) begeleidt studenten in een bepaald traject uitsluitend virtueel. HAMK is momenteel partner van CVO-HIK in een Europees Grundtvig-project en van KHLeuven in een tempus-project. • Uit Nederland : het Ruud De Moor Centrum verbonden aan de open universiteit met ruime expertise in blended learning. 6 We denken hierbij ook aan voorbeelden van buiten de lerarenopleiding, zoals bv. vocational training (Scandinavië), het dualsystem in Duitsland, lopende en aflopende projecten rond stages bij het Europees Social Fonds (voorbeelden zijn VivesComito en WELP) en Leonardo Vlaanderen die een praktijkgerichte component hadden.
mogelijk gekeken wordt naar alle terreinen waar on-the-job training of werkplekleren met beperkte fysieke aanwezigheid van de opleiding tot voorbeelden van goede praktijk leidt. • Dimensies van stage in kaart7 brengen met mogelijk onderscheid tussen begeleiding van stage en competentieontwikkeling via stage. Hierna volgt een cyclisch-iteratieve bespreking van het analysekader door resonantiegroep en verdere optimalisering
Fase II
Resultaat: analysekader
Resonantiegroep
Validering van het analysekader i.f.v. de ontwikkeling van een analyse-instrument
KHLeuven
o o
o
o
o
Screening van praktijkvoorbeelden (fase 1) met het analysekader8. Analysekader doorontwikkelen tot instrument waarmee de verschillende dimensies omgezet worden naar weegbare indicatoren. Hiermee kunnen bestaande praktijkvoorbeelden gescreend worden. Praktijkvoorbeelden bewerken tot mogelijk scenario’s9 via het gericht bijsturen van bepaalde indicatoren. Deze terug voorleggen aan resonansgroep (validering oa ook weerstand werkveld en subjectieve percepties werkveld). Scenario’s toetsen aan relevante kwaliteitszorgcriteria zoals personeelsinzet, tevredenheid, organisatorische haalbaarheid, professionalisering personeel en werkveld, ….
Onderzoekers partners
Feb. 2012Sept. 2012
Resultaat: systematische uitwerking van een aantal bestaande scenario’s met beperkte fysieke aanwezigheid volgens een coherent analysekader
7
De invullingen van de term werkplekleren situeren zich op een continuüm van een strakke stageorganisatie en – begeleiding door lerarenopleidingen tot omgevingen waar de werkplek volledig autonoom het leerproces van de studenten stuurt (begeleiding en beoordeling). Zie hiervoor: Onstenk, J. (1997). Lerend leren werken. Brede vakbekwaamheid en de integratie van leren, werken en innoveren. Amsterdam: Eburon. 8 Wat het tot stand komen en vormgeving van de scenario’s betreft willen we ons inspireren aan de methodiek zoals beschreven in “Hier nu, daar dan – ontwerpen en veranderen in het onderwijs “ Joke D’Haese, Lisa Caenen, … e.a. – education 2030 – School of Education. 9 Voor het uitschrijven van praktijkvoorbeelden baseren we ons op de methodiek zoals beschreven in het boek “Geef eens een voorbeeld – naar een methodiek van goede praktijkvoorbeelden” Geert Kelchtermans en Katrijn Ballet – Plantyn.
Expertisenetwerk School of Education Associatie KU Leuven Dekenstraat 6, bus 4067 B-3000 Leuven
Fase III
Uit deze scenario’s worden er minimaal drie geselecteerd en met de betrokken opleidingen uitgewerkt tot een kwaliteitsvol en transferabel scenario. De selectiecriteria hangen deels af van de resultaten van fase 2, maar zijn deels vooraf vastgelegd. Zo zullen we minstens één voorbeeld van het volwassenenonderwijs als scenario uitwerken. In deze scenario’s staan volgende elementen centraal: • Hoe begeleiden in functie van reflectie en intervisie: welke begeleidings en ecoachingsvaardigheden10 zijn essentieel om het voorgestelde scenario kwaliteitsvol te realiseren? • Hoe deze begeleiding toeleveren: asynchrone (email, fora) en synchrone communicatiemiddelen (chat, webcommunicatie, audio-, videoconferencing), proces- en produktondersteuning. • Impact van het scenario op werkveld11 en studenten.
GroepT
Validering van de scenario’s door resonantiegroep en SoE-Werkgroep Digitaal leren.
Resonantiegroep
Onderzoekers partners
Sept. 2012Jan. 2013
Resultaat: • Drie uitgewerkte scenario’s als voorbeelden waartoe het gebruik van het analyseinstrument kan leiden. Hiermee kunnen opleidingen eigen weloverwogen keuzes maken • Feedback aan de instellingen die praktijkverhalen aanleveren, die ze in hun kwaliteitszorg kunnen integreren aangezien deze feedback vanuit een analyse-instrument is geformuleerd
Fase IV
Ontwikkelen van inhoudelijke beleidsadviezen
Onderzoeker KHLeuven Onderzoekers partners
Resultaat: beleidsadvies
Feedback resonantiegroep
Jan. 2013maart 2013
10 Zie o.a. Salmon, G. (2000). E-moderating: the key to teaching and learning online. Londen, Sterling, VA, Kogan Page. 11 Zie ook resultaten van het project Zoiss.
Fase V
Disseminatiefase • Opzetten van professionaliseringsactiviteiten voor stagecoördinatoren • Schrijven artikel
CVO-HIK Onderzoekers partners
Maart 2013Sept. 2013.
Resultaat: professionalisering en artikel
Fase VI
Eindrapportering
KHLeuven
Sept-okt. 2013
4. TE VERWACHTEN RESULTATEN/EINDPRODUCTEN Dit project beoogt als output: 1. Praktijkvoorbeelden (beschrijving van onderbouwde praktijken die het hele spectrum van de lerarenopleiding omvatten: SLO, GLO). 2. Analysekader en – instrument om bestaande praktijken in kaart te brengen en waardoor particuliere situaties tot een kwalitatief scenario kunnen omgevormd worden. 3. Minimaal drie uitgewerkte scenario’s die moeten gezien worden als generieke ontwerpen die opleidingen in staat stellen om weloverwogen keuzes te maken bij het optimaliseren van de stagebegeleiding in een context van geringere fysieke aanwezigheid op de werkplek. 4. Beleidsadviezen: o Op mesoniveau: organisatie, visie, personeel, ondersteuning, onderwijs-juridisch,… o Op microniveau: lector, student, werkveld (mentoren) 5. Professionaliseringsmodule of traject m.b.t. analysekader en instrument voor stagecoördinatoren (train the trainer).