Arjan Bolt, A., & van der Zijden, Q. (2015)
1 Gezin 1 Plan. Handboek voor de praktijk Amsterdam: Uitgeverij SWP
Chris van Lenteren *
Voor mij ligt een fraai uitgegeven boek dat bedoeld is als handboek bij het werken met gezinnen waar meerdere hulpverleners bij betrokken zijn. Als argeloze lezer stap je in een kennelijk al rijdende trein, want er blijkt heel wat aan dit handboek te zijn voorafgegaan. In de inleiding lezen we dat de 1 gezin 1 plan-werkwijze een lange voorgeschiedenis kent en actueel op vele plaatsen in Nederland wordt uitgevoerd, ook ingegeven door wat in ons land de transitie van de zorg voor jeugd wordt genoemd. Het boek is geschreven door Arjan Bolt en Quirien van der Zijden. Arjan Bolt heeft een achtergrond als orthopedagoog. Daarnaast heeft hij ervaring in diverse staffuncties binnen Jeugdhulpverleningsinstellingen, zowel in residentiële, dagbehandelings- als ambulante afdelingen. Hij is ervaren als trainer van hulpverleners (Groepswerkers en Intensieve Gezinsbegeleiders) en staf- en lijnfunctionarissen en heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van diverse zorgprogramma’s waarin aan vraagsturing en gezinsgericht werken gestalte gegeven moest worden.
* van Lenteren Chris: zelfstandig systeemtheoretisch counselor, coach en trainer, ook verbonden aan de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected]
boeken
Ook Quirien van der Zijden studeerde orthopedagogiek en volgde diverse managementopleidingen. Zij was enkele jaren werkzaam in de praktijk van de jeugdzorg. In 1997 vestigde zij zich als zelfstandig adviseur en projectmanager. In die hoedanigheid leidde zij vele landelijke projecten binnen en tussen de diverse sectoren die de jeugdzorg rijk is. Het denken in termen van ‘1 gezin 1 plan’ komt voort uit onvrede met de versnipperde, opgeknipte en verkokerde hulpverlening aan zogenoemde multi-problemgezinnen. In de verschillende projecten gezinscoaching waarbij ik zelf, in de beginjaren van deze eeuw betrokken was, werden de eerste schreden gezet op het pad van 1 gezin 1 plan. Het betekende concreet dat door coördinatie van de zorg rond een gezin (waar soms wel tien of meer instanties bij betrokken waren) een plan werd gemaakt samen met het gezin dat richtinggevend zou zijn voor alle betrokken hulpverleners. In het overheidsbeleid is onlangs besloten dat de zorg voor jeugd vanaf 2015 niet meer landelijk of provinciaal georganiseerd wordt, maar dat de gemeentelijke overheid deze zorg organiseert. Deze zogenoemde transitie gaat overigens gepaard met een bezuiniging van 15%. In de inleiding tot het boek wordt de evenveel geciteerde als bekritiseerde denker op het gebied van transitie aangehaald: Jan Rotmans. Hij ziet de transitie van de jeugdzorg als een onderdeel van een veel grotere transitie die zich aan het voltrekken is in Europa. Uit een interview met Jan Rotmans (april 2015): ‘We zitten in een verandering van tijdperk, een uitzonderlijke en daarom ook bijzondere periode in de geschiedenis, waarin we kantelen naar een horizontaal en decentraal gestuurde samenleving, naar een circulaire economie waarin kringlopen zich sluiten en naar een machtswisseling waarin een nieuwe orde van onderop wordt gevormd en zich langzaam maar zeker aandient. Hulpbronnen komen steeds meer in handen van gemeenschappen en netwerken. Rotmans heeft het over een micromacht, een opkomende middenklasse, die zich buiten de gestaalde maatschappelijke kaders om ontwikkelt en expertise, netwerken en sociale media gebruikt om zo autonoom mogelijk te kunnen functioneren.’ (zie www.janrotmans.nl)
JG33 / 2015 / SB2
Even verder in het zelfde interview: ‘In de gezondheidszorg is transitie een van de meest gebruikte woorden. De kernvraag is: hoe maken we de zorg weer menselijk? Veel zorgprofessionals spenderen een derde van hun tijd aan het invullen van formulieren. Ze beseffen dat ze vastzitten in een star en bureaucratisch systeem, dat eigen initiatief niet honoreert.’ Rotmans toont zich verbaasd dat er nog geen opstand is uitgebroken. Hij zegt: ‘Zorgmedewerkers zijn veelal dermate dociel en loyaal aan hun vak, dat hoe beroerd de werkdruk ook is, je schikken beter past dan revolte ontketenen. Tegelijk vinden deze medewerkers wel dat de kwaliteit van de zorg tekort schiet.’ In deze tijden van marktwerking en de roep om zelfmanagement door de cliënt, wordt Rotmans geregeld door zorgbedrijven om advies gevraagd en om begeleiding naar andere organisatiemodellen. ‘Mensen verzorgen is voor zorgaanbieders nog steeds een honderd procent verdienmodel. Dat staat haaks op het nieuwe paradigma dat je mensen zolang mogelijk in hun omgeving wilt laten wonen. De echte transitie is dus “van zorgen voor naar zorgen dat”.’ De context van het handboek is de transitie in de zorg voor jeugd. In deze transitie worden cliënten, jeugdigen en hun ouders gezien als gelijkwaardige samenwerkingspartners (van zorgen voor naar zorgen dat). De hulp moet worden afgestemd op de behoeften, vragen en capaciteiten van die cliënten. In de bedding van deze maatschappelijke context is ‘1 gezin 1 plan’ ontstaan. Het moet mij van het hart: het boek is een verademing. Te midden van al het evidence-based geweld is dit een boek en een werkwijze die het aandurven om het radicaal voor de cliënt op te pakken. En niet alleen dat, ook radicaal om vanuit zelfgekozen oplossingen van cliënten te denken en te werken. Het boek neemt ook afstand van zogenaamde hulp aan gezinnen, waarbij kortingen op de uitkering gekoppeld worden aan het al of niet meewerken aan wat hulpverleners goed voor hen vinden. Dit denken onderscheidt zich duidelijk van top down ingevoerde opvoedprogramma’s als Triple P waarin vooraf vastgestelde vaardigheden op een gestandaardiseerde manier worden geoefend. Het boek kiest voor aansluiting bij de hulpvraag van het gezin, ook al is die vraag niet expliciet. In het hele handboek zijn we getuige van de voortdurende inzet van de schrijvers, en de door hen beschreven hulpverleners, om stil te
boeken
staan bij de visie van de cliënt, deze als uitgangspunt te nemen voor het formuleren van doelen en het bedenken van oplossingen. In het boek worden een aantal ouders geciteerd die zich zeer serieus genomen voelen door deze aanpak. Dit boek is vooral een praktisch doe-boek, er worden niet veel woorden vuil gemaakt aan theoretische onderbouwing van de uitgangspunten en aannames die aan de gebruikte methoden ten grondslag liggen. We herkennen tussen de lijntjes verschillende belangrijke denkrichtingen. Er wordt gewerkt met oplossingsgerichte concepten, vooral daar waar het gaat om de relatie tussen hulpverlener en cliënt. In de oplossingsgerichte benadering onderscheidt men vier soorten samenwerkingsrelaties: de vrijblijvende, de zoekende, de consulterende en de co-expertrelatie. Elke samenwerkingsrelatie vraagt in deze methode om andere technieken. In de vrijblijvende relatie bijvoorbeeld, is er nog geen hulpvraag en zijn de vragen er vooral op gericht om een context te creëren waarin een vraag geformuleerd kan worden. De technieken die bij deze samenwerkingsrelatie horen zijn dan: begrip en erkenning tonen, complimenteren, je verdiepen in de perceptie van de ander, de gezinscontext verhelderen, en zoeken naar een alternatieve vraag. Verder is het boek doordesemd van het denken in termen van empowerment, waarin woorden als regie en eigen kracht de boventoon voeren. Hier en daar zijn ook cognitieve gedragstherapeutische concepten te bespeuren, vooral in het hoofdstuk waarin de “Concrete Aanzet tot Bewegen” wordt beschreven, waarin grote impact wordt toegeschreven aan het beschrijven van concrete gedragsafspraken. In de tekst die daar aan voorafgaat zien we een verwijzing naar het systeemtheoretisch gedachtegoed met het concept circulaire causaliteit. Ten slotte zien we nog meer dan een glimp van het netwerkdenken zoals dat in Nederland ontwikkeld werd door Jan van Susteren. Uit zijn koker, het toenmalige Buro Instap, komen methodieken als Nieuwe Perspectieven en samen met hem is onder andere de methodiek VertrekTraining ontwikkeld, een kortdurend programma voor jongeren die uit de residentiële instelling dreigen te vallen. De instapmethodes hebben in Nederland de ogen van hulpverleners geopend voor de invloed van het netwerk rondom cliënten en hen er daadwerkelijk toe aangezet gebruik te maken van de ondersteunende krachten daarvan.
JG33 / 2015 / SB2
Op de woelige baren van het leven van een gezin dat vele moeilijkheden ervaart en met vele verschillende hulpverleners van doen heeft, is een goed kompas raadzaam. Van het soort moeilijkheden die spelen in deze gezinnen ervaren vele mensen en instanties last. De druk is soms gigantisch om iets aan die (over)last te doen die anderen ervaren. Het is niet ondenkbaar dat de gemeentelijke overheid hulpverleners op gaat zadelen met de opdracht om die overlast uit de wereld te helpen. In die context is dit boek en de beschreven werkwijze een prima kompas dat helpt weerwerk te bieden aan die druk. De hulp die we verlenen, verlenen we aan cliënten en in opdracht van onze cliënten. Hun last en wensen en belevingen zijn ons vertrekpunt. Natuurlijk zullen we als hulpverleners de ‘buitenwereld’ naar binnen halen (die dient zich overigens wel aan, reken maar), maar met als doel onze cliënten te ondersteunen om hun weg te vinden in die complexe wereld. Soms oogt het boek te veel als een receptenboek. Op die momenten lijkt de boodschap erg eenvoudig en maakbaar: als je dit doet gebeurt er dat. Soms wordt de enorme complexiteit van de versnipperde en verkokerde hulpverlening een beetje versimpeld. Maar meestal inspireert het tot afstemming op de cliënt(en) en diens perspectief en dat zie ik als een verdienste.
boeken