C
O2 Neutraal? Het is een groot probleem, de klimaatverandering. Ook in Europa zijn we er mee bezig. Hoe kunnen we dit veranderen en wat is nou werkelijk schadelijk voor het milieu? Terwijl iedereen meteen denkt aan het verkeer en energieverbruik kwakkelt de intensieve veeteelt rustig door. Maar hoe schadelijk is deze industrie eigenlijk voor het milieu? En wat zijn de oplossingen? Zijn we eraan toe om CO2 neutraal vlees te produceren, en hoe moet dit dan? Met dit wetenschappelijk artikel hopen we u te informeren over de gevaren van het eten van vlees. De uitstoot van de veeteelt. De veeteelt in ons land is door de schaalvergroting ontzettend gegroeid. Op dit moment is er teveel vee. Dit overschot veroorzaakt negatieve gevolgen zoals milieuvervuiling en slecht dierenwelzijn. Er zijn 5 schadelijke stoffen die worden uitgestoten door de dieren in de veeteelt. Dit zijn ammoniak, methaan, lachgas, fijnstof en koolstofdioxide. Ammoniak schaadt onze leef omgeving. Dit komt omdat ammoniak basisch is, maar door oxidatie wordt omgezet in salpeterzuur. Wat er dan gebeurd is dat ammoniak een sterk zuur wordt. In dit proces wordt ammoniak dus zuurder, dit proces heet verzuring. Verzuring is schadelijk voor bos‐ en natuurgebieden. Als er veel ammoniakzouten in de bodem zitten, kunnen bomen en planten hun voedsel minder goed opnemen. Meer dan de helft van de verzuring in Nederland komt door de uitstoot van ammoniak.a Daarnaast leidt ammoniak tot vermesting of eutrofiëring1. Er is hierdoor een te grote toevoer en een overmaat aan voedingstoffen, zodat bepaalde soorten extreem gaan vermeerderen. Dit heeft als 1
nadeel dat de biodiversiteit afneemt. Als laatste kan ammoniak het grondwater vervuilen. Ammoniak komt in de lucht door bemesting, of ontsnapt uit stallen. Via de lucht komt de ammoniak in de bodem of in het grond water terecht. Methaan ontstaat onder andere bij afbraak van organische stoffen door bacteriën, onder zuurstof arme omstandigheden. Het kan ontstaan uit anaerobe vergisting van biologische afvalstoffen, of bij bosbranden door het verhitten van een organische stof. In de omgeving van veehouderijen is een verhoogde concentratie van methaan aanwezig. Dit komt doordat de bacteriën in de voormagen bij vertering van voedsel, methaan produceren. Methaan is schadelijk voor het milieu, omdat het bijdraagt aan het broeikaseffect en de vorming van ozon. Ozon kan schadelijk zijn als je een hoge concentratie inademt. Het broeikasgas methaan is 20 maal zo schadelijk als koolstofdioxide.b Lachgas ontstaat door het gebruik van mest en kunstmest. Het komt vrij bij ontbossing en het omploegen van het grasland. Lachgas is ook een broeikasgas. Dit gas is 310 maal groter dan koolstofdioxide.c De uitstoot van lachgas is relatief beperkt, maar het kan echter wel een halve eeuw duren voordat het afgebroken is. Lachgas is verantwoordelijk voor 7% van de broeikasgassen.d Een vorm van luchtvervuiling is fijnstof. In veebedrijven ontstaat de uitstoot van fijnstof door droog stro en gedroogde mest in stallen. Het blijkt dat deze stof bij inademing schadelijk is voor de gezondheid. Bij mensen met luchtwegaandoeningen en hart‐ en vaatziekten verergert chronische blootstelling aan fijnstof hun symptomene. Het aparte is echter dat deze stof het broeikaseffect verminderd. Fijnstof weerkaatst vooral zichtbaar licht en vermindert dus per saldo de opwarming
Eutrofiëring is de vergroting van de voedselrijkdom.
2
door de zon, bovendien vergemakkelijkt het de vorming van wolken. Dieren ademen koolstofdioxide en zuurstof in. Cellen produceren koolstofdioxide als afvalproduct van de stofwisseling, extra inspanning levert extra koolstofdioxide. Doordat koolstofdioxide infrarode straling opneemt, zorgt het ervoor dat de uitstraling minder goed de ruimte in gaat, en dus rondom de aarde blijft. Koolstofdioxide veroorzaakt dus het broeikaseffect. De regering en dierenwelzijn. Wat is dierenwelzijn eigenlijk. Dierenwelzijn heeft betrekking op het fysieke en psychische belang van een dier. Als we zeggen dat het dierenwelzijn goed moet zijn bedoelen we te zeggen dat het dier zich zoveel mogelijk naar natuurlijke omstandigheden moet kunnen gedragen. De overheid heeft verschillende regels over het dierenwelzijnf. Zo zorgen ze voor vergunningen binnen het transport. Ook wordt er bepaald wat de minimale grootte van een hok moet zijn van een dier. En is de wet ‘de gezondheid‐ en welzijnswetg voor dieren’ van kracht. Deze is afgesproken op 24 september 1992 en geeft de regels weer over hoe wij ons moeten gedragen tegenover het dier. Ook de gezondheid van het dier is in deze wet opgenomen. De volgende regels zijn een citaat vanaf de site van de rijksoverheidf. “ Het is verboden om; een dier onnodig pijn te doen of letsel te veroorzaken; de gezondheid of het welzijn van een dier aan te tasten; een dier de nodige verzorging te onthouden; dieren van hun ouders te scheiden tot zij een bepaalde leeftijd bereiken die in de wet is vastgelegd; lichamelijke ingrepen bij dieren uit te voeren, tenzij dit bij wet of AMvB
(algemene maatregel van bestuur) wordt toegestaan. “ Ook is er een transportregelingh opgenomen. De hokken van de dieren moeten groot genoeg zijn om ze niet te hinderen in hun natuurlijke houding. De omstandigheden waarin dieren mogen worden gehouden verschilt per diersoort.i Er geldt voor elk dier een aparte wet. Voor de varkens is er bijvoorbeeld de regeling dat ze verdoofd moeten worden gecastreerd. Sinds een aantal jaar zit ‘de Partij voor de Dieren’ in de regering. Hoeveel invloed heeft deze eigenlijk op het welzijn van de dieren? Zijn er al betere wetten aangenomen door de PvdD? Het doel van de PvdD is mensen bewuster maken van dierenleed. Door deze partij is de tweede kamer ook goed gaan nadenken over de regels van het onverdoofd slachtenj. Er werd in eerste instantie gezegd dat het verbieden hiervan in strijd zou zijn met de vrijheid van geloof, maar dit taboe is doorbroken door de PvdD. Als het aan hen ligt gaat de nieuwe wet dit jaar al in. De waarheid achter het gevaar van de veeteelt Partij voor de Dieren vs. Wageningen University. Volgens de Partij van de Dieren is het overduidelijk. De veeteelt is een van de grootste boosdoeners aan de klimaatverandering. Naar hun zeggen is de schadelijkheid van de veeteelt nog hoger dan al het transport bij elkaar. Ik citeer: ‘Je kunt beter een vegetariër in een Hummer zetten dan een vleeseter in een Toyota Prius.’ Maar hoe betrouwbaar zijn de ‘feiten’ die de partij van de dieren naar voren haalt? Studenten van de Wageningen Universiteit hebben deze 12 feiten
3
nader bekekenk. De eerste schande volgens de PvdD is; ‘18% van de wereldwijde uitstoot van broeikas gassen is afkomstig uit de veeteelt. De wereldwijde uitstoot van vervoer en verkeer is echter maar 13%’. Dit is waargenomen door een door de WU ingesteld onderzoek. Wel moet erbij gezegd worden dat in 2005 9% van de totale uitstoot uit de veeteelt kwam, dit was in Nederland. Deze twee gegevens komen dus niet helemaal overeen. Het tweede feit wat deze partij noemt is dat de landbouw vroeger een natuurlijke activiteit was, maar dat dit door intensivering omgeslagen is naar bio‐industrie. En dat dit weer verantwoordelijk is voor veel schadelijke stoffen. Hierop reageerde de WU dat het inderdaad waar is dat de landbouw geïntensiveerd is. Dit komt doordat er in de producten stoffen zitten die essentieel voor je zijn, zoals eiwitten. Intensieve veehouderij is iets waarbij je dit snel genoeg kunt produceren. Feit drie luidt: De broeikasbijdrage van de veehouderij is groter dan die van het verkeer. Dit feit is eigenlijk hetzelfde als feit een, hier herhaalt de PvdD zich. Feit nummer drie sluit aan op feit nummer een, het is dus niet van belang dat deze genoemd wordt. Feit vier is; Er wordt nu ca. 400 miljoen ha gebruikt om soja en maïs te produceren, wat in dierlijk eiwit wordt omgezet. Indien je die hoeveelheid dierlijke consumptie zou vervangen door voor de mens gelijkwaardig plantaardige consumptie, dan zou je slechts 40 miljoen hectare nodig hebben. Volgens de WU studenten klopt ook deze stelling niet. De omrekeningsfactor die ze hebben toegepast is 10:1 terwijl dit in de intensieve veehouderij 3:1 is en dit
scheelt nogal wat. Ook klopt het niet dat er 400 miljoen ha wordt geteeld. Dit is namelijk door de FAO berekend en komt uit op 200 ha. Het vijfde feit zegt dat er voor veeteelt 16 keer zoveel grond nodig is dan voor de productie van plantaardig voedsel. Ook hierin hebben ze volgens de WU ongelijk. Er wordt namelijk geen rekening gehouden met het feit dat de plekken waar de dieren gehouden worden niet altijd geschikt is voor het verbouwen van gewassen. Het zou beter zijn als ze het uitdrukken in consumeerbaar eiwit. Voor de productie van 1 kg melkeiwit wordt slechts 0,01 kg consumeerbaar eiwit gebruikt. In varkensvlees is dit 0,29 kg eiwit per 1kg, bij pluimvee 0,20 kg en voor de productie van 1kg eiwit in eieren 0,35 kg. Sojaschroot voor melkvee komt uit het buitenland, maar het meeste eiwit komt uit gras en maïs van de eigen bodem. Ongeveer 70% van de eiwitten die de dieren eten is ruwvoer van eigen bodem. 30% is krachtvoer en bijproducten. En maximaal 15% van de producten in krachtvoer zijn producten die mensen ook consumeren. Dit is 5% van het totaal. Dit betekent dat 85% van het voer voor de veehouderij afkomstig is van eigen bodem en 15% uit het buitenland komt. Deze 15% betreft voornamelijk afvalproducten die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie. Feit nummer zes: Wanneer in Amerika gedurende 1 dag per week de consumptie van kip wordt vervangen door een vegetarische maaltijd, dan is de vermindering van de broeikasgasuitstoot gelijk aan de vermindering als gevolg van het verwijderen van 500.000 auto’s. Volgen de WU maakt dit alleen maar indruk omdat het over grote absolute
4
cijfers gaat. Deze 500.000 auto’s zijn echter maar 0,5% van het hele Amerikaanse wagenpark. Ook is de uitkomst van de berekening afhankelijk van het veevoer van deze kippen en welke eiwitvervanger of vleesvervangers er worden gegeten. De Animal Sciences Group van Wageningen UR laat zien dat de berekening van de PvdD aan de ruime kant is uitgevoerd. Het scheelt ongeveer een factor 2 tot 3. Zeven; Gezonde voeding kan heel goed zonder vlees, mits aanvulling van ijzer en B‐.vitamine plaatsvindt en dat kan goed uit plantaardige bronnen. Dierlijk eiwit is voor de mens een hele belangrijke bron van eiwit. Ook is de kwaliteit van dierlijke producten hoog. Dit maakt het dat dierlijke producten erg gewild zijn. Vleesloos consumeren is vaak een westerse luxe. We weten echter niet of het voor de gezondheid verstandig is vlees en zuivel af te zweren en of het inderdaad makkelijk te vervangen is door plantaardig voedsel. Wel is er op dieetsamenstelling in relatie tot gezondheid en milieu nog een zekere vooruitgang te boeken.Het achtste feit wat de PvdD noemt is dat de groei van de vleesproductie gaat sneller dan de groei van de wereldbevolking (van 1950, 2000, 2050 gaat de wereldpopulatie van 2.6, 6.0 naar 9.0 miljard en de productie van vlees van 45, 233 naar 450 miljard kilo per jaar). Op wereldschaal neemt de vleesconsumptie inderdaad hard toe, zij het dat hij in Nederland afneemt. Wel produceert Nederland veel voor de internationale markt wat betekent dat de vleesproductie in Nederland wel meer toe zou kunnen nemen. Om aan de groeiende voedselvraag te voldoen moet je voedsel op een zo een efficiënt mogelijke manier. Het verbouwen van
soja gaat bijvoorbeeld niet goed in Nederland maar wel goed in de tropen. Dit terwijl de veehouderij juist goed haar weg kan vinden in landen als Nederland. Wel is er extra aandacht nodig voor de nutriëntenkringlopen. Het feit dat de groei van vleesproductie sneller gaat dan de groei van de wereldbevolking klopt dus niet. Het negende punt dat ‘Meat the Truth’ (Dr. Steinfeld) stelt is dat de bijdrage van de veehouderij aan de klimaatproblematiek buiten proportie hoog is ten opzichte van andere sectoren. Ook dit feit moet beter worden bekeken. Het is duidelijk dat op wereldschaal de regio’s met een extensieve vorm van dierlijke productie steeds meer bijdragen aan de emissie van broeikasgassen. Maar in Nederland is deze wijze in verhouding juist efficiënt. Als tiende noemt de PvdD dat voor de productie van 1kg rundvlees, op gras, 100.000 liter water nodig is terwijl dit voor de productie van 1kg aardappels 500 liter water is. Hier wordt volgens de WU het waterprobleem overschat. Rundvee verademd namelijk weinig water dat als damp de atmosfeer in gaat. Maar neemt juist het meeste weer op via de urine die op de weidegronden wordt geloosd. Gewassen verademen juist water naar de atmosfeer en dit leidt dus tot lokaal verlies. 100.000 liter voor het vee is dus alleen geldig in droge gebieden. Hier wordt dan de productie op graslanden via irrigatie ondersteund. In andere delen is deze factor vele malen lager.
5
Nummer elf; als Nederland stopt met vlees eten is de factor van uitstoot per jaar 22 megaton minder. Ook dit getal is niet correct. Nederland heeft een bijdrage aan emissies van broeikasgassen van rond te 18 megaton CO2. Dit betreft de vlees‐ en zuivelproductie. Wat dus betekent dat als Nederlanders stoppen met vlees eten dit getal nog lager zal liggen. Waarschijnlijk is die 22 megaton een doorvertaling vanaf de wereldwijde consumptie. Het laatste feit is dat je beter een vegetariër in een Hummer kunt zetten dan een vleeseter in een Toyota Prius. Ook hier valt het een en ander tegen in te brengen. Qua richting klopt dit beeld. Maar van een kwantitatieve berekening is geen sprake. Ook kijken ze bij de auto’s alleen naar de directe emissie als gevolg van gebruik van brandstoffen en niet de productie en de aanleg van de wegen. Terwijl ze bij de vleesproductie de indirecte EN directe emissies meerekenen. Ook houden ze geen rekening met de broeikasgasemissies van een vegetarisch dieet. Klimaat vs. Het dier, de boer en de consument. Wat zijn de eisen voor een goed dierenwelzijn. Is de boer hier ook tevreden mee, of heeft deze ander behoeftes? Hoe zit het met het milieu en de consument en hun behoeften. Komen deze overeen, of verschillen deze? Wat is het beste voor het mileu. De melkveehouderij belast het milieu aanzienlijk, zowel lokaal door vermesting en verzuring, als globaal door het energiegebruik en de broeikasgassen. Om ook in de toekomst een bedrijf te hebben, waarbij de uitstoot van broeikasgassen vermindert. Dan moeten er maatregelen komen, maatregelen die beter zijn voor het milieu. Het begint met goed landgebruik, beter gebruik van water, minder
vermesting, minder verzuring en minder energieverbruik en de mogelijkheden om duurzame energie zoveel mogelijk te gebruiken. Hierdoor ontstaat er een lager broeikaseffect. Als dit lager is zal de er een beter bodemkwaliteit ontstaan. Dit is een rijk bodemleven en voldoende organische stof. Ook een beter luchtkwaliteit van de omgeving zal ontstaan. Er zal ook een rijkere biodiversiteit ontstaan.l De belangen van het dier. Wanneer voelt een dier zich het beste in een niet natuurlijke leefomgeving. Vaak wordt er gepraat over een beter dierenwelzijn, maar wanneer is dit dierenwelzijn goed? Wanneer is een dier tevreden? Als het aan de koe ligt, dan heeft ze de ruimte. Dieren zijn gelukkig wanneer ze gezond zijn, zelf kunnen kiezen of ze binnen of buiten zijn, een plek hebben om te rusten en sociaal gedrag kunnen vertonen binnen hun eigen, vertrouwde kudde. De stallen van, bijvoorbeeld, de koe moeten voldoen van minimaal 1 ruime ligplaats, volledige (keuze) vrijheid, geen belemmeringen bij liggen en opstaan. Ook moeten de dieren minimaal 2 meter uit elkaar kunnen liggen en moet de stal stroeve, droge en schone vloeren bevatten. Ook moeten de dieren voer hebben wat eetbaar, verteerbaar en voedingrijk is. Van de mensen verlangen koeien naar rustige en voorspelbare handelingen, zodat ze niet schrikken. Van het klimaat verlangt de koe een comfortabel klimaat, als dit niet mogelijk buiten is, verlangen ze naar een comfortabel klimaat in de stallen. Als laatste willen dieren voldoende licht. In dit stuk zijn we uitgegaan van de koe, maar je kunt wel stellen dat elk dier van intensieve veeteelt naar hetzelfde verlangt.m Wat ziet de boer als ‘ideaal’. Boeren zijn er in alle soorten en maten. Sommige kijken alleen maar naar de economische kant, de opbrengst van de dieren, maar zijn steeds meer ondernemer die verder kijken dan alleen de economie.
6
Zij kijken ook naar de waarden van het dier, het milieu, het landschap en de burgers. De boeren hebben in totaal vijf belangrijke behoeften. Dit is op economisch gebied; de mogelijkheden voor de groei en ontwikkeling van een bedrijf. Ook de versterking van de relatie met de omgeving. Op sociaal gebied is dat de realisatie van maatschappelijke en sociale waarden en samenwerking met de omgeving. Op persoonlijk gebied is dat, plezier, flexibiliteit en een variatie in het werk, waarbij de omgang met koeien blijft bestaan. Hierin is heel belangrijk dat de boer dieren leuk vindt, want als boeren dieren leuk vinden, dan heb je als gevolg dat de dieren beter behandel worden. Op het gebied van landschap is weidegang een ‘must’ Ook de behoefte van een renderend bedrijf zodat in ieder geval 1 gezin ervan kan leven en bij overname ook tijdelijk meer dan 1 gezin, want anders zouden boeren in financiële problemen komen.n Wat wilt de consument. Nederlandse burgers maken zich steeds meer druk om de veehouderij. De positieve interesse groeit, evenals de kritiek. Vooral op de positie van dieren in de veehouderij. Dit vertaalt zich alleen niet altijd in het koopgedrag van de burger in de supermarkt. Dit heeft te maken met het gebrek aan keuze en vertrouwen, en de relatieve schaarste aan producten die persoonlijk en maatschappelijk voordeel combineren. Beter gezegd, men kiest vaker voor goedkoper vlees. Maar burgers hebben wel idealen die ze graag terug willen zien in de veehouderij. Dit is dat dieren vrij rond moeten kunnen lopen, en moeten worden behandeld als broers en zuster. Want dieren hebben ook gevoel, en je broer of zuster behandel je ook niet als vuilnis. Ook is de behoefte er dat dieren goed verzorgd worden, want de voeding van de dieren moet natuurlijk en vers zijn. Ook is dat dieren in een natuurlijke omgeving worden geplaatst een behoefte.
Dat zijn de behoeftes voor het dier, je hebt ook nog behoeftes over de producties van vlees. Er wordt verwacht van de veehouderij dat ze smakelijk en verse producten leveren, en dat het vlees eerlijk en duurzaam wordt geproduceerd.o Het produceren van CO2 neutraal vlees. Dieren kunnen, net zoals mensen, stress hebben. Dit veroorzaakt extra koolzuur productie van het dierp. Cellen in het lichaam van een dier produceren koolstofdioxide. Dit is een afvalproduct van de stofwisseling. Koolzuur in het lichaam van een dier zorgt ervoor dat de PH in stand wordt gehouden. Een voorbeeld is het geval van dagelijkse stress. De ademhaling gaat sneller door de dalende PH in het lichaam van het dier. Hierdoor ontstaat een overschot aan koolzuur, deze wordt weer via de luchtwegen afgevoerd. Een koolstofdioxide concentratie rond de 8 % blijkt, door zuurstoftekort, dodelijk te zijn.q Het verdringt namelijk de zuurstof in de hersenen. Wanneer een dier stress ondervindt zal hij dus meer broeikasgassen produceren. Wanneer je een dier dus beter behandeld, hij minder stress zal hebben en dus zal hij minder gassen produceren. Dit is weer beter voor het milieu. Een andere verontreiniger is mest. In een stal wordt mest opgevangen in een mestkelder. Dit wordt dan later hergebruikt als voeding voor het land. Mest is voor de planten namelijk een belangrijke voedingsstof. Met een machine wordt de vloeibare mest dicht bij de graswortels in de grond gebracht. Hierbij komt niet tot nauwelijks ammoniak vrij. Dat is beter voor het milieu, omdat ammoniak een broeikasgas is. De veehouders houden een registratie bij van de hoeveelheden dierlijke mest en kunstmest die gebruikt wordt. De overheid wilt namelijk controleren of een
7
(melk)veehouderij het milieu niet teveel belast. Om een versterkt broeikaseffect tegen te gaan, moet de emissie van CO2, CH4 en N2O verminderd worden. Door de vermindering behoudt de dampkring zijn natuurlijke samenstelling, zal hij naar behoren goed functioneren en geen warmte tegen houden. Dit zorgt er weer voor dat de aarde niet meer opwarmt.r Vee stoot per jaar gemiddeld 283 KG CO2 uit. Om de uitstoot van CO2 te verminderen, wordt er gericht op het energie verbruik van een bedrijf. Dit komt doordat CO2 ontstaat door de verbranding van fossiele brandstoffen. Door dit energieverbruik draagt een veehouderij bij aan de uitstoot van CO2 s. Voor het bereiken van een zo duurzaam mogelijke energievoorziening heeft de TU Delft een strategie ontwikkeld, dit wordt ook wel Trias Energetica genoemd.t Het verminderen van de CO2 emissie wordt bereikt door het beperken van de energie vraag, gebruik duurzame energiebronnen en het efficiënt gebruiken van eindige energiebronnen. Eerst worden zoveel mogelijk maatregelen genomen zoals goed geïsoleerd, luchtdicht bouwen en warmteterugwinning. Dit behoort tot het beperken van de energie vraag. Wanneer dit niet meer verantwoord gedaan kan worden, dan worden zoveel mogelijk maatregelen genomen door bodemwarmte, zonne‐energie, wind te benutten. Tenslotte kan er een eventuele restvraag opgevuld worden met eindige energiebronnen. Er zijn maatregelen die de energievraag kunnen verminderen. Frequentieregelaars kunnen de snelheid of het toerental van een apparaat regelen. Omdat in alle staltypen geventileerd wordt, zijn frequentieregelaars zinvol. Frequentieregelaar kan tot 70% besparen Isolatie is ook een belangrijke maatregel.
Warmte/koude opslag is een handige maatregel bij bedrijfstypen die gas verbruiken. De warme lucht die wordt opgeslagen in de zomer, kan weer worden verbruikt met lage buitentemperaturen om de stal te verwarmen. De warmte wordt meestal opgeslagen in een grondbed, of in het grondwater dieper in de grond. Als je deze techniek combineert met een waterpomp, is er geen ander verwarmingssysteem nodig. Doordat warmte wordt hergebruikt, zal de directe CO2‐emissie van een bedrijf vervallen. Het elektriciteitsverbruik kan wel toenemen. Dit wordt echter weer gecompenseerd door het koelen van de binnenkomende lucht, waardoor er minder wordt geventileerd. Door met een microklimaat te werken wordt een kleinere ruimte op een hogere temperatuur gebracht en gehouden. Dit geeft een besparing op gasverbruik. Het opwarmen van binnenkomende lucht met afgevoerde lucht kan tot 60% besparing op het gasverbruik betekenen. Een andere manier om warmte van de dieren te benutten is het rondpompen van water in de vloeren van hokken. Daarbij wordt warmte van de zwaardere dieren afgevoerd en gebruikt om de vloer bij lichtere dieren op te warmen. Wanneer de maatregelen om de energievraag te beperken genomen zijn, kunnen daarna duurzame energiebronnen gezocht worden. Duurzame energiebronnen zijn manieren waarbij energie is opgewekt op een milieuvriendelijke manier. Grote en kleine windmolens zouden ingezet kunnen worden om goedkope duurzame energie op te wekken. Het elektriciteitsverbruik zou dan volledig gedekt kunnen worden door de productie van de molen. Doordat de energie milieuvriendelijk wordt geproduceerd, wordt er geen CO2 uitgestoten.
8
energieverbruik en daarmee van CO2‐ emissie. Onderzoek. Met een klein waarden onderzoek wilden we aantonen of Europa bereidt is meer te betalen voor zijn vlees. We hebben voor dit onderzoek leraren van onze school ondervraagd. Hier kwam uit dat we gemiddeld EUR 1.88 per kilo meer zouden willen betalen als het vlees duurzaam geproduceerd zou zijn. Gemiddelde prijs 5 4 Euro's
Een andere maatregel is het gebruik van biomassakachels. Het voordeel is dat CO2 bespaard kan worden ten opzichte van fossiele energiebronnen. Biomassakachels zijn kachels met hout of een geteeld gewas gevuld, die als brandstof gebruikt kan worden. De CO2‐emissie van de verwarming voor de stallen is daarmee volledig te vervangen door een hernieuwbare CO2‐emissie. Runderen‐ en varkensdrijfmest vergist in tegenstelling tot pluimveemest. Bij vergisting van deze mest, ontstaat biogas. Bij vergisting kan voldoende energie worden opgewekt om de behoefte van een bedrijf te dekken. Meestal is er zelfs een overschot aan warmte. Mestvergassing wordt alleen toegepast bij pluimveemest. Dit mest bevat een hoger drogestofgehalte. Als je runderen‐ en varkensdrijfmest wilt vergassen, dan zal het drogestofgehalte eerst moeten worden verhoogd door scheiden en drogen. Als de energiebehoefte hiervoor gehaald kan worden uit het proces en/of de warmte uit de stallen, is vergassen geheel CO2‐ neutraal. Er zijn ook systemen die zonne‐energie absorberen. Het beste zou dan zijn dat gehele zonnedaken, gevels en erf verharding met zonnecellen worden gedekt. De systemen zijn met speciale materialen die geschikt zijn om veel energie te absorberen en/of door te laten gemaakt. De speciale materialen vereisen een minimale energie voor fabricage, ten opzichte van de huidige bouwmaterialen. De 3e maatregel in de Trias Energetica is om eindige energiebronnen zo efficiënt te gebruiken. Het gaat er om dat energiebronnen die leeg kunnen raken, het best mogelijk moeten worden benut. Een warmtepomp is vooral goed toepasbaar in stallen met vloerverwarming. Het nadeel is dat de warmtepomp veel elektrische energie verbruikt. Wel is er uiteindelijk een reductie van
3 2 1 0 1 Ondervraagden
Én, zijn we eraan toe? Kortom, Europa is wel toe aan CO2 neutraal geproduceerd vlees nu we weten dat het probleem toch wel groot is. Wanneer het vlees CO2 neutraal geproduceerd wordt zijn we bereid EUR 1.88 extra voor ons vlees te betalen. Of dit genoeg is zou moeten worden uitgezocht in een vervolg onderzoek. CO2 neutraal vlees kan je krijgen door middel van de Trias Energetica, hierin staan drie belangrijke maatregelen; het beperken van de energie vraag, het gebruik duurzame energiebronnen en het efficiënt gebruiken van eindige energiebronnen. In de bijlage vindt u een uitgebreider verslag van ons onderzoek en de e bronnen die we gebruikt hebben.
9
BRONNENLIJST. a Auteur Onbekend, ( september 2011), Ammoniak. Geraadpleegd op: 28 mei 2011 http://nl.wikipedia.org/wiki/Ammoniak b Auteur Onbekend, (september 2011), Methaan. Geraadpleegd op: 28 mei 2011 http://nl.wikipedia.org/wiki/Methaan cc De natuur‐ en milieufederaties, ( Z.D), CO2 besparen in energie intensieve industrie goed mogelijk. Geraadpleegd op: 28 mei 2011 http://www.natuurenmilieufederaties.nl/DeProvinci aleMilieufederaties/Hoofdmenu/Blog/CO2_bes paren_in_energie_intensieve_industrie_goed_ mogelijk.aspx dd Auteur Onbekend, (september 2011), Lachgas. Geraadpleegd op: 28 mei 2011 http://nl.wikipedia.org/wiki/Lachgas e Buringh, Eltjo & Opperhuizen, Antoon (2002). On health risks of ambient PM in the Netherlands, RIVM, Bilthoven. f Rijksoverheid,(Z.D), productiedieren. Geraadpleegd op: 23 april 2011 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/dieren/d ierenwelzijn/productiedieren g
De overheid, (23 september 2011), houdende vaststelling van de Gezondheids‐ en welzijnswet voor dieren. Geraadpleegd op: 23 april 2011 http://wetten.overheid.nl/BWBR0005662/geldighei dsdatum_23‐09‐2010 h
Bleker H. (27 april 2011), Dierenwelzijn. Geraadpleegd op: 30 april 2011 http://ikregeer.nl/documenten/kst‐28286‐502 i Rijksoverheid, (Z.D), Dierenwelzijn en de Overheid. Geraadpleegd op: 30 april 2011. http://www.rijksoverheid.nl/documenten‐en‐ publicaties/vragen‐en‐antwoorden/wat‐is‐ dierenwelzijn‐en‐wat‐doet‐de‐overheid‐ hieraan.html j Ouwehand E.,(18 februari 2011), Weblog Esther Ouwehand. Geraadpleegd op: 30 april 2011 http://www.partijvoordedieren.nl/recent/weblogs/i /estherouwehand/2186 k Šebek L., Kuikman P, Vriesekoop P,Wageningen Universiteit,( april 2011), Klimaat en
veehouderij, Meat the Truth. Geraadpleegd op: 28 mei 2011. http://www.ngpf.nl/downloads/meatthetruth.pdf l Wageningen UR Livestock Research. (z.j.).Geraadpleegd op 8 mei 2011 http://www.duurzameveehouderij.wur.nl/NL/projec ten/krachtvankoeien/analyse/ m J.M.R. Cornelissen, W.W. Ursinus, F. Schepers, P.W.G. Groot Koerkamp, I.D.E. van Dixhoorn. (2009). Brief of requirements of the dairy cow. Kracht van koeien/ cow power. Geraadpleegd op 30 april 2011 http://edepot.wur.nl/13541 n Dr. Bram Bos, Drs. Jessica Cornelissen. (2008). Programma van Eisen van de ondernemer in de melkveehouderij. Kracht van Koeien. Geraadpleegd op 30 april 2011 http://edepot.wur.nl/2870 o Dr. Bram Bos, Ir. Onno van Eijk. (2009). Programma van Eisen van de burger / consument met betrekking tot de melkveehouderij. Kracht van Koeien. Geraadpleegd op 6 juni 2011 http://edepot.wur.nl/7143 q Auteur Onbekend, (25 januari 2011), CO2 in hoge concentratie inademen is dodelijk. Geraadpleegd op: 6 juni 2011 http://www.tikoweb.com/index.php?option=com_c ontent&view=article&id=107:co2‐in‐hoge‐ concentratie‐inademen‐is‐dodelijk r orthopedagogie, (12 december 2006), Het broeikaseffect. Geraadpleegd op: 4 juli 2011 http://dier‐en‐natuur.infonu.nl/milieu/920‐het‐ broeikaseffect.html s Ellen H., Kasper G.J., (april 2008), CO2 Neutrale stallen. Geraadpleegd op: 4 juli 2011 http://www.wur.nl/NR/rdonlyres/0F81CF69‐F12A‐ 4E9E‐A40D‐DCF6E5AA4599/69364/128.pdf
10