Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 overijssel.nl
[email protected]
Rijkswaterstaat Programmadirectie Ruimte voor de Rivier RWS Grote Projecten en Onderhoud de heer H.L. Broens Postbus 9070 6800 ED ARNHEM
KvK 51048329 IBAN NL45RABO0397341121
Inlichtingen bij Ria van Leeuwen tel 038 499 76 94 fax 038 425 75 00
[email protected]
Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; wijziging vergunning
Datum
13.02.2015 Kenmerk
2015/0038134 Pagina
1 Uw brief
Geachte heer Broens, Aannemer Isaladelta heeft namens u een verzoek tot aanpassing van uw vergunning1 op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) bij ons ingediend. Deze hebben wij op 11 november 20142 ontvangen. De wijziging heeft betrekking op de uitvoeringsperiode van de werkzaamheden ter plaatse van Scherenwelle, zoals vastgelegd in de voorschriften 10, 11 en 15. In deze brief geven wij onze beslissing weer.
Uw kenmerk
Besluit Zaaknummer Z-HZ_NB-2014007907 2930250
Wij honoreren de gevraagde wijziging van de voorschriften 10, 11 en 15 van uw vergunning3. De wijziging heeft uitsluitend betrekking op de uitvoering in Scherenwelle en omvat de volgende werkzaamheden in het deelgebied Scherenwelle: Vergroten openheid en contrast door het verwijderen van struiken en ondergroei Aanleggen natuurvriendelijke oevers Herstellen van de noordelijke geul, volgens de uitgangspunten voor de geldende vergunning op basis van de Nbwet. De motivering voor het toestaan van de wijziging van de uitvoeringsperiode is in bijlage 1 weergegeven. De tekening ‘Scherenwelle, situatie vergunningen’ van 3 november 2014 met kenmerk IJD-000.211 (revisie 1.0) maakt onderdeel uit van dit wijzigingsbesluit. Dit wijzigingsbesluit is geldig voor de periode vanaf 1 februari tot 15 december 2015.
Bijlagen
Datum verzending
1
Ons kenmerk 2013/0416034
2
EDO-kenmerk 2014/0314296
3
Op basis van art. 16 en art. 19d;
Natuurbeschermingswet 1998; wijziging vergunning
Ten behoeve van de uitvoering van de werkzaamheden in Scherenwelle worden voorschrift 10, 11 en 15 als volgt gewijzigd: 10. Het is verboden om de werkzaamheden ten behoeve van de natuurvriendelijke oevers en het herstellen van de geul binnen de broedperiode van de kwalificerende vogelsoorten uit te voeren. Onder de voorwaarde dat het werkverkeer uitsluitend gebruik maakt van de aangegeven werkverkeerroutes op de tekening behorende bij dit besluit is een uitloop van de werkzaamheden in de vogelbroedperiode (vanaf april tot september) toegestaan. 11. De werkzaamheden aan de geul in Scherenwelle worden uitgevoerd na de winterrustperiode voor vissen (na 1 maart, afhankelijk van de weersomstandigheden). Voor zover werkzaamheden in de geul moeten worden uitgevoerd, moet voorschrift 15 in acht worden genomen.
Datum
13.02.2015 Kenmerk
15. Het invangen van kleine modderkruipers vindt plaats in de periode vanaf 15 maart tot en met 15 april. Het invangen van kleine modderkruipers mag alleen worden uitgevoerd als het water ijsvrij is en de luchttemperatuur lager is dan 25 graden Celsius. Ingevangen exemplaren worden in dezelfde uiterwaard in watergangen met geschikt leefgebied uitgezet.
2015/0038134 Pagina
Aanvullend op bovenstaande, gewijzigde voorschriften voegen we een voorschrift toe:
2 Uw brief
10a De werkzaamheden aan de begroeiing met bomen en struiken langs de IJssel (zie tekening) worden voor 1 april 2015 uitgevoerd.
Uw kenmerk
Zaaknummer
De overige voorschriften in de onderliggende Nbwetvergunning (kenmerk 2013/0416034) blijven onverminderd van kracht.
Z-HZ_NB-2014007907 2930250
Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze beslissing, dan kunt u bellen met Ria van Leeuwen op telefoonnummer 038 499 76 94. Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente Kampen en het ministerie van Economische Zaken. Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel,
Lars Wuijster, teamleider Vergunningverlening
Bijlagen: Bijlage 1
Overwegingen bij het besluit
Bijlage 2
Gebiedsbeschrijving met instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ´Rijntakken’
Natuurbeschermingswet 1998; wijziging vergunning
Coördinatieprocedure en zienswijzen Gezamenlijke voorbereiding van besluiten Het project Zomerbedverlaging Beneden-IJssel maakt onderdeel uit van het landelijke programma Ruimte voor de Rivier. Op de voorbereiding en bekendmaking van besluiten ten behoeve van dit project is de Rijkscoördinatieregeling van toepassing. Door deze coördinatie volgen alle besluiten de uitgebreide procedure. Dat houdt in dat er eerst ontwerpbesluiten worden afgegeven. Tegen deze ontwerpbesluiten was de mogelijkheid voor een ieder om een zienswijze in te dienen. Deze ontwerpbesluiten worden vervolgens omgezet in een definitief besluit, rekening houdend met de ingebrachte zienswijzen. De mogelijkheden om tegen het definitieve besluit beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn beperkt (zie volgende alinea).
Datum
13.02.2015 Kenmerk
2015/0038134
Hoe kunt u beroep instellen? Belanghebbenden die hun zienswijze op het ontwerpbesluit tijdig naar voren hebben gebracht en belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen zienswijze naar voren hebben gebracht, kunnen van donderdag 19 februari 2015 tot en met woensdag 1 april 2015 beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State door het indienen van een beroepschrift.
Pagina
3 Uw brief
Uw kenmerk
Het a) b) c) d)
ondertekende beroepschrift dient ten minste te bevatten: uw naam en adres; de dagtekening; een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; de redenen waarom u zich niet met het besluit kunt verenigen.
Zaaknummer Z-HZ_NB-2014007907 2930250
Stuur uw beroepschrift en zo mogelijk een afschrift van het besluit, waartegen uw beroep is gericht, onder vermelding van de naam van het besluit naar: Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019, 2500 EA Den Haag De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beslist in enige instantie over ingestelde beroepen. Crisis- en herstelwet van toepassing Op het besluit is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing. Dit heeft onder meer tot gevolg dat de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen, een beroep niet ontvankelijk wordt verklaard indien binnen de beroepstermijn geen beroepsgronden zijn ingediend en de beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. Dit betekent onder andere dat het indienen van een zogenaamd “pro forma” beroepschrift niet mogelijk is. Geef in het beroepschrift aan dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.
Natuurbeschermingswet 1998; wijziging vergunning
Hoe kunt u de werking van het besluit laten schorsen? Het instellen van beroep schorst de werking van een besluit niet. Indien beroep is ingesteld, kan een verzoek worden gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening, bijvoorbeeld inhoudende een schorsing van het besluit. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Bij het verzoek moet een afschrift van het beroepschrift worden overgelegd. Voor het indienen van een beroepschrift of een verzoekschrift om een voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd.
Datum
13.02.2015 Kenmerk
2015/0038134 Pagina
4 Uw brief
Uw kenmerk
Zaaknummer Z-HZ_NB-2014007907 2930250
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 1 - overwegingen
Overwegingen bij het besluit
Bijlage 1
Dit wijzigingsbesluit bestaat uit het besluit en de overwegingen. In deze bijlage zijn de overwegingen opgenomen. Het besluit en de overwegingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De overwegingen zijn als volgt opgebouwd:
Datum
13.02.2015 Kenmerk
2015/0038134 Pagina
5 Uw brief
Uw kenmerk
Zaaknummer Z-HZ_NB-2014007907
2930250
A
WEERGAVE VAN DE FEITEN
A1
Vergunningaanvraag
A1.1 A1.2 A1.3 A1.4 A1.5 A1.6
Projectomschrijving Doel project Periode Relevante ecologische onderzoeken Aanvullende gegevens Aanvraag en Natura 2000
A2
Bevoegdheid
A3
Procedure
A3.1 Betrokkenheid andere provincie bij Natura 2000-gebied B
TOETSING
B1
Inhoudelijke beoordeling
B1.1 effecten aanpassen werkperiode B2
Zienswijzen
B2.1 Bespreking van ingediende zienswijzen C
SLOTCONCLUSIE
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 1 - overwegingen
Datum
13.02.2015 Kenmerk
2015/0038134 Pagina
6 Uw brief
Uw kenmerk
Zaaknummer Z-HZ_NB-2014007907
2930250
A
WEERGAVE VAN DE FEITEN
A1
Verzoek tot wijzigingen vergunning
A1.1
Omschrijving wijziging
Inleiding In de Planologische Kernbeslissing (PKB) ‘Ruimte voor de Rivier’ is een samenhangend pakket aan maatregelen vastgelegd, om eind 2015 te voldoen aan het vereiste veiligheidsniveau in het rivierengebied rond de Rijntakken. Alle maatregelen samen moeten de veiligheid waarborgen tegen hoogwater voor de bewoners binnendijks. Daarnaast moeten de maatregelen bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het project Zomerbedverlaging Beneden-IJssel is één van de projecten waarin de maatregelen worden uitgevoerd. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden in onder andere de Scherenwelle is eind 2013 een vergunning verleend in het kader van de Nb-wet door provincie Overijssel en het ministerie van EZ. In de afgegeven vergunningen zijn maatregelen voorgeschreven in de vorm van voorschriften. De voorschriften leggen de maatregelen, die de aanvrager zelf heeft aangegeven, vast, zodat voor iedereen duidelijk is wat de afspraken zijn. De uitvoering van de maatregelen voorkomen dat er één of meerdere doelstellingen voor het Natura 2000-gebied worden aangetast. Beschrijving knelpunten De periode die nodig is om de werkzaamheden uit te voeren in de Scherenwelle bedraagt ongeveer 9 weken. Doordat er nog enkele vergunningen moeten worden verleend kan pas begin februari 2015 gestart worden met de uitvoering. De voorschriften in de Nbwetvergunningen schrijven voor dat er in de periode vanaf april tot november geen werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. Voor de praktische uitvoering van de werkzaamheden blijkt, dat er hierdoor een te kleine aaneengesloten werkperiode over blijft. Volledige uitvoering lukt niet vóór april. En als alle werkzaamheden in het najaar worden uitgevoerd is het niet mogelijk om de opleveringsdatum van 15 december te halen. Daarnaast wil Isala Delta de werkzaamheden voor de start van het groeiseizoen al afgerond hebben. Hierdoor krijgen de aangetaste terreindelen de gelegenheid om begroeid te raken vóór het winterseizoen. Gewenste aanpassingen Om de gewenste begroeiing voor het nieuwe winterseizoen van 2015-1016 te realiseren wordt voorgesteld om de voorschriften op de volgende manier aan te passen: I. Getracht wordt de werkzaamheden voor het broedseizoen van gekwalificeerde soorten (april (ijsvogel)/ mei (porseleinhoen) / juni (kwartelkoning)) af te ronden, maar indien noodzakelijk wordt er doorgewerkt tot in het broedseizoen van gekwalificeerde soorten waarbij rekening gehouden worden met de huidige verstoringsafstanden van de betreffende vogelsoorten; II. Getracht wordt de werkzaamheden voor het kwetsbare seizoen (april) af te ronden. Er wordt doorgewerkt in het kwetsbare voortplantingsseizoen van vissen, maar voorafgaand aan de werkzaamheden in watergangen worden de aanwezige vissen weggevangen en verplaatst.
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 1 - overwegingen
Door deze aanpassing is het mogelijk om ook in de kwetsbare periode door te werken. Tegelijkertijd worden negatieve effecten op kwalificerende natuurwaarden tot een minimum beperkt. Door de werkzaamheden in de eerste helft van het jaar af te ronden wordt de opleveringsdatum gehaald. A1.2 Periode De wijziging van de vergunning ten behoeve van de werkzaamheden in Scherenwelle vergunning wordt aangevraagd voor de periode 1 februari tot 15 december 2015. A1.3 Relevante ecologische onderzoeken Voor de beoordeling van de aanvraag is het volgende ecologisch onderzoek toegezonden: Broier, H., 2014. Verslechterings- en verstoringstoets werkzaamheden Scherenwelle. Versie 2.0, Isaladelta, Rotterdam A1.4 Aanvullende gegevens Op 4 december 2014 zijn aanvullende gegevens gevraagd. Deze gegevens zijn op 12 december 20144 ontvangen. A1.6 De aanvraag en het Natura 2000-gebied Uw project of handeling vindt plaats in het Natura 2000-gebied ‘Rijntakken’. Bij de beoordeling van de aanvraag zijn de doelstellingen in de aanwijzingsbesluiten van deze gebieden van belang . In bijlage 2 zijn de instandhoudingsdoelen per gebied weergegeven.
A2
Bevoegdheid
In de Nbwet5 is aangegeven dat in bijzondere gevallen de minister van Economische Zaken (verder EZ) bevoegd is om vergunning te verlenen. Dit is in het besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 nader uitgewerkt. In overeenstemming met art. 2, onder e, in dit besluit is de minister bevoegd gezag voor het verlenen van vergunningen voor het treffen van maatregelen en voorzieningen die nodig zijn met het oog op de ontwikkeling, werking en bescherming van de hoofdwateren in de zin van het Waterbesluit. Voor de werkzaamheden in Scherenwelle hangen de activiteiten, genoemd in het ecologisch rapport onder het kopje ‘behoud en versterking natuurwaarden’, samen met de activiteiten waarvoor de minister eerder een Nbwetvergunning heeft verleend. Voor de beoordeling van die werkzaamheden zijn wij niet bevoegd. De werkzaamheden, die te maken hebben met het realiseren van de KRW-doelen en verbetering van de beleving van het gebied (zie onder A1.1) vallen onder de bevoegdheid van gedeputeerde staten. Het Natura 2000-gebied ‘Rijntakken’ ligt deels op ons grondgebied en deels op het grondgebied van de provincie Gelderland. De werkzaamheden in Scherenwelle worden volledig op het grondgebied van provincie Overijssel uitgevoerd. De effecten daarvan hebben alleen betrekking op ons grondgebied. Op basis daarvan zijn wij voor de betreffende werkzaamheden bevoegd om te beslissen op het wijzigingsverzoek van de vergunning6.
4
EDO-kenmerk: 2014/0350290
5
Art. 16, lid 6 en art. 19d, lid 5
6
Art. 2a Nbwet
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 1 - overwegingen
A3
Procedure
Rijkscoördinatieregeling van toepassing De voorbereiding en bekendmaking van de (ontwerp) besluiten ter uitvoering van de werkzaamheden voor de Zomerbedverlaging Beneden-IJssel ter plaatse van Scherenwelle worden gecoördineerd. Deze coördinatie vindt plaats op basis van het besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 26 april 2011 tot toepassing van de rijkscoördinatieregeling (Staatscourant 2011, nr. 7723, op grond van artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening [verder Wro]). Deze rijkscoördinatie heeft betrekking op besluiten op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ontgrondingenwet. De coördinatie heeft tot gevolg dat op deze besluiten de procedure op basis van artikel 3.35, lid 4, Wro van toepassing is. Dat betekent voor de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is. Dat houdt in dat er eerst een ontwerp-besluit zes weken ter inzage wordt gelegd. Op dit besluit kan een ieder een zienswijze op indienen. Als daar aanleiding toe is wordt op basis van de zienswijzen het ontwerp-besluit aangepast tot een definitief besluit. Dit definitieve besluit wordt eveneens zes weken ter inzage gelegd. Als tegen het definitieve besluit geen beroep wordt ingesteld is het besluit onherroepelijk. A3.2 Betrokkenheid andere provincie Het Natura 2000-gebied ‘Rijntakken’ ligt deels op ons grondgebied en deels op het grondgebied van de provincie Gelderland. De uitvoering van de werkzaamheden ter plaatse van Scherenwelle heeft geen effect op die delen van dit Natura 2000-gebied dat op het grondgebied van de provincie Gelderland ligt. Overeenstemming met provincie Gelderland is niet nodig.
B
TOETSING
B1
Inhoudelijke beoordeling
B1.1 Effecten aanpassen werkperiode Bij de afgifte van de Nbwetvergunning in 2013 is het project Zomerbedverlaging BenedenIJssel getoetst aan het ontwerpbesluit ‘Uiterwaarden IJssel’. In 2014 is het gebied definitief aangewezen en vormen de uiterwaarden van de IJssel een onderdeel van het Natura 2000gebied ‘Rijntakken’. Het aanwijzingsbesluit vormt één van de toetsingskaders bij vergunningverlening. De voorgestelde wijzigingen van drie voorschriften zijn daarom getoetst aan de effecten op de instandhoudingsdoelen van de kwalificerende vogelsoorten, habitatsoorten en habitattypen van het Natura 2000-gebied ‘Rijntakken‘. De betreffende instandhoudingsdoelen zijn weergegeven in bijlage 2. In afwijking van de huidige vergunning worden de werkzaamheden in het voorjaar van 2015 gestart. Het is niet uit te sluiten dat een deel van de werkzaamheden tot in het vogelbroedseizoen doorlopen. Er is een verruiming van de werkperiode nodig tot in het broedseizoen van de kwalificerende vogelsoorten (voorschrift 10) en de kwetsbare periode voor de vissoorten (voorschrift 11 en 15).
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 1 - overwegingen
In het meegezonden ecologische rapport en de aanvulling daarop wordt per soort nader uitgewerkt of wijziging van de werkperiode leidt tot mogelijk significant negatieve effecten op de soorten. Broedvogels Van de kwalificerende broedvogelsoorten is voor een beperkt aantal in Scherenwelle leefgebied aanwezig. Voor de werkzaamheden aan de geul en de natuurvriendelijke oevers zijn voor enkele soorten effecten op voorhand niet uit te sluiten. In de navolgende tekst wordt dit voor de betreffende soorten beschreven. Kwartelkoning De kwartelkoning broedt niet op de locaties waar ingrepen uitgevoerd worden. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden is geen sprake van directe aantasting van het leefgebied van kwartelkoningen. Ter plaatse van het grasland worden geen werkzaamheden uitgevoerd. Als de werkzaamheden niet afgerond zijn voor eind mei en daarmee doorlopen tot in juni/juli is er wel sprake van verstoring van het leefgebied van de kwartelkoning. Het gaat daarbij om optische verstoring en verstoring door geluid. Het ecologisch rapport refereert aan de beperkte beschikbare kennis in rapporten die nader ingaan op de verstoringsgevoeligheid van de Kwartelkoning. Er zijn weinig gegevens over de gevoeligheid van deze soort voor optische verstoring en verstoring door geluid. Op basis van de beperkte gegevens wordt uitgegaan van een verstoringszone van 100 m. Om inzichtelijk te maken tot waar de verstoring van de werkzaamheden in het leefgebied van de kwartelkoning plaatsvindt, is een verstoringszone van 100 meter vanaf de grens van het werkgebied aangehouden. Deze zone is op tekening weergegeven. op basis van de verstoringsafstand is berekend hoeveel ha onverstoord leefgebied beschikbaar blijft. In totaal blijft er gedurende de uitvoering van de werkzaamheden circa 16 ha onverstoord leefgebied beschikbaar. Dit is voldoende voor minimaal één broedpaar. Het is echter niet uit te sluiten dat zich er mee broedparen vestigen. Het doorwerken in het broedseizoen leidt tot verstoring van een deel van leefgebied van de Kwartelkoning. Deze verstoring leidt echter niet tot het volledig ongeschikt worden van de Scherenwelle voor de kwartelkoning. Hierdoor is geen sprake van significante aantasting van de instandhoudingsdoelstelling van de kwartelkoning. Porseleinhoen Deze soort is in deze uiterwaard nog nooit broedend aangetroffen. Er is op dit moment onvoldoende leefgebied aanwezig. De aanwezigheid wordt echter niet volledig uitgesloten in het rapport. De potentiële leefgebieden van de soort (rietmoeras) betreffen delen waar werkzaamheden uitgevoerd worden. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden is mogelijk sprake van directe aantasting van nestlocaties van het porseleinhoen. Als de werkzaamheden niet afgerond zijn voor mei en daarmee doorlopen tot in mei/juni is er sprake van directe verstoring en aantasting van het leefgebied van het porseleinhoen. Als de werkzaamheden direct voor het broedseizoen afgerond zijn, dan is een deel van het potentiële leefgebied van het porseleinhoen grotendeels kaal door de werkzaamheden die plaatsvinden. Daarmee wijkt de fysieke situatie van het leefgebied van het porseleinhoen in de situatie van het afronden van de werkzaamheden voor het broedseizoen niet af van de situatie als er beperkt door wordt gewerkt in het broedseizoen. Er is dan alleen sprake van verstoring van het leefgebied door aanwezigheid materieel en mensen (optische verstoring en verstoring door geluid). Om verstoring te voorkomen is het noodzakelijk de werkzaamheden af te stemmen op de aanwezigheid van het porseleinhoen.
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 1 - overwegingen
Afstemmen van de werkzaamheden gebeurt als de soort daadwerkelijk aangetroffen wordt. In het voorjaar (mei) van 2015 wordt door een ter zake kundige geïnventariseerd of het porseleinhoen in de Scherenwelle broedt. Als blijkt dat het porseleinhoen in het gebied broedt; dan worden de werkzaamheden op die locatie stilgelegd totdat de jongen uitgevlogen zijn Hierbij wordt een verstoringszone van 100 meter rondom de locatie van een roepend exemplaar aangehouden. In het ecologisch rapport is opgenomen dat de werkrichting van de werkzaamheden direct wordt aangepast als een roepend exemplaar van het porseleinhoen wordt aangetroffen. De werkzaamheden worden dan naar het zuidelijk deel van de Scherenwelle verplaatst. Dit gedeelte van de uiterwaard is ongeschikt als leefgebied voor het porseleinhoen. Op deze locatie is een alternatieve locatie voor het aan en afmeren van materiaal geprojecteerd, zodat er ook geen werkverkeer door het leefgebied van het porseleinhoen heen rijdt. Als het porseleinhoen niet broedend wordt aangetroffen worden de werkzaamheden conform vooraf opgestelde planning en werkrichting uitgevoerd. Zwarte stern De Zwarte stern broedt niet op de locaties waar ingrepen uitgevoerd worden. Bij het uitvoeren van de werkzaamheden is geen sprake van directe aantasting van nestlocaties van zwarte sterns. Als de werkzaamheden niet afgerond zijn voor mei en daarmee doorlopen tot in mei/juni is er sprake van verstoring van het leefgebied van de zwarte stern. Op basis van geraadpleegde literatuur wordt in het ecologisch rapport aangegeven dat de gemiddelde verstoringsafstand voor broedende sterns 200 m is. Dit is gebaseerd op waargenomen gedrag bij maaiactiviteiten op aangrenzende percelen, bij loslopende honden en kanoërs die door de kolonie voeren. De meeste effecten treden op in de vestigings- en kuikenfase. Dat betreft de periode vanaf eind april tot medio juli. In de huidige situatie liggen de nestvlotten van de zwarte stern verborgen. Vanaf de bestaande wandelpaden zijn de nestvlotten niet zichtbaar. Dit komt doordat de oevers van de hank relatief dicht begroeid zijn met hoge oevervegetaties en wilgenopslag. Dit betekent dat optische verstoring (door aanwezigheid materieel) een beperkt effect heeft op broedende zwarte sterns. Op tekening is de verstoringsafstand van 200 m ingetekend. Hieruit blijkt dat de werkzaamheden voor een klein deel deze verstoringszone overlappen. Het overlappen van deze verstoringszone betekent echter niet dat de nestlocaties volledig verstoord worden en daarmee ongeschikt worden. De werkzaamheden op deze locatie vinden niet de volle 9 weken plaats, maar mogelijk enkele dagen. Als de werkzaamheden doorlopen tot eind april is er sprake van verstoring van het leefgebied door geluid. Deze verstoring leidt echter niet tot het volledig ongeschikt worden van de Scherenwelle voor de zwarte stern. De nestlocaties blijven gehandhaafd en relatief onverstoord zodat de soort hier nog kan broeden. Hierdoor is geen sprake van significante aantasting van de instandhoudingsdoelstelling voor de zwarte stern. IJsvogel Het uitvoeren van de werkzaamheden in het broedseizoen van de ijsvogels leidt tot mogelijk verstoring van het leefgebied van de soort. Broedend is de soort niet aangetroffen, maar er zijn wel geschikte broedlocaties voor de soort aanwezig in de vorm van boomkluiten van omgevallen bomen. Bij uitvoering van de werkzaamheden doorlopend tot in het broedseizoen is er sprake van een toename in verstoring. Een beperkte toename in verstoring in het begin van het broedseizoen leidt niet tot het geheel ongeschikt worden van het leefgebied.
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 1 - overwegingen
Blauwborst In Scherenwelle is leefgebied aanwezig voor de Blauwborst. Deze soort is jaarlijks met enkele broedparen aanwezig in deze uiterwaard. De werkzaamheden in het rondom het leefgebied van de blauwborst (rietmoeras) leiden tot tijdelijke aantasting van het leefgebied. Bij uitvoering van de werkzaamheden in de broedperiode treedt optische verstoring op. De doelstelling voor de Blauwborst voor de Rijntakken wordt al gehaald. De landelijke staat van instandhouding is positief. Hoewel de werkzaamheden een tijdelijke verstoring van het leefgebied van de blauwborst in de Scherenwelle tot gevolg heeft leidt dit niet tot een significante aantasting van de instandhoudingsdoelstelling van deze soort. Het behalen van de instandhoudingsdoelstelling komt niet in gevaar. Voorstel optionele voorwaarden Enkele voorwaarden die naar voren komen om een onverstoord leefgebied voor de aangewezen vogelsoorten te garanderen zijn: 1. De werkzaamheden aan het bosgebied langs de IJssel - waarin struiken en ondergroei verwijderd worden - worden uitgevoerd buiten het broedseizoen en het seizoen waarin de kwartelkoning en zwarte stern in Nederland zijn; 2. Alle werkwegen worden langs de randen van de werklocatie geprojecteerd, waarbij de weg / wandelpad door de Scherenwelle niet gebruikt wordt als werkweg. 3. Optie: Door de Scherenwelle lopen bestaande wandelpaden die al een verstorend effect hebben op aanwezige kwartelkoningen en overige vogelsoorten. Deze wandelpaden lopen zowel aan de rand van het gebied als dwars door de Scherenwelle heen (zie afbeelding 8). Om meer onverstoorde gebieden te creëren voor aanwezige broedvogels en om de veiligheid voor recreanten garanderen tijdens de werkzaamheden is het raadzaam om de bestaande wandelpaden - langs de IJssel - in de Scherenwelle tijdelijk af te sluiten in de periode van mei tot aan de afronding van de werkzaamheden. Door het nemen van de boven genoemde maatregelen is er geen sprake van significante aantasting van instandhoudingsdoelstellingen van het leefgebied van aangewezen broedvogels. Ons oordeel met betrekking tot de broedvogels In de verslechterings- en verstoringstoets worden effecten voor broedvogels verkend voor de situatie dat de werkzaamheden doorlopen in het vogelbroedseizoen. Voor alle soorten geldt dat er geen sprake is van afname van leefgebied. Er is voor enkele soorten wel sprake van een tijdelijke verslechtering van het leefgebied door optische verstoring en/of geluid. Voor de Kwartelkoning kan er een zone van circa 100 m verstoord worden door optische verstoring door de aanwezigheid van mensen en materieel aan de rand van het leefgebied. Verstoring door geluid is niet aan de orde, aangezien de werkzaamheden overdag plaats vinden. De Kwartelkoning roept in de schemering en de nacht. Door deze scheiding van activiteiten in de tijd is er geen sprake van een verstoring van de communicatie van de kwartelkoning met soortgenoten. Als er wordt uitgegaan van de worst case-situatie, dat daadwerkelijk een zone van 100 m van het leefgebied wordt verstoord door de aanwezigheid van mensen en materieel, blijft er nog circa 17 ha onverstoord leefgebied over. Daarbij is wel de voorwaarde dat de werkzaamheden langs de oever van de IJssel (zie maatregelenkaart) voor half april zijn afgerond. In Scherenwelle komt de kwartelkoning zeer regelmatig tot broeden. De vogels hebben een voorkeur voor grote aaneengesloten gebieden met geschikt grasland (20 – 30 ha). Afhankelijk van de kwaliteit van het leefgebied is minimaal 5 ha bloemrijk grasland nodig voor één
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 1 - overwegingen
broedpaar van deze vogelsoort. Het is gebleken dat roepende mannetjes elkaar aantrekken, waardoor er sprake is van clustervorming. Deze clustervorming blijkt een belangrijk onderdeel te zijn van de broedstrategie. De ervaring van deskundigen (o.a. K. Koffijberg) op het gebied van de kwartelkoning is dat deze vogelsoort niet erg gevoelig is voor verstoring door wandelaars, zolang deze zich over vaste paden verplaatsen. Ze zijn zeer verstoringsgevoelig voor loslopende honden. We kunnen ons vinden dat de conclusie uit het ecologische rapport dat er geen sprake is van een significant negatief effect op het leefgebied van de kwartelkoning. De kennis over de gevoeligheid van de kwartelkoning voor verstoring is beperkt. In het rapport wordt uitgegaan van een verstoorde zone van 100m langs de randen van het leefgebied. Dit moet gezien worden als een worst case-benadering. Als het leefgebied zelf intact blijft kan deze soort zich in het hele gebied ophouden. Het werkverkeer beweegt zich uitsluitend over de werkweg en niet door het leefgebied van de kwartelkoning. Bovendien overlappen de werkzaamheden hooguit enkele weken de broedperiode van de kwartelkoning. Op basis van de overwegingen, in combinatie met de beperking dat het werkverkeer zich niet door het leefgebied van de kwartelkoning verplaatst, achten we de verstoring van het leefgebied beperkt. Er is geen sprake van een significante verstoring. De gevraagde aanpassing van de werkperiode in Scherenwelle kunnen we onder voorwaarden toestaan. Aanvullend aan de gevraagde wijziging van voorschrift 10 (werkperiode) nemen we een extra voorschrift op waarin we vastleggen dat de werkzaamheden langs de oever van de IJssel voor half april moeten zijn uitgevoerd. Met betrekking tot het Porseleinhoen merken we op dat er volgens het ecologisch rapport binnen Scherenwelle op dit moment geen geschikt leefgebied van voldoende omvang voor deze soort aanwezig is. Dit komt overeen met gegevens van onder andere waarnemingen7 in de afgelopen jaren. Er worden wel maatregelen genoemd, maar daarbij lijkt de ecoloog op twee gedachten te hinken. Enerzijds wordt er een zone rondom een roepende vogel aangegeven. Anderzijds wordt aangegeven dat de werkrichting veranderd als er een roepende vogel wordt aangetroffen. Ons inziens zijn geen extra maatregelen nodig, omdat er op dit moment geen geschikt leefgebied aanwezig is. Na uitvoering van de werkzaamheden ontstaat er mogelijk tijdelijk wel leefgebied dat voor de Porseleinhoen geschikt is. Op dat moment zijn de werkzaamheden echter al afgerond. Een aanpassing van voorschriften met betrekking tot het Porseleinhoen is ons inziens niet nodig. Voor de Zwarte stern en de IJsvogel zijn wij van mening dat er geen sprake is van een significante verstoring. Het leefgebied blijft behouden. De nestlocatie van de Zwarte stern wordt door de aanwezige begroeiing aan het zicht onttrokken. De werkzaamheden worden niet binnen zichtafstand van broedende vogels uitgevoerd. Hierdoor zal er geen sprake zijn van optische verstoring. De Zwarte stern is volgens de effectindicator van de Rijksoverheid niet gevoelig voor geluidverstoring. Maatregelen ten behoeve van deze soorten zijn dan niet nodig. De maatregel om de nestvlotjes te verleggen, zoals weergegeven op de tekening bij het verzoek tot wijziging, is onnodig. We verwachten dat dit meer verstoring oplevert dan de werkzaamheden op zich. Deze maatregel wordt niet uitgevoerd. Voor de Blauwborst geldt dat het leefgebied, door de uitvoering van alle maatregelen in Scherenwelle, tijdelijk ongeschikt is. Deze soort is gebaat bij gevarieerde moerassen met open
7
www.waarneming.nl
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 1 - overwegingen
delen, struwelen en loofbomen. Met name de geleidelijke overgangen van rietmoeras naar moerasbos zijn voor hen van belang. Deze overgangen zijn op dit moment aanwezig. Na uitvoering van alle maatregelen wordt het moerasdeel terug geplaatst naar een betrekkelijke kale uitgangssituatie. De landelijke staat van instandhouding van deze soort is gunstig. Scherenwelle vormt slechts een onderdeel van het gehele Natura 2000-gebied Rijntakken. De doelstelling wordt ruim gehaald. We kunnen ons vinden in de conclusie dat het tijdelijk ongeschikt zijn van Scherenwelle voor deze soort niet leidt tot het niet behalen van de doelstelling. Aanvullende maatregelen zijn voor deze soort niet nodig. Na uitvoering van de maatregelen ontwikkeld zich opnieuw geschikt leefgebied. Kleine modderkruiper en Bittervoorn De werkzaamheden aan watergangen leiden tot (tijdelijk) aantasting van het leefgebied van de bittervoorn en kleine modderkruiper. Werkzaamheden die doorlopen tot na half april leiden tot verstoring van het leefgebied. Daarnaast kunnen individuen worden verwond en kan het broedsel van bittervoorn en kleine modderkuiper worden vernietigd. Volgens het ecologisch rapport kan dit leiden tot een mogelijke dip in de lokale populatie. In afwijking van de verleende vergunning (voorschrift 11 en 15) vindt de uitvoering van de werkzaamheden aan de geul plaats voor half april. Als de werkzaamheden aan de geul niet ‘in den droge’ kunnen worden uitgevoerd en/of doorlopen tot na half april, dan worden de voorkomende kleine modderkruipers voor half april ingevangen en verplaatst. In het ecologisch rapport wordt geconcludeerd dat deze maatregelen in combinatie met de overige voorschriften in de huidige vergunning waarborgen dat er geen significant negatieve effecten optreden. Het betreft slechts een tijdelijke verslechtering van het leefgebied. Na uitvoering van de werkzaamheden ontstaat er een kwalitatief beter leefgebied dan in de huidige situatie. Ons oordeel met betrekking tot vissen De werkzaamheden in waterlopen of de geul kunnen met name nadelig uitwerken voor de Kleine modderkruiper omdat deze soort een andere vluchtstrategie (de modderlaag in) kent dan bijvoorbeeld de Bittervoorn. Hierdoor is het niet voldoende om uit te gaan van een werkrichting naar het open water toe. Om deze reden zijn in de vergunning extra voorschriften opgenomen voor de kleine modderkruiper. Op verzoek van de aanvrager zijn de voorschriften in de vergunning afgestemd met de gewenste uitvoeringsperiode. Hiertoe is destijds een deskundigenadvies ingewonnen bij de RAVON8. De uitvoeringsperiode in het voorjaar heeft echter de voorkeur. Daarbij moet het invangen en verplaatsen van kleine modderkruipers als laatste middel worden gezien. Het wegvangen van kleine modderkruipers voorafgaand aan de voortplantingsperiode heeft de voorkeur boven de periode in het najaar. De meest gunstige periode om kleine modderkruipers middels elektrische visserij weg te vangen is een korte periode van 15 maart tot 15 april, afhankelijke van de weersomstandigheden. Overigens vindt het wegvangen van kleine modderkruipers met elektrische visserij het best plaats in water ondieper dan 50 centimeter. In dieper water worden slechts een deel van de aanwezige exemplaren gevangen. Op basis van het eerdere deskundigenadvies concluderen wij dat de uitvoering in het voorjaar te prevaleren is boven uitvoering in het najaar. De werkperiode in de voorschriften 11 en 15 kunnen in overeenstemming met het wijzigingsverzoek worden aangepast. In combinatie met
8
Stichting Reptielen, Amfibieën, Vissen Onderzoek Nederland
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 1 - overwegingen
de voorschriften uit de vergunning, die onverminderd van kracht blijven, worden significant negatieve effecten uitgesloten. Eindconclusie Uit de beoordeling van de effecten van de gewijzigde werkperiode in Scherenwelle blijkt dat er voldoende maatregelen worden genomen om significant negatieve effecten op leefgebieden van soorten te verzachten of te voorkomen. De gevraagde wijzigingen van drie voorschriften honoreren we. Tevens wordt voorschrift 10 uitgebreid met de toevoeging dat het werkverkeer zich uitsluitend over de werkwegen mag verplaatsen. Daarnaast wordt er een extra voorschrift toegevoegd. Daarin leggen we vast dat de werkzaamheden langs de oever van de IJssel voor 1 april moeten zijn uitgevoerd. De gewijzigde en het extra voorschrift hebben uitsluitend betrekking op de werkzaamheden in Scherenwelle.
B2 Zienswijzen B2.1 bespreking van ingediende zienswijzen Het ontwerpbesluit heeft van donderdag 25 december 2014 tot en met woensdag 4 februari 2015 ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpbesluit zijn geen zienswijzen ingediend.
C
Slotconclusie
De gevraagde aanpassing van de werkperiode in Scherenwelle brengt de instandhoudingsdoelen voor het betrokken Natura 2000-gebieden niet in gevaar. Wijziging van de voorschriften 10, 11 en 15 worden gehonoreerd. Deze wijziging heeft uitsluitend betrekking op de werkzaamheden in Scherenwelle.
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 2 - gebiedsbeschrijving
Gebiedsbeschrijving en instandhoudingsdoelen Natura 2000-gebied ‘Rijntakken’
BIJLAGE 2
Gebiedsbeschrijving Het Natura 2000-gebied Rijntakken omvat 4 deelgebieden: 1. Uiterwaarden IJssel 2. Uiterwaarden Neder-Rijn 3. Gelderse Poort 4. Waal Aangezien alleen het deelgebied Uiterwaarden IJssel binnen de begrenzing van provincie Overijssel ligt, is alleen de gebiedsbeschrijving van dit deelgebied uitgewerkt.
Datum
13.02.2015 Kenmerk 2015/0038134 Pagina
18 Uw brief
Uw kenmerk
Het deelgebied Uiterwaarden IJssel omvat het systeem van de rivier de IJssel, de aanliggende oeverwallen en de uiterwaarden. De IJssel is een zijtak van de Rijn en loopt van Arnhem tot aan het IJsselmeer. Het landschap is ontstaan in een periode dat de rivier een veel groter deel van de waterafvoer verzorgde en de monding nog een echte delta was. De IJssel neemt in perioden van hoge afvoer 1/6 deel van de Rijnafvoer voor haar rekening. In perioden met lage afvoer wordt het water op peil gehouden door de stuw in de NederRijn. Gedurende het winterhalfjaar zijn grote delen van de uiterwaarden geïnundeerd raken. De overstromingsduur en -frequentie variëren sterk van jaar tot jaar. Er zijn grote verschillen in het buitendijkse gebied, verschillen in hoogteligging, afwisseling tussen smalle en brede delen en tussen dichte kleinschalige en grote open delen. Plaatselijk treedt grondwater uit en monden beken uit in het IJsseldal. Zandige kalkrijke oeverwallen en rivierduinen worden afgewisseld met kleiige, vlakke stroomdalen. Bij Arnhem en Dieren snijdt de rivier de stuwwal van de Veluwe aan. Tot aan Olst zijn in het verleden brede meanders (kronkelwaarden) gevormd. In het middendeel stroomt de rivier tussen relatief smalle, hoog gelegen uiterwaarden. Bij Zalk, in het benedendeel, krijgt de rivier een breder bed dat bij Kampen overgaat in een kleine delta. Dit jonge gebied is gevormd na de Romeinse tijd en voor de afsluiting van het IJsselmeer. Tussen Dieren en Wijhe liggen veel landgoederen met daarbij behorende oude verkavelingspatronen, heggen en bossen. Het landschap van het noordelijkste deel is open en wordt gekenmerkt door grasland. Een aantal vrijwel onvergraven en reliëfrijke uiterwaarden zoals Cortenoever, Rammelwaard, Ravenswaard en Scherenwelle, vormt een kleinschalig oud cultuurlandschap met daarin stroomdalgraslanden, kievitsbloemhooilanden en glanshaverhooilanden. In reliëfrijke delen komt plaatselijk hardhoutooibos voor. De IJssel verbindt een aantal natuurgebieden met elkaar: de natuurgebieden langs de rivieren, in de Gelderse Poort en bovenstrooms langs de Rijn in het zuiden; de laagveenmoerassen van Noordwest Overijssel in het noorden; de Randmeren en het Ketelmeer met aansluiting op het IJsselmeer in het westen. Doelstellingen In onderstaande tabellen zijn de doelstellingen voor de habitattypen, soorten en vogels weergegeven. Zij hebben gezamenlijk de begrenzing van dit Natura 2000-gebied bepaald. De doelstellingen zijn gericht op de leefgebieden van plantengemeenschappen (habitattypen) en soorten. Op basis van de regels vanuit Europa, vertaalt in de Nederlandse wetgeving, mag er geen verslechtering optreden van leefgebieden van soorten en/of plantengemeenschappen. Dat wordt beoordeeld ten opzichte van de datum waarop dit gebied onder de bescherming werd gebracht van de Europese Vogelrichtlijn (24 maart 2000) danwel de Europese
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 2 - gebiedsbeschrijving
Habitatrichtlijn (7 december 2004). Voor zover er sprake is van een behoudsdoelstelling moet dit gezien worden als een minimumeis.
H3150 H3260B
Toelichting symbolen:
--+ + + -
> > = = = > = = > = =
> > = = = > = = > = >
-+ --
> > = > > >
> > = > > >
---
= > >
> > >
> > > > = > = = > = >
populatie
kwaliteit
Doelstelling
> =
Doelstellingen voor habitatsoorten
zeeprik rivierprik elft zalm bittervoorn grote modderkruiper kleine modderkruiper rivierdonderpad kamsalamander meervleermuis bever
oppervlakte
> >
Toelichting symbolen: SVI -- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig) = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
H1095 H1099 H1102 H1106 H1134 H1145 H1149 H1163 H1166 H1318 H1337
Doelstelling
-
Doelstelling
Uw kenmerk
H91E0A H91E0B H91F0
kwaliteit
Uw brief
Doelstelling
18
oppervlakte
Pagina
Doelstelling
Kenmerk 2015/0038134
instandhouding
13.02.2015
H3270 H6120 H6430A H6430C H6510A H6510B
Landelijke staat van
Datum
Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden Beken en rivieren met waterplanten (grote fonteinkruiden) Slikkige rivieroevers *Stroomdalgraslanden Ruigten en zomen (moerasspirea) Ruigten en zomen (droge bosranden) Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver) Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (grote vossenstaart) *Vochtige alluviale bossen (zachthoutooibossen) *Vochtige alluviale bossen (essen-iepenbossen) Droge hardhoutooibossen
instandhouding
Landelijke staat van
Doelstellingen voor habitattypen
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 2 - gebiedsbeschrijving
SVI = >
-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig Behoudsdoelstelling Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
A004 A017 A021 A022 A119 A122 A153 A197 A229 A249 A272 A298
Datum
13.02.2015 Kenmerk 2015/0038134 Pagina
18 Uw brief
+ + -----+ + + --
= = > > > > = > = = = >
aantal broedparen9
Draagkracht voor
kwaliteit
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
= = > > > > = > = = = >
45 660 20 20 40 160 17 240 25 680 95 70
Toelichting symbolen: SVI -- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling
A005 A017 9
fuut aalscholver
+
= =
= =
Functie gebied
aantal vogels10
Draagkracht voor
kwaliteit
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
instandhouding
Doelstellingen voor niet-broedvogels Landelijke staat van
Uw kenmerk
dodaars aalscholver roerdomp woudaap porseleinhoen kwartelkoning watersnip zwarte stern ijsvogel oeverzwaluw blauwborst grote karekiet
instandhouding
Landelijke staat van
Doelstellingen voor broedvogels
570 f 1300 s,f
Het betreft een ‘ten minste’ doelstelling en is het minimum dat aanwezig moet zijn Aantallen betreffen een seizoensgemiddelde m.u.v. toendrarietgans, kolgans, grauwe gans, brandgans en kemphaan. Voor deze soorten betreft het een gemiddeld seizoensmaximum. Het seizoensgemiddelde is gebaseerd op het totaal van alle maandelijkse tellingen, gedeeld door 12 (het aantal maanden van het jaar). Een seizoen omvat bij de watervogeltellingen een jaar dat loopt van juli tot en met juni. Voor de doelstelling is het gemiddelde genomen over een reeks van achtereenvolgende seizoenen (meestal 5). Het seizoensmaximum is het grootste getelde aantal (piekaantal) over alle maanden van een seizoen of het aantal geteld in januari (midwinter). Dit wordt aangehouden voor soorten waarvoor geen jaarrondtellingen beschikbaar zijn. Voor de doelstelling is het gemiddelde berekend over een reeks van achtereenvolgende seizoenen (meestal 5) om tot een gemiddeld seizoensmaximum te komen.
10
Datum
13.02.2015 Kenmerk 2015/0038134 Pagina
18 Uw brief
Uw kenmerk
A037 A038 A039 A041 A043 A045 A048 A050 A051 A052 A053 A054 A056 A059 A061 A068 A125 A130 A140 A142 A151 A156 A160 A162
kleine zwaan wilde zwaan toendrarietgans kolgans grauwe gans brandgans bergeend smient krakeend wintertaling wilde eend pijlstaart slobeend tafeleend kuifeend nonnetje meerkoet scholekster goudplevier kievit kemphaan grutto wulp tureluur
+ + + + + + + + + -+ ---+ -
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
100 30 2.800 183.000 22.000 5.200 120 17.900 340 1100 6100 130 400 990 2300 40 8100 340 140 8100 1000 690 850 65
Functie gebied
aantal vogels10
Draagkracht voor
kwaliteit
Doelstelling
oppervlakte
Doelstelling
instandhouding
Landelijke staat van
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 2 - gebiedsbeschrijving
s,f s,f s,(f) s,(f) s,(f) s,(f) f s,(f) f f f f f f f f f s,f f s,f f s,f s,f s,f
Toelichting symbolen: SVI -- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig) = Behoudsdoelstelling > Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling s betreft slaapplaatsfunctie f betreft foerageerfunctie (f) betreft foerageerfunctie binnen en buiten Natura 2000. De bescherming van de soort is dan ook mede afhankelijk van voldoende geschikte foerageergebieden buiten dit Natura 2000-gebied. Afname van de foerageercapaciteit binnen het gebied is toelaatbaar, mits er in totaal voldoende foerageercapaciteit beschikbaar blijft.
Doelstellingen voor natuurschoon In het deelgebied Uiterwaarden IJssel ligt het vervallen beschermd natuurmonument IJsseluiterwaarden, aangewezen 8 augustus 1995. De doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals deze waren vastgelegd in het vervallen besluit kunnen als volgt worden samengevat: Behoud geologie, geomorfologie. Door het dynamische karakter van de rivier ontstond in de uiterwaarden een geomorfologisch en bodemkundig gevarieerd landschap. Zandige, kalkrijke oeverwallen en rivierduinen worden afgewisseld met kleiige, vlakke
Natuurbeschermingswet 1998; Bijlage 2 - gebiedsbeschrijving
Datum
13.02.2015 Kenmerk 2015/0038134 Pagina
18 Uw brief
Uw kenmerk
stroomdalen. In oude rivierarmen ontwikkelde zich veen. Bij het aftichelen ten behoeve van kleiwinning zijn ondiepe kleiputten ontstaan. De diepe zandwinputten zijn van meer recente datum. Behoud waterhuishouding. Overstromingen zorgen voor een extra afwisseling. Vooral gedurende het winterhalfjaar zijn grote delen van de uiterwaarden geïnundeerd waarbij overstromingsduur en – frequentie sterk kunnen variëren. Behoud betekenis voor fauna. Het gebied is van belang voor amfibieën en vogels. De ornithologische betekenis van het natuurmonument blijkt uit de grote diversiteit aan broedvogels. Het betrokken gebied is belangrijk voor zeldzame moeras- en rietvogels en als broedgebied voor kritische weidevogels. Ook voor doortrekkende en overwinterende vogelsoorten zijn de ‘IJsseluiterwaarden’ van groot belang. Behoud betekenis voor flora. De flora in het natuurmonument bestaat voor een deel uit soorten die uitsluitend in dit soort gebieden voorkomen, de zogenaamde stroomdalplanten (fluviatielen). Behoud natuurschoon. Het langgerekte IJsseluiterwaardengebied is, met haar wisselende breedte, om haar natuurschoon van betekenis. Het landschap wordt gekenmerkt door een kleinschalige afwisseling van landschapselementen, zoals kolken, hanken of strangen, rivierduinen, bosschages, verspreide bomen en heggen, moerasstroken en rietzomen, zandoevers en stroomrichels met daartussen graslanden en plaatselijk zandwinplassen. Hier en daar staan oude steenfabrieken. Behoud van de voor de fauna noodzakelijke rust.