1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010
Vaststelling
26 april 2012
Gemeente Echt Susteren 1e herziening Bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010
Vaststelling
INHOUD: -
TOELICHTING REGELS VERBEELDING
Werknummer: 174.301.01 Datum: 26 april 2012
KuiperCompagnons Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap B.V. Rotterdam
Inhoudsopgave 1. 1.1 1.2 1.3 1.4
INLEIDING ................................................................................................................................. 5 Aanleiding en planherziening .................................................................................................. 5 Ligging, begrenzing en juridische status plangebied .............................................................. 5 Bij het plan behorende stukken............................................................................................... 5 Leeswijzer ............................................................................................................................... 5
2.1 2.2
GEBIEDSBESCHRIJVING ........................................................................................................ 7 Ruimtelijke structuur................................................................................................................ 7 Functionele structuur............................................................................................................... 7
2.
3.
BELEIDSKADER ....................................................................................................................... 9 3.1 Rijksbeleid ............................................................................................................................... 9 3.2 Provinciaal beleid .................................................................................................................. 10 3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 ....................................................................... 10 3.2.2 POL-herziening op onderdelen: contourenbeleid Limburg ............................................... 12 3.2.3 Provinciale Woonvisie Limburg (1 februari 2011) ............................................................. 12 3.3 Regionaal beleid ................................................................................................................... 13 3.3.1 Regionale Woonvisie Midden-Limburg Oost 2010-2014 .................................................. 13 3.3.2 Regiovisie Midden-Limburg (19 maart 2008) .................................................................... 14 3.4 Gemeentelijk beleid............................................................................................................... 14 3.4.1 Strategische visie 2020 Echt veelzijdig Susteren ............................................................. 14 3.4.2 Woningmarktanalyse en woningbouwprogramma 2005-2015 (2005) .............................. 15 3.4.3 Grondnota 2011 ................................................................................................................ 16 3.4.4 Verkeersplan Echt-Susteren (2006) .................................................................................. 16 3.4.5 Bomennota Echt-Susteren (2007)..................................................................................... 17
4.
RANDVOORWAARDEN ......................................................................................................... 19 4.1 Milieu ..................................................................................................................................... 19 4.1.1 Bodem ............................................................................................................................... 19 4.1.2 Geluid ................................................................................................................................ 20 4.1.3 Luchtkwaliteit ..................................................................................................................... 23 4.1.4 Milieuzonering ................................................................................................................... 23 4.2 Externe veiligheid .................................................................................................................. 24 4.3 Waterhuishouding ................................................................................................................. 27 4.4 Archeologie ........................................................................................................................... 32 4.5 Cultuurhistorie ....................................................................................................................... 35 4.6 Flora en fauna ....................................................................................................................... 35 4.7 Landschapswaarden ............................................................................................................. 36 4.8 Verkeer en infrastructuur....................................................................................................... 37 4.9 Stedenbouw en duurzaam bouwen ...................................................................................... 37
5. 5.1 5.2
PLANBESCHRIJVING ............................................................................................................ 39 Uitgangspunten en doelstellingen van het plan .................................................................... 39 Ruimtelijke ontwikkelingen .................................................................................................... 39
5.3
Ruimtelijke en functionele hoofdopzet .................................................................................. 39
6.1 6.2
PLANOPZET ........................................................................................................................... 41 Feitelijk planopzet ................................................................................................................. 41 Juridische planopzet ............................................................................................................. 41
6.
7.
UITVOERBAARHEID .............................................................................................................. 43 7.1 Economische uitvoerbaarheid............................................................................................... 43 7.2 Handhaving ........................................................................................................................... 43 7.2.1 Handhavingsbeleid ............................................................................................................ 43 7.2.2 Nota beleidsvisie omgevingsrecht..................................................................................... 44 7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ........................................................................................ 45 7.3.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro ............................................................................................... 45 7.3.3. Zienswijzenprocedure.................................................................................................... 45 7.3.4. Vaststelling .................................................................................................................... 45
Bijlagen 1. Notities inzake geluid:
- Notitie cumulatie bestemmingsplan Nieuwstadt, 19 juni 2009; - Notitie geluidszone IPS, 19 juni 2009; - Notitie geluidszones IPS, 19 juni 2009 – bijlagen figuren.
2. Rapport akoestisch onderzoek, 8 juni 2009 3. Rapport onderzoek externe veiligheid, 25 mei 2009
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding en planherziening In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen is het bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’ opgesteld. Dit bestemmingsplan is op 11 februari 2010 vastgesteld. Op 2 maart 2011 heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan waarbij is aangegeven, dat een reparatie dient plaats te vinden. Deze reparatie betreft het verleggen van het bouwvlak op het perceel Beijerstraat 32. Daarnaast dient een correctie te worden doorgevoerd op het kadastrale perceel E404G0 aan de Sluisbeekweg. Deze herziening van het bestemmingsplan betreft de omschreven reparatie en correctie. Voor het overige wordt het bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’ niet aangepast.
1.2 Ligging, begrenzing en juridische status plangebied Het plangebied bevat twee locaties in Nieuwstadt: perceel Beijerstraat 32; kadastraal perceel E404G0 aan de Sluisbeekweg. De globale ligging van het plangebied is weergegeven op afbeelding 1 op de volgende pagina. Voor het plangebied vigeert het op 11 februari 2010 vastgestelde bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’.
1.3 Bij het plan behorende stukken Het bestemmingsplan ‘1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010’ bestaat uit de verbeelding, de regels en gaat vergezeld van deze toelichting.
1.4 Leeswijzer De opzet en het vervolg van deze toelichting is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleidskader komt in hoofdstuk 3 aan bod. In hoofdstuk 4 worden de (ruimtelijke) randvoorwaarden beschreven waarbij onder andere ingegaan wordt op de milieuaspecten. De planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt de planopzet beschreven, gevolgd door de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan in hoofdstuk 7.
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
5
Afbeelding 1 Ligging plangebied (rood omringde vlakken)
6
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
2. GEBIEDSBESCHRIJVING 2.1 Ruimtelijke structuur Het perceel aan de Sluisbeekweg bestaat uit gras en een bijgebouwtje. Het perceel Beijerstraat 32 bestaat uit een vrijstaande woning en tuin met enkele bomen en een bijgebouw.
2.2 Functionele structuur Het perceel aan de Sluisbeekweg, ook wel Holtummerveld genoemd, is in gebruik als wei voor het hobbymatig houden van dieren. Het perceel Beijerstraat 32 heeft een woonfunctie.
Perceel Sluisbeekweg
Perceel Beijerstraat 32
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
7
8
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
3. BELEIDSKADER 3.1 Rijksbeleid Nota Ruimte Op 23 april 2004 is de Nota Ruimte, het derde deel van de PKB Nationaal Ruimtelijk Beleid ofwel de regeringsbeslissing, vastgesteld. Hierin is het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode 2004 tot 2020 met een doorkijk naar 2030 op hoofdlijnen vastgelegd dat voorheen in de afzonderlijke nota’s Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening, het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2) en het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) - was opgenomen. De nota bevat geen concrete beleidsbeslissingen, maar stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Specifiek richt het rijksbeleid zich op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; met name door voldoende ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk gebied; krachtige steden en een vitaal platteland; investeren in leefbaarheid en veiligheid; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische) waarden; borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe veiligheidsaspecten. Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft van 3 augustus 2011 tot en met 14 september 2011 ter inzage gelegen. De ontwerp structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De forse bezuinigingsopgave maakt dat er scherp geprioriteerd moet worden. Hoofdlijn in de structuurvisie vormt de decentralisatie. Het Rijk geeft ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geven ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling. De structuurvisie speelt onder andere in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen: - De ruimtelijke verschillen in Nederland nemen toe. De snelle bevolkingsgroei zoals we die gewend zijn, is voorbij. Weliswaar komen er de komende 25 jaar nog ruim één miljoen Nederlanders bij in de steden, voornamelijk in het westen van Nederland. Toch ondervindt ruim de helft van de gemeenten binnenkort al de gevolgen van een krimpende bevolking. In de meeste gebieden zal de behoefte aan meer kantoren, bedrijfslocaties en woonwijken een stuk kleiner zijn dan in de afgelopen decennia. Veroudering en leegstand zijn daarbij een steeds zichtbaarder probleem. De veranderende behoefte aan wonen en werken legt daarbij een extra druk op een markt waar de totale vraag afneemt: kwaliteit voor kwantiteit. Dit maakt de financiële ruimte voor nieuwe plannen en projecten beperkt. 1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
9
- In de meeste gebieden zal de behoefte aan meer kantoren, bedrijfslocaties en woonwijken een stuk kleiner zijn dan in de afgelopen decennia. De veranderende behoefte aan wonen en werken legt daarbij een extra druk op een markt waar de totale vraag afneemt: kwaliteit voor kwantiteit. - De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de sectoren waar Nederland sterk in is, zoals logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio’s ronde mainports, brainports en greenports. - Voor de aantrekkelijk van Nederland is het nodig de bijzondere waarden en internationaal onderscheidende kwaliteit te koesteren en te versterken. - Waterveiligheid en de beschikbaarheid van voldoende zoetwater heeft ruimte nodig en stelt eisen aan de stedelijke ontwikkeling. - Voor de opwekking en het transport van energie zal voldoende ruimte gereserveerd moeten worden. Duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie verdienen daarbij speciale aandacht.
3.2 Provinciaal beleid 3.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 Het POL2006 is een structuurvisie, waarin het provinciaal waterhuishoudingsplan, milieubeleidsplan en het verkeer- en vervoersplan geïntegreerd zijn. Het POL2006 is tevens het economisch beleidskader en een welzijnsplan op hoofdlijnen voor zover het de fysieke elementen betreft van economische activiteiten. Met betrekking tot verstedelijking van en economische activiteiten in de landelijke gebieden wordt aangegeven dat woningbouw en bedrijvigheid kan plaatsvinden binnen de contouren rond de plattelandskernen. In het POL2006 is sprake van een gebiedsgerichte aanpak op meerdere niveaus. Naast een onderscheid tussen stedelijke en landelijke gebieden wordt een onderscheid gemaakt in 14 beleidsregio’s. Voor elke regio is op basis van de gebiedskenmerken en –waarden een ontwikkelingsvisie aangegeven. Het plangebied is gelegen binnen de beleidsregio Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Het landelijk gebied Zuid-Limburg maakt deel uit van het Drielandenpark. Het is een uniek kleinschalig cultuurlandschap van plateaus, doorsneden met dalen en verspreid liggende natuurgebieden. Het gebied is ook cultuurhistorisch gezien bijzonder rijk, onder meer door de aanwezigheid van vakwerkhuizen, carréboerderijen, kastelen en kloostercomplexen. De toeristische sector in het gebied is sterk ontwikkeld. Op basis van de Nota Ruimte is het gebied aangewezen en nader begrensd als Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Ook het Grensmaasgebied maakt er deel van uit. De ambitie van de provincie Limburg is om het Nationaal Landschap in samenhang met de stedelijke gebieden te ontwikkelen als een welvarend gebied waar het goed wonen, werken en recreëren is. De 10
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
maatschappelijke en toeristische voorzieningen staan op een hoog peil terwijl de zorg voor en de versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kernkwaliteiten duurzaam is gewaarborgd. Er wordt in Euregionaal verband gewerkt aan behoud en versterking van de kernkwaliteiten van het gebied: het reliëf, het groene karakter, de schaalcontrasten en de kenmerkende cultuurhistorische elementen. Deze kernkwaliteiten zijn in de POL-aanvulling Nationaal Landschap nader gespecificeerd en vormen de uitwerking van het begrip “basiskapitaal” zoals dat wordt gehanteerd in het contourenbeleid. Voor de ontwikkeling van de regio is het belangrijk dat er meer samenhang wordt gebracht in het behoud van een vitale sociaal-economische basis, de ontwikkeling van de groene en cultuurhistorische waarden en het recreatief medegebruik. Voor het Nationaal Landschap is sprake van een “ja-mits” beleid, dat is uitgewerkt in de POL-aanvulling contourenbeleid (2005). Door de invulling van de EHS (Ecologische Hoofd Structuur) en POG (Provinciale Ontwikkelingszone Groen) krijgen de ecologische en watersystemen en de landschappelijke structuur een robuust karakter. De grondgebonden landbouw zal een overwegend multifunctioneel karakter aannemen en is onder andere van belang als beheerder van het landschap. De toeristische sector ontwikkelt zich verder tot een sterke vrijetijdseconomie die goed inspeelt op het maken van verbindingen met andere sectoren, waaronder zorg. In de gebiedsgerichte aanpak uit POL2006 worden voor het Limburgs grondgebied negen perspectieven, met uiteenlopende visies op ontwikkelingsmogelijkheden onderscheiden. Nieuwstadt valt volgens de POL-kaart “Perspectieven” binnen perspectief 6 ‘Plattelandskernen’. De plattelandskernen zijn overwegend kleinschalig van karakter. De vitaliteit van deze dorpen en stadjes moet behouden blijven. Met het oog daarop wordt ruimte geboden voor de opvang van de woningbehoefte van de eigen bevolking. En voor de groei van lokaal, in een enkel geval ook regionaal georiënteerde bedrijvigheid. Het instandhouden van winkels en publieksvoorzieningen in plattelandskernen vraagt de nodige aandacht, net als de bereikbaarheid per openbaar vervoer zodat sociaal-culturele voorzieningen goed bereikbaar zijn. Grootschalige economische activiteiten en voorzieningen met een stedelijk karakter en omvang horen hier in principe niet thuis. Voor de plattelandskernen wordt een terughoudend groeibeleid gehanteerd. Enerzijds op basis van het bundelingsbeleid voor wonen werken en mobiliteit, anderzijds door het contourenbeleid voor plattelandskernen.
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
11
Afbeelding 2 Uitsnede POL-Kaart “Perspectieven”
3.2.2 POL-herziening op onderdelen: contourenbeleid Limburg Door middel van de “POL-herziening op onderdelen: contourenbeleid Limburg” (vastgesteld op 24 juni 2005 door Provinciale Staten van Limburg) is het contourenbeleid ingevoerd. Het contourenbeleid beoogt enerzijds het behoud en de realisering van landschappelijk, natuurlijk en cultuurhistorisch waardevolle gebieden en anderzijds het mogelijk maken van noodzakelijk geachte ontwikkelingen van platteland en stedelijke gebieden. Om dit te realiseren worden in geheel Limburg met uitzondering van de op de POL-kaart binnen de grens Stedelijke Dynamiek gelegen gebieden, contouren rond de kernen geïntroduceerd. In Noord- en Midden-Limburg zijn de contouren verbaal aangegeven. De verbale contour bevindt zich op de grens van het stads- en dorpsgebied en het landelijk gebied. Binnen de contouren moeten in principe alle “stedelijke functies” een plaats vinden. Bouwen buiten de contouren is slechts onder voorwaarden mogelijk. Deze voorwaarden vormen onderdeel van het contourenbeleid. In hoofdlijnen is het beleid dat voor de stedelijke functies als wonen en bedrijvigheid slechts buiten de contour gebouwd kan worden, wanneer dit een kwaliteitsverbetering ter plekke en een kwaliteitsverbetering in groter verband oplevert. Met dit laatste wordt een tegenprestatie bedoeld. Deze tegenprestatie bestaat uit een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij ingezet wordt op de realisering van de POG, de ‘Provinciale Ontwikkelingsruimte Groene waarden’ (VORmregeling) en in Noord- en Midden Limburg op de ‘Ruimte voor Ruimte’ regeling. 3.2.3 Provinciale Woonvisie Limburg (1 februari 2011) Op 1 februari 2011 heeft Gedeputeerde Staten de Provinciale Woonvisie vastgesteld. De ambitie van de Provincie is om een aantrekkelijk woon- en leefklimaat in Limburg te bevorderen. Met de Provinciale Woonvisie wil de provincie haar (vernieuwde) rol actief neerzetten en invullen en hiermee tevens een provinciaal kader met betrekking tot wonen aanbieden. Parallel hieraan vindt in de acht regionale woonvisies nadere concretisering plaats. Een andere aanleiding om het woonbeleid te actualiseren vormen de demografische ontwikkelingen in de provincie. De doelstelling bestaat uit het streven naar de juiste woning op de juiste plek (en op het juiste moment beschikbaar). Deze doelstelling stelt de woonconsument centraal. De Provincie is ervan overtuigd dat een omslag van een aanbodgerichte naar een vraaggericht woningmarkt noodzakelijk is en bijdraagt aan ‘goed leven in Limburg’. Het gaat er om een goed functionerende woningmarkt (en uiteindelijke leefomgeving) te scheppen en in stand te houden, waarin alle betrokkenen in hun behoeften kunnen voorzien, en waarin dat ook in de toekomst voor de toekomstig betrokkenen mogelijk zal zijn. Welbeschouwd gaat het dus om duurzame ontwikkeling. Om de doelstelling op langere termijn te realiseren streeft de Provincie op de kortere termijn naar een kwalitatief goede en passende woningvoorraad met voldoende betaalbare woningen die voor de betreffende doelgroepen in voldoende mate beschikbaar zijn. Geconstateerd wordt dat de bestaande woningvoorraad mede gezien de demografische ontwikkelingen voor een deel niet meer voldoet aan de huidige en toekomstige woningbehoefte. De provincie ziet hier voor Limburg zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve opgave. 12
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
3.3 Regionaal beleid 3.3.1 Regionale Woonvisie Midden-Limburg Oost 2010-2014 Op 2 november 2010 is de Regionale Woonvisie Midden-Limburg Oost 2010-2014 vastgesteld. De regio omvat de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Roerdalen en Roermond. Het regionaal beleid op korte en lange termijn bestaat uit: - De planvoorraad in de regio Midden-Limburg Oost is in alle gemeenten kwantitatief voldoende om in de behoefte tot aan de huishoudentop te voorzien. - Het merendeel van de plannen past (geheel of gedeeltelijk) binnen de kwalitatieve woningbehoefte. Het probleem van de planvoorraad zit niet zo zeer de kwalitatieve invulling van de plannen maar in de omvang van de planvoorraad zelf. Daarbij is ook de fasering in tijd aan de orde. - De regio onderschrijft het belang van duurzaamheid en toekomstbestendigheid. In dat kader wordt afgesproken zo veel mogelijk duurzaam en levensloopbestendig te bouwen. - De herstructureringsopgave van de regio Midden-Limburg Oost concentreert zich vooral in de gemeente Roermond. De komende periode worden hiervoor concrete plannen ontwikkeld. De overige gemeenten gebruiken deze periode om de aard en omvang van de opgave te inventariseren en zich voor te bereiden op de toekomstige herstructurering. - Op basis van de beleidsneutrale prognose van E,til en de regionale ambities wordt indicatief uitgegaan van een netto toevoeging van 2.365 woningen in de periode 2010-2014. Daarbij streeft de regio naar de realisatie van woningen die kwalitatief zo goed mogelijk aansluiten bij de lokale behoefte zoals beschreven in het woningmarktonderzoek. - De doelgroepen starters/jongeren, mensen met een zorgbehoefte, statushouders, arbeidsmigranten en woonwagenbewoners vragen om specifieke aandacht. Hierbij ligt een gezamenlijke verantwoordelijkheid bij gemeenten en corporaties. - De woningvoorraad in Midden-Limburg Oost bevindt zich op dit moment voor 43% in het stedelijk gebied en 57% in het niet-stedelijk gebied. De regio streeft er mede in het kader van de leefbaarheid in de kleine kernen naar om deze verhouding de komende periode te handhaven - Aandachtspunt is de herstructurering in het buitengebied in relatie tot de afname van het aantal bedrijven in het buitengebied. De bouw van woningen kan niet de oplossing zijn ter financiering van sloop. - Een planvoorraad met een omvang van maximaal 150% van de door de regio aangehouden behoefte tot de huishoudentop is acceptabel. In Leudal-Oost en Roerdalen is dit al het geval. In de overige gemeenten wordt de planvoorraad in drie planperiodes tot dit niveau teruggebracht met respectievelijk 40%, 40% en 20%. De komende periode wordt ingezet op een vermindering van in totaal zo’n 970 woningen. In de visie zijn de gemeentespecifieke wijk- en kernvisies voor Echt-Susteren als volgt omschreven:
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
13
-
-
-
De komende jaren worden de in ontwikkeling gebrachte plannen gerealiseerd: het betreft een gedifferentieerd woningbouwprogramma, merendeels grondgebonden woningen in de koopsector. De uitkomsten van het woningmarktonderzoek worden gehanteerd als kwalitatief kader voor de lokale woningbehoefte. Ze worden vertaald in de op te stellen gebiedsvisies. Hierbij spelen leefbaarheidsaspecten een belangrijke rol. Gezien de demografische ontwikkelingen wordt zo veel mogelijk gestreefd naar levensloopbestendig bouwen. De planvoorraad wordt in evenwicht gebracht met de behoefte van de komende 4 jaar.
3.3.2 Regiovisie Midden-Limburg (19 maart 2008) Het doel van de Regiovisie Midden-Limburg is het aangeven van de koers voor krachtige investeringen in de regio. De doelen waarop de regiovisie Midden-Limburg zich richt, zijn versterking van de regionale economie, versterking van de sociale structuur, versterking van het vestigingsklimaat, versterking van de regionale positionering en profilering met het uitgangspunt migratiesaldo bevolking is nul. De visie leidt tot prioriteiten op de terreinen infrastructuur, zorgstructuur, toerisme en recreatie, wonen, bedrijvigheid en landbouw, natuur en landschap. Met betrekking tot de zorgstructuur wordt een regionaal fijnmazig zorgnetwerk ontwikkeld, met daarop aangesloten eerste en derde lijnsvoorzieningen tot in de haarvaten van de kleine kernen. Met betrekking tot het wonen is regionale samenwerking noodzakelijk vanwege de dreigende bevolkingskrimp. Ingezet wordt op het creëren van nieuwe woonmilieus met een gedifferentieerd aanbod zowel in de steden als het platteland. Samengevat richt de visie zich op drie gebiedsdekkende programmatische enveloppen waaronder een vitaal platteland waarbij gericht wordt op de ontwikkeling van een gezond ecosysteem. Daarnaast wordt een toeristisch-recreatief programma opgesteld gericht op het fysiek en economisch verbinden van de verschillende toeristisch-recreatieve trekkers in Midden-Limburg. Ten slotte wordt gericht op een differentiatie van woonmilieus en voorzieningen in Midden-Limburg in het kader van vitale kernen.
3.4 Gemeentelijk beleid 3.4.1 Strategische visie 2020 Echt veelzijdig Susteren De gemeente Echt-Susteren brengt door haar centrale ligging verbindingen in zowel noordelijk een zuidelijk richting als in oostelijke en westelijke richting tot stand. Tevens is de gemeente een scharnier tussen de verschillende kernen en leefgemeenschappen, met elk een sterke eigen identiteit. De gemeente kan onderverdeeld worden in verschillende zones die elk in potentie bijzonder rijk zijn: - De ‘verdienzone’ die voornamelijk gelegen is aan de A2/A73. - De ‘groene zone’; het buitengebied met zijn landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten is volop aanwezig. 14
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
-
De ‘recreatieve verbindingszone’ welke ruimtelijk gezien deels samen met de groene zone valt, maar onderscheidt zich vanwege de economische aspecten van recreatie en toerisme. De ‘comfortzone’ die voor elke leefgemeenschap binnen de gemeente staat, is een van de belangrijkste speerpunten in de toekomstvisie.
Door de potenties van elke zone optimaal te benutten, maakt de gemeente zich gereed voor de toekomst (2020). Daarbij is het uitgangspunt dat in de komende periode kwaliteit hoger in het vaandel staat dan kwantiteit. Fijne groene woonmilieus die aansluiten op de wens van bewoners van vandaag en morgen. Gemotiveerde en professioneel ondersteunde vrijwilligers als drijvende kracht voor het verenigingsleven. Goed voorzieningen die leefbaarheid in de wijken ondersteunen. Bedrijventerreinen die een mooie uitstraling hebben, duurzaam zijn en op een uitstekende locatie liggen voor hoogwaardige bedrijvigheid. Om al deze kwaliteiten binnen te halen, is partnership nodig (publiek-private samenwerking), slimme oplossingen om het betaalbaar te maken en een hechte, ambtelijke organisatie die het bestuur en de raad daarbij professioneel ondersteunt. 3.4.2 Woningmarktanalyse en woningbouwprogramma 2005-2015 (2005) De gemeente Echt-Susteren wil tot een goed woningbouwprogramma voor de komende jaren komen. De verschillende kernen in de gemeente bieden ruime mogelijkheden voor woningbouw. Een goede programmering van de woningbouw is niet alleen van belang om te voorzien in de woningbehoefte, maar ook om de leefbaarheid in de (kleinere) kernen te waarborgen. Bij dat laatste gaat het om zaken als voldoende bouwen voor doelgroepen (starters en ouderen) en om de combinatie van woningbouw met welzijn en zorg(-voorzieningen). Het aantal te bouwen woningen in Echt-Susteren kan voor de periode 2005-2015 bij aanleg van het regionale bedrijventerrein bij de A2/A73 op maximaal 1.000 woningen worden geraamd. Gezien de grote capaciteit in de verschillende kernen is een goede prioriteitsstelling noodzakelijk, gericht op projecten in het kader van de stadsvernieuwing en de bouw voor starters en ouderen (in combinatie met zorg). Gezien de samenstelling van de woningvoorraad en de aard van de huidige en toekomstige woningvraag dient de nieuwbouw zich vooral op starters en ouderen te richten. Het voorstel is om 24% in de huursector te realiseren. Daarnaast is een aandeel van 23% goedkope koop-, 33% middeldure koop- en 20% dure koopwoningen. Aangezien veel woningbouw in stadsvernieuwingsprojecten wordt gerealiseerd, is in de voorgestelde woningdifferentiatie uitgegaan van een vrij groot aandeel appartementen (35%). Zowel landelijk als in Echt-Susteren zijn er signalen dat het aanbod de vraag dreigt te overtreffen. Een te groot aandeel appartementen dient te worden voorkomen. Woningmarktontwikkelingen dienen voortdurend te worden gevolgd in het kader van een goede planning en monitoring van de woningbouw. Daarbij hoort ook regelmatig contact met de woningcorporaties over de voorgenomen woningbouw, het komen tot afspraken met marktpartijen over de woningbouw en beheersing van de bouw op particuliere kavels. Gebruik dient te worden 1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
15
gemaakt van de beschikbare instrumentarium, zoals bestemmingsplannen, ontheffingen en de exploitatiewet. Gezien de vergrijzing vraagt het onderwerp wonen, welzijn en zorg veel aandacht. Het gaat om afspraken over het meer bouwen volgens het WoonKeur, het beter zicht krijgen op het aanbod aan en de vraag naar geschikte ouderenhuisvesting op basis waarvan afspraken over het opplussen van woningen in de bestaande voorraad, een realistisch programma voor zorgwoningen in de verschillende kernen en vooral het komen tot een sluitend netwerk van wonen, zorg en welzijn (vast te leggen in afspraken tussen betrokken partijen). Bij dat laatste moet ook aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) worden gedacht. De bevolkingskrimp gaat ook in Midden-Limburg op korte termijn een rol spelen. Het aantal huishoudens zal daarentegen nog tot 2025 groeien in deze regio. In de volgende periode van de regionale visie (na 2009) zal het krimpverhaal zeker een belangrijk onderwerp zijn. Kwantitatief gezien zal de markt in evenwicht zijn. 3.4.3 Grondnota 2011 De Grondnota 2011 is op 30 juni 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de nota grondbeleid is vierledig: - Transparantie bieden over de wijze waarop de gemeente opereert op het gebied van grondbeleid en welke keuzes zij maakt in het al dan niet actief optreden op de grondmarkt om beleidsdoelen te realiseren. - Vastleggen van de rolverdeling tussen het college van burgemeester en wethouders en de raad op het gebied van grondbeleid. - Het verschaffen van een beleidskader voor afwikkeling van grondzaken van het vaststellen van (algemene) voorwaarden, prijsbeleid betrekking hebbende op vastgoed. - Vastleggen van de financiële kaders van het grondbeleid. Onder het gemeentelijk grondbeleid wordt verstaan: het op een zodanige wijze handhaven van het bestaande grondgebruik, danwel het realiseren van de gewenste veranderingen in het grondgebruik, zodat dit past in de door de gemeente Echt-Susteren geformuleerde doelstelling onder andere in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling en daarbij behorend financieel beleid. Het grondbeleid is erop gericht om naar behoefte (ruimtelijk beleid/volkshuisvesting) te produceren van bouwrijpe grond ten behoeve van woningbouw, bedrijven en maatschappelijke functies. Voor de bepaling van deze behoefte is de bevolkingsprognose van Limburg van belang en de ontwikkeling van het aantal huishoudens. 3.4.4 Verkeersplan Echt-Susteren (2006) Het doel van het Verkeersplan Echt-Susteren is te komen tot een eenduidige aanpak van de knelpunten op het gebied van verkeer en vervoer met draagvlak binnen en buiten de gemeentelijke organisaties om op deze wijze een bijdrage te leveren aan de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en (verkeers)leefbaarheid in de gemeente Echt-Susteren. Verkeersveiligheid heeft hierbij de hoogste prioriteit. Het terugdringen van hoge snelheden en de vormgeving van kruispunten en wegen moet er 16
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
voor zorgen dat verkeersveiligheid verbeterd. Verder wordt aangesloten bij de aanpak van het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Limburg (ROVL). Mobiliteit mag, waarbij een betrouwbare bereikbaarheid een duurzame economische ontwikkeling mogelijk maakt en leefbaarheid een randvoorwaarde is. Het openbaar vervoer en de fiets als alternatief wordt gestimuleerd. Daarnaast zorgen goede voorzieningen en actieve voorlichting ervoor dat de groei van het autoverkeer wordt beheerst en de bereikbaarheid op peil blijft. Overleg met andere wegbeheerders is daarbij noodzakelijk om het totale netwerk optimaal te kunnen benutten en knelpunten op te lossen. Met betrekking tot parkeren wordt geconcludeerd dat in het winkelgebied van de kernen Echt en Susteren lokale parkeerknelpunten zijn, maar dat de totale parkeercapaciteit (nog) ruim voldoende is. In de praktijk blijkt dat bij winkelgebieden een flink deel van de parkeerplaatsen wordt bezet door langparkeerders. De parkeersituatie in het centrum kan verbeterd worden door het parkeren te reguleren, bijvoorbeeld met een parkeerschijf of betaald parkeren. Daarnaast kan het fietsparkeren in het centrumgebied verbeterd worden, omdat een geparkeerde fiets aanzienlijk minder ruimte inneemt dan een geparkeerde auto.
In onderhavig bestemmingsplan is een ruime verkeersbestemming opgenomen waarbij het mogelijk is verkeerskundige maatregelen te treffen en voorzieningen te realiseren. 3.4.5 Bomennota Echt-Susteren (2007) De doelstelling van de bomennota omvat onder andere het streven naar een karakteristieke bomenstructuur. Daarmee wordt bedoeld dat de bomenstructuur bijdraagt aan de ervaring van de verschillen in beeld, sfeer en identiteit tussen de dorpen en de landschapstypen. Bij het vaststellen van de gewenste bomenstructuur zijn daarom de geomorfologische en landschappelijke structuren, kenmerkende cultuurhistorische elementen, de stedenbouwkundige structuur en de wegenstructuur van de gemeente onderzocht. Voor de kern Nieuwstadt wordt de volgende gewenste bomenstructuur voorgestaan. De doorgaande hoofdontsluitingsweg, Susterderweg-Gouveneur Houbenstraat wordt begeleid door een herkenbare boomstructuur. Ter hoogte van Op de Brug, die aansluit op deze hoofdontsluitingsweg, wordt deze boomstructuur onderbroken. Door de aanwezigheid van fietsstroken, is hier geen plaats voor bomen. Richting buitengebied kan deze structuur weer opgepakt worden. Langs de toegangsweg aan de Linde-Limbrichterstraat-Grachtstraat is het vanwege gebrek aan ruimte (smal wegprofiel) slechts een versnipperde bomenstructuur mogelijk. De boomstructuur langs doorgaan wijkontsluitingswegen kan versterkt worden, door het toevoegen van bomen, op plaatsen waar voldoende ruimte is. Verder dragen grote boompleinen en solitaire bomen op hoeken van straten of kleine plantsoenen bij aan een duurzame boomstructuur.
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
17
18
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
4. RANDVOORWAARDEN 4.1 Milieu In deze paragraaf wordt ingegaan op de diverse milieuaspecten die in een bestemmingsplan aan de orde dienen te komen. Deze herziening omvat uitsluitend twee reparaties ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Deze reparaties betreffen het wijzigen van de bestemming ‘Sport’ in de bestemming ‘Wonen’ (zonder bouwvlak) op het perceel aan de Sluisbeekweg conform de feitelijke situatie en het verschuiven van het bouwvlak op het perceel Beijerstraat 32. Deze herziening maakt daarmee geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zouden kunnen zijn op de huidige milieusituatie. Het uitvoeren van onderzoeken naar de diverse milieuaspecten is dan ook niet benodigd. Volledigheidshalve wordt hierna per milieuaspect beknopt de wettelijke kaders beschreven waarbij geconcludeerd wordt dat onderzoek niet nodig is. 4.1.1 Bodem Wettelijk kader Het is wettelijk geregeld dat ontwikkelingen pas kunnen plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. In het kader van de Woningwet is bij herinrichtingssituaties doorgaans een bodemonderzoek noodzakelijk. Bij een bestemmingswijziging wordt bodemonderzoek slechts noodzakelijk geacht, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruiksvorm inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder streng bodemgebruik oplevert, wordt de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant geacht en wordt onderzoek niet noodzakelijk geacht. Voor bodemgebruik wordt uitgegaan van acht verschillende bodemfuncties: 1. landbouw; 2. moestuin/volkstuin; 3. wonen met tuin; 4. kinderspeelplaatsen; 5. natuurgebieden; 6. groen met natuurwaarden; 7. industrie en ander groen; 8. bebouwing en infrastructuur. In het kader van de Wet bodembescherming worden in het Besluit Bodemkwaliteit de acht bodemfuncties onderscheiden in drie bodemklassen: klasse landbouw (1 en 2) en natuur (5) klasse wonen (3, 4 en 6) klasse industrie/bedrijven (7 en 8)
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
19
Analyse Bij nieuwe ontwikkelingen (bouwen/functiewijziging) in de kern Nieuwstadt dient aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor het beoogde bodemgebruik. Op het perceel aan de Sluisbeekweg is de bestemming ‘Sport’ gewijzigd in ‘Wonen’. De bestemming ‘Wonen’ betreft een gevoeligere bestemming, maar omdat de feitelijke situatie nooit gewijzigd is en per abuis de bestemming ‘Sport’ was opgenomen, is het uitvoeren van bodemonderzoek niet benodigd. Op het perceel Beijerstraat 32 blijft de woonfunctie gehandhaafd. Er is geen sprake van een gevoeligere bestemming. Het uitvoeren van bodemonderzoek is dan ook niet benodigd. Conclusie Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Het uitvoeren van onderzoek is niet benodigd. 4.1.2 Geluid Wettelijk kader Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid (MIG) In november 2002 is besloten tot een gefaseerde modernisering (wijziging) van de Wet geluidhinder (Wgh), ook wel de Modernisering Instrumentarium Geluidbeleid (MIG) genoemd. Dit wetsvoorstel is op 14 juni 2005 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel op 3 juli 2006 zonder stemming aangenomen. De gewijzigde Wet geluidhinder is op 1 januari 2007 in werking getreden. Op grond van de Wgh zullen bij de voorbereiding van een bestemmingsplan waarbinnen de nieuwbouw van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen is toegestaan de van belang zijnde geluidhinderaspecten moeten worden onderzocht. Onder andere geluidsgevoelige bestemmingen worden onder meer verstaan: scholen en gezondheidsinstellingen. Onderzoekszone Conform artikel 74 Wgh bevindt zich aan weerszijden van een aantal typen wegen een zone waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Voordat geluidsgevoelige objecten, waaronder woningen en scholen, langs deze wegen kunnen worden geprojecteerd, dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan. De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied). In artikel 1 Wgh zijn de definities opgenomen van onder andere stedelijk en buitenstedelijk gebied. De definitie van stedelijk en buitenstedelijk gebied luidt volgens artikel 1 Wgh: stedelijk gebied: het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van de gebieden binnen de zone van een autoweg of autosnelweg; buitenstedelijk: het gebied buiten de bebouwde kom (bepaald door de komgrensborden) en het gebied (binnen én buiten de bebouwde kom) binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. Wegen die geen zone hebben en waarop de Wgh dus niet van toepassing is, zijn: wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; 20
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.
Gemiddelde etmaalwaarden Bij toetsing aan de grenswaarden wordt in de Wgh gewerkt met een gemiddelde etmaalwaarde van het geluidsniveau (Lden) over alle perioden, te weten van 07.00 - 19.00 uur (dagperiode), 19.00 23.00 uur (avondperiode) en 23.00 - 07.00 uur (nachtperiode) van een jaar. Voorkeurswaarde en maximaal toelaatbare waarde De voorkeurswaarde voor nieuwe woningen binnen de onderzoekszones van de hiervoor genoemde wegen bedraagt 48 dB (artikel 82 Wgh). Als de gevelbelasting hoger is dan 48 dB moeten maatregelen worden getroffen om alsnog aan de voorkeurswaarde te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk of op overwegende bezwaren te stuiten (artikel 110a, lid 5 Wgh) dan is het college van burgemeester en wethouders (het college) bevoegd tot het vaststellen van de maximaal toelaatbare waarden (artikel 110a, lid 1 Wgh). Voor nieuwe woningen in stedelijk gebied langs een bestaande weg mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan 63 dB (artikel 83, lid 2 Wgh). Met betrekking tot de karakteristieke geluidwering van de gevels van woningen moeten zonodig maatregelen worden getroffen welke er voor zorgdragen dat de geluidsbelasting in het verblijfsgebied van woningen bij gesloten ramen niet meer mag bedragen dan 33 dB (artikel 3.1 Bouwbesluit 2003). Als verblijfsruimten van een woning worden onder andere verstaan de woon- en slaapkamer(s). Analyse Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidsbelasting op woningen of ander geluidgevoelige bestemmingen voor zover deze zijn gelegen binnen de geluidszone van een industrieterrein, weg, spoorweg of vliegveld. Op het perceel aan de Sluisbeekweg wordt een woonbestemming opgenomen, maar omdat het een wei betreft en geen bouwvlak wordt opgenomen, wordt hiermee geen geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek is voor dit perceel dan ook niet benodigd. Op het perceel Beijerstraat 32 wordt het bouwvlak verschoven, zodat deze evenwijdig aan de Beijerstraat ligt. Naast de woning op nummer 32 wordt conform de huidige rechten een nieuwe woning mogelijk gemaakt. In het kader van het bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’ is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de mogelijk nieuw te bouwen woningen. Uit dit onderzoek blijkt dat ten aanzien van het wegverkeer op de gezoneerde wegen (Op de Brug, Gouverneur Houbenstraat, Susterderweg, Aan de Linde, een gedeelte van de Limbrichterstraat, een gedeelte van de Millenerweg en de provinciale weg N295) de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor de woning aan de Beijerstraat niet wordt overschreden. Hoewel 30 km/h-wegen op grond van de Wgh niet getoetst hoeven te worden aan de normstelling van deze wet, dient ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen langs deze wegen wel sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. De mogelijk nieuw te realiseren woning is gelegen aan de
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
21
Beijerstraat, welke een 30 km/h-weg vormt. De verkeersintensiteit op deze weg is dusdanig laag, dat verwacht mag worden dat de voorkeursgrenswaarde bij de woning niet overschreden wordt. Spoorweglawaai Door Nieuwstadt loopt het spoortraject Sittard-Roermond. De geluidszone van dit spoortraject bedraagt 600 meter aan weerszijden van het spoor. Het perceel Beijerstraat 32 ligt op circa 860 meter vanaf het spoor en valt daarmee buiten de geluidszone. Industrielawaai Ten Westen van Nieuwstadt is de autofabriek NedCar gelegen die onderdeel uitmaakt van het industriepark Swentibold. Industriepark Swentibold (IPS) is een gezoneerd industrieterrein waarvan de geluidszone op 10 oktober 2000 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld. Het perceel Beijerstraat 32 valt niet binnen deze zone (zie afbeelding) waardoor het aspect industrielawaai niet relevant is.
Perceel Beijerstraat 32
Conclusie Op het perceel aan de Sluisbeekweg worden geen geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Voor dit perceel is het uitvoeren van akoestisch onderzoek daarom niet nodig. Op het perceel aan de Beijerstraat wordt conform de bestaande rechten een nieuwe woning mogelijk gemaakt. Uit akoestisch onderzoek blijkt dat ten aanzien van wegverkeerslawaai geen belemmeringen zijn en dat de aspecten spoorweglawaai en industrielawaai niet van toepassing zijn.
22
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
4.1.3 Luchtkwaliteit Wettelijk kader De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Het doel van het NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen, waarvan stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste zijn. Met het van kracht worden van het NSL per 1 augustus 2009 zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 van 40 µg/m3 aangepast. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. Het tijdstip waarop aan de normen voor NO2 moet worden voldaan is voor Nederland 1 januari 2015. Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip “niet in betekenende mate bijdrage” (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO2 als PM10 niet meer toeneemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, kortweg, dat als de toename van de beide jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk is aan 1,2 µg/m3 (3% van 40 µg/m3) een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project dat NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als: -
de ontwikkeling is opgenomen in het NSL; de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project; de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden; projectsaldering kan worden toegepast.
Analyse Op het perceel aan de Sluisbeekweg worden geen functies mogelijk gemaakt die van invloed zouden kunnen zijn op de luchtkwaliteit ter plaatse. De bestaande mogelijkheid voor het bouwen van een solitaire woning naast Beijerstraat 32 kan worden aangemerkt als een NIBM-project. Het uitvoeren van luchtkwaliteitsonderzoek is daarom niet benodigd. Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Het uitvoeren van onderzoek is niet benodigd. 4.1.4 Milieuzonering Bedrijfsactiviteiten die hinder kunnen vormen voor omliggende woningen zijn opgenomen in de bedrijvenlijst van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. Per bedrijfsactiviteit wordt de milieucategorie aangegeven. Deze milieucategorie verwijst naar de afstand die aangehouden moet worden tot woningen in een rustige woonwijk. Deze afstand verschilt van 10 m tot 400 m. Over het 1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
23
algemeen worden bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en categorie 2 (lichte bedrijvigheid) goed inpasbaar geacht in een woonwijk. Analyse In en nabij het perceel aan de Sluisbeekweg en het perceel aan de Beijerstraat komen geen bedrijven voor met een grotere aan te houden afstand dan categorie 2. Ten noorden van het perceel aan de Sluisbeekweg is wel een schietbaan aanwezig met een vrije buitenbaan met schietbomen. Voor deze inrichting geldt milieucategorie 6 met een afstand van 1500 meter tot aan woonbebouwing. De bestemming ‘Wonen’ op het perceel aan de Sluisbeekweg bestemt de feitelijke situatie. Dit houdt in dat het om een erf gaat, welke in deze situatie in gebruik is als wei, en geen bouwvlak wordt opgenomen. De afstand tussen de schietbaan en de woningen blijft met deze herziening onveranderd. Conclusie Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
4.2 Externe veiligheid Kader Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing. Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord.
24
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
Besluit externe veiligheid inrichtingen Op 27 mei 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPGtankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico’s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken. Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen, water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (Stc. 137, 2008). Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een eventuele wettelijke verankering van de risiconormen en is geldig tot uiterlijk 31 juli 2012. Wanneer de nieuwe wetgeving van kracht is wordt de circulaire ingetrokken. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10 -6 contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is. Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden. Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Analyse In het kader van het bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’ is een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd. In en nabij Nieuwstadt zijn diverse risicobronnen aanwezig. Hierna wordt aangegeven of deze risicobronnen ook in of nabij het plangebied van deze herziening (twee percelen) liggen. Wegen De A2 en N297 liggen op een afstand van meer dan 200 meter van Nieuwstadt en daarmee ook van de twee percelen. De N295 bevindt zich op circa 330 meter van het plangebied (perceel aan de 1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
25
Sluisbeekweg). Het perceel Beijerstraat 32 is op een afstand van circa 1.350 meter van de N295 gelegen. Conform het gestelde in de “Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen paragraaf 5.2.3” hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik indien een gebied op meer dan 200 meter van een route of tracé is gelegen. Spoor Binnen het plangebied loopt het spoor (baanvak Sittard-Roermond). Uit berekeningen is gebleken dat de risicocontour van 10-6 per jaar op 5 meter buiten het spoor ligt. Deze valt buiten het plangebied. Het groepsrisico bevindt zich ruim onder de oriëntatiewaarde. Buisleidingen Er liggen vier hogedrukgasleidingen op meer dan 180 meter van het plangebied. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontouren van 10-6 per jaar, maar wel binnen het invloedsgebied van deze leidingen. De Gasunie heeft aangegeven dat zij, aangezien het een beheersplan betreft, het niet noodzakelijk achten een groepsrisicoberekening uit te voeren. Er kan dan ook worden aangenomen dat er vanuit deze leidingen geen belemmeringen voor het plangebied gelden. Er ligt een ARG-leiding voor het transport van etheen op meer dan 250 meter van het plangebied. Deze buisleiding valt onder de categorie overige buisleidingen. Hiervoor is nog geen beleid kenbaar gemaakt. Gegevens over het plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn niet bekend bij de leidingbeheerder (Sabic). Gelet op de afstand tot het plangebied, kan aangenomen worden dat er voor het plangebied geen beperkingen vanuit deze leiding gelden. Het plangebied ligt op meer dan 120 meter van de DPO-leiding en valt daarmee buiten de bebouwings- (10 meter) en de toetsingsafstand (32 meter). Vanuit deze leiding zijn er dus geen beperkingen voor het plangebied. Risicovolle bedrijven Nabij Nieuwstadt liggen twee risicovolle bedrijven (CPS Color en Scheuten Precision Technologies te Sittard). Het plangebied ligt echter buiten het invloedsgebied van deze bedrijven. Deze bedrijven leveren derhalve geen beperkingen op voor het plangebied. In het plangebied is een tankstation met LPG aanwezig. In de vigerende milieuvergunning van het tankstation is doorzet van LPG beperkt tot 500 m3 per jaar. Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gelden met betrekking tot het tankstation de volgende afstanden waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen liggen: Nieuwe situatie voor 2010
Bestaande situatie / Nieuwe situatie na 2010
Afstand tot vulpunt
45 m
25 m
Afstand tot ondergronds of ingeterpt reservoir
25 m
25 m
Afstand vanaf leverzuil
15 m
15 m
Bij LPG-stations is de straal van het invloedsgebied vastgesteld op 150 meter. Het plangebied ligt buiten de aangegeven afstanden. Daarmee vormt het LPG-station geen belemmering voor het bestemmingsplan. 26
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
4.3 Waterhuishouding Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan, vervangt daarmee op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld. Nationaal Bestuursakkoord Water In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en het waterschap samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen (bijvoorbeeld wateroverlast of verdroging) in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) en is hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. 1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
27
28
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
Waterhuishouding In oktober 2001 is de “Handreiking Watertoets 1” uitgekomen. Hierin werd de basis gelegd voor een duidelijke waterparagraaf in ruimtelijke plannen. Eind 2003 is de “Handreiking Watertoets 2; samenwerken aan water in ruimtelijke plannen” verschenen, die de eerste handreiking volledig vervangt. In deze tweede handreiking is per type plan een concrete uitwerking van de watertoets vermeld. Voor bestemmingsplannen geldt het volgende. Vanuit het oogpunt van toelatingsplanologie (de benadering die inmiddels in het nieuwe nationale ruimtelijke beleid is losgelaten maar nog wel als uitgangspunt voor de handreiking geldt) bepaalt het bestemmingsplan welke ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn en welke niet. Het plan geeft de ruimtelijke en functionele randvoorwaarden en mogelijkheden. Om de gewenste ontwikkelingen ook daadwerkelijk te realiseren is vroegtijdig overleg tussen de initiatiefnemer en de betrokken waterbeheerder(s) noodzakelijk. Het doel hiervan is tijdig inzicht te krijgen in de mogelijke negatieve effecten van plannen en besluiten op de waterhuishouding, maatregelen op te zetten om deze negatieve effecten te voorkomen en mogelijke kansen voor het watersysteem te benutten. Het bestaande nationale, provinciale en gemeentelijke beleid met betrekking tot de waterhuishouding dient altijd als uitgangspunt. Het bestemmingsplan mag geen slechtere waterhuishoudkundige situatie creëren dan in dat beleid is vastgelegd. In het onderliggende bestemmingsplan worden (vooralsnog) geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de waterhuishouding in het gebied. Met de wettelijke verankering van de watertoets in het Besluit ruimtelijke ordening worden initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen verplicht “een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding” op te nemen in de toelichting van onder meer streekplannen en bestemmingsplannen. Algemene randvoorwaarden infrastructuur gemeente Echt-Susteren, Wateraspecten Verhard oppervlak mag niet worden aangesloten op de riolering, maar dient te worden afgekoppeld; dit is onafhankelijk van welk rioolstelsel er al ter plaatse ligt of nog moet worden aangelegd. Afkoppelen van hemelwaterriool is één van de speerpunten uit de Vierde Nota Waterhuishouding. Landelijk is het beleid om bij minimaal 60% van alle nieuwbouwlocaties en bij 20% van bestaande bouwlocaties, hemelwater te scheiden van ander rioolwater door afkoppeling van verhard oppervlak. De voorkeur gaat uit naar hergebruik van regenwater. Indien niet mogelijk dient het water bovengronds of ondergronds af te stromen naar een centrale infiltratievoorziening of naar het oppervlaktewater. De te bergen hoeveelheid water in een infiltratievoorziening dient 35 mm van het aangesloten verharde oppervlak te bedragen. Overige uitgangspunten zijn: De riolering dient zodanig te worden aangelegd dat ze, in principe, zelfreinigend is; Persriolering en gemalen alleen toepassen wanneer afvoer met behulp van vrijvervalriool niet mogelijk is. waterbergingsproblemen dienen binnen het plan te worden opgelost. 1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
29
De afvoer naar bestaand stelsel van het verbeterd gescheiden stelstel is maximaal gelijk aan de droogweer afvoer en de pompovercapaciteit. Er dient rekening te worden gehouden met afwatering van en aansluiting van bestaande bebouwing op het riolerings- c.q. afwateringssysteem. De gronddekking op aansluitingen dient minimaal 1,20 m te bedragen. De gronddekking op hoofdriolering dient minimaal 1,50 m te bedragen. De rioolsleuven dienen in lagen te worden aangevuld met vulzand. De aan te leggen riolering dient te worden getoetst op sterkte. Waar mogelijk dient in een vermaasd rioolstelsel te worden voorzien.
Analyse In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de aanleg van water mogelijk. Een groot deel van Nieuwstadt is aangewezen als een freatisch grondwaterbeschermingsgebied. Freatisch houdt in dat het de bovenste laag van het grondwater betreft. De grondwaterbeschermingsgebieden in de provincie Limburg zijn van een zodanige omvang dat de waterwinputten minimaal 25 jaar zijn beschermd tegen een mogelijke verontreiniging. Er wordt onderscheid gemaakt tussen freatische en niet-freatische grondwaterwinningen. In de Provinciale Milieu Verordening zijn hiertoe specifieke regels opgenomen voor de vestiging of uitbreiding van diverse soorten inrichtingen of constructies en voor het gebruik of vervoer van diverse (schadelijke) stoffen. Het grondwaterbeschermingsgebied is door middel van een gebiedsaanduiding op de verbeelding weergegeven. Binnen het grondwaterbeschermingsgebied geldt een verbod voor boringen en graafwerkzaamheden dieper dan 3 meter beneden het maaiveld. Voor de bouwtitel voor een solitaire woning op het perceel geldt, dat deze is gelegen tussen reeds bestaande bebouwing. De realisering van de waterhuishoudkundige doelstellingen zoals hiervoor beschreven wordt bij deze locatie in belangrijke mate bepaald door de omvang van de bouwkavel en de bestaande rioolwatervoorziening. Bij invulling van de bouwkavel wordt gestreefd naar 100% afkoppeling van het regenwater op de riolering. Bij het dimensioneren van regenbuien dient uit te worden gegaan van een 25-jaars bui van 35 mm in 45 minuten (leeglooptijd 24 uur), met een doorkijk naar een 100-jaars bui van 45 mm in 30 minuten, conform het beleid van het Waterschap Roer en Overmaas. Wanneer van de bouwmogelijkheid gebruik wordt gemaakt, dan moet in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning voldaan zijn aan de richtlijn van het dimensioneren van waterhuishoudkundige voorzieningen. Conclusie Dit bestemmingsplan leidt niet tot een verslechtering van de waterhuishouding. Binnen de bestemming ‘Wonen’ wordt water mogelijk gemaakt. Het grondwaterbeschermingsgebied is met een aanduiding op de verbeelding opgenomen. In de regels wordt hiervoor verwezen naar de Provinciale Milieuverordening. Bij toepassing van de bouwmogelijkheden, dient in het kader van de vergunningverlening voldaan te zijn aan de richtlijn van het dimensioneren van waterhuishoudkundige voorzieningen.
30
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
31
4.4 Archeologie Verdrag van Malta Op internationaal niveau geldt dat Nederland in 1992 het Verdrag van Malta heeft ondertekend en in 1998 geratificeerd. Doel van dit verdrag is om op verantwoorde wijze om te gaan met archeologische belangen in de ruimtelijke ordening. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Malta en het rijksbeleid is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van veldonderzoek vroegtijdig inzicht wordt gegeven in de archeologische en cultuurhistorische waarden in het gebied. Op deze manier kunnen de aanwezige waarden bij de planontwikkeling voldoende worden gewaarborgd. Het Verdrag van Malta vindt zijn weerslag in een (ingrijpende) wijziging van de Monumentenwet 1988 die in 2007 van kracht is geworden. Wet op de Archeologische Monumentenzorg Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: ‘de veroorzaker betaalt’. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven. De eigen rol van de overheden wordt hierbij steeds belangrijker. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen. Belangrijke punten in de wet zijn onder andere: Zorgplicht voor alle overheidslagen, zo ook gemeenten. Het bestemmingsplan is het instrument waarbinnen de archeologische monumentenzorg kan worden geregeld. Via het bestemmingsplan kunnen voorwaarden en regels worden verbonden aan bouw- en aanlegvergunningen en ontheffingsbesluiten. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan een vergunning ook niet verleend worden. De veroorzaker is financieel en operationeel verantwoordelijk voor de archeologische monumentenzorg. Expliciete verplichting voor overheden en uitvoerende instanties tot terugmelden van resultaten van het archeologisch (voor-)onderzoek. Erfgoedverordening 2008 gemeente Echt-Susteren Op 18 december 2008 heeft de gemeenteraad de Erfgoedverordering 2008 gemeente Echt-Susteren vastgesteld. De verordening voorziet in een overgangssituatie door het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven nadere regels te stellen voor verstorende activiteiten in een archeologisch monument of verwachtingsgebied.
32
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
Archeologische verwachtingskaart, gemeente Echt-Susteren De raad van de gemeente Echt-Susteren heeft op 24 februari 2011 een archeologische verwachtingskaart vastgesteld voor het gehele gemeentelijk grondgebied. Op deze kaart is te zien aan welke gebieden archeologische waarden en archeologische verwachtingswaarden (hoog, middelhoog en laag) zijn toegekend. Ook is hierop het provinciaal aandachtsgebied aangegeven. Daarnaast heeft de raad een onderzoekskader vastgesteld. Afhankelijk van de aan gronden toegekende (verwachtings)waarden wordt hierbij aangegeven in welke gevallen archeologisch onderzoek vereist is. In dat verband zijn van belang de diepte van de bodemingreep en de omvang van het plangebied respectievelijk de omvang van de bodemingreep. Het onderzoekskader is aan te merken als een kaderstellende richtlijn voor met name het archeoproof maken van nieuwe bestemmingsplannen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen bestemmingsplannen voor (in hoofdzaak) onbebouwde gebieden waarvoor een bepaalde nieuwe ontwikkeling of project in voorbereiding is (-ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen of projecten-) en bestemmingsplannen voor gebieden welke al grotendeels bebouwd en ingericht zijn (beheersbestemmingsplannen of conserverende plannen-). In het eerste geval wordt uitgegaan van de omvang van het plan- of projectgebied, in het tweede geval van de omvang van de daadwerkelijke bodemingreep. Ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen en projecten hebben bijvoorbeeld betrekking op geplande nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen, terwijl beheersbestemmingsplannen vooral gemeentelijke woonkernen planologisch regelen. Indien sprake is van een nieuw bestemmingsplan dat op basis van het voorgaande archeoproof opgesteld is, kan in het kader van aanvragen om omgevingsvergunning in voorkomend geval ook archeologisch onderzoek vereist zijn. Dergelijk onderzoek komt voor rekening van de aanvrager, die een gekwalificeerd bureau hiervoor zal moeten inschakelen. Analyse Op de Archeologische verwachtingskaart van de gemeente Echt-Susteren is het perceel aan de Sluisbeekweg aangewezen als een terrein van archeologische waarde en hebben de gronden ter plaatse van het perceel Beijerstraat 32 een lage verwachting voor droge en natte landschappen. De regels uit het vigerende bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’ zijn voor deze herziening leidend. De bestemming ‘Waarde – Archeologie’ zoals opgenomen in het bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’ is daarom overgenomen. Dit houdt in dat op het perceel aan de Sluisbeekweg een onderzoeksverplichting geldt bij bodemingrepen die dieper gaan dan 40 centimeter én een oppervlakte hebben van 100 m2 of meer. Op het perceel wordt uitsluitend de bestemming gewijzigd in ‘Wonen’ zonder een bouwvlak. Ontwikkelingen met een groter oppervlak dan 100 m2 worden hiermee niet mogelijk gemaakt. Op het perceel Beijerstraat 32 gelden geen restricties.
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
33
Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is dan ook niet benodigd.
Afbeelding 4 Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Echt-Susteren
Conclusie In het kader van archeologie is het uitvoeren van onderzoek niet benodigd. Er zijn geen belemmeringen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
34
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
4.5 Cultuurhistorie Nota Belvedère De “Nota Belvedère; Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting” uit 1999 richt zich op het behoud en de versterking van de cultuurhistorische identiteit van de leefomgeving. De voornaamste opgave van de nota is het vinden van een verantwoord evenwicht tussen de diverse ruimtelijke opgaven, waarbij het omgaan met cultuurhistorische kwaliteiten een belangrijke rol speelt. De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze hoe met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan en beschrijft daarvoor ook de maatregelen. De cultuurhistorische identiteit wordt hiermee sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte. Dit betekent niet dat een restrictief regime wordt gevoerd, gericht op het weren van ruimtelijke ontwikkelingen, maar wel dat randvoorwaarden worden gesteld aan de vormgeving van ruimtelijke ontwikkelingen. Analyse In of nabij het plangebied zijn geen monumenten of andere beeldbepalende panden aanwezig. Conclusie Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
4.6 Flora en fauna Flora- en Faunawet Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet (Ffwet) in werking getreden, waardoor een aantal oudere wetten, zoals de Vogelwet en de Jachtwet, zijn vervangen. Voorts zijn in de Flora- en faunawet de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor Nederland nader uitgewerkt (geïmplementeerd). De Floraen faunawet beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen Huismuis, Bruine en Zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd. De Flora- en faunawet gaat uit van het ‘nee, tenzij’-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten. Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan of een projectbesluit voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen.
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
35
Voor vaststelling van een bestemmingsplan, alsmede een projectbesluit dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen. De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën. 1. Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese richtlijn. Dwingende reden van openbaar belang is geen reden om ontheffing te verlenen. 2. Strikt beschermde soorten, waaronder soorten die op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn voorkomen: voor deze soorten is alleen ontheffing mogelijk wanneer er een dwingende reden van groot openbaar belang is, alternatieve oplossingen ontbreken en er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort (tabel 3 Ffwet). 3. Andere, niet algemeen voorkomende soorten, met uitzondering van beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk bij een gunstige staat van instandhouding van de soort (tabel 2 Ffwet). 4. Beschermde, meer algemene soorten: voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht (tabel 1 Ffwet). Voor algemene beschermde soorten geldt dat ontheffing niet meer behoeft te worden aangevraagd. Er geldt voor deze groep echter wel een zorgplicht. Dit houdt in dat voldoende zorg in acht moet worden genomen voor deze soorten en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat beschermde dieren niet gedood worden en dat beschermde planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Voor een andere groep geldt dat geen ontheffing nodig is als gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn. Tenslotte is er een groep soorten, bestaande uit soorten die op de Habitatrichtlijn Bijlage IV staan en een aantal andere, aangewezen soorten (waaronder alle vogelsoorten), waarvoor een ontheffing altijd nodig is. Analyse Het opnemen van de woonbestemming op het perceel aan de Sluisbeekweg en het verleggen van het bouwvlak op het perceel Beijerstraat 32 hebbeb geen (negatieve) effecten op de eventueel aanwezige beschermd/bedreigde flora en fauna. Indien bij de realisering van de nieuwe woning op het perceel Beijerstraat 32 bomen worden gekapt, dient in het kader van een omgevingsvergunning voor het kappen onderzoek uitgevoerd te worden. Overigens is het niet zeker dat van deze bouwrechten voor een nieuwe woning ook daadwerkelijk gebruik zal worden gemaakt. Conclusie Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan. In het kader van het bestemmingsplan hoeft geen onderzoek te worden uitgevoerd.
4.7 Landschapswaarden EHS en POG De ambitie is om de verscheidenheid in plant- en diersoorten te behouden, de leefgebieden voor planten en dieren te versterken en deze van goede randvoorwaarden te voorzien. Daartoe wordt 36
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
gestreefd in 2018 de grensoverschrijdende (Rijks-) Ecologische Hoofd Structuur (EHS) in Limburg te realiseren. Als versterking hiervan dient voldoende extra natuur, bos en landschapselementen binnen de aansluitende Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) te worden gerealiseerd. Analyse Het plangebied kent geen belangrijke landschapswaarden. De Geleenbeek, aan de oostkant van het perceel aan de Sluisbeekweg, is op de Groene Waardenkaart uit het POL aangegeven als ‘Ecologisch water’. In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zouden kunnen zijn op eventueel in de nabijheid van het plangebied aanwezige landschapswaarden. Conclusie In het plangebied komen geen landschapswaarden voor. Het bestemmingsplan heeft geen invloed op mogelijk in de nabijheid van het plangebied aanwezige landschapswaarden.
4.8 Verkeer en infrastructuur Deze herziening heeft geen betrekking op straten en wegen en heeft tevens geen invloed op omliggende straten en wegen.
4.9 Stedenbouw en duurzaam bouwen De gemeente Echt heeft op 29 januari 1998 het convenant “Duurzaam Bouwen Gewest MiddenLimburg” getekend. Het convenant heeft tot doel afspraken te maken tussen samenwerkende gemeenten, woningcorporaties en het bedrijfsleven over de invoering van duurzaam bouwen bij (ver)bouwprojecten, zowel op het niveau van het gebouw als op het stedenbouwkundig niveau. Daarnaast verplicht het de betrokken partijen om maatregelen te nemen die de uitvoering van het gestelde in het convenant bevorderen en gezamenlijk de milieubelasting als gevolg van bouwactiviteiten zoveel mogelijk beperken.
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
37
38
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
5. PLANBESCHRIJVING 5.1 Uitgangspunten en doelstellingen van het plan Deze herziening betreft een correctie en reparatie van het bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’. In het bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’ is het perceel Nieuwstadt, sectie 404 G0 de bestemming ‘Sport’ toegekend, omdat er – onterecht – vanuit is gegaan dat dit perceel onderdeel uitmaakte van het schietterrein. In deze herziening wordt deze omissie gecorrigeerd en wordt de woonbestemming (zonder bouwvlak) weer opgenomen (conform bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 1993). De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ en de aanduiding ‘geluidzone- industrie’ zijn ook opgenomen. De reparatie betreft het wijzigen van de ligging van het bouwvlak op het perceel Beijerstraat 32, zodat deze evenwijdig aan de weg komt te liggen. Voor het overige blijft het bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’ van toepassing. Met betrekking tot de bestaande woningbouwtitel op het perceel Beijerstraat wordt opgemerkt, dat deze thans nog is gehandhaafd, maar dat deze gelet op de ontwikkelingen op de woningmarkt bij een volgende herziening van het bestemmingsplan mogelijk kan worden wegbestemd.
5.2 Ruimtelijke ontwikkelingen Deze herziening betreft een correctie en reparatie van het bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’ en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
5.3 Ruimtelijke en functionele hoofdopzet Perceel aan de Sluisbeekweg De bestemming ‘Sport’ is gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’. Voor de inhoud van deze bestemming wordt aangesloten op het vigerende bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’. Perceel Beijerstraat 32 Het bouwvlak wordt gewijzigd, zodat deze evenwijdig aan de Beijerstraat komt te liggen. Voor het overige blijft de bestemming en de aanduidingen op het perceel ongewijzigd.
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
39
40
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
6. PLANOPZET 6.1 Feitelijk planopzet Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en planregels. De planregels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de planregels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de planregels het voor de burgers bindende karakter van het bestemmingsplan. Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2008 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van de verbeeldingen. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met ander overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen.
6.2 Juridische planopzet De planmethodiek en inhoud van de bestemmingen is afgestemd op de inhoud van het bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’. De regels zijn onderverdeeld in een viertal hoofdstukken, te weten: Hoofdstuk 1 - Inleidende regels Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels Hoofdstuk 3 - Algemene regels Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 1 omvat de verklaring van de belangrijkste begrippen, welke in hoofdstuk 2 en 3 worden gebruikt. Daarnaast bevat dit hoofdstuk bepalingen op welke wijze de grondoppervlakte, hoogte, breedte en dergelijke van de bouwwerken moeten worden gemeten. Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 geeft de omschrijving van de op de verbeelding aangegeven bestemming, met daarbij nadere bebouwingsregels in de vorm van maximaal toelaatbare aantallen, situering, toegestane voorzieningen en dergelijke.
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
41
Wonen Alle in het plangebied aanwezige woningen zijn als ‘Wonen’ bestemd. Binnen het bestemmingsvlak is een bouwvlak getekend waarin het hoofdgebouw is opgenomen. Voor de diepte van de bouwvlakken is uitgegaan van een standaard maat van 15 meter. Om de woningen aan het einde van een bouwstrook enige bouwmogelijkheden te bieden is het bouwvlak doorgetrokken tot 2,5 meter uit de zijdelingseperceelsgrens met een maximum van 5 meter. Per woonvlak wordt op de verbeelding de toegestane goot- en bouwhoogte aangegeven. Daar waar een nieuwe woning is toegestaan, is dit middels een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Waarde - Archeologie Dubbelbestemmingen regelen een bijzonder belang dat eerst afgewogen moet worden alvorens de onderliggende bestemming mag worden toegepast. Er gelden in die gevallen dus twee bestemmingen waarbij de dubbelbestemming voor gaat op de onderliggende bestemming. De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ is opgenomen om mogelijke archeologische waarden te beschermen en legt beperkingen op ten aanzien van diverse grondwerkzaamheden. Hoofdstuk 3 Het derde hoofdstuk van de regels bevat een aantal algemene bepalingen welke op de bestemming van hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Dit zijn de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene ontheffingsregels, algemene wijzigingsregels en de algemene procedureregels. Hoofdstuk 4 In het laatste hoofdstuk zijn de overgangs- en slotregels opgenomen.
42
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
7. UITVOERBAARHEID 7.1 Economische uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dienen op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, ondermeer voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Indien voor deze ontwikkelingen voor vaststelling van het bestemmingsplan geen privaatrechtelijk overeenkomst is gesloten, dient een en ander te worden vastgelegd in een exploitatieplan. Op het perceel Beijerstraat 32 zijn de vigerende rechten om een nieuwe woning te bouwen overgenomen. In deze situatie is sprake van bestaande rechten die vanwege de herziening op een actuele wijze worden opgenomen. De locatie is op de verbeelding aangeduid met een “specifieke bouwaanduiding nieuwe woning - sba-niw - ”. Uitgangspunt is dat door de gemeente geen kosten ten behoeve van deze nieuwe woning behoeven te worden gemaakt en dat de exploitatie van de bouwkavel volledig door de betrokken eigenaar wordt gewaarborgd. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen exploitatieovereenkomst of exploitatieplan noodzakelijk.
7.2 Handhaving 7.2.1 Handhavingsbeleid Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Een aantal factoren is van belang voor een goed handhavingsbeleid. Inzichtelijke en realistische regelgeving Een bestemmingsplan is een juridische regeling welke inzichtelijk en realistisch dient te zijn. Het plan moet helder van opzet en niet onnodig beperkend of star zijn. Daarbij zullen de regeling en de bepalingen welke hierin zijn opgenomen handhaafbaar moeten zijn. Dit betekent dat de planregels duidelijk zijn en niet meerdere interpretaties kunnen voortvloeien uit de omschrijvingen. De planregels zijn afgestemd op het vigerende bestemmingsplan ‘Kern Nieuwstadt 2010’. Actief handhavingsbeleid Het handhavingsbeleid van de gemeente Echt-Susteren is vastgelegd in een beleidsvisie omgevingsrecht gemeente Echt-Susteren. In deze beleidsvisie en de bijbehorende stukken wordt de totale handhaving van wet en regelgeving die binnen de gemeente wordt uitgevoerd gereguleerd. Ook de handhaving van dit bestemmingsplan zal in deze beleidsvisie worden meegenomen. Onderstaande tekst is een toelichting op de beleidsvisie omgevingsrecht Echt-Susteren. 1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
43
7.2.2 Nota beleidsvisie omgevingsrecht Landelijk, provinciaal en ook door de gemeente zelf zijn tal van regelingen en wetten in het leven geroepen met ieder voor zich een bepaald doel. Deze regels zijn er niet zomaar, maar hebben ieder op hun eigen terrein als hoofduitgangspunt het maatschappelijk leven in ons land in goede banen te leiden en ervoor te zorgen dat de doelen en wensen die we met ons allen hebben afgesproken zoveel mogelijk worden bereikt. De gemeente is veelal belast met het concreet uitvoeren van een groot aantal van deze regels middels het verlenen van vergunningen of ontheffingen alsmede met het houden van toezicht op de uitvoering van deze regels en het handhaven daarvan. Dit geldt voor het uitvoeren van de regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Denk hierbij aan regelgeving op het gebied van bouwen, wonen, milieu, ruimtelijke ordening, openbare orde en veiligheid. Op dit gebied doen zich momenteel bovendien nog enkele ingrijpende ontwikkelingen voor die pleiten voor een heroverweging van het gemeentelijk beleid op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hierbij wordt met name gedoeld op de “omgevingsvergunning” en de wens om te komen tot een meer integrale aanpak op het gebied van handhaving en toezicht. Mede op basis van de missie en visie, opgesteld bij de gemeentelijke fusie in 2003, is aangegeven wat de hoofddoelstellingen zijn van de gemeente. Waar willen we naar toe op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen, wat moet er bijzonder beschermd worden en wat moet er meer of kan minder aandacht krijgen. Vervolgens is door middel van een onderbouwde risicoanalyse per taakveld concreet inzicht gegeven in de zaken die een hogere of lagere prioriteit moeten c.q. kunnen krijgen bij de uitvoering. Zoals aangegeven is dit inzicht gebaseerd op eigen ervaringen alsmede op een gedegen risicoanalyse. Door deze aanpak worden we in staat gesteld de zaken die we echt belangrijk vinden, zoals de instandhouding van het mooie buitengebied, de risicobeheersing bij grotere bouwwerken, brandveiligheid, het voorkomen van echte overlast voor onze burgers et cetera, ook die aandacht te geven die ze verdienen. Zaken die minder of helemaal niet belangrijk worden geacht, zoals vergunningsvrije of kleinere bouwwerken, het toezicht op de bestaande woningbouw e.d., krijgen navenant veel minder of nauwelijks aandacht. Door rekening te houden met de risico’s welke voortvloeien uit de voorgeschreven regels van de binnen de gemeente geldende bestemmingsplannen, zal in de beleidsvisie omgevingsrecht van de gemeente Echt-Susteren en de daaronder liggende uitvoeringsnota en het uitvoeringsprogramma een afweging gemaakt worden hoe de capaciteit van de handhavingsorganisatie zal worden ingezet. Ook deze herziening zal hierin worden opgenomen en zal volgens het bij de beleidsvisie horende uitvoeringsprogramma worden meegenomen in het uit te voeren toezicht. In de voornoemde beleidsvisie omgevingsrecht zijn de volgende uitgangspunten meegenomen voor het toezicht op ruimtelijke c.q. gebruikswaarden van bestemmingsplannen. Het toezicht op ruimtelijke waarden c.q. gebruikswaarden leent zich goed voor integratie met andere gemeentelijke toezichtstaken. Op dit terrein zal dan ook nadrukkelijk aandacht worden gegeven aan de integratiemogelijkheden. Het toezicht op de ruimtelijke regelgeving gaat vooral over de gebruiksregels die in de bestemmingsplannen zijn opgenomen. De gemeente moet dit toezicht zelf actief organiseren; het is niet aan vergunningen gekoppeld. Er zijn vier gebieden genoemd 44
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
(buitengebied, bebouwde kom, bedrijfsterreinen en overig) die elk een eigen toezichtfrequentie zullen krijgen. Bovendien zal worden bezien in welke tijd van het jaar specifieke onderwerpen aandacht moeten krijgen. Vooral in het buitengebied zijn overtredingen nogal eens seizoensgebonden en vinden overtredingen nogal eens plaats buiten de kantooruren (’s avonds, in het weekeinde). Daarop zal in de beleidsvisie en de daaronder liggende uitvoeringsnota omgevingsrecht van de gemeente Echt-Susteren worden ingespeeld.
7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.3.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro Vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient plaats te vinden met instanties waarvan de belangen in het plan in het geding zijn. Deze herziening betreft uitsluitend een correctie en reparatie die geen invloed hebben op een wijziging van de feitelijke situatie. Er zijn dan ook geen belangen van vooroverleginstanties in geding. Er is dan ook geen noodzaak om vooroverleg te plegen. 7.3.3. Zienswijzenprocedure Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (openbare voorbereidingsprocedure). Hierin is bepaald dat het ontwerpbestemmingsplan ten minste zes weken ter inzage dient te liggen. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijze omtrent het ontwerp naar voren brengen. 7.3.4. Vaststelling Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk een zienswijze op het plan in te dienen. Tijdens de ter inzage legging zijn geen zienswijzen binnengekomen. Na de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan Tegen het besluit tot vaststelling staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting
45
46
1e herziening bestemmingsplan Kern Nieuwstadt 2010, Toelichting