communicatie en massamedia
1 COMMUNICATIE EN MASSAMEDIA
VRAGEN EN OPDRACHTEN blz. 9 en 10 1. a. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: Met de bloemen breng je de informatie over dat je je oma: - beterschap of sterkte wenst. - feliciteert met haar verjaardag. - lief vindt. b. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: Met een knipoog breng je de informatie over dat je: - iemand leuk vindt. - een grapje maakt. - iemand plaagt. c. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: Door je tong uit te steken breng je de informatie over dat je: - iemand stom vindt. - het ergens niet mee eens bent. - iemand plaagt. d. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: - Hind brengt met haar liedjes bepaalde gedachten, gevoelens en emoties over. - Hind brengt met haar optreden de informatie over dat ze mensen wil laten genieten. 2. a. Eigen antwoord leerling. Een voorbeeld van een zender zonder ontvanger is: - een tekening maken die je aan niemand laat zien. - een liedje zingen op je kamer terwijl niemand je hoort. b. Nee, er is geen sprake van communicatie. Er is alleen sprake van communicatie als je bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt op iemand anders. 3. Een spiekbrief is verbale communicatie, indirecte communicatie en eenzijdige communicatie. - Verbale communicatie, omdat een spiekbrief bestaat uit geschreven woorden. - Indirecte communicatie, omdat het spiekbriefje een communicatiemiddel is maar er geen face-tofacecontact is. - Eenzijdige communicatie, omdat er sprake is van eenrichtingsverkeer. 4. a. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: Als ik drie weken mijn mobiel niet mag gebruiken, vind ik dat: - vervelend, want dan ben ik niet goed bereikbaar. Ik kan dan moeilijker afspraken maken. - lekker rustig, want dan word ik niet meer gestoord als ik een film kijk of een boek lees. b. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: - Mijn ouders vinden dat ik te veel bel. Ze vinden het zonde van het geld. - Van mijn ouders mag ik zelf weten hoeveel ik bel, zolang ik het ook zelf betaal. 5. In de klas heb je met encoderen en decoderen te maken, omdat een leraar informatie op het bord schrijft (encoderen) en leerlingen de informatie bekijken en proberen te begrijpen (decoderen).
7
communicatie en massamedia
6. Marijke gebruikt met Hyves indirecte communicatie, verbale communicatie en meerzijdige communicatie. Indirecte communicatie, omdat Marijke met haar vrienden kan chatten. De vrienden zitten niet in dezelfde ruimte. Verbale communicatie, omdat ze met Hyves geschreven woorden gebruikt. Meerzijdige communicatie, omdat ze met Hyves zowel informatie verstuurt als ontvangt. Deze vraag leent zich voor een discussie met de klas over de stelling “Hyves is gevaarlijk omdat je alleen indirect met mensen kunt communiceren. Daardoor weet je niet goed of iemand te vertrouwen is.” 7. Eigen antwoord leerling. Voorbeeld: Op school communiceer ik meestal direct, omdat ik daar face to face met klasgenoten en mijn docent praat. 8. Eigen antwoord leerling. Voorbeeld: Op zaterdag communiceer ik meestal indirect, omdat ik dan een groot deel van de dag via Hyves en msn communiceer met vrienden. Op zaterdag communiceer ik meestal direct, omdat ik dan een sportwedstrijd heb en leuke dingen doe met mijn vrienden of familie. 9. Eigen antwoord leerling. Voorbeeld: Bij face-to-facecontact kijk je elkaar bij het praten aan. Als een goede vriend(in) liefdesverdriet heeft dan zie je dat vaak al aan de gezichtsuitdrukking. Bij face to face praten breng je bewust en onbewust boodschappen over via gebaren, je houding en je gezichtsuitdrukking. 10. “Mensen worden steeds asocialer omdat ze door het gebruik van mobieltjes en internet steeds minder face-to-face met elkaar praten.” Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: Ik ben het EENS met deze stelling omdat mensen elkaar veel minder ontmoeten door mobiel- en internetgebruik. Je hebt daardoor minder echte sociale contacten. Ik ben het ONEENS met deze stelling omdat mensen door mobieltjes en internet juist meer met elkaar communiceren, alleen zijn ze niet altijd in dezelfde ruimte. Ze worden dus juist socialer. 11. De uitleg van een docent is geen massacommunicatie. Dit heeft meerdere redenen: - Een groep leerlingen is geen massa. De informatie van de docent is alleen voor de leerlingen beschikbaar. - Er is geen sprake van eenrichtingsverkeer; de leerlingen kunnen direct reageren. - De leerlingen zijn geen anoniem publiek. - De leraar (zender) en leerlingen (ontvanger) hebben persoonlijk contact. - Er is directe feedback. 12. Een kunstobject is een massamedium, omdat: - het zich richt op een groot en anoniem publiek; - er sprake is van eenrichtingsverkeer; - er geen persoonlijk contact is; - er geen directe feedback is. 13. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: Twee voorbeelden van tv- of radioprogramma’s die meerzijdig communiceren zijn Idols en Barry Paf (een programma van Radio 538 met onder andere het item Maak ’t of Kraak ’t).
8
communicatie en massamedia
Bij Idols kunnen kijkers na elke uitzending via sms stemmen op hun favoriete zanger of zangeres. Bij het item Maak ’t of Kraak ’t van Barry Paf bepalen luisteraars of bepaalde liedjes wel of juist niet meer gedraaid moeten worden door te bellen of te sms’en. Andere voorbeelden zijn Popstars, So You Think You Can Dance, Big Brother, De Gouden Kooi, Holland Got Talent, Op Zoek Naar Evita, Spuiten en Slikken, enzovoort. 14. a. “Bij een kruispunt hoorde ik een bellende fietser aankomen.” Betekenis 1: Ik hoorde een fietser aankomen die via zijn mobieltje met iemand aan het praten was. Betekenis 2: Ik hoorde een fietser aankomen die de bel van zijn fiets gebruikte om te waarschuwen. b. Eigen uitwerking leerling. Voorbeeld antwoord: “De oude brandweerwagens werden aan de kant gezet.” Betekenis 1: De oude brandweerwagens werden aan de zijkant van de weg geparkeerd. Betekenis 2: De oude brandweerwagens werden afgedankt.
15. WAT IS DE BOODSCHAP? blz. 10 a. Eigen uitwerking leerling. Voorbeelden: De keeper zegt tegen de verdedigers dat ze beter moeten opletten. De keeper zegt tegen de grensrechter dat hij had moeten zien dat de aanvaller buitenspel stond. b. Vraag a was een voorbeeld van decoderen omdat ik probeerde te begrijpen wat de keeper met zijn boodschap bedoelde.
16. HOE VERLOOPT COMMUNICATIE? blz. 11 a. Een vriend stuurt je een sms met de vraag of je meegaat naar de bioscoop. Je belt terug dat je ouders niet willen dat je meegaat omdat je een toetsweek hebt. Boodschap: uitnodiging voor de bioscoop. Zender: een vriend. Ontvanger: ik. Feedback: ja, want ik bel hem terug en zeg dat ik niet mee mag omdat ik een toetsweek heb. Je wordt gebeld door een callcenter met de aanbieding voor een proefabonnement op een leuk tijdschrift. Jij hebt wel interesse vanwege de lage actieprijs, maar alleen als het een abonnement is voor zes maanden, en niet langer. Boodschap: aanbieding voor een proefabonnement. Zender: een medewerker van een tijdschrift. Ontvanger: ik. Feedback: ja, in het gesprek zeg ik dat ik alleen een proefabonnement voor zes maanden wil. b. Eigen uitwerking leerling.
9
communicatie en massamedia
17
VORMEN VAN COMMUNICATIE blz. 12 Eigen uitwerking leerling. Voorbeeldantwoorden staan vanaf nummer 6 cursief aangegeven in de tabel. situatie
direct
1. Een telefoongesprek tussen twee vriendinnen. 2. Je middelvinger opsteken als je kwaad bent op iemand.
indirect
verbaal
X
X
X
non-verbaal
eenzijdig
X X
3. Je klikt op een nieuwssite.
X
4. Een verkeersbord.
X
meerzijdig
X
X X
X
X
Verkeersborden gebruiken meestal symbolen. 5. Chatten met onbekenden.
X
6. School: Kim bloost omdat de leraar haar betrapt op spieken.
X
7. Bioscoop: Je zegt tegen je buurman dat hij stil moet zijn.
X
8. Winkel: Je kijkt geïrriteerd naar de verkoper, omdat je te weinig geld terugkrijgt.
X
9. Buitenland: Tijdens je vakantie in Spanje probeer je de menukaart in een restaurant te begrijpen.
X
X X
X
X
X X
X
X
X
X
18. NIEMAND THUIS blz. 12 a. Een voorbeeld van: • eenzijdige, indirecte, verbale communicatie: Ella zag een briefje van de elektricien in haar brievenbus. • meerzijdige, directe, verbale communicatie: Ella zei tegen haar vriend dat dit toch belachelijk was. Hij maakte daarop een slimme opmerking. • non-verbale communicatie: Ella kreeg een rooie kop van kwaadheid. b. - Ella had een briefje op de deur kunnen hangen waarop stond dat de bel stuk was. - Ella had kunnen afspreken dat de elektricien haar moest bellen zodra hij voor haar deur stond.
19. WELKE FOTO WEG? blz. 13 Foto d hoort niet in het rijtje thuis omdat een ansichtkaart geen massamedium is en een boek, televisie en radio wel. voor het geven van cijfers.
21. WAAR OF NIET WAAR? blz. 13
10
communicatie en massamedia
Zin b is onjuist omdat chatten indirecte, verbale communicatie is. Chatten is indirect omdat je niet in dezelfde ruimte bent als de persoon met wie je chat en je daarom een communicatiemiddel gebruikt. Zin c is onjuist omdat Goede Tijden Slechte Tijden zorgt voor eenzijdige communicatie. Eenzijdig, omdat de kijker niet rechtstreeks op het programma kan reageren. Zin d is onjuist omdat de journalist juist geen directe feedback van zijn lezers krijgt. De journalist krijgt wel feedback, maar geen directe feedback.
Begrippen hoofdstuk 1
blz. 14 en 15
Communicatie: bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengen op iemand anders. Zender: iemand die informatie overbrengt op iemand anders. Ontvanger: iemand die informatie van iemand anders ontvangt. Medium: een middel om informatie te versturen. Encoderen: het omzetten van gedachten naar tekens (zoals letters) of andere uitingen (zoals symbolen of beelden). Decoderen: het uitpakken van de boodschap door de ontvanger, waarbij deze probeert de betekenis te begrijpen. Feedback: de reactie van de ontvanger op een boodschap van de zender. Directe communicatie: face-to-face met elkaar praten en de boodschap ondersteunen met je lichaam door je houding, gebaren en gezichtsuitdrukking. Indirecte communicatie: communicatie met een ander waarbij je niet in dezelfde ruimte bent, maar een communicatiemiddel gebruikt. Face-to-facecontact: directe communicatie waarbij je met elkaar praat en de boodschap ondersteunt met je lichaam door je houding, gebaren en gezichtsuitdrukking. Verbale communicatie: communicatie waarbij je gesproken en geschreven woorden gebruikt. Non-verbale communicatie: communicatie waarbij je geen gesproken en geschreven woorden gebruikt om een boodschap over te brengen, maar bijvoorbeeld wel lichaamstaal, muziek of schilderijen. Eenzijdige communicatie: communicatie waarbij de ontvanger informatie ontvangt van de zender maar daar niet meteen op kan reageren; er is sprake van eenrichtingsverkeer. Meerzijdige communicatie: communicatie waarbij iedere deelnemer zowel zender als ontvanger is. Massamedia: media die zich met hun communicatieboodschap tot grote groepen mensen tegelijk richten.
11
radio, televisie en internet
EXAMENVRAGEN
blz. 16 en 17
1. B DAGBLAD - CD - RADIO - TELETEKST 2. A de communicatie vanuit één bron gericht is op een groot aantal, vaak anonieme mensen. 3. B Er is sprake van eenrichtingsverkeer. 4. Bewering 2 is juist. Een mobiele telefoon is geen massamedium, want de gesprekken gaan tussen twee individuele burgers. 5. Twee van de volgende kenmerken: - De boodschap is gericht op een groot aantal mensen. - Er is sprake van eenrichtingsverkeer; het publiek kan niet direct reageren op de bron. - De boodschap is openbaar. 6. Internet is massacommunicatie omdat: - de informatie die internet overbrengt openbaar is en voor de meeste mensen bereikbaar; - de zender, bijvoorbeeld de makers van een website, niet weet wie de personen zijn die de boodschap ontvangen; - de zender, bijvoorbeeld de makers van een website, geen persoonlijk contact hebben met de ontvangers; - de zender niet meteen kan controleren of de boodschap goed is overgekomen. 7. B indirecte en verbale communicatie.
2 DE GEDRUKTE MEDIA
VRAGEN EN OPDRACHTEN blz. 21 en 22 1. a. Rectificatie betekent dat een fout hersteld wordt. In dit geval zal Jim bijvoorbeeld eisen dat Story een bericht schrijft waarin staat dat de bewering over zijn cocaïneverslaving onjuist is. b. Mensen geven niet toe dat ze roddelbladen lezen omdat ze zich ervoor schamen. Ze weten dat er leugens en onwaarheden in de bladen (kunnen) staan die mensen kunnen kwetsen. c. Eigen antwoord leerling. Voorbeeld antwoorden: - Ik vind het WEL terecht omdat Story niet zomaar iets mag verzinnen of schrijven wat kwetsend is. - Ik vind het NIET terecht omdat iedereen weet dat Story soms onwaarheden schrijft. Jim moet zich er niet druk om maken. 2. a. Een doelgroep is een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken. b. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: De doelgroepen: - jongeren; - dierenliefhebbers; - sporters; - jongens/meisjes; - skaters; - muziekliefhebbers;
12
radio, televisie en internet
- vrijgezellen; - gothic; - enzovoort. c. Voorbeelden van doelgroepen die niet in de tekst genoemd worden zijn: - jongeren met belangstelling voor scooters; - mensen met belangstelling voor klassieke muziek; - huisvrouwen; - mensen die aan hengelsport doen; - wandelaars; - enzovoort. 3. Uitgevers formuleren een doelgroep omdat adverteerders willen weten welke type mensen ze kunnen bereiken. De uitgevers verdienen geld aan de advertenties die in hun bladen staan. 4. De verschillen tussen een krant en een tijdschrift die de leerlingen in de tekst moeten onderstrepen zijn: - Een krant verschijnt dagelijks; een tijdschrift vaak maar één keer in de week. - Een krant brengt vooral actuele nieuwsfeiten, aangevuld met achtergrondinformatie; tijdschriften kunnen over allerlei onderwerpen schrijven. - Een krant heeft meestal een bredere doelgroep dan tijdschriften. De tijdschriften schrijven voor een doelgroep met een speciaal interessegebied. 5. a. Human-interestberichten zijn persoonlijke verhalen van mensen over alledaagse emoties. b. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: - Een verhaal over een meisje dat slachtoffer is geworden van een loverboy. - Een verhaal over een muzikant die na veel tegenslag toch succesvol is. - Een verhaal over een bekende (pop)zanger die een kindje heeft gekregen. 6. Redenen waarom je een huis-aan-huisblad geen kwaliteitskrant kunt noemen: - Een huis-aan-huisblad verschijnt meestal maar één keer per week en niet dagelijks, zoals een kwaliteitskrant. - Een huis-aan-huisblad bestaat vooral uit advertenties. In een kwaliteitskrant staan vooral artikelen. - Een huis-aan-huisblad schrijft vooral over plaatselijke gebeurtenissen; een kwaliteitskrant schrijft veel over landelijke en internationale gebeurtenissen. 7. Verschillen tussen Metro en de Volkskrant zijn: - Metro verdient geen geld aan abonnees, maar alleen aan advertenties. De Volkskrant verdient geld aan abonnees en aan advertenties. - Metro is gratis, de Volkskrant niet. - De Volkskrant is een kwaliteitskrant en Metro is een populaire krant. - In de Volkskrant staan meer artikelen en achtergrondinformatie dan in Metro. Een ander verschil is dat Metro op tabloidformaat uitkomt en de Volkskrant niet. Deze vraag leent zich voor een discussie over de volgende stelling “Populaire kranten zijn minder goede kranten dan kwaliteitskranten.” 8. Eigen antwoord leerling. De manieren waarop kranten hun geld verdienen: - advertenties - abonnementen - losse verkoop Wat het meeste oplevert, verschilt per krant. Sommige kwaliteitskranten hebben wat minder advertenties en zijn daardoor meer afhankelijk van de vaste abonnementen. In populaire kranten staan meestal veel advertenties waardoor ze minder afhankelijk zijn van inkomsten van abonnementen. De gratis kranten redden het zelfs zonder abonnees.
13
radio, televisie en internet
9. Twee antwoorden zijn mogelijk: Het tijdschrift (Gezondheidsnieuws) waar Antoinette in stond, hoort bij de categorie: - special-interestbladen, tijdschriften over één bepaald onderwerp, bijvoorbeeld gezondheid. - vakbladen, tijdschriften voor een bepaalde beroepsgroep, bijvoorbeeld verpleegkundigen. 10. a. Elle is een lifestyleblad omdat het een glossy magazine is met veel aandacht voor mode en trends. Elle omschrijft zichzelf als volgt: “Elle is het grootste modeblad ter wereld, waarbij mode niet alleen staat voor kleding, maar ook voor beauty, uitgaan en mensen. Welke personen, plekken en muziek zijn ‘in’? De redacteuren zijn er altijd mee bezig en staan model voor de doelgroep: hoogopgeleide vrouwen die in de stad wonen en werken, veel reizen, uitgaan en gek zijn op mode.” b. Bloemen & Planten en Railhobby zijn special-interestbladen. Deze tijdschriften gaan duidelijk over één bepaald onderwerp. 11. a. Jongeren kregen toen meer tijd om te lezen en hadden meer geld. Daarom wilden adverteerders graag reclame voor deze doelgroep maken in de tijdschriften. b. Eigen antwoord leerling. Voorbeeld: De Hitkrant. Daarin staat reclame voor radiozenders, make-up, parfum, kleding, frisdrank en evenementen. 12. Je gaat kritisch met informatie om door meerdere kranten en tijdschriften te lezen en door goed op te letten of informatie betrouwbaar is.
13. SP!TS blz. 22 a. Metro, De Pers en DAG zijn gratis kranten. b. Redenen waarom deze kranten veel gelezen worden: - De kranten zijn gratis. - In de kranten staan korte artikelen. Je bent weinig tijd kwijt aan lezen en toch op de hoogte van het nieuws. - Op het station, in de trein of bus, moet je soms wachten. Dan lees je de krant om de tijd door te komen. c. Gratis kranten zijn populaire kranten. Ze richten zich op een breed publiek en hebben veel aandacht voor misdaad, rampen, sport, persoonlijke verhalen en amusement. De Pers is een uitzondering. Deze krant noemt zichzelf een kwaliteitskrant. d. Eigen antwoord leerling. e. Eén gratis krant wordt vaak door meerdere mensen gelezen. De gratis kranten blijven bijvoorbeeld in de trein liggen waar ze elke keer weer door een ander persoon gelezen worden. Deze opdracht leent zich voor een gesprek in de klas over de gratis kranten. Lezen de leerlingen deze kranten? Wat vinden ze van deze kranten en welke spreekt ze het meeste aan?
14. POPULAIR OF KWALITEIT: WISSEL VAN STIJL blz. 22 De leerlingen hebben deze opdracht op een apart vel gemaakt. Bespreek enkele artikelen in de klas. Waaraan zien de leerlingen dat een artikel in de Volkskrant of in De Telegraaf thuishoort? Heeft het bericht een sensationele of sobere kop? Is het taalgebruik eenvoudig of ingewikkeld? Is het bericht kort of lang? Vraag de leerlingen ook in welk deel van de krant ze het artikel zouden plaatsen en wat voor soort foto ze erbij vinden passen en waarom.
14
radio, televisie en internet
15. CARTOON blz. 23 a. b. c. d.
De tekenaar wil zeggen dat kwaliteitskranten saai zijn en populaire kranten niet. Eigen antwoord leerling. Eigen antwoord leerling. Twee kwaliteitskranten zijn de Volkskrant en NRC Handelsblad. Twee populaire kranten zijn De Telegraaf en Algemeen Dagblad.17. WELK SOORT TIJDSCHRIFT? blz. 23
categorie
tijdschriften
jongerenbladen
Yes
gezinsbladen
Margriet, Viva
lifestylebladen
Cosmopolitan, Elle, Men’s Health
roddelbladen
Privé, Weekend
special-interestbladen
Bruid en Bruidegom, VT Wonen, Vissen
vakbladen
Land & Tuinbouw, Kinderopvang
tv-gidsen
VARAgids, Troskompas
opiniebladen
HP/De Tijd, Elsevier, De Groene Amsterdammer
18. VOOR WELKE DOELGROEP? blz. 24 tijdschrift
doelgroep
reclameproducten
Panorama
gezinnen, mannen
internetproviders, bier, auto’s, elektronica
ComputerIdee
mannen en vrouwen, jong en oud, consumenten met belangstelling voor computers en met een gemiddeld tot hoog inkomen
computers, fototoestellen, internetproviders
Story
geïnteresseerden in showbizz- en royaltynieuws, alle leeftijden, huisvrouwen, gehuwden, opleidingsniveau: vmbo, mbo
afslankpillen, computerspellen, vakantieparken, schoonheidsproducten
Veronica Magazine
gezinnen
vakantieparken, games, casino, mobieltjes
Voetbal International
voetballiefhebbers, mannen van vijftien tot vijftig jaar
clubshirts en -sjaals, sportboeken
Hitkrant
meisjes van acht tot vijftien jaar
radiozenders, cd’s, concerten, games, jongerenvakanties, kleding, parfum
Elsevier
hoogopgeleide mannen en vrouwen met een hoog inkomen
boeken, software, cd’s, cursussen
Viva
vrouwen van 20 tot en met 35 jaar, gemiddeld tot hoog inkomen
lingerie, kleding, reizen, gadgets
15
radio, televisie en internet
Linda
16
vrouwen van 20 tot en met 49 jaar met een goed inkomen
make-up, kleding, tijdschrift, gadgets
radio, televisie en internet
19. WAT HOORT BIJ ELKAAR? blz. 24 Het jaar 1440.
c. Uitvinding boekdrukkunst.
Rond het jaar 1900.
e. Invoering algemene leerplicht.
Een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken.
f.
Doelgroep.
Een groep Nederlanders met een hoge opleiding uit een hogere sociale klasse. a. Kader. Mensen uit alle lagen van de bevolking.
h. Breed publiek.
Verschijnen eens per week en worden bijna altijd gratis bezorgd.
g. Huis-aan-huisbladen.
Dagbladen die alleen verdienen aan advertenties.
d. Gratis kranten.
Richten zich met sensationele berichten op een groot publiek.
b. Populaire kranten.
20. POPULAIRE TIJDSCHRIFTEN blz. 25 a. Gezinsbladen hebben de hoogste oplage. Bladen over eten en koken hebben de laagste oplage. b. Eigen uitwerking leerling. c. Eigen uitwerking leerling. Voorbeeld antwoord: M: auto- en motorbladen M: computerbladen M en V: bladen over eten en koken M en V: gezinsbladen M en V: jongerenbladen M: mannenbladen M en V: opiniebladen M en V: reis- en recreatiebladen M en V: tv-gidsen M: sportbladen M en V: vakbladen V: vrouwenbladen M en V: woon-, tuin- en doe-het-zelfbladen Conclusie: De tijdschriften met een hoge oplage worden zowel door mannen als vrouwen gelezen. In de praktijk lezen mannen ook vrouwenbladen. In wachtkamers van het ziekenhuis zie je bijvoorbeeld ook mannen bladeren in de Libelle, Margriet of Cosmopolitan. Maar vrouwen lezen meestal geen mannenbladen.
21. STELLINGEN blz. 25 Eigen antwoord leerling. Voorbeelden argumenten: 1. “Jongeren zijn slecht geïnformeerd omdat ze weinig kranten lezen.” - Eens, want alleen door verschillende kranten te lezen krijg je achtergrondinformatie over het nieuws en kom je veel over gebeurtenissen in de wereld te weten. - Oneens, want jongeren lezen wel nieuws op internet en kijken het journaal. Zo blijven ze ook op de hoogte van het nieuws.
17
radio, televisie en internet
2. “Door de opkomst van kranten op internet en gratis kranten zullen er over vijftien jaar geen abonnementskranten meer bestaan.” - Eens, want over vijftien jaar kun je dezelfde artikelen op internet en in de gratis kranten lezen. - Oneens, want de abonnementskranten trekken een bepaalde doelgroep die zich thuis voelt bij de krant. Deze lezers zijn bereid voor hun krant te betalen, ook in de toekomst. Ze zijn gewend aan de toon, de opmaak, het type nieuws, de columnisten en het commentaar van de krant. Ze willen dit niet missen. Bovendien vinden veel lezers het lezen van papier veel prettiger dan het lezen van het beeldscherm. En de papieren krant kun je overal lezen: in de huiskamer, in je slaapkamer, op het balkon, enzovoort.
Begrippen hoofdstuk 2
blz. 28 en 29
Doelgroep: een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken. Tijdschrift: een blad met informatie over bepaalde onderwerpen voor een doelgroep met een speciaal interessegebied. Jongerenblad: tijdschrift dat zich richt op jongeren. Gezinsblad: tijdschrift dat zowel door mannen als vrouwen wordt gelezen. Lifestyleblad: een glossy magazine bedoeld voor de moderne man of vrouw. Roddelblad: tijdschrift dat vooral over bekende personen schrijft en niet altijd de waarheid schrijft. Special-interestblad: tijdschrift dat over één bepaald onderwerp schrijft. Vakblad: tijdschrift dat bedoeld is voor een bepaalde beroepsgroep. Omroepblad: een tv-gids van een omroep met overzichten van de televisie- en radioprogramma’s. Opinieblad: een tijdschrift dat achtergrondinformatie en commentaar geeft bij politieke, economische, culturele en maatschappelijke kwesties. Opmerking: dit begrip ontbreekt in de lijst in het examenkatern, maar noemen we hier wel om de lijst volledig te maken. Krant: blad dat dagelijks verschijnt en lezers op de hoogte brengt van het nieuws. Landelijke krant: krant die in heel Nederland verschijnt en vooral nieuws en achtergrondinformatie uit binnen- en buitenland brengt. Regionale krant: krant die naast het nationale en internationale nieuws vooral plaatselijk nieuws brengt. Human-interestbericht: een persoonlijk verhaal van mensen met alledaagse emoties. Populaire krant: een krant gericht op een groot en breed publiek uit alle lagen van de bevolking. Kwaliteitskrant: een krant met serieus nieuws, zoals politiek en economie, bedoeld voor hoog opgeleide mensen.
18
radio, televisie en internet
Breed publiek: mensen uit alle lagen van de bevolking. Katern: extra pagina’s in een krant over bijvoorbeeld economie, cultuur, onderwijs en wetenschap. Kaderkrant: krant die zich richt op hoog opgeleide mensen uit een hogere sociale klasse.
3 RADIO, TELEVISIE EN INTERNET
VRAGEN EN OPDRACHTEN blz. 33 en 34 1. Eigen uitwerking leerling. Voorbeeld: Beste Sander, Om van je gameverslaving af te komen, kun je een aantal dingen doen. Je kunt het probleem met je ouders bespreken en met hen afspraken maken over de tijden die je per dag aan gamen besteedt. Als je ouders weggaan, moeten ze je laptop achter slot en grendel doen! Je kunt ook contact opnemen met een kliniek die een special afkickprogramma voor gameverslaafden heeft. En als dat niet helpt kun je beter je computer verkopen en dingen bedenken om te doen op de momenten die je daarvoor besteedde aan gamen. Succes en groeten! 2. a. Eigen antwoord leerling. Voorbeeld antwoord: Het eerste wat ik ’s ochtends gebruik is: - de radio; ik word wakker van de wekkerradio. - internet; ik bekijk tijdens het ontbijt of ik nog nieuwe berichtjes heb op Hyves. - de tv; ik kijk altijd even naar het nieuws en TMF. b. Eigen antwoord leerling. Inventariseer enkele antwoorden van leerlingen. Verbazen de genoemde aantallen de klas? Leg ook de twee volgende vragen voor: - Hoeveel tijd denken de leerlingen dat ze per dag gebruikmaken van massamedia? - Kunnen ze zich voorstellen hoe hun leven eruit zou zien zonder deze middelen? 3. Het programma was eerst alleen te zien op internet. Maar het was zo populair dat het tv-programma RTL-Boulevard er wekelijks aandacht aan ging besteden. Uiteindelijk werd de winnares op tv bij RTL-Boulevard bekendgemaakt. 4. a. Nederland 1 trekt de meeste kijkers. Twee populaire programma’s op Nederland 1 zijn Spoorloos en Opsporing verzocht. b. RTL 4 trekt de meeste kijkers. Twee populaire programma’s van RTL 4 zijn Crime Scene Investigation en RTL Boulevard. c. Drie van de overige zenders zijn National Geographic, MTV en Eurosport. 5. Commerciële zenders hebben meer amusementprogramma’s, omdat die veel kijkers trekken. De zenders worden niet door de overheid verplicht om culturele of informatieve programma’s uit te zenden. Daarom kunnen ze ook meer amusementprogramma’s uitzenden. Houd in de klas een discussie over de stelling “De overheid moet de publieke omroepen niet langer geld geven; ze moeten zichzelf maar redden.” 6. Stelling “Regionale zenders zijn overbodig.” Voorbeelden argumenten:
19
radio, televisie en internet
Eens, want ze maken saaie programma’s en zenden vaak herhalingen uit. Voor jongeren is er niets aan. Oneens, via de regionale zender word je op de hoogte gehouden van het nieuws uit de omgeving. 7. De commerciële zenders kopen geen regiosoap omdat ze daarmee te weinig kijkers en adverteerders trekken. Van jonge leu en oale groond brengt ook de katholieke traditie tot leven, wat beter past bij een (katholieke) publieke omroep dan bij een commerciële zender die zich niet bindt aan een maatschappelijke groep. De serie werd vanaf mei 2007 uitgezonden door de publieke omroepen, namelijk door KRO op Nederland 2. 8. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: - Webmaster; iemand die een website ontwerpt en onderhoudt. - Journalist; iemand die veel achtergrondinformatie, telefoonnummers en adressen opzoekt op internet. 9. Eigen antwoord leerling. Voorbeeld antwoord: - Het programma de Hitlijn van Q-music is een voorbeeld van een interactief radioprogramma, omdat luisteraars liedjes kunnen aanvragen door te bellen of te sms’en. - Het Eurovisie Songfestival is een voorbeeld van een interactief tv-programma, omdat kijkers kunnen bellen en sms’en voor hun favoriet. 10. Internet noemen we een massamedium omdat: - websites zich vaak op grote groepen mensen richten; - de informatie openbaar is en voor de meeste mensen bereikbaar is; - de zender vaak niet weet wie de ontvanger is; Het publiek is dus anoniem. - de zender niet meteen kan controleren of de boodschap goed is overgekomen. Er is vaak geen directe feedback. 11. Eigen antwoord leerling. Bijvoorbeeld: - Informatie zoeken. - Chatten/ msn’en/e-mailen. - Muziek downloaden. - Nieuws volgen. - Winkelen. - Spelletjes doen. 12. a. Drie voordelen van internet zijn: - Het is een grote bron van informatie. - Door internet kun je snel met elkaar communiceren. - Zakendoen via en op internet wordt steeds makkelijker. b. Een nadeel van internet is dat het lastig is vast te stellen of de informatie juist en betrouwbaar is. c. Eigen antwoord leerling. Voorbeeld: Het leukst van internet vind ik dat je kunt chatten met mensen en ze kunt zien via de webcam, ook al zitten ze aan de andere kant van de wereld. 13. a. Bij internetdating gaat het om indirecte, verbale en meerzijdige communicatie. - Indirect omdat je internet gebruikt om met elkaar te communiceren (tot het moment dat je elkaar gaat ontmoeten, dan is het directe communicatie). - Verbaal omdat het om gesproken (bijvoorbeeld via Skype) of geschreven (bijvoorbeeld via msn) woorden gaat. - Meerzijdig omdat je zowel zender als ontvanger bent.
20
radio, televisie en internet
b. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: - Doe je op internet voor als jezelf; zo schep je geen valse verwachtingen bij je date. - Geef je date niet te veel persoonlijke informatie, zoals je adres, en geen pikante foto’s. Je weet nooit of je date te vertrouwen is. - Als je elkaar wilt ontmoeten doe dit dan in een openbare gelegenheid, waar veel andere mensen zijn. c. Eigen antwoord leerling. Deze vraag leent zich voor een gesprek in de klas over internetdating. Gebruik daarbij de stelling “Internetdating is een prima manier om iemand anders goed te leren kennen.”
14. COMMERCIEEL OF PUBLIEK? blz. 34 commerciële zender (1), publieke omroep (2), allebei (3) kenmerk
zender(s) – omroep(en)
Daar kun je lid van worden.
2
Hebben hun eigen nieuwsprogramma’s.
3
Krijgen geen geld van de overheid.
1
Krijgen inkomsten uit reclamegeld.
3
Maken winst.
1 of 3 (Bij publieke omroepen is winst maken geen doel; commerciële zenders kunnen overigens ook verlies lijden.)
Gebonden aan maatschappelijke groep.
2
Onderbreken programma’s voor reclame.
1
Zenden uit op Nederland 1, 2 of 3.
2
Zenden vooral amusement uit.
1
Zijn het eerst opgericht.
2
(Het zijn verenigingen.)
(Publieke omroepen hebben alleen reclame voor en na programma’s.)
15. WAAR KIJK JE NAAR? blz. 35 De leerlingen mogen in tweetallen aan deze opdracht werken. Voor informatie over de zenders en omroepen kunnen ze de kaders op pagina 38 en 39 bestuderen. Eigen uitwerking leerlingen. Voorbeelduitwerking: a. zender/omroep
programma
Veronica
NCIS (misdaadserie), Wegmisbruikers (programma over roekeloze automobilisten), De Grote Beurt (auto’s krijgen een make-over)
BNN
Over Mijn Lijk (programma waarbij vijf ongeneeslijk zieke jongeren worden gevolgd), Spuiten en Slikken (programma over drugs en seks), Try Before You Die (acht presentatoren gaan diverse uitdagingen aan)
NET 5
McLeods Daughters (populaire Australische dramaserie), Grey’s Anatomy (Amerikaanse ziekenhuisserie), Julia’s Tango (dramaserie over vier jonge Nederlandse vrouwen), Het Blok (vier stellen verbouwen een appartement)
VPRO
Tegenlicht (informatief programma), Andere Tijden (geschiedenisprogramma), Villa Achterwerk (diverse programma’s voor de jeugd over cultuur, liefde, sport, waarden en normen)
21
radio, televisie en internet
b.
Naar welke zender kijken de leerlingen het meest? Komt dat overeen met de positie die de zender inneemt in de grafiek?
16. RADIOFORMATS blz. 35 a. Met format bedoelen we de formule van een radio- of televisieprogramma. Aan het format zie je wat voor soort programma het is en uit welke onderdelen het bestaat. b. De antwoorden staan cursief aangegeven in de tabel. Zender
format
Radio 1
Nieuws en sport.
Radio 2
Familiezender: muziek, amusement en lichte informatie.
Radio 3 FM
Nieuwe muziek: r&b, dance, hiphop en alternatieve pop en rock.
Radio 4
Klassieke muziek en korte actualiteiten.
Sky Radio 101 FM
Non-stop hits.
Radio 538
Popmuziek/top 40, ’s avonds dance, house, soul en r&b, info voor jongeren.
Q-music
Veel (pop)muziek, dj’s, feel-goodzender.
100%NL
Non-stop Nederlands product.
Radio Veronica
80’s- & 90’s-hits vergezeld van dj’s.
Caz!
Mix van urban pop, dance en rock.
Naar welke radiozender luisteren de leerlingen vooral? Waarom?
22
radio, televisie en internet
17. VRIJETIJDSBESTEDING blz. 36 a. Radio en geluidsdragers hebben de meeste last van de opkomst van internet. In dertig jaar liep het gebruik ervan terug van twee tot nauwelijks een halfuur per week (25 procent). b. Eigen antwoord leerling. Houd in de klas een enquête over de tijdsbesteding. Laat de leerlingen zelf een conclusie trekken.
18
ONLINE KOPEN blz. 36 a. In 2006 is er ongeveer 1.450 miljoen euro meer omzet gehaald in vergelijking met 2000. b. Vier soorten populaire internetwinkels zijn sites met de volgende producten: - boeken; - kleding; - tweedehands artikelen; - reizen. De leerlingen kunnen ook namen van sites noemen, zoals: - Bol.com; - Amazon.com; - Wehkamp.nl; - Bruna.nl. c. Een voordeel van producten kopen op internet is dat je de deur niet uit hoeft. Een nadeel van kopen op internet is dat daardoor ‘gewone’ speciaalzaken, zoals foto- en cdwinkels, verdwijnen. Een ander nadeel is dat de kans op bedrog groter is. Je betaalt dan bijvoorbeeld wel voor een besteld product, maar je krijgt dit artikel nooit toegestuurd. d. Eigen antwoord leerling.
19. CHAT-RISICO’S blz. 37 De leerlingen schrijven op een apart vel een artikel met de titel: “Is msn-verslaving een groot maatschappelijk probleem?” Het artikel moet ongeveer 125 woorden tellen. Laat de leerlingen gebruikmaken van het artikel dat bij de opdracht staat (De gevaren van msn). Ze kunnen in hun eigen artikel de volgende vragen beantwoorden: - Is Carola Eppink terecht bezorgd of stelt ze zich aan? - Moeten kinderen meer buitenspelen in plaats van chatten? - Wat vinden ze van het een antichatprogramma? Is het nodig? Is het te veel bemoeizucht? Vinden ze het een goede oplossing of juist niet? Hebben ze zelf een ander idee? Houd een gesprek in de klas over het onderwerp aan de hand van een aantal artikelen die de leerlingen gemaakt hebben.
23
radio, televisie en internet
20. WELK WOORD WEG? blz. 37 Zie de toelichting bij de ‘Thinking skill’ Welk woord weg? op pagina 16 en 17 van deze handleiding. Voorbeelden: RTL 4 hoort er niet bij, omdat dit begrip als enige van de vier een commerciële zender is; de andere begrippen zijn publieke omroepen. Of: BNN hoort er niet bij, omdat het de enige omroep is die zich richt op jongeren, de overige drie richten zich op oudere kijkers. Begrippen: Sky Radio - Veronica - Radio 538 - Radio 3FM Veronica hoort er niet bij, omdat deze als enige niet alleen een radiozender is, maar ook een televisiezender. Of: Radio 3FM hoort er niet bij, omdat de overige drie allemaal commerciële radiozenders zijn en 3FM als enige niet.
Waar kijken we naar?
blz. 38 en 39
ENQUÊTE a. Eigen uitwerking leerling. Let erop dat de leerlingen inderdaad tien zenders of omroepen noemen. b. Eigen uitwerking leerling. Zijn de speciaal op jongeren gerichte omroepen ook inderdaad de populairste zenders? Te verwachten valt dat TMF, MTV en BNN het meest genoemd worden. Maar ook Nederland 1 – als publieke omroep – zal zeker genoemd worden vanwege de sportprogramma’s (Nederlands voetbal, schaatsen, wielrennen). c. Eigen uitwerking leerling. Hoe scoren de publieke omroepen? d. Eigen uitwerking leerling. Discussie over de uitslag van de enquête.
WAT HOORT BIJ WAT? 1.
Iris is katholiek maar gaat niet meer elke week naar de kerk.
g. KRO
2.
Chris is zeventien en is gek op humoristische programma’s en sensatie.
h. BNN
3.
Clarence is een maatschappijkritische kunstenaar.
d. VPRO
4.
Job is christelijk en gaat elke zondag naar de kerk.
c. EO
5.
Irma is lid van de PvdA.
i. VARA
6.
Sandra gaat met het hele gezin naar concerten van Jan Smit.
e. TROS
7.
Nikki (25) zit graag met een doos tissues op de bank naar dramaseries te kijken.
a. NET 5
24
radio, televisie en internet
8.
Michael is een echte muziekfreak.
f. MTV
9.
Youssef is een zakenman; hij werkt op de beurs.
b. RTL 7
25
radio, televisie en internet
Begrippen hoofdstuk 3
blz. 40
Zuilen: maatschappelijke groepen in Nederland. Publieke omroepen: zenders die uitzenden via Nederland 1, 2 en 3 en een maatschappelijke groep vertegenwoordigen. Commerciële zenders: zenders die als hoofddoel hebben om winst te maken en die geen geld ontvangen van de overheid. Kijkcijfers: cijfers die aangeven hoeveel kijkers een programma trekt. Regionale zenders en omroepen: zenders die plaatselijk nieuws brengen. Internationale zenders: zenders die zich richten op meerdere landen. Interactie: wisselwerking tussen zender en ontvangers. Webwinkels: bedrijven die online producten verkopen. Nieuwe media: media die nog niet zo lang bestaan zoals internet, dvd, iPod en mobieltjes. Oude media: media die al lange tijd bestaan zoals kranten, tijdschriften, televisie en radio.
EXAMENVRAGEN
blz. 42 en 43
1. E Alleen 1 en 3. 2. Per abuis is de laatste zin van de vraag onjuist. De vraag moet zijn: Sommige kranten en omroepen richten zich op een vergelijkbare doelgroep. Welke omroep past het beste bij deze krant: welke van de vier combinaties past het beste? A NCRV Trouw 3. B Alleen 2. 4. Soort krant: regionaal Mijn argument is: het gaat om plaatselijk nieuws. 5. B EO en KRO. 6. D SBS 6, want die richt zich ook op het brengen van klein en lokaal nieuws. 7. C Een rooms-katholieke achtergrond. 8. A Een hoogopgeleid, progressief denkend publiek.
26
technologische ontwikkelingen
4 TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN
VRAGEN EN OPDRACHTEN blz. 47 1. a. Technologie betekent dat er steeds nieuwe producten worden gemaakt en dat oude producten verbeterd worden. b. iPhone is veel uitgebreider dan de mobieltjes die we tot nu toe kenden. Met iPhone kun je: - op internet, video’s bekijken en muziekbestanden downloaden; - meerdere dingen tegelijkertijd doen (zoals e-mailen en muziek luisteren); - het schermtoetsenbord gebruiken en schrijffouten automatisch laten corrigeren; - gebruikmaken van een breedbeeldscherm. Daardoor kun je het apparaat bedienen door het scherm met je vingers aan te raken, er is dus geen aanwijspennetje meer nodig. 2. a. YouTube is populair omdat er ontzettend veel grappige, mooie en spectaculaire filmpjes op staan en omdat iedereen gratis films mag uploaden en bekijken. b. De leerlingen kunnen deze vraag helaas niet beantwoorden. Skoeps is in 2008 gestopt wegens tegenvallende financiële resultaten. Om vraag 2b toch te behandelen kunt u Skoeps vervangen door 123video.nl: Overeenkomst tussen YouTube en 123video: burgers kunnen filmpjes plaatsen en bekijken op deze sites. Verschil tussen YouTube en 123video: YouTube is internationaal en 123video nationaal. 3. Radio 538 maakt WEL gebruik van crossmedia want naast de radiozender 538, is er ook de website radio538.nl. Crossmedia betekent dat er een mix is van verschillende soorten massamedia. 4. Bij digitale televisie is het signaal compacter. Daardoor kan digitale tv meer zenders laten zien, is het beeld en geluid beter. Ook heeft digitale tv meer diensten, zoals pay per view (je betaalt dan per film). 5. a. Bij dagbladen kunnen lezers hun mening geven via de brievenrubriek of op de site van de krant. Bij omroepen kun je tijdens een bepaald programma bellen of sms’en of reageren op hun website. b. Dit is een lastige vraag voor de leerlingen waar ze uw hulp bij nodig hebben. Ze kunnen het antwoord niet in de lestekst vinden. Het doel is om lezers en kijkers vast te houden. Ze willen dat mensen het blad blijven lezen of naar de omroep blijven kijken. We noemen dit ook wel lezers- of kijkersbinding. Voorbeeld: als ik een bericht achterlaat op een forum, dan kom ik een dag later terug om te kijken of iemand op mijn opmerking gereageerd heeft. 6. De wereld lijkt door internet kleiner omdat je heel makkelijk en snel met mensen over de hele wereld kunt communiceren. Een familielid dat geëmigreerd is naar Amerika lijkt daarom niet meer zo ver weg te zijn als voor het internettijdperk. Ook is zakendoen met of via het buitenland makkelijker geworden door internet. 7. Eigen antwoord leerling. Voorbeeld: De scheiding is minder groot omdat werknemers op het werk hun privémail bekijken of in hun vrije tijd nog even snel een mail van een collega beantwoorden. 8. We gaan door e-mail minder formeel met elkaar om omdat we als we elkaar niet zien meer durven te zeggen/schrijven. We blijken via e-mail vaak openhartiger en eerlijker dan bij een persoonlijke ontmoeting.
27
technologische ontwikkelingen
9. Haatmails zijn mailtjes met dreigende taal en scheldwoorden die anoniem verstuurd worden. De ontvanger van zo’n mail beschouwt het als een inbreuk op zijn privacy en voelt zich bedreigd. Deze vraag leent zich voor een discussie in de klas over de stelling “We moeten accepteren dat onze privacy niet meer beschermd wordt in het digitale tijdperk.” 10. ‘Informatie is een product geworden.’ Dit betekent dat informatie in onze maatschappij erg belangrijk is en dat het veel geld waard is. 11. Drie beroepen die te maken hebben met (digitale) communicatie en informatie zijn: - technici die producten maken zoals de iPhone en HD TV; - journalisten; - verkopers van banners voor websites. 12. Eigen mening leerling. Voorbeelden: “Over tien jaar kijken we alleen nog televisie via internet.” Argument voor: Over tien jaar hebben mensen meerdere computers en schermen in huis staan met internet en hebben we geen tv-apparaat meer nodig. Argument tegen: Ik denk dat we over tien jaar allemaal digitale tv kijken, maar dat signaal hoeft dan niet per se via internet verstuurd te worden. Dat kan ook nog steeds via de kabel of satelliet.
13. WAAR OF NIET WAAR? blz. 48 waar 1. De grote hoeveelheid commerciële zenders is ook een gevolg van de technologische ontwikkeling.
X
2. E-mail zorgt ervoor dat mensen minder formeel met elkaar omgaan dan vroeger.
X
3. Film 1 en Sport 1 zijn voorbeelden van digitale tv.
X
4. Hitkrant is dankzij de vernieuwde website een interactief medium geworden.
X
5. Internet is een anoniem medium.
X
niet waar
6. Media zijn steeds minder goed op de hoogte van wat hun eigen doelgroep doet en denkt.
X
7. Nederland 4 is een nieuwe digitale commerciële zender. (Nederland 4 hoort bij de publieke omroepen.)
X
14. HOE VAAK GEBRUIK JE DE PC? blz. 48 a. 87% gebruikte de pc in 2007 zeker een keer in de drie maanden. b. Eigen antwoord leerling. c. Eigen antwoord leerling. Je mag verwachten dat het percentage dan nog meer gezakt is, omdat de periode tussen 2005 en 2007 al een dalende tendens laat zien en die trend zal zich doorzetten. Vraag de leerlingen of zij zich herinneren wanneer zij voor het eerst een pc gebruikte en wat ze op de pc deden?
28
technologische ontwikkelingen
15. OPGEPAKT VIA INTERNET blz. 49 De bedoeling van deze opdracht is in de klas een gesprek te voeren over bron 12 ‘Jongeren opgepakt via internet’. Doe dit met behulp van de vragen die bij de opdracht staan. Laat de leerlingen de conclusies van het gesprek noteren op de schrijflijnen. Vraag de leerlingen ook wat ze van dit soort filmpjes vinden. Hebben ze wel eens zo’n filmpje gezien? Kijk op internet (www.rechtspraak.nl) of u de uitspraak van de rechter kunt vinden in deze strafzaak. Behandel deze uitspraak bij vraag b.
16. STRAFBAAR blz. 49 a. Het ontbrekende woord is privacy. b. De advocaat bedoelt dat op internet alles kan en mag. Mensen gedragen zich op internet minder verantwoordelijk en beleefd dan in het ‘echte’ leven. Reden hiervoor kan zijn dat er op internet weinig controle is. Mensen kunnen anoniem berichten en foto’s plaatsen en worden niet tot orde geroepen. c. De beelden die Opsporing Verzocht laat zien, zijn van groot maatschappelijk belang. Politie en justitie hopen zo aanwijzingen te krijgen die hen verder helpen bij het onderzoek. d. Eigen mening leerling. Voorbeelden: - Natuurlijk moet de buurman hard aangepakt worden omdat wat hij deed, verboden is. Ook de websites die de foto’s hebben gepubliceerd moeten gestraft worden, omdat het verboden is om privémateriaal van iemand anders zonder toestemming te tonen. - De buurman en de websites moeten bestraft worden, maar ik vind ook dat Manon haar computer beter had moeten beveiligen.
17. VROEGER EN NU blz. 49 Eigen uitwerking leerling. Dit is een boeiende opdracht. Het mediagebruik van vroeger zal de leerlingen zeker verrassen. Denk aan zaken als bij iemand langsgaan om een afspraak te maken, grammofoon, cassetterecorder, draadomroep, brieven schrijven, telegram, enzovoort. Bespreek met de leerlingen wat ze opvallend vonden aan de ervaringen die hun familieleden met media hebben.
18. TOEKOMST blz. 50 Eigen uitwerking leerling. Bespreek deze opdracht in de klas en laat een aantal leerlingen hun ‘uitvinding’ presenteren.
19. KRANTENKOP blz. 51 Communicatie is ‘big business’ betekent dat er veel geld om gaat in zaken die met communicatie te maken hebben. Denk aan de enorme hoeveelheid reclame en de vele nieuwe producten die met communicatie te maken hebben.
29
technologische ontwikkelingen
20. LOESJE blz. 51 a. Loesje vindt het jammer dat mensen steeds individueler en dus minder sociaal worden door alle technologische ontwikkelingen. De persoonlijke kleine kiosk is vervangen door de grote onpersoonlijke warenhuizen en het broertje van Loesje brengt zijn tijd voornamelijk in zijn eentje achter zijn pc door. b. Eigen antwoord leerling. Voorbeeldargumenten: - Ik ben het met Loesje EENS, omdat mensen door de nieuwe communicatiemiddelen vaak alleen thuis zijn en daardoor vereenzamen en minder sociaal worden. - Ik ben het met Loesje ONEENS, omdat de technologische ontwikkelingen goed zijn voor de economie en mensen sneller en gemakkelijker met elkaar in contact komen.
21. ENQUÊTE blz. 51 Laat de leerlingen samenwerken en bespreek de opdracht in de klas. a. Eigen uitwerking leerlingen. b. Eigen uitwerking leerlingen. c. Eigen uitwerking leerlingen.
30
technologische ontwikkelingen
Begrippen hoofdstuk 4
blz. 52
Technologie: de ontwikkeling van nieuwe apparaten. eBook: boek dat je kunt downloaden op je pc, laptop, palmtop, pocket-pc of mobieltje. Crossmedia: een mix van verschillende soorten massamedia. Interactie: wisselwerking tussen zender en ontvanger. (Zie hoofdstuk 3.) Digitale televisie: televisie waarbij beelden via digitale signalen door worden gegeven. Abonneetelevisie: televisie waarbij je betaalt voor een decoder waarmee je programma’s kunt ontvangen. Digitale outsourcing: het wereldwijd uitbesteden van werk dat met de computer wordt gedaan. Privacy: privéleven. Informatiemaatschappij: samenleving waarbij informatie een belangrijke rol speelt.
31
technologische ontwikkelingen
5 FUNCTIES VAN DE MASSAMEDIA
VRAGEN EN OPDRACHTEN blz. 57 en 58 1. Boer zoekt Vrouw: Functie voor het individu is amusement. Mensen kijken het programma om te ontspannen. Functie voor de samenleving is vrijetijdsbesteding. Televisie kijken in het algemeen is een vorm van vrijetijdsbesteding. Misschien noemen leerlingen ook de functie ‘cultuuroverdracht’, omdat de uitzendingen veel over het typisch Nederlandse plattelandsleven laat zien. Houd een discussie over de vraag “Ik zou wel / niet aan een datingprogramma op tv meedoen, want ...” 2. a. Functies NOS Journaal: - Informatie. Informatie over wat er in de wereld gebeurt. - Democratische besluitvorming. Voor de democratie is het belangrijk dat mensen geïnformeerd worden over politieke en maatschappelijke problemen. - Cultuuroverdracht. Het journaal draagt bij aan het doorgeven en verspreiden van kennis en cultuur. Een indirecte functie is meningsvorming. Je vormt een mening over het nieuws. b. Functies RTL Boulevard: - Informatie. Het programma geeft informatie over het leven van bekende mensen. - Amusement. Mensen kijken naar het programma om te ontspannen. - Vrijetijdsbesteding. Kijken naar RTL Boulevard is een vorm van vrijetijdsbesteding. - Cultuuroverdracht. Het programma bericht regelmatig over het koningshuis. 3. Mensen vinden ‘Goeimoggel’ een goede reclame omdat ze het grappig vinden. 4. De functie voor de samenleving van Lijst 0 is vooral democratische besluitvorming. De bevolking wordt geïnformeerd over de plannen en ideeën van politici. 5. De functie(s) voor de samenleving van Ik Hou Van Holland zijn: - cultuuroverdracht; het programma verspreidt kennis over de Nederlandse cultuur. - vrijetijdsbesteding; mensen kijken in hun vrije tijd naar dit programma. 6. De NOS maakt programma’s waarbij cultuuroverdracht een belangrijke rol speelt. Denk aan een reportage over Koninginnedag, de intocht van Sinterklaas en verslagen van schaatswedstrijden. 7. Jeroen Pauw en Paul Witteman zijn de mannen op de foto. Zij maken samen een praatprogramma dat ingaat op gebeurtenissen uit het nieuws. Pauw en Witteman is sinds 4 september 2006 elke werkdag (niet tijdens de zomerstop) te zien op Nederland 1, rond 23.00 uur. 8. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: - Spuiten en Slikken; programma over drugs en seks wat volgens sommigen aanzet tot drugsgebruik en te makkelijk doet over seks. - De Gouden Kooi; programma waarin de deelnemers zich misdroegen en de heersende normen en waarden negeerden. - Can’t Buy Me Love; programma waarin vrouwen voor geld bijna alles doen.
32
technologische ontwikkelingen
-
Moment van de Waarheid; programma waarin deelnemers allerlei intieme vragen over hun privéleven moeten beantwoorden. Ze kunnen niet liegen, want ze zijn aangesloten op een leugendetector.
9. Eigen antwoord leerling. Voorbeelden: - Puberruil van KRO gaat regelmatig over allochtone pubers die een tijdje van leven ruilen met een autochtone puber. - BNN heeft de serie Couscous en Cola gemaakt. Deze serie ging over een groep vmboleerlingen uit Amsterdam die sinds een paar jaar in Nederland zijn en allemaal een verschillende achtergrond en afkomst hebben. De afleveringen zijn nog te bekijken via BNN.nl. Denk ook aan series als Dunya & Desie (of de film uit 2008), Shouf Shouf Habibi en een show als Raymann is Laat! Houd een discussie over de stelling “Puberruil is een slecht programma, want het maakt jongeren vaak belachelijk.” 10. “Als je veel naar bepaalde commerciële zenders kijkt, kom je meer te weten over de Amerikaanse cultuur dan over de Nederlandse.” Met deze uitspraak wordt bedoeld dat de commerciële zenders veel meer Amerikaanse programma’s uitzenden dan Nederlandse programma’s. 11. De functies van het internetspel zijn amusement en vrijetijdsbesteding. De mensen die het spel spelen doen dit vooral om te ontspannen. Een andere functie is dat je met het spel het wereldvoedselprogramma van de VN steunt, maar die functie hoort niet bij één van de functies van de media.
12. WAT ZIE JE? blz. 58 Afbeelding School tv Functie(s): onderwijs en informatie Doelgroep: leerlingen van het voorgezet onderwijs Afbeelding Sesamstraat Functie(s): onderwijs, amusement, vrijetijdsbesteding en cultuuroverdracht Doelgroep: peuters en kleuters Afbeelding Máxima Functie(s): cultuuroverdracht, informatie (bijvoorbeeld via het journaal) Doelgroep: tv-kijkers in Nederland Afbeelding De Wereld Draait Door Functie(s): informatie, democratische besluitvorming, meningsvormingsfunctie, amusement, vrijetijdsbesteding en cultuuroverdracht Doelgroep: tv-kijkers in Nederland met interesse voor het nieuws en cultuur
33
technologische ontwikkelingen
13. WELK MEDIUM KIES JE? blz. 59 Eigen uitwerking leerling. Voorbeelduitwerking: situatie
medium
functie
a. Je komt uit school na een lange lesdag en je wilt even geen gezeur aan je hoofd.
televisie
amusement en vrijetijdsbesteding
b. Je wilt weten wat er vandaag in de wereld gebeurd is.
internet, een nieuwssite zoals nu.nl
informatie
c. Je moet een toets leren, maar je vindt het prettig als het niet helemaal doodstil is.
radio
amusement
d. Je hoorde op school iets over een auto-ongeluk met een bekende acteur.
internet, een site zoals celebrity.nl
informatie
e. Voor je toets geschiedenis wil je weten wanneer de slavernij in Suriname is afgeschaft.
lesboek of internet
onderwijs
f. Je hebt zin in iets moeilijks, zoals een raadsel of een schaakprobleem.
internet, dvd met schaakspel of Nintendo DS Braintraining
amusement, vrijetijdsbesteding, onderwijs
14. WAT IS HET DOEL? blz. 59 Het Klokhuis: wil kinderen iets leren met betrekking tot de samenleving, biologie en wetenschap en techniek. Nova: wil mensen informeren over nieuws en actualiteiten. Lingo: wil ervoor zorgen dat mensen zich een halfuurtje ontspannen. Opsporing verzocht: geeft informatie over politiezaken, zoals overvallen, diefstal, fraude, zedenmisdrijven en moord. De politie hoopt tips van kijkers te krijgen over deze zaken. Spuiten en Slikken: wil kijkers vermaken, maar wil de kijkers vooral voorlichting geven over welke soorten drugs er zijn en welke effecten ze hebben. Verder geven ze informatie over alles wat met seks te maken heeft. Houd een discussie over de stelling “Ik vind dat het programma Spuiten en Slikken veel te ver gaat.”
34
technologische ontwikkelingen
15. WAT DOE JE OP INTERNET? blz. 60 a. De juiste antwoorden staan met X aangegeven in de tabel. informatie
onderwijs
meningsvorming
amusement X
E-mailen naar je beste vriendin.
X
X
Het nieuws volgen.
X
X
Informatie zoeken voor een cursus.
X
Bankieren en beleggen.
X
X
Winkelen.
X
Muziek en films downloaden.
X
Vacatures bekijken.
X
Chatten met bekenden via msn.
X
reclame
X
X
X
Spelletjes.
X
Chatten in een chatbox.
X
Opmerking: sommige antwoorden staan ter discussie, bespreek ze met de klas. Voorbeeld: bankieren en beleggen valt onder informatie, want je krijgt de informatie dat je iets betaald hebt en dat het salaris op je rekening is bijgeschreven. b. Het nieuws volgen is de belangrijkste functie van internet. Opvallend is verder dat iedereen die over internet beschikt wel eens e-mailt. c. Eigen antwoord leerling. Volgens cijfers van het CBS zijn de belangrijkste en populairste internetactiviteiten van jongeren informatie zoeken en communiceren, bijvoorbeeld via e-mail.
16. VERBETER DE FOUT blz. 61 1. Het volgen en controleren van de politici noemen we de agendafunctie controle- of waakhondfunctie van de media. 2. De Ster maakt spotjes over maatschappelijke kwesties commerciële producten. 3. Op tv bestaat ruim 70 50 procent van alle programma’s uit amusement.
17. CARTOON blz. 61 a. Eigen uitwerking leerling. Voorbeeld: Een journalist zit in een oorlogsgebied, maar vertelt aan zijn chef dat er niets bijzonders gebeurt en dat hij daardoor geen interessant artikel kan schrijven. b. De journalist voert de informatiefunctie niet goed uit. Mensen die de krant lezen vertrouwen erop dat het nieuws waarover ze lezen echt waar is. Dat is nu niet het geval. Een juiste informatievoorziening is ook belangrijk voor de meningsvorming en voor de democratische besluitvorming. c. In een krant staat de werkelijkheid niet altijd goed beschreven, bijvoorbeeld als de journalist zijn werk niet goed doet. Pluriformiteit zorgt ervoor dat een gebeurtenis in verschillende media vanuit verschillende standpunten wordt beschreven.
35
technologische ontwikkelingen
18. WOORDWEB blz. 61 In het midden hoort ‘meningsvorming’ te staan. De woorden die ingevuld zijn, hebben namelijk te maken met programma’s, rubrieken, tijdschriften en weblogs die ervoor zorgen dat mensen zich een mening kunnen vormen over het nieuws. De leerling mag zelf nog twee woorden invullen die met het kernwoord te maken hebben. Voorbeelden: - NOVA; - Elsevier; - Netwerk; - Zembla.
36
technologische ontwikkelingen
Begrippen hoofdstuk 5
blz. 62
Informatiefunctie van de media: kranten, radio, internet en televisie informeren je over wat er in Nederland en de rest van de wereld gebeurt. Opiniërende functie van de media: media zorgen ervoor dat mensen zich een mening kunnen vormen over maatschappelijke kwesties. Amusementsfunctie van de media: media zorgen voor ontspanning. Infotainment: de combinatie van amusement en informatie. Cultuur: alle aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving gemeenschappelijk hebben. Controle- of waakhondfunctie: het volgen en controleren van de politici door de media. Socialiserende functie van de media: de media zorgen voor het overdragen van cultuur. Actualiteitenrubrieken: programma’s of krantenrubrieken bespreken het nieuws uitgebreider en geven achtergrondinformatie. Ook vragen ze deskundigen om commentaar. Soap: langlopende televisieserie met veel drama en verschillende verhaallijnen naast elkaar. Dit begrip staat niet in de lestekst en is per abuis in deze lijst opgenomen. SIRE: Stichting Ideële Reclame maakt spotjes over maatschappelijke problemen. Vrijetijdsindustrie: bedrijven die diensten en producten ontwikkelen die te maken hebben met vrijetijdsbesteding.
37