RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 24 januari 2006 (31.01)
B PU
13196/2/05 REV 2
Interinstitutioneel dossier: 2005/0099 (CNS)
LI
LIMITE
C
AGRILEG 144
INLEIDENDE NOTA van: het secretariaat-generaal van de Raad aan: de Groep veterinaire deskundigen (dierenwelzijn) nr. Comv.: 9606/05 - COM(2005) 221 def. Betreft: Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens
Hierbij gaat voor de delegaties een ontwerp-tekst waarin rekening is gehouden met de opmerkingen die diverse delegaties hebben gemaakt tijdens de technische bespreking van dit voorstel 1, met name tijdens de laatste vergadering van de Groep op 9 december 2005.
___________________________
1
Voorgestelde wijzigingen en nieuwe formuleringen zijn vetgedrukt en onderstreept.
13196/2/05 REV 2
das/YEN/rl DG B I
Conseil UE
1
NL
BIJLAGE
Ontwerp RICHTLIJN VAN DE RAAD tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (voor de EER relevante tekst)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, Gezien het voorstel van de Commissie2, Gezien het advies van het Europees Parlement3, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité4, Na raadpleging van het Comité van de Regio's5,
2 3 4 5
PB C […] van […], blz. […]. PB C […] van […], blz. […]. PB C […] van […], blz. […]. PB C […] van […], blz. […].
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
2
NL
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
In het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren, dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, staat dat de Gemeenschap en de lidstaten bij het formuleren en uitvoeren van het beleid op het gebied van landbouw ten volle rekening moeten houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de gebruiken van de lidstaten met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed.
(2)
Bij Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren6, opgesteld op basis van het Europees Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren7 (hierna "het verdrag" genoemd), worden minimumnormen vastgesteld inzake de bescherming van landbouwhuisdieren, inclusief bepalingen op het gebied van huisvesting, voedsel, water en verzorging die passen bij de fysiologische en ethologische behoeften van de dieren.
(3)
De Gemeenschap is partij bij het verdrag, in het kader waarvan een specifieke aanbeveling inzake de bescherming van als landbouwhuisdieren gehouden kippen (Gallus gallus), met bijkomende bepalingen inzake pluimvee dat voor vleesproductie wordt gehouden, is goedgekeurd.
(4)
In het rapport van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren van 21 maart 2000 over het welzijn van vleeskuikens is geconcludeerd dat de snelle groei van kippenrassen die momenteel voor deze doeleinden worden gebruikt, niet gepaard gaat met een hoog niveau van welzijn en gezondheid, en dat de negatieve gevolgen van een hoge bezettingsgraad afnemen in gebouwen met goede klimatologische omstandigheden.
6
7
PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1). PB L 323 van 17.11.1978, blz. 14.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
3
NL
(5)
Op communautair niveau moeten voorschriften voor de bescherming van vleeskuikens worden vastgesteld om concurrentieverstoringen te voorkomen die de vlotte werking van de gemeenschappelijke marktordening kunnen belemmeren, en om de rationele ontwikkeling van de sector te garanderen.
(6)
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het, teneinde de fundamentele doelstelling te verwezenlijken, namelijk verbeteringen op het gebied van dierenwelzijn in te voeren in de intensieve kippenhouderij, noodzakelijk en passend minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens vast te stellen. Deze richtlijn gaat overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag niet verder dan wat nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.
(7)
De voorschriften moeten worden toegespitst op de welzijnsproblemen in intensieve houderijsystemen. Om te voorkomen dat de maatregelen voor het houden van kleine aantallen vleeskuikens onevenredig zijn, moet er een minimumdrempel voor de toepassing van deze richtlijn worden vastgesteld.
(8)
Bovendien moeten bepaalde types extensieve productiesystemen, zoals extensieve scharrelen vrije-uitloophouderijen als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie van 5 juni 1991 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee 8, en biologische pluimveehouderijen zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode van landbouwproducten, tot op zekere hoogte ook onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.
(9)
8
Personen die belast zijn met de zorg voor vleeskuikens moeten op de hoogte zijn van de relevante voorschriften inzake dierenwelzijn en een passende opleiding krijgen om hun taken uit te voeren.
PB L 143 van 7.6.1991, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 814/2004 (PB L 153 van 30.4.2004, blz. 1); rectificatie in PB L 231 van 30.6.2004, blz. 3.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
4
NL
(10)
Bij de vaststelling van voorschriften voor de bescherming van vleeskuikens moet een evenwicht worden gevonden tussen de verschillende aspecten waarmee rekening moet worden gehouden, namelijk dierenwelzijn en diergezondheid, economische en sociale overwegingen en gevolgen voor het milieu.
(11)
Bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong en Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn 9 is reeds een kader ingesteld voor officiële controles, inclusief naleving van voorschriften inzake dierenwelzijn. Verordening (EG) nr. 882/2004 bepaalt bovendien dat de lidstaten jaarlijks een verslag moeten indienen over de uitvoering van de meerjarige nationale controleplannen, met inbegrip van de resultaten van de controles en de audits.
(11 bis) Het is evenwel noodzakelijk controles in te stellen voor specifieke dierenwelzijnsvoorschriften in alle onder de richtlijn vallende productiesystemen en te zorgen voor de harmonisatie van de follow-up van aan het licht gebrachte tekortkomingen en de naar aanleiding daarvan genomen handhavingsacties. (12)
In verschillende lidstaten bestaan al vrijwillige regelingen voor de etikettering van kippenvlees dat is geproduceerd in overeenstemming met normen inzake dierenwelzijn en andere parameters.
9
PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; rectificatie in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
5
NL
(13)
In het licht van de ervaring die met dergelijke vrijwillige etiketteringsregelingen is opgedaan, is het wenselijk dat de Commissie een rapport opstelt over de eventuele invoering van een specifieke, geharmoniseerde en verplichte etiketteringsregeling op communautair niveau voor kippenvlees en producten en bereidingen daarvan, die gebaseerd is op de naleving van de normen inzake dierenwelzijn. In dat rapport moet ook aandacht worden besteed aan de mogelijke sociaal-economische implicaties, de gevolgen voor de economische partners van de Gemeenschap en de overeenstemming van een dergelijke etiketteringsregeling met de regels van de Wereldhandelsorganisatie.
(14)
Het is wenselijk dat de Commissie op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie en, rekening houdend met nader onderzoek en praktijkervaring, een rapport opstelt om het welzijn van vleeskuikens, inclusief de ouderdieren daarvan, verder te verbeteren, met name op het gebied van aspecten die niet onder deze richtlijn vallen. In dat rapport moet specifiek worden ingegaan op de invloed van genetische parameters op geconstateerde afwijkingen die het welzijn van vleeskuikens ondermijnen.
(15)
De lidstaten moeten sancties vaststellen voor inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn, en moeten ervoor zorgen dat deze sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
(16)
De Raad dient de lidstaten, overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven", ertoe aan te sporen om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voorzover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.
(17)
10
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden10,
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
6
NL
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied Deze richtlijn heeft betrekking op vleeskuikens.
Zij is echter niet van toepassing op:
a)
pluimveebedrijven met minder dan [100]11 vleeskuikens;
b)
pluimveebedrijven met enkel12 vermeerderingsdieren;
c)
broederijen.
De richtlijn is van toepassing op de opfokdieren op bedrijven met zowel vermeerderings- als opfokdieren.
Het staat de lidstaten vrij strengere maatregelen te nemen op het door deze richtlijn bestreken gebied.
11
12
Sommige delegaties wensten een hoger aantal om in overeenstemming te zijn met andere wetgeving (legkippen) en om onevenredige administratieve lasten te voorkomen. Andere delegaties daarentegen wensten 100 als grens te handhaven. Gemengde bedrijven met zowel vermeerderings- als opfokdieren zijn niet van de werkingssfeer uitgesloten.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
7
NL
Artikel 2 Definities
1.
In deze richtlijn zijn de volgende definities van toepassing:
a)
"eigenaar": elke natuurlijke of rechtspersoon die het pluimveebedrijf waar de vleeskuikens worden gehouden in eigendom heeft;
a')
"houder13": elke natuurlijke of rechtspersoon die bij wet of bij overeenkomst permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor of belast is met de zorg voor vleeskuikens;
b)
"bevoegde autoriteit": de voor het verrichten van dierenwelzijngerelateerde, veterinaire en zoötechnische controles bevoegde centrale autoriteit van een lidstaat of een andere autoriteit waaraan zij deze bevoegdheid op regionaal, lokaal of een ander niveau heeft overgedragen14;
c)
"officiële dierenarts": een dierenarts die, overeenkomstig bijlage I, sectie III, hoofdstuk IV, punt A, bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad15, gekwalificeerd is om als zodanig op te treden en die door de bevoegde autoriteit is aangesteld;
d)
"vleeskuiken": een dier van de soort Gallus gallus dat voor vleesproductie wordt gehouden;
e)
13
14 15 16
"pluimveebedrijf16": een productieplaats waar vleeskuikens worden gehouden;
Het opsplitsen van de definitie in twee definities biedt meer flexibiliteit aan de lidstaten die moeilijkheden ondervonden om de vorige formulering te vertalen. Deze definitie is gebaseerd op Verordening (EG) nr. 882/2004. PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206; rectificatie in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Voorstel van CZ dat meer strookt met andere veterinaire wetgeving.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
8
NL
f)
"stal": een gebouw op een pluimveebedrijf waar een koppel vleeskuikens wordt gehouden;
g)
"nuttige oppervlakte": een van strooisel voorziene oppervlakte die te allen tijde toegankelijk is voor de vleeskuikens;
h)
"bezettingsdichtheid": het totale levende gewicht van vleeskuikens per vierkante meter nuttige oppervlakte;
i)
"koppel": een groep vleeskuikens die in een stal van het pluimveebedrijf zijn ondergebracht en gelijktijdig in die stal aanwezig zijn;
j)
"dagelijkse mortaliteit": het aantal vleeskuikens die in de stal zijn gestorven, met inbegrip van de vleeskuikens die zijn gedood omdat zij ziek zijn of om andere redenen, gedeeld door het aantal vleeskuikens dat op die dag in de stal aanwezig was;
k)
"gecumuleerde dagelijkse mortaliteit": de som van de dagelijkse mortaliteitscijfers;
l)
"mortaliteitsdrempel": het niveau van de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit van het koppel, dat niet hoger mag zijn dan [1,5% + 0,12%] vermenigvuldigd met de slachtleeftijd van de dieren uitgedrukt in dagen;
m)
"welzijnscijfer": het welzijnscijfer van een koppel is gelijk aan de hoogste cijfers voor de voetzooldermatitis, de mortaliteit en de postmortemkeuring. Wanneer een koppel wordt geslacht in zendingen van meer dan één leeftijd, wordt elk cijfer voor voetzooldermatitis en de postmortemkeuring voor elke zending in aanmerking genomen. Indien de officiële dierenarts van het slachthuis geen mortaliteitsgegevens voor het koppel heeft ontvangen, is het welzijnscijfer voor dat koppel 2;
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
9
NL
n)
er is sprake van een "tekortkoming" indien het overeenkomstig bijlage IV bij het slachthuis geregistreerde welzijnscijfer van een koppel gelijk is aan 1;
o)
er is sprake van een "ernstige tekortkoming" indien het overeenkomstig bijlage IV bij het slachthuis geregistreerde welzijnscijfer van een koppel gelijk is aan 2.
2.
De definitie van "nuttige oppervlakte" in lid 1, punt g), met betrekking tot niet van strooisel voorziene vloeren kan overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde procedure worden aangevuld op grond van de resultaten van een wetenschappelijk advies over de gevolgen van niet van strooisel voorziene vloeren voor het welzijn van vleeskuikens.
3.
De definities van "mortaliteitsdrempel" in lid 1, punt l), van "welzijnscijfer" in lid 1, punt m), van "tekortkoming" in lid 1, punt n), en van "ernstige tekortkoming" in lid 1, punt o), kunnen worden herzien overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde procedure.
Artikel 3 Voorschriften voor het houden van vleeskuikens
1.
De lidstaten zien erop toe dat:
a)
alle stallen voldoen aan de voorschriften van bijlage I;
b)
de inspecties en de monitoring en follow-up bedoeld in de bijlagen III en IV door de bevoegde autoriteit worden uitgevoerd; en
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
10
NL
c)
de officiële dierenarts die voor de officiële controles in het slachthuis verantwoordelijk is, de voorschriften van bijlage IV naleeft.
2.
De lidstaten zien erop toe dat de maximum bezettingsdichtheid in een pluimveebedrijf of een stal op een bedrijf nooit hoger is dan [32] kg/m2, en dat het gemiddelde van de maximum bezettingsdichtheid van de laatste drie lichtingen niet hoger is dan [30] 17 kg/m2.
3.
In afwijking van lid 2 kunnen de lidstaten bepalen dat vleeskuikens mogen worden gehouden met een maximum bezettingsdichtheid die echter nooit hoger is dan [40] 18 kg/m2; zij zien er dan op toe dat het gemiddelde van de maximum bezettingsdichtheid van de laatste drie lichtingen niet hoger is dan [38] kg/m2; voorwaarde is dat de eigenaar of houder niet alleen de voorschriften van bijlage I, maar ook de voorschriften van bijlage II naleeft.
4.
Lid 1, punt a), en de relevante voorschriften betreffende de bezettingsdichtheid in de leden 2 en 3 van dit artikel zijn van toepassing op extensieve scharrel- en vrijeuitloophouderijen en op biologische pluimveehouderijen, onverminderd de specifieke bepalingen betreffende die houderijsystemen, bedoeld in de punten (b), (c), (d) of (e) in bijlage IV bij Verordening (EEG) nr. 1538/91 van de Commissie en in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode van landbouwproducten.
17
18
Het uiteindelijke standpunt betreffende de bezettingsdichtheid zal als belangrijk discussiepunt worden besproken op het niveau van de Groep hoofden van de veterinaire diensten. Het uiteindelijke standpunt betreffende de bezettingsdichtheid zal als belangrijk discussiepunt worden besproken op het niveau van de Groep hoofden van de veterinaire diensten.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
11
NL
Artikel 4 Opleiding en begeleiding van personen belast met de zorg voor vleeskuikens
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de houders voldoende zijn opgeleid om hun taken uit te voeren, en dat er passende cursussen beschikbaar zijn.
2.
De in lid 1 genoemde cursussen zijn toegespitst op welzijnsaspecten, en hebben met name betrekking op de in bijlage V genoemde onderwerpen.
3.
De lidstaten zorgen ervoor dat er een systeem voor de controle en goedkeuring van de cursussen wordt opgezet. De houder van de vleeskuikens bezit een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat erkend certificaat waaruit blijkt dat hij dergelijke cursussen heeft gevolgd of gelijkwaardige ervaring heeft opgedaan.
4.
Ervaring opgedaan vóór [1 december 2006] mag door de lidstaten worden erkend als gelijkwaardig aan het volgen van dergelijke cursussen; zij geven een certificaat af waaruit die gelijkwaardigheid blijkt.
5.
De lidstaten kunnen bepalen dat de voorschriften van de leden 1 tot en met 4 ook op "eigenaars" van toepassing zijn.
6.
De eigenaar of de houder verstrekt instructies en advies over de relevante voorschriften inzake dierenwelzijn, inclusief die met betrekking tot de dodingsmethoden die in de pluimveebedrijven worden toegepast, aan personen die door hen worden tewerkgesteld of in dienst genomen om voor vleeskuikens te zorgen of ze te vangen en te laden.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
12
NL
7.
Nadere voorschriften voor de toepassing van dit artikel kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 9 bedoelde procedure.
Artikel 5 Etikettering19 van kippenvlees
Uiterlijk twee jaar na de vaststelling van deze richtlijn dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een rapport in over de eventuele invoering van een specifieke, geharmoniseerde en verplichte etiketteringsregeling op communautair niveau voor kippenvlees en producten en bereidingen daarvan, die gebaseerd is op de naleving van de normen inzake dierenwelzijn.
In dat rapport wordt aandacht besteed aan de mogelijke sociaal-economische implicaties, de gevolgen voor de economische partners van de Gemeenschap en de overeenstemming van een dergelijke etiketteringsregeling met de regels van de Wereldhandelsorganisatie.
Het rapport gaat vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen die rekening houden met de genoemde overwegingen en de ervaring die de lidstaten met vrijwillige etiketteringsregelingen hebben opgedaan.
19
Sommige delegaties zijn van oordeel dat er meer moet worden gedaan om de consument beter voor te lichten op het gebied van dierenwelzijn.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
13
NL
Artikel 6 Indiening van de gegevens door de lidstaten en rapport van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad
1.
Uiterlijk [vijf]20 jaar na de vaststelling van deze richtlijn dienen de lidstaten bij de Commissie een samenvatting in van de gegevens die zijn verzameld zoals bepaald in de punten 1 en 2 van bijlage IV.
Op basis van die gegevens en een wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid dient de Commissie uiterlijk op [1 januari 2009] bij het Europees Parlement en de Raad een rapport in over de invloed van genetische parameters op geconstateerde afwijkingen die het welzijn van vleeskuikens ondermijnen. Dat rapport gaat, indien nodig, vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen.
2.
Binnen [twee] jaar na de vaststelling van deze richtlijn bepaalt de Commissie overeenkomstig de in artikel 9 bedoelde procedure in welke vorm de in lid 1 bedoelde gegevens moeten worden ingediend.
20
Sommige delegaties zouden, in het kader van een herzieningsclausule, eerder over dit verslag willen beschikken.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
14
NL
Artikel 6 bis Inspecties
1.
De bevoegde autoriteit voert [niet-discriminerende] inspecties uit om na te gaan of aan de voorschriften van deze verordening is voldaan.
De bevoegde autoriteit gaat met name na:
a)
of het levend gewicht van de in de stallen van de pluimveebedrijven gehouden vleeskuikens de in artikel 3, leden 2 en 3, bepaalde maximum bezettingsdichtheid niet overschrijdt;
b)
of de geregistreerde koppelgroottes en dagelijkse mortaliteit aannemelijk zijn;
c)
of voor pluimveebedrijven en stallen van pluimveebedrijven die hogere bezettingsdichtheden toepassen, behalve aan de voorschriften van bijlage I ook aan de voorschriften van bijlage II is voldaan.
Deze inspecties worden uitgevoerd op een toereikend percentage van de dieren die ieder jaar binnen elke lidstaat worden vervoerd, overeenkomstig de betrokken bepalingen van Verordening (EG) nr. 882/2004, en kunnen tegelijk met controles voor andere doeleinden worden uitgevoerd.
2.
De lidstaten leggen de Commissie elk jaar vóór 30 juni een jaarverslag voor over de in het voorgaande jaar verrichte inspecties bedoeld in lid 1. Het verslag dient vergezeld te gaan van een analyse van de belangrijkste aan het licht gebrachte welzijnsproblemen en van een actieplan om die aan te pakken.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
15
NL
Artikel 6 ter Gidsen voor goede praktijken
De lidstaten moedigen de opstelling van gidsen voor goede praktijken aan, die aanbevelingen bevatten voor de naleving van deze richtlijn. Deze gidsen worden op nationaal niveau, door verscheidene lidstaten onderling, of op communautair niveau opgesteld. De verspreiding en toepassing van zowel nationale als communautaire gidsen wordt aangemoedigd. Artikel 7 Sancties
De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [1 december 2006] in kennis van die bepalingen en delen eventuele latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee.
Artikel 8 Uitvoeringsbevoegdheden
1.
De voor de uniforme uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 9 bedoelde procedure. Met name de nadere voorschriften voor de toepassing van het in punt 1 van bijlage IV beschreven scoresysteem worden volgens de in artikel 9 bedoelde procedure vastgesteld.
2.
De bijlagen kunnen worden gewijzigd volgens de in artikel 9 bedoelde procedure.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
16
NL
Artikel 9 Comitéprocedure21
1.
De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid22 (hierna "het comité").
2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.
3.
21
22
Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Sommige lidstaten maakten een voorbehoud bij het gebruik van de comitéprocedure voor de wijziging van bijlagen die politieke onderwerpen bevatten, met name bijlage II. PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 178/2002 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 4).
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
17
NL
Artikel 10 Omzetting
De lidstaten dienen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen uiterlijk op [1 december 2006]23 vast te stellen.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 11 Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 12 Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter ________________________
23
Sommige delegaties vroegen een aanloopfase, om het onderscheid te maken tussen bestaande en nieuw gebouwde bedrijven, en om de economische gevolgen voor de sector tot een minimum te beperken. De bijlagen I en IV zouden bijvoorbeeld eerst kunnen worden toegepast om de lidstaten in staat te stellen gegevens te verzamelen. De bijlagen II en III zouden in een tweede fase kunnen worden toegepast.
13196/2/05 REV 2 BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
18
NL
Bijlage I bij de BIJLAGE
VOORSCHRIFTEN VOOR PLUIMVEEBEDRIJVEN
Naast de toepasselijke bepalingen van de bijlage bij Richtlijn 98/58/EG moet aan de volgende voorschriften worden voldaan:
Drinkvoorzieningen 1.
Drinkvoorzieningen moeten zo zijn geplaatst en onderhouden worden dat morsen tot een minimum wordt beperkt.
Voedervoorzieningen 2.
Het voer moet hetzij permanent beschikbaar zijn, hetzij op gezette tijden worden aangeboden; het voer mag niet vroeger dan 12 uur vóór de geplande slachttijd bij de vleeskuikens worden weggenomen.
Strooisel 3.
Alle vleeskuikens moeten permanent toegang hebben tot droog en los strooisel. Na het ontruimen van een stal moet al het strooisel worden verwijderd, moet de stal op passende wijze worden schoongemaakt en ontsmet, en moet er vers strooisel worden aangebracht.
Ventilatie en verwarming 4.
De ventilatie moet voldoende zijn om oververhitting te voorkomen en, indien nodig in combinatie met verwarmingssystemen, overmatig vocht te verwijderen.
13196/2/05 REV 2 Bijlage I bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
19
NL
Lawaai 5.
Het geluidsniveau dient zo laag mogelijk te worden gehouden. Ventilators, voedermachines en andere uitrusting moeten zo worden gebouwd, geplaatst, gebruikt en onderhouden dat zij zo weinig mogelijk lawaai produceren.
Licht 6.
In alle gebouwen moet de lichtintensiteit tijdens de lichtperiode op de hele vloer ten minste [20]24 lux bedragen, gemeten op ooghoogte van de dieren. Een tijdelijke vermindering van het verlichtingsniveau is toegestaan als dat volgens de dierenarts noodzakelijk is.
7.
Binnen zeven dagen nadat de vleeskuikens in het gebouw zijn geplaatst tot drie dagen vóór de geplande slachttijd moet de verlichting een 24-uurschema volgen en donkerperiodes omvatten die in totaal ten minste [8] uur duren, met ten minste één ononderbroken donkerperiode van ten minste vier uur.
Inspectie 8.
Alle vleeskuikens die in het pluimveebedrijf worden gehouden, moeten ten minste tweemaal per dag worden geïnspecteerd. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan tekenen die duiden op een verlaagd niveau van dierwelzijn en/of diergezondheid. De houder moet een procedure opstellen waarbij de persoon die de inspectie uitvoert alle vleeskuikens op maximaal drie meter passeert.
9.
Vleeskuikens die zwaargewond zijn of duidelijk blijk geven van een gezondheidsstoornis, bijvoorbeeld doordat ze moeilijk lopen, aan een ernstige vorm van ascites lijden of zwaar misvormd zijn en daar waarschijnlijk onder lijden, moeten een passende behandeling krijgen of onmiddellijk worden gedood. Telkens als dat nodig is, moet contact worden opgenomen met een dierenarts.
24
Sommige delegaties wensten hier andere waarden die overeenstemmen met de waarden voor hun houderijen.
13196/2/05 REV 2 Bijlage I bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
20
NL
Schoonmaken 10.
De delen van gebouwen, uitrusting of gereedschap die met de vleeskuikens in contact komen, moeten na elke ontruiming grondig worden gereinigd en ontsmet vóór nieuwe dieren in de stal worden binnengebracht.
Registratie 11.
Behalve de gegevens die overeenkomstig punt 5 van de bijlage bij Richtlijn 98/58/EG worden bijgehouden, registreert de eigenaar of houder voor elke stal van een pluimveebedrijf de volgende gegevens:
a)
het aantal binnengebrachte vleeskuikens;
b)
de oorsprong van de vleeskuikens;
c)
de kruising of ras van het vleeskuiken;
d)
hoeveelheid en type voer en datum van levering;
e)
de medische en veterinaire behandelingen die zijn uitgevoerd;
f)
de dagelijkse mortaliteit met een indicatie van de oorzaken, indien bekend;
g)
de dagelijkse temperatuur in de stallen (maximum- en minimumtemperatuur);
h)
het gemiddelde gewicht op het moment dat de vleeskuikens naar het slachthuis worden afgevoerd;
i)
het aantal vleeskuikens dat naar het slachthuis wordt afgevoerd en het aantal vleeskuikens dat dood is bij aankomst in het slachthuis;
j)
het resterende aantal vleeskuikens in het koppel nadat er vleeskuikens uit zijn verwijderd voor verkoop of slacht.
13196/2/05 REV 2 Bijlage I bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
21
NL
Deze gegevens moeten gedurende ten minste drie jaar worden bijgehouden en bij een inspectie of op verzoek ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteit.
Chirurgische ingrepen 12.
Chirurgische ingrepen voor andere dan therapeutische of diagnosedoeleinden, die leiden tot beschadiging of verlies van een gevoelig deel van het lichaam of tot wijziging van het beendergestel, zijn verboden. Het inkorten van snavels mag enkel worden toegestaan voorzover alle andere maatregelen ter voorkoming van verenpikken en kannibalisme reeds zijn toegepast, en alleen na raadpleging en advies van een dierenarts; de ingreep moet door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd bij vleeskuikens jonger dan tien dagen. Bovendien kunnen lidstaten castratie van vleeskuikens toestaan. Castratie mag uitsluitend onder toezicht van een dierenarts worden uitgevoerd door personeel dat een specifieke [, door de bevoegde autoriteit erkende]25 opleiding heeft gekregen.
______________________________
25
IT stelt voor om de zinssnede tussen haakjes te schrappen. Sommige delegaties wensen vast te houden aan de bestaande formulering van punt 19 van de bijlage bij Richtlijn 98/58/EG: "In afwachting van de aanneming van specifieke bepalingen betreffende verminkingen volgens de procedure van artikel 5 van de richtlijn en onverminderd Richtlijn 91/630/EEG, zijn de desbetreffende nationale bepalingen van toepassing in overeenstemming met de algemene Verdragsregels."
13196/2/05 REV 2 Bijlage I bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
22
NL
Bijlage II bij de BIJLAGE
VOORSCHRIFTEN VOOR HET AANHOUDEN VAN EEN HOGERE BEZETTINGSDICHTHEID
Kennisgeving en documentatie
1.
De eigenaar of houder stelt de bevoegde autoriteit [binnen 15 dagen voordat het koppel in de stal wordt geplaatst,] in kennis van zijn voornemen om een bezettingsdichtheid van meer dan [30] kg levend gewicht aan te houden.
Deze kennisgeving gaat vergezeld van een samenvatting van de informatie in de krachtens punt 2 vereiste documentatie. De kennisgeving en de begeleidende documenten moeten worden gefiatteerd door een dierenarts van het pluimveebedrijf in kwestie 26. Een dergelijke fiattering ontheft de eigenaar of houder echter niet van enige wettelijke verplichting krachtens deze richtlijn.
26
Sommige delegaties wezen op de noodzaak van een onafhankelijke dierenarts. Anderen stelden dat deze taak door andere personen dan dierenartsen kan worden uitgevoerd. In beide mogelijkheden is reeds voorzien, respectievelijk in artikel 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 882/2004: "het personeel dat de officiële controles verricht is vrij van elke belangenverstrengeling"; "De bevoegde autoriteit kan specifieke taken in verband met officiële controles delegeren aan een of meer controleorganen".
13196/2/05 REV 2 Bijlage II bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
23
NL
2.
De eigenaar of houder moet in de stal een verzameling documenten aanleggen en beschikbaar houden waarin de productiesystemen in detail zijn beschreven. Daarin moet de volgende informatie zitten:
a)
technische details van de stal en de uitrusting ervan: i)
een plattegrond van de stal met inbegrip van de afmetingen van de door de vleeskuikens ingenomen oppervlakten;
ii)
het ventilatiesysteem en, indien van toepassing, het koel- en het verwarmingssysteem en de locatie van alle systemen, het ventilatieschema met de beoogde parameters inzake luchtkwaliteit, zoals luchtstroming, luchtsnelheid en temperatuur;
b)
iii)
de voeder- en watervoorziening en de locatie ervan;
iv)
de alarm- en reservesystemen in geval van elektrische storingen;
v)
het vloertype en het normaal gebruikte strooisel;
productiedoelstellingen;
13196/2/05 REV 2 Bijlage II bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
24
NL
c)
management:
i)
het aantal personeelsleden dat voor de vleeskuikens zorgt, inclusief contactgegevens in noodgevallen;
ii)
de kwalificaties van de eigenaar of houder en andere personen die voor de vleeskuikens zorgen;
iii)
de leveranciers van vleeskuikens en voer;
iv)
de dierenarts van het pluimveebedrijf in kwestie;
v)
het inspectieschema en de procedures betreffende het dagelijkse management van het pluimveebedrijf, inclusief dodingsprocedures;
vi)
het inspectie- en onderhoudsschema voor de technische uitrusting;
vii) de ontruimingsprocedures; viii) de reinigings- en ontsmettingsprocedures; ix)
het noodplan in geval van elektrische storingen;
13196/2/05 REV 2 Bijlage II bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
25
NL
x)
maatregelen voor het vangen en/of dragen van dieren, met name tijdens de ontruiming.
De documentatie moet op verzoek ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteit en moet up-to-date worden gehouden. Met name de technische inspecties van het ventilatiesysteem en het alarmsysteem worden geregistreerd. De eigenaar of houder stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van eventuele wijzigingen van de beschreven stal, uitrusting of procedures [die van invloed kunnen zijn op het welzijn van de dieren].
Voorschriften voor de pluimveebedrijven
3.
De eigenaar of houder garandeert dat elke stal van een pluimveebedrijf is uitgerust met een ventilatiesysteem en, indien nodig, met koel- en verwarmingssystemen, die zo zijn ontworpen en gebouwd en zo functioneren dat a)
de concentratie van ammoniak (NH3) niet hoger is dan [20]27 ppm en de concentratie van kooldioxide (CO2) niet hoger is dan [3000] ppm, gemeten ter hoogte van de kop van de vleeskuikens;
27
Sommige delegaties wensen meer flexibiliteit voor dergelijke grenswaarden, om rekening te houden met de verschillende stadia van de productiecyclus (bijvoorbeeld volwassen dieren voor NH3; vleeskuikensstallen voor CO2). Een aantal andere delegaties was daarentegen van oordeel dat 15 ppm kan worden overwogen voor NH3, maar dat een hogere waarde dan 3000 ppm CO2 wijst op een ontoereikende verluchting.
13196/2/05 REV 2 Bijlage II bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
26
NL
b)
de binnentemperatuur de buitentemperatuur met niet meer dan 3°C overschrijdt wanneer het buiten in de schaduw warmer is dan 30 °C;
c)
wanneer de buitentemperatuur28 minder dan 10 °C bedraagt, de in de laatste [48]29 uur gemeten relatieve vochtigheidsgraad in de stal van het pluimveebedrijf niet hoger is dan 70%. De inspectie van het ventilatiesysteem en, indien van toepassing, van het koelsysteem en het verwarmingssysteem vindt plaats met de regelmaat die is aangegeven in de documentatie die vereist is krachtens punt 2, onder c).
Monitoring en registratie in het pluimveebedrijf
4.
In het pluimveebedrijf monitort en registreert de eigenaar of houder dagelijks de volgende variabelen voor iedere stal:
a)
de temperatuur en de relatieve vochtigheidsgraad in elke stal van het pluimveebedrijf en de buitentemperatuur;
b)
28 29
het waterverbruik van de vleeskuikens in elke stal van het pluimveebedrijf.
Moet nog nader worden besproken. CZ stelt deze toevoeging voor om rekening te houden met de klimatologische omstandigheden in Oost-Europa.
13196/2/05 REV 2 Bijlage II bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
27
NL
De eigenaar of houder moet deze gegevens gedurende ten minste drie jaar bewaren en bij een inspectie of op verzoek ter beschikking stellen van de bevoegde autoriteit.
______________________________
13196/2/05 REV 2 Bijlage II bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
28
NL
Bijlage III bij de BIJLAGE
NIEUWE BIJLAGE III
FOLLOW-UP VAN TEKORTKOMINGEN IN HET PLUIMVEEBEDRIJF (bedoeld in artikel 3, lid 3)
Follow-up van tekortkomingen
1.
Na hetzij een inspectie overeenkomstig artikel 6 bis waarbij blijkt dat de voorschriften van deze richtlijn niet zijn nageleefd, hetzij mededeling van de resultaten overeenkomstig punt 4 van bijlage IV waarin melding wordt gemaakt van een ernstige tekortkoming of van een tekortkoming waarvan al eerder mededeling werd gedaan of van een zich geregeld herhalende terkortkoming, verlangt de bevoegde autoriteit van de eigenaar of houder dat hij hetzij de factoren die waarschijnlijk tot de gemelde tekortkomingen hebben bijgedragen, onmiddellijk identificeert en elimineert, hetzij, indien de factor niet onmiddellijk kan worden geïdentificeerd en geëlimineerd, binnen [14] dagen een door de dierenarts van het pluimveebedrijf gefiatteerd actieplan aan de bevoegde autoriteit voorlegt.
Actieplan
2.
In het actieplan identificeert de eigenaar of houder de factoren die waarschijnlijk tot de gemelde tekortkomingen hebben bijgedragen, en bepaalt hij voor elke geïdentificeerde factor welke actie moeten worden ondernomen om deze te elimineren en herhaling te voorkomen.
Die actie kan veranderingen in de uitrusting, het management, de personeelsbezetting, de verzorging en de behandeling van de dieren en verdere monitoringmaatregelen vereisen, en moet worden toegepast voordat het volgende koppel in de stal wordt geplaatst.
13196/2/05 REV 2 Bijlage III bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
29
NL
Wanneer het actieplan door de eigenaar of de houder wordt voorgelegd en toegepast, monitort de bevoegde autoriteit de door het slachthuis gemelde resultaten betreffende [2] volledige koppels teneinde eventueel actie te ondernemen.
Gronden voor verlaging van de bezettingsdichtheid.
3.
De bevoegde autoriteit gelast onverwijld een verlaging van de bezettingsdichtheid indien:
a)
het actieplan niet tijdig is voorgelegd en overeenkomstig bijlage IV tekortkomingen worden gemeld in het eerstvolgende koppel;
of
b)
een ernstige tekortkoming wordt gemeld in een van de gemonitorde koppels waarop het actieplan is toegepast;
c)
een tekortkoming wordt gemeld in de beide achtereenvolgende gemonitorde koppels waarop het actieplan van toepassing was.
In alle andere gevallen wordt er pas actie ondernomen wanneer de bevoegde autoriteit een nieuwe mededeling van de monitoringresultaten overeenkomstig punt 1 van deze bijlage heeft ontvangen.
Verlaging van de bezettingsdichtheid
4.
De maximum bezettingsdichtheid wordt verlaagd met [1] kg/m2; de nieuwe bezettingsdichtheid is van toepassing op het eerstvolgende koppel dat na het besluit van de bevoegde autoriteit in de stal wordt geplaatst.
13196/2/05 REV 2 Bijlage III bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
30
NL
Indien de monitoringresultaten hetzij één ernstige tekortkoming, hetzij twee achtereenvolgende tekortkomingen melden die nog steeds worden waargenomen in een koppel waarop het actieplan en de verlaagde bezettingsdichtheid van toepassing is, gelast de bevoegde autoriteit een verlaging van de bezettingsdichtheid met nogmaals [1] kg/m2. De verlaging van de bezettingsdichtheid is van toepassing op het volgende nieuw geplaatste koppel. De bevoegde autoriteit deelt de eigenaar of houder de beslissing mee, en met name het tijdstip waarop de verlaging van de bezettingsdichtheid ingaat.
Verhoging van de bezettingsdichtheid
5.
De gelaste verlaging van de bezettingsdichtheid blijft van kracht totdat de monitoringresultaten geen tekortkomingen melden in ten minste [2] achtereenvolgens gecontroleerde koppels. Indien van toepassing, kan de bezettingsdichtheid door de eigenaar of houder worden verhoogd tot de maximum bezettingsdichtheid indien er in ten minste twee achtereenvolgens gecontroleerde koppels geen tekortkomingen zijn gemeld. Telkens wanneer de bezettingsdichtheid overeenkomstig dit punt wordt verhoogd, deelt de eigenaar of houder dit mee aan de bevoegde autoriteit.
13196/2/05 REV 2 Bijlage III bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
31
NL
Buitengewone omstandigheden
6.
De bevoegde autoriteit kan echter beslissen dat er geen actieplan hoeft te worden voorgelegd of dat de bezettingsdichtheid niet hoeft te worden verlaagd indien de eigenaar of houder afdoende kan aantonen dat het om een uitzonderlijke tekortkoming of een geval van overmacht gaat. De eigenaar of houder toont aan dat de betrokken personen, zoals de exploitant van de broederij of de voederleverancier, van de tekortkoming op de hoogte zijn gebracht, om te voorkomen dat de situatie zich herhaalt.
7.
De bepalingen van deze bijlage doen geen afbreuk aan de sancties betreffende acuut lijden van de dieren die in de nationale regelgeving zijn vastgesteld. ______________________________
13196/2/05 REV 2 Bijlage III bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
32
NL
Bijlage IV bij de BIJLAGE
MONITORING EN FOLLOW-UP IN HET SLACHTHUIS30 (bedoeld in artikel 3, lid 1, artikel 6, lid 1, en artikel 8, lid 1)
1.
Voetzooldermatitis
1.1.
Van elke zending vleeskuikens wordt een representatief monster van [100] poten, of worden alle beschikbare poten indien de zending kleiner is dan 100, onder toezicht van de officiële dierenarts onderzocht op voetzooldermatitis. Elke poot wordt op basis van het visuele voorkomen in een van de volgende drie groepen ondergebracht:
Groep Omschrijving 0 geen verwondingen aan de voetzool; 1 lichte verwondingen aan de voetzool 2 zware verwondingen aan de voetzool.
30
Voorkomen geen of zeer geringe oppervlakkige verwondingen, lichte ontkleuring van een beperkte oppervlakte, lichte hyperkeratosis, oude littekens ernstige ontkleuring van de voetzool; oppervlakkige verwondingen, donkere papillen
zweren of schurft van aanzienlijke omvang, tekenen van bloedingen of ernstig gezwollen voetzool
Sommige delegaties wensten dat de bepalingen van bijlage IV voor alle dieren gelden. Dit onderwerp, alsmede gedetailleerde geharmoniseerde voorschriften voor dergelijke inspecties, zullen op basis van een zittingsdocument grondig worden besproken in de Groep veterinaire deskundigen.
13196/2/05 REV 2 Bijlage IV bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
33
NL
1.2.
Het aantal poten van Groep 0 wordt niet meegenomen in de score. Het aantal poten van Groep 1 wordt vermenigvuldigd met 0,5, het aantal poten van Groep 2 wordt vermenigvuldigd met 2 en deze scores worden opgeteld. Het totaal wordt gedeeld door de steekproefgrootte en vermenigvuldigd met 100. Er wordt een cijfer gegeven op basis van de onderstaande tabel:
2.
Cijfer
Voetzoolscore
0
0 tot [50]
1
[50 tot en met 80]
2
hoger dan [80]
Mortaliteit
2.1.
De documentatie bij de zending omvat alle relevante gegevens voor de berekening van de dagelijkse mortaliteit en de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit die overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt k) door de eigenaar of houder is berekend. In geval van uitdunning moet de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit voor het gehele koppel worden doorgegeven wanneer de laatste zending naar de slacht gaat.
2.2.
Deze gegevens, evenals het aantal vleeskuikens dat dood aankomt, worden onder toezicht van de officiële dierenarts geregistreerd met vermelding van het pluimveebedrijf en de stal van het pluimveebedrijf. De aannemelijkheid van de gegevens en van de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit wordt geverifieerd, rekening houdend met het aantal geslachte vleeskuikens en met het aantal vleeskuikens dat dood aankomt bij het slachthuis.
13196/2/05 REV 2 Bijlage IV bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
34
NL
2.3.
Mortaliteitscijfer Het mortaliteitscijfer voor een koppel wordt gebaseerd op de mortaliteitsdrempel (MRT) door de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit voor elk koppel, berekend overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt k), als volgt te waarderen:
3.
Cijfer
Gecumuleerde dagelijkse mortaliteit
0
tot de MRT
1
boven de MRT tot de MRT plus [2]%
2
boven de MRT plus [2]%
Postmortemkeuring De officiële dierenarts beoordeelt de resultaten van de postmortemkeuring en het percentage geslachte dieren die ongeschikt voor menselijke consumptie worden verklaard 31 om andere mogelijke indicaties van slechte welzijnsomstandigheden in het pluimveebedrijf of de stal van het pluimveebedrijf van oorsprong op te sporen, zoals abnormale niveaus van contactdermatitis (borstblaren, brandhakken), parasitisme (Coccidiosis, wormen), systemische ziektes (ascites, pericarditis, septikemie, luchtzakontsteking, arthritis of osteomyelitis).
31
Cijfer
Bewijzen van gebrek aan welzijn
0
nee
1
ja
Deze formulering komt overeen met bijlage I, hoofdstuk II, van Verordening (EG) nr. 854/2004. Er zou met de bevoegde deskundigen voor de hygiëne van vlees kunnen worden bezien of er een drempel voor het percentage ongeschikt voor menselijke consumptie verklaarde dieren kan worden vastgesteld, als een indicator voor slechte welzijnsomstandigheden.
13196/2/05 REV 2 Bijlage IV bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
35
NL
4.
Mededeling van de resultaten Uiterlijk 1 week na de dag van slachting deelt de officiële dierenarts de resultaten van de monitoring overeenkomstig de punten 1, 2 en 3 mee aan de eigenaar of houder van het pluimveebedrijf, de dierenarts van dat pluimveebedrijf en de bevoegde autoriteit. De officiële dierenarts deelt die resultaten ook mee wanneer de sterfte tijdens het transport meer dan 0,5% bedraagt.
______________________________
13196/2/05 REV 2 Bijlage IV bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
36
NL
Bijlage V bij de BIJLAGE
OPLEIDING (bedoeld in artikel 4, lid 2)
De cursussen bedoeld in artikel 4, lid 1, moeten ten minste betrekking hebben op de communautaire wetgeving inzake de bescherming van vleeskuikens en met name op de volgende aspecten:
a)
de bijlagen I en II;
b)
de fysiologie, met name de drink- en voederbehoeften, diergedrag en het begrip stress;
c)
de praktische aspecten van de omgang met vleeskuikens, inclusief het vangen en transporteren;
d)
eerste hulp voor vleeskuikens, noodslachten en doden;
e)
basismaatregelen op het gebied van de bioveiligheid.
________________________
13196/2/05 REV 2 Bijlage V bij de BIJLAGE
das/YEN/rl DG B I
37
NL