2002-10: DE AIDA-TRIP. In de zomer van 2002 hebben mijn twee zoons en ik tijdens onze eerste kennismaking met Egypte twee jongens ontmoet in een hotel in Hurghada. Mina en Peter waren hier samen met hun gezin voor vakantie. De gezinnen wonen in Caïro. De contacten zijn daarna via e-mail gebleven. Dit resulteerde uiteindelijk in een uitnodiging. „If you ever come to Cairo, you can stay with me“. En dat zou sneller zijn dan ik dacht. Ergens ving ik op dat de Opera Aïda eens per drie jaar zou worden opgevoerd voor de piramides. En dat mocht ik niet voorbij laten gaan. Na verschillende e-mails en telefoontjes kon ik bij Mina's ouders in huis overnachten. Het vliegticket heb ik door een reisbureau laten regelen, het kaartje voor de opera Aïda heb ik via internet en e-mails besteld. Aldus heb ik mijn belevenissen van deze 5 daagse trip opgetekend. Dag 1: Het toestel van de KLM zou om tien over halfacht in de avond vertrekken, maar het werd een half uurtje later, omdat het voertuig om het vliegtuig achteruit te duwen er gewoon niet was. Ondanks de verlating was de aankomst in Caïro precies op tijd, namelijk om middernacht. De piloot heeft zoals hij zei een paar bochten afgesneden. Vanuit het vliegtuig was de aankomst boven Caïro adembenemend. Duizenden en nog eens duizenden lichtjes, als een sprookje, zo mooi. Niet langs kaarsrechte snelwegen, maar net zo mooi als een sterrenhemel. Zo betoverend. En dan in het aardedonker zie je de Nijl liggen, schitterend! Als je de vliegtuigtrap af loopt is de warmte een prettig welkom. Tijdens onze Nijl-cruise afgelopen zomer was het wel anders, toen leek het alsof een heteluchtkanon voortdurend stond te blazen. Ik ruik een woestijngeur, het lijkt een beetje op verbrand zand. Natuurlijk heeft het ook te maken met de smog van de auto's in Caïro. Ik moet eerst door de paspoortcontrole. Maar dit gaat zomaar niet. Ik word weer terugverwezen. Eerst even naar een bank een paar postzegels halen, welke met de benodigde stempels in mijn paspoort geplakt zouden worden. „Eighteen American Dollars please…“. Samen met het reeds ingevulde kaartje was het visum nu ook geregeld. Bij de kofferband zag ik al dat er buiten tussen alle schreeuwende en roepende taxichauffeurs en kruiers iemand met een bordje stond, waarbij ik iets van mijn naam kon lezen. Het bleek dat de door het hotel gestuurde taxichauffeur het bordje met mijn naam op zijn kop hield. Hij bracht me naar het achteraf gelegen Hotel Windsor met zijn taxi-busje. De ingang van het hotel ging schuil achter een lange rij van grote bomen. Het leek wel de achterkant van het hotel. De foto van het internet was mooier dan de werkelijkheid. Maar goed, daar aangekomen vroeg hij vijftig Egyptische ponden (zo'n dertien euro's), een net bedrag voor een ritje van dik een half uur. Terloops riep hij nog even dat hij ook als gids werkte, en mij overal naar toe zou kunnen brengen. De volgende dag natuurlijk, want het was inmiddels tegen enen. „We shall see…!“ riep ik. De man achter de balie stond mij op te wachten, en zijn hulpje bracht mij naar boven. Niet met de trap, maar met een voor-oorlogse houten lift. Piepend en krakend. Op elke verdieping passeerden we een schaarhekje. Ik was blij dat we op de derde verdieping waren aangekomen. Nadat ik nog een flesje bier bestelde trok ik de deur van mijn hotelkamer dicht. Het interieur bestond uit niet veel meer dan een bed, bank en tafeltje. Een televisie die het niet deed. Echt zo'n ding van zo'n twintig jaar terug, met een eigen uitschuifantenne. Ik kreeg er alleen maar sneeuw uit. De uitknop deed het niet, hij floepte vanzelf weer aan. Ik trek de stekker er maar uit. Een afgeschermde hoek met een verhoogde betegelde vloer en een plastic gordijn moest als doucheruimte fungeren. Ik ben nog wel even naar buiten geweest. Natuurlijk was het de smog die ik al eerder rook. Veel luid toeterende auto's. Midden in de nacht, en dan een drukte van jewelste. Auto's versierd met feestlichtjes en knipperlichtjes in allerlei kleuren. Of soms helemaal geen verlichting. Alles mag. De verkeersregels in Egypte 1
worden met handen en voeten getreden, maar dit hadden we al eerder tijdens onze Nijl-cruise gezien. Niemand houdt zich aan de regels. De straat voor het hotel was wat rustiger. Recht tegenover de ingang stonden tafeltjes en stoelen waar groepjes van vier of vijf mannen hun waterpijpen, de sisja, rookten. Zoals ik daar stond, kreeg ik het gevoel alsof iedereen naar mij zat te kijken. Ik moet eruit hebben gezien als een verdwaalde westerse toerist. Ik ging maar weer snel naar binnen. Biertje op en slapen. De telefoon als wekker gezet, omdat morgen om 7 uur Mina en Peter voor de deur zouden staan. Dag 2: Het kon wel eens een vermoeiende dag worden. Ik was als eerste in de ontbijtzaal. Koffie en een zoetig broodje met aardbeienjam. Het smaakte me wel. Ze moeten alleen wel zorgen voor toiletpapier op het toilet. Nog voor zevenen was ik gereed, en kon ik bij de balie afrekenen. Ik loop nog even een rondje, waarbij ik mijn twee tassen even in het hotel laat. Een blokje om, waarbij ik ook een metrostation zou ontdek-ken. Het was inmiddels tegen achten, en nog steeds geen teken van Mina en Peter. Ik zou nog even wachten, maar om halfnegen heb ik toch het telefoonnummer van Mina gepakt, en heb ik de hotelmanager gevraagd dit nummer te bellen. Ik kreeg zijn zus Nancy. Mina was even de deur uit, maar zou zo weer terug zijn. Ik stelde voor om naar het metrostation Saint Teresa te gaan, welke Peter wel eens in z'n e-mail heeft genoemd. Over ongeveer een uurtje zou ik bij het station kunnen zijn, daar zou ik Mina en Peter kunnen ontmoeten. Eerst maar eens proberen een metrokaartje te kopen. Hoe maak je nu duidelijk dat je een kaartje wilt. Drie, vier keer op een plattegrond gekeken welke richting ik op moest. Richting Subra. Naast de man achter het loket lag een grote berg vies verfomfaaide bankbiljetten van vijfentwintig en vijftig piasters. „One ticket to Subra, please…“, en ik legde vijf pond neer. Ik kreeg een hand vol van die vieze biljetten terug, het kaartje kostte maar vijftig piasters (dertien eurocent). Maar welke richting van het grote metrocomplex moest ik nu op? Toen ik eenmaal op een perron was, stond er binnen een paar minuten een metro voor m'n neus. Ik zou instappen, maar werd teruggeroepen door een witte toeristen-politieman. Mijn adem stokte. Mijn hart klopte in mijn keel. Er werd geroepen: „Only woman…!“, Only woman…!“. Ik dacht: wat krijgen we nu? Ik begreep nu dat het eerste gedeelte van de metro bestemd was voor vrouwen. Allemaal hoofddoekjes. Van schrik liet ik de metro maar gaan, en pakte de volgende. Natuurlijk toch de verkeerde kant op. Dwars door het ondergrondse complex naar de andere kant, eindelijk de goede richting. Maar druk, heel druk. En groot. Moeilijk in te schatten, maar toch wel duidelijk groter dan bijvoorbeeld Amsterdam. Ook met toegangspoortjes, kaartje erin, door de draaiarm, kaartje eruit, en heel modern en heel schoon. Geen graffiti op de muren, geen rommel op de grond, geen sigarettenpeukjes, niets van dit alles, brandschoon. En op elk station minstens één witte toeristen-politieman. Ik stapte in een schone metro. Wel weinig zitplaatsen, alleen langs de zijkanten een enkele rij stoelen. De meeste mensen moesten daarom staan. En als er dan toch een vrouw instapte stond een van de mannen zijn zitplaats af. Aangekomen bij Saint Teresa liep ik met de meute mee naar boven en zou ik hopelijk Mina en Peter tegen het lijf lopen. Maar nee hoor, niemand te zien. Ja, het krioelde natuurlijk van de mensen. Dit bleek een knooppunt van bus en metro. Om de paar minuten stopte er wel weer een bus. Grote oude stadsbussen maar ook kleine bestelbusjes. En allemaal bomvol. Soms bleven de mensen op de 2
treeplank staan, omdat zij er niet meer bij konden. In zo’n klein bestelbusje zaten vaak wel meer dan twintig personen. Wel een aardig gezicht, de bus stond vaak niet eens stil, mensen sprongen erin, of juist eruit. Maar ja, na ongeveer een uur kreeg ik wel een paar vermoeide voeten. Ik ging maar even op de stoeprand zitten. En ja hoor, overal stuifzand natuurlijk op mijn zwarte broek. Wat later heb ik mijn grote zwarte tas maar even als krukje gebruikt. Toen het inmiddels tegen elven liep zou ik besluiten de metro te nemen naar Heliopolis, een buitenwijk in Caïro, om te gaan zoeken naar het kantoor waar ik het Aïda-kaartje kon ophalen. Op een van de laatste e-mails met het verkoopkantoor stond het adres. Juist toen ik zou stamelen: „One ticket to Heliopolis….“ sprongen Mina en Peter voor het loket. Eindelijk! Een hartelijke en leuke begroeting. En een pak van mijn hart want ik begon me een beetje alleen te voelen in deze grote stad. Mina en Peter hielden een taxi aan en we gingen eerst naar Mina's huis. Het viel eigenlijk wel een beetje tegen. Maar ja, wat verwachtte ik eigenlijk? Het was niet bepaald een villawijk aan de rand van Caïro, maar een echte arbeiderswijk net buiten het centrum. Als het hier zou gaan regenen -maar dat doet het gelukkig bijna nooit- zou het één grote modderpoel worden. Deze smalle straat was niet voorzien van asfalt of straatstenen maar verhard zand. Het lag bovendien bezaaid met afval. Deze straat leek erg veel op de vorige straat. In deze wijk lijken alle straten op elkaar. Aan weerszijden grauwe betonnen flats van drie of vier verdiepingen hoog. De enige kleuren waren van het wasgoed wat overal uit het raam hing. Zou dit wel schoon blijven met deze smog? Een stalen opengewerkte toegangsdeur naar Mina's huis was niet afgesloten, en een stenen trap leidde naar boven. Op de eerste verdieping was de deur van Mina's woning. Ik werd direct naar de derde verdieping gebracht, waarbij ik de beschikking kreeg over een hele verdieping met woonkamer, slaapkamer en toilet. De woonkamer bevind zich in het midden van de woning en heeft daardoor geen ramen en daglicht. Een grote kale TL-lamp verlichtte de kamer. Er zou ook weinig uitzicht zijn, je kijkt zo bij de overburen naar binnen. De slaapkamer ligt aan de straatkant, en het raam word alleen gebruikt om de was op te hangen, en om naar beneden te schreeuwen dat je eraan kwam, als je zou worden geroepen. Maar in de huizen is het redelijk schoon en netjes. Overal Perzische tapijten op de betegelde vloeren. Buiten lopen de kippen los, en af en toe zie je een paar geitjes lopen. Hier en daar een auto afgedekte met een groot zeil. De bovenste verdieping is niet afgebouwd, alleen een vloer omgeven door een paar muren, zodat dit later kan worden opgebouwd als dat nodig zou zijn. Nu als een soort dakterras met een laagje woestijnzand. In de woning zijn overal prenten en afbeeldingen van Jezus en Maria. Overal waar je keek zag je wel posters, of schilderijtjes met Christelijke voorstellingen. Toen Mina zijn computer aanzette, kwam als eerste een schermfoto van een heilige Maria te voorschijn. Dit verwachtte ik niet. We gaan plannen maken! Maar ja, je verwacht dat Mina en Peter, als 16- en 17 jarigen wel een beetje de weg zullen weten in Caïro, maar volgens mij zijn ze nog niet verder geweest dan de volgende metrohalte. Maar goed, ze wisten toch de weg naar de Nijl te vinden. Een boottochtje naar de overkant is voor deze gasten een uitje, een soort „eens in de maand“ ritueel. Genieten van de skyline van Caïro. De Nijl is voor de Egyptenaren een rivier waar zij nogal trots op zijn. Er is ook een Egyptisch spreekwoord, zoiets als: „als je niet van de Nijl gedronken hebt, blijf je naar Egypte terugkeren…“. Of was het nu: als je wél gedronken hebt. Maar goed, de overkant van de Nijl was zo'n beetje hetzelfde als de kant waar wij vandaan kwamen. Dus een taxi aangehouden, om ons naar een metrostation te brengen. 3
Ik zou nu ook een klein beetje begrijpen hoe het Egyptische systeem werkt want als één van de jongens een taxi aanhield, en over de bestemming en prijs onderhandelde, moest ik mij even schuil houden. Een toerist moet nu eenmaal meer betalen dan een Egyptenaar. Als de taxichauffeur mij in het vizier zou krijgen, zou hij gelijk zijn prijs vervijfvoudigen. Op weg naar onze volgende bestemming, de Caïro-Tower, een bezienswaardigheid van eerste orde. De toren heeft een hoogte van honderdtachtig meter. De uitwendige karakteristieke kenmerken van deze smalle ranke toren is een opengewerkte constructie van beklede staaldraden, die helemaal bovenaan uitwaaieren in de vorm van een lotusbloem. Maar om bij de toren te komen moesten we toch nog wel een heel stuk lopen, en de weg vragen. In een doodlopend straatje zag het weer zwart van de witte toeristen-politiemannen. Dus daar moest het zijn. Ze waren met de bestrating bezig en daarom moesten we ons een weg banen door het zand. Tickets kopen. Zelfs dat bleek alweer moeilijk, omdat een doorsnee Egyptenaar schijnbaar niet massaal naar deze toren komt. Een ticket voor Mina en Peter kostte, met veel moeite en rekenwerk twee Egyptische ponden (vijftig eurocent). Voor mij zou het twintig pond (vijf euro) worden, en dan nog een ticket voor de telescoop van weer tien pond. Maar de tickets zijn inclusief een drankje in het restaurant op de bovenste verdieping, en dat maakte weer een hoop goed. Foto's maken van de voor- en achterkant en alleen met Mina, en dan weer alleen met Peter, ik kreeg op laatst het heen-en-weer. Een vakfotograaf stond ook te kijken, en wilde ook een foto maken. Mina en Peter wilden er niets van weten, maar de fotograaf maakte duidelijk dat we op de foto zouden komen inclusief de hele Caïro-Tower. Dus toch maar doen. Over de prijs van de foto moest nog wel stevig onderhandeld worden, en dat ging best heftig. De foto zou klaar zijn als we weer beneden waren. Men bleef ons wel steeds aankijken, twee Egyptenaren met een westerse toerist. Maar goed, met de lift naar boven. Een paar dames waren als Cleopatra's verkleed en verwelkomden ons op de bovenste verdieping. Hier bevind zich het ronddraaiende restaurant. Best wel een luxe interieur. Maar eerst nog een paar trappen omhoog, naar de top in de open lucht. Wat een uitzicht! En wat een smog! Je kon, als je heel goed keek de piramides zien, de Citadel, en veel andere gebouwen, moskees en kerken. Een bewaker keek ons vragend aan, of we niet een kaartje hadden voor zijn telescoop. Hij richtte zijn apparaat op de Citadel van Mohammed Ali, pakte ons kaartje en liet ons door de zoeker kijken. Alsof je er dicht bij stond. Ook richtte hij glimlachend de telescoop op het zwembad van het Hilton Hotel, mooie dames die lagen te zonnebaden. Terloops hief hij zijn hand op „bakshis please....“ (fooitje). In het restaurant kwam een van de Cleopatra's naar onze tafel om mijn naam in heroglieven te schrijven op een stukje papyrus. Toch maar niet, over een poosje kan ik misschien zelf wel heroglieven schrijven. De snelle lift bracht ons weer naar beneden. Buiten werden we aangesproken door de witte politiemannen. Een hele discussie was er gaande tussen Mina, Peter en de witte toeristen-politiemannen. Natuurlijk in het Arabisch, en daar versta je echt niets van! Ook de fotograaf bemoeide zich ermee. Ik denk dat de fotograaf de witte toeristen-politie heeft gewaarschuwd, dat er een paar Egyptenaren met een toerist meeging. En waarschijnlijk werd het hen duidelijk dat ik bij deze jongens in huis was. Een westerse toerist in huis bij Egyptenaren. Ik denk dat daar de discussie over ging. Een 'toevallig' langslopende taxichauffeur ging zich er ook nog eens mee bemoeien, en het zweet stond echt in mijn schoenen. Hij kon ons uit die heksenketel helpen, zei hij en bood ons zijn taxi aan voor vijftig pond (dertien euro's). Dat moesten we maar doen, dan waren we hier tenminste weg. Wel beangstigend. Later zou het beter zijn als ik direct voor de 4
jongens zou gaan staan en zeggen: „…they are my Egyption friends….“. Dan zou er niets aan de hand zijn. Maar ik denk ook dat het de onhandigheid is geweest van Mina en Peter, waarbij zij, nog onwetend van het Egyptische systeem, tegen oom agent zeiden dat deze toerist bij hen in huis was. Het Egyptische systeem gaat ervan uit dat een westerse toerist geld in het laatje brengt door in dure hotels veel geld uit te geven. Normaal zou deze taxirit ongeveer vijf pond (zo'n anderhalve euro) kosten. Ook de taxichauffeur had een hele discussie met Mina en Peter, en af en toe keek hij in zijn achteruitkijkspiegel en lachte naar mij, zoiets van: „heb ik je mooi uitgered, lul…“. Zoiets is wel vermoeiend. Terug naar Mina's huis, even uitrusten, een half uurtje slapen. Toch even kijken of we de digitale foto's in de computer van Mina konden laden. Het ging allemaal redelijk goed. Hoewel, bij de eerste sessie drukte Mina te snel op enter, waardoor de eerste foto's van het hotel gewist werden. Zonde, ook van de trein naar schiphol en het vliegtuig had ik foto's gemaakt. Deze waren nu gewist. Maar goed, het werkte wel, en later zouden we gelijk alle gemaakte foto's overzetten. Tegen de avond zouden we naar Heliopolis gaan om het kaartje voor de opera op te halen. Maar goed dat ik vooraf even heb gebeld, omdat Silvia, die over het kaartje ging, er niet was. Morgenochtend terugbellen dan zouden we wat kunnen afspreken. Omdat ik graag nog een nette broek wilde kopen, vroeg ik of er niet een winkelcentrum in de buurt was. Ja, een shopcenter was er wel, in het centrum van de stad. Ook Wageh, een vriend van Mina en Peter, ging nu mee, met de metro naar de bekende winkelstraat. Een overdekt winkelcentrum met luxe kledingwinkels en luxe artikelen. (PS. Arcadia-Mull is tijdens de “revolutie” van febr.2011, in brand gestoken en kompleet afgebrand) Een stuk of vijf glazen liften, met op elk van de vijf verdiepingen winkels. Beneden, op de begane grond was een mooi restaurant. Goede kleding voor een redelijke prijs, naar westerse begrippen dan. In een kledingshop een mooi shirt gekocht voor zo'n vijftig zestig pond (zo'n dertien tot vijftien euro) dit alles van eigen Egyptische makelij. Zocht je iets van een bekend westers merk, dan werd het al gauw honderdvijftig tot honderdtachtig pond (vijfendertig tot veertig euro). En het verschil zat alleen maar in het labeltje. Gekocht dus van eigen makelij. Winkeltje verder een broek gekocht ook zo'n vijftig pond. Ook maar een riem erbij gekocht. Dat had ik dus niet moeten doen, zestig pond voor een riem was weer veel teveel. Maar goed, voor zo'n honderdzestig pond (veertig euro) was ik toch goedkoop en snel klaar. Een colaatje drinken op de begane grond bleek wel erg duur. Op de terugweg even langs een McDonalds, waarbij de jongens buiten bleven. Ze wilden niet of mochten niet of durfden niet. Terug naar Mina's huis, waarbij de groente- en fruitmarkt om de hoek een drukte van jewelste was. Kraampjes met grote trossen bananen, of manden met groente. Het leven begint hier als het donker word. Je moet wel erg goed uitkijken waar je loopt, want je trapt zo in de kippen- of ezelenstront. Het was wel een hele aparte sfeer, met de geur van kippenstront en af en toe de walmen van een sisha. Rond twaalf uur liet ik me op bed vallen, moe. Morgen plannen maken, misschien naar de piramides.
Dag 3: Vanmorgen om zes uur ging het piepertje van mijn telefoon, redelijk goed geslapen. Op de slaapkamer lagen geen dekens en dat is ook niet nodig, want het is warm. En het ruikt weer naar verbrand woestijnzand of was het toch de smog van de uitlaten van de alsmaar weer toeterende auto's? Ik zal de douche maar niet gebruiken, want dan zou waarschijnlijk de hele ruimte onder water komen te staan. Douche, toilet en wastafel waren in een kleine ruimte. Er zit wel een putje in de vloer, maar wie zegt mij dat daar een afvoer onder zit? Het toilet moest ik wel gebruiken, maar shit, geen toiletpapier. Proberen of de wc-sproeiertje voor je achterste het doet, en warempel hij doet het. Wel een beetje koud, maar hij doet het. Dus geen toiletpapier nodig. Vandaag plannen maken, toch maar naar de 5
piramides. Eerst met de bus en dan met de metro. Vanaf de metro zag ik dat wij werden geobserveerd door een donker gekleurde man. Hij begreep dat wij naar de piramides wilden. Uit het gebrabbel met Mina en Peter begreep ik dat hij ons wel de weg zou wijzen naar de piramides. Er zijn verschillende manieren om daar te komen. Er is een geasfalteerde hoofdweg die alleen door de toeristen wordt gebruikt. Alle luxe touringcars gebruiken deze route. Een andere route is via de begraafplaats, en dan gedeeltelijk door de woestijn. Deze man zou ons voorstellen om met een kameel of paard, via de begraafplaats naar de piramides te gaan. De gids met de paarden moest nog wel even opgetrommeld worden. Als eerste werd ik op een zilvergrijs paard gehesen. Omdat de jongens het veel te duur vonden, werd er druk gepraat. Maar ik had geen zin om alleen te gaan, dus werd er druk onderhandeld om een schappelijke prijs voor ons allen te maken. Uiteindelijk werd het zo'n honderd pond (zo'n twintig euro). Dat moesten we maar doen. We konden kiezen uit een korte trip van ongeveer drie kwartier, een middenlange van ongeveer anderhalf uur, of een hele lange van drie uur. We kozen het gemiddelde van anderhalf uur. Het was wel een aparte belevenis en een leuk gezicht, zes paarden in de woestijn. Het jongste broertje van de gids, een jongetje van een jaar of tien begeleidde mijn paard. Hij deed dit op blote voeten. Hij maakte er een sport van, door steeds weer even de teugels los te laten, en dan te kijken of het paard wel achter hem aan zou lopen. “Als het paard maar niet zou galopperen of op hol zou slaan…”, dacht ik. Ik vond het eigenlijk maar niks. Het eerste kwartier hield ik mij daarom krampachtig vast aan het zadel. Wat later durfde ik zelfs achterom te kijken. Af en toe voorzichtig een paar foto's nemen. De jongens wilden proberen de paarden wat harder te laten lopen, maar dat lukte niet echt. Ondanks flink trekken aan de teugels, of klappen op het achterste van het paard, ze liepen in hetzelfde tempo door. Alleen als de gids een bepaald fluitje deed of een bepaald woordje zei, gingen ze harder lopen of links- of rechtsom. De gids zei dat de paarden zijn kinderen waren, die alleen maar naar hem luisterden. En dat bleek ook wel. Onderwijl konden we de contouren van de piramides zien. Een prachtig gezicht! Natuurlijk wilde iedereen weer op de foto. Het was wel een aparte belevenis, zo'n mooi uitzicht op de piramides. Hoewel de smog..., alles bevind zich in een lichte waas. Na een uurtje begon het wel wat vermoeiend te worden. Op de terugweg mochten eindelijk de paarden van de jongens in galop, omdat ze de terugweg wel wisten. Tenminste, dat dacht de gids. Ze waren inmiddels achter een zandheuvel verdwenen. Op een bepaald moment moest ik even van mijn paard af, omdat de gids achter ze aan moest. Hij moest ze terug te halen. Een beetje rondlopen in het woestijnzand vond ik ook niet zo erg.Na een kwartiertje waren ze weer terug. En dan heb je dorst. En dat weten de Egyptenaren. Dus een lekker koel colaatje is dan wel erg duur, hoewel tien pond........., ja toch wel. Maar wel lekker. Een geslaagd tochtje. Nu zouden we naar Heliopolis gaan voor het ophalen van het Aïda-kaartje. Taxi's kosten geen drol, maar waar was nu toch die straat. We moesten toch nog wel even zoeken. Langs de kant van de weg bij een winkeltje hebben we even iets gedronken. Ik wilde graag zo'n lekker klein banaantje, maar ja, dat gaat per kilo dus. Normaal gesproken wel ja, maar voor mij 6
maakte ze een uitzondering, een banaan voor tien piasters (drie eurocent). De juiste straat gevonden en warempel op de gevel stond de naam van International Travel, het bedrijf waar ik, via internet, het kaartje had besteld. Ik ging alleen naar binnen, en vroeg naar Silvia. Ik mocht in een wachtkamertje plaatsnemen, en binnen enkele minuten was daar Silvia. Duizend maal excuus, maar de reservering voor het kaartje had zij laten lopen omdat ze niet had verwacht dat ik nog zou komen. De bezorging van het kaartje bij het hotel was mis gegaan, omdat ik daar nét weg was. Maar, geen probleem, want zij zou zo weer een kaartje kunnen krijgen. Zij kan het laten bezorgen door een koerier. O.K. goed dan, dan zal ik nu het kaartje betalen, en erop vertrouwen dat het ticket gebracht zou worden naar Mina's huis. Ze zou morgenochtend om tien uur bellen en vertellen hoe laat s'middags het kaartje zou worden gebracht. Ik had alle vertrouwen. Terug met taxi en metro. Thuis bij Mina even een uurtje geslapen, of in ieder geval even op bed uitgerust. Luidruchtig maakte zij mij wakker. Ik moest met Wageh mee naar zijn huis. Natuurlijk alleen maar om wat foto's te maken. Maar goed, eens kijken of het daar anders is, maar nee hoor, het is in die buurt volgens mij overal hetzelfde. Woonkamer in het midden van het huis, langs drie muren een bank of stoel en in het midden een opklaptafeltje. Wel veel tapijten op de vloer. De broer van Wageh was thuis, hij heet Wael, en kan wat beter Engels. Hij werkt bij een internationaal bedrijf op het gebied van vrachtverzending per vliegtuig. Een vriend van Wael was er ook. Een andere vriend was gids, en zou mij wat dingen van Caïro kunnen laten zien. Maar helaas was de dag daarvoor zijn oma overleden en kon hij niet komen. Het werd inmiddels al weer aardig donker, en het plan was om even naar de corniche van de Nijl te gaan. De corniche is een wandelpromenade voorzien van bomen en bankjes. Een klein boottochtje en genieten van de lichtjes..... en de smog. Even naar een coffeeshop voor een kopje thee. In alle coffee-shops staat altijd de televisie centraal opgesteld. Altijd aan, en meestal een spannende western uit de oude doos. En iedereen zit dan heel geconcentreerd te kijken. In dit geval was er een belangrijke voetbalwedstrijd. Zeker vier goals voor de thuisclub. Al etende of drinkende zit men naar het scherm te kijken. Maar goed, een kopje thee gaat er altijd wel in. Wael ging op de hoek van de straat voor iedereen een plastic bakje met eten halen (couserie). Een soort macaroni met erwten en andere duistere dingen, maar wel lekker. Je moet wel alles even omscheppen. Dit krijg ik nooit op, dacht ik. Maar toch, onder het genot van een waterpijpje, en af en toe een slokje thee, ging het best wel. De vriend van Wael deed ook mee met de waterpijp. Wael beslist niet. Later op de avond moest ik nog even naar Emile zijn huis thee drinken en foto's maken en zo. Maar ja, zo langzamerhand kwam mij dat de keel uit, iedere foto die gemaakt werd moest gelijk ook bekeken worden. De digitale camera vonden zij prachtig. Terwijl ik maar iedere keer zei dat de batterijen daardoor snel leeg zouden lopen. Maar ja Egyptisch doof. Uiteindelijk gingen we zo tegen enen naar Mina's huis. Slapen na een vermoeiende dag.
7
Dag 4: Vandaag een plan gemaakt om naar het Egyptische Museum te gaan. Mina moest vandaag naar school, en kon dus niet mee. Met Wageh, Emile en Peter naar het museum. Dan spring je gewoon weer in zo'n lichtblauw busje. Zo'n 9 persoons busje en meestal veel te vol. Een zo' n knul roept dan uit het raam de eindbestemming, zoiets van gizagiza-giza-giza. En als dat toevallig jouw richting is, steek je je hand op en dan stopt hij wel. Dan duik je achterin, en dan geef je voor z'n vieren een pond aan je voorganger, en hij geeft het dan aan de chauffeur of zijn knecht. Met het busje naar een metrostation, en dan richting Sadat-station. Toen we weer bovengronds kwamen zou Peter wel even een taxi regelen, en vragen wat het kost om naar het Egyptische museum te komen. Na druk gebaren van de chauffeur wees hij naar een gebouw achter Peter, dàt was het museum. Sorry, geen taxi nodig. Ik herkende het wel direct, van afgelopen zomer, een rossig gebouw, nu grotendeels bekleed met groene zeilen, vanwege restauraties. En veel toeristen natuurlijk. Bussen vol, van allerlei nationaliteiten. Eens kijken of we kaartjes konden bemachtigen. Een lange rij wachtenden. Maar voordat we naar binnen gingen werden de jongens alweer aangesproken door een witte toeristen-politieman, en even later ook een robuuste bewaker in een net kostuum met oortelefoontjes in. De jongens moesten aan het hek komen, en uitleggen wat zij daar moesten. Pas toen ik zei „they are my friends….“, konden ze uiteindelijk verder. Zij betaalden slechts één pond, en ik moest wel twintig pond betalen én een kaartje voor de camera. Bij binnenkomst werden zij gefouilleerd en ik dus niet. Waarschijnlijk mogen zij alleen naar binnen als student, en onder begeleiding van hun school of universiteit. Wat een systeem! Het Egyptische systeem. We zouden het later nog vaak hierover hebben. Eenmaal binnen zijn we wel drie of vier keer aangesproken over wie toch wel die jongens waren. „They are my friends..“, dan was het goed. Het museum was heel druk, en vooral de afdeling van Tutankamon werd natuurlijk druk bezocht. Ik werd weer getroffen door de verbluffende schoonheid van het gouden masker. Ook de jongens keken hun ogen uit. We hebben zeker een paar uur rondgelopen, naar het palet van Narmer gekeken en andere mooie dingen gezien. Ook twee massieve granieten toppen van de piramides hebben we gezien. Deze blokken waren met een aardbeving van de piramides gevallen. De prachtige artistieke beelden van Farao Agnataton, daar wilde ik zeker meer over te weten komen. Toen we weer buiten stonden wilde ik wel even wat drinken. Aan de overkant was een soort cafetaria, maar ja, twintig pond voor een colaatje, en twintig pond voor een hamburgertje was wel erg veel. De jongens hadden geen honger. Terug met de metro. Even naar Peter's huis geweest, weer foto's gemaakt. Moeder van Peter was ziek en erg moe. Ook Peter was erg gauw moe, waarschijnlijk een zwakke gezondheid, was ook zo mager als een lat. Toch kon ik bij Peter thuis eten, zijn zus had wat te eten gemaakt, en het was best wel lekker, gefrituurde kip en rijst en andere dingen. Een schaal met een soort olie, en allemaal groene kruiden of fijngesneden groente erin, waar je een broodje in kon dopen (mulugaija). Best wel te eten allemaal, en mijn maag 8
protesteerde nog steeds niet. Ik zou ook nog een vrucht proberen, het leek heel erg op een cocaïnebolletje, maar dan rood van kleur. De smaak leek het meest op kokos. Peters computer moest ik ook nog even zien, maar bij het opstarten zat er een foutje in. Helaas kon ik dat niet zo snel oplossen. En maar weer foto's maken, de een na de ander. Maar goed, het hoort erbij. Ik vroeg me af of het Aïda-ticket stipt om vijf uur zou worden afgeleverd, want hierover was s’morgens gebeld. Het werd zes uur, en op dat moment belden de bezorgers dat het wat later zou worden omdat het verschrikkelijk druk was op de weg. Uiteindelijk zou het zeven uur worden voordat de auto met de koerier arriveerde. Het bleek een bekende van Wael te zijn, en werd daarom hartelijk ontvangen. Ik moest nog wel even tekenen voor ontvangst. Mina heeft nu privé-lessen. Zijn leraar moet ook nog even op de foto. En Peter zou vanavond zijn verjaardag vieren. In een piepklein winkeltje, op weg naar Peters huis, een cadeautje kopen, een goudkleurige pen met sleutelhanger was mooi genoeg. Nog even onderhandelen over de prijs. Was wel schappelijk zo'n twintig pond. Maar ja, je kunt niet zomaar iets kopen en dan gelijk weggaan, het moest uiterst zorgvuldig worden ingepakt, een mooi glimmend papiertje en een strikje eromheen. Bij Peters huis bleken we de enige visite te zijn, maar ja, je zet een leuk muziekje op de computer aan en voila... het is feest. Pa kwam met een grote taart aanzetten, en voor ieder een flesje cola of sprite. En het cadeautje van zijn vader bleek een klein gouden Mariahangertje te zijn, en ook van zijn zus kreeg hij een hangertje van goud. Samen met Peter moest ik de taart aansnijden. Een heel ritueel, dan zingen en eten. Later een beetje dansen en veel kletsen en lachen. En natuurlijk foto's maken, heel veel foto's maken. Dag 5: Weer plannen maken? Ik zou graag het bootmuseum willen zien. Maar ja, wie is daarvoor? Uiteindelijk zouden Mina en Wageh meegaan, omdat Peter thuis moest zijn bij zijn vader. Wéér naar de piramides. Maar dan net zo close dat je ze kunt aanraken. O.K. in de bus naar de metro, en daarna naar de toeristeningang van de piramides. Ik kon er maar geen genoeg van krijgen. Bij de kaartverkoop keek men weer een beetje raar op, Egyptenaren naar de piramides? „Yes, Yes…“, en ik wil graag twee tickets voor die twee jongens daar, en een ticket for me, and for my camera. “Do you want to go inside the tombs....” „Yes“, zei ik en pats, gelijk zitten we aan een donkergekleurde gids vast, want: „he has the keys of the tombes...“, en hij was door de regering aangesteld als officiële gids. Goed dan, maar wat zou dat dan gaan kosten, vroeg ik hem. „Yes, the American people give me sometimes one honderd dollar“. Ja, mooi niet hoor. Hij lag het in mijn handen, maar gaf wel aan binnen welke grenzen ik moest blijven. Ondanks het financiële geleuter, kwam hij toch op plekjes waar je normaal gesproken niet zou mogen komen. Dus uiteindelijk was het de tip wel waard. Waar we doorheen liepen, waren de graven en tombes van de overleden Egyptenaren die aan de piramides hadden gebouwd. Ook een ondergrondse graftombe met een complete sarcofaag konden we bezichtigen. Zelfs de inhoud, met botten en al, konden we bekijken. De gids liep met zijn splinternieuwe adidas sportschoenen in een rap tempo van de ene naar de andere ondergrondse tombe. Uiteindelijk hadden we alles afgelegd, en gingen richting hoofdweg. Langs het bootmuseum richting begraafplaats. Waar had ik dat eerder gezien? Jawel, tijdens ons ritje op de paarden. Zodat we uitkwamen op het pad welke we eerder te paard hadden afgelegd. Wat een wereld! Maar goed, hier zat dezelfde Egyptenaar weer colaatjes te verkopen, voor een zacht prijsje natuurlijk. De gids zou ons nu verder leiden naar een parfumfabriekje. Waarschijnlijk krijgt hij provisie, als ik iets zou kopen. En dan zit je zomaar weer aan de thee met een mooie juffrouw te praten over parfums. „What do you like…“, zei ze. „I like it all“. Ik had hier eigelijk niet zo'n zin aan. „End of the tour sir…“, zei de gids. Toch was het niet genoeg, we gingen terug naar de toeristen-ingang, waar op de geplaveide asfaltweg volle touringcars met toeristen naar de piramides togen. Met hetzelfde kaartje konden we weer naar binnen. Nu konden we echt de 9
piramides aanraken en betasten. In de verte kon ik ook iets zien van het podium waarop de opera Aïda wordt opgevoerd. Op naar het bootmuseum. Het museum is gebouwd op de plek waar een van twee (of waarschijnlijk wel vier) boten zijn gevonden. Deze boot was gevonden in een groot uitgehouwen gat in de stenen grond. De boot werd in losse delen en op elkaar gestapeld gevonden en bestaat uit 1224 onderdelen. De overleden Farao kreeg deze boot mee als symbool , zodat hij met de zon mee kon reizen naar de eeuwigheid. Het gevaarte bevat grote roeispanen, zodat deze zou kunnen worden gebruikt om stroomopwaarts te varen. De tweede boot ligt nog onder de grond, en wordt voorlopig niet opgegraven, er zijn wel foto's van gemaakt door gaten in de stenen te boren. Men weet dat deze boot ongeveer gelijk is als de reeds opgegraven boot, maar heeft waarschijnlijk zeilen in plaats van roeispanen, zodat deze boot voor stroomafwaarts gebruikt kan worden. Het heeft ongeveer 6 maanden geduurd voordat men de boot had kunnen reconstrueren. Tenminste men denkt dat de boot er zó uitzag. Het was een grote puzzel. Het museum is gebouwd over dat grote gat. De originele stenen die het gat afdichtte zijn grotendeels weer teruggeplaatst. Ook zijn er teksten en heroglieven gevonden van werklui die aan het gat of de boot hebben gewerkt. Het is een heel indrukwekkend geheel. Alle onderdelen van de boot zijn alleen maar met touwen aan elkaar geregen en geknoopt. Er is geen spijker of schroef aan te pas gekomen. Een knap staaltje werk. Bij binnenkomst moesten we eerst speciale overschoenen aan doen, omdat we anders het woestijnzand mee naar binnen zouden nemen. Op verschillende niveaus konden we de boot bekijken. Een boot die 'zeer waarschijnlijk' nooit op het water heeft gedreven, en welke dat ook nooit zou kunnen. Door de werking van het hout paste niet alles meer perfect in elkaar. Maar goed, men gaat er vanuit dat de boot deze vorm heeft gehad. Heel indrukwekkend. En dat alles is zo'n vijfduizend jaar oud. Na ons bezoek aan het bootmuseum werd het tijd om huiswaarts te keren, en mij langzaam te gaan voorbereiden op het belangrijkste van mijn bezoek hier, de opera Aïda. Dus naar Mina's huis, even wat eten, uitrusten en omkleden. Even scheren bij de wasbak en beetje wassen. De nieuw gekochte kleren aan en gelijk al dat nette chique gevoel. Ik zag dat Mina zich behoorlijk druk zat te maken omdat ik alléén naar de opera ging, en vooral hoe ik zou thuiskomen. Ik had zijn adres mee, geschreven in „normale“ taal, en in het Arabisch. Dat zou toch wel moeten lukken. Weer met de metro naar Giza, en dan een taxi nemen naar de „opera Aïda by the piramides….“. De eerste drie taxichauffeurs die ik aanhield spraken geen engels. De vierde wel, en ik tref het wel, want op de vraag of hij mij naar de piramides kan brengen en wat het zou kosten, stamelde hij zoiets als, stap maar in, en we komen er wel uit. Even later zei hij dat hij een lange tijd geen Engels had gesproken, en daarom niet zo snel en accuraat op mijn vraag antwoordde. Het bleek een student te zijn die wat bijverdiende in de avonduren. Hij kon redelijk goed Engels, omdat hij bij de Amerikaanse ambassade heeft gewerkt. Een goede taxichauffeur, die niet om de haverklap toeterde, en eigenlijk helemaal niet toeterde. Ik begreep van hem dat de meeste taxichauffeurs dachten dat zij wel konden rijden, maar ondertussen iedereen rakelings links en rechts passeerden. Alleen in geval van nood zou mijn chauffeur gaan toeteren, begreep ik. Bij aankomst bij de piramides gaf hij mij zijn mobiele nummer. Als ik de volgende dag naar het vliegveld moest zou ik hem kunnen bellen. Hij zou een speciale prijs maken. Maar het zou anders lopen. Ondertussen stond mijn taxi tussen allemaal dure en glimmende auto,s bij de geasfalteerde toeristen-ingang van de piramides. Slagbomen en veel witte politiemannen controleren alle auto’s die naar binnen gaan. De taxi mocht niet verder. Hier stapte ik dan ook uit. Ik moest mij aansluiten bij een grote groep mensen die al ongeduldig stonden te wachten. De groep welke geen eigen vervoer had, moest op de stoep wachten op de transferbus, die de gasten naar de plek van bestemming zou brengen. Het duurde wel lang, want het begon al tegen achten te lopen. En om acht uur zou het spektakel beginnen. En inderdaad de bus was op tijd en alles verliep gladjes en heel beschaafd. Het was een enorm rijk gevoel, het was aardedonker en het leek wel of de bus over het asfalt 10
gleed. De smalle weg was afgebakend door vele tientallen lichtjes, en om de tien of vijftien meter stond er zo'n witte politieman. Heel imposant, en bij elke bocht stond een politieman met een rode verlichte stok de weg te wijzen, zoiets als: “kom maar….”, “kom maar…”. De piramides waren fel verlicht door grote schijnwerpers. Ik keek mijn ogen uit, een groot parkeerterrein vol met luxe auto’s en touringcars. Het leek wel het parkeerterrein van Ajax bij een thuiswedstrijd. Te voet moesten we nog een klein stukje af leggen naar de tribunes vak 03, rij 1 stoel 1. Het leek wel of ik de belangrijkste persoon was. Naast mij, waarschijnlijk op stoel nul, aan het looppad, zat al een wat oudere chique dame, rijk behangen met sieraden. Zij was alleen. Ik durfde eigenlijk niet te vragen wie of wat zij was, maar ik denk dat zij de vrouw was van één van de hoofdrolspelers. Zij was heel enthousiast en telkens riep zij „fantastic..!“. Maar het was ook in één woord fantastisch, het podium, zo groot als een voetbalveld. Misschien wat overdreven, maar het kwam heel imposant over. En ik zat écht op de eerste rij, op zo'n twintig meter afstand van het podium. Het voorste gedeelte van het podium werd in beslag genomen door het orkest en lag half verscholen in het decor. Het decor veranderde ook steeds van kleur, waardoor het telkens weer anders leek. Bij de eerste noten en klanken bleek al dat het geluid echt perfect was. Er stond ook weinig wind. De avond ervoor had ik al iets op de televisie gezien, en toen stond er behoorlijk veel wind, waardoor de goud gekleurde kostuums alle kanten op waaiden. Nu was het gelukkig windstil. De zangers hadden allemaal een bijna onzichtbaar microfoontje op het hoofd. Soms was het podium heel subtiel met twee hoofdrolspelers, Aïda en Radames, en even later weer overweldigend met zo'n honderd koorleden in mooie glimmende kleding. Een opera kun je niet navertellen, dat moet je beleven. Toch een korte uitleg over het verhaal: Amneris is de dochter van de Farao, en houd van generaal Radames. Deze houd echter van een slavin, genaamd Aïda, dochter van koning Amonasro van Ethiopië. Radamus zou voorbestemd zijn om met Amneris te trouwen, en de troon te bestijgen. Radames kiest echter voor Aïda. Zij worden uiteindelijk ter dood veroordeeld en worden dan samen levend begraven in een graftombe. Twee keer een korte pauze, waarbij het publiek even achter de tribune iets kon nuttigen. Het binnenterrein was omzoomd met kraampjes voor koffie en donuts en andere westerse lekkernijen. Het terrein was bekleed met Perzische tapijten. Heel netjes, zodat de gasten geen zand in de schoenen zouden krijgen. Twee keer liet ik mij een kop koffie zeer goed smaken. Dit was eigenlijk de eerste keer dat ik weer eens een normale kop koffie zou proeven. Telkens als er een aria was gezongen, werd er uitbundig geklapt en „Bravo!“ geroepen. Het was echt heel, heel mooi. Bij het einde werd er zeker vijftien tot twintig minuten lang een staande ovatie gegeven. Mijn armen en handen begonnen op het laatst pijn te doen van het klappen. Mijn stem begon een beetje schor te worden. “Bravo…Bravo….”. Wat was dit mooi. Ik heb nog nooit zoiets moois gezien. Hier had je ook geen haast om na afloop de bus op te zoeken, gewoon nagenieten in deze ambiance, de verlichte piramides in je opnemend. Maar ja, wel mooi de bus gemist. Geen probleem, ik stap gewoon in een willekeurige bus, en vraag of zij mij even naar de uitgang wilde brengen. „No problem sir....“. Bij de uitgang op zoek naar een taxi. En jawel hoor, een eikel van een taxichauffeur, moest ook nog even diesel tanken. Knoerthard door de bochten, en wist de weg ook al niet. Hij moest wel een keer of vier de weg vragen. Uiteindelijk kwamen we aardig in de buurt, en jawel daar stond Mina al te wachten, opgelucht dat ik er weer was. Wat was dit een geweldige avond. Om nooit te vergeten.
11
Dag 6: Zeer goed geslapen, en om zeven uur werd ik gewekt. Vandaag zou Wael mij rondleiden, en verontschuldigde de gids nogmaals, hij zou later op de dag komen. Wael gaf er de voorkeur aan om de omgeving van de „seven churches“ te bezoeken. Een bekend gedeelte van oud Caïro. De start was de kerk van St.Joris, een bekende heilige. Er is speciaal een kerk voor hem gebouwd. Het was geopend, en binnen was het meer een knusse ruimte, niet echt een kerk. Kleden op de vloer, en een apart gedeelte waar ook de schoenen uit moesten. Hier werden de relikwieën bewaard. Soms sieraden, maar ook wel stoffen kleding, en eenmaal was het een stalen ketting met een beugel, die je even om de nek moest doen, omdat dit een helende werking zou hebben. In een kerk was een geestelijke met een grijze baard, die uit de vitrine een relikwie haalde, en met grote zorg vasthield. De gelovigen konden dit relikwie kussen. Het verhaal gaat dat St.Joris is gemarteld met allerlei werktuigen, sandalen met spijkers naar boven, en meer van dit soort werktuigen. Deze martelwerktuigen waren ook te zien. En het schijnt dat St.Joris deze martelingen heeft overleefd, waardoor hij later als Heilige verder door het leven ging. Tussen de kerken bevond zich ook het Koptisch museum, ook sterk christelijk georiënteerd. Allerlei oude afbeeldingen van Christus en anderen. Ook de beroemde hangende kerk hebben bezocht, het blijkt dat deze kerk is gebouwd tussen twee gebouwen en dat er maar één kolom is waar deze kerk op steunt. Terwijl we met z'n tweeën op een bankje zitten, geeft Wael uitleg over waarom er elf witte en twee zwarte kolommen onder de preekstoel staan. Hij hoort een vrouwelijke gids uitleg daarover geven aan een groep toeristen, en wilde de gids corrigeren. Maar dat was niet zo verstandig. De gids sprak Wael aan en zei dat alleen zij, als gids zijnde, het altijd bij het rechte eind had. Wael moest nog oppassen, omdat hij mij als westerse toerist niet zomaar rond mocht leiden. Wael mocht niet zomaar als gids optreden. Later zouden wij haar nog een paar keer terugzien, met een minachtend glimlachje naar ons knikkend. Terwijl we daar zitten, schuifelt een groepje toeristen langzaam de kerk uit en lijkt het alsof ik iemand herken. En ja hoor, het kan niet anders, ik stap op hem af, en zeg tegen hem, „U bent Nederlander….”, „Ja..“, zei hij, „U bent meneer Rozemeijer…“, „Ja, dat ben ik…“. Hij komt uit Wormer, en werkt bij een van mijn opdrachtgevers: Mercurius-Drukkerij uit Wormerveer. Wat een toeval! Als ik toevallig de andere kant op kijk, dan zou ik het nooit geweten hebben! Meneer Rozemeijer uit Wormer!. Maar hij was ook zo weer weg, want hij moest zijn groep volgen. „See you later…“. Tussen al deze kerken door is een lager gelegen pad, van de ene kerk naar de ander. Ook een Joodse kerk bezocht. Wel een beetje een toeristische route, maar goed. Ook een souvenirwinkel. Even naar binnen, gewoon om te kijken. Mooie dingen allemaal, maar op een bepaald moment dacht ik, misschien is er wel een beeldje van Narmer. Dit is een van de eerste koningen van Egypte. Enkele jaren terug is er een palet 12
gevonden met afbeeldingen van Narmer. Het oudste document, tot nu toe bekend. Narmer verenigde het Noorden met het Zuiden. Upper- en Lower Egypt. Een heel bekend palet welke in het Egyptisch museum te zien is. Het leek mij wel leuk om een beeldje van hem te hebben. Ik heb mij nogal verdiept in de afbeeldingen van dit palet. Maar al wat er stond, ik kon uitzoeken uit honderden beeldjes, Narmer was er niet bij. Alle verkopers en verkoopsters werden erbij gehaald, maar niemand kon Narmer ontdekken. Ik vond het wel komisch eigenlijk. Hoe moeilijker het werd om Narmer te vinden, hoe meer ik hem wilde hebben. Tot schaamrood op de kaken van de verkoopster moest zij bekennen dat er geen Narmer was. Dan toch maar een beeldje gekocht van een bewaker van de schatten van Tutankamon. Op een bepaald moment zei ik, „ik kom volgend jaar terug, en dan wil ik een Narmer-beeldje….“. Dat stond als een huis. Grote hilariteit in deze luxe winkel. Ook Wael vond het wel komisch, en had niet verwacht dat ik toch wel wat kennis had van de Egyptische cultuur. Hierna ook nog een andere winkel ingelopen, een kopje thee drinken, of iets fris. En toch maar weer vragen of zij misschien een beeldje van Narmer hadden, maar helaas. Of toch, de baas moest even bellen met familie en met hun winkeltje in de Khan Al Khalili-Bazaar. Maar ook hier kon men geen antwoord geven of er een beeldje van Narmer was. Maar er was er een, zei hij op een bepaald moment. Daar ik moest wel direct beslissen om vijftig pond vooraf betalen. Maar ik zag al aan de baas dat het toch waarschijnlijk niet Narmer zou zijn. Het beeldje kon hij laten ophalen, en het zou ongeveer een uur duren. We spraken af dat als het een mooi beeldje zou zijn, dan zou ik het kopen. Narmer of niet. Wel weer spannend. Er viel eerst nog wel een grote moskee te bekijken, en na ongeveer een uur kwamen we in de winkel terug. Natuurlijk was het een mooi beeldje, maar het was geen Narmer. Narmer heeft in één hand een soort van knuppel, waarmee hij zijn vijand om zeep zou helpen. Wel een strijder met een speer, een visser denk ik op een soort van bootje of misschien wel een surfplank, ja daar leek het het meeste op. Honderd pond alstublieft, en een kleine vergoeding voor het halen. Nou vooruit maar. Hier zag ik ook de smaaktabak voor de sisja liggen. Remco en Bastiaan wilden graag zo'n pakje, want het is in Nederland niet te koop. Twee pakjes in appelsmaak graag. Zo onderhand begon het al aardig op te schieten, ik liep de blaren in mijn schoenen. Nog even naar de Universiteit van Caïro. Wael wilde graag zijn universiteit laten zien, maar ik kwam er natuurlijk niet in. Hijzelf ook met moeite, omdat hij zijn toegangspasje niet mee had moest hij praten als brugman om erin te komen. Ik zou buiten op hem blijven wachten. Even een goedkoop colaatje drinken. Ik raak weer aan de praat met een student. Buiten voor het universiteitsgebouw stonden enige tientallen vrachtwagens waarin grijs geklede militairen zaten. Een beetje beangstigend wel. Ik vroeg Wael waar dit goed voor was, en hij antwoordde dat de autoriteiten bang waren voor opstand vanuit de universiteiten. Iedereen met een protestbord zou waarschijnlijk direct worden opgepakt. Ongelofelijk. Maar ja: het systeem denk ik. Er zijn in Egypte veel dingen erg goed geregeld, denk ik, maar sommige dingen..? Na een halfuurtje kwam Wael terug en gingen we in de richting van de grootste basiliek van Caïro. Hier voegden enkele medestudenten en vrienden van Wael zich bij ons. We gingen op een stoeprand zitten, in de schaduw van een grote boom. Een coffeeshop in de buurt, waar je een kopje thee of een colaatje kon kopen, ook had men een soort koude hamburger. Ik koos voor het laatste. Met z'n zeven of achten zaten we daar, en ze vroegen de oren van mijn hoofd. Hoe was het wéér in Nederland, en hoe duur waren de auto's en nog veel, veel meer. Ik vroeg op mijn beurt wat zij van Egypte wisten, en dat was eigenlijk niet veel. Ik had het gevoel dat ik van sommige dingen meer wist dan zij. Hoe hoog is de piramide eigenlijk, en wie is Narmer? Dus op een gegeven moment, toen zich weer een vriend bij het gezelschap kwam, zei ik „Welcome in Egypt“ . Grote hilariteit. Maar wel heel leuk. Je voelt je dan ook gelijk een stuk jonger. De twee jongedames (sorry dat ik de namen niet meer weet) wilden graag mijn leeftijd weten, maar ik vond dat niet belangrijk. Ik voel me jong, zei ik. Nog even een foto maken, maar een van de dames wilde er absoluut niet op. We wisselden nog wat e-mailadressen uit en telefoonnummers. Galal wilde ook graag e-mailen. Terug naar de metro, terug naar Mina's huis. Ik had inderdaad een blaar op mijn kleine teen opgelopen. Terwijl Wael vroeg „gaan we nog naar de Kahn Al Khalili13
Bazaar“?. Maar even niet zei ik, want ik loop niet zo gemakkelijk. We zouden het maar niet doen. Gewoon lekker ontspannen, want vanavond was de laatste avond. Ik moet om één uur s'nachts op het vliegveld zijn. Als afscheid zou ik een taart geven, Mina moest hem maar even halen. En een taart in Egypte is een feest. Met een colaatje erbij. Ik had voor de moeder van Mina een flesje parfum gehaald (jawel uit dat fabriekje) en voor de pa van Mina had ik nog een keurig ingepakte Pennekamp-pen als cadeau. (het bleek dat zij het mopje van de kleurenpen nog niet konden). Deze pen schrift ook blue en red. Oh No, dat kon niet. Toch even laten zien en jawel hoor, de pen zou alle kleuren schrijven. Dan maar even pierewaaien op de corniche langs de Nijl. Inmiddels had de vriend van Wael, de gids, zich ook bij ons gevoegd. Bij een schiettentje was ik natuurlijk de beste. Op een raamwerkje van ijzer plakte men een stukje kruit. Zo'n zakje wat de jongelui wel eens op straat gooien voor een knal. Van de vijf schoten had ik er vier raak. Maar ja, je kreeg geen prijs natuurlijk, je kon bij zo'n kraampje alleen maar laten zien dat je de beste was. Als toetje gingen we nog eenmaal met een rondvaartboot de Nijl op. Slingers van licht maakte van de boot een soort koetsje. Gelukkig was het niet zo druk op de boot. Beetje harde muziek en even dansen. Een soort vogeltjesdans, maar dan met de voeten tegen elkaar. De boot begon aardig te wiebelen. Ik was niet zo snel, en moest een beetje om mijn zwakke enkel denken, maar Mina en Peter konden het heel snel. Na een half uurtje meerde de boot weer aan, en was het moment gekomen om afscheid te nemen van de jongens. Zij hadden geen identiteitspapieren, waardoor zij niet op het airport mochten, zo vertelde Wael mij. Nog een laatste foto met Mina, Peter en Wageh, en daar kwamen de krokodillentranen. „I come back soon….“. Taxi in en op weg naar het vliegveld. Ik stopte Wael mijn laatste Egyptische geld toe, want uiteindelijk moest hij weer met de taxi terug. Ik bedankte hem en zijn vriend hartelijk, en zonder meer om te kijken, maar met tranen in mijn ogen ging ik de airporthal in. See you later my friends
14