provincie:" Utrecht
- beschikking
instemming saneringsplan Hoge Woerd 8-16 Woerden
VERZONDEN - b
I.
SEP 200l
datum nummer bijlage
4 september 2002 2002WEM003257i
sector referentie locatiecode
Bodemsanering W.H.J. ter Woerds
kadastrale kaart
UT 0632/00159
Inleiding Gedeputeerde staten van Utrecht hebben op 18 juni 2002 een melding als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Woerden. De melder is voornemens de bodem ter plaatse van de Hoge Woerd 8-16 in Woerden gefaseerd te saneren. Naar aanleiding van voorgenomen archeologisch onderzoek is de milieuhygiënische bodemkwaliteit onderzocht en is gebleken dat er sprake is van bodemverontreiniging. Ten behoeve van het uit te voeren archeologisch onderzoek en om een parkeerkelder te kunnen realiseren zal de bodem in twee fasen worden gesaneerd. Bij deze melding zijn bodemonderzoeksrapporten en een saneringsplan gevoegd. Deze rapporten worden opgesomd onder punt 4.1. Het bodemonderzoek is uitgevoerd ter plaatse van de volgende kadastrale percelen: gemeente Woerden, sectie C, nummers 2842 en 3113.
2.
&,eschikking De ons verstrekte rapporten hebben wij op volledigheid van deze gegevens besluit ons college het volgende.
en op inhoud beoordeeld.
Aan de hand
Ter plaatse van de kadastrale percelen, gemeente Woerden, sectie C, nummers 2842 en 3113 is .\prake van een geval van ernstige bodemverontreiniging, zoals bedoeld in artikel 29 eerste lid Wbb. Gezien het voornemen van de gemeente Woerden zo spoedig mogelijk over te gaan tot sanering van het bovengenoemd geval van ernstige bodemverontreiniging stelt ons college, op basis van artikel 37 Wbb pro forma vast, dat zo spoedig mogelijk doch uiterlijk vier jaar na het in werking treden van deze beschikking met de sanering dient te worden begonnen. W(; .\'temmen in met het bovenvermeldeplan
voor een gefaseerde sanering, zoals bedoeld in
artikel 39 Wbb.
3.
Procedure
Bij de voorbereiding
van deze beschikking wordt de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene
wet hestuursrecht gevolgd. Deze procedure is in hoofdstuk 6 'Bodemsanering' van de Provinciale Milieuverordening Utrecht 1995 in beginsel verplicht gesteld, De door ons te hanteren beslistermijn is 13 weken. De aanvangsdatLlIl1 van de beslistermijn is 18 juni 2002. De ontwerpbeschikking, de bijbehorende rapp0l1en en overige documenten zijn gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden hebben gedurende deze periode hun zienswijze over de ontwerpbeschikking naar voren kunnen brengen. Er zijn geen schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen ingebracht. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 28. vUide lid Wbb hebben wij het college van burgemeester en wethouders van Woerden en de VROM-inspectie, regio Noord-West te Haarlem in kennis gesteld van ons voornemen de beschikking te nemen. Het voornemen een huis-aan-huisblad in de gemeente Woerden. 4.
Overwegingen
die ten grondslag
is gepubliceerd
liggen aan deze beschikking
4.1 Rapporten Het volgende rapport ligt ten grondslag aan deze beschikking: Nader bodemonderzoek en saneringsplan, Lexmond Milieu-Adviezen 02.23416/ AB en 02.23569/FH, juni 2002.
- beschikking-nummer 2002WEM003257i UT 0632/00159 -
B.V., rapportnummer
-2-
in
4,;2 Verontreinigingssitllatie grond en grondwater De bodem van de locatie is onderzocht op de aanwezigheid van bodemverontreiniging ten gevolge van een voormalig brandstofverkooppunt. De resultaten van het bodemonderzoek laten zien dat er sprake is van bodemverontreiniging welke aanwezig is op de onder punt 2 genoemde kadastrale percelen. De omvang van de verontreiniging is weergegeven op bijgevoegde kadastrale tekening op basis van de streefwaarde-contour voor grond. Wij beschouwen
deze verontreiniging
als één geval van bodemverontreiniging.
Er is tussen de
aangetoonde verontreinigingen sprake van zowel een technische, een organisatorische, als ook een ruimtelijke samenhang. De verontreinigingen zijn gerelateerd aan de opslag en verkoopactiviteiten van brandstof op de onderzoekslocatie. Het geval van bodemverontreiniging is hieronder omschreven. In zowel de grond als het grondwater zijn concentraties vluchtige aromatische koolwaterstoftèn (vak) aangetoond tot boven de interventiewaarden. Daarnaast is minerale olie aangetoond: in het grondwater tot boven de interventiewaarde, in de grond tot boven de streefwaarde. Ter hoogte van het voormalige pompeiland is vermoedelijk de kern van de verontreiniging aanwezig. In de grond is de verontreiniging daar hoofdzakelijk aanwezig vanaf 1,5 tot 4,5 meter beneden maaiveld. Buiten het voormalige pompeiland is verontreiniging verspreid via het grondwater en aangetoond in het dieptetraject van 2,7 tot 4,5 meter beneden maaiveld. In het grondwater is tot minimaal 6 meter beneden maaiveld verontreiniging aangetoond. Of een geval van bodemverontreiniging al dan niet ernstig is, wordt beoordeeld aan de hand van twee circulaires: de circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming: Beoordeling en Afstemming, van 19 december 1997, paragraaf2.3.3, nummerDBO/97587346, gepubliceerd Staatscourant 12 januari 1998; de circulaire Streefwaarden en interventie waarden bodemsanering van 4 februari 2000, nummer DB0/1999226863, gepubliceerd Staatscourant 24 februari 2000. Ingevolge deze circulaires is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien voor ten minste één stof de gemiddelde concentratie gemeten in grond in minimaal 25 m3 bodem of gemeten in grondwater in minimaal 100 m3 bodem hoger blijkt te zijn dan de interventiewaarde. De gemiddelde concentratie vluchtige aromatische koolwaterstoffen (vak) gemeten in grond en grondwater in respectievelijk minimaal 25 m3 en minimaal 100 m3 blijkt hoger te zijn dan de interventiewaarde voor deze stoffen. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Het verrichte bodemonderzoek voldoet naar het oordeel van ons college aan de daartoe bij of krachtens de Wbb gestelde vereisten. De informatiekwaliteit komt overeen met de eisen zoals weergegeven in het Protocol voor het Nader Onderzoek Deel] (naar de aard en concentratie van verontreinigende stoffen en de omvang van bodemverontreiniging), Sdu Uitgevers, Den Haag 1993.
- beschikking-nummer 2002WEM003257i UT 0632/00159 -
-3-
4.3 Urgentie en tijdstip van sanering De gemeente Woerden heeft het voornemen zo spoedig mogelijk over te gaan tot sanering van de bodemverontreiniging. Om deze reden bepalen wij geen saneringsurgentie door middel van een risico-analyse. Wij stellen pro forma vast dat uiterlijk vier jaar na het in werking treden van deze beschikking met de sanering dient te worden begonnen. De uitvoering van fase I van de sanering dient voorafgaand of tijdens de archeologische werkzaamheden te worden uitgevoerd. Fase 2 van de sanering zal aanvullend worden gestart en dient te zijn afgerond voordat ter hoogte van de locatie een parkeerkelder mag worden gerealiseerd. 4.4 Afweging saneringsdoelstelling De afweging van de saneringsdoelstelling vindt plaats aan de hand van het rapport 'Van trechter naar zeef, een uitgave van de Sdu van 15 oktober 1999. Dit rapport beschrijft de resultaten van het project Afwegingsproces saneringsdoelstelling. Dit project is een uitvloeisel van het Kabinetsstandpunt over de vernieuwing van het bodemsaneringsbeleid van juni 1997. Op basis van de Wbb is de doelstelling van bodemsanering in beginsel: herstel van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier. Om dit te bereiken dient de tot het geval behorende verontreiniging volledig te worden verwijderd. Ons college concludeert dat bij de sanering van onderhavig geval van bodemverontreiniging mag worden afgeweken van volledige verwijdering om doelmatigheidsoverwegingen, milieu- en maatschappelijke rendementsoverwegingen. De verontreiniging kan kosteneffectief en functiegericht worden verwijderd. U it de onderl iggende rapportages blijkt dat de verontreinigingen boven de zogeheten tussenwaarden (som van streef- en interventiewaarde gedeeld door twee) kosteneffectief kunnen worden verwijderd, door middel van een zogeheten in-situ sanering in combinatie met ontgraving van de kern. Om echter de verontreinigingen te verwijderen tot onder de respectievelijke streefwaarden zou alle verontreinigde grond moeten worden ontgraven en afgevoerd van de locatie hetgeen niet kosteneffectief zou zijn. Nadat de sanering is uitgevoerd, zal de locatie in milieuhygiënische zin geschikt zijn voor de toekomstige functie. Ter hoogte van de saneringslocatie zal het kerkplein worden ingericht, door 111 iddel van een gesloten verhardingslaag. Daarmee worden toekomstige contactrisico ' smet verontreinigde grond tegengegaan. 4.5 Saneringsplan De sanering zal in twee fasen worden uitgevoerd. Fase I bestaat uit het ontgraven van de verontreinigingskern ter hoogte van het voormalige pompeiland. De ontgravingen worden gecombineerd met een archeologisch onderzoek. Direct aansluitende aan de uitvoering van fase I zal fase 2 worden opgestart. Tijdens fase 2 zal het verspreidingsgebied worden gesaneerd, door 111 iddel van een nog nader te bepalen in-situ techniek. Fase 1 De uitvoering van fase 1 staat gepland voor het najaar van 2002.
- beschikking-nummer 2002WEM003257i UT 0632/00159-
-4-
Qe ontgraving van de kern van de verontreiniging zal worden uitgevoerd onder continu toezicht van een milieukundig begeleider en in nauwe samenspraak met archeologen. De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd onder "archeologische omstandigheden", hetgeen betekent dat de eisen die de archeologen stellen bepalend zijn voor de snelheid waarmee ontgraven wordt. Eenieder die werkzaamheden op de locatie uitvoert, dient de veiligheidseisen in acht te nemen zoals gesteld in de publicatie "Werken met verontreinigde grond en verontreinigd grondwater" van de CROW nummer 132. De met brandstofcomponenten verontreinigde grond dient te worden afgevoerd naar een erkend verwerker, die daartoe een geldige vergunning in het kader van de Wet milieubeheer dient te hebben. Het zal naar schatting gaan om 135 ton af te voeren grond. De bovengrond op de locatie is volgens het uitgevoerde bodemonderzoek niet verontreinigd met brandstofcomponenten en zal op locatie in depot worden geplaatst. Na uitkeuring van het depot zal deze grond, indien geschikt, hergebruikt worden op de locatie. Fase 2 Aansluitend op fase 1 zal gestart worden met de aanleg van het in-situ systeem dat het verspreidingsgebied (zowel grond- als grondwaterverontreiniging) zal saneren. De exacte invulling van het systeem zal nader worden ingevuld en dient in een 'plan van uitvoering' te worden omschreven. Het 'plan van uitvoering' dient bij ons college te worden ingediend ter beoordeling, minimaal 4 weken voorafgaand aan de start van fase 2. De geplande einddatum voor de afronding van fase 2 staat voor einde 2002 gepland. Na afloop van de sanering zal de bodemkwaliteit voldoende zijn voor de beoogde functie. Indien de streefwaarden niet worden gehaald tijdens de sanering dient bij toekomstige ontgravingen rekening te worden gehouden met vrijkomende licht verontreinigde grond en/of grondwater. Ook tijdens de aanleg van de parkeerkelder dient hiermee rekening te worden gehouden: eventueel vrijkomende licht verontreinigde grond dient dan alsnog te worden afgevoerd naar een erkende verwerker. De in het saneringsplan beschreven sanering voldoet aan het bij of krachtens artikel 38 Wbb en hoofdstuk 6 'Bodemsanering' van de Provinciale Milieuverordening Utrecht. 4.6 Start en uitvoering van !mnering In verband met een mogelijk controlebezoek van één van onze medewerkers dient het tijdstip van de feitelijke aanvang van de sanering ten minste 1 week voor dat tijdstip bij ons college te worden gemeld. Dat kan: gedeputeerde staten van Utrecht, Centrale procedurekamer Water schriftel ijk: & Milieu, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, of via de fax van onze procedurekamer, 030 - 258 3842. per fax: Indien u tijdens de werkzaamheden meent te moeten afwijken van het saneringsplan, dan dient u ons hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen. Deze afwijking behoeft de instemming van ons college. De milieukundig toezichthouder dient, in uw opdracht, na afloop van fase I van de sanering een
- beschikking-nummer 2002WEM003257i UT 0632/00159 -
-5-
ilJterim-evaluatierapport op te stellen dat voldoet aan de eisen van Provincie Utrecht. Na afloop van fase 2 (afronding sanering) dient een definitief evaluatierapport te worden opgesteld. Het evaluatierapport dient in ieder geval 3 maanden na afloop van de bodemsanering bij ons college binnen te zijn, in drievoud.
5.
Kadastrale
registratie
Krachtens het bepaalde in artikel 55 Wbb zal ons college een afschrift van dit besluit, met een kadastrale kaart van het perceel waarop dit besluit betrekking heeft, zenden aan de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers. De verontreiniging zal kadastraal worden geregistreerd op basis van ligging binnen de interventiewaarde-contour van de verontreiniging in grond. Deze contour is weergegeven op bijgevoegde kadastrale tekening. De te registreren kadastrale percelen zijn weergegeven in onderstaande
tabel:
Kadastrale gemeente: Woerden
*
6.
sectie
nummer
grootte perceel
code'"
C C
2842 3113
9 a 35 ca
WBD WBD
22a 43 ca
WBD = het besluit betreft een deel van het perceel
Bezwaar
Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit binnen zes weken na bekendmaking daarvan schriftelijk bezwaar maken. Zij dienen dan een bezwaarschrift in te dienen bij gedeputeerde staten van Utrecht, ter attentie van de secretaris van de Awb-adviescommissie Milieu en Waterstaat, per adres Centrale procedurekamer Water & Milieu, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Na indiening van een bezwaar kan een verzoek om voorlopige voorziening (inclusief schorsing) in worden gediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit verzoek kent de Voorzitter van de Afdeling toe wanneer er naar zijn mening tijdelijke maatregelen nodig zijn tot aan de definitieve beslissing op het bezwaarschrift. Wanneer een belanghebbende binnen de genoemde termijn van zes weken een verzoek om een voorlopige voorziening indient, treedt de bestreden beschikking niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. Het verzoek om voorlopige voorziening kan worden ingediend bij de Voorzitter van de Atèleling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,2500 EO 's-Gravenhage. Aan een verzoek om voorlopige voorziening zijn kosten verbonden, het griffierecht. Deze bedragen E 109,00 voor een natuurlijk persoon en E 218,00 voor een rechtspersoon.
- beschikking-nummer 2002WEM003257i UT 0632/00159 -
-6-
Qnder vermelding
van de code UT 0632/00159 kan over deze beschikking
worden gevraagd bij de Centrale procedurekamer
gedeputeerde
nadere informatie
Water & Milieu van de provincie Utrecht.
staten van Utrecht,
namens hen,
- beschikking-nummer 2002WEM003257i UT 0632/00159-
-7-
ltadaster 3079
20
Kerkplein
1731
25.TI
Om
,V 06320{115'?5e
i 2345
Dr"
Legenda
Uittreksel
Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Bebouwing/topografie
Kadastrale gemeente Sectie Perceel Schaal
Pt'n~I\Ji{1!~r1(1 ull!rekse!. "P:' he.',;1;1rdf'f I,';1n hel kad<1sler
UTRECHT 24 !UnI 2002 en de openbare regIsters
Aan drt uittreksel De auleursrechten
uit de kadastrale
mogen geen malen lijn voorbehouden
kaart
WOERDEN C 2842
1 : 500 worden ontleend aan de Dienst voor hel Kadaster
en de openbare
regtSters
Verzendlijst,
een kopie van deze beschikking
is verzonden aan:
Gemeente Woerden, t.a.v. Carolien van Dam, projectsecretaris AA WOERDEN; Milieudienst Noord- West Utrecht, t.a.v. Afdeling Leefomgeving 3630 AE BREUKELEN;
Binnenstad,
Postbus 45,3440
en Bedrijven, Postbus 242,
Lexmond Milieu Adviezen B.V., t.a.v. de heer F.G.H. van Hooff, Postbus 143,2410 BODEGRAVEN; Vrom-Inspectie,
Regio Noord-West,
Hazenberg Archeologie LEIDEN;
Postbus 1006,2001
AC
BA HAARLEM;
Leiden, t.a.v. de heer T. Hazenberg, Prins Hendrikstaat
7, 2316 CL
Provincie Utrecht, dienst Ruimte & Groen, sector Recreatie, Erfgoed en Toerisme, t.a.v. de heer R. Kok, Postbus 80300, 3508 TH UTRECHT.
- beschikking-nummer 2002WEM003257i UT 0632/00159 -
-8-