Dienst Water en Milieu Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht
- beschikking instemming saneringsplan Groeneweg 150 Bunnik
Datum Nummer Bijlage
8 augustus 2006 2006WEM003295i 1. nota van beantwoording 2. verzendlijst 3. kadastrale tekening
Sector referentie locatiecode
MKT / MBS M.A.M. klein Tank UT 0312/00002
1
Tel. 030-2589111 Fax 030-2583140 http://www.provincie-utrecht.nl
Inleiding
Met toepassing van artikel 48 van de Wet bodembescherming (Wbb) is in opdracht van gedeputeerde staten van Utrecht een revisie saneringsplan opgesteld voor het voormalige Dravo-terrein aan de Groeneweg 150 in Bunnik en directe omgeving. Het Dravo-terrein is kadastraal bekend gemeente Bunnik, sectie A, nummers 5133, 6265 en 6266. Op de kadastrale tekening in de bijlage is de begrenzing van het geval met bijbehorende kadastrale percelen in de omgeving opgenomen. In de periodes 1987-2000 en 2000-2004 heeft een actieve grondwatersanering van de verontreiniging met chloorhoudende oplosmiddelen (VOCl) en nikkel plaatsgevonden op bovengenoemde locatie. Bij beschikking van 11 januari 2000 met nummer 2000WEM000058i, hebben wij ingestemd met het opgestelde saneringsplan voor de tweede periode (“Saneringsplan voormalig Dravo-terrein te Bunnik”, TAUW B.V., rapportnummer R353939, juni 1997). De doelstelling van deze sanering was het verwijderen van de mobiele verontreinigingen met VOCl en nikkel tot onder de tussenwaarde om zodoende verdere verspreiding tegen te gaan. De bevindingen van de grondwatersanering tot nu toe zijn opgenomen in het evaluatieverslag, genoemd in paragraaf 4.1 van deze beschikking. Aangezien de doelstellingen in de achterliggende periode niet gehaald zijn en het voortzetten van de gevolgde saneringswijze uit oogpunt van milieurendement en kosteneffectiviteit niet zinvol geacht wordt, is besloten de actieve grondwatersanering te staken en te kiezen voor een nieuwe aanpak. De nieuwe aanpak is beschreven in het voorliggende saneringsplan, genoemd in paragraaf 4.1 van deze beschikking. De nieuwe saneringsdoelstelling betreft het bereiken van een stabiele eindsituatie binnen 30 jaar. De saneringsvariant bestaat uit een monitoringsplan waarmee dient te worden aangetoond dat de omvang van de grondwaterverontreiniging binnen 30 jaar een duidelijk afnemende trend vertoont.
2
Beschikking
Het hierboven bedoelde saneringsplan en het evaluatierapport van de gestagneerde grondwatersanering, opgesomd in paragraaf 4.1, hebben wij op volledigheid en op inhoud beoordeeld. Aan de hand van deze gegevens is ons college voornemens het volgende te besluiten. Met toepassing van artikel 48 van de Wbb en artikel 6.4a van de Provinciale Milieuverordening Utrecht stemmen wij in met het voorliggende saneringsplan. Het plan heeft betrekking op de kadastrale percelen Bunnik, sectie A, nummers 5133, 6265 en 6266 (brongebied) en het pluimgebied zoals aangegeven op bijgaande kadastrale kaart. Tevens stellen wij vast dat het bij beschikking van 11 januari 2000 (nr. 2005WEM000058i) vastgestelde saneringsplan niet verder wordt uitgevoerd.
3
Inspraak
Deze ontwerpbeschikking heeft het met bijbehorend saneringsplan en het evaluatierapport, overeenkomstig de uniforme voorbereidingsprocedure, bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen in het provinciehuis Rijnsweerd aan de Pythagoraslaan 101 te Utrecht, alsmede in het gemeentehuis te Bunnik. Belanghebbenden hebben gedurende deze periode van terinzagelegging schriftelijk of mondeling hun zienswijze aan onze sector Bodemsanering, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, telefoonnummer 0302583945, naar voren kunnen brengen. Wij hebben een bezwaar ontvangen van Hydron Midden Nederland, dit heeft geen wijzigingen in de beschikking tot gevolg. Zie bijlage 1 voor de beantwoording van het bezwaar. Overeenkomstig artikel 28 lid 5 van de Wbb hebben wij burgemeester en wethouders van Bunnik van de melding op de hoogte gesteld. Het definitieve besluit wordt kenbaar gemaakt in een plaatselijk huis-aanhuisblad.
4
Overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking
4.1 Rapporten De volgende rapporten liggen ten grondslag aan deze beschikking: • Evaluatierapport In situ grondwatersanering locatie Dravo te Bunnik Evaluatieperiode 2000-2004, DHV B.V., kenmerk RB-SE20052886, versie 5.1, 15 maart 2006; • Revisie saneringsplan Grondwatersanering locatie Dravo te Bunnik, DHV B.V., kenmerk RBSE20050531, versie 5.1, 15 maart 2006.
4.2 Samenvatting grondwatersanering periode 2000-2004 In de periode 2000-2004 heeft een grondwatersanering van de verontreiniging met vluchtige chloorhoudende oplosmiddelen (VOCl) en nikkel plaatsgevonden. De toegepaste techniek was gericht op Beschikkingnummer: 2006WEM003295i Onderwerp: beschikking instemming met saneringsplan art. 48 Wet bodembescherming (Groeneweg 150 Bunnik, UT/0312/00002)
8 augustus 2006 pagina 2
het stimuleren van de natuurlijke afbraak van VOCl en het immobiliseren van nikkel. De doelstelling van deze sanering was het verwijderen van de mobiele grondverontreinigingen met VOCl en nikkel tot onder de tussenwaarde om zodoende verdere verspreiding tegen te gaan.
In het in paragraaf 4.1 genoemde evaluatieverslag zijn de resultaten van deze actieve grondwatersanering opgenomen. In het rapport wordt geconcludeerd dat de concentraties voor alle VOCl-componenten aanzienlijk zijn afgenomen. De concentraties voor tetrachlooretheen (per) en trichlooretheen (tri) zijn teruggebracht tot beneden de tussenwaarde, waarmee voor deze stoffen voldaan is aan de geformuleerde doelstelling. Cis-1,2-dichlooretheen (cis) en vinylchloride (VC) worden nog aangetroffen in concentraties boven de interventiewaarde, waarmee voor deze stoffen niet voldaan is aan de saneringsdoelstelling. Er is geen sprake van verspreiding van nikkel. De genomen maatregelen tijdens deze actieve grondwatersanering (intensieve fase) hebben niet het gewenste resultaat gehad, aangezien de doelstellingen niet bereikt zijn. Het voortzetten van de gevolgde saneringswijze wordt uit oogpunt van milieurendement en kosteneffectiviteit niet zinvol geacht. Geadviseerd wordt de actieve grondwatersanering te staken en over te gaan op een stabiele eindsituatievariant op basis van ondermeer natuurlijke afbraak (extensieve fase).
4.3 Huidige verontreinigingssituatie grondwater Als afronding van de intensieve fase van de grondwatersanering is de verontreinigingssituatie vastgesteld (nulsituatie). In het grondwater van zowel het brongebied (het Dravo-terrein) als in het pluimgebied wordt voor cis en VC de interventiewaarde nog overschreden. Voor een uitgebreide beschrijving van de nog aanwezige grondwaterverontreiniging wordt verwezen naar de twee in paragraaf 4.1 vermelde rapportages. De interventiewaardecontour is aangegeven op de bijgaande kadastrale kaart.
5
Saneringsdoelstelling
5.1 Algemeen De saneringsdoelstelling dient er volgens artikel 38 van de Wbb primair op gericht te zijn: • de verontreinigde bodem in ieder geval geschikt te maken voor de gebruiksfunctie; • het risico van verspreiding van de verontreiniging zoveel mogelijk te beperken, en; • de nazorg en gebruiksbeperkingen, bedoeld in artikel 39d van de Wbb zoveel mogelijk te beperken. In artikel 39 van de Wbb en artikel 6.3 van de Provinciale Milieuverordening Utrecht (PMV) is voorgeschreven waaraan een saneringsplan moet voldoen.
5.2 Mobiele verontreiniging / Afweging saneringsvarianten Bij het maken van de keuze voor een saneringsvariant voor mobiele verontreinigingen zijn de procesbeschrijving en de landelijke saneringsladder, neergelegd in het eindrapport van het project “Doorstart A5: Afwegingsproces voor de aanpak van mobiele verontreinigingen in de ondergrond ” van 12 maart 2001, alsmede het praktijkdocument “Robuust Saneringsvarianten Afwegen (ROSA), Handreiking voor het maken van keuzes en afspraken bij mobiele verontreinigingen” van september Beschikkingnummer: 2006WEM003295i Onderwerp: beschikking instemming met saneringsplan art. 48 Wet bodembescherming (Groeneweg 150 Bunnik, UT/0312/00002)
8 augustus 2006 pagina 3
2005, gehanteerd. Tevens is bij het maken van de afwegingen gebruik gemaakt van het “Beslismodel evaluatie en beëindiging bodemsaneringen”. Na het afwegingsproces is voor de extensieve saneringsfase van onderhavige locatie de keuze gevallen op een variant, waarin wordt gestreefd naar een stabiele eindsituatie binnen 30 jaar als gevolg van natuurlijke afbraak. Voor een uitgebreide beschrijving van de afweging van de saneringsopties wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van het saneringsplan.
5.3 Saneringsvariant en saneringsdoel Op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 1, onder h, van de Wbb is geregeld dat voor langdurige saneringen in het saneringsplan een overzicht moet worden opgenomen van tussentijdse beoogde effecten en tijdstippen waarop het bevoegd gezag hierover moet worden geïnformeerd. Saneringsvariant In hoofdstuk 5 van het saneringsplan is voor de extensieve saneringsfase een stabiele eindsituatie-variant uitgewerkt. De variant bestaat uit het aantonen dat de omvang van de grondwaterverontreiniging door het optreden van onder meer natuurlijke afbraak binnen 30 jaar een duidelijk afnemende trend vertoont. Deze afbraak dient te worden getoetst door middel van monitoring met een frequentie zoals aangegeven in paragraaf 5.4. Saneringsdoel Er wordt van uitgegaan dat na uitvoering van de extensieve fase minimaal trede 3 van de saneringsladder wordt behaald. Dit houdt in dat er een stabiele eindsituatie wordt bereikt binnen 30 jaar voor de achterblijvende grote restverontreiniging, waarvoor geen actieve nazorg noodzakelijk is. De restverontreiniging dient te worden geregistreerd. Verwacht wordt dat toetsing van de doelstelling op basis van alleen het concentratieverloop in monitoringspeilbuizen niet goed mogelijk is. Toetsing op basis van trends in vrachten (berekening op basis van gemiddelde concentraties in meerdere peilbuizen) wordt gezien als een betere methode. Het getalsmatig uitdrukken van een saneringsdoelstelling is dus niet van toepassing.
5.4
Monitoringsplan, ijkmomenten en rapportages
Monitoringsplan Het proces tijdens de extensieve fase dient te worden gecontroleerd op basis van een monitoringsplan. Gedurende een periode van 5 wordt elke 2,5 jaar (begin 2007, eind 2009, begin 2012) het concentratieverloop in een reeks monitoringspeilbuizen gemeten, waarmee afbraaksnelheden kunnen worden getoetst en vrachtberekeningen kunnen worden gemaakt. Indien in deze periode wordt aangetoond dat er voldoende afbraak van cis en VC plaatsvindt om na 30 jaar een stabiele eindsituatie te bereiken, kan de monitoring worden beëindigd. Als in 2012 hierover nog onvoldoende zekerheid bestaat, zal voor een volgende periode van 5 jaar de monitoring op identieke wijze worden voortgezet. Indien er geen sprake blijkt te zijn van het op termijn bereiken van een stabiele eindsituatie, wordt er overgeschakeld op een eeuwigdurende geohydrologische beheersmaatregel (terugvalscenario). Beschikkingnummer: 2006WEM003295i Onderwerp: beschikking instemming met saneringsplan art. 48 Wet bodembescherming (Groeneweg 150 Bunnik, UT/0312/00002)
8 augustus 2006 pagina 4
In het monitoringsplan in paragraaf 5.3 van het saneringsplan is de trendmonitoring verder uitgewerkt. IJkmomenten, overleg en rapportages IJkmomenten zijn de beoordelings- en/of beslismomenten waarop bijsturing van het monitoringsplan of een overgang naar het terugvalscenario kan plaatsvinden. Na uitvoering van de eerste monitoringsronde, begin 2007, volgt het eerste overlegmoment, waarbij een eerste evaluatie van de monitoringsopzet plaats vindt. Eind 2009 en begin 2012 zijn de volgende monitoringsrondes. Alle monitoringsrondes worden gerapporteerd aan de provincie Utrecht. Begin 2012 volgt na 5 jaar het eerste ijkmoment. Dan wordt beslist: • of een stabiele eindsituatie zal worden bereikt en het monitoringsplan kan worden beëindigd; • of het bereiken van een stabiele eindsituatie nog onzeker is en de monitoringsperiode daarom moet worden verlengd met nog eens 5 jaar; • of het bereiken van een stabiele eindsituatie niet mogelijk is en er moet worden overgegaan op het terugvalscenario. Afhankelijk van de situatie zullen vervolgens elke 5 jaar ijkmomenten zijn. De rapportages zullen wij beoordelen en de resultaten hiervan aan alle overige direct betrokkenen kenbaar maken.
5.5 Terugvalscenario Indien op de ijkmomenten uit de monitoringsresultaten blijkt dat het behalen van een stabiele eindsituatie niet mogelijk is, zal worden overgegaan op het terugvalscenario. Het terugvalscenario bestaat uit het opstarten van een geohydrologische beheersmaatregel, bestaande uit het op nader te bepalen locaties plaatsen van 2 interceptieputten met een totaal debiet van 10 m3/uur.
5.6 Nazorg en gebruiksbeperkingen In het grondwater zal een restverontreiniging achterblijven. Voor zover er een stabiele eindsituatie wordt bereikt, is geen actieve nazorgverplichting van toepassing. Indien de stabiele eindsituatie onverhoopt niet wordt bereikt, dient de saneerder een nieuw saneringsplan op te stellen, waarin een volledig uitgewerkt terugvalscenario is opgenomen. Dit saneringsplan dient ter beoordeling en vaststelling bij beschikking aan ons college te worden voorgelegd. Er bestaan geen gebruiksbeperkingen ten aanzien van de restverontreinigingen.
6
Kadastrale registratie en publicatie
Op grond van artikel 55 van de Wbb zendt ons college een afschrift van deze beschikking aan de Rijksdienst van het Kadaster.
Beschikkingnummer: 2006WEM003295i Onderwerp: beschikking instemming met saneringsplan art. 48 Wet bodembescherming (Groeneweg 150 Bunnik, UT/0312/00002)
8 augustus 2006 pagina 5
De verontreiniging op de bronpercelen, kadastraal bekend gemeente Bunnik, sectie A, nummers 5133, 6265 en 6266, zijn al kadastraal geregistreerd op basis van de ligging van de interventiewaardecontour in het grondwater. Deze contour is weergegeven op de als bijlage 1 bijgevoegde kadastrale kaart.
7
Beroep
Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking tegen dit besluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20900, 2500 EA Den Haag. Daarvoor is een griffierecht verschuldigd van € 141,- voor een natuurlijk persoon en van € 281,- voor een rechtspersoon. Indien beroep is ingesteld, kan ook om een verzoek om een voorlopige voorziening worden gevraagd als er tijdelijke maatregelen nodig zijn waarmee niet tot de uitspraak op het beroepschrift kan worden gewacht. Het verzoek moet worden gedaan bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarbij is hetzelfde griffierecht opnieuw verschuldigd. Onder vermelding van de code UT/0312/00002 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij de sector Bodemsanering van onze provincie, telefonisch bereikbaar: 030-2583945.
Gedeputeerde staten van Utrecht, namens hen,
drs. J.W. Strookappe hoofd sector Bodemsanering
Beschikkingnummer: 2006WEM003295i Onderwerp: beschikking instemming met saneringsplan art. 48 Wet bodembescherming (Groeneweg 150 Bunnik, UT/0312/00002)
8 augustus 2006 pagina 6
Bijlage 2: Verzendlijst Een kopie van deze beschikking is verzonden aan: Gemeente Bunnik, afdeling VROM, Postbus 5, 3980 CA Bunnik; Milieudienst Zuidoost Utrecht, t.a.v. de heer Hans-Peter Bruggink, Postbus 461, 3700 AL Zeist; VROM Inspectie, Regio Noord-West, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem; Kadaster en Openbare Registers, Postbus 85001, 3508 AA Utrecht; Melbosch Vastgoed B.V., t.a.v. de heer I.M. Emelaar, Fornheselaan 124, 3734 GE Den Dolder; DHV B.V., t.a.v. de heer ing. R.A.J.M. van Uffelen, Postbus 1132, 3800 BC Amersfoort; Renpart Vastgoed Holding III N.V., Rivium Quadrant 81, 2909 LC Capelle aan den IJssel; Uni-Vest B.V., Stadhouderkade 1, 1054 ES Amsterdam; Koninklijke BAM Groep N.V., Runnenburg 9, 3981 AZ Bunnik; Maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen Ruysdael II B.V., Leidseveer 50, 3511 SB Utrecht; Immocorp, Postbus 4444, 3006 AK Rotterdam; Stichting Opleidingsfonds verzorgende en dienstverlenende beroepen, Postbus 131, 3980 CC Bunnik; ING Commercial Finance B.V., Runnenburg 30, 3981 AZ Bunnik; Machinefabriek en Metaaldraaierij J. van Raak B.V., Regulierenring 3, 3981 LA Bunnik; Neitraco Beheer B.V., Regulierenring 1, 3981 LA Bunnik; NS Vastgoed B.V., Postbus 2319, 3500 GH Utrecht; Railinfratrust B.V., Laan van Puntenburg 100, 3511 ER Utrecht; De heer J.G. Doornenbal en mevr. C.J. van Hardeveld, Groeneweg 160, 3981 CP Bunnik; Hydron Midden-Nederland, Postbus 40205, 3504 AA Utrecht.
Beschikkingnummer: 2006WEM003295i Onderwerp: beschikking instemming met saneringsplan art. 48 Wet bodembescherming (Groeneweg 150 Bunnik, UT/0312/00002)
8 augustus 2006 pagina 7