], Aspecten van maatschappelijke opbouw De aanpassingsproblematiek van de ambtenaren aangesteld bij de organen van Europese samenwerking E. M. Helsloot In le id in g .
Na de tweede wereldoorlog werd al lerwegen in Europa de noodzaak in gezien van nauwe onderlinge samen werking tussen de Europese landen. Daartoe werden een aantal organisaDe Verenigde Staten van Europa*)
ties opgericht, die streven naar een nieuw en vitaal Europa, naar een verbetering van de levensomstandig heden voor alle Europeanen en naar een opheffing van de onderlinge ver deeldheid en tegenstellingen om wel licht uiteindelijk het doel te bereiken:
*) De voornaamste van deze organisaties zijn: Luxemburg: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) ong. 1000 ambtenaren Brussel: Europese Economische Gemeenschap (Euromarkt) 1000 U Europese Gemeenschap voor Atoom energie (Euratom) 300 99 Europese Douane Unie 50 99 Parijs: Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES) 900 99 Nfoord-Atlantische Verdragsorganisatie (NATO) 600 99 Straatsburg: Raad van Europa 300 99 Londen: West-Europese Unie 150 99 Genève: Europese Organisatie voor Kernonder zoek 550 ii Totaal ong. 4850 ambtenaren Dit aantal zal door uitbreiding van de apparaten in Brussel binnenkort tot ongeveer 6.000 stijgen. Rekent men hierbij de gezinsleden van de ge huwde ambtenaren, dan kan worden gesteld dat het onderhavige onder werp betrekking heeft op minstens 10.000 a 12.000 mensen. Het is niet te boud gesproken wan
neer wordt gesteld dat de tenuitvoer legging van de doelstellingen en de efficiënte werking van de verschillen de Europese organisaties afhangt van de deskundigheid van de ambtenaren in dienst van deze organisaties en van de wijze waarop zij hun taak vervul len. Over het algemeen beschikken de Europese ambtenaren inderdaad 327
over grote deskundigheid, doch dit is Europese organisatie krijgen allen, in niet voldoende: het leefklimaat van meerdere of mindere mate, te maken met aanpassingsmoeilijkheden, die waaruit zij werken en hun sociale en het uitoefenen van hun functie met mentale omstandigheden moeten hen in staat stellen ook inderdaad goede zich brengt. Deze zijn onder te ver delen in de navolgende categorieën: prestaties te leveren. Prof. A. LOVEDAY benadrukt dit: a) Aanpassing aan de nieuwe omge ’’The success of an office will depend ving. more on its morale than on its speb) Onzekerheid van de functie. cialized knowledge, and morale will c) Promotie. depend, in its turn, on the nature of d) Aard van het werk — ontevreden the society in which the official heid. a) Aanpassing aan de nieuwe lives’. x) omgeving Het behoeft dan ook geen betoog dat de mate en de wijze waarop de Euro Het deel hebben aan een geïnte pese ambtenaar zich heeft aangepast greerd samenleven is voorwaarde aan het vaak uiterst ongunstige leef voor levensevenwicht in psy klimaat en de moeilijke omstandig chisch en moreel opzicht. heden behorende bij zijn functie, be Sevenhuijsen !) palend zijn voor zijn persoonlijk w el Het leven van de mens wordt voor bevinden en van daaruit weer voor een groot deel bepaald en beïnvloed de kwaliteit van zijn werk, waarvan door de plaatselijke omstandigheden uiteindelijk de goede functionering waarin hij verkeert. Dit geldt ook en van de Europese instelling afhangt. zelfs in sterke mate, voor de meer dan In het volgende zal een inzicht w or 1000 Nederlanders, Belgen, Fransen, den gegeven in de aanpassingsmoei Duitsers en Italianen, die als Europese lijkheden waarmee de Europese amb ambtenaar met hun gezin wonen en tenaren in het algemeen en de ver leven in de stad Luxemburg, de voor schillende categorieën in het bijzonder lopige zetel van de Europese Gemeen te kampen hebbben. De gegevens schap voor Kolen en Staal, een pro hiervoor heb ik grotendeels verkre vincieplaats van nauwelijks 60.000 gen uit mijn vier-jarige ervaring, van inwoners. 1952 tot 1956, als ambtenaar bij de In de eerste tijd van zijn verblijf voelt E.G.K.S. te Luxemburg. de nieuwe Europese ambtenaar zich Uitgegaan zal worden van de situatie heel prettig. Hij vindt zichzelf ge waarin de Franse, Duitse, Italiaanse, wichtig, als degene die een steentje Belgische en Nederlandse ambtenaren bij draagt tot het totstandkomen van van de E.G.K.S. te Luxem burg zich een één en welvarend Europa. Hij bevinden. Deze situatie kan echter voelt zich opgenomen in de interna praktisch onverminderd worden doortionale sfeer op zijn bureau, doet met getrokken naar de andere Europese trots van zijn talenkennis blijken en instellingen, gevestigd in Brussel, geniet van de andere gewoonten in Straatsburg, Parijs, Londen en Gezijn nieuwe omgeving, de andere nève. maaltijden op andere uren, het andere I. Algemene aanpassingsmoeilijk landschap. Kortom, hij is onder be heden. koring van het nieuwe en neemt aan De ambtenaren in dienst van een het einde van de maand zeer tevreden i) Prof. A. Loveday. ’Reflections on international administration’ Oxford -At the Cla rendon Press- 1956. *) A. J. Sevenhuijsen, Sociologische omlijning: Helpen als Ambacht. Baarn 1956.
328
zijn salaris in ontvangst, dat in cijfers uitgedrukt wel twee- of driemaal zo hoog ligt als zijn vroegere salaris in het vaderland. Daarna huurt hij een woning, merkt daarbij met voldoening dat hij over een vrij ruime keuze be schikt, daar woningnood in Luxem burg een onbekende factor is, instal leert zich met behulp van de ruime vergoeding die hij hiervoor uitge keerd krijgt, koopt een auto en laat dan ook zijn gezin meegenieten van zijn nieuw verworven hogere levensstatus. Na een paar maanden echter, soms wat langer, maar soms ook al korter, begint zo langzamerhand deze te vredenheid wat te tanen. Het opwin dende en de glans van het nieuwe verdwijnen, terwijl min of meer tot zijn verwondering de vreemde omge ving vreemd blijft, daar zijn pogingen om daarin wortel te schieten niet erg goed slagen. Zijn werk krijgt al snel de ambtenaar lijke eentonigheid, terwijl hij als heel klein radertje in het grote geheel al weldra door de bomen van de dage lijkse detailwerkzaamheden het bos van zijn Europese ideaal niet meer kan zien. Het taalverschil wordt op de duur meer hinderlijk dan plezierig, hij kan zich niet meer bedienen van de ’halve’ woorden, waarmee hij vroe ger reeds verstaan en begrepen werd en zijn talenkennis wordt als niet ge heel perfect, dus als ontoereikend be schouwd. Hij kan het zijn Italiaanse ondergeschikte maar niet leren op tijd te komen, terwijl zijn Duitse chef hem aanmerkingen maakt over zijn gebrek aan punctualiteit. Het ritme van de andere kantoor uren vindt hij op de duur inefficiënt, de Luxemburgse keuken verdraagt hij niet zo goed en het andere landschap merkt hij niet meer op. Dan komt daarbij, dat het grote aantrekkingspunt, zijn hoge salaris, in reële koopkracht uitgedrukt, slechts onge veer anderhalf maal zo hoog is als
het salaris dat hij in zijn vaderland verdiende, terwijl zijn manier van leven hem nu voor veel hogere kos ten plaatst. De huur van zijn woning met de bijkomende kosten b.v. is bij zonder hoog en de kosten voor levens onderhoud bedragen ongeveer twee maal zo veel als in zijn vaderland. Zijn glanzende auto verliest op den duur in zijn ogen veel van zijn glans temidden van het wagenpark van al zijn collega’s. Het kernpunt van zijn onbehagen echter, is dat hij zich maar niet ’thuis’ kan voelen. In de plaatselijke Luxemburgse omgeving wordt hij niet geaccepteerd, integratie daarin is onmogelijk, terwijl de internatio nale omgeving waarin hij werkzaam is hem bijna nooit gelegenheid geeft zijn individuele persoonlijkheid van uit zijn eigen culturele wortels te ontplooien. Door de Luxemburgers wordt hij be schouwd als een lid van de bevoor rechte groep vreemdelingen, welker komst tot gevolg heeft dat de prijzen en huren omhoog gaan en de wonin gen schaars worden, die er de vreemde gewoonte op na houdt om later dan tien uur naar bed te gaan en in het algemeen de autochtone bevolking meer last dan plezier bezorgt. Het was b.v. in dit verband gezien psy chologisch onjuist om bij de vestiging van de E.G.K.S. te Luxemburg aan de ambtenaren speciale lage autonummers te verstrekken, waardoor zij in deze kleine stad nog meer op vielen en het behoren tot een afzon derlijke groep nog sterker werd be nadrukt. De ervaring met andere in ternationale organisaties heeft geleerd dat een gevarieerde groep vreemde lingen, wier werk niet van direct be lang is voor de plaats, in geen enkel land nauwe betrekkingen zal kunnen aanknopen met de lokale gemeen schap. Voor een vrij kleine groep is dit misschien wat gemakkelijker, voor een grote groep praktisch onmogelijk. 329
Hier springt duidelijk in het oog het verschil van de situatie v^n de Euro pese ambtenaar met die van de im m i grant. De laatste stelt zich ten doel een zo snel en zo goed mogelijke aan passing aan zijn nieuwe omgeving, aan zijn nieuwe vaderland. Zijn werk is gericht op en vormt een onderdeel van het nieuwe land, zodat hij van daaruit waardering zal ont vangen. Hij leert de taal en neemt op den duur de andere nationaliteit aan. Hij leeft niet in een aparte groep doch zoekt zoveel mogelijk contacten met zijn buren en collega’s van het werk en tenslotte stuurt hij zijn kinderen naar de plaatselijke school. Al deze factoren ontbreken bij de Europese ambtenaar. Ook het leven van de diplomaat is anders. Zijn functie heeft ten doel de goede betrekkingen in stand te hou den en te bevorderen tussen zijn eigen land en het land waar hij ver blijft. Zijn werk is dus direct gericht op de plaatselijke gemeenschap. Bo vendien is zijn verblijf slechts tijde lijk en staat hij in dienst van zijn vaderland, waarmee hij dus ook het contact behoudt. De diplomaat bezit ook een eeuwenoude en gerespec teerde status, hetgeen bij de Euro pese ambtenaar (nog) ontbreekt. LOVEDAY zegt hierover: ’The individual, dumped, as it were, in a community in which he can never form an integral part and limited in selfexpression, must find either in his work or in some other way an outlet for whatever part of his personality is thus suppressed. If he fails to do so he gradually shrivels up.’ 3) Duidelijk blijkt ook het gemis van integratie in de plaatselijke samen leving uit het onbehagen dat de Euro pese ambtenaar als lid van de plaat selijke religieuze gemeenschap onder vindt. De katholieken voelden zich in 5) A. Loveday, op. cit.
330
een Luxemburgse parochie niet thuis, omdat er geen band bestaat met de andere parochianen en ergerden zich aan de onverstaanbare preek in Lu xemburgs dialect of aan de gewoonte van het bidden van de rozenkrans en het zingen van H. Hart- en Marialiederen tijdens de H. Mis. Voor de protestantse ambtenaren ontbrak in het Katholieke Luxemburg elke ge legenheid tot godsdienstbeoefening. Na enige tijd realiseert de Europese ambtenaar zich dus zijn onmacht om te integreren in de plaatselijke ge meenschap. Het kan ook zijn dat dit contact met de Luxemburgse bevol king niet veel aantrekkingskracht voor hem heeft door b.v. het ver schil in cultureel niveau, terwijl prak tisch bezien ook het door de Luxem burgers gebezigde dialect de contac ten bemoeilijkt. Er staan hem dan twee wegen open. Of hij zal trachten de relaties met zijn oude omgeving zo goed mogelijk in stand te houden, öf hij probeert om zich heen, dus in de kring van zijn collega’s een nieuwe gemeen schap op te bouwen. De eerste mogelijkheid stuit op heel veel bezwaren. Voor de Italianen en voor al degenen voor wie Luxemburg meer dan 250 ä 300 km van hun vroe gere woonstad is verwijderd, is het praktisch onmogelijk regelmatig naar hun vaderland terug te keren. Voor de ambtenaar, die met zijn gezin in Luxemburg woont bestaat deze mo gelijkheid nog veel minder en voor de alleenstaanden, die tot deze oplos sing het meest geneigd zijn, hebben de regelmatige, vermoeiende reizen al gauw een ongunstige weerslag op hun fysieke toestand. Er moet namelijk over het algemeen zeer hard worden •gewerkt en overgewerkt, zodat de vrije zaterdagmiddag en zondag als rustpauzen onontbeerlijk zijn. (Het is
niet overdreven om uit deze omstan digheden het grote aantal zware en minder zware auto-ongelukken tij dens de weekends te verklaren van degenen, die regelmatig hun vader land bezoeken). Een andere moeilijkheid is, dat men door zijn afwezigheid vervreemdt van de oude omgeving, dat de nieuwe er varingen door familie en vrienden niet mee-ervaren kunnen worden, wat ook al geldt voor b.v. de Belgen, wier vroeger woonplaats minder ver van Luxemburg is verwijderd. Het is dan ook in de praktijk gebleken, dat van echt contact onderhouden met familie, vrienden en kennissen uit de oude omgeving in bijna geen enkel geval meer sprake is. Uiteindelijk blijft de Europese ambte naar dus geen andere keuze over dan tussen een leven als een kluizenaar of het met zijn collega’s vormen van een afzonderlijke sociale groep. Wanneer wij het eens zijn met de aan gehaalde uitspraak van SE VENHUIJSEN, namelijk dat het deel hebben aan een geïntegreerd samenleven voorwaarde is voor levensevenwicht in psychisch en moreel opzicht, dan zal zowel door de ambtenaren zelf als door de leiding van de instelling het vormen van een hechte onder linge internationale gemeenschap zo veel mogelijk moeten worden nage streefd en bevorderd. Dat dit niet zo eenvoudig is wordt in de praktijk bewezen. Immers, bij deze-quasi-onafhankelijke en geheel kunstmatige gemeenschap wordt de onderlinge band tussen de leden van de groep slechts gevormd door hun werkkring in de instelling, terwijl zij verschillen in taal, nationaliteit, gods dienst, milieu en opvoeding. Het ver schil in rang maakt groepsvorming tussen chefs en ondergeschikten nog moeilijker. Wanneer men in dit streven niet zou slagen, dan brengt dit, behalve het feit dat natuurlijke sociale behoeften
onbevredigd blijven twee gevaren met zich, die zich reeds nu in vrij grote mate manifesteren: a) het gevaar dat de ambtenaren hun toevlucht zullen nemen tot nationale groeperingen, waarvan dus slechts de nationaliteit de gemeenschappelijke basis is. Het nadeel hiervan is vooral, dat de deelnemers dan nooit dat brede gezichtsvlak zullen verkrijgen, dat voor het uitoefenen van interna tionaal werk noodzakelijk is. In Lu xemburg doet zich dit verschijnsel al sterk voor bij de Italiaanse ambtena ren, die waarschijnlijk ook het meest met aanpassingmoeilijkheden hebben te kampen. Dit blijkt b.v. ook uit het feit, dat men te Brussel bij de opbouw van de apparaten van de EURATOM en de EUROMARKT zeer grote moei lijkheden ondervindt bij het aanwerven van Italiaanse secretaressen en lager uitvoerend personeel; b) het gevaar dat er geen enkele an dere belangstelling is dan het werk. De relatie tussen de Europese ambte naren onderling zal dan worden be perkt tot het buiten het kantoor be spreken van dezelfde onderwerpen als tijdens het werk. Hierdoor zou de zo noodzakelijke ontspanning, het kunnen afstand nemen van het werk, nog niet worden bereikt, terwijl het risico van onderlinge spanningen, het geen voor Europese ambtenaren door de verschillen in gewoonten, tempe rament en werkwijze toch al groot is, nog zal worden vermeerderd. Het ten behoeve van de ambtenaren van de Verenigde Naties opgestelde ’Rapport sur les normes de conduite requises des fonctionnaires interna tionaux’ komt tot de volgende con clusie: ’Il est souhaitable que les fonctionnaires internationaux entre tiennent des relations sociales avec des collègues de race, de religion et de culture différentes, car ces rap ports ne peuvent manquer d’élargir leur horizon intellectuel et d’augmen331
ter leur valeur comme fonctionnaires intemationaux.’ 4) b)
Onzekerheid
van
de
functie
Het beroep van ambtenaar bij een nationale instantie biedt als een der voornaamste aantrekkelijkheden een zekere positie. Als een ambtenaar een maal in vaste dienst is benoemd, dan ligt zijn gehele carrière als een vaste baan voor hem uitgestippeld, met als bekroning een overheidspensioen. Of hij nu goede of minder goede presta ties levert, of er hoog- of laagcon junctuur, veel of weinig werk is, zijn positie is verzekerd en zijn werk gever zal nooit failliet gaan. Een na tionale regering kan worden afgezet, een revolutie kan uitbreken, doch na tionale ambtenaren zullen steeds no dig zijn. De Europese en intergouvernemen tele organen van samenwerking mis sen echter deze zekerheid. De instel lingen zijn van experimentele aard en gebaseerd op politieke afspraken. Hoewel b.v. het Verdrag tot oprich ting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal is afgesloten voor 50 jaar, een termijn die aan degenen die bij de aanvang in dienst treden een vrij grote zekerheid en stabiliteit zou moeten bieden, is het toch niet volkomen denkbeeldig dat dit Ver drag door een der partijen vóór af loop van de vastgestelde periode zou worden opgezegd. De kolencrisis van het voorjaar 1959 b.v., waardoor de economische positie van de Belgische kolenmijnindustrie sterk werd aan getast, en grote werkloosheid onder de mijnwerkers te verwachten was, noopte de onder druk van de vak bonden staande Belgische regering dreigementen in deze richting te uiten. De Europese ambtenaar is zich van deze instabiliteit en de daardoor ont staande onzekerheid van zijn functie zeer wel bewust. Als compensatie
ontvangt hij een hoger salaris dan de nationale ambtenaar, doch dit hogere inkomen kan toch niet volkomen op wegen tegen de onzekerheid die hij ten aanzien van zijn toekomst heeft. Dit geldt te meer als hij de zorg en de verantwoordelijkheid moet dragen voor een gezin. Voor de Italiaanse, Duitse, Franse en Belgische ambtenaar bij de E.G.K.S. bestaat de mogelijkheid op ieder ge wenst moment terug te keren in zijn oude functie bij zijn nationale admi nistratie en in sommige gevallen gaat zelfs zijn promotie daar auto matisch door. Toch zou dan een even tuele terugkeer gepaard gaan met een teruggang in salaris en het opgeven van de verworven hogere levens standaard, terwijl er buitendien grote kans is dat hij door zijn nieuwe er varingen uit zijn oude milieu is ge groeid, dat hem wellicht moeilijk weer zal accepteren. Nederland biedt aan zijn ambtenaren deze gelegenheid tot terugkeer in de oude functie niet, daar men enerzijds wil vermijden dat de Ministeries leeglopen en anderzijds van de over weging uitgaat, dat de Europese amb tenaar geheel onafhankelijk dient te zijn en dus geen band meer moet be waren met zijn nationale regering. Voor de Nederlanders heeft dit stand punt dus een nog grote onzekerheid ten gevolg, daar de mogelijkheid tot het overgaan naar een geschikte, hen passende en bevredigende functie in het eigen land vrij gering zal zijn, hetgeen nog moeilijker is naarmate hun positie in de Europese instelling hoger en hun Europese dienstjaren langer zijn. Bovendien hebben zü praktisch geen gelegenheid in het eigen land relaties te onderhouden of aan te knopen, die hun in een derge lijk geval een functie zouden kunnen verschaffen.
4) Nations Unies: 'Rapport sur les normes de conduite requises des fonctionnaires inter nationaux’ . Genève, 1954.
332
De onzekerheid van zijn functie heeft een belangrijke invloed op het leefen werkklimaat van de Europese ambtenaar en zal min of meer rem mend werken op het zich mentaal en daadwerkelijk inzetten voor een zo goed mogelijke integratie in zijn nieuwe omgeving. c) Promotie
Het is wel een vaststaand feit, dat ieder die een functie bekleedt in het maatschappelijk leven streeft naar een verbetering van zijn positie, naar een opklimmen op de maatschappe lijke ladder, naar het maken van car rière. Slechts zeer weinig mensen zijn dermate gespeend van ambitie, dat zij zich volkomen gelukkig voelen bij automatisch, zich steeds herhalend werk, dat zij reeds lang onder de knie hebben. Voor deze aard werk zaamheden zijn vrouwelijke krachten eerder geschikt dan mannelijke. Degenen, die zich aangetrokken voe len tot een functie bij een Europese instelling buiten hun vaderland, zijn over het algemeen jonge, energieke mensen met een grote portie durf en ondernemingszin, vol van enthousiasmen voor het ideaal van de Europese eenheid. Wanneer zij, na met succes het zware vergelijkende examen te hebbben doorstaan, hun aanstelling als Europees ambtenaar ontvangen, menen zij over het algemeen dat de jonge organisatie hun de gelegenheid zal bieden tot een glans volle en pijl snelle carrière. In deze verwachtin gen zien zij zich echter al heel snel bedrogen. Integendeel, de promotie kansen bij een Europese instelling liggen zelfs beduidend lager dan bij een ongeveer gelijksoortige nationale instantie en wel als gevolg van drie factoren. In de eerste plaats dient namelijk de leiding van de organisatie rekening te houden met een evenredige ver deling van de functies over de ver schillende nationaliteiten. Bij de op richting van de EURATOM en de
EUROMARKT werd b.v. vastgesteld dat een vierde van het personeel zou bestaan uit Fransen, een vierde uit Italianen en een vierde uit Nederlan ders, Belgen en Luxemburgers te zamen. Dit principe geldt voor iedere rang afzonderlijk, d.w.z. dat Duits land het natuurlijk niet zou accep teren dat vijf posten van hoofden van afdelingen zouden worden bekleed door Fransen, waartegenover vijf Duitse chauffeurs zouden staan. De consequentie van deze geografische verdeling weegt bijzonder zwaar in de hogere functies, waar de verantwoor delijkheid en de hoeveelheid werk vaak worden versnipperd, omdat er nu eenmaal in deze rang nog een ambte naar van een andere nationaliteit moet worden benoemd. Het is duide lijk, dat de normale promotiekansen door dit principe ernstig worden be lemmerd, want een Belgische ambte naar, hoe kundig hij ook moge zijn, maakt geen enkele kans zijn chef op te volgen, indien deze post voor een Fransman is bestemd. In de tweede plaats vormen de taal kundige problemen een hinderpaal voor het maken van een Europese carrière. Beschikt iemand wel over de vereiste deskundigheid voor een ho gere functie, doch niet over de talen kennis om zijn deskundigheid te doen blijken, dan zal hij zeer moeilijk een stap verder komen. Ten derde heeft men bij de snelle opbouw van de Europese apparaten er de voorkeur aan gegeven jonge mensen aan te trekken, waarvan de leeftijd over het algemeen varieert tussen 25 en 40 jaar. Het verschil in leeftijd tussen ambtenaren in de lagere en midctenregionen en de top mensen is derhalve vrij gering. Zij worden gezamenlijk ouder met ge volg dat de mogelijkheden tot pro motie, waarop de eerstgenoemden gezien hun prestaties recht zouden hebben, niet ontstaan door het open333
I
vallen van hogere functies wegens pensionering. Als na verloop van tijd de jonge ambtenaar deze factoren ontdekt en zich realiseert dat er voor hem geen enkel uitzicht bestaat op het vervul len van een meer verantwoordelijke taak, zal hy worden gefrusteerd, met gevolg dat zijn werk hieronder zal lijden. Bovendien zal het, ondanks de hoge salarissen, steeds moeilijker worden competente functionarissen te recruteren, indien geen zekerheid van positie en promotie kan worden geboden. Hier ligt dan ook een be langrijk probleem ten aanzien van het moreel en de arbeidsvreugde van het Europese ambtenarenkorps. d ) Aard van htet w erk Als iemand solliciteert naar een functie bij een Europese instelling, kan hij zich maar heel zelden een juiste voorstelling maken van de aard van het werk dat hem zal w or den opgedragen. Aangetrokken door de hoge salariëring is 'hij zelfs geneigd te dien aanzien weinig eisen te stel len, spelende met de gedachte: ’als ik maar eenmaal ben aangesteld, dan zal ik mijn weg w el weten te vin den’. In het voorgaande hebben we echter gezien, dat de promotiekansen binnen de instelling zeer klein zijn. Het gevolg hiervan is dat een groot gedeelte van de ambtenaren terecht komt in functies die ver beneden hun capaciteiten liggen en niet in over eenstemming zijn met hun opleiding en/of ervaring. Het is immers zo, dat zij in hun eigen land in een kwali tatief veel hogere functie misschien slechts de helft of nog minder ver dienden, dan het salaris bedraagt dat hun voor eenvoudiger werk in de Europese organisatie wordit gebo den. Zo kan het bijvoorbeeld voor komen dat een vrouwelijke juriste zich op de expeditie-afdeling bezig houdt met het inpakken en verzen den van documenten of dat een erva ren secretaresse-correspondente in 334
vier talen zich ziet geplaatst op de typekamer, waar van haar niets an ders wordt verlangd dan het zo snel mogelijk op stencil tikken van tek sten in haar moedertaal. In zulke gevallen kan het niet uit blijven dat, ondanks de goede hono rering, op den duur een groot ge voel van ontevredenheid ontstaat, met resultaat dat zelfs dit eenvoudige werk niet naar behoren zal worden verricht. Deze ontevredenheid zal nog worden bevorderd als wordt ontdekt, dat het hoge salaris in zeke re zin een fictie is, daar de uitgaven evenredig verhogen en uiteindelijk de levensstandaard die men kan voeren niet zoveel verschilt met die in het eigen land. In bepaalde afdelingen komt deze on tevredenheid het sterkst tot uiting, met name in de vertaalafdeling. Om dat nu eenmaal is bepaald dat de Gemeenschap vier officiële talen heeft, n.1. Frans, Duits, Italiaans en Nederlands, moeten alle documenten, hoe weinig belangrijk zij van inhoud ook mogen zijn in vier talen ver schijnen. Daarvoor beschikt men over een grote staf vertalers en ver taalsters die de teksten in hun eigen taal moeten omzetten. Dit zijn men sen die over het algemeen beschik ken over hoge kwaliteiten wat betreft hun talenkennis, intelligentie en lite raire bekwaamheid. Hun werk is echter op den duur zeer monotoon en gespeend van alle creativiteit. De vertaalafdeling heeft geen enkele band met het constructieve werk van de andere afdelingen van de instel ling, zij wordt eerder door de overi gen als noodzakelijk kwaad be schouwd en gekritiseerd als een do cument niet snel genoeg in de drie andere talen wordt afgeleverd. De vertalers hebben dan ook gauw het gevoel van ’er maar bij te hangen’, hetgeen nog wordt in de hand ge werkt door het feit dat zij in het
ambtenarenstatuut als afzonderlijke groep zijn geklasseerd waardoor overgaan naar een andere afdeling en promotie wordt bemoeilijkt. Deze groep ontevredenen levert een groot gevaar op voor het moreel van het gehele ambtenarenkorps van de in stelling. Slechts zeer weinig ambtenaren onderkennen bij zichzelf deze on aangepastheid aan hun werksituatie en trekken hieruit na enige maanden dan de consequentie van een terug keer naar eigen land. Het overgrote deel gevoelt wel het onbehagen, maar realiseert zich de oorzaak niet, of indien dit laatste w el het geval is dan zullen zij toch geen ontslag nemen, want een terugkeer naar eigen land betekent onvermijdelijk het erkennen van een mislukking, zowel in hun eigen ogen als in die van hun familie, vrienden en ken nissen. En niemand vindt 'het pret tig om een mislukking toe te geven. Vaak gebeurt het trouwens ook dat de financiële verplichtingen, die zij in de eerste maand reeds hebben aangegaan, hen verhinderen de ban den met de Europese organisatie te verbreken. Anderzijds komt het ook voor, door de voorkeur die er bij de leiding van de instelling bestaat tot het aantrek ken van jong personeel (hierbij speelt ook een rol, dat voor ouderen een te hoge pensioenpremie zou moe ten worden betaald), dat ambtena ren functies bekleden die zij niet aan kunnen. Soms vervullen jonge, pas afgestudeerde academici posities, die zij wat hun theoretische kennis be treft missdhien kunnen vervullen, doch die zoveel verantwoordelijkheid met zich brengen, dat zij tekort schieten in levenservaring en wijs heid. De kritiek, die in verband met de huidige kolencrisis op het beleid van de Hoge Autoriteit van de E.G.K.S. wordt geuit, zou misschien
wel eens deze omstandigheid tot oor zaak kunnen hebben. Deze algemene onaangepastheid aan de werksituatie verzwakt echter vooral het moreel van het gehele ambtenarenkorps en vormt voor ieder afzonderlijk een belemmering in de aanpassing aan zijn totale, ver anderde situatie. II. Specifieke aanpassingsmoeilijk heden. Naast de in het vorige hoofdstuk be schreven algemene aanpassingsmoei lijkheden, die voor alle ambtenaren in dienst van een Europese organisa tie in mindere of meerdere mate gel den, zijn er speciale problemen voor bepaalde categorieën. Dit zijn ten eerste de gezinnen als totaliteit en de vrouw en de kinderen afzonderlijk en ten tweede de alleenstaanden, dus de ongehuwden of zij die gehuwd geweest zijn. a) Gezinnen Proeftijd. Degene die met goed ge volg solliciteert naar een functie bij een Europese instelling ontvangt een voorlopige aanstelling met een proef tijd, die volgens het personeelsreglement in beginsel niet langer dan drie maanden kan duren. Na afloop van deze proeftijd krijgt hij zijn vaste aanstelling, zodat hij zich dan definitief in Luxemburg kan gaan installeren. Vóórdat hij in het bezit is van deze vaste aanstelling kan de gehuwde ambtenaar zijn gezin nog niet laten overkomen, daar hij o.a. niet eerder verbintenissen kan aan gaan ten aanzien van het huren van een woning. Dit heeft dus tengevolge een tijde lijke scheiding van de man en zijn gezin, die niet al te veel moeilijk heden met zich behoeft te bren gen, zolang de periode van drie maanden niet wordt overschreden. Het komt echter vrij vaak voor dat om verschillende redenen en vooral wanneer het gaat om de hogere func ties, de organisatie nog niet tot een 335
vaste aanstelling wil of kan over gaan, waardoor de tijdelijke aanstel ling een half jaar, een jaar of nog langer kan duren. De consequentie van deze vrij langdurige scheiding van de man en zijn gezin begint dan vanzelfsprekend zwaarder te wegen. Dit klemt temeer als het voor de man door de verre afstand of door zijn intensieve werkzaamhe den onmogelijk is zijn gezin regelma tig te bezoeken en het contact zich tot de vakantieperioden moet beper ken. Over het algemeen past hij zich in deze periode als alleenstaande vrij gemakkelijk aan zijn omgeving aan en vormt hij zich een kennissenkring onder zijn collega’s. Het komt echter dan nog al eens voor dat zijn vrouw zich later niet kan of wil voegen aan deze kennissenkring, hetgeen spanningen tengevolge kan hebben. Ook bestaat in deze periode het ge vaar van vervreemding tussen de echtgenoten, als de reden tot sollici tatie naar de functie in het buiten land mede is gelegen in een bestaan de minder goede huwelijksverhou ding. Dit nogal eens voorkomende geval heeft heel vaak door de ge dwongen scheiding en de gelegen heid tot het aangaan van nieuwe contacten uiteindelijk een definitieve separatie of echtscheiding tengevolge. Aanpassing van de vrouw. Als het gezin zich eenmaal in de nieuwe woonplaats heeft geïnstalleerd, pro beren de vrouw en de kinderen zich zo snel mogelijk aan de veranderde omstandigheden aan te passen. Een belangrijke factor is daarbij in hoe verre de man deze aanpassing heeft voorbereid en daarbij hulp verleent en in welke mate hij inzicht heeft in hetgeen deze verandering voor zijn vrouw zal betekenen. Bijzonder moeilijk is dikwijls voor de vrouw het taalprobleem, dat haar isoleert van haar directe omgeving en haar bij het doen van de gezinsinkopen parten speelt. Ook de andere kantoor 336
uren beïnvloeden in grote mate het huiselijke ritme. De Nederlandse huisvrouw die gewend was haar man zijn middagboterham mee naar kan toor te geven en die om zes uur haar gehele gezin aan de maaltijd ver enigd zag, moet nu rekening houden met kantooruren van negen tot één en van drie tot zeven uur. Zij moet dus nu ’s middags warm eten en ziet dikwijls haar man niet voor ’s avonds acht a negen uur thuiskomen. Het zwaarst weegt echter voor de vrouw wel het gemis aan gezellige contac ten buiten haar gezin en het verbre ken van de band met haar familie leden en kennissen. Ter illustratie diene het geval van de Italiaanse familie O. Te Rome be kleedde O. een middelmatige functie op de boekhoudafdeling van een der ministeries. HIJ bew oonde met zijn gezin, bestaande uit zijn vrouw en drie kinderen van 2, 3 en 5 jaar, een kleine étagewoning in een volkrijke buurt. Zijn salaris was niet zeer hoog, doch zijn vrouw was handig en zuinig en hij kon er zonder veel luxe goed van komen. O. was Intelligent en had ambitie en toen hij min o f meer toe vallig in 1952 een baan bij de Kolen- en Staalgemeenschap kreeg aangeboden ac cepteerde hij deze zonder veel bedenken, voornamelijk wegens het voor zijn doen enorm hoge salaris. Hij vertrok met ach terlating van zijn gezin naar Luxemburg, wierp zich met veel enthousiasme in zijn nieuwe functie, volgde taalcursussen en zag zich na enkele maanden benoemd tot hoofd van de afdeling boekhouding. Het was de opbouw periode van de organisa tie, er werd enorm hard en lang gewerkt, de onderlinge sfeer was die van een aan tal pioniers en bijzonder prettig. O. voel de zich thuis in deze omgeving, leefde vrij luxueus en maakte goed contact met zijn collega’s, o.a. een groep Italianen die wat milieu en afkomst betreft nogal wat boven hem stonden. Na ongeveer een Jaar kreeg hij zijn vaste aanstelling, huurde een kleine villa in een bosrijke omgeving even buiten Luxemburg en liet zijn gezin overkom en. In dat Jaar had hij driemaal een kort bezoek aan zijn gezin in Rome gebracht; zijn vrouw was niet eerder in Luxem burg geweest. Hoewel hij met vreugde de hereniging met zijn vrouw en kinderen tegemoet zag, had O. ergens toch wel wat tegenzin in het opgeven van zijn vrije zelfstandige leventje. Hij vertrouwde er echter op, dat zijn vrouw zich- snel in de nieuwe situatie zou thuis voelen en dat hij dan
gezamenlijk met haar en zijn gezin zijn leven op dezelfde voet zou kunnen voort zetten. Mevrouw O. zag er wel enigszins tegenop haar oude vertrouwde omgeving te moe ten verlaten, vooral daar zij nooit eerder buiten Italië was geweest. De hereniging met haar man maakte haar echter geluk kig, zijn enthousiasme werkte aanstekelijk en het m eer luxueuze leven was toch ook voor haar aantrekkelijk. De eerste teleur stelling ondervonden zij echter na een be zoek aan de Franse ch ef van haar man, waar zij zich totaal niet op haar gemak voelde en door haar gebrekkige talenken nis niet in staat was aan het gesprek deel te nemen.. Na nog enkele van dergelijke er varingen weigerde zij dan ook verdere uitnodigingen aan te nemen en voelde zij zich ook niet ln staat zelf als gastvrouw voor de collega’s van haar man op te tre den. Ook met de andere in Luxem burg wonende Italiaanse vrouw en kon zij, door het verschil in stand, w einig o f geen con tact krijgen. Op den duur begon de eenzaamheid haar te kwellen. Haar man was vaak op reis en als hij niet weg was kon hij toch ook vaak ’s middags niet thuis komen eten. Het oudste meisje ging naar school, werd 's morgens per bus gehaald en ’s avonds weer thuis gebracht. Zij had niets anders omhanden dan de zorg voor de twee jon g ste kinderen, want het huishoudelijk werk werd door een werkster gedaan. Vroeger had zijzelf de kleren voor zich en haar kinderen genaaid, doch n u was dit niet meer nodig. Bovendien kon zij het som bere Luxemburgse klimaat niet verdra gen. Zij voelde het zwijgende verw ijt van haar man, dat hij door haar onmacht het contact met zijn collega’s moest laten va ren. Voor allerlei somatische klachten moest zij zich onder doktersbehandeling stellen. De arts schreef afleiding voor, die zij kreeg doordat haar m oeder een paar maanden kwam logeren. Toen deze echter weer vertrokken was, voelde zij zich al gauw nog meer ongelukkig en verlaten. De slechte gezondheidstoestand van het jongste kind was daarna een aanleiding voor m evrouw O. om voor enige tijd met haar kinderen naar Italië terug te keren. Toen haar man haar daar kwam bezoeken bleek zij niet m eer bereid en in staat het leven in Luxem burg te hervatten. O. stond toen voor de keuze: ö f een duurzame scheiding van zijn gezin, öf een terugkeer naar zijn oude functie in Rom e met alle aanpassingsmoeilijkheden van dien en een teruggang naar de oude levensstandaard. Uiteindelijk koos hij toch het laatste.
Aanpassing van de kinderen. Het aanpassingsprobleem voor de kinde ren is, vooral als zij nog klein zijn, niet erg groot. Door allerlei voorzie ningen, de Europese school, sport clubs, padvinderij, worden zij opge vangen en zij maken over het alge meen gemakkelijker contact met de
omgeving dan de volwassenen. Toch kunnen er zich wel moeilijkheden voordoen, zoals b.v. bij het Neder landse jongetje dat begon te stotte ren, nadat hij een paar weken op de Europese school temidden van andertalige kinderen was. Het duurde twee jaar voordat hij van dit gebrek was genezen. Wel wordt een bron van zorg voor ’ de ouders gevormd door het feit, dat de kinderen uiteindelijk hun le ven in hun eigen land zullen moeten opbauwen. Zij kunnen tot hun eind examen in Luxemburg blijven, doch moeten dan hun eigen weg zoeken in hun vaderland, waarbij de ouders hen niet meer terzijde kunnen staan. Met dit vaderland hebben zij geen enkele band, het is niet hun werke lijke ’home’. Op het moment dat de ouders zich min of meer hebben aan gepast aan de kleine Europese ge meenschap, gaan zij zich dit pro bleem van de kinderen realiseren. Pensionering. Dit probleem van de kinderen komt dan tegelijkertijd als een waarschuwing voor hun eigen uiteindelijke probleem: de terugkeer naar hun eigen land na misschien vijftien of twintig jaar Europese dienst, waar zij zich zullen moeten reïntegreren in een soms vreemd én vijandig geworden gemeenschap. Bij reeds langer bestaande interna tionale organisaties is wel gebleken, dat het grootste gedeelte van de ambtenaren die een lange tijd in het buitenland en in internationaal werk hebben doorgebracht, zich in grote mate vreemdelingen in het eigen land vinden, het verbreken van langdurige vriendschappen sterk voelen en hun landgenoten als koud en burgerlijk beschouwen. Ander zijds blijven maar zeer weinigen na hun pensionering in de stad van hun werkzaamheden wonen. b) Alleenstaanden Alhoewel de gezinnen van de ambte 337
naren bij een Europese instelling met verschillende moeilijkheden hebben te kampen, biedt het huwelijk hun anderzijds toch een grote steun, die de alleenstaanden missen. Voor hen bestaat naast de in hoofdstuk I beschreven algemene moeilijkheden vooral het probleem van de eenzaam heid. ’Voor de gehuwde ligt, thuiskomend in het gezin, huwelijk en huishou ding, als het ware een andere wereld, die hem opneemt, te wachten. Komt hij daar niet meer aan toe, doordat hij te veel door het werk in beslag wordt genomen of te moe is, dan is er altijd nog de huwelijkspartner, die hem wellicht door begrip of conflict tot correctie brengt en die daardoor zijn kans op een eenzijdig en dus half leven kleiner doet worden’.6) Contacten met mensen die geheel buiten het dagelijks werk staan zijn noodzakelijk om geestelijk fris te blijven en juist van deze contacten is de ongehuwde ambtenaar geheel verstoken. Immers, daar de plaatse lijke gemeenschap hem op dit punt niets biedt, is hij aangewezen op de relaties met zijn ook ongehuwde col lega’s, daar er ook praktisch geen sprake is van een band tussen dte alleenstaanden en de gezinnen. Daar bij komt dat Luxemburg geen cul tureel centrum is en op gebied van toneel, muziek etc., zeer weinig mo gelijkheden heeft, zodat als vrije tijdsbesteding slechts overblijft het beoefenen van enkele takken van sport, maar dan toch steeds in de kring van collega’s. Het is opmer kelijk dat alle vormen van creatieve vrije-tijdsbesteding door degenen die ze poogden te beoefenen, niet kon den worden volgehouden. Mensen, die een bepaalde hobby hadden en deze in Luxemburg probeerden
voort te zetten, verloren deze al spoedig; taalcursussen, die door de instelling worden georganiseerd en betaald en die grotendeels in werk tijd plaats vonden, werden na enke le maanden stopgezet door gebrek aan belangstelling. Ongunstig is ook de omstandigheid dat de groep alleenstaanden voomamélijk bestaat uit ongehuwde vrou wen die die lagere posten in de orga nisatie vervullen (secretaressen, ty pisten, vertaalsters) daar de hogere posten voor het merendeel worden vervuld door gehuwde mannen. De verhouding ongehuwde mannen tot ongehuwde vrouwen bij de E.G.K.S. is ongeveer 1 : 10. Deze omstandig heid heeft tot gevolg dat de kansen op een huwelijk, en zeker op een be hoorlijk huwelijk, voor de onge huwde vrouw in deze kunstmatige internationale gemeenschap zeer veel kleiner zijn dan in het eigen land. Ook brengen dikwijls familieverplichtin gen ten opzichte van een alleen ach tergebleven vader of moeder in het eigen land zorgen met zich. De eenzaamheid, het gebrek aan ver frissende contacten en de algemene sfeer van depressie zij-n w el de voor naamste moeilijkheden van de alleen staande Europese ambtenaar. Onder deze groep komt het grootste aantal gevallen voor van oiverspannen zijn, afknappen en ziektes met psychische oorzaken. Ook is dit de groep waarin het meeste verloop van personeel voorkomt. Ter illustratie het volgende geval: Michèle D. is een Française, een vrolijk en impulsief meisje van 24 Jaar uit Mar seille. Zij is typiste op de Franse typeka mer en woont in Luxem burg op een vrij ongezellige gemeubileerde kamer. Zij voelt zich erg eenzaam en als een soort compen satie schalt zij zich twee maanden na haar vaste aanstelling op afbetaling een auto aan. Zij is min o f m eer gedwongen dit binnen deze termijn te doen door de be-
5) Prof. Dr. H. van Wijngaarden: ’Hoe blijf ik gezond in het maatschappelijk werk’. Tijd schrift voor Maatschappelijk Werk, no, 16, 20 sept. 1958.
338
paling, dat de Europese ambtenaren diplo matieke korting kunnen verkrijgen op de aanschafprijs van een auto, mits zij deze drie maanden na hun aankomst kopen. Michèle haalt haar rijbewijs en trekt er, grotendeels uit verveling, ieder weekend met haar wagen op uit. Na zes weken heeft zij een ongeluk waarbij de auto gro tendeels wordt vernield en zij zelf, naar later blijkt, er met een shock van af komt. De auto is niet verzekerd, zodat zij de reparatiekosten zelf m oet betalen, waarvoor zij als hulpverlening van de organisatie een voorschot ontvangt. Een paar maanden later wordt haar wagen door de douane in beslag genomen omdat de reparatie in Frankrijk is gebeurd en de verschuldigde 50% rechten niet zijn be taald. Na een nieuwe lening te hebben ge sloten, betaalt zij de douanerechten en daarbij de haar opgelegde boete. Michèle zit nu diep in de schuld, d e ge volgen van de verwaarloosde shock open baren zich, zij raakt volkom en overspan nen en wordt zes maanden in een rust huis opgenomen. Daarna brengt zij nog zes maanden ziekteverlof thuis door. Zij zou nu dolgraag haar m ooie Europese baan eraan geven, doch is gedwongen naar Luxemburg terug te keren omdat zij nog twee jaar nodig heeft om haar schulden af te betalen.
De beide beschreven voorbeelden van de moeilijkheid van een gezin en van een alleenstaande zijn geen enkele op zichzelf staande gevallen, doch zouden met een ettelijke reeks kunnen worden uitgebreid. Indien er een instantie was geweest, die bij de indiensttreding voorlichting en introductie had verschaft en tijdens d!e moeilijkheden adequate hulp had verleend, dan zouden deze en ook andere noden zich waarschijnlijk niet in die mate hebben voorgedaan.
III. Wat er reeds gedaan werd om deze moeilijkheden te ondervangen. Om de aanpassingsmoeilijkheden van de Europese ambtenaar te vermin deren en om een gunstig leefklimaat te verschaffen van waaruit behoor lijke werkprestaties kunnen worden geleverd is het, zoals we in hoofdstuk I hebben gezien, van het grootste be lang om te streven naar het vormen van een hechte onderlinge interna tionale gemeenschap. In de opbouwperiode van de Kolen-
en Staalgemeenschap, in 1953 en 1954 zijn een aantal initiatieven in deze richting ontplooid, die geleid hebben tot de oprichting van de Europese Club, de Europese Parochie, de Euro pese Protestantse Gemeenschap en de Europese School. Opmerkelijk is dat deze initiatieven door afzonderlijke ambtenaren werden genomen, die die bestaande behoeften onderkenden, terwijl de leiding van de instelling wel in enkele gevallen financiële steun verleende, doch zich verder van deze activiteiten distancieerde. In mei 1954 verklaarde de Hoge Autoriteit bij de voorbereiding van de oprichting van de Europese mid delbare school nog, dat een dergelijke onderneming buiten haar be voegdheden en mogelijkheden viel. a) De Europese Club Een van de eerste personen die het belang inzag van een hechte onder linge band tussen de ambtenaren van verschillendte nationaliteiten en het gevaar van ontstaan van natio nale groeperingen, was de Neder landse secretaris-generaal van het Europese Parlement, Mr. M. F. F. A. de Nerée tot Babberich. Reeds in 1952 en 1953 organiseerde hij voor het personeel van zijn secretariaat allerlei activiteiten, zoals een be zichtiging van oud-Luxemburg, een auto-rally, een Hollandse koffie tafel, een vossenjacht, enz., met het doel de onderlinge relaties en ver standhouding te verstevigen. Daar kwam het initiatief uit voort dit op grotere schaal voort te zetten en voor bredere kring uit te breiden door oprichting van een Europese Club voor alle ambtenaren va,n de E.G.K.S. De oprichters stelden zich ten dbel een ontmoetingscentrum te creëren, van waaruit allerlei activiteiten op intellectueel, cultureel, artistiek en sportgebied zouden kunnen worden georganiseerd. Daartoe werd begin 1954 een clubhuis geopend, waar de leden elkaar kunnen ontmoeten in 339
een gezellige ruimte met piano, radio en pick-up. Bovendien vindlt men daar een restaurant, een bibliotheek en gelegenheid tot het spelen van tafeltennis. Verder vinden er in het clubhuis allerlei activiteiten plaats, zoals lezingen, muziekavonden, schil derij enexposities, dansavonden etc. Als onderdelen van de club werden sportgroepen opgericht o.a. voor tennis, paardrijden, zwemmen en voetbal. De Club wordt bestuurd door een comité, gekozen uit de leden. Tot het lidmaatschap hebben alle ambtena ren van de E.G.K.S. toegang, terwijl ook andere in Luxemburg wonende buitenlanders en eventueel ook Luxemburgers lid kunnen worden. De Club heeft verschillende malen pogingen aangewend tot het leggen van contact met Luxemburgse groe peringen, doch zonder veel succes. Voorall in de eerste jaren van haar bestaan voorzag de Club zeker in een grote behoefte. Op de duur ver minderde echter de belangstelling en bleef deze beperkt tot een vrij kleine kern vaste bezoekers, voor een ge deelte aangetrokken door de goed kope maaltijden. Deze vaste bezoe kers komen vooral uit de categorie der alleenstaanden; hoewel men dit sterk stimuleerde, werden van de gehuwde ambtenaren slechts weini gen lid. Gedurende een jaar ongeveer werd een contactblad uitgegeven, dat echter langzamerhand ter ziele ging. Hoewel in de aanvang een oproep tot alle ambtenaren werd gedaan, zeggende: 'A nous il revient de faire naître un état d’esprit communautaire, d’établir entre nous une fraternité de coeur et de volonté, qui ne distin gue ni le rang, ni la nationalité, ni l'origine ’,6 kon dit doel middels de Europese Club maar zeer ten dele worden bereikt. Waarschijnlijk is dit
toe te schrijven aan het feit, dat het clubleven grotendeels werd bepaald door de activiteiten van enkele be stuursleden. Ingeval zij door hun werkzaamheden in tijdgebrek kwa men of hun enthousiasme vermin derde, dan werd direct de terugslag merkbaar. Het gemis van een goede, kundige dagelijks aanwezige leiding, die het groepsleven zou weten te stimuleren werd en wordt nog steeds sterk gevoeld, b) De Europese Parochie Zoals reeds eerder werd gezegd, voelden de katholieke Europese amb tenaren zich niet thuis in het Luxem burgse parochieleven, door de onmo gelijkheid tot aansluiting bij de Luxemburgse katholieken, de taal moeilijkheid en het verschil in opvat tingen en mentaliteit. Enige jonge katholieken vormden religieuze dis cussiegroepen en organiseerden verdiepingsdagen voor de ambtenaren van de Gemeenschap. Allengs groei de hieruit de behoefte van een eigen religieuze gemeenschap. Na lang durige voorbereidingen werden hier voor van de kerkelijke autoriteiten de benodigde toestemmingen verkre gen en einde 1955 arriveerde de eer ste Europese pastoor in Luxemburg. Dit was een Franciscaan van Franse nationaliteit, afkomstig uit de Elzas, de zeereerwaarde pater Rémy Oliger, o.f.m. Aanvankelijk kreeg de parochie het gebruik van een kapel der zusters Franciscanessen, doch al vrij snel kon een eigen kerkgebouw worden betrokken, namelijk een vrij gekomen parochiekerk. De onkosten van de parochie worden, afgezien van een eenmalige bijdrage van de Luxemburgse regering van frs. 10.000,— (f 750.— ), geheel ge dragen door giften en bijdragen van de parochianen. Hiertoe wordt een soort vrijwillige kerkbelasting ge-
6) A. Kergall: ’ Communauté’ . Fusion, Bulletin du cercle de la Communauté, juin 1954.
340
heven, die is gesteld op ongeveer het inkomen van één werkdag per jaar. Van de zijde van de Europese orga nisatie wordt derhalve geen subsidie ontvangen. Tot nu toe kon door deze bijdragen in de kosten worden voorzien, daar de pastoor zijn eigen onderhoudskosten kon dekken door het geven van godsdienstlessen aan de Europese school. De parochie wordt bestuurd door een Kerkraad, waarin naast de pas toor een aantal parochianen zitting hebben. Het aantal parochianen be draagt ongeveer 1700 zielen. Naast het gewone religieuze leven worden vanuit de parochie nog een aantal activiteiten georganiseerd, zo als bijbelkringen, Katholieke Actie, verdiepingsdagen, religieuze jeugdgroeperingen en een trefcentrum voor huishoudelijk personeel in dienst van de gezinnen der ambte naren, terwijl een maandelijks con tactblad wordt uitgegeven, genaamd Ut Unum Sint. Door zij-n kundige en enthousiaste leiding is de Pastoor erin geslaagd in nauwelijks drie jaar een bloeiende parochie tot stand te brengen, waar in zijn naar nationaliteit en herkomst zo verschillende parochianen zich door de band van hun godsdienst werkelijk leden van een christelijke gemeenschap voelen en waardoor hun aanpassingsmoeilij kheden merkbaar worden verlicht. Het Kerkbestuur heeft zich ten doel gesteld te bevor deren: een diepgaande kennis en begrijpen door de parochianen van elkaar, een reëler wederzijdse verrij king tussen christenen van de ver schillende landen onderling en een bloeiend parochieleven. Een moeilijkheid vormt nog de toe treding van nieuw aangekomen katholieke Europese ambtenaren tot de parochie. Nog onlangs moest de Pastoor in ’Ut Unum Sint’ constate ren dat ’het meestal geheel bij toeval is en na lange weken eenzaamheid
en vervreemding (hetgeen dikwijls noodlottig is) dat de nieuwelingen vagelijk het bestaan ontdekken van een christelijke gemeenschap binnen de E.G.K.S.’ Uit deze opmerking blijkt enerzijds het grote belang van een directe opvang van de nieuwe ambtenaren en anderzijds dat er van de kant van de pexsoneelsleiding een lacune bestaat ten aanzien van introductie en voorlichting in de nieuwe werk- en leefsituatie, c) D e Europese Protestantse G e meenschap
Sindis 1956 trachten de Protestantse ambtenaren van de E.G.K.S., hiertoe geïnspireerd door de ervaringen van h-un katholieke collegae, een eigen religieuze groepering te vormen, als mede een dominee hiervoor aan te trekken. De grootste moeilijkheden waarop zij hierbij stuiten komen vooral voort uit de grote verschei denheid van protestantse godsdien sten, uit de nationale verschillen en ook, maar in mindere mate, doordat het aantal protestanten relatief ge ring is (ongeveer 213 van de Duit sers en Nederlanders terwijl de Fransen, Belgen en Italianen voor het merendeel katholiek zijn). Aanvan kelijk liet men af en toe een Duitse of Franse dominee komen, terwijl al gauw ook de Nederlanders regel matig een dominee uit Holland uit nodigden. Sinds september 1958 heeft een jonge Duitse dominee, Adalbert Göttges, uit het gebied van Trier, zich in Luxemburg gevestigd maar hij blijft tegelijkertijd zijn taak in Duitsland behartigen. Hij geeft godsdienstles sen op de Europese 'School en organi seert de erediensten voor' alle pro testantse ambtenaren. Niettemin laten de Nederlanders toch nog eenmaal per maand hun dominee komen, af en toe is er een Franse dominee en tenslotte ontvangen de Anglicanen ook ongeveer eenmaal per maand bezoek van een Engelse dominee. 341
De betrekkingen tussen katholieken en protestanten zijn uitstekend. Er worden gezamenlijke gespreksavonden gehouden, b.v. over de liturgie, terwijl sindis Kerstmis 1958 de beide religieuze groeperingen maandelijks een gezamenlijke affiche ie alle ge bouwen van de Gemeenschap aan plakken waarop een tekst uit het Oude Testament in de vier talen en aankondiging van de tijden van de H. Missen en de protestantse dien sten. Dit initiatief, dat veel sympa thie heeft ondervonden, heeft twee doeleinden: aan de nieuwe ambte naren het bestaan van een gemeen schap van hun godsdienst kenbaar te maken, alsmede aan iedereen te tonen dat de christenen (katholieken en protestanten) trachten elkaar te leren kennen, te begrijpen en te waarderen. Tenslotte wordt op het ogenblik door katholieken en protestanten geza menlijk gepooigd een ontvangstcentrum voor de alleenstaanden te stichten. d) De Europese School Voor de gehuwde Europese ambtena ren was het onderwijsprobleem van hun kinderen een van de eerste moei lijkheden waarmede zij werden ge confronteerd. Immers, wilde de man tot gezinshereniging overgaan, dan moest ter plaatse gelegenheid w or den gegeven tot onderwijs aan kinde ren, afkomstig uit vijf landen, die vier verschillende talen spraken. Bovendien was voor de meeste ouders dit onderwijs slechts aan vaardbaar, indien het contact met de moedertaal en de eigen cultuur behouden bleef en overgang naar de scholen in het eigen land op zeker ogenblik mogelijk zou blijven. Daar het aantal kinderen echter te gering was om voor alle nationa
liteiten afzonderlijke scholen in het leven te roepen, werd op initiatief van enkele ouders besloten tot op richting van één gemeenschappelijke school en startte men in 1953 met een kleuterschool en een lagere school. A l spoedig bleek ook de behoefte te bestaan aan een middelbare school, aan de oprichting waarvan in juni 1954 toestemming werd gegeven door een daartoe bijeengeroepen verga dering van onderwijsvertegenwoordigers uit de aangesloten landen. Deze toestemming werd niet alleen gegeven in het belang van de amb tenaren van de E.G.K.S., maar ook ’omdat hierin een bijzonder experi ment moest worden gezien op het gebied van de gemeenschappelijke opleiding van kinderen uit zes landen en deze concrete Europese prestatie op cultureel gebied ten zeerste zou kunnen bijdragen tot een toenade ring en een beter begrip tussen de Europese volkeren’.7) In 1954 werden een eerste en een tweede klas van de middelbare school door 715 leerlingen bezocht, gen in juli 1959 het eerste Europese baocalaureaatsexamen hebben afge legd. Dit diploma verschaft dezelfde rechten als aan de houders van ge lijkwaardige diploma’s van voortge zet onderwijs in de aangesloten lan den. Op het ogenblik wordt de Europese school door 715 leerlingen bezocht, als volgt verdeeld: kleuterschool .......... 123 leerlingen lagere school ............. 319 leerlingen middelbare school .. 273 leerlingen Opmerkelijk is, dat de leerlingen niet alleen uit E.G.K.S. milieu afkomstig zijn, doch dat ook kinderen van ambassadeambtenaren en van andere buitenlanders (meestal Italiaanse arbeiders) deze school bezoeken.
7) Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 7 oktober 1958 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake het Statuut van de Europese school, Zitting 1958 1959 - 5330.
342
Naast het onderwijs worden door de -jod d ei 33 A4 daoj5i{J3A\ azaQ Europese school ook allerlei buiten ten uitgebracht, waarvan de inihoud school activiteiten georganiseerd, zo voornamelijk betrekking heeft op als padvinderij en sportclubs. het tot stand brengen van een coör Vanuit de aanpassingsmoeilijkheden dinatie in de arbeidsvoorwaarden bij gezien is de Europese school vooral de verschillende Europese orga belangrijk, omdat hierdoor aan de nisaties. gehuwde ambtenaar de mogelijkheid Het zou zeer belangrijk zijn als een wordt gegeven in gezinsverband te dergelijke coördinatie inderdaad tot leven en hij niet wordt gedwongen stand zou kunnen worden gebracht, zijn kinderen op pensionaten of kost daar dan de ongunstige factoren van scholen te plaatsen. onzekerheid van de functie en de Voor de kinderen zelf zijn aan deze weinige mogelijkheden tot het ma vorm van onderwijs, die tegelijker ken van promotie voor een groot tijd in meerdere talen geschiedt en gedeelte zouden kunnen worden waarbij zij in één klas zitten met weggenomen. Immers, dan zou voor leerlingen van andere nationaliteiten de ambtenaren de mogelijkheid wor een aantal voordelen, maar ook ze den geopend van de ene organisatie ker nadelen verbonden, waarop hier over te stappen naar een andere, zo nu niet verder zal worden ingegaan. als een nationale Rijksambtenaar van het ene Ministerie naar het an dere kan worcten overgeplaatst. IV. Wat kan e n /o f moet er nog Helaas heeft echter ook deze Werk gedaan worden? groep zich tot nu toe in generlei op zicht bezig gehouden met de sociaalpsychologische problematiek van het Na het voorafgaande dringt zich van Europese ambtenarenkorps. zelf de vraag op, wat zou er in deze Wat betreft de moeilijkheden ten nog kunnen en moeten gedaan w or aanzien van de aard van het w erk den. en de daarmede samenhangende veel Hierop zullen meerdere antwoorden voorkomende ontevredenheid is in magelijk zijn, omdat het hier gaat om eerste instantie het personeelsbeleid een dynamisch vraagstuk en de oplos verantwoordelijk. sing van deze sociaal-psychologische problematiek van de Europese ambte Bij de werving van personeel zouden naar onverbrekelijk verbonden is met niet alleen de intellectuele kwalitei het experiment van de Europese een ten de maatstaf moeten vormen, zo wording in zijn totaliteit. als tot nu toe het geval is door de Wel kan worden gesteld dat noch de selectie middels vergelijkende exa leidingen van de Europese organisa mens doch integendeel veel meer de ties, noch de ambtenaren zelf vol nadruk moeten worden gelegd op die doende inzicht hebben in deze pro karaktereigenschappen en het aan blematiek. passingsvermogen van de aan te stellen ambtenaar en ook van zijn Dat de deelnemende regeringen zich gezinsleden. er wel van bewust zijn dat er een be paald probleem van de Europese amb Ook een goede voorlichting is uiter tenaar bestaat, bijkt uit de instel mate belangrijk, niet het minst ling van een Werkgroep van de Raad voor de alleenstaande ambtenaren, van Europa, samengesteld uit desdaar een groot deel van de teleur kundigien zowel van de Europese stellingen ontstaat door volkomen organisaties, als van de deelnemende verkeerde en veel te hoog gespan nationale regeringen. nen verwachtingen, waarmee de 343
nieuwe ambtenaren hun functie in de Europese organisatie gaan aan vaar aen. Al deze factoren, de onzekerheid van de functie, de weinige promotiekan sen, de ontevredenheid over het werk en het gemis aan goede intro ductie raken en beïnvloeden de kern van deze problematiek: de onmacht van de ambtenaren om te komen tot een geïntegreerd samenleven.
Het is vooral hier waar de taak ligt van het maatschappelijk werk en meer in het bijzonder van de commu nity organization. Het zal het meest doeltreffend zijn indien een commu nity organizer als staffunctionaris bij de instelling wordt aangesteld om de gemeenschapsorganisatie op we tenschappelijke wijze te bevorderen. Naast zijn taak als coördinerende en stimulerende figuur zal de gemeenschapswerker vooral een doeltref
344
fende voorlichting moeten geven over de sociaal-psychologische pro blematiek aan de leiding van de in stelling. Verder ligt er een arbeidsterrein braak voor een parochieel maat schappelijk werkster, terwijl ten slot te nog de instelling van een schoolmaatschappelijke dienst zou kunnen worden overwogen. Hei bovenstaande zijn slechts enke le suggesties, die nog nadere uitwer king behoeven, terwijl combinatie van verschillende taken eventueel mogelijk zou zijn. Het allervoornaamste is echter, dat op een of andere wijze aan het aan passingsprobleem van de Europese ambtenaar aandacht wordt geschon ken, daar de oplossing ervan een be langrijke bijdrage zal leveren tot de groei naar een totale Europese inte gratie.