!
MENGELBER.G , I \" E;,"-~" ,:'N'
1
•
•. .
~
~
...... . .
•• ,....
~
"I 1"JN ,:'" i i
z't' '."'/ ·. , I . ... .
~ ·.·.~·~, ;. ...
j
. .. .
" ,
, : " '.
:
. TIJD
UITGAVE VAN DE WILLEM MENGELBERG VERENIGING
I JAARGANG:
2002
MAAND:
NO: 61
JUNI/JULI
Dit blad is een uitgave van de
WILLEM MENGELBERG VERENIGING Opgericht 13 februari 1987 SECRETARIAAT Mozartkade 14 1077 DJ AMSTERDAM telefoon: 020-6262550, e-mail:
[email protected]. giro: 155802
mr. A.A. Meurer Mozartkade 14 1077 DJ AMSTERDAM
REDACTIE Ab. van Kapel Hotbrouckerlaan 66 2343 HZ OEGSTGEEST
BESTUUR Prof. Dr. W.A.M. van der Kwast A. van Kapel Mr. A.A. Meurer J. Krediet en R. Krüsemann
Johan Krediet Kruidenommegang 57 1115 ER DUIVENDRECHT
Voorzitter Vice voorzitter Secr.lpenningm. Leden
INHOUD VAN DEZE AFLEVERING
01 02 . 03
= = =
18 22
23 25 27 29 32 33
=
=
VAN DE REDACTIE VAN HET BESTUUR EEN UNIEK OORDEEL OVER HET CONCERTGEBOUWORKEST, 1925 MARTIN V AN AMERONGEN NEEMT AFSCHEID MET DE 9E VAN BEETHOVEN DE DIRIGENT MET DE VENTILATOR, JEVGENII SVETLANOV, LIGT STRAKS NAAST SJOSTOKOVITSJ BEETHOVEN: MYTISCHE PROPORTISCH KUNST EN KITSCH? CORNELIS DOPPER DISCOTABEL ER IS EEN CRISIS IN DE CD-INDUSTRIE VIER MEESTERS EN EEN DOPPER
ALBERT MEURER ALBERT MEURER JOHAN GISKES MART. VAN AMERONGEN
ERIK VOERMANS JOHAN GISKES JOHAN KREDIET JOHAN KREDIET ERIKDEROM MART. VAN AMERONGEN ERIK VOERMANS
,\
01
Van de redactie Elke muziekliefhebber, en dus ook elke Mengelbergbewonderaar, wacht met spanning op de benoeming van de nieuwe chef-dirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest. Daarom gaan wij terug naar 1925, toen het contract met Mengelberg afliep, en herplaatsen een stuk van Johan Giskes in Preludium dat in juni 1994 in MEZT nO.30 stond. Naar aanleiding van het overlijden van Martin van Amerongen plaatsen wij een artikel van zijn hand, dat wij noemden: "Martin van Amerongen neemt afscheid met de Negende" en, in aansluiting daarop een artikel van Johan Giskes over Beethoven, getiteld: "Mytische proportisch" . Johan Krediet had behoefte aan een persoonlijke ontboezeming over een door hem niet erg gewaardeerd werk: Ein Heldenleben 0, Red.): "Kunst en Kitsch!". Tevens vraagt hij zich af of de typering van Cornelis Dopper als "Drolcomponist" door Erik Voermans iets heeft te maken met "den Nieuwen Tijd", waar sommigen in de jaren '30 en '40 zo vol van waren. Eric Derom verhaalt over een samenzijn van vier zoals hij zelf zegt "melomanen", waarbij niet de uitvoeringen, maar de verschillende uitgaven van opnamen van Mengelberg met elkaar werden vergeleken. En ten slotte nog een cd-bespreking. De redactie wenst u veel leesplezier.
02
Van het bestuur De jaarvergadering 2002 zal op zaterdag 2 november a.s. in Den Haag plaatsvinden bij het Nederlands Muziekinstituut. Dr Frits Zwart is die dag onze gastheer. Op 19 maart 2001 is in Londen Michael G. Thomas overleden, een Mengelbergbewonderaar van het grootste kaliber. Zo verwees The Gramophone" in het nummer van mei 1991 naar dat van mei 1951: "Willem Mengelberg had died and an eloquent tribute was written by Michael G. Thomas, who suggested that the famous conductor was the greatest Dutchman since Rembrandt". Recenter kreeg Michael Thomas ruime bekendheid als producent van cd' smet vaak nog niet eerder uitgebrachte opnamen van Mengelberg. Hij heeft daarmee pionierswerk verricht waarvoor we hem dankbaar mogen zijn, al gaat de stelling dat zonder zijn inspanningen al die opnamen van Mengelberg thans niet zo ruim voorradig zouden zijn wellicht wat te ver. In elk geval zullen velen en vooral degenen die deze wat verstrooid overkomende, maar 0 zo kiene man in zijn stofjas in zijn chaotische winkel zagen rondstruinen, met dankbaarheid aan hem terugdenken. Martin van Amerongen is niet meer. Hij stond heel anders tegenover Mengelberg. Velen van ons hebben in oktober vorig jaar de reading van het door hem en Philo Bregstein geschreven stuk "Willem Mengelberg tussen licht en donker" bijgewoond. Eveline Nikkels schreef daarover een in MEZT nO.60 afgedrukte impressie. Van Amerongen's benadering was (natuurlijk, het betrof hier immers de bezettingsjaren) oneindig veel kritischer, maar toch meer vervuld van een zeker mededogen dan van volstrekte afkeuring. Ook deze erudiete, muzikale, oorspronkelijke en humorvolle man zal worden gemist. Denis Plutalov heeft de tweede ronde van het Liszt-concours niet gehaald, dit tot verbazing en ongenoegen van Ger van Caspel en ook Denis' "Dutch parents", de heer en mevrouw Homsveld, die hem na het recital voor onze vereniging op 29 maart nog aanmerkelijk vooruit vonden zijn gegaan. Ze vonden hem dan ook beslist beter dan sommige anderen die de tweede ronde wel haalden. Maar helaas. In elk geval heeft Denis Plutalov in Nederland een bijzondere tijd gehad: "For me a friendship with the members of Mengelberg Society is a real treasure!"
Ten slotte verzoekt het bestuur degenen die hun contributie 2002 nog niet hebben voldaan, dit alsnog te willen doen.
18
MARTIN VAN AMERONGEN NEEMT AFSCHEID MET DE NEGENDE VAN VAN BEETHOVEN. Overgenomen uit DE MUZE van het MUSEUMPLEIN, mei 2002.
Het probleem was dat Ludwig van Beethoven schreef voor zangers en zangeressen die over stembanden van plaatstaal dienden te beschikken. Helaas, stembanden van plaatstaal bestaan niet, de stembanden van Andersens Chinese Nachtegaal wellicht uitgezonderd. Zelfs zij was, vrees ik, gedoemd ten onder te gaan in het tumultueuze geweld van de Ode aan de Vreugde, het koorwerk waarmee Beethoven zijn negende en laatste symfonie besluit. Het is een in vele opzichten problematisch kunstwerk. Beethoven was, zoals bekend, een emotioneel toondichter, met een onmiskenbare boodschap, maar zonder veel literaire smaak. Vandaar dat hij qua tekst een gedicht van Friedrich von Schiller koos, om precies te zijn zo ongeveer het beroerdste gedicht dat Schiller heeft geschreven. Ik wil niets kwaads over de dichter zeggen (want dan kan ik wel aan de gang blijven), maar in zijn Vreugdezang heeft hij werkelijk alle pathos en sentimentaliteit gestopt die hij voorhanden had:
Küsse gab sie uns und Reben, Einen Freund, geprüft im Tod. Wol/ust war dem Wurm gegeben, Und der Cherub steht Vor Gott. Bij deze poëtische klepkolder voege men het feit dat van het koor het onmogelijke wordt gevraagd. Plus het feit dat de solisten in een tijdsbestek van tien minuten volledig worden gesloopt. Dan begrijpt men waarom Negende Symfonie een plaats inneemt in de eregale- rij Mislukte Meesterwerken. Mislukt of niet, het is Beethoven op zijn best, zelfs in het korale slotdeel dat aan spanning compenseert waar hetmuziektechnisch tot falen is gedoemd. Elke Negende is weer anders. Roger Norrington met de London Classical Players. Het is nota bene een kamerorkest, dat speelt met een vaart en gedrevenheid die sinds de cholerische Arturo Toscanini niet meer zijn vertoond - en tussen de bedrijven door; hoort met duidelijk de hartslag van de Fran-se Revolutie. Vergelijk Norringtons interpretatie vervolgens met zijn absolute tegenpool, de Duitse conservatief Wilhelm Furtwängler, met het koor en orkest waarmee in 1951 de Bayreuther F estspiele werden heropend. Dat was op zijn beurt de traagste Negende ooit vertoond, een klankgeworden filosofisch traktaat, met
19
voetnoten in de bevende bassen en grommende celli, Prachtig! Hoewel ik persoonlijk wel van een beetje tempo hou, diegene die ongevoelig is voor Furtwänglers in de diepste diepten borende Adagio molto e cantabile is even stokdoof als de componist in zijn laatste dagen. Het is een stuk met emotionele meerwaarde, om het even wie er wanneer op het ·dirigeergestoelte staat. De Furtwänglerversie uit 1951 klonk tegen het decor van het gezuiverde Bayreuth, met Wagners berouwvolle kleinzonen in de zaal, gechaperonneerd door de kopstukken van de Frankfurter Schule die demonstratief vrede met de Wagners hadden gesloten. Vergelijk deze opname met die van Furtwängler in maart 1943, in de Berlijnse Philhannonie. Hij dirigeerde een geariseerd orkest ten overstaan van een zaal vol geüniformeerde nazi's. Je hoort als sensibel luisteraar dat op zo'n uitvoering Gods zegen niet kan rusten. Diezelfde Philharmonie zou trouwens even later in de as worden gelegd, een lot dat de joodse orkestleden al even eerder in de crematoria was beschoren. Beethovens Negende is altijd een avontuur. De kapitale opname van Otto Klemperer van 17 mei 1956, live geregistreerd met het Concertgehouworkest en het Toonkunstkoor. De robuuste Willem Mengelherg, Met die hilarische swing aan het einde van het prestissimo. Met natuurlijk hetzelfde Concertgebouworkest. En andermaal het Toonkunstkoor dat zich met bovenmenselijke dapperheid weerde in zijn streven om alle mensen tot broeders te verenigen. De opname ,dateert van 2 mei 1940 een paar dagen later staken Beethovens landgenoten de grens over om een handje te helpen. Wat is er eigenlijk waar van het verhaal dat Schiller eigenlijk een 'Ode aan de Vrijheid' heeft willen schrijven, maar er op bevel van de censor een 'Ode aan de Vreugde' van heeft gemaakt? 'Freude, schöner Götterfunken' kan inderdaad gemakkelijk worden vervangen door 'Freiheit, schöner Götterfunken'. Neem echter de passage: 'Preude sprudelt in Pokalen, in der Traube goldnem Blut, trinken sanftmut Kannibalen... Hier kan de dichter enkel en alleen Freude hebben bedoelt, want Freiheit sproedelt niet, niet in bokalen en niet in het milieu der menseneters. Wie hebben in principe belang bij de zaak. Het zijn de socialisten. Maar in het beroemde essay, waarin Franz Mehring Schiller voor arbeider verklaarde, staat niets. Mehring was rond 1900 de belangrijkste socialistische cultuurtheoreticus, die alleen alom ideologische redenen de activiteiten van zo'n alles betuttelende censor zou hebben gesignaleerd. Wat schrijft echter de jonge Hanns Eisier, in de jaren twintig muziekcriticus van de Rote Fahne?: 'En Vreugde moet men in het tijdperk van de reactie zeggen, als er Vrijheid wordt bedoeld (zoals ook in Schillers oorspronkelijke tekst stond)'. Niet in de mijne, maar dat is zo'n ouderwetse, onwetenschappelijke, voetnootloze editie uit 1889, twaalf delen à vijftig Pfennig, gekocht op de rommelmarkt.
20
Ook de muziektheoreticus William Mann, vader Thomas' benjamin, is zeker van zijn 'zaak:'Schillet schreef oorspronkelijk "Freiheit", maar omdat de Franse Revolutie in de lucht hing dwongen de bedeesde autoriteiten hem dit woord in "Freude" te veranderen.' Zo ook de musicologe Frieda Knight: 'Beethoven schreef oorspronkelijk een "Ode aan de Vrijheid", maar moest, teneinde de censor te trotseren, zijn tekst veranderen.' Bron: Ralph Vaughn Williams, componist en bovenal auteur van het boek Beethovens Choral SymphonyandotherEssays (1953). Waarachtig! Zou het verhaal dan tóch waar zijn, dwars tegen mIJn aanvankelijke scepsis in? Ik sla Vaughan Williams op de aangegeven bladzijde open en lees: 'In mijn jeugd is mij verteld, dat Schiller aanvankelijk een Ode aan de Vrijheid schreef, en niet aan de Vreugde. Ik ben echter nimmer in staat geweest een bevestiging van het verhaal te vinden.' 'In mijn jeugd is mij verteld ... ' In de twee moderne Schilleredities, die het Goethe Instituut op de plank heeft staan, wordt met geen woord van de legende gewag gemaakt, wat voor de dames en heren musicologen geen bezwaar is om elkaar tot op de dag van vandaag kritiekloos na te kakelen. En toen viel, in 1989, de Muur, een gebeurtenis die werd gevierd met een uitvoering van Beethovens Negende Symfonie, live uitgezonden vanuit het Oost-Berlijnse Schauspielhaus. De dirigent was Leonard Bemstein, een tweederangsdirigent met de artistieke uitstraling van een eersterangsdirigent. Het was nooit echt goed wat hij deed, maar hij was aardig, oprecht en enthousiasmerend. Ook hij kende blijkbaar het verhaal, reden voor hem om voor één keer van de gebruikelijke tekst af te wijken. En zo schalde over het herenigde Duitsland, voor het eerst en waarschijnlijk voor het laatst:
Freiheit, schöner Götterfunken, Tochter aug Elysium, wir betreten feuertrunken, Himmlische, dein Heiligthum! 'Ik ben er zeker van dat Beethoven ons zijn zegen had gegeven,' schreef Bemstein in het begeleidende tekstboek. Mîjn zegen had hij in ieder geval. Natuurlijk betreft het hier een legende en alle legendes moeten de wereld uit. Maar om in dit geval schande te spreken van het feit dat bij deze feestelijke gelegenheid de vreugde tot vrijheid werd omgedoopt, nee, dan moet je wel een puriteinse, apolitieke, puristische zuurpruim zijn.
21
In het antiquariaat stuit ik op een allermerkwaardigst boek, dat BeethovenVredesolympiade heet, 'een Abel spel in vier bedrijven, uit de Negende Symfonie opgebouwd, door J.Hagers'. Het is een honderd en tachtig pagina's omvattend voorstel om het kunstwerk te visualiseren, teneinde 'de vredesgedachte' te bevorderen. Het is een nieuwe variant: geen Freude, geen Vrijheid, maar Friese, wat gezien het oorlogszuchtige klimaat in die dagen geen overbodige luxe was. Beethovens Negende, meent de auteur, is typisch een 'compositie à double usage' . Je hebt maar een paar ingrediënten nodig: een toneel vol acteurs en figuranten, benevens een grammofoon met de His Masters Voice-opname van het kunstwerk (De Polydor-opname mag ook, zei J.Hagers genadiglijk.). Daar gaan we dan, HMV plaat negen: 'Ruwe inval van het vijandelijke leger. Schrik en verbazing der rustige bevolking, die geheel onvoorbereid is.' Tegen de vredeswil van de heren!. Schiller en Beethoven, 'tegen,deze beide groote profeten der humaniteit' is echter Q:een viiand h~8.tand. Zingen de solisten, tegen een achtergrond van vredige vendelzwaaiers : Wie het voorrecht mag genieten, iemands boezemvriend te zijn, wie een dierb're vrouw mocht winnen, stemme dankbaar met ons in. Ja, wie slechts één enkel wezen, 't zijne noemt, op 't wereldrond! Wie dat niet vermag, .... die wende Weenend zich van onzen Bond! Dan bre~kt 'het beslissende aan, vierde bedrijf, presto. Daar treedt, vol majesteit, Koning Lodewijk naar voren, heft met een edel gebaar de hand omhoog en spreekt de aanvallers toe die hij met gevaar voor eigen leven tegemoet treedt: "Mijne vrienden, laat ons op anderen toon met elkander spreken". Het was 1936. In het Olympisch Stadion van Berlijn streden Duitsers en Amerikanen hun prestigestrijd uit, op sportvelden die spoedig in slagvelden zouden veranderen. Met gemengde gevoelens bezien door de Beethovenvereerder J.Hagers, die al spoedig tot de ontdekking zou komen dat zijn Vredes-Olympiade kansloos was. Duitsland won - het zou enige tientallen miljoenen doden kosten, voordat de Amerikanen zich wisten te revancheren en Beethovens Negende Symfonie weer zonder bijgedachten en gemengde gevoelens op de internationale podia kon worden gecelebreerd.
Martin van Amerongen. (Overleden 11 mei 2002)
22
De dirigent met de ventilator ligt straks naast Sjostakovitsj Door Erik Voermans Overgenomen uit het PAROOL 6 mei 2002 !" N DE VOORMALIGE Sovjet] J Unie noemden ze hem de . A... Grote Jevgenii Fjodorovitsj, drager van de Lenin Orde, Kunstenaar van het Volk, die voor zijn artistieke verdiensten in 1983 de Sovjet Staatsprijs kreeg. In Den Haag, ten burele van het Residentie Orkest, waar hij tot ieders verrassing in 1993 chefdirigent werd, noemden ze hem ·Svetje'. Vrijdag is hij thuis in Moskou overleden, Jevgeni Svetlanov, op 73-jarige leeftijd, aan voortijdige slijtage als gevolg van een alcoholisch bestaan. De Russische muziekwereld rouwt om het verlies van een van zijn grote zonen, terwijl ze twee jaar geleden nog boos op hem waren. Cultuurminister Sjvidkoj vond dat Svetlanov teveel in het buitenland dirigeerde, en ontsloeg hem van zijn taken bij het Russisch Staats Symfonie Orkest, dat hij tussen 1965 tot 1989 als chefdirigent tot een topgezelschap - toen nog Sovjet Staats Symfonie Orkest geheten - had gekneed. Ook Sjvidkoj is nu bedroefd. "Rusland heeft een van zijn briljantste vertegenwoordigers verloren," zei hij op de Moskouse radio, waarna hij aankondigde dat Svetlanov zal worden begraven op het kerkhof van Novodjevitsj, aan de kant waar ook au-· teur Tsjechoven componist Sj ostakovitsj liggen. Svetlanov, zoon van een mimespeelster en een zanger aan het Bolsjoi Theater, begon zijn carrière als dirigent in SovjetRusland bij de radio. HH was 25 en nog student aan het Moskous Conservatorium, waar hij zowel piano, directie als compositie studeerde. Na een assistentschap aan het Bolsjoi werkte hij zich op tot eerste dirigent (1962-1964), en dirigeerde veel grote Russische opera's en balletten. In 1965 werd hij chef van het Staats Symfonie Orkest van de Sovjet-Unie, waarmee hij triomfen vierde, zij het aanvankelijk vrijwel uitsluitend achter het IJzeren Gordijn.
Onder leiding van Svetlanov ontwikkelde het Staats Orkest zich tot het tweede orkest van Rusland, na Mravinski's Leningrad Philharmonisch. Na de perestrojka kon ook het Westen kennismaken met de kwaliteiten van Svetlanov, al hadden oplettende Nederlandse concertgangers hem al bij het Residentie Orkest en het Amsterdams Philhannonisch orkest in actie kunnen horen. Svetlanovs inpalmen van de westerse muziekliefhebbers ging gepaard met het geruis van een kleine ventilator, die de dirigent op zijn lessenaar liet montel:en om opvliegers en andersoortIge vapeurs tegen te gaan - een gevolg van een ontregelde Hchaamshuishouding door overvloedige alcoholinname, die hem bij de London Symphony Orchestra ooit van het podium deed storten. Het bleef een merkwaardige gewaalwoording om het misen van dat wentelwiekje boven zorgvuldig geboet~eerde orkestrale pianissimi uit te horen komen. Mooi was wel dat hij na afloop niet zozeer boog, alswel met een breed gebaar de hele zaal leek te willen omarmen. Groot was de verrassing toen het Residentie Orkest Svetlanov in 1993 als chefdirigent wist binneh te halen, waardoor de randstad opeens twee vOOJ'aanstaande Russen in dienst had (Gergjev in Rotterdam was de andere). Svetlanov kwam net als Gergjev niet op een koopje, maar was wel zeer goed, en de Hagenaars , na het vertrek van Hans Vonk enigs- . zins in het slop geraakt, gingen vanaf 1993 steeds beter spelen. Svetlanov sprak geen woord Nederlands, maar dat vond hij tijdens zijn repetities ook niet nodig. Praten deed hij met zijn handen, en dan konden er wonderen gebeuren. "Het slechtste ; wat een dirigent kan doen is voor een orkest een college geven. Je moet stom zijn, maar niet doof; zo weinig mogelijk zeggen en zo,veel mogelijk horen. Je maakt
contact met je ogen, je gezicht en je handen," liet Svetlanov bij zijn officiële aanstelling weten . In Den Haag wilde hij bij voorkeur Mahler, Bruckner, Brahms en Moz
Jevgenii Svetlanov in 2002.
25
KUNST en KITSCH? Gehoord in het Concertgebouw: Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. de Amerikaanse dirigent Michael Tilson Thomas. Ricbard Wagner Gustav Mabler Ricbard Strauss
Siegfried-Idyll (1870) Kindertotenlieder (1901-1904) pauze Ein Heldenleben, op. 40 (1897-8)
Richard Wagners Siegfried-Idyll. Sabine Lichtenstein schrijft in haar toelichting: Wat weerspiegelt deze muziek? Ze roept in elk geval eerder associaties op met Wagners liefde dan met het Duitse Keizerrijk. Zou deze intieme muziek, zonder overredingskracht geschreven, mij daarom zo goed bevallen? Gustav Mablers Kindertotenlieder. Muziek uit de tijd van de 'Wiener Sezession'; een groep revolutionaire beeldende kunstenaars die zich ten doel stelden de vastgelopen tradities door alternatieven te vervangen. Mahler voelde zich instinctief aangetrokken tot deze groep en in zijn muziek zie ik de kunstuitingen van Gustav Klimt (1862-1918), Egon Schiele (18801918), Oskar Kokoschka (1886-1942), Kollo Moser en Emil Orlik. Dat de jonge Mengelberg zich tot de kunst van Mahler, die haaks stond op de kunst waarmee hij was opgevoed, aangetrokken voelde pleit voor hem. Dat hij daarvan getuigenis wilde afleggen, maakte hem tot een Mahlerprofeet, die in 1906 niet door iedereen gehoord wilde worden. Sabine Lichtenstein schrijft: Bij een uitvoering van de Kindertotenlieder in 1906 onder leiding van Gustav Mahler verliet na elk lied een grote groep mensen lawaaierig de zaal. Mengelberg voldeed aan zijn missionaire opdracht dat in 1920 uitmondde in een groots Mahlerfeest. Hij had zijn taak volbracht, zijn publiek geloofde in Mahler en Mengelberg daarna steeds meer in zichzelf. Op een spotprent in de NOTENKRAKER van 26 oktober 1935 trekt Mahler Mengelberg aan zijn mouwen vraagt: Waar blijfik nou? Mengelberg werd een veelprater, gelijk zijn vader, en omringde zich met kunst uit het verleden. Ricbard Strauss' Ein Heldenieben staat mij nog steeds tegen. De schrijver/filosoof Romain Rolland schrijft er in 1904 over: De held is door zijn overwinning bewust geworden van zijn kracht; nu kent zijn trots geen grenzen meer; hij verheft zich boven alles uit en ziet geen verschil meer tussen de werkelijkheid en zijn onmatige droom, net als het volk dat hij weerspiegelt. Duitsland bevat ziektekiemen: een hoogmoedige waanzin, een geloof in eigen ik en minachting voor de anderen. Is het daarom dat deze aan Mengelberg en zijn orkest opgedragen muziek mij vlak voor de herdenkingen in mei zo irriteert?
Deze concertmiddag van zondag 21 april 2002 was voor mij voor de pauze KUNST en na de pauze KITSCH! Johan Krediet.
26
. ;. ,
:"~.L .&r.~ ;' " , , "
,12 (t<\1L~,, ' f I
'
Tüelpagina der partituur van Ein HeldenIeben
"
, U : '.
27
CORNELIS DOPPER Erik Voermans schreef op 7 mei in het PAROOL: Hoewel de muziek van twintigste eeuwse Nederlandse componisten bij niemand ene malle moer kan schelen, blijft haar nationale uitgever, tegenwoordig Muziek Groep Nederland geheten, onverdroten doorgaan met de release van cd's die vrijwel niemand koopt. Deze missionaire vasthoudendheid verdient onze grootste bewondering, want het valt niet mee om in een land dat toonaangevend is als het aankomt op de onderschatting van zijn eigen componisten, een koopman te zijn wiens waar men niet lust. Dit brengt ons meteen op de hamvraag: is die Nederlandse muziek werkelijk zo erg? Het antwoord is nee, en een kleine greep uit recent verschenen, verse onverkoopbare waar, kan dat onderstrepen. Zijn greep omvat Kees van Baaren met: The hollow men, Varazioni per orchestra, Sinfonia, Musica per orchestra; Rudolf Escher met: Nostalgies, Six épigraphes antiques, Sinfonia; Cornelis de Bondt met: Dame blanche, Die wahre art; Hans Kox met: War triptych en Michel van der Aa met: Above, Between, Attach, Between, lust before, Auburn, Oog. Die allen met drie en een half tot vier en een halve ster worden beloond of wel van zeer goed tot bijna meesterlijk. Een componist die hem blijkbaar toch wel een moer kan schelen is Cornelis Dopper, maar die wordt door hem maar met één sterretje beloond. Hij eindigt zijn artikel dat hij VIER MEESTER EN EEN DOPPER (zie de rubriek "Discografie" in dit blad) noemde met: Allang dood en vrijwel helemaal vergeten is Cornelis Dopper, die in het gezelschap van hier genoemde componisten de enige is wiens naam op een cartouche in de Grote Zaal van het Concertgebouw is vereeuwigd Dit is bijzonder spijtig, want Dopper stelde als componist bijzonder weinig voor. Neem bijvoorbeeld zijn symfonieën 3 'Rembrandt' en 6 'Amsterdam', die het Residentie Orkest voor het kwaliteitslabel Chandos heeft vastgelegd Onder leiding van Matthias Bamert doen de musici wat in hun macht ligt, maar het enige waar je als luisteraar aan denkt is: duurt dit machteloze en oeverloze symfonische gezever nog lang? Cornelis Dopper - wat een drolcomponist. Mr. S.A.M. Bottenheim is het daar absoluut niet mee eens en laat Dopper schitteren in zijn "Geschiedenis van het Concertgebouw" deel II uitgave 1949 en schrijft: Dat men verzuimd heeft bij de viering van het zestigjarig bestaan van het Concertgebouw in 1948 een compositie van Dopper op een der programma 's te plaatsen, blijf ik een onvergeeflijke fout noemen. Een herstel in de toekomst ware zeer wenselijk. Gelukkig is Dopper 's naam in de lijst van toonkunstenaars in de rand van het balcon der grote zaal aangebracht ten voorbeeld van het nageslacht. WIE WAS CORNELIS DOPPER? De ENCYCLOPEDIE VAN DE MUZIEK uitgegeven door Elsevier beschrijft DOPPER als een Nederlands dirigent en componist (Stadskanaal 7.2.1870-Amsterdam 18.9.1939), die aan het conservatorium in Leipzig studeerde. Van 1908-1931 was hij tweede dirigent van het Concertgebouworkest te Amsterdam en voordien had hij als dirigent van een operagezelschap een tournee door Noord Amerika en Mexico gemaakt. Van zijn orkestwerken is de Ciaconna Gotica, die veelvuldig in het buitenland werd gespeeld, .het meest bekend geworden. Van zijn acht symfonieën dragen er enige Nederlandse titels, bijvoorbeeld De Remhrandtsymphonie, De Amsterdamse Symphonie en De Zuiderzeesymphonie. In dit laatste werk zijn Valeriusliederen verwerkt. Van zijn koorwerken kreeg De Wilgen grote populariteit.
28 Overige werken zijn o.a.: kamermuziek, waaronder een strijkkwartet; orkestmuziek, waaronder een celloconcert; opera 's: Het Erekruis (1894), De Blinde van het Kasteel Cuillé (1892), Frithjof (1895), William RatclifJ (1909).
Herman Rutters, die Dopper persoonlijk goed gekend heeft, schrijft in de MUZIKALE OMMEGANG uitgave 1955: Doppers persoonlijkheid laat zich moeilijk definiëren. Naar de stijl zijner muziek zou men hem een neo-romanticus kunnen noemen, in zoverre, dat die muziek stellig illustratief-programmatisch georiënteerd is; anderzijds toont zij ook musicerende tendenties. Naar de inhoud en vorm bezit zij weinig persoonlijks en beroert zij meer de oppervlakte - toch mag men niet van epigonisme, van slaafse navolging spreken. Het zich vrijhouden van rechtstreekse navolging getuigt zeker van persoonlijkheid, doch de betekenis er van is eer negatief dan positief Het positieve van Doppers individualiteit ligt evenwel niet in wat hij zegt, doch hoe hij zich uit, en dan wel voornamelijk in zijn instrumentatie. Moderne meesters als Richard Strauss, Gustav Mahler, Debussy en Ravel zijn daarbij zijn leermeesters geweest. Maar wat zij hem ten voorbeeld gaven, heeft hij in geheel eigen trant weten te verwerken en zo is het eigene, originele van Doppers muziek in het bijzonder het coloriet.En voorts kan men als iets persoonlijks in zijn kunst ook aanmerken een bepaalde nationale allure, waardoor hij zich van het meer cosmopolitische bij Diepenbrock en Wagenaar onderscheidt; in dit opzicht is hij veel meer typisch Nederlands. Dit toont zich onder meer in zijn voorliefde voor het volkseigene, het gemoedelijke, het boertige, het kinderlijk-humoristische, alsook voor karakteristiek-Nederlandse natuurstemmingen. Een heel ander geluid laat Mathijs Vermeulen horen die door Mengelberg is geadviseer-dbij Dopper nog maar eens wat compositielessen te volgen. Frits Zwart schrijft in zijn Biografie over Mengelberg: Op 24 november 1918, na een uitvoering van de Zevende symfonie van Dopper - die Dopper zelf leidde -, riep Vermeulen luidkeels: 'Leve Sousa! ' Voor een recensent viel deze reactie geheel buiten de orde. Hij had immers zijn dagblad waarin hij zijn ongenoegen kon en mocht uiten. Zijn uitroep was een vermetel protest tegen het conservatisme in de Nederlandse muziek, met name die van Dopper en, meer nog, tegen de artistieke koers van het Concertgebouwen het publiek dat daarin meeging. Het is uiteraard allerminst verrassend dat Dopper weinig gesticht was over het gebrek aan waardering voor zijn composities bij sommige critici, maar vooral de 'openhartige' manier waarop iemand als Vermeulen over zijn werk schreef moeten hem hebben dwarsgezeten. De uitroep van Vermeulen na de uitvoering van zijn werk moet voor Dopper alleronaangenaamst geweest zijn. Het is opmerkelijk dat deze revolutionaire gebeurtenis in het Concertgebouw plaatsvond in het zelfde jaar dat de Bolsjewistische revolutie in Rusland, de november revolutie in Duitsland en de poging van Troelstra om in Nederland een staatsgreep te organiseren plaatsvonden. Zou in het licht van de verrechtsing van Europa in onze dagen de Pim Fortuynse typering die Erik Voermans over Comelis Dopper gebruikt: 'een drolcomponist', passend zijn? Ik wens Erik Voermans een lang en gelukkig leven toe. Johan Krediet. 10 mei 2002.
29
Discotabel Een panel bestaande uit: Roderick Krüsemann, Johan Maarsingh, Albert Meurer en ondergetekende vergeleken de verschillende verdoekingen van opnamen van het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg. De afgelopen jaren zijn op minder bekende labels opnamen van Willem Mengelberg heruitgebracht. Het is alsof kleine labels aan de "gevestigde" platenmaatschappijen zoals Columbia, Telefunken en Philips die vanouds de fonografische erfenis van Mengelberg beheren, eraan herinneren dat deze op het vlak van heruitgaven schromelijk tekort schieten. Ongeveer 20 jaar geleden begonnen de semi-officiële labels, zoals die van Michael Thomas, Seven Seas, Music & Arts, Dante-Lys, Arkadia en Iron Needie, opnamen van Mengelberg uit te geven. De laatste jaren proberen nieuwkomers, zoals Tahra, Pearl, Biddulph, Dutton Laboratories, en Naxos met wat zij beweren kwaliteitsvolle restauraties te zijn, een plaats op de markt te veroveren. In het bijzonder Dutton en Tahra verdienen in dit verband onze waardering. De aandacht van het panel ging in eerste plaats naar de uitgaven die gebeuren onder de stuwende leiding van de in de Wissembourg (Frankrijk) wonende organist Hubert Wendel, wiens collectie op dit ogenblik niet minder dan 32 nummers telt (voor nadere inlichtingen, zie: http://perso.wanadoo.fr/mengelberg). Hij beweert geen commerciële ambities te hebben en wil enkel de klankrijkdom van het orkest van Mengelberg, voor wie hij een grote bewondering koestert, zo getrouw mogelijk op CD laten uitklinken. Hierbij verzet hij zich tegen het uitvoeren van allerlei manipulaties van het oorspronkelijke klankmateriaal. Op 23 februari 2002 kwamen bovengenoemde melomanen, ten huize van Roderick Krüsemann bijeen, om in eerste instantie na te gaan of het onderscheid tussen verschillende heruitgaven van dezelfde uitvoeringen onder Mengelberg effectief hoorbaar is en of hierbij op het vlak van klankkwaliteit bepaalde herpersingen boven andere te verkiezen zijn. Strauss Omdat in de CD speler van Roderick Krüsemann de meest recente Naxos-CD met werken van Richard Strauss lag, werd de Naxos-verdoeking van "Tod und Verklärung" met die van de Q-disk en die van Wendel vergeleken. In vergelijking met de Wendel:persing en de Q-disk was de Naxos-uitgave duidelijk rijker aan mooie bassen, hetgeen niet alleen de inleiding maar voornamelijk de enkele tutti wat verderop in het werk ten goede komt. Mahler De eigenlijke zitting begon met de "Lieder eines fahrenden Gesellen". Hierbij werden een oudere LP, eertijds uitgebracht door Roderick Krüsemann zelf, vergeleken met de CD die Luister in 1995 uitgebracht heeft, met de Q-disk en met die van Wende!. Voor zover er tussen de CD verschillen waren, waren deze niet echt spectaculair te noemen. Misschien kwam bij Wendel de orkestrale tekstuur iets doorzichtiger naar voren, maar
30 de verschillen waren minimaal. Zoals te verwachten was er wel wat meer ruis op de LP te horen. Brahms "Het "Deutsches Requiem" van Brahms kwam nadien aan de beurt. Ieder kent de verdoeking die Philips heeft verzorgd en die op LP en CD herhaalde malen is heruitgebracht. De opname heeft nooit echt kunnen bekoren, in de eerste plaats omdat deze op technisch vlak wat tegenvalt. Wendel en de Japanse Philips uitgaven werden grondig vergeleken, het eerste en tweede deel alsook de solo's van Max Kloos (Herr, lehre doch mich) en van Jo Vincent (Ihr habt nun Traurigkeit). Hierbij viel de Philipsrestauratie door de mand. Dit werd duidelijk op het ogenblik dat het Toonkunstkoor in de Wendel:uitgave "Aber" uitriep: Johan Maarsingh viel bijna van zijn stoel! Verder commentaar lijkt hierbij overbodig. Vanaf de eerste maten is het verschil tussen Wendel en Philips onmiskenbaar. Wende1 is doorzichtig en bezit zowel fundament in de baspartij als incisie. Men merkt eindelijk hoe Mengelberg met de koren op de dictie hard gewerkt heeft. Max Kloos en Jo Vincent hebben nooit zo stralend geklonken. Kleine keerzijde van de medaille is wel daf de onvolmaaktheden van de opname in de Wendel CD iets duidelijker zijn, maar dat is de prijs die voor het gewonnen orkestrale reliëf moet worden betaald. Schumann Het pianoconcerto van Robert Schumann is ook zo een opname die nooit echt goed heeft geklonken. De Seven Seas verdoeking uit het begin van de jaren 80 werd hierbij vergeleken met twee andere herpersingen: een recente uitgave verschenen op een CD (die alle opnamen van de grote pianist Emil von Sauer groepeert) en de Wendel uitgave. Ook hier bestaat geen twijfel. Wat een reliëf in het orkest en in de piano bij Wendel. Men hoort letterlijk alles, zelfs wat hier en daar bij de pianist en in orkest misgaat! Beethoven De beginmaten van het vioolconcerto van Ludwig van Beethoven uit 1943 met Guila Bustabo als soliste werden ook vergeleken. Ook hier viel het voordeel van de Wendel opname, die net iets superieur is aan de uitgave van Michael Thomas en ver de Seven Seas CD achter zich laat. Tenslotte kwamen de symfonieën van Ludwig van Beethoven aan de beurt. De eerste en de vierde symfonie, de storm in de Pastorale en de tenslotte de zevende symfonie, allen opgenomen tijdens de Beethoven:cyclus van april 1940. Het in de serie Dutch masters uitgebrachte Philips album werd om voor de hand liggende redenen niet beluisterd. Vergeleken werden de Japanse CD:herpersing van de Philips opnamen, de uitgave door Music & Arts en de Wendel-collectie. In tegenstelling tot de Dutch masters-serie is deze Philips zeker niet slecht, en in elk geval een stuk beter dan wat Music & Arts ervan gemaakt heeft: zo muf, dof en onaantrekkelijk heeft Mengelberg-cyclus nooit geklonken. Maar Wendel staat hier toch opnieuw op de eerste plaats. De wat gevoileerde, omfloerste, onscherpe, contrastarme klank van de Japanse Philips uitgave bloeit bij Wendel volledig open. De crescendo's die men bij Philips-Japan vermoedt, komen nu pas tot hun recht. De
31
impact van de dynamische uitbarstingen na de trage inleiding van de eerste bewegingen van de Beethoven I en Beethoven IV is overtuigend, en weerspiegelt ongetwijfeld hetgeen Mengelberg interpretatief bedoelde. Ook komt de dynamiek die Mengelberg in laatste beweging van Beethoven VII injecteert, ineens veel plausibeler op de toehoorder over, misschien op het wat scherpe af (maar dit laat zich gemakkelijk corrigeren). De klap op de vuurpijl was de storm uit de Pastorale, die waarschijnlijk nergens zo "stürmisch bewegt" klinkt als in de uitgave onder Wende!. Het paneel vermoedt dat Wendel voor zijn uitgebrachte Beethoven-reeks een beroep heeft gedaan op de oorspronkelijke LP's, die ook helderder klonken dan de CD's. Slotsom Het panel kwam dan ook tot het besluit dat de Wendel-uitgave beantwoordt aan de hoogste standaarden van kwaliteit. De klank is doorzichtig en de door Mengelberg gewilde timbres van de verschillende instrumentengroepen komen zeer goed uit de verf. De klankkwaliteit is minstens vergelijkbaar met hetgeen momenteel door de Qdisk geboden wordt, en superieur aan de CD verdoekingen die Philips-Japan, Seven Seas of Music & Arts maakten, en meestal superieur aan hetgeen Michael Thomas heeft uitgegeven. Wendel doet met zijn restauraties volledig recht aan de grootheid van de uitvoeringen van Willem Mengelberg en de virtuoze instrumentalisten van het Concertgebouworkest!
Gent, Eric Derom
april
2002
32
Er is een crisis in de cd-industrie Overgenomen uit DE MUZE van het MUSEUMPLEIN, mei 2002.
Ten geleide Er is een crisis in de cd-industrie, omdat nieuwe opnamen steeds onbetaalbaarder worden en de kopers geen belangstelling meer voor de zoveelste Nieuwe Wereld hebben en eigentijdse muziek niet aan de straatstenen valt te slijten. Dus wijkt menig label uit naar oude, historische opnamen, waarvan alleen de freaks zullen beweren dat zij van de tweede garnituur zijn. Freaks hebben altijd ongelijk. Historische opnamen zijn een zegen. De crisis in de cd-industrie is ook het Koninklijk Concertgebouworkest niet bespaard gebleven. Niet toevallig werd op de presentie van het nieuwe seizoen de samenwerking aangekondigd met het label Andante, dat een aantal Avro-concerten in cd-vorm op de markt gaat brengen, zoals SBM Gold Disc al eerder in de archieven is gedoken, waar zij kostbaarheden vonden als Sjostakovitsj 7 onder Rafael Kubelik en Mahler IV onder Otto Klemperer. Zij zijn gemodereerd geprijsd en -het allerbelangrijkste per definitie live geregistreerd. Dat is slecht nieuws voor de freaks. Die willen akoestisch gezien het Concertgebouworkest in hun huiskamer hebben. Helaas, zij zijn niet te overtuigen van het feit dat de meeste huiskamers daarvoor niet zijn geëquipeerd. Wij, luisteraars, dienen ons te schikken in het onvolmaakte. Behalve als het om de interpretatie gaat. In dat opzicht is er geen enkele reden om niet te kiezen voor Klemperers Mahler II uit 1952 of zijn Beethoven 9 uit 1956. Deze opnamen vertonen ongetwijfeld onvolkomenheden, een verkeerde inzet of een blazer die even uit balans is. Er is echter niets tegen onvolkomenheden. Is het zo'n ramp als een hoornist door een beetje speeksel op zijn tong een verkeerde noot blaast? Goeie hemel, hij is een menselijk wezen, zei voornoemde Otto Klemperer. Volkomen Juist, onvolkomenheden doen een mens beseffen dat hij een wezen van vlees en bloed is en geen muzieklievend Monster van Frankenstein, luisterend naar een geluidsregistratie die met de knip-, scheer- en snijmachine aan elkaar is gelast. Weet u wat het nieuwste snufje is? Een kastje waarin men naar believen de akoestiek van de bekendste concertzalen ter wereld op kan roepen, de Hollywood Bowl, Zirkus Karajani of Gazeker) de Grote Zaal. Cultuur in het computertijdperk. Ik zie daar niets in. Geef mij maar Ravels Shéhérazade, in 1963 in diezelfde Grote Zaal gerealiseerd onder Pierre Monteux. Wat mij betreft juich ik de crisis in de cdindustrie dus van harte toe.
..,..,
..) .)
VIER MEESTERS EN EEN DOPPER Erik Voermans Overgenomen uit het PAROOL - 7 mei 2002
Kees van Baaren
The hollow men, Variazioni per orchestra, Sinfonia, Musica per orchestra, Radio Filharmonisch Orkest/De Leeuw (Composers' Voice Classics CV 103)
***1/2
Rudolf Escher
Nostalgies, Six épigraphes antiques, Sinfonia Radio Kamerorkest! Spanjaard (Composers' Voice Classics CV 104)
**** Cornelis de Bondt
Dame blanche, Die wahre Art Radio KamerorkestlEötvös (CV113)
****1/2 Hans Kox
War triptych Radio Filharmonisch Orkest/De Waart, Kox, Montgomery (CV98)
***1/2
Michel van der Aa
Above, 8etween, Attach, 8etween, Just before, Auburn, Oog Diverse utvoerenden (CV119)
**** Cornelis Dopper
Symfonie nr. 3 en 6 Residentie Orkest!8amert (Chandos)
*
***** = *** =
meesterlijk
redelijk
** =
**** =
matig
*=
goed
niks
OEWEL DE MUZIEK van twintigsteeeuwse Nederlandse componisten bijna niemand ene mallemoer kan schelen, blijft haar nationale uitgever, tegenwoordig MuziekGroep Nederland geheten, onverdroten doorgaan met de release van cd's die vrijwel niemand koopt. Deze missionaire vasthoudendheid verdient onze grootste bewondering, want het valt niet mee om in een land dat toonaangevend is als het aankomt op de onderschatting van zijn eigen componisten, een koopman te zijn wiens waar men niet lust. Dit brengt ons meteen op de hamvraag: is die Nederlandse muziek werkelijk zo erg? Het antwoord is nee, en een kleine greep uit recent verschenen, verse onverkoopbare waar, kan dat onderstrepen. Neem de plaat met vier essentiële stukken uit het oeuvre van Kees van Baaren, de inmiddels vrijwel vergeten leermeester van Louis Andriessen, Peter Schat, Jan van Vlijmen en Misha Mengelberg. Onder leiding van Reinbcrt de Leeuw (ook al een ex-leerling) speelt het Radio Filharmonisch Orkest The hollow men, Variazioni per orchestra, Sinfonia çn Musica per orchest:a, en bewijst daarmee dat Van Baaren lang met zulke griezelige muziek schreef als lang is aangenomen door muziekliefhebbers met een allergie voor de taal van Schönberg. Sterker nog: Van Baarens licht monkelende idioom intrigeert vanwege zijn menselijkheid en zachtheid, zelfs als hij, zoals in Variazione, nogal cerebrale technieken hanteert. Topstuk blijft The hollow men, een cantate op teksten van T.S. Eliot. Echt prachtige muziek, die je niettemin vrijwel nooit in de zaal te horen krijgt. Minstens zo erg is het gesteld met Rudolf Escher, van wie het Radio Kamerorkest drie stukken heeft opgenomen: Nostalgies voor tenor en orkest, Six épigTaphes antiques, Eschers voorzichtige, maar niettemin fraaie instrumentatie van Debussy's gelijknamige werk, en Sinfonia peT dieci strumenti, een schoolvoorbeeld van de Nederlandse klare lijn. . Je zou de Escher-cd eigenlijk alleen al moeten kopen om tenor Marcel Reijans te horen schitteren, en dan krijg je op de koop toe drie werken van internationale kwaliteit. Als Escher in een Engeland had gewoond, was hij wereldberoemd, en was zijn Sinfonia één van de meestgespeelde ensemblewerken. Ook Hans Kox is in het verkeerde land geboren, of, beter gezegd, de muziek van Hans Kox is on-Nederlands van temperament en expressie. Ze wordt gekenmerkt door de loden ernst van een man met een kunstenaarsziel die eeuwig rouwt om wat verloren ging. Geen betere illustratie van deze stelling dan zijn War triptych, bestaande uit de cantates In those days, Requiem fOT Europe en de Anne Frank cantate (A child oflight) . In those days werd geschreven in 1969. en de afwisseling van ziedende koor- en orkestclusters, uitbarstingen van het slagwerk, naast peinzende koralen, horen helemaal bij die . tijd. Indruk maakt het stuk met ziin Q'emon-
H
34
teerde teksten van Liv,ius, diverse bijbelboeken en e~il speech van Churchill niettemin nog steeds, al is het jammer dat geen recentere, helder klinkende opname op cd kon worden gezet. Dit geldt ook voor het in alle opzichten nauw aan In those days verwante Requiem for Europe uit 1971, dat werd vastgelegd in een zeer galmrijke Haarlemse Sint Bavo.
Is die Nederlandse muziek werkelijk zo erg? Het antwoord is nee. Grote gebaren en een nadrukkelijke dramatiek regeren ook in de Anne Frank cantate. Kox deelt al meteen in Pars I: Nox een knalharde vuistslag uit, door scherp anti-joodse regels uit het bijbelboek Esther te combineren met een rillingverwekkende rede van Hitier uit 1939, waarin wordt gesproken over Die Vernichtung der jüdischen Rasse in Europa. En dan hebben we Pars II: Mors nog niet gehad, waarin de SS de werking van de gaskamer uitlegt, aangevuld met zinnen uit het boek Job, de Klaagzangen van' Jeremia, en Pars III: Lux, 'Waarin Augustinus de conclusie trekt: 'Slecht zijn de tijden, maar wij zijn de tijden;' Kox laveert in de Anne Frank cantate tussen hoop, troost en gruwelijke werkelijklleid, en het resultaat gaat de luisteraar. zeker in deze eerste ,week van mei, niet in de kouwe kleren zitten.
Van de jongere generatie is de Hagenaar Cornelis de Bondt een componist om nauwlettend te blijven volgen. Met zijn zeer overtuigende pianoconcert Die wahre Art e.n ~et opwindende Dame blanche voor blokflUltvirtuoos Walter van Hauwe, elektronica en orkest voegt hij opnieuw twee krachtige en stukken toe aan zijn hoogwaardige oeuvre. De Bondt is altijd al een componist geweest die nadrukkelijk muziek van grote voorgangers in zijn werk toeliet, en in Die wahre Art voert hij dat naar een nieuw hoogtepunt, met ditmaal Anton Webern en Carl Philipp Emanuel Bach als voornaamste leveranciers van referentiemateriaal. De Bondt bouwt er met zijn ongebreidelde fantasie duizelingwekkende verhalen mee op, waarbij intellectualistische structuurmodellen de dramatische expressie van de muziek alleen maar op een hoger plan tillen. Het Radio Kamerorkest onder leiding van Peter Eötvös toont zich het ideale ensemble om De Bondts licht ontvlambare partituren alle recht te doen, met sterrollen voor pianist Gerard Bouwhuis in Die wahre Art, en Walter van Hauwe in Dame blanche. Van de jongste generatie geldt de 32-jarige Michel van der Aa als een groot talent, en na beluistering van zijn pQu:etterende dubbel-cd met daarop de trilogie Above, Between, Attach, voor ensemble en soundtrack - Between werd bekroond met de Gaudeamusprijs - en Just before, Auburn en Oog, voor respectievelijk piano, gitaar en cello met soundtrack, zullen we het niet tegenspreken. Knap is hoe Van der Aa elektronische klanken op een geheel eigen manier verweeft met klanken van de instrumentalisten, met als een van de hoogtepunten Just befare, waarin de tonen van pianiste Tomoko Mukaiyama van fraaie aQra's worden voorzien. Allang dood en vrijwel helemaal vergeten is Cornelis Dopper, die in het gezelschap van hier genoemde componisten de enige is wiens naam op een cartouche in de Grote Zaal van het Concertgebouw is vereeuwigd. Dit is bijzonder spijtig, want Dopper stelde als componist bitter weinig voor. Neem bijvoorbeeld zijn symfonieën 3 'Rembrandt' en en 6 'Amste~da!,"', die het Residentie Orkest voor het kwahteltslabel Chandos heeft vastgelegd. Onder leiding Van Matthias Bamert doen de musici wat in hun macht ligt, maar het enige waar je als luisteraar aan denkt is: duurt dit machteloze t'n oeverloze symfonische gezever nog lang? Cornelis Dopper - wat een drolcomponist. ERIK VOERMANS
·1 J
(
t
, " .
~