Zzp’ers en hun pensioen bij een bpf: wat kan en wat heeft de voorkeur? Al jarenlang woedt er een politieke discussie over de positie van de zelfstandige zonder personeel (zzp’er). Toch is er al die tijd feitelijk weinig gebeurd. Voor het kabinet was dit in september 2009 aanleiding om de Sociaal-Economische Raad (SER) hierover om advies te vragen. Ruim een jaar later, dus afgelopen oktober, kwam de SER dan met zijn advies, getiteld ‘Zzp’ers in beeld. Integrale visie op zelfstandigen zonder personeel’.1 In dit advies gaat de SER onder meer in op kwesties als fiscale faciliteiten, arbeidsomstandigheden en arbeidsongeschiktheid, en ook op pensioen. In dit artikel focussen wij op dat pensioengedeelte, meer specifiek op de mogelijkheden in de tweede pijler bij een bedrijfstakpensioenfonds, te weten verplichte deelname, vrijwillige voortzetting en vrijwillige aansluiting.
De SER constateert dat (slechts) tussen de 25 en 50% van de zzp’ers pensioen opbouwt. Een vergelijkbaar aantal van hen verwacht dat de pensioenopbouw onvoldoende zal zijn. Het pensioenbewustzijn van zzp’ers is daarbij laag. Omdat er, anders dan voor de meeste werknemers, geen sprake is van verplichte deelname in pensioenregelingen en de zzp’er zelf verantwoordelijk is voor zijn pensioen, betekent dit dat de meeste zzp’ers in de praktijk te weinig pensioen opbouwen.
De SER ziet in de tweede pijler verschillende moge lijkheden. Belangrijk onderdeel daarvan vormen de mogelijkheden voor zelfstandigen om deel te nemen aan een bedrijfstakpensioenfonds: verplicht, via vrij willige voortzetting en via vrijwillige aansluiting. In dit artikel gaan wij daar nader op in. Maar eerst bespreken we de voordelen en de aandachtspunten van deelname in een bedrijfstakpensioenfonds.
■■ Deelname van zzp’ers bij bedrijfs takpensioenfondsen: de voordelen Deelname bij bestaande bedrijfstakpensioenfondsen heeft voor zzp’ers een aantal voordelen. Het biedt hen de gelegenheid om deel te nemen aan een bestaande collectiviteit en een bestaande pensioenregeling. Zo kunnen ze profiteren van schaalgrootte en solidari teit. Bovendien zijn veel zzp’ers in het verleden werk nemer in dezelfde sector geweest. Velen hebben zelfs nog een partieel dienstverband binnen hun sector. Voor deze groepen is deelname in het bedrijfstak pensioenfonds in hun sector een betrouwbare en laag drempelige manier om bij een bekend en vertrouwd loket pensioen op te bouwen. Een voordeel van aansluiting bij een bestaand bedrijfstakpensioenfonds is dat dit relatief eenvoudig te realiseren is. Wet- en regelgeving hoeven hooguit enigszins te worden aangepast; we komen daar nog op terug.
Solidariteit: de doorsneepremie De deelname van zzp’ers aan de solidariteit van een bestaand bedrijfstakpensioenfonds verdient bijzon dere aandacht. Is het wel terecht dat zzp’ers hiervan Emmie Lewin (l) en Mark Boumans Mr. E.H.E. Lewin en mr. M.E.C. Boumans zijn werkzaam bij de afdeling Beleidsadvisering & Productmanagement van PGGM; ze schreven dit artikel op persoonlijke titel
32 januari 2011
1 ‘Ministersversie’ van 15 oktober 2010 van de Commissie Positie Zelfstandig Ondernemers van de SER.
profiteren? De SER stelt vast dat de gemiddelde leef tijd van zzp’ers hoger ligt dan die van werknemers. Zzp’ers zijn oververtegenwoordigd in de groep van 35 tot 65 jaar. Als gevolg van de doorsneepremie zou er voor zzp’ers dus gemiddeld sprake zijn van een subsidiestroom van werknemers naar zzp’ers. Dit lijkt echter geen rechtvaardige voorstelling van zaken. In de meeste gevallen hebben we het over zzp’ers met een arbeidsverleden in de sector. Die hebben dus in een vorige fase als jongere het collec tief gesubsidieerd, en krijgen dit als zzp’er terug. In feite zou de mogelijkheid voor zzp’ers om deel te nemen in een bedrijfstakpensioenfonds ook als een oplossing voor het probleem met het doorsneepre miesysteem kunnen worden gezien. Immers, dit is vooral een probleem voor werknemers die het stelsel verlaten en dus op latere leeftijd het eerder gedane ‘voorschot’ niet terugkrijgen. De mogelijkheid tot deelnemen in een bedrijfstakpensioenfonds zorgt ervoor dat voor deze groep het evenwicht wordt hersteld.
■■ Aandachtspunten bij deelname van zzp’ers in bedrijfstakpensioenfondsen Een vraag die rijst is of deelname van zzp’ers in bedrijfstakpensioenfondsen conflicteert met de taakafbakening van die fondsen. De taakafbakening dient oneigenlijke concurrentie met verzekeraars te voorkomen. Wij denken evenwel dat er van strijdig heid geen sprake is. Op grond van de Wet Bpf 2000 kunnen zzp’ers zonder meer onder de verplichtstel ling van een bedrijfstakpensioenfonds vallen. In dat licht kan vrijwillige voortzetting of vrijwillige aansluiting niet op bezwaren stuiten. Als de taakaf bakening toestaat dat zzp’er onder een verplichtstel ling kunnen vallen, kan het toch niet anders zijn dan dat het ook moet zijn toegestaan dat zzp’ers op vrij willige basis aan het bedrijfstakpensioenfonds deel nemen. Wie het meerdere mag, zou ook het mindere moeten mogen. Wij concluderen dan ook dat een bedrijfstakpensioenfonds openstaat voor iedereen die in de bedrijfstak werkzaam is, ongeacht de vorm waarin de arbeid wordt verricht.
Domeinafbakening Het moet wel gaan om een zzp’er die in de bedrijfstak van het bedrijfstakpensioenfonds werkzaam is. Dit criterium is doorslaggevend voor de vraag of de zzp’er mag aansluiten. Welke zzp’ers vallen onder een bepaalde sector? Voor een werknemer geldt dat de activiteit van de werkgever bij wie hij in dienst is, veelal bepalend is voor de vraag of hij onder de werkingssfeer valt. Niet bepalend is de activiteit die de werknemer zelf verricht. Voor de zzp’er zal het wel gaan om de activiteit die hij als zelfstandige verricht. Het omschrijven van een werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds die zowel voor werk gevers als voor zzp’ers binnen een sector van toepas sing is, zal zorgvuldig moeten gebeuren. Maar dit is zeker mogelijk. In figuur 1 wordt het verschil tussen werknemers en zzp’ers bij het toepassen van de domeinafbakening in beeld gebracht.
Rol sociale partners Het zijn de sociale partners in een sector die de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds bepalen. Zij zijn het dus die bereid moeten zijn om ook zzp’ers tot hun fonds toe te laten. Dat is niet vanzelfsprekend. Sociale partners zien de pensioen voorziening vaak als een onderscheidende arbeids voorwaarde waar ze niet iedereen in willen laten delen. Door het toegankelijk maken van de pensioen regeling van het fonds kan een toename van het aantal zzp’ers worden gestimuleerd. Daar hebben sociale partners niet altijd belang bij. Ze hebben belang bij samenwerkingsverbanden van vergelijk bare arbeid waarbij vakopleiding en kwaliteit van dienstverlening goed belegd zijn. Dat zou minder het geval kunnen zijn in een arbeidsmarkt met een fors aantal zzp’ers. ‘Nieuwe’ zzp’ers vormen een concur rentie voor de loondienstverbanden. Deelname van zzp’ers in een bedrijfstakpensioenfonds zou boven dien tot een hogere tariefstelling leiden en dus tot kostenverhoging voor werkgevers in de sector. Bij de keuze voor vrij ondernemerschap past de bescher ming, solidariteit en collectiviteit van een bedrijfs takpensioenfonds wellicht minder. Verschil in beoordeling door sociale partners kan ertoe leiden dat zzp’ers in de ene bedrijfstak wel kunnen deelnemen en in de andere niet. Deze ‘onzekerheid’ kan alleen worden opgelost door bij wet vast te leggen dat zzp’ers moeten kunnen deel nemen. Een wettelijke verplichting voor bedrijfs takpensioenfondsen om zzp’ers te laten aansluiten is voor ons echter een brug te ver. Het bedrijfstak pensioenfonds moet hier een eigen stem in kunnen hebben. Noodzaak de regeling geschikt te maken Er is nog een belemmering voor zzp’ers om deel te nemen in bestaande bedrijfstakpensioenfondsen. Deze fondsen hebben namelijk over het algemeen één collectieve pensioenregeling en één collectieve premie die voor iedereen gelijk is. Het is echter de vraag of deze regelingen in ieder opzicht geschikt zijn voor zzp’ers. Het vaststellen van pensioen grondslag en deeltijdfactor zal voor zzp’ers niet helemaal op dezelfde wijze kunnen gebeuren als voor werknemers. Veel verplichtgestelde rege lingen bevatten arbeidsongeschiktheidspensioen Figuur 1. Verschil tussen werknemers en zzp’ers bij domeinafbakening
Verpleegkundige bij ziekenhuis of docent bij school
Zzp-ers binnen bedrijfstak Verpleegkundige of docent bij particulier
Werkgevers binnen bedrijfstak Controller bij ziekenhuis of school
januari 2011 33
SER-avies over zzp’ers
en premievrije voortzetting bij arbeidsongeschikt heid, conform de Pensioenwet gekoppeld aan en in aanvulling op een WIA-uitkering. Voor zzp’ers geldt echter dat zij in beginsel niet in aanmerking komen voor deze werknemersvoorziening en slechts spora disch gebruikmaken van de mogelijkheid zich vrij willig te verzekeren voor de WIA. Wij zien dit als oplosbare problemen, want een pensioenfonds mag meerdere pensioenregelingen uitvoeren, maar het zijn wel zaken die serieuze aandacht verdienen en die de drempel voor sociale partners hoger maken. Een veelgestelde vraag is of deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds voor zzp’ers wel betaal baar is, nu er geen werkgever is die een deel van de premie voor zijn rekening neemt. Dat betekent dat de zzp’er de volledige premie zelf moet betalen. Dit probleem lijkt echter mee te vallen. Uit berekeningen blijkt dat voor de meeste zzp’ers het ontbreken van de werkgeversbijdrage wordt gecompenseerd door hogere uurtarieven en een lagere belastingdruk. Bovendien moeten ze ook bij elke andere vorm van oudedagsvoorziening de volle premie betalen.
Het zou heel gerechtvaardigd zijn om ook zzp’ers via een verplichtstelling in bescherming te nemen tegen een toekomstig pensioenprobleem ■■ Verplichte deelname aan bedrijfstakpensioenfonds
Wettelijke mogelijkheid Het is zonder meer mogelijk om zzp’ers onder een verplichtstelling te brengen. Bij de totstandkoming van de Wet Bpf 1949 speelden zelfstandigen zelfs een nadrukkelijke rol. De gedachte was dat werkne mers en zelfstandigen binnen een sector elkaar niet via het pensioen zouden moeten beconcurreren. Dit zou werknemers in een nadelige positie ten opzichte van zelfstandigen brengen. Met name de ‘Beleidsre gels toetsingskader Wet Bpf 2000’ (hierna: het toet singskader), die beschrijven waaraan een verplicht stelling moet voldoen, zijn heel helder over deze mogelijkheid. Beschreven wordt dat duidelijk moet zijn op wie een verplichtstelling van toepassing is. Deze duidelijkheid moet worden geboden door een omschrijving van de werkingssfeer in termen van bedrijfsactiviteiten én door een omschrijving van de in de bedrijfstak werkzame personen. Dit kunnen werknemers zijn maar, zo wordt expliciet gesteld, ook personen die in een andere hoedanigheid werk zaam zijn, kunnen onder de werkingssfeer van een bpf vallen. Representativiteit Bij de totstandkoming van een verplichtstel ling speelt de vereiste scherpe formulering van de werkingssfeer extra sterk, zoals uit het hierboven beschreven toetsingskader blijkt. Dit geldt ook voor het noodzakelijke draagvlak onder zowel sociale partners binnen het fonds als de zzp’ers. Dit draag vlak moet blijken als na de totstandkoming van de heldere afbakening van de werkingssfeer sociale partners moeten aantonen representatief te zijn voor de gehele sector, inclusief de zzp’ers. Die represen tativiteit wordt als volgt berekend: aantal wn’s in dienst van georganiseerde wg’s in de bedrijfstak en aantal georganiseerder zzp-ers in de bedrijfstak
Behalve om concurrentie tussen werknemers en zzp’ers op pensioengebied te voorkomen, is er ook vanuit het oogpunt van sociale bescherming x 100% > 60% van zzp’ers veel voor te zeggen om hen onder de aantal wn’s en aantal zzp-ers verplichtstelling van de diverse bedrijfstakpensioen in de bedrijfstak fondsen te brengen. Immers, een van de belangrijke functies van de verplichtstelling is het voorkomen van ‘witte vlekken’ en het bewerkstelligen dat een Dit suggereert dat: zo groot mogelijk deel van de beroepsbevolking –– zzp-organisaties mede de aanvraag doen als een pensioenvoorziening heeft. Uit het SER-rapport onderdeel van het georganiseerde bedrijfsleven komt naar voren dat het pensioenbewustzijn van binnen de bedrijfstak; of zzp’ers al net zo slecht is als dat van werknemers. –– zzp’ers lid moeten kunnen worden van de aanvra Niets menselijks is zzp’ers vreemd, en ook zij zijn gende werkgeversorganisatie(s); of sterk geneigd prioriteit te geven aan andere beste –– zzp’ers over hun hoofd heen worden gebonden dingsdoelen dan het treffen van een pensioenvoor door de aanvragende werkgevers- en werkne ziening. De gedachte dat zzp’ers allemaal rijk en mersorganisaties. assertief zijn en uitstekend voor zichzelf kunnen Voor het idee dat een zzp-organisatie mede de zorgen, is niet juist. Uit cijfers van de Belasting aanvraag zou doen is echter geen aanknopingspunt dienst blijkt dat voor 43% van de zzp’ers de winst te vinden in het toetsingskader. Hier wordt slechts Verpleegkundige ziekenhuis uit onderneming € 10.000 of minder is. Ongeveer gesproken bijvan werkgevers en werknemers. Ander of docent bij school 30% van de ondernemers heeft een winstinkomen zijds gaat het toetsingskader er wel vanuit dat de dat gelijk is aan of hoger dan modaal. Het zou dus representativiteit kwetsbaar Zzp-ers binnen Werkgevers binnenis als er sprake is van heel gerechtvaardigd zijn om ook zzp’ers via een een zeer scheve spreiding. Als voorbeeld van een bedrijfstak bedrijfstak verplichtstelling in bescherming te nemen tegen een zeer scheve spreiding wordt de situatie genoemd Controller bij ziekenhuis toekomstig pensioenprobleem. van meerdere deelsectoren of van grote en kleine Verpleegkundige of docent bij particulier
34 januari 2011
of school
werkgevers binnen een verplichtstelling. Deze situ atie zou zich echter ook kunnen voordoen als de representativiteit vooral zou zijn gebaseerd op een overweldigende meerderheid van werknemers ten opzichte van een kleine groep zzp’ers. Kortom, het vergt nog wel wat creativiteit om tot een voor alle partijen acceptabele aanvraag te komen. In de praktijk zijn er slechts twee verplichtstellingen tot stand gekomen die daadwerkelijk ook zzp’ers binden, te weten de verplichtstellingen in de schil derssector en in de stucadoorssector. Bij het kiezen voor vrij ondernemerschap past geen verplichtstel ling. Daarover zijn in veel sectoren kennelijk de zzp’ers zelf en de sociale partners in het bestuur van het fonds het eens.
In de praktijk zijn er slechts twee verplichtstellingen tot stand gekomen die daad werkelijk ook zzp’ers binden ■■ Verlenging vrijwillige voortzettingsperiode Bij de invoering van de Pensioenwet is bepaald dat zzp’ers die voorheen in loondienst werkzaam waren, in plaats van 3 jaar nog 10 jaar pensioen mogen opbouwen bij hun oude pensioenfonds. Vervol gens is onderzocht of de premie ook 10 jaar aftrek baar zou kunnen worden. Het kabinet is in 2007 tot de conclusie gekomen dat dit niet kon – op grond van gelijkebehandelingsargumenten – en dat er bovendien onvoldoende noodzaak en belangstelling voor zou zijn. Dit heeft ertoe geleid dat op grond van de Pensioenwet vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling gedurende 10 jaar m ogelijk is, maar dat deze optie niet fiscaal wordt g efaciliteerd via de Wet LB 1964.2 Daarmee is de mogelijkheid van vrij willige voortzetting over 10 jaar op dit moment een dode letter. Inmiddels is er veel gepraat en geschreven over de mogelijkheid van fiscale facilitering van de 10-jaars periode. VVD en PvdA noemen deze mogelijk heid specifiek in hun verkiezingsprogramma; ook GroenLinks noemt toegang tot bedrijfstakpensioen fondsen.3 Daarnaast lijken ook FNV Zelfstandigen en CNV Zelfstandigen deze mogelijkheid een warm hart toe te dragen.4 Het advies van de SER gaat zelfs nog verder. De raad is van oordeel dat, wanneer de vrij willige voortzetting 10 jaar kan duren, de fiscale faci litering ook gedurende deze 10 jaar van toepassing moet zijn. Hij vindt zelfs dat de vrijwillige voortzet ting in beginsel ook langer dan 10 jaar moet kunnen duren. De raad bepleit de mogelijkheid van een langdurige voortzetting, eventueel tot de pensioen datum, gebaseerd op werkzaam blijven in de sector en het verleden als deelnemer aan een fonds. Een voordeel van vrijwillige voortzetting boven
verplichtstelling is het vrijwillige karakter ervan. Een belangrijk nadeel is echter dat vrijwillige voort zetting plaatsvindt op basis van het pensioengevend salaris dat direct voorafgaand aan de vrijwillige voortzetting gold. Dit doet weinig recht aan de inko mensschommelingen van zzp’ers na de start van de onderneming. Een verlengde vrijwillige voortzetting zal pas in een behoefte voorzien als er een manier wordt gevonden om aan te sluiten bij het actuele inkomen. Ook is noodzakelijk – meer dan nu het geval is – om deze mogelijkheid onder de aandacht van zzp’ers te brengen. Nu is een zeer groot deel van hen niet met deze mogelijkheid bekend. Vaak blijkt de aanvraag termijn van 3 maanden al te zijn verstreken voordat ze er bekend mee raakten. In verband met de vele zaken die de aandacht van een startende zelfstan dige vragen en in eerste instantie prioriteit krijgen boven het regelen van een pensioenvoorziening, is het voornemen uit de Verzamelwet SZW 2011 om de aanvraagtermijn voor vrijwillige voortzetting te verlengen van 3 tot 9 maanden zeker wenselijk. Toch is vrijwillige voortzetting in onze ogen een beperkte oplossing, omdat er natuurlijk altijd zzp’ers zijn zonder arbeidsverleden als werknemer.
Naar onze mening is de mogelijk heid van vrijwillige aansluiting van zzp’ers bij een bedrijfs takpensioenfonds misschien wel de meest interessante optie ■■ Vrijwillige aansluiting Vrijwillige aansluiting bij een pensioenfonds combi neert het voordeel van vrijwilligheid met de moge lijkheid tot pensioenopbouw bij een pensioenfonds, ook voor zzp’ers die nooit werknemer geweest. Naar onze mening is de mogelijkheid van vrij willige aansluiting van zzp’ers bij een bedrijfstak pensioen misschien wel de meest interessante optie. Het is interessant om te constateren dat de huidige mogelijkheid tot vrijwillige aansluiting, in art. 121 PW, betrekking heeft op werkgevers die buiten de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds vallen. Werkgevers die binnen die werkingssfeer vallen, kunnen zich op dit moment zonder meer aansluiten, ook als er geen verplichtstelling (van toepassing) is; genoemd PW-artikel is in dat geval niet van toepassing. 2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 413 en 28 294, nr. 103. 3 Zie: ‘Pensioen zzp’ers op politieke agenda’ door Fieke van der Lecq en Alwin Oerlemans. In: Pensioen Ad vies mei 2010. 4 Zie: “Rondvraag: wat doen we met het pensioen van de zzp’er?” In: Pensioen Magazine mei 2010.
januari 2011 35
SER-avies over zzp’ers
Vraag is of zzp’ers die onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds vallen, dan ook zonder meer en zonder dat uitbreiding van het wettelijke kader is vereist, nu al op vrijwillige basis kunnen aansluiten. Gezien het feit dat de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds ruimer mag zijn dan de verplichtstelling en het feit dat personen die in een andere hoedanigheid dan in die van werknemer in de bedrijfstak werkzaam zijn – onder wie dus zzp’ers – nu al onder de werkingssfeer van een bedrijfstak pensioenfonds kunnen vallen, lijkt het erop dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Wij denken verder dat de Pensioenwet geen barrières opwerpt, omdat deze wet ook van toepassing is op de persoon die als zelfstandige onder de werkings sfeer van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioen fonds valt. In art. 3, lid 2 PW staat immers dat het moet gaan om een zelfstandige die valt onder de werkingssfeer van een door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioen fonds uitgevoerde pensioen regeling. Omdat het begrip ‘werkingssfeer van een pensioenregeling’ niet wordt uitgelegd, houden we het erop dat het moet gaan om de werkings sfeer van het pensioenfonds. Met andere woorden, zzp’ers zouden zich gezien het bovenstaande nu al op vrijwillige basis bij een bedrijfstakpensioenfonds kunnen aansluiten. Kortom, wij komen tot de conclusie dat deze optie, net als verplichte aansluiting, eigenlijk geen nadere wetgeving vergt, hooguit explicitering van de bestaande wetgeving. Daarnaast zien we weinig belemmeringen, anders dan eerdergenoemde nood zaak om bestaande regelingen ook voor zzp’ers geschikt te maken en natuurlijk de benodigde bereid willigheid van sociale partners.
■■ Conclusie In dit artikel hebben we stilgestaan bij de drie moge lijkheden bij een bedrijfstakpensioenfonds die de SER in zijn advies over de positie van de zelfstan dige zonder personeel noemt om zzp’ers de gele genheid te bieden om pensioen op te bouwen. Van deze drie mogelijkheden heeft vrijwillige aanslui ting onze voorkeur. Zo’n vrijwillige aansluiting lijkt al binnen de huidige wettelijk kaders te passen en kent de minste haken en ogen. Verhoudingsgewijs is aanpassing van wet- en regelgeving het minst inge wikkeld. Het onder de verplichtstelling brengen van zelf standigen lijkt te veel in strijd met de onafhanke lijkheidszin van zzp’ers en de behoefte om eigen keuzes te maken die voor veel zzp’ers mede tot de stap naar zelfstandigheid heeft geleid. De mogelijk heid van vrijwillige voortzetting heeft als nadeel dat dit alleen een oplossing is voor zelfstandigen met een arbeidsverleden in dienstverband. Tevens zou het uitgangspunt van voortzetting op basis van het oude inkomen moeten worden losgelaten, waardoor het karakter van ‘voortzetting’ wel wat geweld wordt aangedaan. Wij ondersteunen de aanbeveling van de SER om de tweede pijler ook voor zzp’ers open te stellen. We pleiten ervoor om de mogelijkheid van vrijwillige aansluiting, explicieter dan dat het nu is geregeld, wettelijk mogelijk te maken. Nu maar afwachten of het kabinet er ook zo over denkt.
•
36 januari 2011