Rondvraag
Wat doen we met het pensioen van de zzp’er? Van pamperen tot vrijheid, blijheid
Je kunt tegenwoordig geen krant of tijdschrift openslaan of er staat wel iets in over het sterk in opkomst zijnde fenomeen van de zelfstandige zonder personeel, oftewel de zzp’er. Rond de 650.000 zouden het er inmiddels al zijn. Afgaande op wat er over hen wordt geschreven, lijden zij het zwaarst onder de huidige crisis, ondermijnen ze de sociale zekerheid van hun collega-werknemers, worden ze op de huid gezeten door het UWV omdat die nogal eens de aanwezigheid van een (fictieve) dienstbetrekking veronderstelt, verstoren ze de concurrentieverhoudingen omdat ze zich aan minder regels – met name in de arbosfeer – (hoeven te) houden en, last but not least, verwaarlozen ze hun pensioenopbouw. Wat daar allemaal ook van zij, het laatste was voor de redactie van Pensioen Magazine genoeg reden om eens wat uitgebreider aandacht te besteden aan de pensioenpositie van de zzp’er, voor wie overigens al de nickname ‘zelfstandige zonder pensioen’ is bedacht. We deden dat door een dertiental smaakmakers in de (pensioen)wereld van de zzp’er te vragen naar hun mening over die pensioenpositie, het bij de lezers van Pensioen Magazine inmiddels welbekende ‘rondje langs de velden’.
6
mei 2010
Momenteel wordt het aan de zzp’er zelf overgelaten hoe hij zijn pensioen regelt, de verplichte deelneming in een pensioenregeling in sommige sectoren, c.q. beroepsgroepen daargelaten. De zzp’er kan in de opbouwfase gebruikmaken van de fiscale oudedagsreserve, maar uiteindelijk moet hij zich vrijwel volledig richten op lijfrenteproducten (verzekeringsvariant of bancaire variant). Met de woekerpolisaffaire en het ineenstorten van de beurskoersen nog vers in het geheugen niet direct iets om likkebaardend op af te stappen. Tegelijkertijd zijn er zzp’ers die als directeur-grootaandeelhouder (dga) door het leven gaan. Zo’n dga heeft niet alleen ruimere mogelijkheden doordat hij gebruik kan maken van de veel ruimere tweede pijler, hij kan ook nog eens pensioen in eigen beheer opbouwen. Voor zover hij dat doet in een pensioen-BV en de daarin ondergebrachte middelen eveneens risicodragend heeft belegd, kan hem dat trouwens net zo goed flink opbreken. En afzien van pensioen kan echt niet, zoveel is inmiddels wel duidelijk. Over al die mogelijkheden en onmogelijkheden wordt nogal verschillend gedacht. Al eerder in Pensioen Magazine waren er bijvoorbeeld pleidooien om het pensioen in eigen beheer en de fiscale oudedagsreserve op te doeken omdat ze slechts in naam toekomstvoorzieningen zouden zijn, hetgeen vervolgens ook weer fel werd bestreden. Ook de deelnemers aan ons rondje – belangenbehartigers van zzp’ers, wetenschappers, politici en overige betrokkenen bij het pensioen van de zzp’er – hebben zeer uiteenlopende opvattingen. De een is voorstander van een pensioenplicht voor alle zzp’ers, terwijl de ander de zzp’er het allemaal lekker zelf wil laten uitzoeken, met de kanttekening dat deze in dat geval wel over gelijkwaardige mogelijkheden moet kunnen beschikken. En de een zoekt zijn heil in de derde pijler, terwijl de ander de voorkeur aan een oplossing in de tweede pijler geeft. Hierna leest u bij wie welke opvatting past. Voor de beleidsmakers zal het in elk geval nog een hele toer worden om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen.
Zelfstandige goed met pensioen Zzp’ers kiezen voor het zelfstandig ondernemerschap om diverse redenen, maar niet omdat ze hun pensioen zelf willen regelen. Dat schiet er dan ook vaak bij in. Pensioen regelen kost immers tijd en geld. In de startfase komt het er niet van en naderhand ook lang niet altijd. Daarom pleiten wij voor vrijwillige, gestandaardiseerde pensioenregelingen voor zzp’ers.
Als zzp’ers wel een pensioen zouden willen
Fieke van der Lecq, hoogleraar Pensioenmarkten, Erasmus School of Economics en Alwin Oerlemans, directeur Client Solutions, APG; ze schreven deze bijdrage op persoonlijke titel
en er zijn o nvoldoende mogelijkhedenbeschikbaar, is er wel een probleem Minder pensioen Het merendeel van de zzp’ers heeft geen goede pensioenvoorziening, terwijl werknemers die vaak wel hebben. Is dat erg? Als zzp’ers geen pensioen willen, is het niet erg dat ze het niet hebben. Misschien rekenen ze op het pensioen van hun partner. Ook kan er sprake zijn van eerder opgebouwd pensioen (als werknemer), een verzekeringspolis, een bank- of beleggingsrekening, eigen huis of ander vermogen. De fiscale oudedagsreserve (FOR) beschouwen wij niet als pensioen, want of dat geld er bij pensionering echt is, moet immers nog maar blijken. Als zzp’ers daarentegen wel een pensioen zouden willen en er zijn onvoldoende mogelijkheden beschikbaar, is er wel een probleem. De markt voor zzp-pensioenvoorzieningen werkt dan niet goed, want niet in alle vraag wordt met passend aanbod voorzien. Slechte toegang tot collectief pensioen Slechts een klein deel van de zzp’ers is aangesloten bij een pensioenfonds. In bepaalde bedrijfstakken, zoals die van stukadoors of schilders, zijn zzp’ers binnen de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds gebracht. Ook kunnen werknemers die zzp’er worden, een aantal jaren aangesloten blijven bij de pensioenregeling. Zoiets is mogelijk voor zzp’ers die voorheen werknemer waren, maar er zijn ook beroepen die uitsluitend zelfstandig worden beoefend. In enkele vrije beroepsgroepen, zoals die van huisartsen, verloskundigen en loodsen, kunnen zzp’ers zich aansluiten bij hun eigen beroepspensioenfondsen. Via hun beroeps(pensioen)vereniging, die de meerderheid van hun beroepsgroep represen-
teert, hebben zij dan een gezamenlijke pensioenregeling. De meerderheid van zzp’ers is echter erg divers van achtergrond en niet goed georganiseerd. Zij zijn daarom aangewezen op lijfrenteproducten van verzekeraars of bankspaarproducten in de derde pijler. Dit leidt tot veelal duurdere en fiscaal slechter gefaciliteerde pensioenoplossingen en tot een lage deelnamegraad. Per saldo heeft de meerderheid van de zzp’ers geen toegang tot collectieve arrangementen. Ze missen daarbij zowel de schaalvoordelen in pensioenuitvoering, alsook mogelijkheden tot optimaal vermogensbeheer en efficiënte distributie.
Pensioenfondsen voor zzp’ers Een of meer zzp-pensioenfondsen zouden een uitkomst zijn. Op dit moment ontbreekt hiervoor de wettelijke basis: het werkterrein van pensioenfondsen beperkt zich immers tot bedrijfstakken, ondernemingen en beroepsgroepen. De basis voor de collectieve pensioenregeling is dat collectieven zelf in meerderheid besluiten tot een regeling, die vervolgens voor iedereen in de desbetreffende bedrijfstak, onderneming of beroepsgroep van toepassing wordt. Aldus kunnen solidariteit en risicodeling in de desbetreffende kring worden vormgegeven. Waarom niet ook zzp’ers als bedrijfstak of algemene beroepsgroep erkennen, zodat ze collectief hun pensioen kunnen organiseren? Net als in vrijwillige bedrijfstakpensioenfondsen kan ook hier sprake zijn van vrijwillige deelname. Dat past goed bij het ondernemersprofiel van de zzp’er en voorkomt dat het representativiteitsvereiste van de verplichtstelling een onneembare drempel zou vormen. Het is echter wel van belang dat zo veel mogelijk zzp’ers deelnemen. Daartoe kan een eenvoudig mechanisme tot automatische deelname (‘automatic enrollment’) in de zzppensioenfondsen worden ingevoerd. De zzp’er die geen pensioen wil, kiest voor een ‘opt out’.
mei 2010
7
Rondvraag Wat doen we met het pensioen van de zzp’er? Betere toegang, efficiënte distributie en betere producten De vorming van pensioenfondsen maakt het al makkelijker voor zzp’ers om hun pensioen zelf te regelen. Nadat ze hebben aangegeven bij welk fonds ze willen aansluiten, kan in principe zonder tussenkomst van een intermediair het pensioen worden geregeld. Ook dat scheelt kosten. Hier liggen kansen voor belangenbehartigingsorganisaties van zzp’ers. Zo kan ook een breder pakket aan diensten aan zzp’ers worden geboden, zoals dekkingen voor arbeidsongeschiktheid, overlijden, ziektekosten, werkloosheid of andere onvoorzienbare omstandigheden. De pensioenuitkomsten voor zzp’ers kunnen aldus flink worden verbeterd: hogere opbrengsten, lagere uitvoeringskosten en meer flexibiliteit. De zzp-pensioenregeling kan worden aangepast aan de doelgroep: de premie kan variëren met het bedrijfsresultaat en deelnemers houden de vrijheid om uit te stappen als ze geen pensioen meer willen opbouwen. Afhankelijk van de voorkeur van de deelnemers kunnen regelingen meer collectief, dan wel individueel worden
vormgegeven. Ook bij individuele oplossingen zijn betere diversificatie van beleggingen, lagere kosten, goedgeprijsde annuïteiten en betere informatie voor de financiële planning mogelijk.
Aan de slag! Terwijl de sociale partners en de overheid zaken regelen die ‘goed zijn’ voor de werknemer, moet de zzp’er het nu op pensioengebied zelf uitzoeken. Met de geschetste benadering komt een einde aan dit grote verschil tussen pensioenmogelijkheden voor zzp’ers en werknemers. Met aanpassing van de wetgeving kunnen er meer invullingen voor zzppensioenen komen dan er nu worden aangeboden. Dan zal ook blijken in hoeverre de zzp’ers hiervan gebruik gaan maken. Weliswaar zijn ze vrije ondernemers en hebben ze recht op AOW, maar hun wensen voor een goed pensioen vragen om een passend pensioenaanbod. Je bent immers pas echt zelfstandige als je ook op je oude dag financieel voor jezelf kunt zorgen.
Zelfstandige zonder of met pensioen?
Is met de huidige doorgroei van de zzp’er dan eindelijk de emancipatie van de arbeider voltooid? Een verstrekkende conclusie zou kunnen zijn dat de kern van de arbeidsverhouding in de toekomst niet zozeer is gelegen in de blijvende verhouding tot een andere persoon – de werkgever – maar in de verhouding van de arbeidverrichtende persoon tot zijn eigen arbeid. Deze wellicht wat filosofische stelling ontleen ik niet aan de postmoderne sociologie, maar aan het werk van de Tilburgse hoogleraar Frans van der Ven die op 5 oktober 1938, dus meer dan zeventig jaar geleden, in zijn openbare les ‘Critische inleiding tot de systematiek van het arbeidsrecht’ stelde dat het niet moeilijk in te zien is ‘dat het arbeidsrecht ontspruit uit de arbeidsverhouding, die primair is een verhouding van den arbeidenden mensch tot het doel van zijn arbeid’. Dat kan leiden tot een stelsel van arbeidsverhoudingen waarin steeds meer de zelfstandige activiteit van de werkenden en hun arbeid relevant is voor de rechtsontwikkeling en institutionele vormgeving.
Veel minder rooskleurig Hoe kan, dan wel dient, hiermee worden omgegaan? Eerder zagen we dat de groei van het aantal deeltijdwerkers en ook die van de groep uitzendkrachten ertoe leidden dat er meer en betere rege-
8
mei 2010
Ton Wilthagen, hoogleraar arbeidsvraagstukken aan de Universiteit van Tilburg, met dank aan Ad Nagelkerke en Willem Plessen lingen kwamen voor deze arbeidskrachten. Niet alleen de voordelen, maar ook de nadelen van het werken buiten de arbeidsverhouding zullen meer in beeld komen. Zo is niet uit te sluiten dat zzp’ers die de afgelopen jaren zijn gestart – gemiddeld op een leeftijd van 44 jaar – over 15 tot 20 jaar zullen constateren dat hun pensioensituatie, of eerder als het hun situatie bij arbeidsongeschiktheid betreft, veel minder rooskleurig is dan gedacht. Dit kan leiden tot spijtoptanten en ‘weduwen-aan-de-poortsituaties’. Een grote groep zelfstandig werkenden regelt namelijk zijn inkomensverzekering in beide situaties niet tijdig of onvoldoende, deels uit kostenbesparing, deels door onvoldoende kennis en voorlichting en deels doordat ze niet worden geaccepteerd door verzekeraars. In dit verband is het boven-
In plaats van per sector of per categorie werkenden zou men ook kunnen denken aan een nationaalpensioenfonds en een nationalescholingsof leerrekening dien een prangende vraag hoe en in welke mate zelfstandig werkenden de idee van een leven lang leren gestalte gaan geven, omdat zij in de regel geen gebruik kunnen maken van scholingsregelingen op sectoraal of bedrijfsniveau. Onderinvestering ligt op de loer.
Vier manieren In het algemeen zijn er vier manieren om nieuwe groepen werkenden te verzekeren tegen inkomensen sociale risico’s. Er kan ervoor worden gekozen om de markt zijn werk te laten doen door middel van het aanbieden van individuele, private verzekeringen. Een variant hierop is een verzekeringsplicht, bijvoorbeeld voor het verzekeren van pensioen of tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Ten tweede kan worden gedacht aan een aparte (wettelijke) regeling voor zzp’ers, zoals die in diverse Europese landen bestaat op deelterreinen van de sociale zekerheid, zoals de pensioenvoorzieningen. Als derde is te wijzen op het bieden van een opt-in mogelijkheid voor zzp’ers binnen de bestaande collectieve systemen, die merendeels werknemersverzekeringen zijn. In bijvoorbeeld Oostenrijk bestaat die mogelijkheid binnen de WW.
Tot slot kan men zich afvragen of het in het licht van de steeds minder uniforme arbeidsmarkt niet mogelijk en beter is om een aantal voorzieningen voor ziekte, werkloosheid, scholing en pensioen anders te regelen. In plaats van per sector of per categorie werkenden zou men, om het risicodraagvlak te vergroten, ook kunnen denken aan een nationaal pensioenfonds en een nationale scholings- of leerrekening. De bijdragen hieraan zouden, met inbegrip van een vorm van solidariteit, via belastingheffing bij een ieder kunnen worden geïnd. Een groot draagvlak maakt zulke regelingen sterk en duurzaam. Aan een dergelijk universeel stelsel zitten naast voordelen ook veel haken en ogen, die ik hier niet verder kan bespreken. Uit de literatuur weten we onder meer dat universele systemen vaak op een minimumniveau uitkomen, hoewel dat niet geldt voor de Scandinavische verzorgingsstaten met hun hoge belastingdruk.
Toekomstbestendige arbeidsmarkt Waar het om gaat, is dat een toekomstbestendige arbeidsmarkt enerzijds adequaat moet inspelen op economische, technologische, ecologische en demografische uitdagingen en op veranderende voorkeuren van mensen en anderzijds voldoende bescherming en basiszekerheid dient te bieden aan iedereen die arbeid verricht (of dat tijdelijk niet kan doen), ongeacht de verhouding en vorm waarbinnen deze arbeid wordt verricht. Daartoe hoort ook de zekerheid van een redelijke pensioenvoorziening aan de finish van de marathon die de moderne levensloop intussen aan het worden is.
Eerst de zaak, pensioen is van later zorg
Slechts een op de acht werkenden is goed op de hoogte van het eigen pensioen. De gemiddelde Nederlander denkt nu eenmaal niet erg grondig na over zijn eigen pensioen. En de zelfstandig ondernemer vormt daar geen uitzondering op. Als hij wel nadenkt over pensioen, is de gedachte vaak: eerst de zaak, pensioen is van later zorg. Pensioen wordt gezien als iets ‘voor later’ en de zelfstandig ondernemer heeft daarbij ook vaak het idee dat, als hij stopt met werken, verkoop van ‘de zaak’ ervoor zorgt dat er voldoende inkomen is om van te leven.
Emilie Schols, Pensioenkijker.nl
mei 2010
9
Rondvraag Wat doen we met het pensioen van de zzp’er? Zorgwekkend Die toch wat nonchalante houding ten opzichte van pensioen is zorgwekkend. Dat geldt voor de werknemer, maar helemaal voor de zelfstandig ondernemer. Meestal nemen werknemers immers deel aan een pensioenregeling en weten ze dat er dus in elk geval ‘iets’ geregeld is. Verder gaat hun kennis veelal niet, maar vooruit! Dat ligt echter anders voor zelfstandig ondernemers. Voor hen geldt er meestal geen pensioenregeling. Dat is alleen het geval als ze werkzaam zijn in een branche waar een verplichtgestelde, bedrijfstakbrede pensioenregeling is op grond waarvan ook zelfstandig ondernemers verplicht zijn deel te nemen. En dus kunnen veruit de meeste zelfstandig ondernemers er niet van uitgaan dat het allemaal wel geregeld is. Als het gaat om het inkomen waar je na je pensionering van moet leven, is het niet zo heel verstandig om er vanaf een roze wolk zonder meer vanuit te gaan dat verkoop van ‘de zaak’ daar straks voor gaat zorgen. Als de verkoop tegenvalt, is de zelfstandig ondernemer aangewezen op de AOW. En dat is geen vetpot. Maar eigenlijk is dit te grote optimisme over het eigen inkomen na pensionering nog het minst zorgwekkend. Erger is dat de gemiddelde zelfstandig ondernemer helemaal niet nadenkt over de risico’s die hij loopt. Pensioen is immers niet alleen inkomen wanneer de ondernemer is gestopt met werken, maar ook inkomen als hij door arbeidsongeschiktheid niet meer kan werken, alsook inkomen voor zijn gezin als hij overlijdt. Dat zijn acute risico’s. Om die risico’s af te dekken, kan de zelfstandig ondernemer niet wachten tot later. Niemand gaat er vanuit dat hem iets overkomt, maar toch kan zo’n risico zich onverwacht en op elk moment voordoen. En dan is het te laat om nog iets te regelen.
Nadenken Juist om het risico van overlijden en arbeidsongeschiktheid af te dekken, moet de zelfstandig ondernemer – meer dan wie ook – nadenken over zijn pensioen. Hij moet zich afvragen waar zijn gezin van leeft na zijn dood. De wettelijke nabestaandenvoorziening is immers beperkt en het is lang niet altijd zo dat de achterblijvende partner volledig kan voorzien in het onderhoud van het gezin. Ook moet hij zich afvragen waar hij zelf van leeft als hij door een blijvende ziekte of handicap niet meer kan werken. Er is immers geen wettelijk arbeidsongeschiktheidspensioen meer voor de zelfstandige. Dat betekent dat er geen inkomen is. Arbeidsongeschiktheid betekent voor de zelfstandig ondernemer ook dat er niet meer kan worden gewerkt aan de opbouw van een inkomensvoorziening na de 65-jarige leeftijd. Kortom, dit soort risico’s moet de ondernemer niet willen lopen. Om zelfstandigen meer zicht te geven op die risico’s, loopt er op dit moment een campagne van Pensioenkijker.nl. Via LinkedIn worden zelfstandig ondernemers via een aantal groepen betrokken bij pensioen. Zelfstandig ondernemers die lid zijn van bepaalde LinkedIn-groepen, kunnen zelf bepalen over welke zaken ze meer willen weten. Dat wordt dan uitgewerkt door deskundigen van Pensioenkijker.nl. Ook is er in juni een online pensioenspreekuur geregeld, waar zelfstandig ondernemers hun vragen over pensioen kunnen stellen. Zolang er wettelijk niets extra’s is geregeld voor de zelfstandig ondernemer, zal Pensioenkijker.nl zich blijven inspannen om juist deze groep meer bewust te maken van het eigen pensioen.
Voldoende opbouwmogelijkheden, te weinig bewustzijn Het bestaande fiscale kader biedt de zzp’er – in dit geval de resultaatof winstgenieter – naar mijn mening voldoende mogelijkheden om een adequate oudedagsvoorziening op te bouwen.
10 mei 2010
Michael Visser, werkzaam bij Ernst & Young Belastingadviseurs LLP, praktijkgroep Human Capital te Eindhoven en tevens verbonden aan het CompetenceCentre for Pension Research van de Universiteit van Tilburg
Wie de woorden pensioen en zzp’er in één zin gebruikt, kan heden ten dage rekenen op een grote schare lezers: één miljoen zzp’ers zelf – als we onze minister-president mogen geloven – de zzp’ers in de dop, hun belangenbehartigers, hun productverkopers, hun adviseurs en hun politici. En dan ben ik zeker nog een aantal potentieel geïnteresseerden vergeten. Dat deze doelgroep zo groot is, is niet vreemd. Het aantal zzp’ers groeit, de definitie van zzp’er is niet eenduidig en ‘we’ zijn bezorgd over de feitelijke opbouw van een oudedagsvoorziening door zzp’ers. Die bezorgdheid is naar mijn mening terecht als zou blijken dat zzp’ers – vanuit fiscale optiek – onvoldoende in de gelegenheid worden gesteld om een adequate oudedagsvoorziening op te bouwen, of bijvoorbeeld uit onwetendheid geen aanvullende voorziening treffen. In het eerste geval is de (fiscale) wetgever aan zet. In het tweede geval is een offensief van verschillende partijen noodzakelijk om het pensioenbewustzijn van de zzp’er uit de dode hoek te halen. In deze bijdrage ga ik op beide zorgen in.
Huidige fiscale kader voldoet Het bestaande fiscale kader biedt de zzp’er – in dit geval de resultaat- of winstgenieter – naar mijn mening voldoende mogelijkheden om een adequate oudedagsvoorziening op te bouwen. Iedere zzp’er kan gebruikmaken van de lijfrentepremieaftrek. Voor bepaalde groepen zzp’ers bestaat de mogelijkheid tot het vormen van een (fiscale) oudedagsreserve of om de tweedepijlerpensioenvoorziening tijdelijk voort te zetten. Wel blijft de ongelijke behandeling van werknemers en ondernemers, inclusief zzp’ers, natuurlijk een systeemfoutje als het gaat om de hoogte van de opbouwmogelijkheden van een oudedagsvoorziening. De fiscale wetgever zou dan ook moeten streven (en voorsorteren) naar een arbeidsvormneutraal stelsel met gelijke opbouwmogelijkheden voor werknemers en ondernemers. Een afzonderlijk fiscaal pensioenkader voor zzp’ers is uit een oogpunt van gelijke behandeling moeilijk te rechtvaardigen en ook ongewenst. Het zou bovendien tot grotere afbakeningsproblemen leiden. Om dezelfde reden ben ik ook geen voorstander van een verplichte beroepspensioenregeling voor zzp’ers. Zouden zzp’ers zich willen verenigen via een collectief, dan kan dat naar mijn overtuiging het beste op vrijwillige basis gebeuren. De aanbieders van pensioenproducten zijn in dat opzicht aan zet. Nieuwe pensioenvehikels, zoals de premiepensioeninstelling (PPI), kunnen leiden tot innovatieve nieuwe producten en de wetgever zou er dan ook goed aan doen deze niet alleen voor werknemers open te stellen. Fiscaal instapmodel voor zzp’ers Om de transitie van het werknemerschap naar het zzp-ondernemerschap te versoepelen en de toegankelijkheid van oudedagsvoorzieningen in het algemeen en het lijfrenteregime in het bijzonder te vergroten, biedt invoering van een doelgerichte toetsvrije aftrek (instapmodel) in de derde pijler wellicht
uitkomst. Iedere belastingplichtige zou de mogelijkheid moeten krijgen tot een bepaald bedrag toetsvrij aftrek van lijfrentepremies in de inkomstenbelasting te claimen. Om freeridersgedrag te voorkomen, is het denkbaar dat deze aftrek wordt beperkt tot belastingplichtigen die in het desbetreffende jaar niet actief deelnemen in een pensioenregeling in de tweede pijler. Elk bedrag dat ik in dit verband zou noemen, is arbitrair en is dan ook vooral een politieke keuze. Een toetsvrije gelimiteerde aftrek maakt de lijfrentepremieaftrek laagdrempeliger en helpt vooral zzp’ers die niet de mogelijkheid hebben van vrijwillige voortzetting van hun werknemerspensioen, of voor wie het betalen van het werkgevers- en werknemersdeel van de premie een te hoge drempel vormt. Een andere insteek zou een brede levensloopregeling in de inkomstenbelasting kunnen zijn, waaraan zowel werknemers als niet-werknemers kunnen deelnemen.
Hoewel pensioen een haalschuld is, zal bepaalde kerninformatie moeten worden gebracht Verbeter de pensioencommunicatie Over de werkelijke pensioensituatie van de zzp’ers is nog te weinig bekend. Harde actuele cijfers ontbreken om te stellen dat zzp’ers substantieel minder pensioen opbouwen dan werknemers. Toch is dit wel het sterke vermoeden. Om te voorkomen dat deze mogelijke achterstand voortvloeit uit onwetendheid, is een verbetering van op maat gesneden pensioencommunicatie zeer wenselijk. Het pensioen register kan hier in de toekomst een belangrijke rol spelen en mogelijk ook een signaalfunctie krijgen. Dat neemt niet weg dat een onafhankelijk persoonlijk adviesgesprek de zzp’er waarschijnlijk pas echt inzicht geeft. Uit een onlangs op de Universiteit van Tilburg gehouden proef met een Pensioen-EHBO (Eerste Hulp Bij Ouderdom) bleek dat de behoefte aan een dergelijk gesprek, ook voor zzp’ers, groot is. En hoewel pensioen een haalschuld is, zal bepaalde kerninformatie naar mijn mening moeten worden gebracht. Met de Pensioen-EHBO-bus het land in dus! Uiteindelijk is meer onderzoek nodig naar de feitelijke opbouw van oudedagsvoorzieningen door zzp’ers en hun motivatie om wel of niet aanvullend te sparen voor de oude dag. Pas dan kan effectief beleid worden ontwikkeld.
mei 2010 11
Rondvraag Wat doen we met het pensioen van de zzp’er?
Pensioenstelsel knelt voor de zzp’er Net als iedere andere werkende zou de zzp’er tijdens zijn carrière een voorziening voor de oude dag moeten opbouwen. Maar de praktijk is weerbarstig. Omdat het stelsel is ontworpen voor werknemers, moeten zzp’ers uitwijken naar andere mogelijkheden. Zzp’ers nemen graag zelf de touwtjes in handen over hun professionele leven. Als wij zzp’ers vragen naar hun ideale pensioenregeling, krijgen we steevast dezelfde antwoorden. Een pensioenregeling moet volgens hen voldoen aan: flexibiliteit, vrijwilligheid, toegankelijkheid en transparantie en dat alles tegen zo laag mogelijke kosten. Beleidsmakers, wetenschappers en belangenorganisaties spreken vaak over de ‘wettelijke mogelijkheden die zelfstandigen missen’ voor pensioen. De mogelijkheden voor pensioenopbouw door zzp’ers verschillen immers van die van werknemers. Ook verschillen de mogelijkheden al naargelang hun ‘fiscale kwalificatie’. Misschien moeten we eerst kijken naar de behoeften van zzp’ers. Wat vinden zij van belang? Zzp’ers kiezen bewust om voor eigen rekening en risico te ondernemen. Ook de leden van Platform Zelfstandige Ondernemers (PZO) doen dit uit volle overtuiging.
Te weinig flexibiliteit Naar onze mening bevat de tweede pijler te weinig flexibiliteit voor zzp’ers. Het ene jaar kunnen ze verlies lijden en het andere jaar een aanzienlijke winst maken. Ze kunnen besluiten om een BV te starten of deze weer om te zetten naar de eenmanszaak. Daarbij hebben veel zzp’ers vaak nog een (kleine) baan in loondienst, of ze wisselen een paar jaar loondienst af met het zzp-schap. Er zijn ook zzp’ers die bewust niet aan een pensioenregeling willen deelnemen. Zij hebben geïnvesteerd in een bedrijf, of bezitten vermogen. Tegen de tijd dat ze met pensioen gaan, besluiten ze om het opgebouwde kapitaal in te zetten voor een inkomen voor de oude dag. Al met al moet het de vrije keuze van de ondernemer blijven om al dan niet aan een pensioen regeling deel te nemen. Schrappen van belemmeringen Dit neemt niet weg dat er verbeteringen denkbaar zijn. Sinds zijn oprichting pleit PZO voor het schrappen van belemmeringen in de pensioenopbouw voor zelfstandigen. Er zijn nu al pragmatische oplossingen getroffen. Zo heeft de zzp’er die uit loondienst komt, de mogelijkheid om langer bij zijn oude pensioenfonds te blijven. Dit voelt vertrouwd, maar of dit past in de behoefte aan flexibiliteit valt te bezien. Ook verschillen de toezeggingen binnen
12 mei 2010
Roel Masselink en Mieke van Westing, respectievelijk directeur en sr. beleidsadviseur van Platform Zelfstandige Ondernemers (PZO)
PZO wil een vereenvoudiging van de fiscale aftrek voor derdepijlerproducten. Hierbij kan men denken aan een toetsvrije aftrek of een tekortenregeling pensioenfondsen veel van elkaar. Dit heeft te maken met de gehanteerde franchise, de premieberekening en nog vele andere ‘pensioenvariabelen’. De premie valt soms hoger uit dan wanneer de zzp’er zelf iets regelt. Bovendien wekt het langer oprekken van de vrijwillige voortzetting mogelijk nog meer rechtsongelijkheid in de hand. Ex-werknemers krijgen zo immers meer mogelijkheden dan zzp’ers die al hun hele werkende bestaan ondernemer zijn. Dit kan niet de bedoeling zijn. Voor de zzp’er op hogere leeftijd is het vaak lastig een pensioengat te dichten. De fiscale facilitering doet niet altijd recht aan de ‘levensloop’ of de inkomensschommelingen van de zzp’er, die vaak op latere leeftijd als ondernemer start. Voor het verder opbouwen van hun pensioen en het dichten van het pensioengat zijn zzp’ers – van wie het overgrote deel geen BV heeft – naast de fiscale oudedagsreserve aangewezen op de mogelijkheden in de derde pijler. Daar is op zich niets mis mee, maar het wordt wel een probleem als de maximale aanvulling van lijfrentepensioen een barrière vormt. Om maar niet te spreken van de ingewikkelde wijze waarop die aanvulling wordt berekend. PZO wil daarom een vereenvoudiging van de fiscale aftrek voor derde pijlerproducten. Hierbij kan men denken aan een toetsvrije aftrek of een tekortenregeling. Wenselijk is voorts om meer gelijkschakeling te
creëren tussen de verschillende soorten zzp’ers. Zo kan een dga bij een verlies toch pensioen doteren. Voor de honderdduizenden zelfstandigen die IB-plichtig zijn, is dit niet mogelijk. De wetgever zou zich in eerste instantie kunnen richten op dit soort specifieke zaken, om zo meer gelijkschakeling te bewerkstellingen. Wij benadrukken graag de mogelijkheden die zzp’ers binnen het huidige systeem zelf aan alternatieven hebben. Zo kunnen ze in collectieven aanzienlijke kosten- en voorwaardentechnische voordelen behalen. Dit geldt ook voor de oudedagsvoorziening in de breedste zin van het woord. Het actuariële risico kan men verder optimaliseren door bewust te kiezen voor samenwerking met meerdere verzekeraars. PZO doet dit al voor zijn leden.
Blijvende verandering Stond de zzp’er een aantal jaren geleden nog niet of amper op de politieke agenda, de afgelopen jaren is er steeds meer het besef gekomen dat zelfstandig ondernemerschap onderdeel is van een blijvende verandering in de samenleving en de economie. Deze verandering leidt vanzelfsprekend tot druk op het bestaande stelsel. Aanpassing van dat stelsel gaat stap voor stap. Met de gelijkschakeling van de mogelijkheden voor IB- en Vpb-ondernemers en het vereenvoudigen van de aftrek in de derde pijler kunnen we direct een betere structurele oplossing bieden voor pensioenvraagstukken van zelfstandigen. De ware ondernemer vestigt zijn hoop natuurlijk niet louter op de overheid. Wij, als zelfstandigenorganisatie, zien het ook als onze taak om mee te helpen aan de ontwikkeling van betere producten.
Stappen voorwaarts in het zelfstandigenpensioen voor de zzp’er Volgens schattingen van het CBS zijn er nu ongeveer 650.000 zzp’ers, zelfstandig ondernemende professionals. Economen, bedrijfskundigen en trendwatchers voorspellen dat hun aantal nog fors gaat groeien. De behoefte van werkenden aan voldoening in het werk, erkenning van competenties, vakmanschap, professionalisering en vrijheid bij het aangaan en uitvoeren van opdrachten zijn de drijfveren om zelfstandig ondernemer te worden. Een tweede verklaring van de groei van het aantal zelfstandigen ligt in de behoefte van bedrijven aan flexibiliteit. Voor een belangrijk deel komt deze behoefte voort uit veranderingen in werkprocessen. De manifestatie in de arbeidsmarktstatistieken, van zzp’ers als groeiende groep werkenden, hangt hier onlosmakelijk mee samen, omdat zij precies voldoen aan de wens tot flexibiliteit en wendbaarheid, terwijl ze, met de nadruk op vakmanschap en kwaliteit, een hoge productiviteit leveren. In de economische werkelijkheid van vandaag zie je bedrijven die bewust ernaar streven ongeveer de helft van hun opdrachten door een netwerk van zzp’ers te laten uitvoeren. Het is tijd om een positief beeld te ontwikkelen van deze groep en hun bijdrage aan de economie. Een belangrijke vraag is dan hoe de inbreng van professionaliteit en vakmanschap kan worden versterkt met flexibiliteit en basisvoorzieningen.
Afdekken risico bevordert flexibiliteit De positie van de honderdduizenden zzp’ers vraagt om wijzigingen van het sociale stelsel. De structuur van de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid en de
fiscale regimes zijn nog veel te sterk gebaseerd op de relatie werkgever-werknemer. Zzp’ers hebben geen toegang tot collectieve Linde Gonggrijp, directeur FNV Zelfstandigen regelingen. Basale zekerheden worden hun niet geboden, terwijl het afdekken daarvan een positief effect heeft op flexibiliteit. Basisvoorzieningen zouden moeten uitgaan van een neutrale arbeidsvorm en niet van de relatie werkgever-werknemer. We moeten opnieuw bekijken wat we als collectieve voorzieningen voor alle burgers zien, wat voor alle werkenden geldt en wat werknemers en werkgevers met elkaar afspreken. Wij bepleiten basisregelingen voor alle werkenden, zodat mensen risico’s kunnen afdekken en tijd overhouden om hun onderneming te ontwikkelen. In aanvullende vrijwillige afspraken kunnen de basisregelingen voor de zelfstandigen worden aangevuld met individueel maatwerk.
Eigen verantwoordelijkheid In alle discussies rond de positie van zelfstandigen neemt pensioen een prominente plaats in. Voor alle Nederlanders is de AOW de basisvoorziening voor de oude dag. Zelfstandigen zijn zelf verantwoordelijk voor het opbouwen van hun pensioen, maar de cijfers tonen aan dat, naast de AOW, de helft van hen geen pensioen opbouwt. Zelfstandigen bouwen niet
mei 2010 13
Rondvraag Wat doen we met het pensioen van de zzp’er?
verplicht verder aan het pensioen dat ze als werknemer hebben opgebouwd. Ze missen hierdoor de voordelen die een pensioenfonds biedt, te weten relatief lage uitvoeringskosten en onderlinge solidariteit. De mogelijkheid om na de start van het eigen bedrijf in een pensioenfonds te blijven, is zeer beperkt en bovendien duur, omdat dit na drie jaar niet meer fiscaal wordt gefaciliteerd. Bovendien is het inkomen van veel zzp’ers beperkt, zodat pensioen producten uit de derde pijler voor hen onbereikbaar zijn. Het komt zelfs voor dat ze vanwege leeftijd en beroep hiervan worden uitgesloten. Er moeten dus zaken worden geregeld om een adequate oudedagsvoorziening voor zelfstandigen mogelijk te maken.
Aanbevelingen FNV Zelfstandigen doet de volgende aanbevelingen om de hiervoor geschetste problematiek te ondervangen: 1. hef de ongelijkheid op tussen werknemers en zelfstandigen als het gaat om toegang tot pensioenvoorzieningen. Ten aanzien van pensioenopbouw is hervorming van het wettelijk kader nodig. De meeste zelfstandigen hebben geen mogelijkheid om fiscaal gefaciliteerd deel te nemen aan een pensioenfonds. Zij zijn aangewezen op producten in de markt, die notoir duur, inflexibel en niet-transparant zijn.
Pensioenfondsen moeten hun deuren openen voor zzp’ers, de overheid zal dit fiscaal moeten faciliteren en de besturen van de pensioenfondsen moeten nadenken hoe zelfstandigen betaalbaar en flexibel kunnen deelnemen aan het fonds. Een zeer belangrijk gegeven is namelijk dat het inkomen van een zzp’er jaarlijks sterk fluctueert; 2. onderzoek of het tweedepijlerpensioenfonds wel wenselijk is. Soms wordt gesteld dat een voor alle zelfstandigen verplichte pensioenregeling in de tweede pijler de oplossing zou zijn. Veel zelfstandigen zijn daar geen voorstander van. Een serieus onderzoek naar het nut van een dergelijk fonds, in welke vorm dan ook, is echter wel wenselijk; 3. creëer extra fiscale ruimte. Evenzeer wenselijk is een fiscaal gelijke behandeling van pensioenen in de tweede en de derde pijler. Als een belastingplichtige – dus niet alleen een zelfstandige – een achterstand heeft bij de opbouw van een adequaat pensioen, zou er extra ruimte voor aftrek in de derde pijler moeten zijn; 4. alternatief: faciliteer individueel reserveren. Een alternatief voor collectieve oplossingen is om zelfstandigen toe te staan fiscale reserveringen te doen om tegenvallers en inkomensverlies op te vangen.
Verplichte pensioen voorziening voor alle werkenden
Werknemers sparen automatisch voor hun pensioen. Zzp’ers moeten zelf een dure pensioenregeling treffen. Als gevolg van deze kromme constructie dreigen veel zelfstandig ondernemers en freelancers de armen van de toekomst te worden. CNV Zelfstandigen pleit daarom voor een verplichtstelling van een pensioenregeling voor alle werkenden in Nederland. Veel zzp’ers komen als ze ophouden met werken in de problemen, omdat ze alleen moeten rondkomen van een AOW-uitkering. Een verplichte pensioen regeling voor alle werkenden, ongeacht hun arbeidsrelatie, is een solidaire oplossing.
Knelpunten Zelfstandigen hebben nu slechts beperkte pensioenmogelijkheden. Een zzp’er die zijn pensioen goed geregeld wil hebben, is veel duurder uit dan een gewone werknemer. Zelfstandigen zijn gedwongen om een verzekering af te sluiten of zelf te sparen
14 mei 2010
Maarten Post, bestuurder van CNV Zelfstandigen voor hun pensioen. Voor veel zzp’ers is zo’n verzekering onbetaalbaar en zelf sparen valt achteraf vaak vies tegen. Daarom is het ook niet verwonderlijk dat naar schatting een grote meerderheid van de zzp’ers geen pensioen opbouwt in de tweede en derde pijler. Dit zorgt voor aanzienlijke risico’s en kan leiden tot armoede onder ouderen. De belangrijkste knelpunten vormen het pensioenbewustzijn, de zeer hoge kosten en toetreding tot en voortzetting van bestaande regelingen bij pensioenfondsen. Deze knelpunten moeten snel worden opgelost. Lastig hoeft dit niet te zijn. Veel zzp’ers werken
nog steeds in de bedrijfstak waarin ze ook al actief waren als werknemer. Voor hen geldt de regeling vrijwillige voorzetting bedrijfstakpensioenregeling voor een periode van tien jaar. Deze ondernemers moeten de pensioenregeling uit hun bedrijfstak onbeperkt kunnen voortzetten. Maar dat is niet genoeg. Een pensioenvoorziening moet gelden voor alle werkenden, ongeacht hun arbeidsrelatie. Het verplichte karakter van zo’n basispensioen is noodzakelijk om de premies betaalbaar en de solidariteit overeind te houden. Om het voor zzp’ers financieel mogelijk te maken een pensioenpremie te betalen, is het noodzakelijk om die voortzetting van pensioenregelingen en de aansluiting bij pensioenfondsen fiscaal te faciliteren. Het belastingvoordeel voor zzp’ers moet niet slechts drie jaar gelden maar – net als bij werknemers - onbeperkt. CNV Zelfstandigen dringt bij de overheid aan op ruimere fiscale kaders, zodat pensioenopbouw aantrekkelijker wordt en witte vlekken in pensioenopbouw onder zelfstandigen worden voorkomen. Omdat het inkomen van zelfstandigen behoorlijk kan fluctueren, moet het voor zzp’ers mogelijk worden om een wisselende premie voor het basispensioen te betalen.
Bijkomend gevolg Over zzp’ers wordt vaak gezegd dat ze zelf kiezen voor de risico’s van het ondernemer-
schap. Het lijkt mij echter eerder dat zzp’ers ervoor kiezen om zelfstandig hun vak uit te oefenen en dat deze risico’s helaas een bijkomend gevolg hiervan zijn. Iemand wordt niet zzp’er zodat hij zelf zijn pensioen kan regelen. Maar zelfstandigen hebben wel net zo veel behoefte aan een goed pensioen als gewone werknemers. Bovendien heeft ook de maatschappij baat bij een goede pensioenregeling voor zelfstandigen. De collectiviteit die wordt gebruikt voor betaalbare pensioenoplossingen voor werknemers, moet daarom ook worden ingezet voor zzp’ers. Sinds enkele jaren stimuleert het kabinet het zelfstandig ondernemerschap. Op Prinsesjesdag 2009 erkende het kabinet de speciale positie van zzp’ers. ‘Flexibele vormen van arbeid worden steeds belangrijker. Het groeiende belang van de zzp’ers voor de Nederlandse economie kan wat mij betreft niet vaak genoeg onder de aandacht worden gebracht’, aldus premier Balkenende. Het is dan ook hoog tijd dat het kabinet nadenkt over een pensioenoplossing voor zelfstandigen. Solidariteit en collectiviteit moeten beter benut worden. Het is een fabeltje dat zzp’ers niets willen regelen voor hun pensioen. Het wordt ze nu alleen financieel onmogelijk gemaakt. Iedere werkende in Nederland moet zich adequaat kunnen verzekeren tegen inkomensverlies. Daarom maakt CNV Zelfstandigen zich in Den Haag en in de SER hard voor betaalbare pensioenoplossingen voor alle werkenden in Nederland.
Heeft de zelfstandige een pensioenprobleem? De helft van de zelfstandigen in ons land bouwt geen pensioen op. Niet via een pensioenregeling en ook niet via een verzekering. Als we dat afzetten tegen werknemers, van wie 90% ‘verplicht’ een pensioen opbouwt, mogen we gerust spreken van een fors verschil. Heeft de zelfstandige een pensioenprobleem? Zzp’ers, zelfstandigen zonder personeel, zijn er in alle soorten en maten. De een werkt tachtig uur per week, voor de ander is het zelfstandig zijn slechts een bijbaantje. Of de een heeft een flinke zak met geld achter de hand, terwijl een ander het ene gat met het andere moet vullen. De boodschap mag duidelijk zijn: dé zelfstandige bestaat niet. Dat betekent automatisch ook dat de pensioenbehoefte van de zzp’er op individuele leest is geschoeid. Anders dan bij werknemers, die meestal naast hun AOW een verplicht pensioen opbouwen, vergt de pensioen opbouw voor zelfstandigen een grote mate van eigen verantwoordelijkheid.
AOW als basis Uit onderzoek blijkt dat zelfstandigen vaak rationele afwegingen maken, maar laten we eerst eens kijken
Ludger de Bruijn, beleidsadviseur leven/zorg bij het Verbond van Verzekeraars welke pensioenmogelijkheden ze hebben. De basis voor de oude dag is voor iedereen in Nederland gelijk: de AOW. Het is van groot belang dat die op niveau blijft, zodat er ook voor zelfstandigen een afdoende voorziening is om op terug te vallen. Bovenop dit basisniveau, de eerste pijler van ons roemruchte pensioenstelsel, kan de zelfstandige op diverse manieren zelf sparen voor allerlei aanvullingen op zijn oudedagsvoorziening. Zo kan hij gebruikmaken van het lijfrenteregime of binnen zijn onderneming
mei 2010 15
Rondvraag Wat doen we met het pensioen van de zzp’er?
gebruikmaken van de winstaftrek via de fiscale oudedagsreserve. Daarnaast kan hij, op vrijwillige basis, bij diverse regelingen nog een aantal jaren pensioen opbouwen. En sinds 2008 is er de mogelijkheid om naast het lijfrentesparen bij een verzekeraar fiscaal gefaciliteerd te sparen bij een bank. Het aanbod is dus (ver)groot; zeker dat laatste alternatief zal de concurrentie in de markt vergroten en daar kan de zelfstandige de vruchten van plukken.
Pensioenbewustzijn Zoals gezegd maakt de zelfstandige een rationele afweging als het om zijn oudedagsvoorziening gaat. Hij geeft zelf aan ‘zeer bewust’ met de oude dag om te gaan en rekent bijvoorbeeld met vermogen vanwege zelf beleggen en sparen, het pensioen van zijn partner en de opbrengst na de verkoop van het eigen huis of zijn onderneming. Met andere woorden, de zelfstandige heeft de nodige alternatieven voorhanden, maar is hij zich voldoende bewust van de keuzes? Het ondernemerschap biedt immers veel vrijheid, maar vereist aan de andere kant ook dat de zelfstandige veel eigen verantwoordelijkheid neemt. Zo zal hij zelf het initiatief moeten nemen voor dingen die voor werknemers automatisch via het collectief worden geregeld. Het pensioen is dan niet altijd de allerbelangrijkste prioriteit, om het maar even zachtjes uit te drukken. En, eerlijk is eerlijk, zelfstandigen krijgen ook de nodige knelpunten voor hun kiezen. Pensioen(opbouw) is duur, helemaal omdat een zelfstandige zelf de volle premie moet ophoesten en geen werkgever achter zich heeft staan die ook een deel van de premie bijdraagt. Daarnaast is voor een goed pensioen kapitaalopbouw nodig, terwijl de meeste starters zeker in het begin andere prioriteiten
zullen hebben. De onderneming moet eerst maar eens winst gaan maken. Ook is van belang dat de zelfstandige zich bewust is van het feit dat naast een eigen oudedagsvoorziening ook een adequate voorziening wordt getroffen voor nabestaanden in geval van overlijden. En tot slot heeft de zelfstandige ook nog eens met praktische knelpunten te maken. Ons huidige fiscale stelsel biedt namelijk wel diverse mogelijkheden voor pensioenopbouw, maar pas achteraf. Dat betekent dat de ondernemer op basis van de winst moet bepalen welke ruimte er is voor fiscale opbouw, en dat elk jaar opnieuw. Het zou hem helpen als hij van tevoren een (vast) bedrag kan wegzetten voor zijn oude dag.
Bereikbaarheid Laatste belangrijke element bij de pensioenopbouw van de zelfstandige is diens bereikbaarheid. Zelfstandigen hebben behoefte aan op maat gerichte en onafhankelijke informatie. Daarbij speelt ook vertrouwen een rol: een aanbieder moet het vertrouwen verdienen van de zelfstandige. Vanwege de diversiteit van de zelfstandigen is het wenselijk meer gebruik te maken van collectiviteiten. Brancheorganisaties van zelfstandigen kunnen daarbij een belangrijke ingang zijn. Bijvoorbeeld om voorlichting te geven en collectief vrijwillige regelingen aan te bieden, waarbij de schaalvoordelen uiteraard worden teruggegeven aan de deelnemer. Op dit moment spelen verschillende aanbieders al op die trend in. Dat zal ertoe leiden dat de markt met vrijwillige collectiviteiten zich steeds verder gaat ontwikkelen. De diverse oplossingen zijn dus voorhanden. Daarvoor hoeft het huidige bestel niet op zijn kop.
Wat wil de zzp’er en wat kan de zzp’er? Zzp’ers vormen geen homogene groep. Aan de ene kant zijn het mensen die bewust hebben gekozen voor de vrijheid van het ondernemerschap. Zij zijn blij dat ze hun eigen boontjes mogen doppen en genieten van hun vrijheid. Deze groep gruwelt van collectieve verplichte regelingen. Het was dan ook mede vanuit deze geleding dat enkele jaren geleden druk kwam om de volksverzekering WAZ af te schaffen. En met succes, de WAZ is niet meer. Maar nog geen jaar later kwamen de eerste geluiden van zelfstandigen die zich beklaagden dat zij zich niet kunnen verzekeren tegen risico’s als arbeidsongeschiktheid en de gevolgen van zwangerschap. Er zitten namelijk ook minder leuke kanten aan die vrijheid. Die andere groep zzp’ers ervaart die minder leuke kanten meer dan het profijt. Het zijn de zzp’ers tegen wil en dank.
16 mei 2010
Gerard Riemen, directeur Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen
Je vindt ze voor een deel in de bouw en voor een deel in de thuiszorg en de zorg. Het zijn mensen die graag werknemer hadden willen blijven. Die graag
de bescherming hadden willen houden die het werknemerschap hen biedt, maar konden ‘kiezen’ tussen werkloosheid of als zzp’er aan de slag gaan.
Zelfstandige of werknemer? Is de zzp’er een zelfstandige of een werknemer? Het is in ieder geval geen werknemer. De vraag is of je hem, gezien zijn situatie, toch niet als werknemer moet behandelen. Maar als we dat doen, waarom doen we dat dan ook niet bij de kleine middenstander die met z’n gezin probeert z’n zaak draaiend te houden? We hebben in Nederland de AOW. Dat is de voorziening voor de oude dag waarvan we met z’n allen hebben gezegd dat dat het niveau is waar we als samenleving voor verantwoordelijk zijn. Wil je meer, dan regel je dat in je relatie met je werkgever (tweede pijler) en bij het ontbreken daarvan regel je dat zelf (derde pijler). We hebben een aantal fiscale faciliteiten die het voor werknemers en niet-werknemers aantrekkelijk maken dat meerdere via die tweede en derde pijler te verwezenlijken. Kortom, er zijn de nodige valide argumenten om binnen de tweede pijler geen extra maatregelen te nemen om de zzp’er tegemoet te komen. Aan de andere kant kan ook de vraag worden opgeworpen waarom we een zzp’er uit die tweede pijler gooien als hij daar al in zit en graag in wil blijven. Want dat is waar de wetgeving nu toe dwingt. Na drie jaar vrijwillig verblijf in de tweede pijler vervalt de fiscale faciliteit voor de zzp’er. Mocht deze zo dapper zijn om dan nog steeds te blijven, dan dwingt de Pensioenwet het pensioenfonds om de betrokkene na tien jaar alsnog te verstoten. Ontsnappingsroute Overigens is er een ontsnappingsroute. Als er sprake is van een verplichtgesteld fonds en de zzp’er onder de verplichtstelling valt, is er geen enkel probleem voor een langdurig verblijf in de tweede pijler.
Als we nu eens beginnen met deze twee onnodige obstakels uit de weg te ruimen. Het geeft de sociale partners in de bedrijfstakken de ruimte om zelf te bepalen of er in het pensioenfonds plaats is voor de zzp’er. Er zijn verschillende varianten mogelijk: je mag als oud-werknemer in het fonds onbeperkt blijven, als je direct aansluitend zzp’er wordt. Je mag alleen blijven als je werkzaam blijft in de sector van het fonds. Of iedere zzp’er die in de sector werkzaam is, mag zich aansluiten. Of de zzp’er gebruik maakt van de mogelijkheden die een bedrijfstakpensioenfonds wellicht biedt, is aan hem of haar. Als de keuze valt op (blijvende) aansluiting bij het bpf, wordt daar een forse prijs voor betaald. Immers, zowel het werkgevers- als het werknemersdeel van de premie moet worden afgedragen. Het lijkt mij voor de hand te liggen dat bij een vrijwillige aansluiting van zzp’ers wordt voorkomen dat het collectief meer bijdraagt in de opbouw van hun rechten dan het geval zou zijn geweest als ze gewoon werknemer waren. Door de hoge drempel voor zzp’ers om in het bpf te blijven en omdat de zzp’er de keuze blijft houden tussen die vrijwillige aansluiting of pensioenopbouw in de derde pijler, is er in mijn ogen weinig verstoring van de marktverhouding tussen bpf’en en verzekeraars.
Dé zzp’er bestaat niet Dé oplossing voor de oudedagsvoorziening zal niet snel worden gevonden. Dat komt omdat dé zzp’er niet bestaat. We moeten het doen met het weghalen van onnodige belemmeringen in de mogelijkheden voor deze groep om pensioen op te bouwen. Dan nog blijven er obstakels. Maar daarin onderscheidt deze groep zich niet van andere niet-werknemers. Als we met z’n allen vinden dat de verantwoordelijkheid van de overheid zich niet verder uitstrekt dan de AOW, moeten we terughoudend zijn met overheidsinterventies ten behoeve van de oudedagsvoorziening van zzp’ers.
Zzp’ers zijn primair ondernemers
Het aantal zzp’ers groeit snel. En ze manifesteren zich ook in steeds meer sectoren. In die zin is er alle reden voor extra aandacht voor deze bijzondere groep. Veelal gaat het hierbij om werknemers die om verschillende redenen besluiten zich als zelfstandig ondernemer te vestigen, maar geen personeel in dienst hebben. In de schildersbranche spreekt men daarom consequent van ‘ozp’ers’: ondernemers zonder personeel. Volgens mij is dat een betere bena-
Gerard Verheij, secretaris pensioenbeleid VNO-NCW
mei 2010 17
Rondvraag Wat doen we met het pensioen van de zzp’er?
ming. Uit onderzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van enkele jaren geleden blijkt dat meer dan 90% van de zzp’ers bewust voor die status kiest. Het verhaal dat veel zzp’ers op een of andere manier gedwongen in die situatie zijn terechtgekomen, blijkt dus maar voor een heel klein deel op waarheid te berusten. Vanuit VNO-NCW en MKB-Nederland besteden we de laatste jaren steeds meer aandacht aan de bijzondere positie van deze groep hardwerkende medeburgers. En terecht. Onlangs is hun positie ook officieel erkend door aan deze groep een eigen zetel binnen de werkgeversgeleding in de SER toe te kennen.
Verplichtgestelde pensioenregelingen moet je niet laten verwateren door wezenlijk andere groepen toe te laten ‘Nablijven’ De meeste zzp’ers vielen als werknemer onder een (verplichtgestelde) bedrijfstakpensioenregeling. Vervolgens kunnen ze op grond van een overgangsregeling alleen nog enige tijd ‘nablijven’. Tegen de afspraken van de taakafbakening in is de maximale nablijftermijn in de Pensioenwet verlengd van drie tot tien jaar. In de verlengde periode gelden dan overigens niet de fiscale faciliteiten; de werking daarvan blijft beperkt tot drie jaar. Dit moet naar ons oordeel ook zo blijven. Verplichtgestelde pensioenregelingen zijn uitgevonden om de solidariteit binnen de groep werknemers te organiseren. De werkingssfeer daarvan moet je zuiver houden en niet laten verwateren door wezenlijk andere groepen toe te laten. ‘Nablijven’ in de oude pensioenregeling betekent overigens ook dat de zzp’er in dat geval de totale pensioenpremie moet betalen, dus zowel het werknemers- als het werkgeversdeel. Dit maakt deelname aan een collectieve pensioenregeling voor zzp’ers tot een kostbare zaak. Mede daardoor wordt er van deze mogelijkheid weinig gebruik gemaakt. Eigen risico Er is thans discussie gaande over de vraag of de zzp’er wel voldoende mogelijkheden voor pensioenopbouw heeft. De werkgeversorganisaties benadrukken dat een zzp’er geen werknemer en ook geen werkgever is, maar een ‘ondernemer’. Dit impliceert dat deze ondernemer ook als zodanig moet worden behandeld, vanuit het besef dat aan het ondernemerschap onontkoombaar het dragen van (eigen) risico’s is verbonden. Het is aan de zzp’er om te bepalen of hij die risico’s aanvaardt, dan wel poogt door het maken van eigen keuzes deze risico’s te beperken. Anders dan bijvoorbeeld de FNV en sommige politieke partijen zien de werkgeversorganisaties dan ook geen reden om voor deze groep andere fiscale faciliteiten en pensioenopbouwmogelijkheden te
18 mei 2010
De schappen bij verzekeraars liggen vol met passende producten en ook het banksparen is een hele goede optie introduceren dan voor de reguliere zelfstandige ondernemer, ongeacht of die wel of geen personeel heeft. Dit houdt in dat de zzp’er na afloop van de overgangstermijn en het nablijven in de oude regeling gebruik zal moeten maken van de bestaande mogelijkheden in de derde pijler. Die zijn er naar het oordeel van de werkgeversorganisaties ruim voldoende. De schappen bij verzekeraars liggen vol met passende producten en ook het banksparen is een hele goede optie. Wat ons betreft wordt daar nog de mogelijkheid van deelname aan een levensloopregeling aan toegevoegd. Bij al die alternatieven kan de zzp’er zelf beslissen op welk moment en in welke omvang hij iets wil doen aan het vormen van een oudedagsvoorziening, al of niet met afdekking van het overlijdensrisico. En dat is een groot voordeel, vooral voor jonge zzp’ers. Zij zijn dan niet verplicht om mee te hossen in de zware en dure verplichtgestelde bedrijfstakregelingen.
Alternatieven Er worden thans initiatieven ontwikkeld om de mogelijkheden voor pensioenopbouw van zzp’ers te verruimen, bijvoorbeeld door oprichting van een onderlinge waarborgmaatschappij of het openen van een collectieve spaarregeling. Hoewel kan worden getwijfeld aan de feitelijke behoefte aan dergelijke regelingen, bestaat op zich geen bezwaar tegen dergelijke initiatieven. Voorwaarde daarbij is wel dat de deelname vrijwillig is, met overigens als consequentie dat dit het organiseren van onderlinge solidariteit tussen de zzp’ers verhindert. Dat is ook helemaal niet nodig. In de praktijk zullen dergelijke pensioenproducten in hoge mate een DC-karakter hebben of sterk lijken op bestaande spaarmogelijkheden waarop eenieder naar eigen behoefte kan inleggen. In september 2007 heeft minister Donner de Tweede Kamer – mede naar aanleiding van een onderzoek – laten weten dat zzp’ers wat hem betreft al voldoende mogelijkheden voor pensioenopbouw hebben en dat er voor de wetgever derhalve geen aanleiding is om nieuwe mogelijkheden te stimuleren en te faciliteren. En dat vinden zoals gezegd ook de gezamenlijke werkgevers.
•
Een CDC-fonds voor zelfstandigen in de derde pijler De huidige mogelijkheden voor het vormen van een oudedagsvoorziening door zzp’ers zijn bepaald karig te noemen. Zzp’ers zijn vaak aangewezen op pensioenproducten in de derde pijler, dus op de private markt, en betalen relatief veel kosten voor soms weinig pensioen. Zie in dit verband ook de ellende rond de woekerpensioenen. Ook doorsparen bij het fonds waar sommigen vroeger als werknemer zaten, wordt slecht fiscaal gefaciliteerd. De AOW is er gelukkig voor iedereen, maar je moet maar net kunnen rondkomen van louter de AOW nadat je bent gestopt met werken. Tel daarbij op het lage pensioenbewustzijn van veel zelfstandigen en dan kun je concluderen dat het droevig gesteld is met de oudedagsvoorziening van zelfstandigen. Dat ligt dus aan het systeem, maar ook aan de zelfstandigen zelf. Iemand noemde ze ooit Zwakzinnigen Zonder Pensioen. Maar je kunt ook bewust de keuze maken om nu te leven en te spenderen en later met een AOW’tje genoegen te nemen.
Verandering gewenst Toch moet daar wat mij betreft iets in veranderen. Het liefst zou ik zien dat zelfstandigen over de hele linie dezelfde fiscale behandeling als werknemers krijgen. Ook zou sparen voor je pensioen in de derde pijler veel goedkoper moeten kunnen. Ooit heb ik met het Alternatief voor Vakbond een mooi product in elkaar gezet, het Open Pensioen. Met zeer lage kosten en toegesneden op de wisselende inkomsten van zelfstandigen. Dat product werd echter niet verkocht door de tussenpersonen, omdat die er niets aan konden verdienen. Helaas is het maar bij weinig zelfstandigen bekend. Een andere manier is om het doorsparen bij het oude fonds te stimuleren en fiscaal te faciliteren. Zelfstandigen die ooit werknemer waren, hebben door de systematiek van de doorsneepremie tot hun 45e relatief veel bijgedragen. Doorsparen bij het oude fonds is niet alleen goedkoper en levert meer op, het is ook goed voor de fondsen. Schaalvoordelen Dat de derde pijler een minder goede naam heeft dan de tweede pijler, ligt niet zozeer aan de fiscale faciliteiten, als wel aan het feit dat het allemaal individuele producten zijn die het sparen in de derde pijler duur maken. Het oprichten van CDC-fondsen voor zelfstandigen kan veel van de schaalvoordelen zoals die in de tweede pijler bestaan, ook in de derde pijler bewerkstelligen. Dat moet echter geen
Mei Li Vos, lid Tweede Kamer voor de PvdA
Ik geef de voorkeur aan deelname aan een fonds in de tweede pijler, in combinatie met het aanpakken van de woekerpensioenen in de derde pijler verplichting worden. Verplicht meedoen aan een collectief leidt weliswaar tot schaalvoordeel en dus ook tot veel lagere prijzen, maar tast ook de kern van het zelfstandig ondernemen aan. Ondanks het prijsvoordeel zou ik dat type paternalisme niet willen. Daarom geef ik toch de voorkeur aan het scheppen van de mogelijkheid om te kunnen blijven meedoen aan een fonds in de tweede pijler, in combinatie met het aanpakken van de woekerpensioenen in de derde pijler. Rond het pensioen van zelfstandigen kan de overheid meer doen bij het scheppen van voorwaarden en het reguleren van excessen, maar verplichten gaat me te ver. Ook omdat er al AOW is. Die we overigens wel met zijn allen moeten kunnen blijven betalen. Daarom steun ik ook van harte de verhoging van de AOW-leeftijd. Een pensioenfonds voor zzp’ers zou mooi zijn, maar dan niet in de tweede pijler, want dan moet je gaan verplichten. Maar in de derde pijler zie ik, zeker met de ontwikkeling van API’s, wel degelijk mogelijkheden voor een fonds of onderlinge waarborgmaatschappij die op basis van collective defined contribution de schaalvoordelen voor zelfstandigen kan realiseren. Een verplichte beroepspensioenregeling voor zzp’ers is te overwegen als ze 60% van de zzp’ers weten te organiseren. Nogmaals, samen sparen voor je pensioen en het langlevenrisico delen is vele malen goedkoper dan alles in je eentje sparen. Het (pensioen)onderscheid tussen een IB-ondernemer en een dga, die beiden feitelijk zzp’er zijn, zou moeten verdwijnen. Het moet niet uitmaken hoe je je onderneming opzet.
mei 2010 19
Rondvraag Wat doen we met het pensioen van de zzp’er?
Pensioen voor zzp’ers: geen bevoogding
Ondernemers kunnen zelf wel beslissen of ze, bovenop de AOW, willen reserveren voor hun oudedagsvoorziening Stef Blok, Tweede Kamerlid voor de VVD De snelle toename van het aantal zelfstandigen is wat de VVD betreft een goede ontwikkeling. Deze mensen tonen durf en initiatief en zorgen voor flexibiliteit en creativiteit in de economie. De zure reacties die soms worden gehoord dat dit geen ‘echte’ ondernemers zouden zijn, of mensen die de solidariteit zouden uithollen, zijn aan de VVD niet besteed. Volwassen mensen moeten zelf kunnen beslissen of ze de lusten en lasten van zelfstandig ondernemerschap voor hun rekening willen nemen. De overheid moet deze mensen de ruimte geven, en niet bevoogden. Deze insteek geldt ook voor het onderwerp pensioen. Ondernemers kunnen zelf wel beslissen of ze, bovenop de AOW, willen reserveren voor hun oudedagsvoorziening. Nederland kent geen pensioenplicht en dat moet ook zo blijven. Wel moet de overheid zorgen voor een eerlijke en transparante markt voor oudedagsvoorzieningen en een soepele overgang van ondernemerschap naar loondienst en vice versa.
Eerlijke en transparante markt Wat betreft de eerlijke en transparante markt voor pensioenvoorzieningen hebben VVD en PvdA samen aan de wieg gestaan van de initiatiefwet ‘Banksparen’. Samen met collega Staf Depla heb ik hiermee kunnen zorgen voor een transparant en betaalbaar alternatief voor dure en ondoorzichtige pensioenverzekeringen. Banksparen heeft snel een stevige marktpositie verworven: de consument heeft dit initiatief weten te vinden. Soepele overgang gewenst Aan de soepele overgang van ondernemerschap naar loondienst en vice versa valt nog wel wat te verbeteren. Loondienst betekent vrijwel altijd verplichte deelname aan een pensioenregeling. De doorsneepremie die daarbij wordt gehanteerd, betekent dat de eerste jaren relatief te veel premie wordt betaald in relatie tot de opgebouwde rechten, en in latere
20 mei 2010
jaren relatief te weinig. Dit is geen probleem voor diegenen die tot hun pensioen blijven deelnemen aan een pensioenregeling. Veel zzp’ers beginnen hun carrière echter in loondienst. Zij betalen in die periode een relatief te hoge pensioenpremie. En door hun overstap naar zelfstandigheid profiteren ze in latere jaren niet van de dan relatief lagere premie. Om deze oneerlijkheid aan te pakken, heeft de VVD samen met GroenLinks in de Pensioenwet geamendeerd dat zelfstandigen die vanuit loondienst starten, nog tien jaar bij hun oude pensioenfonds aangesloten kunnen blijven. Helaas blokkeren de ministers Donner en De Jager deze oplossing met een trucje: ze weigeren tot op heden de belastingwetgeving aan te passen, waardoor de uitvoering van dit amendement in de praktijk geblokkeerd is. Als het aan de VVD ligt, ruimt een volgend kabinet deze blokkade vliegensvlug op.
Donner en De Jager weigeren tot op heden de belastingwetgeving aan te passen, waardoorvoorzetting van deelname aan de pensioenregeling in de praktijk is geblokkeerd Geen pensioenplicht Een pensioenplicht voor zzp’ers is voor de VVD uit den boze. Met bovengenoemde concrete maatregelen willen we juist ruimte bieden. Ruimte voor de ondernemende mannen en vrouwen die de moed, de creativiteit en het doorzettings vermogen hebben om als zzp’er aan de slag te gaan.
Zzp: eigen oplossing voor pensioen nodig Zelfstandigen zonder personeel zijn de snelst groeiende groep op de arbeidsmarkt. Veel van deze mensen nemen in feite een tussenpositie in tussen zelfstandig ondernemerschap en werknemerschap. Maar ze hebben wel bewust gekozen voor een vorm van ondernemerschap, waarbij ze dus ook verantwoordelijk zijn voor het verwerven van eigen werk en voor het zelf regelen van een arbeidsongeschiktheidsverzekering en een pensioenvoorziening. Dat hoort bij de aard van ondernemer zijn. Deze groep brengt de nodige nieuwe dynamiek op de arbeidsmarkt met veel flexibiliteit. Ze krijgt daarvoor overigens ook een beloning, en wel in de vorm van fiscale regelingen als de zelfstandigenaftrek en de MKBwinstvrijstelling.
Schrikbarend Het is aan de overheid om ervoor te zorgen dat deze essentiële voorzieningen, zoals een pensioenvoorziening, toegankelijk zijn. En dan is het wel schrikbarend om te zien dat de meeste zzp’ers geen pensioenvoorziening hebben, niet alleen in het eerste jaar na het opzetten van een eigen onderneming, maar ook niet daarna. Mij lijkt het wijs dat ook zzp’ers op zoek gaan naar een vorm van collectiviteiten. Toen de landbouw eind jaren 40 als eerste sector een breed pensioenfonds opzette, faciliteerde de overheid dat snel met wetgeving. Hetzelfde gebeurt met beroepspensioenfondsen voor bijvoorbeeld medici. Het is allereerst aan de zzp’ers zelf om oplossingen aan te dragen. Collectiviteiten drukken de kosten en maken een beperkte vorm van solidariteit nodig. Ik schrijf bewust het woordje beperkt op, want een vrijwillige aansluiting, die overigens wel langjarig kan zijn, betekent dat je niet met een doorsneepremie en opbouw kunt werken. Dat zou het voor jonge zzp’ers gewoon te onaantrekkelijk maken. Aansluiting bij bestaande fondsen blijft buiten gewoon lastig: de groep is niet homogeen, maar kent juist veel mensen die met hun werkzaamheden niet in een hokje passen. Aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds ligt, met uitzondering wellicht van de sectoren bouw en zorg, niet voor de hand. Verplichtstelling al helemaal niet. En aangezien zelfs voor werknemers een pensioenregeling niet verplicht is, zou het volstrekt onlogisch zijn om pensioen voor zzp’ers op te leggen. Individuele voorzieningen kunnen een oplossing zijn. Natuurlijk zijn er de laatste jaren forse ongelukken gebeurd op de markt voor individuele pensioenproducten. Het initiatiefwetsvoorstel dat mijn collega’s Staf Depla en Stef Blok in de Kamer hebben
verdedigd, het banksparen, biedt een welkom alternatief voor te dure koopsompolissen. Het is transparant. Nadeel is wel dat zaken als het nabestaandenpensioen niet goed geregeld zijn. Het biedt dus niet alle noodzakelijke dekking en hoewel het banksparen wel groeit, lijkt het toch niet echt massaal te worden gebruikt door zzp’ers.
Pieter Omtzigt, Tweede Kamerlid voor het CDA
Nieuwe collectiviteiten Ik pleit voor nieuwe collectiviteiten, die passen bij de dynamiek van de arbeidsmarkt. Het is aan de zzporganisaties zelf om aan te geven hoe ze dit willen vormgeven. Andere instituties zijn niet geëquipeerd om dat van bovenaf te regelen en op te leggen. De overheid is er vervolgens wel om vormen van samenwerking en gezamenlijke verantwoordelijkheid te ondersteunen. Hierin valt de christendemocratische maatschappijvisie te herkennen. Het wetsvoorstel voor de premiepensioeninstelling biedt wat dat betreft goede aanknopingspunten. Ik daag de georganiseerde zzp’ers dan ook uit om zelf met nieuwe, eigen vormen te komen. Het kan best zijn dat we dan pensioeninstellingen krijgen in de vorm van onderlinge waarborgmaatschappijen of verenigingen in plaats van de huidige ondemocratische stichtingen. Daarover kunnen immers ledenvergaderingen beslissen en lid worden is je eigen actie. Dergelijke initiatieven kunnen dan in wetgeving worden verankerd en op de juiste wijze worden gestimuleerd en gefaciliteerd in bijvoorbeeld de fiscaliteit. Zoals het fonds voor de landbouw tot zeer snelle wetgeving leidde, zo kan ook zo’n initiatief als katalysator optreden en wellicht tevens bijdragen aan de organisatie van zzp’ers. Die dynamiek van de moderne arbeidsmarkt vereist dat de overheid en andere maatschappelijke organisaties daarop leren in te spelen. We willen immers welvaart en flexibiliteit om onze economie te laten herleven. De emancipatie van zzp’ers past daar volledig in. Ik juich dan ook toe dat twee zzp’ers zijn toegetreden tot de SER en daarin meedenken over onder andere de sociale zekerheid en het nieuwe advies over zzp’ers, dat eerdaags zal verschijnen. Enige haast is wel geboden: het aantal zzp’ers stijgt snel en pensioen is een zaak van lange adem. Inspelen op de nieuwe zzp-dynamiek acht ik een goed punt voor een komend regeerakkoord.
•
mei 2010 21