Wat doen we met de baby?
Marilse Eerkens
Wat doen we met de baby?
© Marilse Eerkens, 2012
Omslagontwerp: Studio Jan de Boer Omslagfoto: Corbis isbn: 9789461560766 nur: 770 www.bertramendeleeuw.nl
Voor mijn lieve proefkonijnen: Jan, Thomas en Gideon
Inhoud
Inleiding 9 1
Je bent veel belangrijker dan je denkt 13 Waarom hechting zo belangrijk is 16 Jouw invloed op hun hersenen 32 Jouw invloed op hun stressreactie 46
2 Vijf bezwaren tegen de crèche voor jonge baby’s 59 1 Crècheopvang en stress 62 2 Crècheopvang en genen 69 3 De langetermijngevolgen van de crèche 70 4 Kwaliteit 78 5 Crècheopvang en hechting 88 Andere pleitbezorgers van betere zorg voor de allerjongsten 98 Wat nu te doen met je baby? 102 3 Alternatieven voor de crèche 106 Ouderschapsverlof 111 Oppas aan huis 122
Gastouderopvang 130 Geef goede zorg door 135 4 Kinderen, sluitpost van de begroting 138 De grote denkfout: kinderopvang is er voor ouders 140 De gevolgen van de Wet kinderopvang 2005 141 Waarom Nederland wél had kunnen weten dat de wet slecht zou uitpakken 147 Waarom investeren in goede kinderopvang uiteindelijk geld oplevert 151 De verkeerde aannames van het Nederlandse rekenmodel 154 Niet bezuinigen maar investeren 160 5
Hoe moet het nou met de baby’s in Nederland? 163 Het Scandinavische model 166 Een Hollands alternatief 169 Positieve ontwikkelingen in Nederland 173
Bijlage 1: Kinderopvang in Finland 179 Bijlage 2: Kleuteronderwijs in België 183 Dankwoord 185 Literatuurlijst 187
Inleiding
‘Waarom weten ouders dit niet?’. En ‘waarom lees je dit nergens?’ Het waren bij mij steeds terugkerende gedachten toen ik als journalist rondliep op het congres ‘Babyopvang kan beter’ dat in 2010 werd georganiseerd op initiatief van het Nederlands Jeugdinstituut. De dagvoorzitter Agnes van Hoesel zette bij de opening van het congres de zaak meteen op scherp. Jarenlang had ze als directeur van een kinderdagverblijf ouders gerustgesteld: nee, zij hoefden zich niet schuldig te voelen dat ze hun drie maanden oude baby bij het kinderdagverblijf achterlieten. Onderzoek had immers aangetoond dat crècheopvang niet schadelijk was. ‘Maar’, zo zei ze, ‘nu ik zelf net oma ben geworden durf ik mijn eigen dochter niet meer op dezelfde manier gerust te stellen. Ik ga nu niet meer zeggen dat ze haar baby toch vooral naar de crèche moet brengen. Er is veel nieuwe kennis. Had ik dit maar eerder geweten.’ Waar Van Hoesel op doelt is dat we sinds een aantal jaar weten dat het brein vlak na de geboorte een cruciale ontwikkeling doormaakt. Een baby wordt geboren met 9
ongeveer 30 procent van zijn uiteindelijke hersencapaciteit. Van de 70 procent die daar nog bij komt, wordt maar liefst 50 procent aangelegd in de eerste twee levensjaren. In die periode wordt een ‘hersenfundament’ gelegd waar je de rest van je leven op moet voortbouwen. Is dat fundament sterk, dan verloopt je verdere ontwikkeling meestal vrij soepel. Is dat fundament zwak, dan wordt het allemaal wat moeilijker. Dat kan zich op verschillende manieren uiten: je bent misschien een stuk stressgevoeliger dan gemiddeld of je kunt je minder goed concentreren, je kunt je minder goed inleven in een ander of je vindt het lastiger om informatie te verwerken, met creatieve oplossingen te komen, om samen te werken, te luisteren, et cetera. Het is dus zaak om ervoor te zorgen dat deze hersenontwikkeling van je kind goed verloopt. Dat doe je vooral door heel goed voor hem te zorgen. Niet alleen fysiek, maar zeker ook emotioneel. Als je babyhersenen met bloemen zou vergelijken moet je meer aan rozen denken dan aan hyacinten. Rozen hebben echt permanent subtiele verzorging nodig om ze tot bloei te laten komen; dit in tegenstelling tot de hyacint waar je amper naar hoeft om te kijken. Maar als die verzorging dan zo belangrijk is, hoe zit het dan met de crècheopvang voor baby’s? ‘Moeten we ons geen zorgen maken over het feit dat we onze kinderen steeds massaler en op steeds jongere leeftijd naar de crèche brengen?’ vroeg Unicef zich af in een onderzoeksrapport in 2008. ‘Krijgen baby’s daar wel de zorg die zij 10
nodig hebben? En wat zijn de langetermijngevolgen daarvan voor onze maatschappij?’ Vergelijkbare vragen werden gesteld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (oeso), het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en The National Scientific Council on the Developing Child van de universiteit Harvard. Zij komen uiteindelijk allemaal tot ongeveer dezelfde conclusie: dat je ‘met de kennis van nu’ ouders minimaal een halfjaar tot een jaar de kans zou moeten geven om fulltime voor hun baby te zorgen. Niet alleen omdat ze op die manier een sterke band met hun kind kunnen opbouwen, maar ook omdat de groepsopvang zelden in staat is om een baby te bieden wat hij nodig heeft. En wat doen wij in Nederland? We negeren deze informatie. Sterker nog, alleen de vráág of crècheopvang wel geschikt is voor hele jonge kinderen, is hier al genoeg om de vraagsteller tot het kamp te veroordelen van ongeëmancipeerde sgp-ers (terug naar het aanrecht!), crèchebashers, of de ‘geboorte-’ alias ‘borstvoedingsmaffia’. Wie twijfelt aan de crèche, twijfelt aan het recht van de vrouw op werk. Dat kritiek niet meteen en automatisch betekent dat vrouwen weer thuis moeten blijven, lijken maar weinigen te willen geloven. De alternatieven voor de crèche – vaders die voor baby’s zorgen, andere vormen van kinderopvang – worden zelden bedacht of voor het gemak even vergeten. En dus behoren wij niet alleen tot de landen met een van de slechtste ouderschapsverlofregelingen van Europa, maar hebben we ook nog een systeem van kinderopvang dat niet alleen steeds duur11
der, maar ook steeds slechter wordt – volgens de laatste meting in 2009 scoort geen enkele crèche hoger dan ‘matig’ en krijgt de helft een onvoldoende. Ik had deze kennis over het brein jammer genoeg niet toen ik vijftien jaar geleden mijn drie maanden oude baby in de crèche achterliet. Had ik die wel gehad dan was mijn beslissing waarschijnlijk anders uitgevallen. Maar wat ik echt betreur is dat deze nieuwe kennis kennelijk nog steeds niet is doorgedrongen in Nederland. Met dit boek wil ik daar iets aan doen. Het is mijn doel om jou ervan te overtuigen dat je je niet klakkeloos moet overgeven aan de zeer middelmatige Nederlandse kinderopvang en dat het echt de moeite waard is om te investeren in hele goede zorg voor je baby. In het eerste hoofdstuk wil ik je laten zien waarom je nog veel belangrijker bent voor je baby dan je ooit had kunnen vermoeden. Ik leg uit waarom een kind er zo veel baat bij heeft als het zich op een goede manier aan zijn ouders kan hechten, ik ga in op wat er in die eerste levensjaren gebeurt in de hersenen en hoe het zit met de opbouw van het stresssysteem. In hoofdstuk twee en drie leg ik uit waar mijn bezwaren tegen de crèche precies op zijn gebaseerd en wat volgens mij betere vormen van kinderopvang zijn voor jonge baby’s. In de laatste hoofdstukken vertel ik hoe het in Nederland zo uit de hand heeft kunnen lopen en wat er volgens mij zou moeten veranderen om kinderen de start te kunnen geven waar zij zelf, maar uiteindelijk ook de hele maatschappij, veel meer bij gebaat is. 12
1 Je bent veel belangrijker dan je denkt
Ouders krijgen ofwel het verwijt dat ze er te weinig voor hun kinderen zijn, of dat ze ze véél te veel aandacht geven. Met name dat laatste is nu erg in opspraak. ‘Hyperparenting’ wordt het genoemd. Iedere scheet van het kind moet geanalyseerd worden, iedere mogelijke valpartij vermeden en iedere ruzie op school therapeutisch besproken aan de hand van de nieuwste gesprekstechnieken. En wat levert het op: watjes van kinderen die niks kunnen hebben en overal mee geholpen moeten worden. In Amerika is zelfs een website opgericht tegen dit fenomeen: www.nationofwimps.com. De kritiek op dit overbezorgde oudergedrag is terecht; je moet kinderen natuurlijk wel de kans geven om op eigen benen te leren staan. Daarvoor moet je ze loslaten en eigen ervaringen laten opdoen – leuke en minder leuke. Maar er is ook een periode in de ontwikkeling van een kind waarin een beetje hyperparenting wél op zijn plaats is. Niet in de zin dat je hysterisch om ze heen moet dansen, maar wel in de zin dat je in die fase veel tijd en veel liefdevolle aandacht aan ze moet besteden. Dit heeft al13
lemaal te maken met de intensieve ontwikkeling van het brein van hele jonge kinderen. In de eerste twee jaar van je leven gebeurt er ontzettend veel in je hoofd. Waar het op neerkomt is dat je je gaat afstemmen op je leefomgeving. Is die leefomgeving stressvol, dan stemt je stresssysteem zich daarop af. Word je regelmatig getroost en gerustgesteld, dan leer je: ‘Ik mag er zijn’. Wordt er steeds Chinees tegen je gepraat, dan zal je die Chinese klanken steeds beter gaan onderscheiden en vind je de harde Hollandse ‘g’ of de ‘ui’ op een gegeven moment maar rare klanken. Kortom: die leefomgeving is heel bepalend voor hoe je je als baby verder gaat ontwikkelen. Nu kun je vanuit verschillende invalshoeken naar de rol van de omgeving kijken. De psychologie onderzoekt bijvoorbeeld welke invloed de vroege jeugdervaringen hebben op de manier waarop iemand later de wereld om zich heen ervaart; vijandig of juist als een bron van mogelijkheden. Volgens psychologen is de band die een persoon heeft opgebouwd met degene die hem of haar heeft verzorgd van cruciaal belang. De kwaliteit van die band wordt omschreven als ‘de manier waarop iemand gehecht is’. De neurobiologie bekijkt in hoeverre de ervaringen die een mens in de eerste levensjaren heeft opgedaan van invloed zijn op de ontwikkeling van zijn brein. De onderzoekers vragen zich af hoe de leefomgeving het groei14
proces van de hersenen beïnvloedt en bestuderen de langetermijngevolgen hiervan. De biochemie kijkt naar wat er zich op fysiologisch niveau afspeelt. Wat gebeurt er in het lichaam van een kind dat veel blootgesteld wordt aan stress? Welke stofjes maakt hij dan aan en wat doet dit met zijn lijf? En hoe zit het met genen? Heeft de omgeving ook daar invloed op? In dit hoofdstuk ga ik vanuit deze drie verschillende perspectieven proberen uit te leggen welke belangrijke rol jij – samen met de andere vaste personen die jouw baby verzorgen – in dit ontwikkelingsproces van je kind speelt. Eerst ga ik uitleggen waarom hechting zo belangrijk is en hoe je ervoor kunt zorgen dat jouw kind op een veilige manier gehecht raakt. Daarna vertel ik iets over de opbouw van de hersenen. Waarom een baby het zo fijn vindt om altijd onder diezelfde stomme Winnie de Pooh-lamp te liggen, hij tot in den treure ‘papagaaitje leef je nog’ wil zingen met je, maar echt nog lang niet toe is aan de stelling van Pythagoras. Ik ga ook in op dat deel van de hersenen dat ons onderscheidt van de dieren en dat ervoor zorgt dat je je kunt inleven in een ander. Want ook bij de ontwikkeling van dit hersendeel speel jij als opvoeder een cruciale rol. Tot slot vertel ik iets over stress. Wat gebeurt er met je als je stress hebt? Hoe leer je daar als mens mee omgaan? Wanneer is stress goed voor je en wanneer is het te veel? En wat zijn dáár dan weer de gevolgen van? Dit 15
stressverhaal kun je niet los zien van de rol van de genen dus daar zal ik ook aandacht aan besteden. Nu zou je verschrikkelijk zenuwachtig kunnen worden van alles wat ik hier beschrijf – ‘Als ik zo belangrijk ben, doe ik het dan wel goed?’. Dat is begrijpelijk, maar vooralsnog is er geen reden voor paniek. De natuur heeft het zó geregeld dat je meestal heel goed aanvoelt wat je baby nodig heeft. Babygehuil behoort tot een van de meest storende geluiden, leert Amerikaans onderzoek. Je eerste neiging is dan ook: troosten. Dat is alvast heel goed. En ook heel veel andere dingen gaan vanzelf. Hoe stom je het vroeger van anderen misschien ook vond, als je zelf tegenover een baby zit, ga je bijna automatisch met een hoog stemmetje praten. Dat vinden ze heerlijk. Als je echter het gevoel hebt dat de druk van het verzorgen van zo’n afhankelijk wezentje te groot voor je is, zoek dan hulp. Het is geen schande om met een huisarts, maatschappelijk werker of psycholoog te praten over wat jij nu nodig hebt. Je baby zal er alleen maar van profiteren, want hij heeft jou echt hard nodig. Jouw gezonde en opgewekte zelf.
Waarom hechting zo belangrijk is Baby’s hebben op de eerste plaats behoefte aan warm menselijk contact. Ze vinden het fijn als je hun pruttelgeluiden nadoet of als je naar ze lacht. Ze houden ervan 16