Wat te doen met een leeuw met pensioen?
Voldoen aan de behoeften van de leeuw in gevangenschap Auteur: Lauri Adelaar Opdrachtgever: Stichting leeuw Opleidingsinstituut Silverlinde te Breda Opleiding: Veterinair natuurgeneeskundig therapeut & consultant Datum: Mei 2014
Copyright © 2014 Lauri Adelaar
Pagina | 1
Voorwoord Voor u ligt de scriptie van Lauri Adelaar. In het kader van mijn opleiding tot veterinair natuurgeneeskundig therapeut en consultant aan opleidingsinstituut Silverlinde ben ik bezig geweest aan deze laatste afrondende opdracht. De keuze voor het onderwerp van deze scriptie begon eigenlijk al op het Groenhorstcollege in Barneveld, waar ik de MBO opleiding volgde voor dierverzorging en bedrijfsmanagement. Daar begon mijn interesse voor het management van dieren in gevangenschap. Tijdens excursies naar verschillende dierbedrijven keek ik met een kritische blik naar de verblijven: past het verblijf bij de behoeften van de diersoort en lijkt het welzijn van de dieren in het verblijf in orde te zijn? Ook schoolopdrachten gingen vaak over het verbeteren van de huisvesting, zoals een betoog over het belang van het natuurlijk huisvesten van paarden. Ik ben dan ook blij dat de afstudeer opdracht voor mijn huidige opleiding een volgende stap is in deze rode draad door mijn opleidingen. Tijdens deze opleiding kwam nog meer naar voren wat het belang is van een goed diermanagement. Er wordt behandeld hoe de behoeften van een dier vastgesteld kunnen worden, wat de gevolgen kan zijn als het management niet aansluit op deze behoeften en hoe het management door middel van middelen en maatregelen verbeterd kan worden. Ik hoop met dit verslag een bijdrage te kunnen leveren aan de levenskwaliteit van de leeuwen, die voor een langere periode of mogelijk voor de rest van hun leven in gevangenschap moeten verblijven. Na het afronden van deze studie wil ik mijn kennis als natuurgeneeskundig therapeut, consultant en dierverzorger gebruiken om het management van dieren in gevangenschap te verbeteren. In het bijzonder van wildlife, maar ook van gezelschap- en landbouwdieren. Tot slot wil ik graag deze gelegenheid gebruiken om iedereen te bedanken die mij geholpen heeft met het schrijven van deze scriptie. Mijn opdrachtgever Stichting leeuw en zijn medewerkers, Peter Klaver, Guus Blokland, Karina de Jong-kamstra, Ferdinand van Merrienboer, de medewerkers van Silverlinde, Margriet Dudok van Heel, medestudenten, familie en vrienden. Ik wil ze bedanken voor hun adviezen, begeleiding, steun en geduld.
Pagina | 2
Samenvatting Doordat de leeuwen in een opvangcentrum daar hoogstwaarschijnlijk levenslang moeten verblijven, moet er voor hun welzijn getracht worden deze dieren optimaal te huisvesten. Door te werken met een natuurgeneeskundige visie kunnen de behoeften van een dier op fysiek, mentaal en energetisch niveau bepaald worden. Op basis van deze behoeften en de behoeften afgeleid van de natuurlijke leefomstandigheden, kan het welzijn van leeuwen in gevangenschap geoptimaliseerd worden. Er ontstaan vervolgens richtlijnen waaraan het management van de leeuw als diersoort moet voldoen. Voornamelijk de mentale en energetische behoeften brengen nieuwe inzichten. In de natuurgeneeskunde zijn ook de behoeften van een individu heel belangrijk. Geen enkel dier is hetzelfde en voor een optimaal welzijn van een dier in gevangenschap is het ook nodig, zijn individuele behoeften vast te stellen. Daarom is het van belang dat er ook van ieder individu een profiel wordt opgezet met zijn specifieke fysieke, mentale en energetische behoeften.
Pagina | 3
Inhoudsopgave Voorwoord……………………………………………………………………………………… 2 Samenvatting…………………………………………………………………………………. 3 Inhoudsopgave……………………………………………………………………………….. 4 1. Inleiding……………………………………………………………………………………..6 1.1 Aanleiding……………………………………………………………………………...6 1.2 Probleemstelling……………………………………………………………………… 6 1.3 Doelstelling……………………………………………………………………………. 7 1.4 Type onderzoek en methode…………………………………………………….… 8 1.5 Opdrachtgever………………………………………………………………………...11 1.6 Doelgroep……………………………………………………………………………… 11 2. Natuurgeneeskunde en diermanagement………………………………………… 12 2.1 Introductie…………………………………………………………………………….. 12 2.2 Natuurgeneeskunde………………………………………………………………… 12 2.3 Diermanagement…………………………………………………………………….. 12 2.4 Conclusie……………………………………………………………………………….13 3. De natuurlijke leefomstandigheden van de leeuw…………………………….. 14 3.1 Introductie…………………………………………………………………………….. 14 3.2 De natuurlijke leefomstandigheden……………………………………………...14 3.2.1 Biotoop…………………………………………………………………………. 14 3.2.2 Klimaat…………………………………………………………………………. 14 3.2.3 Leefwijze……………………………………………………………………….. 15 3.2.4 Voeding………………………………………………………………………… 16 3.3 Conclusie……………………………………………………………………………….18 4. De fysieke eigenschappen van de leeuw………………………………………….. 19 4.1 Introductie……………………………………………………………………………. 19 4.2 Evolutie………………………………………………………………………………... 19 4.3 De anatomie………………………………………………………………………….. 19 4.4 Conclusie……………………………………………………………………………… 23 5. De mentale eigenschappen van de leeuw………………………………………… 24 5.1 Introductie…………………………………………………………………………….. 24 5.2 Diersoortspecifiek gedrag………………………………………………………….. 24 5.3 Diercommunicatie …………………………………………………………………..26 5.4 Gedragstypering van de leeuw als diersoort…………………………………… 29 5.5 Conclusie……………………………………………………………………………….31
Pagina | 4
6. De energetische eigenschappen van de leeuw………………………………….. 32 6.1 Introductie……………………………………………………………………………… 32 6.2 De energetische waarden…………………………………………………………… 32 6.3 Voorkomende aandoeningen bij de leeuw………………………………………. 33 6.3.1 Voorkomende aandoeningen in het wild……………………………….. 33 6.3.2 Voorkomende aandoeningen in gevangenschap……………………….34 6.3.2.1 Opvangcentrum……………………………………………………. 34 6.3.2.2 Dierentuin…………………………………………………………… 35 6.3.2.3 Circus………………………………………………………………… 35 6.4 De energetische waarden van de aandoeningen in gevangenschap………. 36 6.4.1 Opvangcentrum……………………………………………………………….. 36 6.4.2 Dierentuin……………………………………………………………………… 38 6.4.3 Circus……………………………………………………………………………. 38 6.5 De eigenschappen van de energetische waarden……………………………… 39 6.5.1 Opvangcentrum……………………………………………………………….. 39 6.5.2 Dierentuin……………………………………………………………………….39 6.5.3 Circus……………………………………………………………………………. 40 6.6 Conclusie………………………………………………………………………………..41 7. Uitgangspunten voor het management van de leeuw in gevangenschap vanuit een natuurgeneeskundige visie……………………………………………….. 42 7.1 Introductie……………………………………………………………………………… 42 7.2 Huisvesting…………………………………………………………………………….. 42 7.2.1 Lion Care Manual…………………………………………………………….. 42 7.2.2 De behoeften van de leeuw…………………………………………………. 43 7.3 Sociale structuur………………………………….…………………………………. 44 7.3.1 Lion Care Manual…………………………………………………………….. 44 7.3.2 De behoeften van de leeuw…………………………………………………. 44 7.4 Voeding………………..……………………………………………………………….. 46 7.4.1 Lion Care Manual…………………………………………………………….. 46 7.4.2 De behoeften van de leeuw…………………………………………………. 46 7.5 Medisch…………………………………………………………………………………. 47 7.5.1 Lion Care Manual…………………………………………………………….. 47 7.5.2 De behoeften van de leeuw…………………………………………………. 48 7.6 Training en verrijking……………………………………………………………….. 48 7.6.1 Lion Care Manual…………………………………………………………….. 48 7.6.2 De behoeften van de leeuw…………………………………………………. 49 7.7 Het individu……………………………………………………………………………. 50 7.8 Conclusie………………………………………………………………………………..50 8. Conclusie…………………………………………………………………………………… 51 9. Aanbevelingen en vervolgonderzoeken…………..………………………………. 53 10. Literatuuropgave……………………………………………………………………..… 54 11. Bijlagen……………………………………………………………………………………. 56 Pagina | 5
1. Inleiding Terugplaatsen in het wild Het zou mooi zijn als deze dieren weer vrijgelaten kunnen worden in hun oorspronkelijke habitat. Helaas is dat meestal echter niet mogelijk. De wilde dieren in circussen en dierentuinen leven vaak al generaties lang in gevangenschap en zijn jarenlang door de mens verzorgd. In het bijzonder kunnen de dieren die vanwege onnatuurlijk gedrag , fysieke afwijkingen en ouderdomsklachten te afhankelijk zijn van hun verzorgen meer worden herplaatst in het wild. Een reservaat Dit is de mogelijkheid die het meeste in de buurt komt van het wild, maar is helaas ook niet voor alle dieren geschikt. Ook hier geldt dat vanwege onnatuurlijk gedrag, ziekte, fysieke afwijkingen of ouderdom het gunstiger is om ze in kleinere verblijven te houden. Zeker als er sprake is van medicatie en een dagelijkse observatie een vereiste is voor het dier zijn gezondheid. Ook de leeuwen die op de mens gefocust zijn, kunnen in een reservaat behoefte houden aan humaan contact. Een opvangcentrum Voor de wilde dieren die niet geschikt zijn om door middel van rehabilitatie in het wild of een reservaat teruggeplaatst te worden, is een opvangcentrum de volgende mogelijkheid. Hier kunnen deze dieren tot op hun laatste dag worden opgevangen. Een handelaar De wilde dieren van circussen en dierentuinen kunnen ook verkocht worden aan een handelaar. Waar het dier vervolgens terecht zal komen is de vraag. Om er zeker van te zijn dat een dier goed terecht komt, kan hij beter rechtstreeks naar een reservaat of opvangcentrum herplaatst worden. Euthanasie Als laatste mogelijkheid is er nog euthanasie. Sommigen zijn van mening dat een opvang teveel kost of dat de dieren niet in gevangenschap horen en dat euthanasie een betere optie is. Hoeveel leeuwen van circussen, dierentuinen en particulieren uit Europa naar één van bovenstaande mogelijkheden gaan is onduidelijk. De verschillende partijen die hier mee te maken hebben zoals Stichting leeuw, Wilde dieren de tent uit, Stichting Viervoeters, WSPA gaven aan hiervan geen duidelijke gegevens te hebben. Ook de overheid registreert deze gegevens niet. [27] De grote katachtigen die bij Stichting leeuw en Stichting Viervoeters in Nederland in de opvang zitten komen bij dierentuinen, circussen en particulieren vandaan en het aantal grote katachtigen in Nederlandse opvangcentra neemt toe. Het merendeel van deze dieren komen in principe bij beroepsdierhouders vandaan. Verder komt het sporadisch voor dat ze de roofdieren van particulieren opvangen, omdat zij zelden afstand doen van hun dieren. [26,28,29]
Pagina | 6
Voor het welzijn van de leeuwen, die waarschijnlijk de rest van hun leven in een opvangcentrum zullen verblijven, is het belangrijk dat het management van het opvangcentrum zo veel mogelijk tegemoet komt aan hun behoeften. In een recent onderzoeksrapport van Universiteit Wageningen staat vermeldt, dat er tot nu toe om het welzijn van een wild dier in gevangenschap te waarborgen, voornamelijk wordt gekeken naar de fysieke behoeften en de natuurlijke omstandigheden van de voorouders van het dier in het wild [37]. Maar in hoeverre komt een leeuw uit het circus of dierentuin, die al generaties lang in gevangenschap leeft nog overeen met zijn natuurlijke voorouders en hebben zij nog wel dezelfde behoeften? Zoals al eerder aangegeven wordt zijn zij niet geschikt voor terugplaatsing in het wild, doordat zij afwijken van hun wilde voorouders. Het is daarom goed mogelijk dat zij nu ook andere behoeften hebben dan hun voorouders. 1.3 Doelstelling Er moet daarom gezocht worden naar een manier om verder te kijken dan alleen de fysieke eigenschappen en natuurlijke omstandigheden om deze gepensioneerde leeuwen goed op te vangen. Een mogelijkheid hiervoor is om te werken met een natuurgeneeskundige visie. In de natuurgeneeskunde wordt uitgegaan van de totaliteit van het dier; dat alles onlosmakelijk met elkaar verbonden is. Een dier is meer dan een fysiek lichaam, hij is een optelsom van zijn fysieke, mentale en energetische eigenschappen. De zogenoemde holistische visie. Door met deze natuurgeneeskundige visie de natuurlijke, fysieke, mentale en energetische eigenschappen van de leeuw als diersoort in kaart te brengen, ontstaan er nieuwe inzichten over de behoeften van de leeuw. Deze nieuwe inzichten kunnen een bijdrage leveren aan het verbeteren van het welzijn van leeuwen in opvangcentra. Het doel van deze scriptie is: Met een natuurgeneeskundige visie de leefsituatie van de leeuw in opvangcentra te optimaliseren. Hieruit kunnen de volgende onderzoeksvraag en subvragen geformuleerd worden. Onderzoeksvraag: Is het mogelijk om de opvang van de leeuw met een natuurgeneeskundige visie te optimaliseren? Subvragen: 1. Wat zijn de natuurlijke leefomstandigheden van de leeuw? 2. Wat zijn de fysieke eigenschappen van de leeuw? 3. Wat zijn de mentale eigenschappen van de leeuw? 4. Welke aandoeningen zijn typerend voor de leeuw in gevangenschap? 5. Wat zijn de energetische waarden van deze aandoeningen? 6. Wat zijn de energetische eigenschappen van de leeuw? 7. Wat zijn de natuurlijke behoeften van de leeuw? 8. Wat zijn de fysieke behoeften van de leeuw? Pagina | 7
9. Wat zijn de mentale behoeften van de leeuw? 10. Wat zijn de energetische behoeften van de leeuw? 11. Hoe kunnen de natuurlijke, fysieke, mentale en energetische behoeften van de leeuw in gevangenschap praktisch worden toegepast in een diermanagementplan?
1.4 Type onderzoek en methode Dit onderzoek is een beschrijvend onderzoek. Aan de hand van de verzamelde literatuur en resultaten van dit onderzoek moet worden vastgesteld of het daadwerkelijk mogelijk is de opvang van leeuwen met een natuurgeneeskundige visie te optimaliseren. Hiervoor moet een management voor de leeuw in gevangenschap volgens een natuurgeneeskundige visie worden opgesteld. Dit management moet volgens deze visie voldoen aan de natuurlijke, fysieke, mentale en energetische behoeften van de leeuw. Om deze behoeften vast te kunnen stellen wordt er eerst gekeken naar de leeuw zijn: • natuurlijke leefomstandigheden • fysieke eigenschappen • mentale eigenschappen • energetische waarden De natuurlijke leefomstandigheden De manier waarop de leeuw in het wild leeft, geeft een beeld van zijn natuurlijke gedragingen en behoeften. Van deze natuurlijke leefomstandigheden wordt gekeken naar de volgende onderdelen: biotoop, klimaat, leefwijze en voeding. Deze informatie kan door middel van een literatuur onderzoek worden vastgesteld. Hiervoor is gebruik gemaakt van verschillende boeken, websites, dvd’s en tv-programma’s. De fysieke eigenschappen De fysieke eigenschappen van de leeuw worden bepaald door te kijken naar de ontwikkelingen in de evolutie en welke fysieke eigenschappen specifiek zijn voor deze diersoort. Ook de fysieke eigenschappen zijn door middel van een literatuur onderzoek vastgesteld. Hiervoor is gebruik gemaakt van verschillende boeken, websites, dvd’s, tv-programma’s en documentaires. De mentale eigenschappen Om de mentale eigenschappen van de leeuw te kunnen bepalen wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van verschillende methodes: • Het vaststellen van diersoortspecifieke gedragingen • Diercommunicatie (voor een verdere uitleg van dit begrip, zie hoofdstuk 4) • Gedragstyperingen Het vaststellen van diersoortspecifieke gedragingen Om de diersoortspecifieke gedragingen van de leeuw vast te kunnen stellen, wordt zijn gedrag vergeleken met die van andere grote katachtigen. Op die manier wordt
Pagina | 8
het duidelijk welke gedragingen typerend zijn voor de leeuw. Zijn gedrag wordt op verschillende gedragsgebieden vergeleken met die van de tijger, luipaard en cheeta. Dit kan door middel van een literatuur onderzoek worden vastgesteld. Deze informatie is verkregen uit verschillende boeken en websites. Diercommunicatie Door middel van diercommunicatie is een beeld verkregen van de mentale eigenschappen van de leeuw in het wild en in gevangenschap. Hiervoor is een interview afgenomen met Karina de Jong-Kamstra (zie bijlage 1). Zij is werkzaam als dierentolk, -coach en –trainer en heeft een eigen praktijk waarin zij zowel mensen als dieren begeleidt. Karina heeft met meerdere wilde dieren in gevangenschap contact gelegd en heeft hun verhalen vastgelegd in haar boek: dierentuindieren aan het woord[3]. Daarnaast heeft zij tijdens haar rondreizen door Afrika contact gehad met leeuwen in het wild. In haar boek heeft Karina Simbo, een leeuw uit de dierentuin en Rens, een leeuw uit het circus verschillende vragen gesteld over hun leven in gevangenschap. Om een goed beeld te krijgen van de leeuw in de verschillende vormen van gevangenschap, heeft zij voor dit onderzoek contact gelegd met Isolde, een leeuwin uit een opvangcentrum (zie bijlage 2). Er is bewust gekozen om contact te leggen met een leeuwin, om ook een beeld te krijgen van hoe een leeuwin haar leven in gevangenschap ervaart. Het toepassen van gedragstyperingen Door het toepassen van gedragstyperingen wordt een beter inzicht verkregen in het waarom de leeuw zich gedraagt zoals hij zich gedraagt. Hiervoor is gebruik gemaakt van een literatuur onderzoek met verschillende boeken en websites. De energetische eigenschappen Om te bepalen welke aandoeningen typerend zijn voor de leeuw in gevangenschap moet onderzocht worden welke aandoeningen er voorkomen in het wild en in gevangenschap. Vervolgens kunnen aan de aandoeningen die voorkomen in gevangenschap de achterliggende energetische waarden gekoppeld worden. Met deze waarden kan bepaald worden welke energetische eigenschappen de leeuw in gevangenschap heeft. Voor de aandoeningen die voorkomen bij de leeuw in het wild zijn verschillende boeken, websites en documentaires geraadpleegd. Over de voorkomende aandoeningen bij de leeuw in gevangenschap was weinig gedocumenteerde literatuur te vinden. Daarom is ervoor gekozen verschillende Exotische dierenartsen te raadplegen over hun ervaring met aandoeningen bij leeuwen in gevangenschap. Twee Nederlandse dierenartsen waren voor dit onderzoek bereid hun ervaringen te delen. Zij hebben ieder een overzicht gegeven van de aandoeningen die zij tijdens hun carrière voornamelijk bij de leeuw in gevangenschap zijn tegengekomen. Deze dierenartsen zijn: •
Guus Blokland, eigenaar van Dierenkliniek Hoograven. Door een jarenlange betrokkenheid bij Stichting Viervoeters en Stichting Leeuw, heeft hij veel Pagina | 9
•
ervaring opgedaan met de behandeling van grote katachtigen in opvangcentra. Peter Klaver, eigenaar van Dierenkliniek Klaver4dieren. Hij zet zich in voor de gezondheid en welzijn van bijzondere dieren, dieren in dierentuinen en in het wild. Tot 2001 werkte hij als vaste dierenarts van Artis, sindsdien is hij zelfstandig dierenarts deskundig op het gebied van exoten, dierentuindieren, wildlife en hobbyvarkens. Hierdoor heeft hij veel ervaring opgedaan met de behandeling van grote katachtigen in dierentuinen en circussen.
Aan de hand van de resultaten van bovenstaande onderwerpen, wordt van de leeuw zijn natuurlijke, fysieke, mental en energetische behoeften vastgesteld. Aan de hand daarvan kan door middel van een natuurgeneeskundige visie een aanvulling gegeven worden op het management van de leeuw in gevangenschap. Naast het toepassen van de onderzoeksresultaten, wordt er voor het ontwerpen van het management ook gebruik gemaakt van bestaande literatuur. Hiervoor is gebruik gemaakt van handleidingen en syllabussen. Voor de praktijkervaring wordt er een aantal dagen meegelopen tijdens de dagelijkse verzorging van de grote katachtigen bij Stichting leeuw.
1.5 Opdrachtgever Stichting leeuw. Stichting leeuw is een Nederlandse opvang van roofdieren in Anna Paulowna(NH). Het is een centrum waar grote katachtigen worden opgevangen en gefokt. Hun doel is om roofdieren op te vangen en te verzorgen en daarnaast het rehabiliteren van roofdieren naar hun oorspronkelijke leefgebied. [29]
1.6 Doelgroep Deze scriptie is bedoeld voor organisaties in binnen- en buitenland, die zich inzetten voor het welzijn van leeuwen in gevangenschap. .
Pagina | 10
2. Natuurgeneeskunde en diermanagement 2.1 Introductie In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 2.2 beknopt omschreven wat natuurgeneeskunde inhoudt. In paragraaf 2.3 wordt kort toegelicht wat diermanagement inhoudt. Daarna volgt de conclusie van wat de toegevoegde waarde van de natuurgeneeskunde voor het diermanagement kan zijn.
2.2 Natuurgeneeskunde Natuurgeneeskunde is een geneeswijze waarbij gebruik wordt gemaakt van de kennis van anatomie, neurologie, fysiologie en pathologie en de kennis van natuurgeneeswijzen. In de natuurgeneeskunde gaat men ervan uit dat ieder lichaam bezit over een zelfgenezend vermogen. Het lichaam geneest bijvoorbeeld zelf zijn wondjes of bestrijdt een ziekteverwekker met zijn eigen immuunsysteem. Een dier met een goed functionerend zelfgenezend vermogen, is in staat zichzelf gezond te houden. Bij een disbalans raakt dit zelfgenezend vermogen verstoord en is het dier vatbaar voor aandoeningen. Een disbalans wordt veroorzaakt doordat het dier niet in zijn behoeften wordt voorzien. Hierbij wordt uitgegaan van een holistische visie; alles is onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een dier is meer dan een fysiek lichaam, hij is een optelsom van zijn fysieke, mentale en energetische eigenschappen. Om in balans te zijn moet het dier worden voorzien van een omgeving, waarin voldaan wordt aan zijn fysieke, mentale en energetische behoeften. Om een disbalans te herstellen wordt er in de natuurgeneeskunde middelen uit de natuur ingezet om het lichaam een prikkel te geven die het zelfgenezend vermogen herstellen. Daarnaast zal er door middel van maatregelen ervoor gezorgd worden dat de omgeving van het dier voldoet aan de behoeften van het dier. Het advies van een natuurgeneeskundig therapeut/consultant bestaat daarom vaak uit een combinatie van: • maatregelen (veranderingen in voerpatronen en levensomstandigheden.) • een therapie in handelen (zoals massage, bewegingstherapie enz.) • een therapie in middelen (homeopathie, aromatherapie, fytotherapie enz.) [5,15]
2.3 Diermanagement Diermanagement is letterlijk gezien het beheren van dieren. Vooral waar dieren bedrijfsmatig of in grotere aantallen gehouden worden, wordt een managementplan opgesteld. Dit plan bestaat meestal uit de volgende onderdelen: huisvesting, hygiëne, transport, sociale structuur, voeding, medische zorg, voortplanting, training en verrijking. Bij al deze onderdelen wordt gelet op het welzijn van het dier en hoe de verzorging op een veilige manier kan worden uitgevoerd door de dierverzorger.
Pagina | 11
Een veel gebruikte omschrijving van welzijn voor dieren in het diermanagement is: “leven in harmonie met de omgeving, zowel lichamelijk als geestelijk”. Een dier heeft in zijn omgeving bepaalde dingen nodig om te kunnen functioneren en om te kunnen leven naar zijn aard, zoals foerageergedrag of sociale interactie. Slechte omstandigheden kunnen tot welzijnsproblemen leiden. Een vermindering van welzijn kan leiden tot gezondheidsstoornissen, ziektes, verwondingen en afwijkingen in het gedrag. [11]
2.4 Conclusie In de natuurgeneeskunde en in het diermanagement wordt bij beide ervan uitgegaan dat een goede omgeving belangrijk is voor het welzijn van het dier. Bij slechte omstandigheden vermindert het welzijn en vergroot dit de kans op aandoeningen. Doordat er in de natuurgeneeskunde wordt gewerkt met een holistische visie kunnen ook de behoeften van een dier bepaald worden op een fysiek, mentaal en energetisch niveau. Hierdoor wordt er een totaalbeeld van alle niveaus van het dier verkregen. Deze kennis kan worden benut om het management van het dier nog beter aan te laten sluiten op zijn behoeften en daarmee zijn welzijn verhogen.
Pagina | 12
3. De natuurlijke leefomstandigheden van de leeuw 3.1 Introductie In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de eerste onderzoeksvraag: 1. Wat zijn de natuurlijke leefomstandigheden van de leeuw? De leefomstandigheden bestaan uit de volgende aspecten: biotoop, klimaat, leefwijze en voeding en worden in paragraaf 3.2 omschrijven.
3.2 De natuurlijke leefomstandigheden 3.2.1 Biotoop De Afrikaanse leeuw is te vinden op het Afrikaanse continent ten zuiden van de Sahara. De Afrikaanse leeuw leeft in de open savannen, grasvlakten, struikgebieden, halfwoestijnen en licht beboste streken van Afrika. Ze gebruiken hun omgeving voornamelijk om te rusten in de schaduw en om ongemerkt hun prooi te kunnen besluipen. Leeuwen zijn voornamelijk aardse dieren, maar af en toe klimmen ze in bomen om te rusten of om te ontsnappen aan andere dieren. Ze gebruiken de bomen wel om hun nagels te scherpen en om geursporen achter te laten. Verder rusten ze op verhogingen zoals rotspartijen, voor een goed overzicht van naderende dreigingen en hun prooidieren. De Aziatische leeuw kwam oorspronkelijk voor op een aangesloten leefgebied van Griekenland tot in India. Op dit moment leven er alleen nog ca. 410 Aziatische leeuwen in het Gir-gebied in India. In tegenstelling tot de Afrikaanse leeuw komt de Aziatische leeuw ook voor in gebieden met meer beboste gebieden en heeft daar ook zijn leefwijze op aangepast. [30,36] 3.2.2 Klimaat Het klimaat in Afrika is op de meeste plaatsen erg warm en droog, maar er zijn ook plaatsen waar het veel regent. In sommige gebieden van Afrika zijn er verschillende seizoenen, dit kunnen er twee of vier zijn en bestaan meestal uit een nat en een droog seizoen. Daarnaast zijn er gebieden waar de temperatuur en de hoeveelheid neerslag het gehele jaar vrij gelijk blijven. De verschillende klimaten waar de leeuw voornamelijk in leeft zijn: • Steppeklimaat: Het gehele jaar door is het hier heet en valt er weinig neerslag. Er zijn maar 3 maanden per jaar dat er neerslag valt. • Woestijnklimaat: In dit klimaat is het overdag vaak heel heet en ’s nachts kant het afkoelen tot onder het vriespunt. Er valt weinig neerslag en het weer is het hele jaar door constant. • Savanneklimaat: Het savanneklimaat is een tropisch klimaat, daar heerst het hele jaar door en hoge temperatuur. De neerslag per jaar is 50-150 centimeter. Er is afwisselend een droog en een nat seizoen.
Pagina | 13
•
Equatoriaal klimaat: Dit is een klimaat waar het hele jaar door veel neerslag valt. De temperaturen blijven het hele jaar door hoog en vrijwel gelijk net als de neerslag [13,21,32,33]
3.2.3 Leefwijze Vanwege het warme klimaat waarin de leeuwen leven, rusten ze overdag voornamelijk in de schaduw. Dit doen zij ook om energie te besparen, pas in de schemering worden zij actief. Gemiddeld rust een leeuw 20 uur per dag en de overige uren besteden zij aan interactie met hun soortgenoten en de jacht. In de samenstelling van een leeuwentroep, maar ook in hun jachttechnieken kan veel variatie zitten. Hieronder meer over deze variatiemogelijkheden. Sociale structuur Leeuwen zijn de enige katachtigen die in langdurige familiegroepen leven. Deze familiegroepen bestaan uit een zeer georganiseerde structuur, met een vast sociaal systeem en een duidelijke arbeidsverdeling. Waar van samenleving tot samenleving duidelijke regionale cultuurverschillen te vinden zijn. Deze cultuurverschillen ontstaan door een wisselwerking tussen de karakters van de dieren, het klimaat, de vegetatie, de grootte en welvaart van het leefgebied. Door deze factoren blijven de culturen constant in ontwikkeling en worden er door de jaren heen verschillende observaties gedaan wat betreft leeuwen en hun leefwijzen. Een leeuwentroep bestaat meestal uit familiegerelateerde leeuwinnen, een volwassen man en een aantal welpen. Ook zijn er jongvolwassen mannen die mogen blijven tot ze op eigen benen kunnen staan (2-4 jaar). De grootte van een troep varieert van 2 à 3 tot meer dan 30 leeuwen. Dit wordt bepaald door de hoeveelheid prooidieren in het territorium en door de dichtbegroeidheid van het gebied. Door de dichtbegroeidheid wordt de jacht bemoeilijkt. Bij de Aziatische leeuw, die meer in de bossen leeft, zie je dan ook kleinere troepen en dat er vaker solitair gejaagd wordt. Bij voedselschaarste zal de troep zich opsplitsen om te overleven. In een gebied waar ze moeten concurreren met andere troepen of grote groepen hyena’s, zijn er voor de verdediging vaak meerdere volwassen mannen in een troep aanwezig. Als er weinig concurrentie is of als er ook niet veel prooidieren zijn, is een extra volwassen man lastig om te onderhouden. Vooral omdat hij in het algemeen minder bijdraagt aan de jacht. In een troep zijn de vrouwen altijd in de meerderheid. De troep wordt geleid door de sterkste leeuwin: de matriarch. Haar karakter bepaald de onderlinge communicatie. Soms is er sprake van een sterke sociale hiërarchie, soms van een absolute democratie. Leeuwinnen De positie van de volwassen leeuwinnen in de groep is redelijk stabiel en zij behoren tot de vaste kern van de troep. Ze zijn bijna altijd familie van elkaar, wat zorgt voor weinig conflicten in de groep. Ze zorgen onderling voor het opgroeien van de jongen, Pagina | 14
zijn vaak tegelijk drachtig en coördineren samen de jacht. Leeuwinnen blijven vaak in de troep waar ze geboren zijn. Het is voor hun lastig om als nomade te leven. Leeuwen Bij de mannen is hun positie onzekerder. De vrouwen accepteren hem wel of niet. Als er veel vrouwen zijn dan is er vaak een 2e of zelfs een 3e man om te voorkomen dat de leeuwinnen worden ingepikt door een ander duo of trio. In een troep zorgen de volwassen mannen voor de voortplanting en het verdedigen van het leefgebied en gevangen prooien tegen indringers. Wanneer de jonge mannen in de troep tussen de 2 en 4 jaar oud zijn, zijn ze volwassen en worden ze verjaagd door het volwassen mannetje. De verstootte leeuw lijdt een nomadisch leven, op zoek naar zijn eigen territorium. De nomaden leven solitair of vormen samen een groep. Een man kan zich invechten in een troep ten koste van zijn voorganger om na een paar jaar zelf verjaagd te worden en het nomaden leven weer op te pakken. Territorium Afhankelijk van de aard van het gebied en de prooidichtheid kan het gebied maximaal 400km2 groot zijn. Bij voldoende voedsel hoeft het territorium niet groter te zijn dan 20km2 Het territorium wordt fanatiek verdedigd door de mannen met het plaatsen van geursignalen om de indringer op de hoogte te brengen van wie daar regeert. De geursignalen worden geplaatst via de urine (het sprayen) en de geurklieren tussen de klauwen, aan de zijkant van de bek en bij de anus. Voor de communicatie op lange afstand kan de leeuw brullen en heeft op de open vlaktes een bereik van 8km. Indringers worden verjaagd, wat soms leidt tot een gevecht met grote verwondingen of zelfs de dood. [1,2] 3.2.4 Voeding Leeuwen eten voornamelijk grote hoefdieren, maar soms ook kleinere prooidieren. Dit hangt ervan af of de leeuw in zijn eentje of in een groep jaagt. Als er één of twee leeuwinnen jagen dan gaan ze eerder voor de kleinere prooidieren zoals een parelhoender, wrattenzwijn, springbok of impala. Jagen ze in een groep dan gaan ze voor de grotere hoefdieren zoals de buffel, giraffe, zebra en olifant. Leeuwen doden regelmatig andere roofdieren, zoals de hyena of cheeta omdat, ze deze dieren als bedreiging beschouwen. Deze dieren worden echter meestal niet opgegeten. Leeuwen eten als ze kunnen 18-30 kilo per maaltijd. Meestal eten ze iedere dag maar, het kan ook voorkomen dat ze bijna twee weken niet eten. De leeuw zal zelf niet vaak plantaardig eten, tenzij hij zich niet lekker voelt en op zoek gaat naar een speciale plant om zich beter te maken (gras om over te geven, etc.) Ze eten bij voorkeur planteneters omdat, ze van de voorverteerde planten in de darminhoud gebruik kunnen maken. Daar zitten noodzakelijke voedingstoffen in, zoals vitamines en mineralen. De prooi wordt daarom in zijn geheel opgegeten, hier kunnen ze een aantal uur mee bezig zijn. Het mannetje en de hogergeplaatste leeuwinnen eten als eerst, vervolgens eten de jongere leeuwen en als laatste de welpjes. Zo blijven bij voedselschaarste automatisch de sterkste leden over. Bij voldoende voorraad drinken ze iedere dag water, vijf dagen zonder water komt ook voor. Ze gebruiken veel water uit hun eigen Pagina | 15
stofwisseling en het vocht uit de prooi. Bij regen likken ze elkaars vacht af en er zijn observaties dat leeuwen vocht uit wild fruit en planten halen. [2,4,40] Jachttechnieken Bij het invallen van de schemering en ’s nachts gaan de leeuwen op pad om te jagen. Hoewel het mannetje er indrukwekkend uitziet, zijn het de vrouwtjes die het meeste werk doen bij de jacht. Slechts 13% van de prooien wordt door de mannen gevangen. De leeuwinnen jagen alleen, in paren of in grotere groepen. Ze hebben tijdens de jacht bijzonder veel geduld en kunnen urenlang wachten in het hoge savanne gras voordat ze op een aanval overgaan. Leeuwen zijn opportunistische jagers en ze passen zich aan het prooidier en de omgeving aan. Hierdoor zien we bij de leeuwen verschillende jachttechnieken. Het verschil hierin wordt bepaald door het aangeleerde gedrag van de moeder, het leefgebied, de grootte van de prooidieren, de hoeveelheid prooidieren, de aanwezigheid van andere roofdieren en of ze solitair of in een groep jagen. Sommige leeuwentroepen hebben jachttechnieken ontwikkeld, waarmee ze neushoorns en olifanten kunnen doden. Anderen leeuwentroepen kunnen dit niet en bij sommige troepen verdwijnt deze kennis zodra de matriarch overlijdt. De meest voorkomende jachttechnieken zijn: • De solitaire jachttechniek De prooi wordt eerst beslopen, een korte en snelle sprint is meestal voldoende om het slachtoffer te verrassen. Vervolgens wordt het dier besprongen. Door een beet in de keel of nek wordt de luchtweg afgesloten en stikt het prooidier. Wanneer de nekbeet niet tot een onmiddellijke dood leidt, maakt de leeuw harde schopbewegingen met haar achterpoten, tegen de onderzijde van het prooidier om de buik open te rijten. • Groepsjacht Het samenwerken tijdens de jacht is alleen mogelijk met goede communicatie en er zijn basisafspraken nodig om op elkaar in te kunnen spelen. Hier is echter niet veel over bekend. Wat wel duidelijk is, is dat leeuwinnen in de jacht allemaal een vaste positie hebben. Ze omcirkelen een kudde prooidieren en een aantal leeuwinnen jagen de kudde op. De kudde probeert vervolgens te vluchten, maar worden bij de mogelijke vluchtroutes opgewacht door de overige leeuwinnen en worden zo in een hinderlaag gejaagd. Door de paniek in de kudde raken dieren geïsoleerd en vallen ten prooi aan de leeuwen. • Jachttechniek per diersoort De kleinere hoefdieren (zebra’s, buffels en gnoes) worden zoals bovenstaande techniek in een hinderlaag gedreven. De jacht op grotere en gevaarlijkere prooidieren vereisen andere technieken. Bijvoorbeeld de giraffe kan dodelijke trappen uitdelen en door de hoge benen is dit dier moeilijk te bespringen. Een techniek die de leeuwen gebruiken om een giraffe te vangen is om ze in het donker over kreupelhout op te jagen. Hierdoor struikelt de giraffe en kunnen de leeuwen toeslaan. Ook bij het jagen op olifanten lopen de leeuwen meer risico’s. Er zijn niet Pagina | 16
veel troepen die succesvol op olifanten kunnen jagen. De troepen die dat wel doen, doen dit voornamelijk ’s nachts en met grote aantallen om de olifant eronderuit te krijgen. Ze bespringen de olifant net zolang totdat hij uitgeput is. De welpen leren het jagen door te oefenen op kleine prooien, spelen met soortgenoten en door de leeuwinnen op jacht te observeren. Na 11 maanden nemen de welpen deel aan de jacht. [2, 40,44]
3.3 Conclusie De leeuw leeft voornamelijk op open vlaktes en gebruikt de begroeiing als schaduw en camouflage. Ze kunnen zich echter wel aanpassen aan meer beboste gebieden. Leeuwen zijn geen actieve klimmers, maar kunnen dit wel. Het klimaat bestaat voornamelijk uit droog en warm weer, waardoor de leeuwen overdag meestal rusten in de schaduw en pas actief worden in de schemering. De temperatuur kan echter afkoelen tot onder het vriespunt, wat betekent dat ze fysiek ook in staat zijn koudere temperaturen aan te kunnen. De leeuw leeft in een troep bestaande uit verschillende volwassen vrouwtjes, één of enkele volwassen mannen, de jongvolwassenen en de welpen. Deze troepen bestaan uit een zeer georganiseerde structuur, wat nodig is voor een goede overlevingskans en een succesvolle jacht op de open vlaktes. De grootte van hun territorium hangt af van de aard van het gebied en de prooidichtheid. Het territorium wordt fanatiek verdedigd door de mannen. Leeuwen eten voornamelijk grote hoefdieren en als ze kunnen eten ze 18-30 kilo per maaltijd. Doordat zij zelf bijna niet plantaardig eten, eten ze voornamelijk planteneters voor hun darminhoud, om eventuele tekorten aan vitaminen en mineralen te voorkomen. Met het eten van hun prooi kunnen ze een aantal uur bezig zijn. Leeuwen zijn opportunistische jagers, die zich aan de omgeving en het prooidier aanpassen. Hierdoor zien we bij de leeuwen verschillende jachttechnieken
Pagina | 17
4
De fysieke eigenschappen van de leeuw
4.1 Introductie Hoofdstuk 4 geeft een antwoord op de tweede onderzoeksvraag: 2. Wat zijn de fysieke eigenschappen van de leeuw? Het hoofdstuk begint in paragraaf 4.2 met een stuk over de evolutie van de grote katachtigen. In paragraaf 4.3 worden de specifieke fysieke eigenschappen van de leeuw toegelicht.
4.2 Evolutie Circa 30 miljoen jaar geleden hebben de katachtigen zich helemaal ontwikkeld op het eten van vlees. Hun gebit en maag-darmkanaal waren niet meer geschikt voor het verwerken en opnemen van ander voedsel. Een dergelijke specialisatie brengt een groot risico met zich mee. Om dit risico te verkleinen hebben de katachtigen, en dus ook de leeuw, zich met hun uiterlijk en innerlijk ontwikkelt tot een gespecialiseerd roofdier. [2]
4.3 De anatomie Met een sterk en gespierd lichaam is de leeuw gebouwd voor de jacht. Hij is soepel, behendig, kan hard lopen en heeft sterke schouders om de prooi vast te klemmen. Zijn sterke kaken en lange hoektanden zijn krachtig genoeg om grote prooidieren te doden. Hieronder volgen de algemene kenmerken en specifieke fysieke eigenschappen van de leeuw. Algemene kenmerken Uiterlijk de leeuw heeft een brede kop, een korte snuit en relatief kleine, ronde oren. Hij heeft een kortharige zandgele vacht. De mannetjes hebben manen. Leeftijd leeuwen in het wild worden gemiddeld10 tot 15 jaar. Leeuwen die in gevangenschap leven kunnen ouder dan 20 jaar worden. Schouderhoogte 100 tot 128 centimeter. Lengte mannetje 172 tot 300cm, vrouwtje 140 tot 192cm. Gewicht mannetje 150 tot 280kg, vrouwtje 100 tot 180kg. Snelheid tot 65km/h. De ogen De ogen van de leeuw staan naar voren gericht en voorop de kop geplaatst, dit geeft de leeuw een breed gezichtsveld. De leeuw heeft een binoculair (driedimensionaal) zicht en kan vermoedelijk geen kleuren onderscheiden. Overdag kan de pupil samengetrokken worden tot een zeer smalle spleet. Hierdoor komt er niet teveel zonlicht binnen wat de leeuw kan verblinden. Bij weinig licht staan de pupillen open om zoveel mogelijk licht door te laten. ’s Nachts kan de leeuw met zelfs maar een klein beetje licht goed zien. Doordat er een reflecterende laag achter het netvlies zit wordt het binnenkomende licht gereflecteerd en optimaal benut. Deze eigenschappen zorgen ervoor dat een leeuw overdag en ’s nachts goed kan zien.
Pagina | 18
De neus Leeuwen beschikken over een goed reukvermogen. Het reukepitheel van de leeuw bevat veel reukcellen en daarnaast beschikken ze over het orgaan van Jacobson (fig. 4.1). Dit orgaan bevindt zich in het harde gehemelte. Hij gebruikt dit orgaan als hij zijn bek opent, het zogenaamde flehmen. Door middel van de tong worden de geuren naar het orgaan van Jacobson gestuurd en vanuit dit orgaan gaan de geuren vanuit de ingeademde lucht naar de hypothalamus. Zijn goede reukvermogen stelt hem in staat om van een verre afstand prooien/voedsel te ruiken en gevaren te herkennen. Zijn neus is extra gevoelig voor stikstofverbindingen Deze komen onder meer vrij bij bedorven vlees en behoedt de leeuw voor het eten hiervan. Daarnaast is een leeuw in staat om de chemische boodschappen in achtergelaten urine of faeces te lezen. • • • • • • •
a: reukgang b: mondholte c: reukepitheel d: reukcentrum e: tong f: orgaan van Jacobson g: hypothalamus
Figuur 4.1 De anatomie van de reukonderdelen van de leeuw.
Snorharen De snorharen van de leeuw zijn bijzonder gevoelig. De wortels van de snorharen zijn namelijk omgeven door zenuwuiteinden. Luchtwervelingen en drukverschillen worden hierdoor opgevangen. Door deze gevoeligheid hebben de snorharen meerdere functies: • Het beschermen van de ogen. Zodra de snorharen worden aangeraakt sluiten de oogleden. • ’s Nachts worden ze gebruikt als een extra oriëntatie mogelijkheid. • De snorharen helpen om de positie van de prooi in de bek vast te stellen. Zo kan de juiste plek voor de nekbeet worden bepaald. • Door de snorharen om de prooi te slaan nemen ze de spierspanning van de prooi waar. Zo voelt de leeuw wanneer het dier overleden is, zodat de prooi niet kan ontsnappen wanneer hij te vroeg los laat. Het gebit Het gebit is zeer ver gespecialiseerd en hierdoor alleen geschikt voor het verwerken van vlees. De leeuw bezit 12 snijtanden, 4 scherpe hoektanden, 8 knipkiezen boven en 6 knipkiezen beneden. De grote hoektanden dringen diep in het vlees, om een prooi te doden. De snijtanden snijden door de huid om stukken vlees van het karkas af te scheuren. De speciaal aangepaste knipkiezen worden gebruikt om stukken vlees en bot te verkleinen (fig. 4.2). Figuur 4.2 het gebit van de leeuw
Pagina | 19
De kaken zijn kort en zo opgehangen dat hij zijn gebit alleen op en neer kan bewegen. Dit is ideaal om door taai vlees en botten te snijden. De sterke kaakspier zorgt voor een goed houvast en de grote kaken kunnen bij een klein prooidier volledig om de keel sluiten en de luchtpijp te vermorzelen. Hierdoor krijgt de prooi geen lucht en volgt er een snelle dood. Dit maakt een leeuw in staat om snel en zonder groot risico een klein prooidier individueel te doden. Bij grotere prooidieren is dit echter niet mogelijk. Om risico’s te voorkomen, zijn de leeuwen genoodzaakt om bij grote prooidieren in een groep te jagen. De tong De leeuw heeft een ruwe tong met sterke achterwaarts gerichte puppillen. Deze pupillen zijn behulpzaam bij het schoonlikken van beenderen en het verwijderen van teken en vlooien wanneer de leeuw zich schoonlikt. Het bewegingsapparaat De leeuw heeft een lange soepele rug en staart. Hierdoor zijn ze in staat snel te kunnen versnellen en gedurende een korte tijd een hoge snelheid aan te houden. Zijn sterke spieren zorgen voor veel kracht om een prooi te vangen en om hoog en ver te kunnen springen (fig. 4.2). De voorpoten kunnen wijd gespreid worden om zijn prooi te omvatten en vast te houden. De leeuw staat op zijn vier tenen. Iedere teen bestaat uit drie botjes (phalanx 1, 2 en 3). Het grootste deel van het gewicht van de leeuw rust op het kussenbed van de vier ‘phalanx 1’ botjes van elk van de tenen en op de vier kleine kussenbedjes van de tenen. Hierdoor maken ze minder geluid met lopen en kunnen ze harder rennen. Ook de lichte beharing rondom de voetkussentjes zorgen ervoor dat ze hun prooi geluidloos kunnen besluipen. Aan de voorpoten heeft de leeuw een vijfde teen die zich wat hoger op de voorpoot bevind. Deze wordt gebruikt bij het grijpen van een prooi. De hand- en voetwortelbeentjes worden door sterke ligamenten bijeengehouden waardoor een goed veermechanisme ontstaat. Dit mechanisme vangt de grote klappen op tijdens het rennen of een sprong. Nagels Door een elastisch ligament dat aan de nagels verbonden is kan de leeuw bij rust zijn nagels intrekken. Hierdoor slijten de nagels minder snel en blijven ze scherp voor jacht (fig. 4.3).
Figuur 4.3 voorbeeld van een aangetrokken nagel (boven) en een ontspannen nagel (onder).
Pagina | 20
De vacht De kleur van zijn vacht heeft zich in de loop van tijd aangepast aan een opener en kaler wordend graslandschap. Door zijn beige en egale kleur valt hij niet op in de hoge grassen op de savannen. Doordat de meeste prooidieren harder kunnen lopen, heeft de leeuw een goede camouflage nodig om zijn prooien tot dichtbij te kunnen besluipen. De manen De manen kunnen nogal verschillen. De kleur varieert van blond tot bijna zwart en de lengte van de haren kan oplopen tot ruim 30cm. De lengte en de kleur zijn van veel factoren afhankelijk. In een warm klimaat hebben leeuwen over het algemeen korte en lichtere manen dan hun soortgenoten in een koudere omgeving. Voeding en gezondheid zijn ook belangrijk, leeuwen met een slechte gezondheid door voedselgebrek of verwondingen hebben lichtere en kortere manen. Ook de leeftijd speelt een rol, want hoe donkerder de manen, hoe ouder de leeuw. Uit een Amerikaans onderzoek van Peyton West is ook gebleken dat hoe donkerder de manen, hoe meer indruk een mannetje maakt bij vrouwtjes en andere mannen. Deze mannen hebben vermoedelijk een hogere testosteronspiegel dan een man met lichte manen. Mannen met donkere manen schijnen ook beter te eten, een betere gezondheid te hebben en sterke en agressievere vechters te zijn. Voor een leeuwin betekent dit dat de kans op gezonde jongen verhoogd wordt en hun overlevingskansen hoger zijn.[1,2,19,20,34,36,40,44] Het spijsverteringskanaal De leeuw is een carnivoor en zijn spijsvertering is daarom gericht op het verteren van dierlijke cellen. Net als bij andere katachtigen is zijn spijsverteringskanaal 7 meter lang, dat is 4 keer zijn lichaamslengte. Dit is korter dan die van herbivoren en omnivoren (fig. 4.4). Dit komt doordat dierlijke cellen gemakkelijker en sneller te verteren zijn dan plantaardige cellen. Dierlijke cellen (in het bijzonder eiwitten) hebben namelijk geen celwand. Daarom is het eten van de darminhoud van prooidieren belangrijk, omdat daar de plantaardige cellen al voor verteerd en de celwanden gebroken zijn. Hierdoor krijgen ze essentiële voedingsstoffen uit planten, zoals vitaminen en mineralen toch binnen. Het voordeel voor de leeuw van een kort verteringsstelsels is ook dat het minder weegt. Als ze moeten jagen op hun prooi helpt dat om extra snel te zijn.
Figuur 4.4 het verschil tussen de spijsverteringskanalen van een omnivoor (links), een carnivoor (midden) en een herbivoor (rechts).
Pagina | 21
De vertering De leeuw kauwt zijn voedsel niet, maar scheurt en knipt het in stukken. Het speeksel wordt in de bek niet voor de vertering gebruikt, maar voor het bevochtigen van het voedsel, zodat het gemakkelijker door de slokdarm glijdt. In de maag vindt het grootste deel van de vertering plaats. De maagsapklieren in de maagwand scheiden maagsap uit. Het maagsap breekt eiwitten af tot aminozuren, die door de darmwand kunnen worden opgenomen. Het zoutzuur in de maag zorgt ervoor dat het voedsel in de darmen beter en sneller kan worden opgenomen, dat bacterien en ziekteverwekkers in het voedsel worden gedood en de botten en huid worden verteerd. In de dunne darm worden de eiwitten nog verder afgebroken door enzymen in het darmsap. Vervolgens worden deze voedingstoffen via de darmwand opgenomen in bloed en getransporteerd naar de lever. Daar worden de voedingstoffen verwerkt tot bouwstoffen voor het lichaam en worden giftige stoffen afgebroken. De dikke darm haalt het vocht en zouten uit het verteerde voedsel en bevat bacterien die de resten van het voedsel verder verteren. Doordat het voedsel snel door het maagdarmkanaal gaat bevat de uitwerpselen nog veel onverteerde voedselresten en bacterien. Hierdoor heeft de ontlasting van leeuwen een sterke geur. [19] Voedingsbehoeften De voedingsbehoeften van de leeuwen zijn nog niet volledig onderzocht, daarom worden vaak de voedingsbehoeften van de gedomesticeerde kat aangehouden. Als echte carnivoor heeft de leeuw behoefte aan een eiwitrijk en dierlijk dieet om een tekort aan essentiële aminozuren te voorkomen: taurine, arginine, arachidonzuur en vit. A en B12. De voedingsbehoeften van het dier hangen af van groei, activiteit, voortplantingsstatus, gezondheidstoestand, milieu en groepsdynamiek. Energiebehoeften: Op basis van observaties in dierentuinen is de energiebehoefte vastgesteld op een gemiddelde van 115-130kcal/kgLG. Dit komt neer op ongeveer 3,5kg vlees voor een volwassen man en 2,7kg voor een volwassen vrouw. Vetbehoeften: Katten kunnen vet goed verdragen en is goed voor de energiebehoefte en smakelijkheid van de voeding. Wanneer de kat met koude temperaturen veel buiten is moet de extra energiebehoeften tegemoet gekomen door middel van extra vetten. De vetbehoefte zit rond de 25% van de droge stof. Eiwitbehoeften: Katten hebben een hoog eiwitbehoefte van 26%droge stof aan eiwit. Deze eiwitten moeten van goede kwaliteit zijn om overbelasting aan de nieren te voorkomen. [12,38]
4.4 Conclusie De katachtigen hebben zich miljoenen jaren geleden gespecialiseerd op het eten van vlees. Om risico’s te voorkomen hebben ze zich met hun innerlijk en uiterlijk ontwikkeld tot een gespecialiseerd roofdier, dit geldt ook voor de leeuw. Zijn fysieke eigenschappen maken hem perfect voor de jacht. Het stelt de leeuw in staat zijn prooidier tot dichtbij te besluipen, hem snel te doden en om de voedingstoffen in zijn prooi optimaal te benutten. Pagina | 22
5. De mentale eigenschappen van de leeuw 5.1 Introductie In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de derde onderzoeksvraag: 3. Wat zijn de mentale eigenschappen van de leeuw? In paragraaf 5.2 wordt het diersoortspecifiek gedrag van de leeuw omschreven. Gevolgd door paragraaf 5.3 met de resultaten van de gesprekken van Karina de Jong-Kamstra met drie leeuwen in gevangenschap. In paragraaf 5.4 wordt bepaald welk gedragstype bij de leeuw past.
5.2 Diersoortspecifiek gedrag Hieronder wordt het gedrag van de leeuw gedrag vergeleken met die van de tijger, luipaard en cheeta. De vergelijking wordt gemaakt op verschillende aspecten in het gedrag: de samenlevingvorm, territorium en tolerantie soortgenoten, omgang met jongen, onderlinge communicatie, houding ten over staande van andere (roof)dieren en de jacht. Samenlevingsvorm Leeuw Leeft in een troep, opgebouwd uit familieleden. Een troep kan zelfs uit 20-30 leden bestaan. Tijger Leeft voornamelijk een solitair en nomadisch bestaan. Luipaard Leeft voornamelijk een solitair en nomadisch bestaan. Cheeta Leeft voornamelijk solitair, maar mannengroepen komen voor. Territorium en tolerantie soortgenoten Leeuw Leven in een territorium met vaste grenzen, passerende soortgenoten worden aangevallen of weggejaagd. De tolerantie van troepleden onderling is hoog door de familieband. Tijger Aangrenzende territoria overlappen elkaar, passerende soortgenoten worden getolereerd. Luipaard Leven in een territorium met vaste grenzen. Zijn toleranter naar soortgenoten dan de cheeta, maar doden wel elkaars jongen. Cheeta Grenzen van het territorium zijn niet helemaal gedefinieerd. Tolerantie naar soortgenoten is laag, passerende soortgenoten worden aangevallen. De tolerantie naar familieleden is ook laag, zodra ze eenmaal van elkaar gescheiden zijn is de familieband over. Omgang met jongen Leeuw De leeuwen verzorgen en voeden elkaars jongen. Tijger De moeder verzorgt en voedt alleen haar eigen jongen. Er zijn observaties dat soms ook de man helpt bij de opvoeding. In gevangenschap is het mogelijk tijgers in gezinsvorm te houden. Luipaard De moeder verzorgt en voedt alleen haar eigen jongen. Cheeta De moeder verzorgt en voedt alleen haar eigen jongen. Het spenen van de jongen gebeurt abrupt doordat de moeder haar jongen plotseling verlaat.
Pagina | 23
Onderlinge communicatie Leeuw Leeuwen communiceren met elkaar door middel van vocale geluiden, lichaamstaal en geurvlaggen. Zij brullen regelmatig om soortgenoten en ander diersoorten te laten weten waar ze zich bevinden en dat ze in een goede conditie zijn. Tijger Tijgers communiceren voornamelijk met elkaar door middel van lichaamstaal en geurvlaggen. Zij maken bij de communicatie onderling weinig gebruik van vocale geluiden. Luipaard Luipaarden communiceren met elkaar door middel van vocale geluiden, lichaamstaal en geurvlaggen. Ze zijn vrij stil en wanneer ze elkaar ontmoeten gebruiken ze voornamelijk hun lichaamstaal. Cheeta Cheeta’s communiceren met elkaar door middel van vocale geluiden, lichaamstaal en geurvlaggen. Zij zijn meer vocaal dan de tijger en luipaard, maar minder vocaal dan de leeuw. Met het zetten van geurvlaggen zijn ze meer precies en zullen eerst uitgebreid ruiken, voordat ze hun eigen vlag zetten. Houding ten over staande van andere (roof)dieren. Leeuw De leeuw is niet snel onder de indruk van andere dieren. De hyena is echter wel een geduchte vijand van de leeuw. Een hyena alleen is geen probleem, maar als de hyena’s in de meerderheid zijn kan de leeuw het afleggen. Tijger De tijger is niet snel onder de indruk van andere dieren, maar is wel schichtiger dan de leeuw. Zeker bij de mens blijft hij meer op afstand. Luipaard De luipaard leeft net als de leeuw op de open savannes, maar leeft een meer teruggetrokken bestaan. Met andere grote roofdieren zijn zij schichtiger omdat, zij fysiek minder sterk zijn. Cheeta Een van de reden dat de cheeta overdag jaagt is om andere grote roofdieren te vermijden. Fysiek zijn zij fijner en elegant gebouwd en daardoor niet opgewassen tegen andere grote roofdieren. Zij leven een meer teruggetrokken bestaan in lichtbeboste gebieden. Jacht Leeuw
Tijger
Luipaard
Cheeta
De leeuw jaagt voornamelijk in de schemering en in de nacht. Hij maakt gebruik van hinderlagen en besluipt en achtervolgt zijn prooi. Hij kan solitair jagen, maar ook in groepen van 4 of meer dieren. Per prooisoort kan hij speciale technieken ontwikkelen. De tijger jaagt voornamelijk in de schemering en in de nacht. Hij maakt gebruik van hinderlagen en het besluipen van zijn prooi. Vanwege zijn dichtbeboste leefgebied is het voor hem efficiënter om alleen te jagen. Per prooisoort kan hij speciale technieken ontwikkelen. Naast zoogdieren jaagt hij ook op vissen. De luipaard jaagt voornamelijk in de schemering en in de nacht. Hij maakt gebruik van hinderlagen en het besluipen van zijn prooi. Hij jaagt solitair. Per prooisoort kan hij speciale technieken ontwikkelen. Naast zoogdieren jaagt hij ook op vissen. De cheeta jaagt voornamelijk overdag. Hij maakt gebruik van hinderlagen en besluipt en achtervolgt zijn prooi. Hij jaagt voornamelijk solitair maar soms ook met 1 of 2 soortgenoten. Per prooisoort kan hij speciale technieken ontwikkelen. Naast zoogdieren jaagt hij ook op vissen. Pagina | 24
Uit deze informatie blijkt dat er een aantal grote verschillen zijn met de andere grote katachtigen. De leeuw leeft als enige grote katachtige in groepsverband, bestaande uit familieleden. Zij verzorgen en voeden elkaars jongen. Ze tolereren echter geen vreemde soortgenoten in hun territorium. Passerende groepsgenoten worden verjaagd of aangevallen. De andere grote katachtigen leiden eerder een teruggetrokken bestaan en vermijden soortgenoten en andere roofdieren. De leeuw zet zichzelf meer op de voorgrond. Hij is het meest vocaal in de onderlinge communicatie en ze brullen regelmatig om te laten weten waar zij zijn. Hij is niet snel onder de indruk van andere (roof)dieren. [2]
5.3 Diercommunicatie Diercommunicatie is het vermogen om telepathisch te kunnen communiceren met dieren. Telepathisch communiceren is een manier om over en weer gedachten en emoties uit te wisselen. Alle gedachten zijn energie en alle gedachten gaan als energiegolven door de lucht. Het is een kwestie van afstemmen op de juiste frequentie om deze gedachten actief uit te kunnen wisselen. Inmiddels is uit wetenschappelijk onderzoek gebleken dat gedachten en woorden daadwerkelijk energie bevatten. Eveneens is het wetenschappelijk aangetoond dat het telepathisch overbrengen van signalen erg aannemelijk is. Hieronder volgen de resultaten van Karina de Jong-Kamstra met haar gesprekken met de drie leeuwen in de verschillende vormen van gevangenschap. Eerst het verhaal van: Simbo de leeuw uit de dierentuin gevolgd door Rens de leeuw uit het circus en Isolde de leeuwin uit een opvangcentrum. Het stuk wordt afgesloten met een paar algemene bevindingen die Karina door de jaren heen heeft opgedaan tijdens verschillende diercommunicaties met leeuwen in gevangenschap en in het wild. Simbo Een mannetjes leeuw in een Belgische dierentuin. Hij ervaart zijn leven in de dierentuin als elke dag hetzelfde: luik open, naar buiten, eten, liggen, staren, kijken, drinken, liggen, terug in het hok en slapen. ’s Avonds heeft hij de behoefte om flink te brullen zodat anderen weten waar ze zijn. Hij geeft aan dat de behoeften van de leeuwen in het wild basaler zijn. Zij zijn iedere dag bezig met het vinden van voldoende voedsel, daar valt genoeg uitdaging aan te beleven. In gevangenschap hoeft hij zich alleen maar zorgen te maken om de onderlinge rust. Simbo geeft aan tevreden te zijn over zijn huidige leefsituatie Zijn voedsel wordt verzorgd, maar dit is koud, hij zou het graag verser en warmer willen. Wat hij leuk vind is om met zijn vlees te spelen door het te tikken en rollen en vervolgens te grazen te nemen. Verder heeft hij een hekel aan regen en houdt er niet van een natte vacht te hebben. De rangorde in zijn troep is duidelijk. Hij en zijn vrouwtje zijn de oudste en runnen de troep. Hun nakomelingen worden weggehaald, dit is goed want hij wil geen concurrentie. Pagina | 25
Over zijn verblijf geeft hij aan veel te kunnen klimmen, maar dat hij geen ruimte heeft om te rennen wat hij wel graag zou willen. Daarnaast is het verblijf erg open en zou hij meer beschutting willen van het publiek. Alle prikkels van de mensen om het verblijf kunnen soms teveel zijn. In het bijzonder de geuren en de energieën van de mensen. Zijn verzorgers vind hij geduldig. De mens in het algemeen vindt hij druk, ze zijn fysiek of mentaal altijd bezig. [3] Rens Rens is een mannetjes leeuw van Circus Renz. Rens verblijft in het circus samen met een aantal andere mannetjes en vrouwtjes. Hij geeft aan dat zijn verblijven klein zijn, maar wel rustig. Hij vindt het fijn dat hij daardoor ongestoord kan slapen. In tegenstelling tot Simbo ervaart hij zijn dagen als zeer verschillend. ’s Morgens wakker worden, eten en benen strekken. Vervolgens de ring in om te spelen en te oefenen of ze zijn onderweg naar een andere plek. Ze komen ook wel eens buiten in een stuk met een hek, op gras, stenen of zand. Soms ruiken die plekken wel vies. Tussendoor slaapt en rust Rens veel. Wat hij leuk vind is luieren, spelen en nieuwe dingen leren. Hij ziet zijn trainer als leider van de groep en is blij als zij samen goed kunnen trainen. Wat hij minder leuk vind is gebitsverzorging en het krijgen van spuiten en pillen. Als leeuw in een rondtrekkend circus krijgt hij natuurlijk regelmatig vaccinaties en gezondheidscontroles. Ook schreeuwende en gillende mensen vind hij vervelend en geeft aan het spannend te vinden als er onbekende mensen in de buurt van zijn verblijf komen. Het optreden in de ring vindt hij ook spannend en voelt dan zijn adrenaline omhoog gaan. Hij voelt zich veilig bij zijn trainer, wat de optredens voor hem draaglijker maken. Zijn leven vindt hij afwisselend en nooit saai. Wat hij mist is de mogelijkheid om te jagen, maar dat hij en zijn soortgenoten regelmatig met elkaar los mogen is erg fijn. Hij vindt het fijn dat zijn trainer hem waardeert en goed verzorgt waardoor hij niet hoeft te piekeren over basale dingen. Wat hij eigenlijk echt nodig heeft is: een veilig gevoel, contact met andere leeuwen, luieren en speeltijd. Op de vraag of hij iets mist gaf hij aan niets te missen en zich tevreden, rustig en kalm te voelen in zijn huidige situatie. Over het reizen gaf hij aan meer rust te willen in de wagen en dat wanneer hij niets ziet last krijgt van zijn maag. [3] Isolde Isolde is een jong volwassen leeuwin die als welp vanwege ruimtegebrek uit een dierentuin is overgeplaatst naar een opvangcentrum. In het opvangcentrum verblijft ze in een troep van 5 leeuwen van dezelfde leeftijd. Haar broer, nog een mannetje en twee leeuwinnen. Ze heeft haar verblijf in de dierentuin niet als iets positiefs ervaren. Er waren teveel leeuwen in de troep met te weinig ruimte en voedsel. Hierdoor was er veel onderlinge stress en waren er regelmatig vechtpartijen. Ze heeft traumatische ervaringen met teasers en vangstokken die veel indruk op haar gemaakt hebben. Hierdoor vind ze dingen snel spannend en schrikt ze makkelijk ergens van, zoals Pagina | 26
harde ‘bouw’ geluiden. Daarom ligt ze graag op plekken die overzicht bieden of ligt ze ergens tegenaan, zodat er niets onverwachts achter haar kan gebeuren. In het opvangcentrum heeft ze het beter. Er is meer ruimte en ze voelt zich veiliger en gelukkiger in haar huidige verblijf, zeker met een volle buik voelt ze zich tevreden. Wat wel spannend is, is dat er andere troepen leeuwen in de buurt zijn die ze kan horen en ruiken. De rangorde in haar troep is vrij simpel er zijn weinig taken onderling en de grootste mogen als eerste eten. Ze voelt zich wel redelijk veilig in deze troep. Wat Isolde leuk vindt zijn haar speeltjes in het verblijf, de mogelijkheid om te klauteren en te krabben, lekker rollen en schuren in het zand en ze is dol op spelen zolang haar speelmaatje gelijkwaardig is. Isolde heeft een hekel aan beestjes in haar vacht die gekriebel veroorzaken. Verder houdt ze er niet van om honger of tekorten te hebben. Ook regen, kou en wind vind ze verschrikkelijk, ze heeft duidelijk behoefte aan veel warmte. Ze geeft aan ook behoefte aan stromend water te hebben en aan familie. Ze mist haar moeder heel erg. Ook zou ze graag haar eigen ‘krabpaal’ in het verblijf willen. Haar verzorgers vind ze respectvol met haar omgaan. Soms vindt ze het leuk als ze met haar contact proberen te krijgen en soms heeft ze hier weinig behoefte aan. Ze heeft weinig last van het publiek maar, voelt wel dat ze op afstand aanwezig zijn. In het algemeen vindt ze mensen druk en snapt ze niet helemaal goed waarom ze soms naar zweet ruiken. Is dit vanwege angst of niet? Is de mens een prooiof zijn ze een roofdier? (bijlage 2) Algemeen Karina de Jong-Kamstra heeft naast het contact met leeuwen in gevangenschap ook contact gelegd met leeuwen in natuurreservaten. Uit haar ervaringen met leeuwen in reservaten en gevangenschap komt het volgende naar voren: Niet alleen leeuwen maar ook andere wilde dieren in gevangenschap hebben een hoog acceptatievermogen. Ze nemen hun situatie zoals het is. Zolang zij geen vergelijkingsmateriaal hebben over hoe het kan zijn, voelen zij zich niet alsof ze iets inleveren. Ze leven in het moment en ondernemen actie bij in- en uitwendige prikkels. Als zij een volle buik hebben en zich kunnen ontspannen is het leven perfect. In tegenstelling tot de mens die continu bezig is en leeft in het verleden, heden en toekomst. De onderlinge banden bij leeuwen in een troep zijn zeer sterk, zeker wanneer zij familieleden zijn. Ze zijn op elkaar afgestemd en alle unieke kwaliteiten worden benut. De oudsten weten vaak het meest en hebben het daarom voor het zeggen. In gevangenschap is het niet altijd mogelijk om troepen te vormen uit familieleden en worden er verschillende leeuwen bij elkaar gezet. Hierdoor ontstaat er al sneller een onderlinge strijd. Er moet bepaald worden wie het voor het zeggen heeft en de gunfactor voor andere troepleden is vaak minder hoog.
Pagina | 27
Het kost tijd om een familiegevoel in een troep te krijgen en bij slechte matches kan het leiden tot de dood of doodongelukkige dieren die zich in hun troep niet op hun gemak voelen. Het samenstellen van troepen is daarom iets waar goed over nagedacht en goed uitgevoerd moet worden. De leeuwen in gevangenschap hebben graag de mogelijkheid om zich terug te trekken van bezoekers, zodat zij goed kunnen rusten. De indringende blikken en energieën van de bezoekers en de zintuiglijke prikkels zoals beweging, geuren en geluiden kunnen soms te intens zijn. Vooral de geur kan erg indringend zijn en zijn voor leeuwen essentieel. Een onnatuurlijke geur kan als zeer vervelend ervaren worden. In het wild heeft de leeuw een voorkeur aan open gebieden voor overzicht van mogelijke dreigingen en prooidieren. In gevangenschap hebben ze de behoefte om soms even niet gezien te worden en zich af te schermen van de prikkels. De leeuw ervaart de mens als onvoorspelbaar. Dit komt doordat wij altijd druk in ons hoofd zijn en ze ons niet goed kunnen plaatsen in het systeem. Moeten ze de mens als roof- of prooidier zien? Verder verwachten ze in gevangenschap weinig van hun verzorgers. Ze zien hun als een mogelijkheid tot iets leuks, voedsel en veiligheid. Tot slot stralen de leeuwen een soort koningsgevoel uit; wie maakt mij nou wat. Ze zijn niet snel onder de indruk van de andere roofdieren of grotere prooidieren. Ze lijken zich te gedragen alsof ze onaantastbaar zijn. Veel dieren bezitten een drive om te overleven en zijn daardoor bijna altijd op hun hoede. Bij leeuwen komt het soms over alsof die noodzaak er niet is. Ook een groep erg vermagerde leeuwen, die Karina in het wild tegenkwam, straalden rust en kracht uit: het is zoals het is en het is niet nodig daarover te malen, het komt goed. (bijlage 1)
5.4 Gedragstypering van de leeuw als diersoort In de natuurgeneeskunde wordt onder andere met Bach bloesemtherapie gewerkt. Deze therapie is ontwikkeld door Dr. Edward Bach1. Hij was ervan overtuigd dat de geestelijke gemoedstoestand van een individu een belangrijke rol speelt in zijn fysieke gezondheid. Hij omschreef 38 verschillende gemoedstoestanden, die een positieve en een negatieve kant kennen en slaagde erin voor iedere gemoedstoestand een bloesemremedie te vinden. Deze bloesemremedies worden gemaakt met behulp van bloesems van planten en bomen. De remedies werken in op de negatieve gemoedstoestanden en halen het dier uit zijn disbalans. Voor een overzicht van de 38 bloesemremedies, zie bijlage 3. Deze 38 gemoedstoestanden worden niet alleen therapeutisch ingezet, ze kunnen ook fungeren als diagnostisch hulpmiddel(zie fig. 5.1 voor een voorbeeld). Het type dat overeenkomt met de constitutie2 van het dier, geeft inzicht in de achterliggende redenen van zijn gedrag (zie fig. 5.2 voor een voorbeeld). 1
Dr. Edward Bach – arts, bacterioloog en patholoog-anatoom (1886 – 1936). Is het complex van eigenschappen van lichamelijke en geestelijke aard welke de manier bepalen waarop het organisme functioneert en op allerlei invloeden reageert. 2
Pagina | 28
Door te weten welk type bij een dier of bij een diersoort past, kunnen passende maatregelen in het management van het dier genomen worden om goed aan zijn behoeften te voldoen. [4,14]
Figuur 5.1 een voorbeeld van het toepassen van de Bach types als diagnostisch hulpmiddel.
Figuur 5.2 een voorbeeld van het verschil tussen twee Bach types en hun achterliggende redenen van een bepaald gedrag.
Het Bach type van de leeuw Het Bach type die aansluit op de mentale eigenschappen van de leeuw is de Mimulus. De Mimulus wordt geassocieerd met de zielspotentie dapperheid en vertrouwen. Dit zijn vaak krachtige, forse en logge dieren. Ze bezitten de rustige moed om moeilijkheden in het leven met vertrouwen tegemoet te treden en genieten zonder angst van het leven. Ze leven een Bourgondisch leven met een instelling dat alles wel goed komt en het leven goed is. Bij de leeuw komt dit overeen met het feit dat ze zich gedragen alsof ze onaantastbaar zijn. Ze laten door regelmatig hard te brullen hun omgeving weten waar ze zijn en zijn niet snel onder de indruk van andere roofdieren of gevaarlijke prooidieren. Ook wanneer het fysiek slechter met ze gaat blijven ze deze uitstraling houden. Ze brengen een groot deel van de dag door met luieren en genieten van fijne interacties met soortgenoten. In het wild rust de leeuw gemiddeld 20 uur per dag. Ook de dieren in gevangenschap, die zich fysiek minder hoeven in te spannen en overdag niet te maken hebben met de hoge Afrikaanse temperaturen, liggen veel te rusten en geven aan het heerlijk te vinden om te luieren. Het leven is perfect als zij met een gevulde buik kunnen rusten. Pagina | 29
Raakt een Mimulus in disbalans, dan verdwijnt zijn dapperheid en vertrouwen en krijgt hij last van specifieke angsten. De angsten van de Mimulus zijn voorspelbaar doordat ze bang zijn voor steeds dezelfde voorwerpen of situaties. Ook de patronen waarmee ze hun angsten uiten zijn steeds hetzelfde. De angsten zijn fel en diepliggend en daardoor moeilijk te verhelpen. [4,7]
5.5 Conclusie Gedragingen die soortspecifiek zijn voor de leeuw, is dat de leeuw in groepsverband leeft, dat hij in tegenstelling tot ander grote katachtigen meer op de voorgrond leeft en niet snel ergens van onder de indruk is. Uit de antwoorden van de drie leeuwen komen interessante zaken naar voren. Ze geven alle drie aan tevreden zijn over hun huidige leefsituatie. Ze vinden het leuk om te spelen met soortgenoten of attributen. Sterke geuren, kou, regen en wind zijn worden als niet fijn ervaren. Zaken die anders kunnen zijn de mogelijkheden om te rennen, jagen of om zich af te kunnen zonderen van het publiek. In de dierentuin wordt het leven als eentonig ervaren en kunnen de continue prikkels van het publiek te intens zijn. In het circus zijn de dagen verschillend en is het nooit saai. Optreden voor publiek kan wel spannend zijn. De band met hun trainer is belangrijk. In het opvangcentrum is het spannend dat er andere troepen in de directe omgeving leven. De verzorgers worden geaccepteerd, maar er is niet altijd behoefte aan direct contact. De mens in het algemeen wordt als druk ervaren. Ze weten niet goed of ze de mens moeten inschatten als prooi- of roofdier. Het gedragstype dat bij de leeuw past is de Mimulus. Dit type is dapper, heeft vertrouwen in het leven en leeft graag een Bourgondisch leven met goede sociale contacten, een volle buik en de mogelijkheid om lekker te luieren. Bij een disbalans kan dit type juist diepe en specifieke angsten ontwikkelen.
Pagina | 30
6. De energetische eigenschappen van de leeuw 6.1 Introductie In paragraaf 6.2 wordt in het algemeen behandeld hoe volgens de natuurgeneeskunde de energetische waarden van aandoeningen bepaald kunnen worden. In paragaaf 6.3 wordt benoemd welke aandoeningen er bij de leeuw in het wild en in gevangenschap voorkomen. Vervolgens wordt er in paragraaf 6.4 bepaald welke energetische waarden er aan de aandoeningen in gevangenschap gekoppeld kunnen worden. In paragraaf 6.5 worden de eigenschappen van deze waarden op een rijtje gezet. Met de informatie van dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op onderzoeksvragen 4,5 en 6: 4. Welke aandoeningen zijn typerend voor de leeuw in gevangenschap? 5. Wat zijn de energetische waarden van deze aandoeningen? 6. Wat zijn de energetische eigenschappen van de leeuw?
6.2 Energetische waarden De natuurgeneeskunde gaat ervan uit dat er niet zo iets geïsoleerds bestaat als fysieke symptomen die ontstaan door puur en alleen een fysieke disbalans. De diagnose is altijd holistisch en gebaseerd op de fysieke, mentale en energetische waarden. In figuur 6.1 is te zien hoe dit in elkaar steekt. De buitenste cirkel staat voor het fysieke lichaam, waar fysieke symptomen zich ontwikkelen zoals: wonden, koorts, huiduitslag, diarree etc. De middelste cirkel staat voor het mentale deel van een dier, waar mentale symptomen ontstaan zoals: apathie, agressie, verdriet etc. De binnenste cirkel vertegenwoordigt de ziel van het dier, de kern van alles, waarin de energetische waarden terug te vinden zijn. De kern is de motor van zowel het balansbehoud als balansverlies. Op het moment dat daar een disbalans ontstaat, worden hier trillingen aan de middelste cirkel doorgegeven. Als deze goed in balans is, vangt hij de trillingen op en brengt de kern weer in balans. Is de middelste cirkel echter niet in balans, dan is hij niet in staat de trillingen op te vangen, maar zal ook uit balans raken en de trillingen doorsturen naar de buitenste cirkel. Als deze niet sterk genoeg is om de trilling op te vangen, zal dit leiden tot fysieke problemen in het fysieke lichaam. Is de kern in balans dan komen de middelste en buitenste cirkel niet snel in de problemen. Tenzij de invloeden van buitenaf zo heftig zijn zoals een ongeluk, kunnen er problemen in de middelste en buitenste cirkel ontstaan zoals een botbreuk of angst. Fysieke symptomen worden dus altijd, uitgezonderd van invloeden van buitenaf, veroorzaakt Figuur 6.1 ontwikkeling disbalans door een disbalans in de kern van het dier en hebben daardoor bijna altijd achterliggende energetische waarden. [6,10]
Pagina | 31
Energetische waarden bepalen De energetische waarden van een aandoening worden in de natuurgeneeskunde bepaald en geïnterpreteerd met behulp van meerdere methoden. Vanwege de beperkte data over de voorkomende aandoeningen is ervoor gekozen om voor dit onderzoek het systeem van de chakra’s te gebruiken. Het woord chakra komt uit het oude Sanskriet en betekend wiel of rad. Elke chakra is een soort draaiend wiel van energie. Ze bevinden zich in het etherisch lichaam dat het fysieke lichaam omhult. Een chakra kun je vergelijken met een schakelstation dat energie opslaat of transformeert. Ze creëren een energetisch raamwerk voor lichamelijke en psychische klachten. De zeven hoofdchakra’s zijn de belangrijkste spirituele centra. Vijf chakra’s lopen langs de ruggengraat, het zesde chakra bevindt zich in het midden van het voorhoofd en de zevende op de kruin. Onderling is er een verbondenheid waardoor ze op elkaar reageren. Iedere chakra heeft een eigen geaardheid en ieder zijn ze verbonden met een specifieke kleur, psychologisch onderdeel, orgaan, lichaamsdeel en een endocriene klier. Zodra een chakra door een disbalans verstoord raakt, beïnvloedt dit ook het verbonden psychische deel, het orgaan, lichaamsdeel of klier, wat zich kan uiten in psychische en lichamelijke klachten. Voor een toelichting van de zeven chakra’s en hun posities op het lichaam, zie bijlage 4. [9]
6.3 Voorkomende aandoeningen bij de leeuw 6.3.2 Voorkomende aandoeningen in het wild Er is niet veel data bekend over de aandoeningen die bij de leeuw in het wild voorkomen. Ondanks de snel dalende populaties van natuurreservaten blijven de onderzoeken naar de voorkomende aandoeningen schetsmatig. Uit de geregistreerde resultaten van autopsies blijkt dat virale en parasitaire infectieziekten vaker voorkomen dan andere ziekten. Aandoeningen die voornamelijk voorkomen bij de leeuw in het wild zijn: • Verwondingen door prooidieren • Parasitaire infectieziekten • Virale infectieziekten Verwondingen door prooidieren Tijdens de jacht kan het voorkomen dat een leeuw verwondt raakt aan de hoorns of slagtanden van zijn prooidier. Dit komt voornamelijk voor bij de jacht op de grotere prooidieren zoals buffels of olifanten. Vooral kleinere of onervaren troepen of zwakke dieren lopen meer risico op verwondingen tijdens de jacht. Parasitaire en virale infectieziekten Parasitaire infecties worden bij autopsies en faeces onderzoeken het meeste aangetroffen. De parasitaire infectieziekten die voornamelijk voorkomen zijn: Spirometra, Trichostrongylose, Babesia, Hepatozoonose, Schurftmijt en Ixodes teken. De virale infectieziekten die voornamelijk voorkomen zijn: het Feline Herpes Virus (FHV), Calicivirus, Parvovirus, Coronavirus, Hondenziekte (CDV) en Rundertuberculose (TBC).
Pagina | 32
In verschillende artikelen wordt gewezen op de toename van infectieziekten bij de wilde leeuwen in Afrika. De vermoedelijke hoofdoorzaak is het verzwakken van de wilde populaties. Door verkleining en opsplitsing van hun leefgebieden, raken de wilde populaties geïsoleerd en vormt inteelt een steeds groter probleem. Inteelt leidt tot verlies van erfelijke variatie, er ontstaat een verminderde gezondheid, vruchtbaarheid en productie en er komen meer erfelijke gebreken voor. Door het verkleinen van het leefgebied komen de dieren uit het wild ook steeds meer in aanraking met de mens en hun gedomesticeerde dieren en worden hierdoor blootgesteld aan nieuwe infectieziekten waar hun immuunsysteem geen afweer tegen heeft. Ook de prooidieren raken door het verkleinen van leefgebieden geïsoleerd waardoor, inteelt ook voor hen een probleem vormt. Daarnaast zijn de prooidieren niet meer in staat om voor de migratie grote afstanden af te leggen. Dit verhoogt de parasitaire infectiedruk in hun leefgebieden. Door de verhoogde inteelt en parasitaire infectiedruk is er bij de prooidieren ook een toename van infectieziekten. De kwaliteit van de voeding van de leeuw gaat hierdoor achteruit en daarmee ook zijn gezondheid. De infectiedruk wordt ook beïnvloed door het klimaat, in periodes van erge droogte wordt de infectiedruk aanzienlijk hoger. De aanhoudende droogte zorgt voor nog zwakkere prooidieren met meer ziektes. Hierdoor zijn de prooien makkelijk te vangen, maar besmetten de leeuw met een hogere infectiedruk dan normaal. Hierdoor raakt de leeuw toch besmet met infecties die bij een normale infectiedruk geen erge ziektesymptomen of de dood tot gevolg hebben. Een voorbeeld hiervan zijn de twee dodelijke epidemieën van de hondenziekte in 1994 en 2001 die een gevolg waren van een aanhoudende droogte. Terwijl er in de afgelopen twintig jaar meerdere uitbraken van de hondenziekte zijn geweest, waarbij er geen tot bijna geen dodelijke slachtoffers vielen. [23,24,25] 6.3.2 Voorkomende aandoeningen in gevangenschap Doordat er weinig data bekend is over de voorkomende aandoeningen bij de leeuw in het wild, is het lastig te bepalen of de gevonden aandoeningen in gevangenschap ook typerend zijn voor leeuwen in gevangenschap. Daarom wordt voor dit onderzoek aangenomen dat deze typerend zijn. 6.3.2.1 Opvangcentrum • Verwondingen o toegebracht door fouten in de huisvesting: scherpe kanten, kapot gaas o toegebracht door soortgenoten in hetzelfde verblijf of in een aangrenzend verblijf. • Aangeboren afwijkingen door inteelt met een verlaging in de fertiliteit en vitaliteit van het dier. • Psychische aandoeningen en stereotype gedragingen o verveling, depressie, stress, angst, verhoogde agressiviteit of verlaagde reactiviteit. Pagina | 33
Deze aandoeningen hoeven geen psychische achtergronden te hebben en kunnen ook veroorzaakt worden door lichamelijke pijnen. De gevolgen van stereotype gedrag: o Duurbelastingskreupelheid op bepaalde gewrichten. o Gebitsproblemen door bijten in gaas, waterbak of iets dergelijke. Locomotie problematiek o Ingegroeide nagels. o Slijtage en/of kloofvorming van voet en/of teenzolen. o Kreupelheden zoals overbelasting, artrose en spondylose. Voornamelijk bij dieren die stereotype gedrag vertonen en als ouderdomskwalen. Digestie problematiek o Gebitsproblemen o Diarree: voornamelijk bij plotselinge voerveranderingen. o Darmperforaties door stukjes bot. Circulatie problematiek o Endocarditis met een fibrine stolsel in het hart of aorta uit metastatische ontstekingen door tandafwijkingen, in het gebit, verwondingen en operaties. Het dier wordt hierdoor plotseling ziek en overlijdt vrij snel. Vaak wordt de diagnose pas gesteld bij een sectie van het overleden dier. Dit komt in de opvangcentra regelmatig voor. o
•
•
•
•
6.3.2.2 Dierentuin • Nier problematiek o Nerfritis, voornamelijk bij oude dieren. • Blaas problematiek o Blaasontstekingen en blaasgruis, voornamelijk bij oude dieren. • Tumoren in de melkklieren en baarmoeder o Lijkt een relatie te zijn met het geven van orale anticonceptie. • Worminfecties o Voornamelijk spoelworm infecties in de natuurlijke dierentuinverblijven. • Virale infectieziekten o Katten- en niesziekte door verwilderde katten 6.3.2.3 Circus De voorkomende aandoeningen bij de leeuw in circussen komt vrijwel overeen met die van de leeuw in dierentuinen. Behalve dat in het circus worminfecties zelden voorkomen. Doordat zij door het reizen vaak in een nieuwe omgeving komen is de infectiedruk laag. Door het reizen zie je wel wanneer het weer omslaat meer voorste luchtwegaandoeningen voorkomen, zoals een vieze neus en verkoudheden.
Pagina | 34
6.4 De energetische waarden van de aandoeningen in gevangenschap 6.4.1 Opvangcentrum Verwondingen De verwondingen toegebracht door fouten in de huisvesting of door soortgenoten komen door een invloed van buitenaf en daar kunnen geen energetische waarden aan verbonden worden. Tenzij de oorzaak terug te vinden is in het dier zelf. Wellicht doordat hij verzwakt is verwondt hij zich sneller of vallen zijn soortgenoten hem eerder aan. Dit is met de huidige beschikbare informatie niet te achterhalen. Bij een dier dat zich regelmatig verwondt zou door middel van een anamnese duidelijk kunnen worden waarom dit gebeurd. Vervolgens kunnen er middelen en maatregelen ingezet worden om het dier in balans te krijgen en zich hierdoor niet meer verwondt of laat verwonden. Aangeboren afwijkingen door inteelt Bijpassend chakra: 1. Basischakra Erfelijkheid en genen vallen onder de basischakra. De basischakra staat voor gronding, een basis, bestaanszekerheid en het hebben van een eigen territorium op aarde. Bij inteelt dieren zien we een lagere fertiliteit en vitaliteit, zij zijn hierdoor gevoeliger voor aangeboren afwijkingen of het ontwikkelen van aandoeningen. Je zou het kunnen zien al een manier van moeder natuur, om deze dieren zich niet te laten voortplanten. Wat ook weer terug te koppelen is aan het eerste chakra: het hebben van een basis en bestaansrecht. Psychische aandoeningen en stereotype gedragingen Psychische aandoeningen en stereotype gedragingen kunnen velen oorzaken hebben; fysiologisch, psychologisch en energetisch. Zonder een duidelijk beeld van de aandoening, gedragingen en fysieke gesteldheid kan niet bepaald worden welke chakra hierop aansluit. Bij iedere chakra passen psychische aandoeningen en stereotype gedragingen. Door het verzamelen van specifiekere data of door het afnemen van individuele anamneses kan bepaald worden welk chakra aansluit op de aandoening. Locomotie problematiek Ingegroeide nagels en slijtage en/of kloofvorming van voet en/of teenzolen. De oorzaak hiervan kan puur gerelateerd zijn aan fouten in het management, waardoor de nagels en zolen onvoldoende of overmatig slijten (krabmogelijkheden, bodembedekking) of een slechte conditie van de nagels en zolen door een tekort aan benodigde voedingstoffen. Bijpassend chakra: 1. Basischakra Problematiek met de nagels en voet- en teenzolen vallen onder de basischakra en duidt op een disbalans in deze chakra. Deze chakra staat voor een basis, bestaanszekerheid en besef van een territorium op aarde.
Pagina | 35
Kreupelheden • Overbelasting Hier geldt dat net als bij de psychische aandoeningen en stereotype gedragingen dat zonder specifiekere informatie geen eenduidige achterliggende energetische waarden kunnen worden vastgesteld. Hiervoor is het nodig om te weten wat de oorzaak van de kreupelheid is en waar de kreupelheid zich bevindt. Door het verzamelen van specifiekere data of door het afnemen van individuele anamneses kunnen deze wel bepaald worden. Bijpassend chakra: Zit de kreupelheid in de achterbenen dan valt dat onder de basischakra. Dit dier heeft vaak een slechte start gehad met eventuele verwaarlozing en trauma. Hierdoor is de chakra uit balans geraakt en verstoort deze het omliggende gebied zoals de achterbenen. Zit de kreupelheid in de voorbenen dan valt dat onder de keelchakra. Dit dier is communicatief niet vaardig en durft zichzelf niet op de voorgrond te zetten. • Artrose en spondylose Beide zijn aandoeningen aan de harde weefsels in het lichaam. Aandoeningen aan botten en kraakbeen vallen ook onder het basischakra en kunnen ook weer gekoppeld worden aan een slechte basis en gebreken in het leven. Gebitsproblemen Problemen met het gebit vallen ook onder de harde weefsels van het lichaam zoals de nagels, voet- en teenzolen en botten. Zij behoren tot het basischakra en hebben dezelfde energetische waarden. Diarree Ook voor diarreeklachten geldt dat zonder specifiekere informatie geen eenduidige achterliggende energetische waarden kunnen worden vastgesteld. Hiervoor is het nodig om te weten welk orgaan uit balans is en de diarree veroorzaakt. Door het verzamelen van specifiekere data of door het afnemen van individuele anamneses kunnen deze wel bepaald worden. Endocarditis met een fibrine stolsel in het hart of aorta uit metastatische ontstekingen Bijpassend chakra: hartchakra Klachten aan het hart of in de hartstreek vallen onder het hartchakra. Het hartchakra staat voor zelfwaardering en het hebben van een eigen identiteit. Klachten in het hartchakra kunnen ontstaan door mishandeling of verwaarlozing waarbij de identiteit is aangetast.
Pagina | 36
6.4.2 Dierentuin Nier problematiek Bijpassend chakra: basischakra De nieren vallen onder de basischakra. Daarnaast worden nier en bijnier problemen meer gezien bij dieren die leven onder continue spanning/stress. Hierdoor vinden ze geen rust en raken de nieren en bijnieren uitgeput. Blaas problematiek Bijpassend chakra: sacraalchakra De blaas valt onder de sacraalchakra. Het sacraal chakra staat voor emotionele veiligheid en de behoefte aan intimiteit. Hieronder vallen: gedrag, gevoelens, gewoonte patronen, instincten, intimiteit en de omgang met de andere sekse. Tumoren in de melkklieren en baarmoeder Bijpassend chakra: sacraalchakra De voortplantingsorganen vallen net als de blaas onder de sacraalchakra met de bijbehorende energetische waarden. Worminfecties en virale infectieziekten Bijpassend chakra: hartchakra Het regelmatig voorkomen van infectieziekten duidt op een verlaagd immuunsysteem. Het immuunsysteem valt in zijn totaliteit onder het hartchakra. Het hartchakra is een centrum van zelfbewustheid en een eigen identiteit. Dieren die zelfbewust en tevreden zijn hebben van nature een sterker immuunsysteem. 6.4.3 Circus Doordat in het circus de voorkomende aandoeningen vrijwel overeenkomen met die van de leeuwen in de dierentuin, zijn hun energetische waarden vrijwel gelijk. In het circus komen worminfecties minder voor, maar de virale infectieziekten die gekoppeld kunnen worden aan het hartchakra kunnen wel regelmatig voorkomen. Daarnaast komen er in het circus wel meer voorste luchtwegaandoeningen voor, die gekoppeld worden aan de keelchakra. Voorste luchtwegaandoeningen Bijpassend chakra: Hartchakra Aandoeningen in de voorste luchtwegen zoals een vieze neus en verkoudheden vallen onder de hartchakra. De luchtwegen staan voor het mogen opdoen van nieuwe ervaringen, leergierig blijven en open blijven voor de buitenwereld.
Pagina | 37
6.5 De eigenschappen van de energetische waarden 6.5.1 Opvangcentrum Bij de voorkomende aandoeningen in opvangcentra kunnen aan zes aandoeningen de basischakra worden gekoppeld, aan één aandoening het hartchakra en ook de keelchakra wordt aan een aandoening gekoppeld. De keelchakra is gekoppeld aan kreupelheden aan de voorhand. Doordat er in dit onderzoek geen data bekend is over hoe vaak en/of dit daadwerkelijk voorkomt, wordt deze voor de analyse achterwege gehouden. De nadruk zal gelegd worden op de basis- en hartchakra omdat deze een grotere rol spelen in de aandoeningen die voorkomen in het opvangcentrum. Een zwak basischakra kan ontstaan zijn door een gebrek aan aandacht, ruimte, verlating door de ouders, slechte beginperiode, trauma’s en gebreken in de primaire behoeften. Over het algemeen kan gesteld worden dat de dieren die in een opvangcentrum terechtkomen, in het verleden vaak niet de juiste verzorging hebben gekregen. Ze komen van slechtere plekken vandaan met eventuele slechte beginperioden, tekorten, mishandeling, verwaarlozing en te kleine verblijven. Hun basischakra raakt vervolgens verzwakt en hierdoor zullen zij bij een disbalans eerder aandoeningen ontwikkelen die gekoppeld zijn aan de basischakra. Dat het merendeel van de aandoeningen aan de basischakra gekoppeld worden, geeft aan dat het in het management nodig om hierop in te spelen. Veterinair zien we vaak een verstoord hartchakra als de eigenaar niet ziet wat het wezen van het dier is. Het dier wordt vervolgens niet behandeld of gehuisvest op een manier wat bij het wezen van het dier past. Bij dieren in een opvangcentrum kan een verstoord hartchakra veroorzaakt zijn door een onjuist management in het verleden of dat het huidige management niet aansluit bij het wezen van het dier. [9] 6.5.2 Dierentuin Aan de voorkomende aandoeningen van de leeuwen in de dierentuin worden de basis-, sacraal-, en hartchakra gekoppeld. Zoals eerder vermeldt wordt een verzwakt basischakra veroorzaakt door een slechte beginperiode, trauma’s en gebreken. Dit kan voorkomen als het management van dierentuinen niet optimaal is of wanneer het dier iets traumatisch heeft ervaren op voornamelijk een jonge leeftijd. Een disbalans in het sacraalchakra kan ontstaan door emotionele pijnen zoals verstoten worden door de moeder, verlatingsangst, heimwee, onvoldoende warmte en genegenheid in de eerste levensjaren en onvoldoende mogelijkheid voor sociale interactie. In de dierentuinen worden regelmatig welpen geboren. Vanwege ruimtegebrek en om inteelt te voorkomen worden de welpen vaak eerder bij hun familie vandaan gehaald dan in het wild. Ook worden leeuwen voor het fokbeleid overgeplaatst naar andere dierentuinen en kunnen hierdoor hun familie banden missen. Door troepen samen te stellen zonder familiebanden kan er ook meer Pagina | 38
spanning in een troep ontstaan en daarmee ook een verminderde sociale interactie. Dit kunnen mogelijke oorzaken zijn van een verzwakt sacraalchakra van de leeuwen in de dierentuin. Bij een disbalans komen daardoor aandoeningen gerelateerd aan dit chakra naar voren komen zoals blaasproblemen en tumoren in de baarmoeder. Het hartchakra is het centrum voor het kunnen uitvoeren van je passies en favoriete bezigheden. Bij de leeuw komt dit neer op: jagen, voedsel, luieren, slapen, spelen en sociale interactie. Door onder andere te spannende omgevingen, een verkeerde samenstelling van de troep en een gebrek aan mogelijkheid tot jagen kan het hartchakra verzwakken. wordt verzwakt door spanningen met groepen of omgeving. [9] 6.5.3 Circus In het circus komen net als in de dierentuinen aandoeningen voor die gerelateerd worden aan de basis-, sacraal-, en hartchakra. Een verzwakt basischakra kan ook in het circus veroorzaakt zijn door een slechte beginperiode, kleine verblijven, trauma’s en gebreken. Een disbalans in het sacraalchakra kan ontstaan door emotionele pijnen zoals verstoten worden door de moeder, verlatingsangst, onvoldoende interactie met soortgenoten etc. In het circus zou het mogelijk kunnen zijn dat het sacraalchakra is verzwakt, doordat ze daar meer solitair gehouden worden. Hun verblijven zijn minder ingesteld op interactie onderling en meer op hun relatie met de trainer. Wellicht worden ze ook op jongere leeftijd bij hun moeder gehaald zodat ze van jongs af aan getraind kunnen worden. Het hartchakra kan verzwakken door spanningen in de omgeving. Net als bij de dierentuin komen de leeuwen in het circus meer in contact met het publiek wat zorgt voor spanning en opwinding. Ook het reizen en het steeds begeven in nieuwe omgevingen kan extra spanning veroorzaken. Daarnaast is het mogelijk dat door de manier van huisvesten in het circus de leeuw niet zijn natuurlijke bezigheden en eigenschappen kan uiten en benutten (jagen, voedsel, luieren, slapen, spelen en sociale interactie). Het verschil in de energetische waarden tussen de dierentuin en het circus is dat bij het circus ook regelmatig verkoudheden voorkomen. Dit is terug te koppelen aan het hartchakra, maar de luchtwegen staan voor het mogen opdoen van nieuwe ervaringen, leergierig blijven en open blijven voor de buitenwereld. Door de levensstijl van de leeuwen in het circus reizen ze veel, komen vaak in nieuwe omgevingen, trainen en leren veel etc. Wellicht dat dit ook teveel voor de leeuw kan zijn. Dit kan het hartchakra en de luchtwegen verzwakken waardoor de leeuwen in het circus sneller luchtwegaandoeningen ontwikkelen dan in een opvangcentrum of dierentuin. [9]
Pagina | 39
In hoofdstuk 5 kwam bij het stuk over de diercommunicatie bij de leeuwen in de dierentuin naar voren dat het dagelijks zien van publiek als spannend wordt ervaren. De continue prikkels van het publiek en het gebrek om hieraan te ontkomen kan vrij intens zijn voor het dier. Hierdoor worden ze continu gestoord in hun territorium. Deze invloeden kunnen ervoor zorgen dat bij de leeuwen de basisen hartchakra verstoord raken. De basischakra omdat deze staat voor het hebben van je eigen territorium en het hartchakra voor spanningen me de omgeving. Daarnaast zorgt veel spanning en stress voor een verhoogde uitscheiding van adrenaline wat de nieren en bijnieren uit kan putten. Nierproblematiek komt bij de dieren in de opvang, waar contact met het publiek wordt voorkomen bijna niet voor, maar in de dierentuin komen problemen met de nieren regelmatig voor. [9]
6.6 Conclusie Bij de leeuwen in opvangcentra wordt de basischakra mogelijk verzwakt door slechte beginperioden, te kleine verblijven, gebreken, trauma’s en mishandeling. Een verzwakt hartchakra ontstaat wanneer de huisvesting of behandeling van het dier niet bij het wezen van het dier past. Wat passend is voor dieren in een opvangcentrum, doordat zij vaker te maken hebben met een slechte behandeling in het verleden. In de dierentuin en in het circus hebben de leeuwen ook problemen in de basischakra door een mogelijke slechte start, te kleine verblijven, gebreken, trauma’s en problemen met het territorium. Een verzwakt sacraalchakra wordt mogelijk veroorzaakt doordat de welpen te vroeg worden weggehaald en door het verlies van familie banden door verplaatsing voor het fokbeleid. Het hartchakra is mogelijk verzwakt door spanningen in de troep, door het dagelijks blootstaan aan publiek of door het niet kunnen uitvoeren van zijn favoriete en natuurlijke bezigheden. De leeuw in het circus heeft daarnaast regelmatig last van luchtwegaandoeningen. De luchtwegen staan voor het mogen opdoen van nieuwe ervaringen en leergierig blijven. Wellicht dat de levensstijl in het circus kan zorgen voor te veel nieuwe ervaringen en training. Dit kan de luchtwegen verzwakken waardoor de leeuwen in het circus sneller luchtwegaandoeningen ontwikkelen dan in een opvangcentrum of dierentuin. De informatie die in dit hoofdstuk naar voren is gekomen wilt niet zeggen dat het management voor de leeuw in gevangenschap slecht is. De informatie kan worden toegepast als een richtlijn, waar het management voor de leeuw in gevangenschap verbeterd en ondersteund kan worden met middelen en maatregelen.
Pagina | 40
7. Uitgangspunten voor het management van de leeuw in gevangenschap vanuit een natuurgeneeskundige visie 7.1 Introductie In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van hoofdstuk 3 t/m 6 vertaald naar een management plan voor de leeuw in gevangenschap. Als basis wordt de Lion Care Manual gebruikt, die geschreven is door de animal welfare committee van the Association of Zoos and Aquariums(AZA) in 2012. Deze handleiding wordt bij iedere paragraaf kort aangehaald, maar niet uitgebreid weergegeven omdat deze voor de doelgroep over het algemeen bekend is. Daarnaast wordt in iedere paragraaf vernoemd wat de natuurlijke, fysieke, mentale en energetische behoeften zijn en hoe deze praktisch toegepast kunnen worden. In paragraaf 7.2 wordt dit gedaan op het gebied van de huisvesting, in paragraaf 7.3 voor de sociale structuur van de troep, paragraaf 7.4 voor de voeding, paragraaf 7.5 voor de medische zorg en in paragraaf 7.6 voor de mogelijkheden in de training en verrijking. Tot slot wordt in paragraaf 7.7 benoemd wat belangrijk kan zijn voor de leeuw in gevangenschap als individu. Met deze informatie wordt in dit hoofdstuk een antwoord gegeven op onderzoeksvragen 7,8,9,10 en 11: 7. Wat zijn de natuurlijke behoeften van de leeuw? 8. Wat zijn de fysieke behoeften van de leeuw? 9. Wat zijn de mentale behoeften van de leeuw? 10. Wat zijn de energetische behoeften van de leeuw? 11. Hoe kunnen de natuurlijke, fysieke, mentale en energetische behoeften van de leeuw in gevangenschap praktisch worden toegepast in een diermanagementplan? De energetische behoeften worden gebaseerd op de resultaten van hoofdstuk 6. Die resultaten bevatten de energetische eigenschappen van leeuwen in opvangcentra, dierentuinen en circussen. Ook al gaat de onderzoeksvraag over het optimaliseren van het welzijn van dieren in opvangcentra, toch worden ook de energetische eigenschappen van de leeuwen in de dierentuin en het circus meegenomen. De leeuwen in het opvangcentrum kunnen namelijk van dierentuinen en circussen vandaan komen en daarnaast vormen de eigenschapen samen een algemener beeld van de leeuw in gevangenschap.
7.2 Huisvesting 7.2.1 Lion Care Manual Als basis voor een goede huisvesting en verzorging moet deze altijd voldoen aan de vijf zekerheden: • Vrij van dorst, honger, onjuiste voeding en ondervoeding. • Vrij van fysiek en fysiologisch ongerief • Vrij van pijn, verwondingen en ziektes • Vrij om een normaal en soorteigen gedragspatroon te vertonen • Vrij van angst en chronische stress Pagina | 41
Het klimaat in de verblijven moet worden afgestemd op de behoeften van de leeuw. Er moeten gelegenheden aanwezig zijn om te schuilen voor soortgenoten en publiek zoals grassen, struiken, rotspartijen en heuvels zonder dat het dier beperkt wordt van voedsel, water, warmte of schaduw. De verblijven dienen dagelijks te worden schoongemaakt en periodiek ontsmet te worden. De bodembedekking mag niet te ruw of te glad zijn om verwondingen aan de voetzolen of valpartijen te voorkomen. In het verblijf moeten de volgende onderdelen aanwezig zijn: bomen voor schaduw, verschillende soorten bodembedekking en voorwerpen om te markeren en om te krabben zoals houtblokken, takken en stenen. Voor de variatie kunnen de voorwerpen regelmatig verplaatst of vervangen worden. Vanwege de harde vloeren moet in de nachtverblijven voor ieder dier een platform aanwezig zijn om op te rusten. Strooisel is niet nodig, maar kan goed zijn ter verrijking. 7.2.2 De behoeften van de leeuw Natuurlijke behoeften • Klim- en krabmogelijkheden. • Kunnen markeren van het territorium. • Het hebben van een overzicht over het verblijf. • Warme temperaturen: de leeuw kan wel temperaturen rond het vriespunt verdragen, maar niet gedurende de hele dag. • Dagindeling met lange rust momenten, sociale interactie en jachtmogelijkheden. • Een natuurlijke habitat. Fysieke behoeften • Krabmogelijkheden om de nagels te slijpen. • Het bewegingsapparaat is gebouwd voor de jacht: besluipen, sprinten, bespringen en doden van de prooi. Om het bewegingsapparaat en het lichaam in een goede conditie te krijgen en te houden moet het verblijf hier de gelegenheid voor geven. Mentale behoeften • Bij de diercommunicatie gaven de dieren aan niet van regen, kou en tocht te houden. • De continue aanwezigheid van publiek wordt door de leeuwen als intens ervaren. Daarnaast gaven de leeuwen aan graag ongestoord te kunnen slapen en luieren. • Rollen en schuren. • Verhogingen voor overzicht en de mogelijkheid ergens tegenaan te liggen zodat ze niet van achteren beslopen kunnen worden. • Warmte. Energetische behoeften Behoeften vanuit de basischakra: • Een stabiele basis en structuur. • Genoeg ruimte voor het hebben van een stuk eigen territorium. Behoeften vanuit de sacraalchakra: • Voorkomen van spanning met soortgenoten.
Pagina | 42
Behoeften vanuit de hartchakra: • Mogelijkheid om de favoriete bezigheden te kunnen uiten. Bij de leeuw komt dit neer op: jagen, voedsel, luieren, slapen, spelen en sociale interactie. • Vertrouwen in de verzorger. Uitvoering • Een duidelijke routine en structuur in de dagelijkse verzorging en dierverzorgers die op een juiste en respectvolle manier met de leeuwen omgaan. Dit zijn essentiële onderdelen om voor de dieren een betrouwbare basis te creëren. • Zorgen voor een dagindeling waarin de leeuwen voldoende met elkaar om kunnen gaan, jachtsimulatie en rust momenten om te luieren. • Een verblijf ruim genoeg voor het aantal troepleden en voor ieder individu genoeg ruimte om een stuk eigen territorium toe te eigenen. • Voldoende schuilmogelijkheden tegen regen, tocht, kou, troepgenoten en het publiek. Een betere beschutting van zowel zicht, geur als geluid van het publiek en de omgeving: niet van alle kanten bekeken kunnen worden door het publiek, zorgen voor voldoende afstand van het publiek, dichte wanden als geluidsbarrières, holen waarin ze zich kunnen terugtrekken etc. • Waar nodig is kunstmatige verwarming, toegang tot zonlicht in het buitenverblijf, dakramen in de binnenverblijven. • Nabootsing natuurlijke habitat: toegang tot de buitenlucht, hoge grassen, rotspartijen, zandbodem, waterpoel of waterstroompjes, struiken, bomen etc. • Voldoende speeltjes, voorwerpen om te markeren en krabmogelijkheden per individu en afwisseling hierin. • Verhogingen door middel van platforms, heuvels en rotspartijen. • De ruimte en mogelijkheid om te klimmen, besluipen en te rennen.
•
Zand om in te rollen en andere voorwerpen om tegen aan te schuren zoals bezems, takken en struiken.
7.3 Sociale structuur 7.3.1 Lion Care Manual In gevangenschap worden leeuwen in troepen gehuisvest. Meestal zijn het meerdere volwassen leeuwinnen met een volwassen man of twee volwassen broers. Grotere groepen zijn mogelijk, indien de vrouwtjes familie zijn, de leeuwen op jonge leeftijd geïntroduceerd zijn of als ze samen met de hand zijn grootgebracht. Vrijgezellen groepen komen ook voor bestaande uit mannen die familie of samen opgegroeid zijn. Het is wel noodzakelijk om deze groepen goed te observeren en verblijven vrij te houden voor het geval een leeuw verstoten wordt. 7.3.2 De behoeften van de leeuw Natuurlijke behoeften • Troepen die bestaan uit meerdere leeuwinnen die familie zijn met één of meerdere volwassen mannen. • Jong volwassen mannen verlaten de groep om concurrentie te voorkomen en vormen vrijgezellen groepen. Pagina | 43
•
Communicatie en interactie door middel van natuurlijke gedragingen. Dit is noodzakelijk voor een goede communicatie in het geval van gevaar en tijdens de jacht en voor het creëren van een sterke en zelfvoorzienend troep met hechte onderlinge banden. Zie bijlage 5 voor een overzicht van deze natuurlijke communicatiemogelijkheden. Fysieke behoeften • Mentale behoeften • Voldoende sociale interactie en leven in een troep. • Spelen met gelijkwaardige speelkameraden. • Duidelijke rangorde en goede onderlinge verhoudingen in de groep. Energetische behoeften Behoeften vanuit de basischakra: • Vermogen om in de troep hun eigen grenzen aan te geven en te verdedigen. • Te afhankelijk zijn van troepgenoten of verzorger. Behoeften vanuit de sacraalchakra: • Veilig voelen in de troep en mogelijkheid tot intimiteit. • Voldoende sociale interactie en leven in een troep. Behoeften vanuit de hartchakra: • Samenstelling van troepen die overeenkomen met de natuurlijke omstandigheden. • Communiceren volgens de natuurlijke communicatiemogelijkheden zoals onderlinge vachtverzorging, naast elkaar rusten en slapen, spel etc. Uitvoering • Tijdens het vormen van de groep rekening houden met de fysieke gesteldheid van de verschillende dieren. Vormen van een troep met dieren met een vergelijkbare fysieke gesteldheid en leeftijd. • Zoveel mogelijk trachten om leeuwen die familie zijn of samen zijn opgegroeid bij elkaar in een troep te houden, mits de onderlinge banden goed zijn. • Het spenen van welpen op een juiste manier en leeftijd om eventuele traumaontwikkeling te voorkomen. • Introducties goed voorbereiden en goed laten verlopen. Zie bijlage 6 voor de richtlijnen voor een succesvolle introductie of herintroductie. • Tijdens het samenstellen van groepen gebruik maken van een Bach typering. Door te weten welk Bachtype bij ieder individu past kunnen betere maatregelen genomen worden met de introducties of er kan besloten worden dat bepaalde types beter niet bij elkaar gehuisvest kunnen worden. • Bij onderlinge problemen in een bestaande groep kunnen de dieren die probleem gedrag vertonen zoals agressie, angst, apathie etc. door middel van natuurlijke middelen ondersteund en in balans gebracht worden. • Door middel van natuurlijke middelen ervoor zorgen dat ieder individu in balans is en natuurlijk gedrag vertoont. Een groep bestaande uit sterke en zelfverzekerde individuen, die op een natuurlijke manier met elkaar kunnen communiceren, zal beter functioneren. Daardoor zullen er minder problemen zoals vechtpartijen voorkomen.
Pagina | 44
7.4 Voeding 7.4.1 Lion Care Manual De voedingsbehoeften komen overeen met de informatie genoemd in paragraaf 4.3 van hoofdstuk 4. Het dieet samenstelling bestaat uit: hele prooien, organen, botten, karkassen en spiervlees aangevuld met supplementen. Hiervoor kunnen verschillende diersoorten gevoerd worden zoals paard, rund, geit, schaap, kip, gans, hert en wild zwijn. Een dieet bestaande uit alleen spiervlees is geen volledig dieet en moet worden gesupplementeerd met een vit. en min. preparaat. Voer dat wordt gebruikt ter verrijking moet berekend worden als onderdeel van het dieet. Sommige instanties kiezen ervoor hun leeuwen een dag te laten vasten, een vastperiode langer dan 2 dagen is niet aan te raden. 7.4.2 De behoeften van de leeuw Natuurlijke behoeften • Grote hoefdieren(buffel, zebra) of kleinere prooidieren (impala, wrattenzwijn) dit hangt af of ze gezamenlijk of solitair jagen. • 18-30 kilo per maaltijd. Meestal eten ze iedere dag maar, het kan ook voorkomen dat ze bijna twee weken niet eten. • Eten planteneters voor de voorverteerde planten in de darminhoud voor de noodzakelijke vitamines en mineralen. • Gezamenlijk of solitair jagen. • Kunnen uren bezig zijn met het eten van de prooi. Fysieke behoeften • Hoog gehalte aan eiwit en vetten. • Eten van hele prooien en hun darminhoud voor de noodzakelijke vitamines en mineralen en essentiële aminozuren. • De voedingsbehoeften van het dier hangen af van groei, activiteit, voortplantingsstatus, gezondheidstoestand, milieu en groepsdynamiek. • De energiebehoefte vastgesteld op een gemiddelde van 115-130kcal/kgLG. Dit komt neer op ongeveer 3,5kg vlees voor een volwassen man en 2,7kg voor een volwassen vrouw. • Gezamenlijk of solitair uitvoeren van de jacht: besluipen, sprinten en doden. Mentale behoeften • De leeuw is een Bourgondisch type die het liefst veel en lekker eet. Hij rust graag met een volle buik. • Voorkeur voor warm en vers vlees. • Spelen met het voedsel. Energetische behoeften Behoeften vanuit de basischakra: • Voorkomen van tekorten. Behoeften vanuit de sacraalchakra: • Gezamenlijk gevoerd worden en ervan genieten. Voertijd benutten als een gelegenheid voor een positieve sociale interactie.
Pagina | 45
Behoeften vanuit de hartchakra: • Op een natuurlijke manier met hun voedsel bezig zijn en daarbij zijn unieke eigenschappen benutten: jacht, uren bezig zijn met eten en vervolgens rusten met een volle buik. Uitvoering • Wanneer mogelijk de dieren gezamenlijk voeren, dit moet per troep apart beoordeeld worden. Het mag niet leiden tot onrust, stress of agressie. • Zorgen voor een gebalanceerd dieet bestaande uit: hele prooien, organen, botten, karkassen en spiervlees aangevuld met supplementen en het voeren van verschillende diersoorten. Door de dieren regelmatig te laten vasten krijgt het lichaam de gelegenheid zich te reinigen en te herstellen. • Zorgen dat ze lang met hun voeding bezig zijn door het voeren van hele karkassen en deze eventueel verstoppen achter rotsen, in papieren zakken, onder houtstapels, in het water of hangend aan het dak of een boom. • Creëren van een extra voerbeurt, door het voeren van een groot bot per individu. Dit zorgt voor een natuurlijke juiste calcium verhouding, houdt de het gebit en tandvlees schoon en gezond, kauwen werkt mentaal bevredigend en voorkomt verveling. • Creëren van een jachtsimulatie: opbouwen van spieren voor een gezond bewegingsapparaat, verrijking, mentaal bevredigend en versterken van de saamhorigheid in de groep als ze gezamenlijk kunnen jagen. • Zorgen dat ze met vlees kunnen spelen (heen en weer tikken met de poten en bespringen) door het eventueel op te hangen of door het vlees vast te maken aan een touw en als verzorger aan het touw trekken. • In hoofdstuk 5 gaf Simbo aan liever warm en vers vlees te voeren. Het voeren van levende dieren is bij de wet verboden. Wellicht is het wel mogelijk vers geslachte prooien te voeren of ontdooit vlees op te warmen. Om te weten te komen welke mogelijkheden hiervoor zijn, zou extra onderzoek verricht moeten worden.
7.5 Medische zorg 7.5.1 Lion Care Manual Om er zeker van te zijn dat er een eventuele aandoening tijdig wordt ontdekt, worden er dagelijkse gezondheidscontroles uitgevoerd door de dierverzorgers. Daarnaast wordt het aangeraden om periodiek uitgebreide gezondheidscontrole door de dierenarts uit te laten voeren. De leeuwen dienen preventief gevaccineerd en ontwormd te worden. Aandoeningen worden behandeld door de dierenarts en de diagnoses en behandelingen dienen goed genoteerd te worden. Nieuwe dieren worden in quarantaine geplaatst en na het doorstaan van verschillende gezondheidsonderzoeken mag het dier bij de andere dieren geplaatst worden. Bij het voeren van hele karkassen moet gelet worden op de mogelijke gevaren: aanwezigheid van medicijnen, toxische ophopingen in organen en infectiezieken. Het is daarom belangrijk om te weten waar het karkas vandaan komt. Zodra het karkas binnen is moet het zo snel mogelijk in kleinere stukken gesneden en ingevroren worden om bederf te voorkomen. Pagina | 46
7.5.2 De behoeften van de leeuw Natuurlijke behoeften • Er zijn observaties van leeuwen in het wild die specifiek bepaalde vruchten of planten eten. Er zou onderzoek gedaan moeten worden of leeuwen bewust specifieke planten eten om fysieke problemen te voorkomen of te genezen.[2] Fysieke behoeften • Behandelen en voorkomen van fysieke aandoeningen. Mentale behoeften • Behandelen van trauma’s, gedragstoornissen en probleemgedrag. Energetische behoeften • Behandelen en versterken van een verzwakt basis-, sacraal-, en hartchakra. Uitvoering • Fysieke aandoeningen behandelen met een combinatie van een therapie in middelen, een therapie in handelen en maatregelen. De middelen kunnen regulier, natuurlijk of een combinatie van beide zijn. Per aandoening kan beoordeeld worden wat de beste optie is. • Fysieke aandoeningen voorkomen door de natuurlijke, fysieke, mentale en energetische behoeften vast te stellen en ervoor zorgen dat het management van het dier aan deze behoeften voldoet. • Behandelen van trauma’s, gedragstoornissen en probleemgedrag. Hiervoor kunnen natuurlijke middelen zoals bloesemremedies, homeopathie, essentiële oliën en kruiden gebruikt worden. • Verzwakte chakra’s kunnen net als fysieke aandoeningen door een veterinair natuurgeneeskundig therapeut behandeld worden door middel van een combinatie van middelen en maatregelen. Een voorbeeld hiervan is: De endocarditis met fibrine stolsels, waar het hartchakra aan gekoppeld is, komt in opvangcentra regelmatig voor en heeft grote gevolgen voor het dier. Daarom is het belangrijk dat er door middel van het management en behandeling ervoor gezorgd wordt dat het hartchakra in balans komt. Daarnaast kunnen er ook natuurlijke geneesmiddelen ingezet worden om de conditie van hart en bloedvaten te verbeteren om de kans op het ontwikkelen van de endocarditis te verkleinen.
7.6 Training en verrijking 7.6.1 Lion Care Manual Training Het trainen van de leeuwen is van belang voor het uitvoeren van medische procedures, transporten, verrijking en mentale en fysieke stimulatie. Voor de training kan gebruik gemaakt worden van klassieke en operante conditionering. Doordat de leeuwen op voedsel gericht zijn, is het trainen door middel van operante conditionering met voedsel als beloning de beste optie voor het trainen van leeuwen. Verrijking Verrijkingstechnieken moeten de volgende gedragingen betrekken: foerageergedrag, spel, klimmen, locomotie, onderzoekend gedrag en jachtgedrag. De verrijking moet aansluiten op het natuurlijke gedrag en behoeften van de leeuw en kan geïntegreerd Pagina | 47
worden met de training, voeding en medische zorg. Verrijking is nodig doordat de verblijven van de dieren minder uitdagen en stimulerend zijn dan het wild. Leeuwen hebben een sterke drang voor het besluipen, achtervolgen en doden van hun prooi. Verrijking voor de leeuw kan daarom het beste gebaseerd zijn op voeding en een simulatie van de jacht. Daarnaast hebben zij sterke geurzintuigen die met verrijking door middel van geuren het onderzoekend gedrag van de leeuw stimuleren. 7.6.2 De behoeften van de leeuw Natuurlijke behoeften • Jachtsimulatie. • Eten van hele karkassen, kluiven op botten. • Klimmen. • Volgen van geursporen. • Voeren van hele prooidieren. • Leven in groepsverband en sociale interactie. • Markeren territorium. Fysieke behoeften • Benutten van de sterke geurzintuigen • Benutten van het bewegingsapparaat: klimmen, besluipen, sprinten en bespringen. • Benutten van het sterke gebit door bijvoorbeeld het kauwen op botten. Mentale behoeften • Leven in groepsverband en sociale interactie. • Jachtsimulatie. • Spelen met voedsel. • Klimmen. • Spelen met speeltjes. Energetische behoeften Behoeften vanuit de basischakra: • Markeren eigen territorium. Behoeften vanuit de sacraalchakra: • Leven in groepsverband en sociale interactie. Behoeften vanuit de hartchakra: • Mogelijkheid om de favoriete bezigheden te kunnen uiten. Bij de leeuw komt dit neer op: jagen, voedsel, luieren, slapen, spelen en sociale interactie. Uitvoering • Er zijn al vele verrijkingsmogelijkheden ontworpen voor de leeuw die voldoen aan bovenstaande behoeften. Hieronder volgt een tabel met verschillende verrijkingsmogelijkheden. Het is een kwestie van afstemmen op de behoeften van de troep/individuen en de daarbij passende verrijkingsmogelijkheden selecteren. Vervolgens moet geobserveerd worden of de verrijking het gewenste effect op de dieren hebben. Vervolgens kan er een schema opgesteld worden waarin de verschillende soorten verrijking afgewisseld worden om te zorgen voor variatie. Pagina | 48
Essentiële oliën Een verrijkingsmogelijkheid vanuit de natuurgeneeskunde is het werken met essentiële oliën. Essentiële oliën zijn de aromatische vloeistoffen die gewonnen worden uit bloemen, bomen, wortelen, struiken en zaden. Zij bepalen niet alleen het aroma van de plant maar zijn ook van belang voor de plant om te groeien, te leven en het aanpassen aan de omgeving. Ze ondersteunen de planten bij afweer van insecten en beschermen ze tegen invloeden van buitenaf en ziektes. Iedere olie heeft zijn specifieke inwerking op het fysieke lichaam en de emoties. Ze kunnen het dier bij een fysieke of emotionele disbalans weer in balans brengen. Voor de verrijking wordt voornamelijk de werking op de emoties toegepast. De oliën kunnen specifiek gekozen worden die past bij de emotionele behoeften van het dier en kunnen een bijdrage leveren aan het welzijn van het dier. Zoals Marjolein die trauma’s verlicht of lavendel die een gestrest dier helpt te ontspannen. De essentiële oliën kunnen bij katachtigen en fretten echter een toxische werking hebben. De oliën dienen daarom onder supervisie van een natuurgeneeskundig therapeut gebruikt te worden.
7.7 Het individu De uitkomsten van voorafgaande paragrafen geven de richtlijnen voor een geschikt management van de leeuw in gevangenschap. Op basis van deze richtlijnen zouden leeuwen in gevangenschap in het algemeen in hun natuurlijke, fysieke, mentale en energetische behoeften voorzien moeten worden. In de natuurgeneeskunde zijn echter ook de behoeften van een individu heel belangrijk. Geen enkel dier is hetzelfde en voor een optimaal welzijn van een dier in gevangenschap is het nodig ook zijn individuele behoeften in kaart te brengen. Vooral in een opvangcentrum waar dieren met totaal verschillende achtergronden gezamenlijk worden gehuisvest, is het niet meer dan logisch dat zij door hun verschillende achtergronden andere behoeften hebben.
7.8 Conclusie De behoeften die duidelijk naar voren komen zijn de behoefte aan sociale interactie en een goede samenstelling van de troep. De mogelijkheid om te spelen, jagen, klimmen en luieren. Het eten van hele prooidieren, het liefst warm en vers. Zich kunnen afzonderen van het publiek, een eigen territorium en een stabiele basis voor zekerheid. Door voor ieder aspect van het managementplan een overzicht te maken van de natuurlijke, fysieke, mentale en energetische behoeften kunnen deze praktisch worden toegepast.
Pagina | 49
8. Conclusie Doordat er in de natuurgeneeskunde wordt gewerkt met een holistische visie kunnen ook de behoeften van een dier bepaald worden op een fysiek, mentaal en energetisch niveau. Hierdoor wordt er een totaalbeeld van alle niveaus van het dier verkregen. Deze kennis kan worden benut om het management van het dier nog beter aan te laten sluiten op zijn behoeften en daarmee zijn welzijn te verhogen. Daarnaast wordt er in de natuurgeneeskunde op een andere manier naar het ontstaan van aandoeningen gekeken. Er wordt niet alleen maar gekeken naar de behandeling van de ziekte op zich, maar naar waarom het dier vatbaar is voor deze aandoening. Wanneer een dier een fysieke aandoening vertoond is dat een signaal dat hij mentaal en energetisch ook uit balans is. Naast het geven van natuurlijke middelen om het fysieke lichaam te herstellen, moeten er ook maatregelen genomen worden om het dier mentaal en energetisch in balans te krijgen. Oftewel er moeten aanpassingen in het management getroffen worden om te kunnen voldoen aan de mentale en energetische behoeften van het dier waardoor hij weer in balans raakt. In dit onderzoek zijn de natuurlijke, fysieke, mentale en energetische behoeften van de leeuw als diersoort onderzocht en vastgesteld. De behoeften die gebaseerd zijn op zijn natuurlijke leefomstandigheden en fysieke eigenschappen zijn geen nieuwe informatie voor de leeuwenkenners onder ons, maar zijn wel noodzakelijk om een totaalvisie van het diersoort te krijgen. De mentale behoeften daarentegen zijn gedeeltelijk vernieuwend. Door middel van diercommunicatie en door een bachtypering van de diersoort in het algemeen te doen, ontstaat er een breder beeld van de mentale eigenschappen en de daaruit voortvloeiende behoeften van de leeuw. Interessante zaken die hieruit naar voren zijn gekomen zijn: • Dat de leeuwen over het algemeen tevreden zijn over hun situatie in gevangenschap en niet verlangen naar een leven in het wild. • De behoefte aan goede onderlinge banden in de troep. • De behoefte aan warm en vers vlees. • De behoefte om zich beter af te kunnen zonderen van publiek doordat de blik, geuren en geluiden van de mensen te intens kunnen zijn. • Een veilig gevoel in het verblijf is belangrijk, hiervoor is een goed overzicht van het verblijf van belang. • De sterke afkeur van vieze geuren. • De mens wordt gezien als druk, onvoorspelbaar en spannend. • Ze missen voornamelijk de mogelijkheid om flink te kunnen rennen en de jachtsimulatie. • Het bachtype dat bij de leeuw past is de Mimulus: die een koningsgevoel en een Bourgondisch leven belangrijk vindt. Uit de gevonden energetische eigenschappen van de leeuw in gevangenschap in Nederland, komen ook een aantal interessante behoeften naar voren waar in het management op ingespeeld kan worden: Pagina | 50
• • • • • •
Behoefte aan een stabiele basis en een eigen territorium. Behoefte aan traumabehandeling door een mogelijke slechte beginperiode, mishandeling, verwaarlozing en tekorten. Behoefte aan emotionele veiligheid en intimiteit. Behoefte aan voldoende en goede sociale interactie met soortgenoten. Behoefte een management dat past bij het wezen van hun diersoort. Behoefte aan het kunnen uiten van natuurlijke eigenschappen, gedrag en favoriete bezigheden.
Aan de hand van deze behoeften kunnen er extra richtlijnen worden opgezet om het management van de leeuw te verbeteren. Naast het bepalen van de richtlijnen voor het management van de leeuw in gevangenschap zijn er nog meer mogelijkheden voor een veterinair natuurgeneeskundig therapeut en consultant naar voren gekomen om het management van de leeuw te optimaliseren. • Het toepassen van bachtyperingen van de individuen om stabiele groepen samen te stellen aan de hand van types die bij elkaar passen. • Dieren die probleemgedrag vertonen, waardoor er onrust ontstaat in de troep behandelen met natuurlijke middelen. • Behandelen en voorkomen van fysieke aandoeningen. • Behandelen van trauma’s, gedragstoornissen en probleemgedrag. • Behandelen en versterken van verzwakte chakra’s. • Het toepassen van essentiële oliën ter verrijking. De geuren zorgen niet alleen voor een fysieke en mentale stimulatie. Ze werken ook in op emotionele disbalansen. Door de juiste olie in te zetten kan dit bijdragen aan het welzijn van het dier.
Pagina | 51
9. Aanbevelingen en vervolgonderzoeken Voor de optimalisatie van het management van de leeuw in gevangenschap in en bepaalde organisatie, zoals een opvangcentrum. Kan de expertise van een veterinair natuurgeneeskundig consultant worden ingeschakeld. Ondanks dat er algemene richtlijnen zijn gesteld om het welzijn van de leeuw in gevangenschap te optimaliseren, geldt dat iedere organisatie anders is en daarom op eenzelfde wijze als dit onderzoek moet worden onderzocht. Zo kunnen de specifieke behoeften van de leeuwen in die organisatie worden vastgesteld en kan er een optimaal resultaat bereikt worden. In de natuurgeneeskunde zijn echter ook de behoeften van een individu heel belangrijk. Geen enkel dier is hetzelfde en voor een optimaal welzijn van een dier in gevangenschap is ook het nodig, zijn individuele behoeften in kaart te brengen. Daarom is het van belang dat er van ieder individu een eigen profiel wordt opgezet met zijn specifieke fysieke, mentale en energetische behoeften. Hiervoor kan afgesproken worden een pilot van een jaar op te zetten, waarin het algemene managementplan van de organisatie wordt geoptimaliseerd. Daarnaast kan er van ieder individu een eigen profiel worden opgezet en kunnen maatregelen en middelen worden ingezet. Na dat jaar wordt beoordeeld of het welzijn van de dieren is toegenomen. De verbetering van het welzijn van de leeuwen kan getoetst worden door: • Het periodiek bijhouden van de algemene gezondheidscores. • Het periodiek bijhouden van conditiescores. • Het uitvoeren van gedragobservatie onderzoeken. • Monitoren of bestaande fysieke en/of mentale aandoeningen verergeren, stabiliseren, verminderen of genezen. De overheid specialisten opgeroepen om te onderzoeken hoe het welzijn van wilde dieren in gevangenschap kan worden gemeten en hoe het welzijn verbeterd kan worden. In januari 2012 heeft Universiteit Wageningen het eerste rapport gepubliceerd van de resultaten van hun onderzoek naar welzijnsindicatoren voor dierentuindieren. Daaruit is gebleken dat er meer onderzoek gedaan moet worden naar deze welzijnsindicatoren. De uiteindelijke onderzoekpriotering ziet er als volgt uit: 1. onderzoek naar stereotypieën van dierentuindieren. 2. maken van gedrag- en welzijnsprofielen van de diersoorten. 3. aansluiting bij olifantenonderzoek in Noord-Amerika. 4. ontwikkelen van een welzijnsindex voor dierentuindieren. 5. combineren van bovenstaande scenario’s. Een natuurgeneeskundige visie kan ondersteuning bieden in het maken van gedrag- en welzijnsprofielen van wilde dieren in gevangenschap.
Pagina | 52
10. Literatuuropgave Boeken [1] A. Cleave, Atrium dierenreeks, Grote katten, Alphen aan den Rijn: Atrium. [2] I.Spruit, Leo leo!, Amsterdam: Gopher Publishers, 2005. [3] K. De Jong-Kamstra, Dierentuindieren aan het woord, stap in de belevingsWereld van wilde dieren in gevangenschap, Eeserveen: Uitgeverij Akasha, 2010. [4] L.E.M. de Boer, de geheimen van het dierenrijk, Uitgeverij Lekturama. [] M. Dudok van Heel, Bach-remedies voor honden & paarden, Amsterdam: De Driehoek, 2000. [5] M. Dudok van Heel, Natuurgeneeswijzen voor honden & paarden, Amsterdam: De Driehoek, 2000. [6] M. Dudok van Heel, Essentiële oliën voor honden & paarden, Amsterdam: De Driehoek, 1999. [7] M. Scheffer, Bach bloesemtherapie, theorie en praktijk, Amsterdam: De Driehoek, 1999. [8] R.K. Muts en H.D.J. Schoot, Integratie complementaire geneeswijzen, Utrecht: Uitgeverij Lemma BV, 2000. Opleiding modules/stencils [9] A. van der Ven, Chakra’s, opleidingsinstituut Silverlinde. [10] A. van der Ven, Natuur en diagnose, opleidingsinstituut Silverlinde. [11] G. Leene en G. Riezebos, Zootechniek boek 1 niveau 3 en 4, Barneveld: Groenhorstcollege Barneveld, 2001. [12] W.J. Ruys, Diervoeding, deel 1, Breda: 2008. Websites [13] www.afrika-afrika.nl [14] www.bachrescue.nl [15] www.bcnd.nl [16] www.groenkennisnet.nl [17] www.ifaw.org [18] www.kabinetsformatie2012.nl [19] www.kattenencyclopedie.com [20] www.kattenplaza.nl [21] www.klimaatinfo.nl [22] www.landen.net [23] www.lionalert.org [24] www.lionresearch.org [25] library.sandiegozoo.org [26] www.pantera.nl [27] www.partijvoordedieren.nl [28] www.st.viervoeters.nl [29] www.stichtingleeuw.nl [30] www.stichtingspots.org Pagina | 53
[31] [32] [33] [34] [35] [36]
www.voorvermaakzonderdieren.nl www.wageningenur.nl www.wikipedia.nl www.wildcatsmagazine.nl www.wildedierendetentuit.nl www.worldofwildlife.org
Rapporten [37] P, Koene, Rapport welzijnsindicatoren voor dierentuindieren, Lelystad: Wageningen UR Livestock Research, 2012. Handleidingen [38] AZA animal welfare committee, Lion (Panthera leo) Care manual, the Association of Zoos and Aquariums, 2012. [39] A. Hillermann, Husbandry Guidelines for African Lion, Richmond: Western Sydney Institute of TAFE, 2009. Documentaires [40] National Geographic, Africa’s big five, Digital Pictures, 2012. [41] National Geographic, Animal autopsy. [42] National Geographic, Attack of the big cats. [43] National Geographic, Built for the kill. [44] BBC, wonderful world, wild cats, TDM entertainment, 2012.
Pagina | 54
11. Bijlagen Bijlage 1:
Interview met Karina de Jong-Kamstra ( 2 pagina’s)
Bijlage 2:
Diercommunicatie met Isolde, een leeuwin uit een opvangcentrum ( 1 pagina)
Bijlage 3:
Overzicht van de 38 Bach bloesemremedies ( 1 pagina)
Bijlage 4:
Toelichting van de zeven chakra’s en hun locatie ( 7 pagina’s)
Bijlage 5:
Overzicht van de natuurlijke communicatiemogelijkheden van de leeuw ( 2 pagina’s)
Bijlage 6:
Richtlijnen voor introducties en herintroducties bij leeuwen ( 2 pagina’s)
Pagina | 55
Bijlage 1 Interview met Karina de Jong-Kamstra Het interview met Karina de Jong-Kamstra is afgenomen om een beeld te krijgen van de mentale eigenschappen van de leeuw. Doordat het interview meer is gelopen als een vloeiend gesprek, is het niet mogelijk een totale weergave van dit gesprek te geven. Het interview is te verdelen in twee onderdelen: 1 ) Specifieke vragen over de ervaringen van Simba en Rens van hun leven in gevangenschap. 2) Algemene vragen die van belang zijn voor leeuwen in gevangenschap. De vragen die ter voorbereiding zijn genoteerd staan hieronder per onderdeel weergegeven: 1 ) Specifieke vragen over de ervaringen van Simba en Rens van hun leven in gevangenschap. Simba: - welke onderlinge onrust ervaart Simba tussen de leeuwinnen? - Waarom ervaart hij zijn leven in de dierentuin als elke dag hetzelfde? - Waarom heeft Simba de behoefte om iedere avond flink te brullen? - Wat vind Simba ervan dat zijn leven, vergeleken met die van de leeuw in het wild, basaler is en hij zich minder zorgen hoeft te maken? - Is Simba gelukkig in zijn huidige situatie? - Hoe is zijn onderlinge band met de andere leeuwen? - Hoe zijn onderlinge band met de verzorger? - Wat bedoelt Simba precies wanneer hij zegt dat hij zijn verblijf erg open vind? - Hoe erg lijkt Simba het te vinden om niet te kunnen rennen? Rens: - Heeft Rens er last van dat zijn verblijven klein zijn? - Heeft hij veel last van de adrenaline die opkomt tijdens optredens? - Hoe is zijn onderlinge band met de andere leeuwen? - Hoe zijn onderlinge band met de verzorger? - Wat vind Rens ervan dat alle dagen anders zijn? - Wordt het regelmatig optreden en trainen voor Rens als zwaar ervaren? 2) Algemene vragen die van belang zijn voor leeuwen in gevangenschap. - Lijken de leeuwen hun leven in gevangenschap te accepteren? - Zijn de leeuwen over het algemeen tevreden? - Kun je de algemene uitstraling die je bij de leeuwen mee krijgt omschrijven? - Kun je het karakter van de leeuw in het algemeen omschrijven? - Wat lijkt voor een leeuw in gevangenschap belangrijk te zijn? - Wat vinden de leeuwen in het algemeen van hun verzorger? - Wat verwachten ze van hun verzorger? - Wat vinden de leeuwen in het algemeen van de mens? - Hoe sterk is de onderlinge band tussen leeuwen? - Is er ook spraken van telepathische communicatie bij de leeuwen onderling? Pagina | 56
Bijlage 2 Diercommunicatie met Isolde, een leeuwin uit een opvangcentrum Voor dit onderzoek heeft Karina de Jong-Kamstra contact gelegd met Isolde, een leeuwin uit het opvangcentrum. Om een beeld te krijgen van hoe Isolde haar leven in gevangenschap ervaart zijn haar de volgende vragen gesteld: •
Ben je gelukkig?
•
Hoe ervaar je het leven in gevangenschap?
•
Wat vind je wel leuk?
•
Wat vind je niet leuk?
•
Mis je iets in het leven?
•
Waar heb je behoefte aan?
•
Hoe zit het met de rangorde in de groep?
•
Wat vind je van je verzorger?
•
Wat vind je van de mens?
Pagina | 57
Bijlage 3 Overzicht van de 38 Bach bloesemremedies 1. Agrimony
de bloesem van eerlijkheid
2. Aspen
de bloesem van voorgevoelens
3. Beech
de bloesem van tolerantie
4. Centaury
de bloesem van dienstbaarheid
5. Cerato
de bloesem van intuïtie
6. Cherry plum
de bloesem van kalmte
7. Chestnut bud
de bloesem van het leren
8. Chichory
de bloesem van moederlijke gevoelens
9. Clematis
de bloesem van realiteit
10. Crab Apple
de bloesem van reinheid
11. Elm
de bloesem van verantwoordelijkheid
12. Gentian
de bloesem van vertrouwen
13. Gorse
de bloesem van hoop
14. Heather
de bloesem van identiteit
15. Holly
de bloesem die het hart opent
16. Honeysuckle
de bloesem van het verleden
17. Hornbeam
de bloesem van veerkracht
18. Impatiens
de bloesem van tijd
19. Larch
de bloesem van zelfvertrouwen
20. Mimulus
de bloesem van dapperheid
21. Mustard
de bloesem van licht
22. Oak
de bloesem van uithoudingsvermogen
23. Olive
de bloesem van regeneratie
24. Pine
de bloesem van zelfacceptatie
25. Red chestnut
de bloesem van losmaken
26. Rock rose
de bloesem van escalatie
27. Rock water
de bloesem van flexibiliteit
28. Scleranthus
de bloesem van evenwicht
29. Star of Bethlehem
de bloesem van troost
30. Sweet chestnut
de bloesem van verlossing
31. Vervain
de bloesem van geestdrift
32. Vine
de bloesem van autoriteit
33. Walnut
de bloesem van “de vroedvrouw”
34. Water violet
de bloesem van communicatie
35. Wild chestnut
de bloesem van de gedachte
36. Wild oat
de bloesem van roeping
37. Wild rose
de bloesem van levenslust
38. Willow
de bloesem van het noodlot
Pagina | 58
Bijlage 4 Toelichting van de zeven chakra’s en hun locatie Eerste chakra: Grounding, basis stabiliteit, de roots, seksualiteit, bestaanszekerheid. Het besef van een territorium op de aarde. Hier grijpt aan het recht op bestaan. Iemand die in het verleden veel genegeerd is geweest of vaak op de vlucht moest, heeft waarschijnlijk een zwak eerste chakra. Wanneer je een verleden hebt, met vrienden en ouders waar je jezelf in kon zijn of met trots, dan geeft dat een sterk eerste chakra. Dan heeft iemand het vermogen om de eigen grenzen te verdedigen en is er in de basis – in het fundament van het zijn – een gevoel van recht op bestaan. Veel verhuizingen, onrust in huis, gebrek aan structuur in de beginperiode geven een zwak eerste chakra, wat zich kan herhalen in moeilijk de eigen primaire behoeften kunnen vervullen. Terugkomende grote problemen met geld, de eigen kamer lijkt meer op een puinbak dan op een huis. Zichzelf qua uiterlijk en hygiëne kunnen verwaarlozen. Veterinair: zichzelf niet schoonhouden, het nest onnodig vuil maken, geen natuurlijk besef van een territorium. Onrustig in het alleen zijn eventueel bang om alleen te zijn. Zich te afhankelijk kunnen opstellen ten opzichte van de alpha of de eigenaar. Overdreven dienstbaar gedrag. Mogelijk zelfs paniek als er alleen gehandeld moet worden. Een sterk eerste chakra geeft besef van rangorde van natuurlijke grenzen en het vermogen om de eigen grenzen te verdedigen. Dit dier heeft een goed contact met hoeven of nagels, geen koude voetjes, enz. De roots hebben uiteraard raskenmerken in zich. Fysiek; erfelijkheid * en de genen vallen onder het eerste chakra en voorzover de geslachtsklieren die beïnvloeden zijn die hieraan verwant. De geslachtsklieren vallen deels onder het eerste chakra volledig hieronder vallen de bijnieren, (levenslust / doodsangst) daarmee ook de nieren (nieren zijn verwant aan relaties, zeker ook met de eigenaar). Tevens; hoeven, nagels, voetkussentjes, staart, anus regio anaalklieren, achterham, achter benen en staartwervels. • ook ras ingefokte ziekten (tumoren bij boxers) vallen hieronder.
Pagina | 59
Tweede chakra: Emotionele veiligheid en de behoefte aan intimiteit. Diepe herinneringen aan de ouderbeelden. Hier spreken de gevoelens. Hoe de intieme sfeer was toen je klein was, dat print zich in het geheugen en onbewust herhalen die patronen zich weer in relaties of naar de eigen kinderen. Als er warmte en genegenheid was in de eerste levensjaren, dan staat iemand met betrokkenheid en met een normaal sociaal bewustzijn in het leven. Wanneer iemand niet gewenst was (prenataal) of emotioneel geen warmte ervaarde, dan is dit chakra beladen met onmacht of pijn. Iedereen die mishandeld is geweest of de gevallen als incest, draagt die pijn in het tweede chakra. Als die verwerkt is, verdwijnt de herhaling van patronen. Veterinair, pups of kalfjes die te snel bij de moeder worden weggehaald (zijn alle geiten getraumatiseerd?) lopen een emotionele pijn op, die heimwee of aanhankelijkheid en verlatingsangst tot gevolg kan hebben. Een levendige zorgzame sfeer toen het dier klein was, geeft nu een gezonde sociale betrokkenheid naar mededier en mens. Hier leeft het moeder of vader instinct, de verzorging, de nestdrang, de drift tot paring en de seksuele gevoelens. Moederdieren die hun jongen verstoten, hebben een pijn in het tweede chakra. Het tweede chakra is het plezier van intiem zijn onder elkaar, het genieten van de nest en familiesfeer, knuffelen, samen op de bank, elkaar aanvoelen, troosten en samen plezier maken. Als er emotionele spanningen zijn, verdriet of nervositeit dan is dat de stemming bepalende sfeer. Bij gemis aan gezelligheid ontstaat melancholie of eenzaamheid. Dan kan een dier hard of onverschillig zijn in het gedrag. Het verwerken van emoties is een functie van het tweede chakra. Met een ‘’te open ‘’ tweede chakra. Leeft het dier te emotioneel met eigenaar of mededieren mee en is voortdurend van streek.. De herinnering hoe moeder de pup opvoedde, het natuurlijk instinct tot koestering en verzorging leeft hier. Tevens het natuurlijk lichaamsbewustzijn qua voeding (wat niet of wel past). Voorts het vermogen tot vruchtbaar zijn. Gewoonte patronen en het gedrag vinden hier hun oorsprong. Fysiek: De geslachtslieren met hun hormonen betreffende de vruchtbaarheid. De cyclus van het vrouwelijk dier. Ei en zaadcel processen. Geslachtsklieren, baarmoeder, melkproductie, biestvorming, de maag (emotionele reactie) en eetstoornissen. De dikke darm (onbewuste gevoelsverwerking. / vermogen tot loslaten van emoties.) en de blaas (territorium besef ook psychologisch). Eetstoornissen, seksueel onvermogen, onvruchtbaarheid en klachten voortkomend uit aanhankelijkheid. Maag, dikke darm en blaas zijn bij uitstek verwerkers van emoties, bij dikke darm en blaas speelt dit op meer onbewust niveau. ( de maag wordt ook wel bij chakra 3 geplaatst)
Pagina | 60
Derde chakra: Het vermogen om jezelf in de wereld neer te zetten. Macht en onmacht, geldingsdrang, economie. Dit centrum geeft de gezonde competitie drang weer. In de liefde: de ander willen veroveren. Op het werk: ambitieus en presterend zijn. Drang om te scoren. Strijdlust om zich te manifesteren. De snelle adrenaline reflexen in het verkeer als dat nodig is. Je komt forcering tegen in dit centrum: overdreven hanengedrag, altijd de beste willen zijn. Het kan ook gebeuren dat iemand onmacht ervaart om te vechten, dan mist hij/zij assertiviteit. Dit laatste gebeurt als een opvoeding te streng was en er meer waardering was voor gehoorzaamheid dan voor initiatief. Humaan huizen hier de spanningen en de inzet voor je positie in de wereld (o.a. de baan). De strijd om het bestaan. Een zwak derde chakra maakt verlegen, bedeesd of geeft dat iemand achteraf woedend is dat hij kansen heeft laten liggen. Het is de lever gal energie die je uit de vijf elementen leert. Iemand met een sterk derde chakra kan zich goed manifesteren, is dynamisch en ondernemend ingesteld. Pakt aan en toont initiatief. Veterinair geld dit ook, dieren die zich kunnen manifesteren, die hun plaats in de roedel of kudde bevechten, die de strijd met de buitenwereld aan gaan. Dit dier zoekt ook af en toe de strijd met de eigenaar op. Er is drang tot initiatief en uitdaging dus ook zin om te slopen bij verveling. Vals gedrag als een gezonde uitdaging ontbreekt. Die ene valse trap of beet, zomaar uit geldingsdrang. Het streven tot aanzien in een functie of positie. Die positie ook verdedigen. De drang om extravert te zijn. Naar buiten willen treden, de straat of de renbaan op, willen scoren, getraind willen worden. Doen. Dieren met een zwak derde chakra hebben bevestiging nodig in hun daadkracht en prikkels tot initiatief. Als gezonde uitdaging blijft liggen, neemt (onnodige) consumptie vaak toe. Dit centrum kan ook geforceerd zijn, dan zijn gehoorzaamheid rust en kalmte nodig (aarde) bij een overdreven macho of agressief gedrag of is het dier overactief. Bij forcering past uiteraard gedragstherapie. Fysiek: Het lever en galsysteem; daaraan verwant de vetstofwisseling en tevens een groot deel van de assimilatie van de voeding. Allergieën komen vaak uit deze regio van lever en dunne darm. De dunne darm is het orgaan met onderscheidingsvermogen omtrent wat wel of niet bij het lichaam hoort. In samenwerking met de lever ontstaat het proces van assimilatie. De dunne darm hoort min of meer schoon te zijn (groene leem / lijnzaad) wil dat onderscheidingsvermogen functioneren. Tolerantie is de achterliggende energie die bij de dunne darm hoort, dat een dier verdraagzaam blijft ondanks zijn kracht, getuigt van een harmonisch derde chakra. Lever / gal die hier ook bij horen gaan over; dominantie, strijd, ambitie, initiatief en competitiedrang. De pancreas werkt ook uit in dit chakra, omdat deze klier verwant is aan creativiteit. Creativiteit die niet gebruikt wordt, nodigt weer uit tot passiviteit wat opnieuw de aanzet geeft tot extra consumptie. De alvleesklier gaat over de balans tussen rust enerzijds en voldoende creativiteit anderzijds. Het derde chakra is de positie in de wereld, d.i. de positie in de roedel. Met onverwachte schokken, die psychisch niet verwerkt kunnen worden, (dood geliefd baasje bijv.) kan binnen 2 of 3 weken spontaan diabetes optreden.
Pagina | 61
Hartchakra: Waarheidsgevoel, liefde en contact met je Hoger Zelf. Liefde voor de omgeving, basis van vitaliteit. In dit centrum leeft het contact met je ware zelf. Een hoog woord, maar dit centrum is de bron van je diepste individueel besef. Daarom spreekt hier ook het waarheidsgevoel. Als iets versluierd wordt of als een relatie niet klopt, is het je hart dat aangeeft dat het niet bij je past. Als je in de nacht wakker ligt van een bonzend hart, kun je het beste even hierop mediteren, want het hart heeft dan iets te melden aan het hoofd. In het hart zetelt liefde, heel herkenbaar als je verliefd bent. Maar ook liefde voor je passie en je favoriete bezigheden schuilen hier. De energie van het hart is stil, de turbulentie uit het derde chakra drukt het geregeld weg. Het hart is het centrum van zichzelf mogen zijn te midden van anderen. Het heeft niet met egoïsme te maken, wel met concentratie op zichzelf maar telkens weer temidden van de anderen. Dansen versterkt het hartchakra. Pijn in het hartchakra ontstaat door een mishandeling waarbij de identiteit is aangetast. Slaag in de jeugd, incest of verwaarlozing, kunnen hier de aanleiding toe zijn. In een relatie komt die pijn weer los. Een bekende pijn is het zichzelf een te hoge norm opleggen en daardoor te weinig zichzelf lief hebben. Hierdoor ontstaan ook spanningen met groepen of de omgeving. Minderwaardigheid en/of arrogantie zijn de processen die zich in het hartchakra afspelen. Veterinair is dit niet anders. Het waarheidsgevoel dat geweld wordt aangedaan, geeft een zwak hartchakra. Het dier wat zich verraden voelt door de eigenaar (soms is dat na een castratie) of door mishandeling draagt hier een kwetsing. Het dier weet niet meer waar op te vertrouwen, voelt zich te veel in de eigen identiteit gekwetst of verraden. Begrijpelijk, dat de pijn van het mishandeld zijn eerst dient geheeld te worden alvorens andere behandelingen aan te vangen. De eigenaar die niet ziet wat het wezen van het dier is, creëert ook spanning in het hartchakra omdat het dier niet zichzelf kan zijn. Zich onbegrepen voelen geeft de neiging tot fratsen of streken in het gedrag om op een andere manier op te vallen. De bio-industrie creëert uiteraard dieren met een zwak hartchakra. Ook bij het dier is dit het centrum van liefde voor zichzelf en daarbij ook mogen genieten van het leven. Zich in de groep gewaardeerd voelen. Het hartchakra draagt de uniek eigen identiteit. Ontkenning van de eigen identiteit of een forcering om zich te laten gelden, kunnen dit centrum verzwakken. Bezigheden of trainingen die passen bij iemands unieke kant versterken het centrum. Liefde is een kernkwaliteit, een bestaan waarin liefde geïnitieerd wordt, is een blijvende voedingsbron voor de hart-energie. Dier en mens besluiten vanuit het hart, dat ze een relatie aangaan. Een geforceerd hartchakra geeft, dominant en arrogant gedrag. Onbereikbaar voor de anderen, zich nergens aan storen. Een zwak centrum geeft te grote aanpassing en maakt erg vatbaar voor kritiek. Direct nederig als er commentaar komt, te weinig zelfrespect. Fysiek valt uiteraard het hart onder dit chakra. Evengoed het ademhalingssysteem en het immuunsysteem. De longen zijn synoniem met nieuwe ervaringen mogen opdoen, leergierig blijven, open blijven voor de buitenwereld, de prana ontvangen, de indrukken uit de wereld inademen, graag tot zich nemen als nieuwe energie. Het hart is het centrum van vitaliteit, bij hartaandoeningen speelt altijd grote vermoeidheid op (s’morgens al). Het immuunsysteem begint met het ontvangen van biest in een vroeg stadium , thymus en later milt, lymfesysteem, dunne darm en lever zijn hier voornaam in. In zijn totaliteit wordt een immuunsysteem onder het hartchakra geplaatst. Het hartchakra is in wezen analoog aan geluksbeleving. Daar is ook het immuunsysteem verwant mee. Dieren die zelfbewust zijn en gelukkig, hebben een van nature sterker immuunsysteem dan bijv. de hopeloos trieste gevallen uit de bio-industrie. Het hartchakra blijft dus een centrum van zelfbewustheid.
Pagina | 62
Keelchakra: Zelfexpressie en vertrouwen in het leven. Contact met de omgeving, creativiteit. Hier leven de persoonlijke creatieve vermogens. Taal kwaliteiten en communicatie, maar ook specifiek andere kwaliteiten. Voor de een is dat honden trainen, voor de ander een kantoor leiden, voor een derde is dat muziek maken. Ieder heeft zo zijn eigen talenten en die leven in het keelgebied. Het is ook eng om die te uiten en het vraagt lef om er voor te kiezen. Er is vertrouwen nodig om hierin te investeren, vaak is het wantrouwen (in het rendement van de talenten) waardoor we dit laten liggen. De persoonlijke kwaliteiten vragen investering om te kunnen groeien. Onderweg is steeds vertrouwen nodig om door te gaan. Als centrum van communicatie zetelt hier de stem en de overdracht, verder alle geluiden die iets vertellen zoals hoesten e.d. Veterinair: miauwen, kopjes geven, hinniken, blaffen, de manier van kijken; alles wat communicatie ten doel heeft. De fret doet dat anders dan het paard, beiden zoeken expressie om met de soortgenoten en de eigenaar te communiceren. Ieder dier heeft ook specifiek eigen talenten, die huizen in het keelgebied. Dat de springvaardigheid van een paard zijn, de opmerkelijke waakzaamheid van de hond, de grappen van de fret; zulke eigenschappen zijn deels ras / dier gebonden maar ieder individueel dier geeft daar op de eigen wijze expressie aan. In het keelchakra huizen de talenten. Daarnaast ook overgave aan het proces tot creativiteit. Niet alleen willen, ook overgave tot de juiste verhouding ten aanzien van anderen of overgave tot de inzet voor een creatief / intelligent proces (een training). Wat het dier voor specifieke kwaliteiten in zich draagt, dat leeft in de keel. Intelligentie wil zich uitdrukken. Het dier zoekt naar expressiemogelijkheden daartoe. Het dier voelt zich erkent en als de eigen talenten een plaats krijgen. (dit is niet bij ieder dier sterk ontwikkeld). Als een paard echter nog op de renbaan qua talenten thuis hoort, dooft ie uit in de manege. Als een boerderij kat slim is in het vangen van muizen, versuft zij op drie hoog in de stad. De hond die kunstjes kan doen, hoort ook kunstjes te doen. Talenten zijn verlangens en kwaliteiten die geleefd willen worden. Als die mogelijkheid er is, ontstaat een voldaan gevoel en creëert iemand voor het dier (en zichzelf) een duurzame tevredenheid.
Fysiek. De schildklier is direct verwant aan het keelchakra. De schildklier regelt de verbrandingssnelheid in de cellen, verstoringen werken snel door op de psyche (speedy of loom) en zeker op de huid en andere organen. Het KNO gebied is eveneens verwant aan het keelchakra. Keel mond, neus en zelfs de oren zijn innerlijk verbonden met elkaar. Terug komende ontstekingen kunnen verwijzen naar een zwak keelchakra. De halswervels horen uiteraard ook bij dit chakra. De mond met lippen, de tong en de tanden zijn eveneens verwant aan het keelchakra. Analoog aan kaken zijn het vermogen tot persoonlijke uiting zowel van tederheid (zoenen, knuffelen) als van agressie (bijten). Opgehoopte energie kan als een ontsteking in kies of tandwortel gaan zitten en een haard worden voor ontstekingsprocessen elders. (Kiespijn problematiek kan ook puur hygiënisch zijn).
Pagina | 63
Zesde chakra: Je eigen visie, wijsheid, inzicht en intuïtie. Dit is een centrum van synthese en daarmee van visie. In dit centrum (was in een cultuur als India enorm wordt gewaardeerd) is er een vermogen tot visie, die de tegenstellingen overstijgt. Tegenstellingen kennen we allemaal, als het te gek wordt, is het zinnig op dit centrum te concentreren. Dit centrum is het samensmelten van manlijke en vrouwelijke energie (de animus en de anima) en de eenheid tussen yin en yang. Doordat die samengaan ontstaat de visie hoe iemand door wil in haar/zijn leven. Dit is een moeilijk centrum om contact mee te krijgen, daarom zijn Boedha beelden e.d. daar een indirecte steun bij. Kundalini meditatie werkt in alle chakra’s maar maakt ook zeker beweging en brengt bewustzijn in dit zesde chakra.Dit chakra is het vermogen om tegenstellingen in zichzelf te overbruggen en voorkomt dus depressiviteit of extreme uitwassen. Veterinair is dit eveneens verwant met zelfbewustheid, een individueel dier, een wijs dier of een dier met leiderscapaciteiten (visie). Net als bij mensen is dit centrum soms wat zwak. Dit chakra is het ‘weten’ waardoor een dier weet dat die bij jou hoort (de kat uit het asiel die jou als eigenaar kiest). Een verstoord zesde chakra geeft obstinaat gedrag. Een harmonisch zesde chakra creëert inzicht en maakt zelfbewust. Dit centrum geeft het vermogen om uit de veelheid van de wereld toch datgene te doen of te kiezen wat uniek is voor het individu. Dit centrum maakt bewust van de eigen meerwaarden. Daarbij dus ook een trots paard of een zeer zelfstandige kat. Logisch dat kat en paard als individuele dieren, dit centrum sterker ontwikkeld hebben dan koe 512 uit het productiesysteem. Zelfbewustheid is soms aangeboren, maar ontwikkeld zich vaak pas in de loop der jaren.
Fysiek: Het zesde chakra is verwant met de hypofyse en de coördinatie van het zenuwstelsel. De hypofyse regelt de coördinatie van het endocrien systeem. De hypofyse regelt de cycli van rijping via de hormonen, van jeugd tot volwassenheid en ouderdom. Het zesde chakra is verwant aan de grote coördinerende systemen. De drievoudige verwarmer is hier analoog aan, door die meridiaan te masseren en door t teamen vanaf het hoofdgebied naar de achterham, is de hypofyse te beïnvloeden. Uiteraard ook met homeopathie, fythotherapie essentiële olie en andere disciplines. Endocriene stoornissen vragen meerder disciplines in het behandelplan dat zich al gauw over een jaar uitstrekt. Besturingssystemen hebben bij disbalans tijd nodig tot herstel. Epilepsie is een spanningsveld in het hersengebied, maar eveneens van het zesde chakra.
Pagina | 64
Kruinchakra: Overgave, helderziendheid, wijsheid verbonden met het Al, de kosmos of de geestelijke waarden van de wereld. Hiermee is iemand verbonden met de omringende wereld op een spiritueel niveau. Aantrekken wat bij je hoort, mensen ontmoeten die bij je passen, iets wat je ‘toe valt’. Daarnaast is dit het begrijpen van symbolentaal zoals uit de tarot, getallenleer of astrologie. Tevens een helder contact met dieren, hun taal of gevoel verstaan. Soms geeft dit centrum een bewust aanvoelen van ontwikkelingen die nog komen gaan. Het is de ‘spirituele antenne’ soms is dit bewustzijn zo groot dat iemand niet goed op de aarde staat. Veterinair is dit vaak een open centrum. Dieren zijn immers sterk verbonden met de kosmos en de natuur. Hier leeft het aanvoelen van weersveranderingen, aanvoelen van gebeurtenissen waar het dier de eigenaar voor wil waarschuwen. (De dieren die vrij waren, liepen de uren voor dat de Tsunami golf de kust bereikte allemaal hogerop de bergen in, tot waar het water niet zou komen. De avond en uren voor de aardbeving in Pakistan jankten alle honden als waarschuwing.) Bijna alle dieren hebben een zeer open kruinchakra, dit geeft hen een verbinding met een netwerk wat wij paranormaal noemen. De kruin is als een verbinding een aangesloten zijn op een zicht of visie van een groter geheel. Het vermogen tot iets aan voelen komen of de kwaliteit tot lezen van symboliek (de mens) of lezen van komende gebeurtenissen (het dier). Hier komt ook de trots van een spiritueel bewustzijn vandaan en tevens een mate van wijsheid, die de mens maar niet van het dier begrijpt. Zoals de wijsheid van het wezen koe die zich volledig offert aan de mens (volledige overgave) en zodoende voor de egoïstische mens (alleen levend vanuit de eerste drie chakra’s) de voortdurende spiegel van wijsheid en overgave is. Die mens denkt dat het dier dom is, tot hij leert samen te leven met hen. Voorts zetelt in de kruin het krijgen van inzicht of het doen van handelingen die nodig zijn, maar die pas later begrepen worden. De kruin is de voelspriet voor wat er gebeuren gaat. Fysiek: Het kruinchakra is verbonden met het gehele zenuwstelsel, de coördinatie, de signaaloverdracht, de geleiding van prikkels. Dieren hebben een veel opener en zelfbewuster kruinchakra dan mensen en veel minder zenuwaandoeningen. Mensen hebben een grotere herseninhoud, hun zenuwstelsel wordt door spanning, geluid en de drang tot concentratie sterk belast. Dieren die veel in huizen leven of in kunstmatig licht!, (fretten, ratten e.d zijn van nature gewend veel onder de grond te leven) kunnen eveneens overvoerd raken aan indrukken. Wat nadelig is voor hypothalamus / hypofyse processen. De zintuigen worden eveneens door dit chakra beïnvloedt.De zintuigen zijn qua expressie onder invloed van meerdere organen en regio’s en zijn qua vitaliteit en tonus, gerelateerd aan de kruin. © Natuurgeneeskunde. Adrie van der Ven. De posities van de chakra’s bij de leeuw op het lichaam Rood:
1. Kruinchakra
Oranje:
2. Heiligbeenchakra
Geel:
3. Zonnevlechtchakra
Groen:
4. Hartchakra
Lichtblauw:
5. Keelchakra
Indigo:
6. Voorhoofdchakra
Violet:
7. Kruinchakra
Pagina | 65
Bijlage 5 Overzicht van de natuurlijke communicatiemogelijkheden van de leeuw Vocale communicatie • Brullen: een van de meest kenmerkende geluiden van de leeuw. Een brul kan verschillende betekenissen hebben: verdedigen territorium, lokaliseren van troepleden, intimideren van rivalen, sociale banden versterken of als signaal wanneer er een prooi gedood is. Een brul begint meestal met een paar kreunen gevolgd door 4-18 brullen en wordt geëindigd met een soort geknor. Het gebrul vindt voornamelijk plaats tijdens de zonsopgang en zonsondergang en gedurende de nacht. • Knorren: wordt door moeders gebruikt om haar jongen te roepen of als contact roep tussen twee volwassenen. Welpen gebruiken het ook als ze de troep volgen. • Kreunen: leeuwen kreunen meestal van genot of vanwege fysieke pijnen. • Grommen: kan variëren in volume, intensiteit, tempo en toon. Kan gepaard gaan met geblaas. • Snauwen • Blazen • Spuwen • Miauwen: wanneer welpen miauwen kan het zijn door lichte stress tot miauwen van blijdschap tijdens een begroeting. • Spinnen: een geluid van tevredenheid, maar kan ook een signaal van pijn zijn. • Puffen: zachte puf geluid met gesloten mond wanneer leeuwen elkaar passeren en is bedoeld als vrede gebaar. • Geblaf: een abrupt geluid bij gevaar. Geursignalen • Sprayen van urine: markeren van het territorium. • Ruiken aan de anaalklieren: tijdens begroeting of door de man bij de vrouwtjes wanneer deze krols zijn. • Krabben of wrijven tegen voorwerpen: markeren van het territorium. Fysieke communicatie •
• • •
Begroeting: twee leeuwen benaderen elkaar, vaak met zacht gekreun. Ze wrijven de hoofden tegen elkaar en langs elkaars lichaam. De staart opgeheven en soms glijdt die over de rug van de ander. Vachtverzorging bij elkaar: voornamelijk over het hoofd, nek en schouders. Wordt meestal door beide leeuwen bij elkaar gedaan. Fysiek contact tijdens rust: groeten of versterken van sociale banden. Wrijven
Pagina | 66
Lichaamshouding • Hierbij spelen de positie en bewegingen van de oren, lippen en staart een grote rol. De mimiek en lichaamshouding van de leeuw is vergelijkbaar met die van de huiskat, zie figuur 1.1 en 1.2
Figuur 1.1 mimiek van de kat
Figuur 1.2 lichaamshouding van de kat
Dominantie en bedreigend gedrag • hoofd-laag bedreiging: lage hoofd, voorpoten wijdbeens, schouders hoger dan normaal en gepaard met vocalisaties. Dit is een zeer offensieve houding. • Opgeheven hoofd: teken van dominantie en trots. Hoge hoofd, staart rechtop strakke blik en stijf lopen. Defensieve houding • Platte oren, tanden ontbloot, hoofd afgewend, smalle puppillen, liggen op de rug, zachte vocalisaties en het lichaam ineengedoken. Vechtpartijen • Uithalen, bijten, grijpen en samenzweren. Gevechten zijn over het algemeen dodelijk wanneer een volwassen man de troep van een ander overneemt.
Pagina | 67
Bijlage 6: Richtlijnen voor introducties en herintroducties bij leeuwen Succesvolle introducties zijn de sleutel voor het creëren van stabiele groepen. Introducties van grote katten kunnen lawaaierig en soms ook bloederig zijn. De verwondingen kunnen groot zijn en daarom moeten introducties goed gepland en geobserveerd worden. Over het algemeen zijn jongere dieren en dieren van een verschillend geslacht makkelijker te introduceren dan oudere dieren en dieren van hetzelfde geslacht. Ook de ervaringen en achtergronden van de leeuwen zelf moeten meegenomen worden. Voor een goede introductie is het belangrijk dat verzorgers bekend zijn met de sociale gedragingen van de leeuw. Zie bijlage 5 voor een overzicht van de verschillende communicatiemogelijkheden van de leeuw. Bij voorkeur moet de introductie plaatsvinden in een verblijf die voor alle dieren nieuw is. In het algemeen is het beter om de leeuwen voor de introductie te voeren, doordat ze dan vaak in een kalmere stemming zijn. Tijdens de introductie mogen er geen voedsel, botten of belangrijke verrijking in de buurt zijn om gevechten hierover te voorkomen. Voorwerpen waar de leeuwen zich aan kunnen verwonden of over struikelen moeten worden weggehaald en waterbassins moeten worden leeggehaald. Enige agressie tijdens een introductie is toegestaan. blijft de agressie aanhouden of wordt het levensbedreigend dan moeten de dieren worden gescheiden. Hierna moet de introductie opnieuw met kleine stappen worden opgebouwd. De basisrichtlijnen voor het introduceren van paren of troepen van leeuwen zijn: 1. Behoud een stabiele voer en schoonmaakroutine, zodat de dieren op hun gemak zijn met hun omgeving. 2. De dieren zijn gehuisvest in aangrenzende verblijven met de mogelijkheid om een deur of raam te openen waar gaas tussen zit. Hierdoor kunnen de dieren elkaar zien en ruiken. 3. Dieren die geen deel uit maken van de introductie moeten uit de omgeving verwijderd worden. Ook andere verstoringen uit de omgeving moeten worden weggenomen 4. De dieren moeten de tijd krijgen te wennen aan hun nieuwe omgeving voordat het introductieproces begint. 5. Zodra de dieren op hun gemak zijn kan er begonnen worden met kleine visuele kennismakingen. Het gedrag van de dieren moet tijdens deze kennismakingen goed geobserveerd worden. Om de paar dagen kan het tijdsduur van de kennismakingen vergroot worden. 6. Hierna kan er gestart worden met tastbare kennismakingen door gaaswanden met kleine openingen. Hierbij moet gelet worden op antagonistische en agressieve gedragingen en hoeveel tijd ze dichtbij elkaar doorbrengen. Zodra de agressieve gedragingen voorbij zijn moeten de dieren vrij snel geïntroduceerd worden om frustratie en daaruit voortvloeiend agressief gedrag te voorkomen.
Pagina | 68
7. Wanneer de dieren bij elkaar op hun gemak lijken en zichzelf in kwetsbare posities bij de anderen durven op te stellen zijn ze klaar voor de eerste fysieke introducties. Hiervoor is het noodzakelijk dat er voor beide dieren een ontsnappingsroute aanwezig is en de middelen om de dieren van elkaar te scheiden. 8. Nu is het mogelijk om de dieren onder toezicht korte periodes bij elkaar te zetten. De verstoringen van buitenaf moeten beperkt gehouden worden. 9. Vervolgens kunnen de leeuwen van een afstand geobserveerd worden, aangezien het gedrag van de dieren kan veranderen als er geen verzorgers in de buurt zijn.
Pagina | 69