,.).(" HASKONING
t.l.:I;.," 1,,-
KOninklijk Ingenieursen Architectenbureau
ZUIVERINGSBEHEER PROVINCIE GRONINGEN WATERSCHAP FRIESLAND ZUIVERINGSSCHAP DRENTHE
ST ARTNOTITIE GE"iNTEGREERDE LOCATIE- EN INRICHTINGS-MER VERWERKING ZUIVERINGSSLIB
JUNI 1996
Goedgekeurd:
ir. G. Boonzaayer
Juni 1996/7K 11356.D0756.AO/R007/GB/GR
Datum:
S-- {-
Q'
Paraaf:
'.)'(., HASKONING
'I;I:I:~II Koninkfijk lngenieurs-
I.,
en Architectenbureau
INHOUDSOPGAVE biz
1.
INLEIDING 1 .1 Voorgeschiedenis 1.2 Milieu-effectrapportage 1.3 Leeswijzer
1 1 2 2
2.
PROBLEEMSTELLING EN DOEL 2.1 Aigemeen 2.2 Probleemstelling 2.3 Doel
4 4 4 7
BESLUITEN Aigemeen Reeds genomen besluiten Te nemen besluiten
8 8 8
3.
3.1 3.2 3.3
9
4.
BESCHRIJVING VOORGENOMEN ACTIVITEIT Inleiding 4.1 4.2 Locaties 4.2.1 Locatie Delfzijl bedrijfsterrein Oosterhorn 4.2.2 Locatie Garmerwolde 4.2.3 Locatie Groningen 4.2.4 Locatie Heerenveen 4.2.5 Locatie Drachten 4.2.6 Locatie Wijster 4.2.7 Locatie RWZI Echten 4.3 Biologische droging
11 11 11 12 14 16 18 20 22 24 25
5.
AL TERNATIEVEN Aigemeen 5.1 5.2 Nulsituatie 5.3 Systeemalternatieven 5.4 Schaalgrootte-alternatieven 5.5 Locatie-alternatieven 5.6 Uitvoeringsalternatieven 5.7 Inrichtingsvarianten 5.8 Meest milieuvriendelijk alternatief 5.9 Voorkeursalternatief
27 27 27 27 27 27 28 28 28 29
6.
GEVOLGEN VOOR HET MILIEU 6.1 Aigemeen 6.2 Bodem inclusief grondwater 6.3 Oppervlaktewater 6.4 Lucht 6.5 Geluid 6.6 Biotisch milieu
30 30 30 30 31 32 33
,.:1:.,
HASKONING
,.,
Ingenieursen Archileclenbureau
'I'I:I~I;I' Koninklijk
VERVOlGINHOUDSOPGAVE biz
7.
PROCEDURElE ASPECTEN 7.1 Aigemeen 7.2 M.e.r.-procedure 7.3 Samenhang met vergunningprocedure 7.4 Planning
BIJlAGEN: Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3:
Beschrijving biologische droogsystemen Gegevens betreffende initiatiefnemer en bevoegd gezag Schema samenhang m.e.r.- en vergunningprocedure
34 34 34 35 35
:1:1:r. HASKONING
"1.,12,"
1.,-
1.
INlEIDING
1. 1
Voorgeschiedenis
KoninkliJk Ingenleursen Architeclenbureau
Het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe wordt verzorgd door respectievelijk de dienst Zuiveringsbeheer Provincie Groningen, het Waterschap Friesland en het Zuiveringsschap Drenthe. Het exploiteren van rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI's) maakt dee I uit van deze beheerstaak. Bij het zuiveren van rioolwater ontstaat zuiveringsslib, dat in het verleden met name werd toegepast in de landbouw. Ais gevolg van de kwaliteitseisen en doseringsnormen in het Besluit kwaliteit en gebruik Overige Organische Meststoffen (BOOM) is deze toepassingsmogelijkheid sterk afgenomen. Het zuiveringsslib dat niet meer kan worden afgezet in de agrarische sector, wordt thans in de drie bovengenoemde provincies gestort op afvalstortplaatsen, nadat het slib mechanisch is ontwaterd. Een belangrijke doelstelling van het huidige afvalstoffenbeleid is het beperken van de hoeveelheid te storten afval. Zuiveringsslib neemt na mechanische ontwatering nog altijd een groot stortvolume in. Om die reden wordt het vinden van een alternatieve verwerkingsoplossing voor zuiveringsslib noodzakelijk geacht. Op basis van de Wet milieubeheer dient het provinciale beleid met betrekking tot de verwijdering van zuiveringsslib vastgelegd te worden in een provinciaal milieubeleidsplan. Wanneer in een provinciaal milieubeleidsplan besluiten worden vastgelegd ten aanzien van de verwerkingsmethode van zuiveringsslib en de mogelijke verwerkingslocatie(s), dient voor dit plan een milieu-effectrapportage (m.e.r)-procedure te worden doorlopen. De drie noordelijke provincies hebben in (een uitwerkingsplan van) het provinciaal milieubeleidsplan vastgelegd dat voor de verwerking van zuiveringsslib de methoden biologisch drogen en natte oxydatie in aanmerking komen. Daarbij is aangegeven dat natte oxydatie momenteel nog niet te beschouwen is als een volledig bewezen techniek. Voorafgaand aan de besluitvorming over de verwerkingsmethodes voor zuiveringsslib is door de drie provincies gezamenlijk een zogenaamd systeemkeuze-MER (Milieu-Effect-Rapport) opgesteld. In dit MER zijn de slibverwerkingssystemen thermisch drogen, verbranden, verglazen, pyrolyse/vergas sen, natte oxydatie en biologisch drogen vergeleken aan de hand van diverse criteria. Aanvankelijk zou door de provincies ook nog een locatiekeuze-MER worden opgesteld ter vaststelling van geschikte slibverwerkingslocaties. Hiervan is evenwel afgezien, met name omdat de beoordeling van locaties beter kan worden uitgevoerd in samenhang met een inrichtings-MER. Er is dan ook besloten tot het opstellen van een ge"integreerde locatie- en inrichtings-MER.
- 1-
:,:':.: HASKONING
'I,.~I~ ..I' KoninkliJk
I.,
Ingenl8ursen Architectenbureau
Door de provincies is in het kader van eerder vermelde systeemkeuze-MER wei een preselectie van locaties uitgevoerd conform een door het Afval Overleg Orgaan (AOO) ontwikkelde systematiek. Het doorlopen van de zogenaamde uitsluitende en beperkende fasen van deze systematiek heeft geresulteerd in 46 potentiele locaties. Vervolgens zijn deze locaties door de drie waterkwaliteitbeheerders nader bestudeerd in een afzonderlijk locatie-onderzoek. Daarbij is gezocht naar reele locatie-alternatieven. Het onderzoek heeft geleid tot 7 geschikt geachte locaties. Daarbij wordt opgemerkt dat de geschiktheid niet aileen gebaseerd is op milieuhygienische overwegingen, maar ook op ruimtelijke, logistieke, bestuurlijkjuridische en financieel-economische overwegingen.
1 .2
Milieu-effectrapportage Thans moet een definitieve locatiekeuze worden gemaakt. Dit zal worden ge"integreerd in het inrichtings-MER. Daarbij is ook de vraag aan de orde of een centrale of decentrale verwerkingsopzet (een verwerkingsinrichting voor de drie provincies of elke provincie zijn eigen verwerkingsinrichting) voor de waterkwaliteitbeheerders de voorkeur verdient. Tevens is een inrichtings-MER nodig ten behoeve van de besluitvorming over vergunningaanvragen voor het realiseren en bedrijven van (een) slibverwerkingsinrichting(en). De waterkwaliteitbeheerders in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe (respectievelijk de dienst Zuiveringsbeheer Provincie Groningen, het Waterschap Friesland en het Zuiveringsschap Drenthe) hebben besloten een en ander te combineren in een m.e.r.-procedure. De onderhavige startnotitie maakt deel uit van de formele bekendmaking van het begin van de m.e.r.-procedure die doorlopen zal worden ten behoeve van de besluitvorming over de vergunningaanvragen in het kader van de Wet milieubeheer (WM) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO). Deze aanvragen bevatten tevens een aanduiding van de gekozen verwerkingslocatie(s). Meer algemene informatie over de m.e.r.-procedure wordt gegeven in hoofdstuk
7 (procedure Ie aspecten). 1 .3
Leeswijzer Conform het Besluit m.e.r. wordt in deze startnotitie aandacht geschonken aan de volgende onderwerpen: probleemstelling en doe!. De problem en die geleid hebben tot het voornemen slibverwerkingscapaciteit te realiseren worden in het kort besproken. Ook wordt een overzicht van de hoeveelheid te verwerken zuiveringsslib gegeven per beheersgebied. genomen en nog te nemen besluiten. Beschreven wordt welke reeds genomen besluiten van belang zijn voor de voorgenomen activiteit. Het betreft hier onder meer vigerende beleidskaders, zoals wet- en regelgeving en nationale en provinciale beleidsplannen.
-2-
,.:.(,. HASKONING
'li.)I'..'" IIJ~
Koninklijk lngenieursen Architectenbureau
Ook wordt aandacht geschonken aan de besluiten die nog genomen moeten worden, teneinde de voorgenomen activiteit te kunnen uitvoeren. de voorgenomen activiteit. De inhoud van de voorgenomen activiteit wordt in het kort uiteengezet. De te beschouwen potentiele verwerkingslocaties worden aangeduid. Ook komen de belangrijkste elementen van het slibverwerkingsproces aan de orde. alternatieven. Beschreven wordt welke alternatieven voor de voorgenomen activiteit naar verwachting in het MER beschouwd zullen worden. Het betreft onder meer het meest milieuvriendelijk alternatief, uitvoerings- en locatie-alternatieven. gevolgen voor het milieu. Aandacht wordt geschonken aan de milieugevolgen van de voorgenomen activiteit en de te beschouwen alternatieven. De gevolgen voor de milieucompartimenten lucht, bodem en oppervlaktewater komen hierbij aan de orde. procedurele aspecten. Aangegeven wordt wie welke rol vervult in de m.e.r.-procedure. Ook wordt vermeld welke stappen in de m.e.r.-procedure worden onderscheiden. Ten slotte wordt een globale planning gepresenteerd voor het verloop van de m.e.r.- en vergunningenprocedures.
-3-
:1:1)1: HASKONING
'I'I_I~I,I' Koninklijk
I.,
2.
PROBlEEMSTElLiNG EN DOEl
2.1
Aigemeen
Ingenieursen Architectenbureau
In het MER zal worden aangegeven wat met de voorgenomen activiteit wordt beoogd. Het doel zal worden afgeleid uit een helder geformuleerde probleemstelling. 2.2
Probleemstelling In het navolgende wordt achtereenvolgens kort ingegaan op het ontstaan van zuiveringsslib, de geproduceerde slibhoeveelheid, de slibsamenstelling, nuttige toepassingsmogelijkheden van slib en de verwerking van slib (in het MER zullen deze aspecten uitvoerig worden behandeld). Op basis van de gepresenteerde informatie wordt vervolgens de probleemstelling geformuleerd. Ontstaan van slib Het afvalwater dat een rioolwaterzuiveringsinstallatie bereikt, bestaat in het algemeen uit huishoudelijk afvalwater, industrieel afvalwater en neerslag. Hoewel een RWZI is toegesneden op de aard en de hoeveelheid van het te ontvangen afvalwater en de eisen die aan de kwaliteit van het effluent (het gezuiverde water) worden gesteld, bestaat een RWZI doorgaans uit de volgende elementen: een afvalwaterontvangstkamer of -kelder; een voorbehandeling veelal bestaande uit een rooster of zeef voor de verwijdering van grove bestanddelen en een zandvanginstallatie voor het afscheiden van eenvoudig bezinkbare minerale stoffen; (soms) een voorbezinking, waarin zoveel mogelijk vaste (organische) stof wordt afgescheiden op basis van gravitatie. Hierbij ontstaat het zogenaamde primaire slib; de beluchting, met als doe I het verwijderen van zwevende en opgeloste stoffen via het oxydatief-biologisch zuiveringsproces. Hierbij ontstaat zogenaamd actief slib, een gevlokte massa waarin micro-organismen leven; de nabezinking waar het actief slib de gelegenheid krijgt te bezinken. Dit slib wordt dan secundair slib genoemd en wordt continu teruggevoerd naar de beluchtingstanks. Daar de hoeveelheid actief slib steeds aangroeit, wordt periodiek een hoeveelheid slib aan de retourstroom onttrokken (spuislib); de slibindikkers ontvangen het slib uit de voorbezinking en het spuislib van de nabezinktanks. Hier wordt het slib door gravitatie ingedikt tot circa 4 % droge stof. Hoeveelheid slib In de provincies Groningen, Friesland en Drenthe wordt door de communale RWZI's jaarlijks circa 125.000 ton mechanisch ontwaterd zuiveringsslib geproduceerd met een drogestofgehalte van 25-30 procent. Het betreft hier het slibdrogestofgehalte, dus exclusief de toegevoegde chemicalien voor het verkrijgen van een betere ontwaterbaarheid (slibconditionering). De hoeveelheid ontwaterd slib zal naar verwachting in de toekomst toenemen tot circa 140.000 tonijaar (met name als gevolg van te treffen defosfateringsmaatregelen). Zie ook onderstaande tabel 1.
-4 -
,.:':,. HASKONING
'I;I~I'~I'
l.,
Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
Tabel 1: Hoeveelheden communaal zuiveringsslib Prov'indes·
2000-2010
1992
Tonds/jaar
Mechanisch ontwaterd',sllb
Ton dsliaar
ton/jaar
ton/jaar
,
Mechanisch
ontwaterd slib
G'roriingen
9.729
28.758
13.000
38.000
Friesland
13.222
55.447
16.000
57.000
Drenthe
9.875
40.346
13.000
46.500
32.826
124.551
42.000
141.500
Totaai
De huidige slibproduktie van industriele afvalwaterzuiveringsinrichtingen is niet nauwkeurig bekend. Een ,indicatie van deze slibproduktie in de drie noordelijke provincies is 17.000 ton droge stof per jaar. Deze hoeveelheid zal naar verwachting in de nabije toekomst niet noemenswaardig wijzigen. Verwacht wordt dat in de provincie Groningen circa 3.000 ton industrieel sJib (tonnen droge stof/jaar) zal worden aangeboden voor een gezamenlijke verwerking met communaal slib. Samenstelling slib Het drogestofgehalte van het in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe geproduceerde RWZI-sJib is gemiddeld circa 34 procent na slibconditionering en mechanische ontwatering. Dit percentage zal veranderen als door het Waterschap Friesland en het Zuiveringsschap Drenthe overgeschakeld wordt op het gebruik van polymeer en ijzerchloride (in plaats van ijzerchloride en kalk) voor de slibconditionering voorafgaand aan de mechanische ontwatering. Het gemiddelde gloeirestpercentage van het RWZI-slib bedraagt in de noordelijke provincies thans circa 38 procent. Door middel van het gloeirestpercentage kan worden aangegeven hoeveel organische stof in het slib aanwezig is. Het organische stofgehalte is een belangrijke procesparameter bij bijvoorbeeld het biologisch drogen van slib. Afhankelijk van de wijze van defosfatering (chemisch of biologisch) zal het gloeirestpercentage in geringe mate kunnen stijgen. Het huidige gehalte aan zware metalen in het communale RWZI-slib is gepresenteerd in tabel 2.
-5 -
:1:1)1( HASKONING
'I'I~I~IJI' KoninkliJk ,.,
Ingenleursen Architeclenbureau
Tabel 2: Zware metaalgehalte in mg/kg d.s. Gehaltes in zuiveringssJib voor
Friesland
Groningen
Drenthe
Gem.
Range
Gem.
Range
Gem.
Range
Cd
2.4
1.2·3,4
2,1
0.4·15
1,5
0,5·2.7
Cr
59
15-119
61
12-279
45
17-124
Cu
525
215-801
330
115-838
515
192-1.116
Hg
2,08
0,65-3,57
1,0
0.4-3.7
0,8
0,3-1,6
Ni
23
10-46
31
8,8-196
20
9-56
Pb
204
74-333
176
42-565
143
50-227
Zn
1.050
445-1.450
902
310-1.638
942
405-2.037
As
4,8
0,6-12.7
12,1
2,1-32,3
4,3
2,5-7,3
Een geleidelijke veri aging van het zware metalengehalte kan in de toekomst worden bereikt door het treffen van algemene milieumaatregelen (vervanging zinken dakgoten en koperen leidingen, gebruik loodvrije benzine etcetera) en zuiveringstechnische maatregelen (gescheiden houden van slibstromen), De samenstelling van het slib van industriele afvalwaterzuiveringsinstallaties verschilt per bedrijfstak. Naar verwachting zal de gemiddelde slibsamenstelling in de toekomst weinig verschillen van de huidige slibsamenstelling. Overige slibsoorten Andere slibsoorten zoals riool-, kolken- en gemalenslib (RKG-slib) en drinkwaterslib vallen niet onder de voorgenomen activiteit, In het MER zal slechts worden aangegeven over welke hoeveelheden het gaat, waar de slibsoorten op dit moment worden verwerkt en welke beleidslijnen zijn uitgezet ten aanzien van de toekomstige verwerking, Nuttige toe passing slib In het verleden werd een belangrijk deel van het communale zuiveringsslib in de landbouw toegepast. Door het van kracht worden van het Besluit kwaliteit en gebruik Overige Organische Meststoffen (BOOM) is een einde gekomen aan deze toepassingsmogelijkheid. Een geleidelijke verbetering van de slibkwaliteit wordt mogelijk geacht, maar zal, gezien de grote verschillen tussen huidige samenstelling en de normen, naar verwachting nauwelijks leiden tot meer nuttige toepassing. Verwerking slib Het mechanisch ontwaterde zuiveringsslib wordt momenteel verwerkt op gecontroleerde stortplaatsen. Een belangrijke doelstelling van het afvalstoffenbeleid is het beperken van de hoeveelheid te storten afval. Zuiveringsslib neemt na mechanische ontwatering nog altijd een groot stortvolume in. Om die reden is door de drie noordelijke provincies aangegeven dat zuiveringsslib in de toekomst op een andere wijze moet worden verwerkt. Deze beleidslijn is in overeenstemming met het Rijksbeleid inzake afvalverwijdering.
-6 -
'.).(,: HASKONING
"1.:,..1:•••' Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
De provincies Groningen, Friesland en Drenthe hebben diverse slibverwerkingssystemen onderling vergeleken en vervolgens in (een uitwerkingsplan) van het provinciaal milieubeleidsplan vastgelegd dat in de toekomst de methoden biologisch drogen en natte oxydatie voor de verwerking van zuiveringsslib in aanmerking komen. Daarbij is aangegeven dat natte oxydatie nog niet als een volledig bewezen methode kan worden beschouwd. Gelet op ondermeer de verwachte technische ontwikkelingen hebben de provincies het wenselijk geacht wei ruimte te bieden voor natte oxydatie. De dienst Zuiveringsbeheer Provincie Groningen, het Waterschap Friesland en het Zuiveringsschap Drenthe hebben vervolgens een keuze gemaakt voor biologische droging van slib. De bedrijfszekerheid van natte oxydatie (en daarmee de continu'iteit van de slibverwerking) kan namelijk nog niet gegarandeerd worden. De recente ervaringen met de eerste grootschalige installatie in Europa (te Apeldoorn) rechtvaardigen geen optimisme. Er is nog niet bepaald op welke wijze de biologische droging zal worden uitgevoerd. Ook dient nog bezien te worden op welke locatie(s) het zuiveringsslib zal worden gedroogd. Probleemstelling Uit het voorgaande blijkt dat slibverwerkingscapaciteit gerealiseerd moet worden om de continu'iteit van de slibverwerking te kunnen garanderen. Nuttige toe passing van zuiveringsslib in de agrarische sector is niets meer mogelijk op basis van de vigerende wet- en regelgeving en gecontroleerd storten van slib sluit niet aan op de geformuleerde beleidsdoelstellingen die gebaseerd zijn op onder meer de "Ladder van Lansink". Volgens deze ladder mogen uitsluitend afvalstoffen gestort worden die niet in aanmerking komen voor hergebruik/nuttige toepassing en verbranding. Bezien moet worden welke wijze van biologisch drogen van slib bij voorkeur wordt toegepast en welke locatie(s) geschikt is (zijn) voor het realiseren van een slibverwerkingsinstallatie. 2.3
Doel Uit de probleemstelling in paragraaf 2.2 kan worden afgeleid dat gestreefd wordt naar de realisatie van verwerkingscapaciteit voor zuiveringsslib. Het primaire doel van deze activiteit is het verzekeren van de continu'iteit van de slibverwerking. Daarbij dient rekening te worden gehouden met diverse beleidsmatige randvoorwaarden. De belangrijkste randvoorwaarde is dat een einde dient te komen aan het gecontroleerd storten van mechanisch ontwaterd zuiveringsslib. De verwijdering van zuiveringsslib zal op een milieuhygienisch verantwoorde en doelmatige wijze moeten plaatsvinden. Daarbij wordt uitgegaan van biologisch drogen als verwerkingsmethode voor. het zuiveringsslib. De slibverwerkingsinrichting(en) zal (zullen) gerealiseerd worden op de, te onderzoeken, meest geschikte locatie(s).
-7-
,.:.(,. HASKONING
'I'I:I:I~I Koninklijk Ingenieurs,.,
3.
BESLUITEN
3.1
Algemeen
en Architectenbureau
In het MER zal worden aangegeven ten behoeve van welke besluiten het MER is opgesteld en door wie c.q. welke overheidsinstanties deze besluiten zullen worden genomen (zie ook paragraaf 3.3), In het MER zal ook worden vermeld welke ter zake doende overheidsbesluiten reeds zijn genom en en welke (openbaargemaakte) beleidsvoornemens beperkingen kunnen opleggen of randvoorwaarden stellen aan de betreffende besluiten waarvoor het MER is opgesteld, dit onder vermelding van de status van deze besluiten (hardheid, hoe lang geleden genomen) (zie ook paragraaf 3.2). Besluiten die benodigd zijn v~~r de bouw en de exploitatie van de slibverwerkingsinrichting(en) worden eveneens in het MER aangeduid (zie ook paragraaf 3.3). 3.2
Reeds genomen besluiten In het MER zal onder meer aandacht worden geschonken aan de volgende reeds genom en besluiten. Besluiten initiatiefnemer De drie waterkwaliteitbeheerders in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe hebben op basis van een uitgevoerde locatie-studie besloten diverse locaties nader te onderzoeken op hun geschiktheid als vestigingslocatie voor een slibverwerkingsinrichting (zie ook paragraaf 4.2). Op basis van de provinciale milieubeleidsplannen van Drenthe, Friesland en Groningen en het niet voldoende bedrijfszeker zijn van natte oxydatie hebben de drie waterkwaliteitbeheerders gekozen voor biologische droging als toe te passen slibverwerkingssysteem. Deze keuze zal in het MER worden toegelicht. Op basis van uitgevoerde kostenberekeningen inzake slibtransport en slibverwerking hebben de drie waterkwaliteitbeheerders een voorlopige voorkeur uitgesproken voor een decentrale slibverwerkingsopzet (een verwerkingsinrichting per provincie). De consequenties voor het milieu van deze keuze worden bezien in het MER (zie paragraaf 5.4 betreffende schaalgrootte-alternatieven). Beleidskader Het vigerende beleidskader is eveneens gebaseerd op reeds genomen besluiten. De beleidskaders op milieu- en ruimtelijke ordeningsgebied zijn met name relevant. In dit verband zal in het MER aandacht worden geschonken aan wet- en regelgeving, normen, ministeriele richtlijnen, algemene maatregelen van bestuur, beleidsplannen en -nota's etcetera. Het gaat hierbij om zowel internationale, nationale, provinciale, regionale als gemeentelijke kaders.
-8-
,.:.:.: HASKONING
\111:I~tl' Koninklijk Ingenieurs-
\1'-
en Architectenbureau
Op deze plaats worden ter illustratie, in willekeurige volgorde, genoemd: EG-richtlijn inzake het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (86/278/EG); Wet milieubeheer; Wet verontreiniging oppervlaktewateren; NIMBY-wet; Stortverbod afvalstoffen; Bouwstoffenbesluit; Besluit kwaliteit en gebruik Overige Organische Meststoffen; NMP-2; Notitie preventie en hergebruik; Tienjarenprogramma afval 1995-2005; Natuurbeleidsplan; Derde Nota Waterhuishouding; Nederlandse Emissie Richtlijnen; Provinciale milieubeleidsplannen; Provinciale waterhuishoudingsplannen; Provinciale milieuverordeningen; Streekplannen; Bestemmingsplannen; etcetera. Ook relevante beleidsvoornemens, uitgesproken door overheden, zullen in het MER aan de orde komen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan voornemens die van belang zijn voor de (autonome) ontwikkeling van beschouwde locaties (wijziging infrastructuur, uitbreiding bedrijventerrein en dergelijke). Overig Genomen besluiten en voornemens ten aanzien van bestaande bedrijven en/of afvalverwerkingsinrichtingen op de beschouwde locaties kunnen eveneens randvoorwaarden stellen aan de voorgenomen activiteit. 3.3
Te nernen besluiten In het MER zal onder meer aandacht worden geschonken aan de volgende nog te nemen besluiten. Locatiekeuze Door de waterkwaliteitsbeheerders in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe zal aangegeven worden op welke locatie(s) zij de slibverwerking willen uitvoeren. De gekozen locatie(s) wordt (worden) vermeld in de vergunningaanvragen, waarop het bevoegd gezag beschikt. Vergunningen Het bevoegd gezag (zie hoofdstuk 7) zal moeten beschikken op de vergunningaanvragen in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Bestemmingsplan Een besluit aangaande een herziening van een bestemmingsplan is noodzakelijk als de realisatie van een slibverwerkingsinstallatie op een geselecteerde locatie niet past binnen het vigerende bestemmingsplan voor die locatie. In dat geval zal de realisatie ook in het licht van het streekplan bezien moeten worden.
-9-
'.:.(.' HASKONING
'I'I:I~I;I' Koninklijk IngenieursII' en Architectenbureau
Realisatie In het kader van de feitelijke realisatie van (een) slibverwerkingsinrichting(en) kunnen besluiten worden onderscheiden aangaande onder andere: aanvraag investeringskredieten; grondverwerving; bouwvergunningaanvraag; verzoek inzake grondwateronttrekking c.q. bronnering tijdens de bouw. Exploitatie Voorafgaand aan de start van de exploitatie van een slibverwerkingsinrichting kan ook sprake zijn van besluiten aangaande slibaanvoer- en slibverwerkingscontracten. Daarbij speelt een rol of de waterkwaliteitsbeheerders zelf de exploitatie ter hand nemen dan wei kiezen voor uitbesteding.
- 10 -
,.)':,. HASKONING
'I'I:I:~I' Koninklijk
I"
4.
BESCHRIJVING VOORGENOMEN ACTIVITEIT
4.1
Inleiding
Ingenieu(sen Architectenbureau
Het MER zal een beschrijving van de voorgenomen activiteit c.q. het voornemen bevatten. Het voornemen is tweeledig, namelijk het vaststellen van de slibverwerkingslocatie(s) en het realiseren van slibverwerkingscapaciteit. Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 zullen zeven potentiele locaties in het MER beschouwd worden. Een korte beschrijving van deze locaties wordt in paragraaf 4.2 van deze startnotitie gegeven. Ais slibverwerkingssysteem is biologische droging gekozen. De kenmerken van dit systeem worden uiteengezet in paragraaf 4.3. Opgemerkt wordt dat de opzet van de slibverwerkingsinstallatie(s) nog niet exact bekend is. Zo is nog geen keuze gemaakt uit de diverse wijzen van biologisch drogen (zie paragraaf 5.6). Ook staat bijvoorbeeld het luchtbehandelingssysteem (voorkomen geurhinder) nog niet vast. Diverse inrichtingsvarianten zijn nog denkbaar (zie paragraaf 5.7). De beschrijving van de biologische slibdrooginstallatie in deze startnotltle is derhalve een voorlopige beschrijving; uitgegaan is van een biologische droging van zuiveringsslib volgens de ASP-techniek in gesloten hallen. ASP staat voor aerated static pile (beluchte statische hoop). 4.2
Locaties Het doorlopen selectieproces van de zeven nader te beschouwen potentiele slibverwerkingslocaties zal in het MER toegelicht worden. In het MER komen de volgende zeven locaties aan de orde: in de provincie Groningen: * de locatie Delfzijl op het bedrijventerrein Oosterhorn; * de locatie Garmerwolde in de directe omgeving van de bestaande rioolwaterzuiveringsinstallatie; * de locatie Groningen, bestaande uit het bedrijfsterrein Winschoterdiep-A en een deel van het bedrijfsterrein Winschoterdiep-Eemskanaal; in de provincie Friesland: * de locatie Heerenveen op het industrieterrein Kanaal/Kanaal-West in combinatie met de locatie van de afvalberging De Wierde; ., de locatie Drachten op het bedrijventerrein De Haven; in de provincie Drenthe: * de locatie Wijster op het terrein van de VAM; * de locatie rioolwaterz.uiveringsinstallatie Echten, in de gemeente Hoogeveen. De belangrijkste kenmerken van deze locaties worden in de navolgende paragrafen 4.2.1 tim 4.2.7 gepresenteerd.
- 11 -
'1:1((. HASKONING 'III:I:~I' Koninklijk Jngenieurs-
l.,
4.2.1
en Architectenbureau
Locatie Delfzijl bedrijfsterrein Oosterhorn Het bedrijfsterrein Oosterhorn ligt aan de oostzijde van Delfzijl op ruime afstand van de aaneengesloten woonbebouwing. De afstand tot de Eems is circa 1 kilometer; het dichtst-bijzijnde natuurgebied ligt op meerdere kilometers afstand van de locatie. Op het bedrijfsterrein, grotendeels bestemd voor industriele doeleinden, is een aantal grote fabrieken gevestigd. Er is ruim voldoende oppervlak beschikbaar voor een biologische drooginstallatie. Met het oog op de transportafstand ligt Delfzijl relatief ongunstig ten opzichte van de mechanische slibontwatering en de stortplaats "Stainkoel'n". De bereikbaarheid van het bedrijfsterrein is daarentegen goed. In planologisch opzicht geeft de locatie geen problemen. Realisatie van een slibdrooginstallatie past in het vigerende bestemmingsplan en in het ruimtelijke ordeningsbeleid van de provincie Groningen.
- 12 -
Deze foto is genomen va nuit de aangegeven plaats op de kaart, in de ri chting va n de pijl.
DIE PROVINCIE
HASKONING Koninklijk Ing enieurs~ en Architectenbureau
Project D0756 .AO
Locatie
.: DELFZIJL
Bedrijfsterrein Oosterhorn
,.:':,. HASKONING
",.:1:.;1' Koninklijk Ingenieurs,., en Architectenbureau 4.2.2
Locatie Garmerwolde De locatie Garmerwolde ligt in de gemeente Ten Boer aan de oostzijde van de woonkern Garmerwolde, grenzend aan het terrein van de RWZI. De afstand tot de aaneengesloten woonbebouwing is minimaal 500 m. De afstand tot de verspreid gelegen bebouwing is afhankelijk van het perceel, circa 100 m. In logistiek opzicht is de locatie Garmerwolde zeer gunstig. In Garmerwolde staat de centrale mechanische slibontwatering van de provincie Groningen. Mechanisch ontwaterd slib kan direct worden overgeslagen naar de biologische drooginstaliatie. Ten opzichte van de huidige situatie zal het aantal verkeersbewegingen naar en van de mechanische slibontwatering afnemen, omdat de hoeveelheid restprodukt na de slibverwerking minder is. Een extra voordeel van de locatie Garmerwolde is dat de afstand tot de stortplaats Stainkoeln, waar het restprodukt verwerkt kan worden, relatief beperkt is. In bedrijfs-economisch opzicht is het van belang dat de locatie Garmerwolde de mogelijkheid biedt bepaalde investeringen en/of exploitatie-activiteiten te combineren met de RWZI. De omgeving van de RWZI heeft de bestemming "agrarische cultuurgronden". Volgens het streekplan behoort het gebied tot de categorie "Iandbouw richtinggevend". Daar er op het terrein van de RWZI onvoldoende oppervlak beschikbaar is, zal een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk zijn. De bouwhoogte zal niet hoger zijn dan de bestaande gistingstanks op het terrein van de RWZI.
- 14 -
Deze foto is genomen vanuit de aangegeven plaats op de kaart, in de richting van de pijl.
/
J!.a 'g e I - 1.5
/
I
ROVINCIE GRONING
HASKONING Koninklijk lngenieursen Archilectenbureau
D0756 .AO
Locatie
: GARMERWOLDE
Rioolwaterzuivering
'.:.(,: HASKONING
",.:1:.," ,., 4.2.3
Koninkli)k lngenieurs-
en Archltectenbureau
Locatie Groningen De locatie Groningen bestaat uit het bedrijventerrein Winschoterdiep-A en een deel van het bedrijventerrein Winschoterdiep-Eemskanaal. Op het eerstgenoemdeterrein bevindt zich ook de VAGRON-afvalscheidingsinstallatie. De afstand tot de aaneengesloten woonbebouwing bedraagt circa 600 meter. In logistiek opzicht is de locatie Groningen gunstig. De locatie ligt op geringe afstand van de centrale mechanische slibontwatering van de provincie Groningen en de stortplaats Stainkoel'n (waar het gedroogde slib verwerkt wordt). Het Streekplan rekent het bedrijventerrein Winschoterdiep tot de werklocaties met een (boven)regionale functie. Het composteren van afval in de open lucht is op basis van het vigerende bestemmingsplan niet toegestaan. Realisatie van een moderne gesloten biologische drooginstallatie past echter naar verwachting wei in genoemd plan.
- 16 -
Deze foto is genom en vanuit de aangegeven plaats op de kaart, in de richting van de pijl.
De
LOCATIESTUDIE PROVINCIE GRONINGEN
HASKONING Koninklijk Ing enieursen Architectenbureau
Project D0756.AO
Bedrijfsterrein
WinSChoterdiep-:l~g~g~~
en Eemskanaal
'I:I:~ HASKONING ll'.:I:.. ,..
4.2.4
I' enKoninkJijk !ngenieursArchitectenbureau
Locatie Heerenveen Met de locatie Heerenveen wordt het industrieterrein Kanaal/Kanaal-West in combinatie met de locatie van afvalberging De Wierde bedoeld, waarop ook de RWZI Heerenveen West gesitueerd is en waar tevens de centrale mechanische slibontwatering is gebouwd. Het terrein ligt op ruime afstand van de aaneengesloten woonbebouwing en is geschikt voor de vestiging van zwaardere soorten industrie.
In logistiek opzicht ligt Heerenveen uitermate gunstig, zowel vanwege de afstand tot de slibontwatering als de afstand tot de stortplaats "De Wierde". Het bedrijfsterrein is goed bereikbaar. Verwacht mag worden dat het aantal verkeersbewegingen naar de stortplaats zal afnemen omdat de hoeveelheid te storten materiaal gereduceerd wordt. De locatie behoort tot de vier locaties die momenteel worden onderzocht in het kader van het project/de m.e.r. milieutechnisch centrum/baggerdepot (project RESTWERK). Realisatie van een slibverwerkingsinstallatie in Heerenveen past in het ruimtelijke ordeningsbeleid van de provincie Friesland en het vigerende bestemmingsplan.
In financieel en economisch opzicht biedt de locatie mogelijkheden voor samenwerking met de RWZI.
- 18 -
Deze foto is genom en vanuit de aangegeven plaats op de kaart, in de richting van de pijl.
,.:':.' HASKONING
1',.:1:.;.' Kon inklijk Ingenieurs,., en Architectenbureau
Project D0756 .AO
locatie
: Heerenveen
~~l~~~~~§
,,)'(.: HASKONING
'I;I~I~IJI' KoninkliJk
II'
4.2.5
Ingenieursen Architectenbureau
Locatie Drachten De locatie Drachten bevindt zich in de gemeente Smallingerland, op het omvangrijke bedrijventerrein De Haven. De afstand tot de aaneengesloten woonbebouwing is 700-1 500 meter (afhankelijk van de beschouwde kavel op het bedrijventerrein). De afstand van de locatie tot de slibontwateringsinstallatie en de stortplaats is relatief beperkt. De locatie behoort tot de vier locaties die momenteel worden onderzocht in het kader van het project/de m.e.r. milieutechnisch centrum/baggerdepot (project RESTWERK). Realisatie van een slibdrooginrichting op de locatie Drachten past in het ruimtelijke ordeningsbeleid van de provincie Friesland en in het vigerende bestemmingsplan. Op de locatie bevindt zich eveneens een rioolwaterzuiveringsinstallatie, waardoor in bedrijfs-economisch opzicht mogelijk voordelen zijn te behalen door samenwerking.
- 20 -
Deze foto is genomen vanu it de aan gegeven plaats op de kaart, in de ri chting va n de pijl.
UDIE PROV INC IE FRIESLAND
HASKONING Koninklijk In genieurs* en Architectenbureau
D0756.AO
locatie
: Drachten
Bedrijfsterrein De Haven
'.).(.: HASKONING
'.i.:I.'I :.," 4.2.6
Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
Locatie Wijster De locatie Wijster ligt in de gemeente Beilen, direct ten oosten van de spoorlijn Hoogeveen-Assen, circa 5 km ten noorden van Hoogeveen. De beoogde locatie is het terrein van de VAM. De huidige activiteiten op het bedrijfsterrein zijn gericht op de verwerking van afval. Inpassing van een biologische drooginstallatie zal naar verwachting geen bijzondere problem en geven. Er is nog voldoende ruimte op het terrein beschikbaar. In logistiek opzicht zal er weinig veranderen. Op dit moment wordt al slib dat op de RWZI's van Eelde, Echten en Emmen mechanisch wordt ontwaterd, gestort in Wijster. Indien een slibdrooginstallatie op het terrein van de VAM in bedrijf zou worden genom en, betekent dit dat het aantal verkeersbewegingen van en naar het terrein van de VAM gelijk blijft. Inmiddels heeft de VAM (parallel aan dit initiatief) het initiatief genomen v~~r de opstelling van een Milieu-effectrapportage voor de verwerking van zuiveringsslib door middel van biologisch drogen op de locatie Wijster. Het eerder genoemde afzonderlijke locatie-onderzoek zal ook in het MER van de VAM worden benut. Tevens zal de VAM aandacht besteden aan de milieu-aspecten die een rol spelen bij de keuze van het VAM-terrein als locatie.
- 22 -
Deze foto is genomen va nuit de aangegeven plaats op de kaa rt, in de richting van de pijl.
/
LOCATIESTUDIE PROVINCIE DRENTHE
HASKONING II,•••
Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
Project D0756.AO
locatie
: Wijster
Bedrijfsterrein VAM
,,)':,. HASKONING
'.,.:1:.;1' Koninklijk Ingenieurs,., en Architectenbureau 4.2.7
Locatie RWZI Echten Op de locatie RWZI Echten staat tevens een van de drie mechanische slibontwateringsinstallaties van Drenthe. Het terrein naast de RWZI biedt voldoende plaats. Visuele inpassing zal naar verwachting weinig problemen opleveren, omdat het gebouw binnen de groenvoorziening kan blijven. De locatie is op ruime afstand van de aaneengesloten woonbebouwing gesitueerd. In logistiek opzicht ligt de RWZI gunstig, omdat reeds een derde deel van het Drentse slib hier wordt ontwaterd. Verder is de bereikbaarheid van het terrein per as goed. Door de aanwezigheid van de rioolwaterzuiveringsinstallatie en een slibontwateringsinstallatie op de locatie zijn naar verwachting in bedrijfs-economisch opzicht belangrijke voordelen te behalen door samenwerking. De locatie past vooralsnog niet in het provinciale ruimtelijke ordeningsbeleid, gezien de ligging in een aangewezen milieubeschermingsgebied.
- 24-
Deze toto is genomen vanuit de aangegeven plaats op de kaart, in de richting van de pijl.
DIE PROV INCIE DRENTHE
'.:.:.' HASKONING
I.i.:.:.;.' Koninklijk Ingenieurs,.,
en Architectenbureau
Project D0756 .AO
locatie
: HOOGEVEEN
Rioolwaterzuivering Echten
,.:.:,. HASKONING
"i.:I{.;I' Koninklijk Ingenieurs,.. en Architectenbureau 4.3
Biologische droging In het MER zullen de diverse onderdelen van de slibverwerkingsinstallatie(s) uiteengezet worden. Daarbij zal ook worden ingegaan op de emissies naar de milieucompartimenten lucht, bodem en oppervlaktewater en op aspecten als geluid, slibtransport, interne en externe veiligheid, bedrijfszekerheid etc. Enkele belangrijke elementen en aspecten worden in het navolgende in het kort besproken; daarbij wordt, zoals aangegeven in paragraaf 4.1, vooralsnog uitgegaan van een biologische droging van zuiveringsslib volgens de ASP-techniek in gesloten hallen. Ook wordt verwezen naar bijlage 1, waarin andere wijzen van biologisch drogen worden besproken. De diverse emissies naar de milieucompartimenten lucht, bodem en oppervlaktewater komen aan bod in hoofdstuk 6 (gevolgen voor het milieu). Aigemeen Het biologisch drogen van inechanisch ontwaterd zuiveringsslib is een techniek die vergelijkbaar is met het composteren van organische materialen. Biologisch drogen heeft tot doel een voldoende droog produkt te realiseren, waarbij de benodigde verdampingswarmte langs biologische weg wordt verkregen. Organisch materiaal in het slib wordt onder aerobe omstandigheden door micro-organismen afgebroken. De snelheid van het biologische afbraakproces wordt met name be'invloed door de beschikbaarheid van voldoende zuurstof en voedingsstoffen voor de microorganismen, de temperatuur, het vochtgehalte en de zuurgraad. Slibaanvoer Het slib wordt normal iter in vrachtwagens aangevoerd. Het slib wordt gelost in een stortbunker. Vanuit de stortbunker wordt het slib naar een voorraadbunker getransporteerd met behulp van kettingtransporteurs, schroeftransporteurs of slibpompen. Mengen Voorafgaand aan het biologisch droogproces wordt het slib in een bepaalde verhouding gemengd met toeslagstoffen. Deze toeslagstoffen hebben de functie van dragermateriaal en zorgen onder meer voor een luchtige structuur. Menging vindt plaats in mechanische mengers, aangedreven door elektromotoren. Ais toeslagmateriaal worden veelal houtsnippers, zaagsel, stro, boomschors en gedroogd slib gebruikt. Biologisch drogen Het mengsel slib-toeslagstoffen wordt in een gesloten hal op hopen gezet. Deze hopen worden geforceerd be lucht, teneinde voor de aanwezigheid van voldoende zuurstof v~~r het biologische afbraakproces te zorgen. Een geforceerde beluchting wordt bewerkstelligd door lucht door de hopen te zuigen of te blazen; hiertoe zijn geperforeerde elementen (vloerdelen en/of leidingen) onder de bergen aangebracht, die zijn aangesloten op een ventilator. De biologische droging wordt in twee fasen uitgevoerd (de zogenaamde voor- en nacompostering). In de eerste fase wordt het relatief eenvoudig afbreekbare organische materiaal afgebroken, waarbij de temperatuur in de berg stijgt tot 55 a 60 graden Celsius. In de tweede fase worden de moeilijk afbreekbare organische verbindingen afgebroken; de temperatuur ligt daarbij rond de 35 a 40 graden
- 26 -
,.)1(,.
tli.)I:.;" ,.,
HASKONING Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
Celsius. De eerste en tweede fase duren respectievelijk circa 4 en 6 weken. Beide fasen worden in de gesloten hal doorlopen. Het organisch stofgehalte van het slib (uitgedrukt in procenten van het drogestofgehalte) neemt door het droogproces af van circa 60 tot circa 54. Nabewerking Wanneer het drogestofgehalte van het slib/toeslagstoffen-mengsel door biologische droging voldoende verhoogd is (tot meer dan 50 %), dan worden slib en toeslagstoffen van elkaar gescheiden door middel van zeven. Het uitgezeefde toeslagmateriaal wordt in het proces hergebruikt. Opslag/afvoer reststoffen
Het gedroogde slib is korrelig van structuur, biologisch stabiel, hygienisch betrouwbaar en nagenoeg vrij van geur. Het restprodukt heeft een drogestofgehalte van circa 65 procent en laat zich eenvoudig opslaan in de open lucht lOnder overlast voor de omgeving. Het gedroogde slib zal worden afgevoerd naar stortplaatsen. Daar kan het worden gebruikt als afdekmateriaal, omdat het niet stuift en een relatief hoge weerstand heeft tegen afschuiven. Procesregeling De bij slibdroging toegepaste geforceerde beluchting he eft een tweeledig doel. Het ondersteunt de zuurstofvoorziening tijdens het afbraakproces en het draagt zorg voor de afvoer van waterdamp. De ingebrachte proceslucht stijgt in temperatuur en kan daardoor meer waterdamp opnemen. Tegelijkertijd vindt droging van het slib plaats. Door de verdamping van water wordt warmte onttrokken aan het proces en kan de temperatuur van het mengsel gestuurd worden. Bij een te hoge temperatuur (> 65 graden Celsius) neemt de activiteit (oftewel het zuurstofverbruik) van de micro-organismen af. Er lOU afsterving plaatsvinden van thermofiele organism en, indien niet zou worden gekoeld door beluchting. Bij een te lage temperatuur daalt eveneens de activiteit van de micro-organismen en is er minder verdampingsenergie per tijdseenheid beschikbaar. Landschap Het biologisch drogen van zuiveringsslib kan doorgaans plaatsvinden in een normaal bedrijfsgebouw, te plaatsen op een industrieterrein. De hoogte van het gebouw kan beperkt blijven tot maximaal 12 meter. Externe veiligheid Bij het biologisch drogen van zuiveringsslib kunnen geen calamiteiten optreden die van invloed zijn op de externe veiligheid. Wei kan in de omgeving overlast door stank ontstaan, wanneer storingen optreden in het luchtafzuig- en zuiveringssysteem (uitval ventilator of biofilter).
- 27 -
,.:':., HASKONING
\I'I~I{~IJ Koninkfijk
\1'
5.
AlTERNATIEVEN
5.1
Aigemeen
Ingenieursen Architectenbureau
In de navolgende paragrafen wordt gemotiveerd welke alternatieven voor de voorgenomen activiteit in het MER zullen worden beschouwd naast het wettelijk voorgeschreven meest milieuvriendelijk alternatief. Ook wordt ingegaan op de nulsituatie. 5.2
Nulsituatie In de nulsituatie wordt de voorgenomen activiteit niet uitgevoerd. Het mechanisch ontwaterd slib moet in dat geval dus gestort blijven worden op meerdere stortplaatsen. Gelet op het afvalstoffenbeleid van de drie noordelijke provincies is dit geen reilel alternatief. Het niet uitvoeren van de voorgenomen activiteit betekent dat op de potentiille verwerkingslocaties sprake zal zijn van de zogenaamde autonome ontwikkeling. In het MER zal per verwerkingslocatie de nulsituatie inclusief autonome ontwikkelingen worden besproken. Voor de locatie Wijster is daarbij ook het initiatief van de VAM relevant (zie paragraaf 4.2.6).
5.3
Systeemalternatieven In het MER zullen geen systeemalternatieven behandeld worden, aangezien op basis van een afzonderlijk systeemkeuze-MER en de opgedane praktijkervaring met natte oxydatie reeds gekozen is voor biologische droging als verwerkingssysteem (zie ook paragraaf 2.2).
5.4
Schaalgrootte-alternatieven In het eerder vermelde systeemkeuze-MER is de omvang van de slibverwerkingsen -transportkosten bepaald voor zowel een centrale als een decentrale aanpak. De milieu-effecten in het geval van 1 of meerdere slibverwerkingsinrichtingen zijn niet in genoemd MER aan de orde geweest. Schaalgrootte-alternatieven zullen derhalve in het ge'integreerde locatie- en inrichtings-MER beschreven worden. Daarbij zal ook aandacht geschonken worden aan de milieu-effecten van het slibtransport. Op basis van het gevoerde overleg tussen provincies en waterkwaliteitbeheerders kunnen de volgende reille alternatieven worden onderscheiden: - 1 centrale verwerkingsinrichting voor al het slib uit de drie noordelijke provincies; - 3 slibverwerkingsinrichtingen (iedere provincie een). In de beschouwingen betreffende de schaalgrootte van een verwerkingsinrichting zal ook rekening worden gehouden met het eventueel meeverwerken van industrieel zuiveringsslib. Zo heeft de provincie Groningen zich uitgesproken voor een gecombineerde verwerking van communaal en industrieel zuiveringsslib.
5.5
locatie-alternatieven Zoals aangegeven in paragraaf 4.2, worden meerdere locaties in het MER beschouwd, waarbij de locaties mede beoordeeld worden op hun geschiktheid voor
- 28 -
:.)1:':
"1.)1\11" II'
HASKONING Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
het herbergen van een centrale slibverwerkingsinrichting voor de drie noordelijke provincies. 5.6
Uitvoeringsalternatieven Er is nog geen definitieve keuze gemaakt voor een bepaalde wijze van biologisch drogen. De volgende alternatieven kunnen worden onderscheiden: - open en overdekte alternatieven; gesloten hal alternatieven; gesloten reactor alternatieven. Bij de eerstgenoemde alternatieven is sprake van biologische droging van slib in de open lucht (al dan niet' onder een overkapping). Aangezien de initiatiefnemer wenst te streven naar een adequate beheersing van geuremissies, worden deze open lucht-alternatieven afgewezen en derhalve niet in het MER beschouwd. Verder wordt het niet zinvol geacht aile resterende alternatieven als afzonderlijke alternatieven in het MER te beschouwen. Sommige wijzen van biologisch drogen zijn qua milieu-effecten namelijk vergelijkbaar en kunnen om die reden worden "ondergebracht" in een alternatief. Voor welke alternatieven dit geldt, zal worden aangegeven in het MER. In bijlage 1 treft u een korte beschrijving aan van de volgende uitvoeringsalternatieven: aerated static pile compostering; open gangen compostering; boxen compostering; - continue silocompostering; continue tunnelcompostering; - batchgewijze tunnelreactor compostering.
5.7
Imichtingsvarianten In het MER zullen ook inrichtingsvarianten worden beschouwd. Hierbij wordt de aard en/of opzet van installatie-onderdelen of installatie-kenmerken gevarieerd. Aan de orde kunnen bijvoorbeeld komen: een afwijkende luchtbehandeling; een afwijkende afvalwaterbehandeling; een afwijkende nacompostering/compostopslag; - afwijkende voorzieningen voor opslag en mengen slib; afwijkende toeslagmaterialen; - een afwijkende ontsluiting van locaties; - afwijkende slibtransportsystemen op de inrichting. De selectie van zinvol te beschouwen varianten zal in het MER plaatsvinden. De resultaten van de variantenbeoordeling zijn mede van belang voor het formuleren van het meest milieuvriendelijk alternatief.
5.8
Meest milieuvriendelijk alternatief Het inhoud van het meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) staat nog niet vast. Deze inhoud zal geformuleerd worden op basis van de resultaten van de milieuhygienische vergelijking van de overige alternatieven en varianten.
- 29 -
'.:.:1( ",.:1:.," ,.,
HASKONING Koninklijk Ingenieursen Archilectenbureau
Het betreft hier het alternatieL waarbij de best bestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu worden toegepast. In het hoofdstuk "Conclusies" van het MER zal worden aangegeven hoe het MMA er uit ziet. 5.9
Voorkeursalternatief Het zogenaamde voorkeursalternatief zal niet als alternatief volledig in het MER worden meegenomen. Oit alternatief zal geformuleerd worden op basis van een totaal-beoordeling van de kosten, milieu-effecten, bedrijfszekerheid etc. van de diverse alternatieven. In het hoofdstuk "Conclusies" van het MER zal de inhoud van het voorkeursalternatief besproken worden.
- 30 -
,.:':., HASKONING
"1.:1:.;,' KoninkJijk Ingenieurst" en Architectenbureau 6.
GEVOLGEN VOOR HET MILIEU
6.1
Aigemeen Bij de beschrijving van de gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit en de geformuleerde alternatieven zal een onderscheid worden gemaakt in gevolgen tijdens de realisatiefase en gevolgen tijdens de gebruiksfase van de slibverwerkingsinrichting (en). Daarbij spelen de volgende aspecten een rol: gevolgen voor het abiotische milieu met betrekking tot de milieu-aspecten bodem (inclusief grondwater), oppervlaktewater, lucht en geluid; gevolgen voor het biotische milieu; gevolgen voor landschap en cultuurhistorie; gevolgen voor volksgezondheid en veiligheid; beleving door de omgeving. De gevolgen voor het milieu zullen, gelet op de nog noodzakelijke locatiekeuze, Q.QI beschouwde locatie besproken worden. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met de capaciteit van de te realiseren installatie (schaalgrootte-effecten!). In het MER zal ook aandacht worden geschonken aan milieugevolgen bij het optreden van eventuele storingen en calamiteiten en aan de milieugevolgen van het slibtransport. In de navolgende paragrafen 6.2 tIm 6.6 worden de belangrijkste emissies en aandachtspunten kort besproken.
6.2
Bodem inclusief grondwater In het MER zal aandacht worden geschonken aan de mogelijke be'invloeding van de bodemkwaliteit door het wegzijgen van verontreinigd afvalwater in de ondergrond. Een dergelijke verontreiniging zal moeten worden voorkomen door een vloeistofdichte uitvoering van vloeren, daar waar slib wordt opgeslagen en gedroogd. Aandacht is eveneens gewenst voor het risico van verwaaiing van stof. Bij een biologische droging van zuiveringsslib in gesloten systemen/hallen wordt dit risico klein geacht. In het MER zal ook worden ingegaan op de effecten van de verwijdering van gedroogd slib. Daarbij zal onderscheid gemaakt worden in effecten bij het storten en bij het verbranden van het gedroogde materiaal. Tevens zal de afwezigheid van toepassingsmogelijkheden. in de landbouw worden aangetoond aan de hand van de kwaliteitseisen uit het Besluit kwaliteit en gebruik Overige Organische Meststoffen.
6.3
Oppervlaktewater In het MER zal aandacht worden geschonken aan de opvang, afvoer, zuivering en lozing van afvalwaterstromen die op een slibdrooginrichting kunnen ontstaan.
- 31 -
:.:I~: HASKONING
'III~I•.,I' KOninklljk
II'
Ingenleursen Architectenbureau
Rekening moet worden gehouden met de volgende afvalwaterstromen: condenswater uit leidingen en de luchtbehandelingsinstallatie; de afgezogen lucht daalt in temperatuur, waardoor waterdamp vrijkomt in de vorm van condens. Dit condenswater be vat een hoog gehalte aan stikstof en dient geloosd te worden op het riool; percolaatwater. Aan het begin van het biologische drogingsproces kan percolaatwater uit het te drogen mengsel treden. Het chemisch zuurstofverbruik van dit water is hoog; lozing op het vuilwaterriool is dan ook noodzakelijk; terreinwater. Neerslag die op de terreinverharding valt en die in aanraking kan komen met (gedroogde) afvalstoffen moet worden afgevoerd naar het vuilwaterriool; dakwater. Hemelwater dat op de daken van gebouwen valt, kan in het algemeen via een gescheiden regenwaterleiding direct op het oppervlaktewater worden geloosd. Op basis van praktijkervaringen kan worden aangegeven dat het aantal vervuilingseenheden van het te lozen water circa 0,5 v.e. per verwerkte ton drogeslibstof bedraagt, waarbij de concentratie aan Kjeldahl-stikstof het grootste aandeellevert. De uiteindelijke vuilvracht van het te zuiveren afvalwater is van belang in relatie tot de beschikbare zuiveringscapaciteit van de RWZI die het afvalwater ontvangt. Als genoemde capaciteit ontoereikend is, zal een voorzuivering van het afvalwater moeten plaatsvinden.
6.4
Lucht De emissie van CO 2 en waterdamp (gevormd tijdens het biologische droogproces) heeft geen lokale effecten en zal in het MER bij het thema "energie" aan de orde komen. Van groter belang zijn de emissies van ammoniak, geurstoffen en stof. Ammoniak Bij de aerobe afbraak van organisch materiaal tijdens de biologische droging van zuiveringsslib komt ammoniak vrij. Er verdampt meer ammoniak naarmate de C/Nverhouding van het te drogen mengsel lager is en de procestemperatuur en de zuurgraad (pH) hoger zijn. Ter indicatie kan worden aangegeven dat het stikstofverlies via de emissie van ammoniak circa 2,5 gram per kilogram ontwaterd slib bedraagt. De emissie van ammoniak kan met tenminste 90 procent worden gereduceerd door gebruikmaking van bijvoorbeeld een gaswasser. Geur Bij het biologisch drogen van slib ontstaan te allen tijde geurcomponenten, aangezien de omstandigheden in het te drogen mengsel niet overal aeroob zijn. Uit onderzoek is gebleken dat enkele vluchtige aminozuren en organische zwavelverbindingen, die vrijkomen bij de biologische afbraak, de geur veroorzaken.
- 32 -
'1)1:.: HASKONING
'I'I;I~I,I' Koninklijk
I.,
Ingenieurs· en Architectenbureau
Uitgaande van het ASP-droogsysteem in een gesloten hal kunnen de volgende geurbronnen worden onderscheiden: de losplaats van de slibwagens en de slibopslag; de menginstallatie, de doseerinrichting en de transportbanden; de hopen slib/toeslagmateriaal; - de afgezogen proceslucht. De geuremissie is in grote lijnen rechtevenredig met de te verwerken hoeveelheid mechanisch ontwaterd zuiveringsslib. De verspreiding van geurstoffen kan worden tegengegaan door gesloten systemen toe te passen, in combinatie met een afzuiging van proces-en ventilatielucht; de afgezogen lucht kan vervolgens gezuiverd worden door gaswassers, gaskoelers en biofilters. Geurverwijderingsrendementen van> 90 % zijn haalbaar gebleken. Desondanks blijft het aspect geur bijzondere aandacht vragen, vooral bij grote drooginstallaties, omdat er altijd een bepaalde restgeurconcentratie aanwezig zal zijn. De behandelde lucht kan eventueel via een schoorsteen op grotere hoogte, dat wi! zeggen hoger dan de bedrijfsruimte van circa 12 meter hoogte, worden geemitteerd, waardoor verdunning van de restgeur plaatsvindt. Geurverspreidingsberekeningen zullen worden uitgevoerd in het kader van de opstelling van het MER. Gelet op het belang van deze berekeningen zal gebruik worden gemaakt van een adequaat berekeningsmodel, te weten het LTFD-model (pluimplus). Stof Door de aanwezigheid op of in stofdeeltjes kunnen micro-organismen (diverse soorten schimmels en bacterienL toxinen en enzymen zich in de atmosfeer verspreiden. In het MER zal hier nader op worden ingegaan. Bij een goede bedrijfsvoering zijn de effecten van stof en de daaraan gehechte bestanddelen zeer beperkt. Er zal vooral gezorgd moeten worden voor het handhaven van een verantwoord binnenklimaat in de hallen waar personeel aanwezig is. Daarvoor is een adequaat ventilatieconcept met voldoende afzuiging nodig. Risico's voor de omgeving zijn zeer gering, aangezien de venti!atielucht behandeld wordt. 6.5
Geluid De volgende geluidbronnen worden onderscheiden: materieel ten behoeve van de aanvoer van te drogen slib en de afvoer van gedroogd slib; een wiellaadschop voor het interne transport van afval en reststoffen; ventilatoren voor het aanzuigen van lucht; de menginrichting v~~r slib en toeslagstoffen; de zeefinrichting voor het afscheiden van toeslagmateriaal uit gedroogd slib. Deze bronnen zullen worden meegenomen in de geluidberekeningen welke in het kader van de opstelling van het MER zullen worden uitgevoerd.
- 33 -
'.).:.: HASKONING
'I'I;I:..I~ KoninkliJk
,.1
Ingenieursen Architectenbureau
In het MER zal eveneens aandacht worden geschonken aan de geluidemissie tijdens de bouw van een slibverwerkingsinrichting. Het betreft hier met name de emissie als gevolg van heiwerkzaamheden en de aan- en afvoer van materialen. 6.6
Biotisch milieu In het MER zullen de gevolgen voor het biotisch milieu worden besproken. Aangegeven zal worden of optredende emissies van invloed zijn op flora en fauna in de omgeving van de slibverwerkingsinrichting en zo ja, hoe en in welke mate. Onderwerpen als grondwaterstandverlaging tijdens de bouwfase, lozing op oppervlaktewater, verstoring fauna door geluidemissies en dergelijke komen hierbij aan de orde.
- 34 -
,.:':r.
HASKONING
,.,
Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
"i,:':~"
7.
PROCEDURELE ASPECTEN
7.1
Aigemeen
Milieu-effectrapportage is een hulpmiddel bij besluitvormingsprocessen. Het opstellen, beoordelen en gebruiken van het MER verloopt volgens een aantal procedurele uitgangspunten. Degene die bevoegd is het besluit te nemen waarvoor het MER wordt opgesteld, wordt aangeduid als het bevoegd gezag. De aanvrager van het besluit wordt de initiatiefnemer genoemd. In het onderhavige geval zijn de drie waterkwaliteitsbeheerders (het Zuiveringsschap Drenthe, het Waterschap Friesland en de Dienst Zuiveringsbeheer Provincie Groningen) gezamenlijk de initiatiefnemer. Het bevoegd gezag voor de besluitvorming over vergunningaanvragen in het kader van de Wet milieubeheer is de provincia Ie overheid (Gedeputeerde Staten). Met betrekkingtot vergunningaanvragen krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zijn Gedeputeerde Staten in de provincie Groningen het bevoegd gezag; in de provincies Friesland en Drenthe zijn respectievelijk het dagelijks bestuur van het Waterschap Friesland en het Zuiveringsschap Drenthe het bevoegd gezag. Relevante gegevens betreffende de initiatiefnemer en het bevoegd gezag (adressen, telefoonnummers, contactpersonen) zijn opgenomen in bijlage 2. 7.2
M.e.r.-procedure De belangrijkste stappen in een m.e.r.-procedure worden in het navolgende beschreven. De initiatiefnemer stelt allereerst het bevoegd gezag in kennis van zijn voornemen door middel van de zogenaamde startnotitie. Het bevoegd gezag zorgt vervolgens onverwijld voor de bekendmaking van dit voornemen en de tervisielegging van de startnotitie. De commissie voor de m.e.r. en de overige wettelijke adviseurs worden in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen ten aanzien van de gewenste inhoud van het MER. Daarnaast kan een ieder, via inspraakprocedures, hierover hun opvatting bekend maken. Het bevoegd gezag stelt, mede op basis van de ontvangen adviezen en reacties, richtlijnen vast inzake de inhoud van het MER. De initiatiefnemer stelt vervolgens het MER op en dient het in bij het bevoegd gezag. Het MER wordt door het bevoegd gezag direct aan de commissie voor de m.e.r. en de wettelijke adviseurs gezonden. Wanneer het MER voldoet aan de richtlijnen, zal het door het bevoegd gezag bekend worden gemaakt. Vervolgens wordt het MER tezamen met de vergunningaanvragen ter inzage gelegd en kan een ieder schriftelijke opmerkingen inbrengen.
- 35 -
'.:.(.' HASKONING
'lil:I~;'J 11'-
Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
Opmerkingen kunnen ook mondeling worden ingebracht tijdens een te houden openbare zitting. Daarna heeft de commissie voor de m.e.r. de gelegenheid om haar advies over de inhoud van het MER uit te brengen. 7.3
Samenhang met vergunningprocedure Het MER is een hulpmiddel voor het bevoegd gezag bij de besluitvorming over vergunningaanvragen. De m.e.r.-procedure sluit dan ook nauw aan bij de vergunningprocedure. Het MER bepaalt niet of de voorgenomen activiteit wei of niet doorgaat. Zo loopt het vooroverleg met betrekking tot vergunningaanvragen parallel aan het overleg in het kader van de m.e.r.-procedure. De vergunningaanvragen worden gelijktijdig met het MER ingediend door de initiatiefnemer. Advies-, inspraak- en bezwarentermijnen in het kader van m.e.r.- en vergunningprocedures vallen in belangrijke mate samen. Het schema in bijlage 3 geeft een overzicht van de procedures en hun samenhang.
7.4
Planning De planning voor de m.e.r.- en vergunningprocedures inzake slibverwerking is weergegeven in het navolgende schema. Tussen (.. ) is vermeld wie de diverse elementen van de planning uitvoert. Daarbij is (IN) = initiatiefnemer en (8G) = bevoegd gezag.
- 36 -
:1:1:.:
HASKONING
III
Koninklijk Jngenl8ursen Architectenbureau
'.IIII\pl'
Maand Elementen procedure
1
2
3 4
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
M.e.r.~procedure
Indienen startnotitie (IN) Bekendmaking voornemen (BG) Inspraak m.b.t. gewenste inhoud MER Vastst. richt!. t.a.v. inhoud MER (BG)
Opstellen/indienen MER (IN)
X X X X X X X X X
8eoordeling aanvaardbaarheid MER (BG)
X
Bekendmaking MER (BG)
X X
Reactie op inhoud MER
X
X
X
X
Vergunningprocedure Opstellen/indienen vergunningaanvragen
(IN)
X X
Beoordeling ontvankelijkheid aanvragen
(BG) Bekendmaking aanvragen (BG) Opstellen/bekendmaking ontwerpbe-
schikking (BG) Inspraak m.b.t. ontwerpbeschikking Opstellen definitieve beschikking (BG) Terinzagelegging definitieve beschikking
(BG)
X
X X X X X X
- 37 -
'.:.:r.
HASKONING
I "i.:I:.I Ingenieurs,.1 ' enKoninklijk Architectenbureau
BIJLAGE 1
BESCHRIJVING BIOLOGISCHE DROOGSYSTEMEN
'.).:.' HASKONING
t".)I:,;I' Ingenieurst., enKoninklijk Architectenbureau BESCHRIJVING BIOLOGlSCHE DROOGSYSTEMEN 1.
Algemeen Er bestaat een groot aantal biologische droogsystemen; deze zijn te onderscheiden in open en gesloten systemen. Bij de open systemen staat het materiaal tijdens het droogproces in direct contact met de buitenlucht. Geurcomponenten en overige gassen die vrijkomen, kunnen zich ongehinderd verspreiden. Soms is een overkapping aanwezig om te voorkomen dat het droogproces door neerslag wordt be'invloed. Bij de gesloten systemen is geen sprake van een direct contact tussen het te drogen materiaal en de buitenlucht. Geurcomponenten kunnen via luchtafzuig- en behandelingsvoorzieningen geemitteerd worden. Tot de open systemen behoren het windrow-systeem en het ASP-systeem (ASP = aerated static pile = beluchte statische hoop). Bij de gesloten systemen wordt onderscheid gemaakt in gesloten hallen systemen en gesloten reactor systemen. Tot de gesloten hallen systemen behoren: het ASP-systeem in een hal; open gangen compostering; boxen compostering. Tot de gesloten reactor systemen behoren: silo compostering; continue tunnel compostering; batchgewijze compostering. De diverse systemen zijn weergegeven in het navolgende overzicht en worden in de paragrafen 2 en 3 kort beschreven.
OVERZICHT BIOLOGISCHE DROOGSYSTEMEN
WINDROW
ASP-SYSTEEM
8.1.2 OPEN GANGEN (OMPOSTERING
822 CONTINUE TUNNElCOMPOST.
~:r ~6
~~~
\}=; . . ~~ 1':\
ho ~~ z g~. Z
m~ ,....
c . •"
,.:':., HASKONING
'III~I~I;I\.,
2.
OPEN SYSTEMEN
2.1
Windrow compostering
Konlnklijk Ingenieursen Architectenbureau
Bij dit systeem wordt het te drogen mengsel van zuiveringsslib en toeslagmateriaal op langwerpige hopen gezet. Het mengsel wordt periodiek omgezet met een speciaal daarvoor ontworpen machine. Tijdens het omzetten vindt extra zuurstoftoevoer plaats. 2.2
Aerated static pile (ASP) compostering Hierbij wordt het te drogen materiaal eveneens op hopen gezet. Onder deze hopen bevinden zich geperforeerde elementen (vloerdelen en/of leidingen), die zijn aangesloten op een ventilator. De ventilator zuigt of perst lucht door de composterende massa, waardoor zowel zuurstof wordt toegevoerd als waterdamp wordt afgevoerd.
3.
GESLOTEN HAL SYSTEM EN
3.1
Aerated static pile compostering ASP-compostering in gesloten hallen vindt op dezelfde wijze plaats als ASPcompostering in de open lucht. Het verschil is dat er geen geurcomponenten of overige gassen de hal ongecontroleerd kunnen verlaten. De hal wordt voortdurend afgezogen en de afgassen worden behandeld.
3.2
Open gangen compostering Een open gang compostering bestaat uit een gesloten hal waarin een aantal langwerpige compartimenten naast elkaar gelegen zijn, gescheiden door een betonnen wand. Het compartiment is aan de voor- en achterzijde open. De betonnen wand dient tevens ter ondersteuning van een speciale omzetmachine. Het te composteren materiaal wordt in een leeg' gedeelte aan de voorzijde of invoerzijde van de gang gestort. De omzetmachine beweegt zich regelmatig in de lengterichting van de open gang, van de uitvoerzijde naar de invoerzijde. Daarbij wordt het te composteren materiaal opgegraven en aan de achterzijde van de machine weer in de gang gestort. Bij elke cyclus verschuift het materiaal een bepaalde afstand van de invoerzijde naar de uitvoerzijde van de open gang, totdat het de uitvoerzijde heeft bereikt en kan worden afgevoerd. Het materiaal wordt voortdurend belucht. Het systeem verschilt van het ASP-systeem door de periodieke omzetting, met het voordeel dat het droogproces sneller kan verlopen door het regelmatig vernieuwen van de contactoppervlakken,
:':1:.:
'-ttl-I'" l"
Figuur 1: 3.3
HASKONING Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
Open gangen eompostering
Boxen compostering Boxencompostering vindt eveneens plaats in open compartimenten die zijn ondergebraeht in een gesloten hal. Het te eomposteren mengsel wordt aan de bovenzijde van een eompartiment (box) ingebraeht door middel van transportsehroeven en aan de onderzijde door middel van een schuifbodem weer gelost. Het geloste materiaal wordt weer door middel van transportschroeven bovenin het eompartiment gebraeht en doorloopt op deze wijze enkele eyeli tijdens de vooreompostering. Lucht wordt aan de onderzijde van het eompartiment ingebracht. De gesloten hal wordt voortdurend afgezogen.
4.
COMPOSTERING IN EEN GESLOTEN REACTOR Het biologisch droogproces kan plaatsvinden in gesloten reaetoren. Tijdens bedrijf zijn deze ruimten geheel gesloten en niet meer toegankelijk voor personen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen continu bedreven reactoren (propstroomreactoren) en batchgewijs bedreven reactoren. Het voordeel van de gesloten reactor boven de gesloten halligt voornamelijk in het beter beheersbaar zijn van de procesomstandigheden en de geuremissie. De continu bedreven reactoren zijn propstroomreactoren waarbij het te composteren materiaal (semi)continu aan de invoerzijde van de reactor wordt toegevoerd,
_.:':1(
",.:1:.," ~I'
HASKONING Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
De continu bedreven reactoren zijn propstroomreactoren waarbij het te composteren materiaal (semi)continu aan de invoerzijde van de reactor wordt toegevoerd, terwijl tegelijkertijd uitgecomposteerd materiaal aan de andere zijde wordt verwijderd. Het materiaal beweegt zich tijdens het proces langzaam van de invoerzijde naar de uitvoerzijde. Er kan onderscheid worden gemaakt in reactoren met een verticale en een horizontale materiaalverplaatsing. Bij de verticale materiaalverplaatsing wordt er meestal gebruik gemaakt van silo's waarin het materiaal tijdens het proces van boven naar beneden verplaatst. Bij de horizontale materiaalverplaatsing wordt meestal gebruik gemaakt van tunnels. De lucht wordt in be ide gevallen aan de onderzijde van de reactor ingeblazen. Bij een verticale materiaalverplaatsing is sprake van tegenstroombeluchting. Bij horizontale materiaalverplaatsing is sprake van een kruisstroombeluchting. Kenmerkend verschil tussen de silo's en de tunnels is de hoogte van het materiaal. Daar zowel de silo als de tunnel van een blaasbeluchting zijn voorzien, waarbij de lucht aan de onderzijde wordt ingevoerd en aan de bovenzijde weer ontwijkt, kan de temperatuur in een silo veel moeilijker gestuurd worden. 4.1
Continue silocompostering Continue slibcompostering wordt gekenmerkt door een verticale materiaalverplaatsing, waarbij het materiaal (semi)continu aan de bovenzijde van de reactor wordt ingevoerd en (semi)continu aan de onderzijde wordt verwijderd. De vorm van de silo's kan verschillen. Er wordt veel gebruik gemaakt van ronde silo's waarbij het materiaal bovenin wordt ingebracht en door middel van een rotor radiaal wordt verspreid. Onderin de silo draait een roterende vijzel over de bodem van de silo rond een vast oplegpunt in het middelpunt van de silo. De onderste laag in de silo wordt door de vijzel afgegraven en via het middelpunt afgevoerd. De lucht wordt in het algemeen aan de onderzijde van de silo ingebracht en verlaat de silo weer aan de bovenzijde (tegenstroombeluchting). Een variant op de ronde silo is de rechthoekige silo. Het te composteren materiaal wordt door middel van een systeem van banden bovenin verspreid. Onderin beweegt een roterende vijzel van links naar rechts en retour. Daarbij wordt het materiaal onderin de silo laagsgewijs afgegraven en naar de zijkant afgevoerd op een transportband. Een variant op de tegenstroombeluchting is silocompostering met horizontale beluchting. In de silo zijn geperforeerde leidingen verticaal aangebracht. Door de helft van de leidingen wordt lucht in het materiaal geblazen terwijl de andere helft van de lucht aanzuigt en naar een afgasreiniging afvoert. Het materiaal verplaatst zich tijdens de voorcompostering in verticale richting langs de wand en de beluchtingsbuizen naar beneden.
HASKONING Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
C\IIUO....
!'iun
Figuur 2:
Silocompostering
TEMP. HETING
1
AEZUlGING
1/
TI
,
!
I
LUCHTINJ£CTI£
, ' ,\
,
,
COMPOST
Figuur 3:
Continue tunnelcompostering
..;::;~ en~~n~i~~~~i~~ 1I1-
4.2
Architectenbureau
Continue tunnelcompostering De continue tunnelcompostering laat zich onderscheiden in de wijze waarop het materiaal in horizontale richting door de gesloten reactor wordt verplaatst. Daarvoor gebruikte systemen zijn de walking floor, het schuifraam en de hydraulische pers. De walking floor is constructief relatief ingewikkeld, maar beperkt de druk op het te composteren materiaal waardoor de porositeit gewaarborgd blijft. Bij de hydraulische pers zijn aile bewegende delen buiten de reactor gebracht, hetgeen voordelen heeft ten aanzien van de bedrijfszekerheid. De druk op de wanden van de tunnel en het te composteren materiaal is echter zeer groot.
4.3
Batchgewijs bedreven reactor Batchgewijs bedreven reactoren worden bij aanvang van het proces, direct na de mengfase, met het te composteren materiaal gevuld. De reactor wordt gesloten. Tijdens het proces wordt er geen slibmateriaal aan de reactor toegevoegd en/of onttrokken. Pas aan het eind van de voorcomposteerfase wordt de reactor geopend en helemaal geleegd. Door meerdere reactoren in bedrijf te hebben, die na elkaar worden gevuld en geleegd, ontstaat een semicontinu systeem.
inlaat
uitlaat afgassen
verse
luellt 01
T7"'12
tunnel
...
T8
no
Z1
ventilator luelllkeider T1TIMT6-~inhM~
Figuur 4:
T7, T8 n,T10
- dt'tIge bo4 ~
Z1.12
-~
"1\d.boI~
0,. 03 02
-... _ deIMt van_ de; U::ht
~p
-~
Batchgewijs bedreven tunnelreactor
Een batch reactor is vaak in de vorm van een tunnel uitgevoerd. Een tunnel kan eenvoudig met een wiellaadschop of een uitschuifbare transportband gevuld worden en met een wiellaadschop, een trekmat of een walking floor worden geleegd. De vulhoogte is ten opzichte van een silo beperkt, waardoor de porositeit gewaarborgd blijft. Door toepassing van luchtrecirculatie (blaasbeluchting), waarvan het luchtdebiet relatief hoog is ten opzichte van de verse luchttoevoer, is de temperatuurgradient over de hoogte van het materiaal gering. De besturing van de temperatuur in het te composteren materiaal is zeer optimaal.
'1)1:" HASKONING
'I;I:I~.,I- Koninklijk
I.,
Ingenieursen Architectenbureau
Tabel 1 geeft een overzicht van de diverse beknopt behandelde systemen voor biologisch drogen. Daarbij moet aangetekend worden dat het hier een globale beoordeling betreft. In het MER zal een uitvoerige beoordeling worden opgenomen.
Tabel 1: Vergelijkingstabel van de verschillende systemen voor biologisch drogen System en
Windrow
ASP
ASP in hal
Open gangen
Boxen com-
Silo
Tunnel continu
Tunnel batch
post Procesduur voorcompostering
Type beluchting
4 weken
2-3 weken
2-3 weken
2 weken
4 weken
2 weken
Natuurlijk
Zuig
Zuig
Blaas
Blaas
Blaas
Blaas
Recirculatie
Chips
Chips
Chips
Zaagse!
Z aa 9 s el
Zaa9 seJ
Chips
Chips
Verbruik toeslagmateriaal
0
+
+
-
-
-
+
+
Mate van mechanische omzetting
+
-
-
+
+
-
0
-
Graad van automatisering
0
-
-
0
+
+
+
0
Opperv!aktebeslag
-
0
0
0
0
+
+
0
Weersgevoeligheid
-
-
0
0
0
+
+
+
Geuremissie
-
0
+
0
0
+
+
+
Investeringskosten
+
+
+
+
0
0
-
0
Energieverbruik
+
+
+
0
+
-
0
-
Reparatie/onderhoudskosten
+
-
+
Soort toeslagmateriaal
I
Circa 4 weken Circa 4 weken
+ ---
+
o
+ '---
0 --
---
-
0 ----
-
---
----
-~
gunstig ongunstig neutraal
:;=..,.
e:~~~ ~
6' ::t
o
A
~5·l>
III
"Z
~~ 0 SlS" ~~ g2. (3 ~
~
0/
_ Z
G')
:I:I:I(
HASKONING
,.,
Ingenieursen Architectenbureau
'I'III~I,I' Koninklijk
BIJLAGE 2
GEGEVENS INITIATIEFNEMER EN BEVOEGD GEZAG
'I:I:~ HASKONING
'I'I:I~.II
'.r
GEGEVENS INITIATIEFNEMER EN BEVOEGD GEZAG INITIATIEFNEMER: Dienst Zuiveringsbeheer Provincie Groningen Postadres Contactpersoon Telefoon
Postbus 833 9700 AV GRONINGEN De heer ing. J.R. Starke 050-3164019
Waterschap Friesland Postadres Contactpersoon Telefoon
Postbus 36 8900 AA LEEUWARDEN De heer ing. A.K. de Boer 058 - 233 97 00
Zuiveringsschap Drenthe Postadres Contactpersoon Telefoon
Postbus 231 9400 AE ASSEN De heer W.J. Broer 0592 - 39 26 67
BEVOEGD GEZAG VERGUNNING WET MILIEUBEHEER: Gedeputeerde Staten Provincie Groningen Postadres
Contactpersoon Telefoon
Dienst Ruimte en Milieu Postbus 630 9700 AP GRONINGEN De heer H. Douwes 050-3164308
Gedeputeerde Staten Provincie Friesland Postadres Contactpersoon Telefoon
Post bus 20120 8911 KZ LEEUWARDEN De heer R. Kooistra 058 - 292 59 25
Gedeputeerde Staten Provincie Drenthe Postadres Contactpersoon Telefoon
Postbus 122 9400 AC ASSEN M.J. Power 0592 - 365831
Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
:1:1)1( HASKONING
'l'I,I~ii" ,.,
KoninkliJk Ingenleurs-
en Architeclenbureau
BEVOEGD GEZAG VERGUNNING WET VERONTREINIGING OPPERVLAKTEWATEREN: Gedeputeerde Staten Provincie Groningen Postadres
Contactpersoon Telefoon
dienst Zuiveringsbeheer Groningen Postbus 833 9700 AV GRONINGEN De heer J. Laninga 050-3164339
Dagelijks bestuur Waterschap Friesland Postadres Contactpersoon Telefoon
Postbus 36 8900 AA LEEUWARDEN De heer E. Togtema 058 - 233 99 14
Dagelijks bestuur Zuiveringsschap Drenthe Postadres Contactpersoon Telefoon
Postbus 231 9400 AE ASSEN De heer drs. R. Vos 0592 - 39 26 66
,.:':., HASKONING
'I'I~I:~I' Koninklijk ,.,
BIJLAGE 3
SCHEMA SAMENHANG M.E.R.- EN VERGUNNINGPROCEDURE
Ingenieursen Architectenbureau
'I'
HASKONING
I.'
Koninklijk Ingenieursen Architectenbureau
II''.''I''.''II II' '.'
M.e.r.
v""u""lnrerlenl"t!
I
II .."nMnm I II'---_'N~.l1.1l,-,~I>G~=JI,=",I",.,....... =n.,.,11....,._r"",,=_u='--=-,'.
IN !SUJrt.notiue:
4w
9w
-------
rf:::: -:: :-::::::~r=.~=he=·~=; n=e~= .{_ Inop"">!
13w Richtlijnen Ov-:;telltm
Opsteilen
MER
,aanvraS<3
Indi.!:ncn
MER
,-
--- -- --- -- - ---
B.:::oordclcn ontvankclUI::heid
6w
?===(-------.66klmd-
lOw
m~Jc.ln6
1
8w
10w
•• n.".,.....g
----- - - -4w
-L..",.,~...Ir----, Inspraal::J advles
'-=~,....Ji..-------
- - - - - - - -- -- --- ---j====;' fOct$Hl<3'"
5w
adVlc!>
emu
-- - - - - - - --- --- ---'-~-J; Opstellcn
ontwerpbcschikkinl.:J
4w
6m +5.
Evabatic millet:-
qevolqcn
26
I 10DHAM2,~
Samenhang m. e. r. -procedure en vergunningverlening