Kaders voor de GRIP in Groningen, Friesland en Drenthe
Johan Haasjes Vakspecialist Expertise Veiligheidsregio Groningen Versie 1.5 – 16 april 2014 (definitief)
Inhoudsopgave 1 Inleiding
3
2 De opschalingsniveaus en het Regionaal Voorbereidingsteam 2.1 De opschalingsniveaus 2.2 Het Regionaal Voorbereidingsteam (RVT)
4
3 De functies binnen de GRIP 3.1 Toelichting 3.2 GRIP Voorbereidend – Regionaal Voorbereidingsteam (RVT) 3.3 GRIP 1 - Het Commando Plaats Incident (CoPI) 3.3 GRIP 2 - Het Regionaal Operationeel Team (ROT) 3.4 De stafsecties 3.6 GRIP 3 - Het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) 3.7 GRIP 4 Het Regionaal Beleidsteam (RBT) 3.8 GRIP 5 – Interregionaal OT en BT (IROT en IRBT) 3.9 GRIP Rijk – Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb)
5
4 De huisvesting
9
5 De Leider CoPI en Operationeel Leider
9
6 De alarmering
10
7 De mandatering van de opschaling
11
8 De opschalingscriteria
11
9 De opkomsttijden
12
10 De mandatering van de afschaling
12
11 Tot besluit
13
Bijlage 1: Gebruikte afkortingen
14
Bijlage 2: Versiebeheer
15
4
6 7 8
2
1 Inleiding Eind 2011 heeft de Meldkamer Noord-Nederland haar deuren geopend. Eén meldkamer voor de regio’s Groningen, Friesland en Drenthe. Om die meldkamer met succes te kunnen exploiteren was het noodzakelijk dat de drie noordelijke regio’s hun procedures op elkaar afstemden. Niet alleen de procedures van de afzonderlijke disciplines, maar ook de multidisciplinaire procedures. Eén van de belangrijkste multidisciplinaire procedures – zo niet de belangrijkste - is de Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure (GRIP). De regio’s Groningen, Friesland en Drenthe kennen elk hun eigen GRIP. Hoewel de opschalingsniveaus binnen die GRIP’s vergelijkbaar waren, waren er ook diverse verschillen te zien. Vanwege de komst van de Meldkamer NoordNederland was afstemming van die GRIP’s dan ook gewenst. Voorliggende notitie geeft de kaders voor de GRIP’s van de drie noordelijke regio’s in aanloop naar en vanaf de komst van de Meldkamer Noord-Nederland. Benadrukt moet worden dat deze notitie niet als een soort ‘GRIP voor het Noorden’ gelezen mag worden, maar slechts geldt als richtlijn. Elke regio legt namelijk zijn eigen GRIP vast in zijn eigen regionaal crisisplan. Afgesproken is echter wel dat iedere regio zich daarbij conformeert aan de richtlijnen zoals geformuleerd in dit document. Voor de samenstelling van de teams binnen de GRIP geldt een flexibel model; elke regio kan - binnen bepaalde kaders – per opschalingsniveau aangeven welke partijen moeten worden gealarmeerd. De veiligheidsbureaus van de regio’s Groningen, Drenthe en Friesland en de projectleiding van de Meldkamer Noord-Nederland hebben gedurende de ontwikkeling van deze kaders nauw met elkaar samengewerkt. Zij hebben eerst gekeken naar de huidige situatie en vervolgens – op grond van onder meer de Wet veiligheidsregio’s (Wvr), bijbeho-rende besluiten, het referentiekader GRIP en het Referentiekader Regionaal Crisisplan – deze notitie opgesteld. Het resultaat is een richtlijn die met recht ‘meldkamer-proof’ genoemd mag worden.
3
2 De opschalingsniveaus en het Regionaal Voorbereidingsteam In dit hoofdstuk komen de opschalingsniveaus binnen de GRIP aan de orde. Daarnaast wordt apart aandacht besteed aan het Regionaal Voorbereidingsteam.
2.1 De opschalingsniveaus De drie noordelijke regio’s onderscheiden binnen hun GRIP vier opschalingsniveaus; GRIP 1 t/m 4. Al deze niveaus kunnen door de Meldkamer Noord-Nederland worden gealarmeerd. Daarnaast hanteren de regio’s de term ‘GRIP 0’. Laatstgenoemd niveau is overigens uitsluitend bedoeld voor de afschaling. Afkondiging van GRIP 0 betekent dat er weer wordt overgegaan naar de dagelijkse gang van zaken. Hieronder wordt dit schematisch weergegeven. Op de samenstelling van de teams binnen de GRIP wordt in de volgende hoofdstukken nader ingegaan. Opschalingsniveaus
Toelichting
GRIP 0
Er kan niet worden opgeschaald naar GRIP 0, maar wel naar worden afgeschaald. Daarmee wordt dan aangegeven dat weer wordt overgegaan naar de dagelijkse gang van zaken. Conform referentiekader GRIP. Conform rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’ Conform rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’
GRIP GRIP GRIP Figuur
1 t/m 4 5 Rijk 1: de opschalingsniveaus
2.2 Het Regionaal Voorbereidingsteam1 Naast de formele opschalingsniveaus zoals in de vorige paragraaf benoemd, kennen de drie noordelijke regio’s elk een zogenaamd Regionaal Voorbereidingsteam. Dit Regionaal Voorbereidingsteam voorziet in een omgeving waarbinnen de multidisciplinaire voorbereiding op ‘op handen zijnde’ incidenten kan plaatsvinden. Hoewel het Regionaal Voorbereidingsteam formeel niet beschouwd wordt als opschalingsniveau, is toch afgesproken dat de Meldkamer Noord-Nederland het team alarmeert als één van de drie regio’s daar om vraagt.
1
Naast de term ‘Regionaal Voorbereidingsteam’ kan in dit verband ook de term ‘GRIP Voorbereidend’ gebezigd worden.
4
3 De functies binnen de GRIP Het is - om fouten in de alarmering te voorkomen - cruciaal dat er op de Meldkamer NoordNederland een volstrekt helder beeld is van welke functies op welk moment moeten worden gealarmeerd2. In dit hoofdstuk wordt dit voor de medewerkers van de meldkamer op een rijtje gezet.
3.1 Toelichting In dit hoofdstuk wordt in diverse schema’s aangegeven welke disciplines als onderdeel van de GRIP moeten worden gealarmeerd. In die schema’s wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de disciplines die in het hele noorden altijd worden gealarmeerd en anderzijds de disciplines waarvan de alarmering per regio verschilt. In alle regio’s In de tabellen wordt onder het kopje In alle regio’s aangegeven welke partijen in alle drie de noordelijke regio’s altijd worden gealarmeerd. De in de schema’s vermelde vertegenwoordigers van deze partijen worden in alle gevallen direct na afkondiging van het betreffende opschalingsniveau door de Meldkamer Noord-Nederland opgeroepen. Per regio verschillend Naast de partijen die in Groningen, Friesland en Drenthe altijd gealarmeerd worden, is ook in kaart gebracht waar de verschillen zitten. Dit heeft onder het kopje Per regio verschillend geleid tot een overzicht van partijen die een rol kunnen hebben binnen de GRIP, maar waarvan alarmering in de drie noordelijke regio’s uiteenloopt. Iedere regio kan bij de Meldkamer Noord-Nederland aangeven welke van deze partijen altijd of incidenteel opgeroepen moeten kunnen worden. Als een regio kiest voor altijd alarmeren, dan wordt de betreffende partij in die regio bij alle incidenten na opschaling direct gealarmeerd. Als een regio wil dat een partij incidenteel wordt gealarmeerd, dan alarmeert de Meldkamer Noord-Nederland de betreffende partij alleen na een verzoek daartoe.
3.2 GRIP Voorbereidend - Regionaal Voorbereidingsteam (RVT) Voor het Regionaal Voorbereidingsteam (RVT) worden in beginsel dezelfde disciplines als die voor ROT opgeroepen. Die partijen waarvan een regio heeft aangegeven dat ze altijd gealarmeerd moeten worden voor het ROT, worden dus ook gealarmeerd voor het RVT. Per discipline wordt één persoon gealarmeerd.
3.3 GRIP 1 - Het Commando Plaats Incident (CoPI) In onderstaand schema wordt weergegeven welke functies voor het Commando Plaats Incident worden gealarmeerd. Daarbij wordt – zoals gezegd - onderscheid gemaakt tussen die disciplines die in het hele noorden altijd worden gealarmeerd en de disciplines waarvan de alarmering per regio verschilt. Disciplines
Functies
In alle regio’s
In alle regio’s Leider CoPI OvD Brandweerzorg OvD Politiezorg OvD Geneeskundige zorg OvD Bevolkingszorg Voorlichtingsfunctionaris Informatiemanager Plotter
-
Brandweer Politie GHOR Gemeenten Voorlichting Informatiemanagement
Per regio verschillend Per Waterschappen Crisispartners Specialisten Figuur 2: de functies die voor het CoPI worden gealarmeerd
regio verschillend Vertegenwoordiger waterschappen Vertegenwoordiger crisispartners Specialisten
Opgemerkt moet worden dat het Referentiekader Regionaal Crisisplan nog de functie Officier van Dienst Water en Scheepvaartzorg onderscheidt. In deze notitie wordt die beschouwd als één van de vertegenwoordigers crisispartners.
2
In Drenthe krijgt de crisisorganisatie na alarmering op een andere wijze zijn beslag dan in Groningen en Friesland. Waar nodig worden die bijzonderheden in deze notitie vermeld.
5
3.4 GRIP 2 - Het Regionaal Operationeel Team (ROT) Hieronder wordt op een rijtje gezet welke functies voor Regionaal Operationeel Team (ROT) worden gealarmeerd. Ook hier geldt het onderscheid tussen die partijen die in alle drie de regio’s altijd worden gealarmeerd en de partijen waarvan de alarmering per regio verschilt. Zie voor een nadere toelichting paragraaf 3.1. Disciplines
Functies
In alle regio’s
In alle regio’s Operationeel Leider3 Algemeen commandant Brandweerzorg Algemeen commandant Politiezorg Algemeen commandant Geneeskundige zorg Algemeen commandant Bevolkingszorg Officier Veiligheidsregio Defensie Vertegenwoordiger Openbaar Ministerie Informatiemanager
-
Brandweer Politie GHOR Gemeenten Defensie (OVR) Openbaar Ministerie Informatiemanagement
Per regio verschillend Voorlichting Waterschappen Provincie Crisispartners Overige
Per regio verschillend Voorlichtingsfunctionaris Vertegenwoordiger waterschappen Vertegenwoordiger Provincie Vertegenwoordiger crisispartners Informatiecoördinator Plotter Notulist Ondersteuner (beleid, techniek, telefonie, etc.) Figuur 3: de functies die voor het ROT worden gealarmeerd
Opgemerkt moet worden dat het Referentiekader Regionaal Crisisplan nog de functie Algemeen Commandant Water en Scheepvaartzorg onderscheidt. In deze notitie wordt die beschouwd als één van de vertegenwoordigers crisispartners. NB - Tijdens acute crises worden in de regio Drenthe de in figuur 3 genoemde leidinggevenden gealarmeerd. De Operationeel Leider neemt daar namens deze leidinggevenden deel aan het crisisteam (zie paragraaf 3.5). De overige leidinggevenden nemen geen deel aan het crisisteam, maar zijn wel beschikbaar voor de eigen organisatie en overleg met de Operationeel Leider.
3.5 De stafsecties In de vorige paragraaf is de alarmering van het ROT besproken. Elke in het voorgaande schema vermelde algemeen commandant of vertegenwoordiger kan een – monodisciplinaire – stafsectie oproepen.4 Het is voor de Meldkamer Noord-Nederland essentieel dat de functienamen binnen de stafsecties in elke regio hetzelfde zijn. Omdat de stafsecties formeel een monodisciplinaire verantwoordelijkheid zijn, wordt aanbevolen dat de verschillende disciplines de functienamen daarbinnen op elkaar afstemmen. Vooralsnog wordt ten behoeve van de alarmering voor alle functies binnen de stafsecties de algemene functienaam ‘medewerker stafsectie’ gehanteerd. Indien de disciplines deze functienamen op enig moment willen specificeren, dan dienen ze daarbij uit te gaan van de functies zoals vermeld in het Referentiekader Regionaal Crisisplan.
3.6 GRIP 3 - Het gemeentelijk beleidsteam (GBT) In onderstaand schema wordt aangegeven welke functies er voor het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) worden gealarmeerd.5 Ook hier geldt weer het onderscheid tussen de disciplines die in alle regio’s altijd worden gealarmeerd en de disciplines waarvan de alarmering per regio verschilt.
3
Zorgt er waar nodig voor dat het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) en de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) worden geïnformeerd over het incident. 4 Een (monodisciplinaire) stafsectie kan vanzelfsprekend ook onafhankelijk van het multidisciplinair opschalingsniveau worden gealarmeerd. 5 Het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr) schrijft voor dat leidinggevenden van de brandweer, politie, GHOR en gemeenten lid zijn van het GBT. De regio Drenthe heeft besloten om de Operationeel Leider in het crisisteam op te nemen. Zie paragraaf 3.3.1.
6
Discipline
Functie
In alle regio’s Gemeente Openbaar Ministerie Informatiemanagement
In alle regio’s Burgemeester6 Officier van Justitie Informatiemanager Notulist
Per regio verschillend
Per regio verschillend Operationeel Leider Adviseur brandweerzorg7 Adviseur politiezorg Adviseur geneeskundige zorg Adviseur bevolkingszorg Vertegenwoordiger Defensie Vertegenwoordiger crisispartners Overige adviseurs (waaronder de waterschappen en de regionale rampenzender) Communicatieadviseur Adviseur crisisbeheersing (ARB) Ambtenaar openbare orde en veiligheid (AOV) Bestuurlijk adviseur Figuur 4: de functies die voor het GBT worden gealarmeerd -
Brandweer Politie GHOR Gemeente Crisispartners
NB - In de regio Drenthe wordt de verantwoordelijk bestuurder – de burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio – na alarmering ondersteund door een crisisteam, waarin de Operationeel Leider de leidinggevenden van de hulpdiensten vertegenwoordigt. Het crisisteam bestaat verder uit een communicatieadviseur en een bestuurlijk adviseur (gemeentesecretaris).
3.7 GRIP 4 - Het Regionaal Beleidsteam (RBT) In onderstaand schema wordt aangegeven welke functies er voor het Regionaal Beleidsteam (RBT) worden gealarmeerd. Organisatie
Functie
In alle regio’s
In alle regio’s Voorzitter Veiligheidsregio Burgemeesters Hoofdofficier van Justitie Operationeel Leider Dijkgraaf Informatiemanager Notulist
-
Betrokken gemeenten Openbaar Ministerie
-
Betrokken waterschap Informatiemanagement
Per regio verschillend Brandweer Politie GHOR Gemeenten Crisispartners
Per regio verschillend Adviseur brandweerzorg Adviseur politiezorg Adviseur geneeskundige zorg Adviseur bevolkingszorg Vertegenwoordiger Defensie Overige adviseurs Vertegenwoordiger crisispartners (waaronder de regionale rampenzender) Communicatieadviseur Bestuurlijk adviseur Figuur 5: de functies die voor het RBT worden gealarmeerd
De lijst van partijen die in alle regio’s altijd worden gealarmeerd, is gebaseerd op de functies die volgens het Referentiekader Regionaal Crisisplan én de Wet Veiligheidsregio’s te allen tijde in het RBT moeten zijn vertegenwoordigd. Bovendien moet er conform het Besluit Veiligheidsregio’s informatiemanagement in het RBT belegd zijn. Van de Operationeel Leider wordt in het Referentiekader Regionaal Crisisplan geen maar in de Wvr wél expliciete aanwezigheid gevraagd. De wet is
6
Zorgt er - conform op 25 januari 2010 gemaakte afspraken tussen de drie Commissarissen van de Koningin en de drie voorzitters Veiligheidsregio - voor dat Commissaris van de Koningin wordt geïnformeerd over het incident. 7 In zowel het GBT als het RBT zijn adviseurs actief. In de alarmeringssystemen moet de naam van het team aan deze functienamen worden toegevoegd om verwarring daarover te voorkomen.
7
vanzelfsprekend ‘leading’. De dijkgraaf moet volgens de Wvr worden uitgenodigd. Daarom is de dijkgraaf in dit overzicht eveneens opgenomen in de ‘standaard’ alarmeringslijst.8
3.8 GRIP 5 – Interregionaal OT en BT (IROT en IRBT) Bij een ramp of crisis van meer dan regionale betekenis – in situaties die niet al door specifieke regelgeving of afspraken worden afgedekt – kunnen de betrokken veiligheidsregio’s in samenwerking de interregionale rampenbestrijding en / of crisisbeheersing ter hand nemen.9 Eén uitkomst van het bestuurlijk overleg tussen de betrokken regio’s kan zijn dat er wordt besloten tot opschaling naar GRIP 5. Dit besluit wordt genomen als daarvoor de bestuurlijke of operationele noodzaak aanwezig is. In dat geval kondigen de betrokken regio’s elk GRIP 4 af (met de teams zoals in de voorgaande paragrafen beschreven). Als er sprake is van een duidelijk brongebied, dan voert de veiligheidsregio waarin de bron van de ramp of crisis zich bevindt de coördinatie aangaande de bestuurlijke en operationele afhandeling van het incident. Als er geen duidelijk aanwijsbaar brongebied is, dan coördineert de veiligheidsregio die daarvoor in onderling overleg wordt aangewezen. Het is te overwegen de regio aan te wijzen die gezien de aard van het incident en de ontstane situatie het best geëquipeerd is. IROT De Operationeel Leider van de coördinerende veiligheidsregio treedt op als coördinerend Operationeel Leider. De operationeel leiders van de betrokken veiligheidsregio’s houden op diens initiatief contact en bereiden gezamenlijk bestuurlijke besluitvorming voor. Ze fungeren daardoor als een ‘virtueel’ interregionaal operationeel team (IROT). Overigens is het ook mogelijk om één van de betrokken ROT’s aan te wijzen als IROT. De operationeel leider van het betreffende IROT fungeert dan als coördinerend operationeel leider (COL). IRBT De voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s stellen een interregionaal beleidsteam (IRBT) in. Dit IRBT bestaat uit de voorzitters van de RBT’s, ondersteund door de operationeel leiders van de betrokken regio’s. Op uitnodiging kunnen andere van belang geachte functionarissen deelnemen aan het IRBT. De leden van het IRBT kunnen ervoor kiezen telefonisch (of ‘virtueel’) te overleggen, maar kunnen ook besluiten bijeen te komen op de locatie van het RBT van de coördinerende regio. In alle gevallen wordt de beeldvorming van het IRBT door de coördinerende regio ondersteund met het LCMS.
3.9 GRIP Rijk – ministeriële commissie Crisisbeheersing (MCCb) In situaties waarbij de nationale veiligheid in het geding is of kan zijn (wanneer vitale belangen van de Nederlandse staat en/of samenleving zodanig bedreigd worden dat er sprake is van potentiële maatschappelijke ontwrichting) en die vragen om sturing van het Rijk10 kan worden opgeschaald naar GRIP Rijk. Het opschalingsniveau GRIP Rijk wordt afgekondigd door de ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb). GRIP Rijk kan worden afgekondigd in combinatie met alle overige opschalingsniveaus. In de notitie ‘Eenheid in verscheidenheid’ is vastgelegd dat de landelijke crisisorganisatie (in casu de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing) via het Nationaal Crisiscentrum (NCC) communiceert met de regionale crisisorganisatie. Het NCC neemt daarvoor in eerste instantie altijd contact op met de calamiteitencoördinator op de meldkamer. Vervolgcontacten verlopen via ‘afspraken op maat’, maar zoveel mogelijk via de piketnummers van de operationeel leider en informatiemanager ROT.
8
Bij de werkzaamheden van zowel het GBT als het RBT kunnen de Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing van belang zijn. Het doel van de kaarten is een overzicht te krijgen van de bestuurlijke partijen in een sector (‘keten’) en de rol die zij vervullen ten tijde van een crisis. De netwerkkaarten zijn te downloaden op www.infopuntveiligheid.nl. 9 In de notitie ‘Interregionale informatievoorziening in Groningen, Friesland en Drenthe’ is beschreven hoe de operationele en bestuurlijke informatielijnen in die gevallen lopen. 10 Een overzicht van incidenten waarbij de nationale veiligheid in het geding kan zijn is opgenomen in bijlage 2 van de notitie ’Eenheid in verscheidenheid’.
8
4 De huisvesting In onderstaand schema wordt aangegeven waar de in het vorige hoofdstuk vermelde teams gehuisvest zijn. De huisvesting van de MCCb is geen verantwoordelijkheid van de regio’s en blijft derhalve buiten beschouwing. Groningen
Friesland
Drenthe
RVT: brandweerkazerne, Sontweg 10 te Groningen
RVT: Regionaal Crisis Coördinatiecentrum (RCC), Noorderend 4 te Drachten
RVT: Veiligheidsregio Drenthe, Mien Ruijsweg 1, 9408 KA Assen
CoPI: ter plaatse
CoPI: ter plaatse
CoPI: ter plaatse
ROT: brandweerkazerne, Sontweg 10 te Groningen
ROT: Regionaal Crisis Coördinatiecentrum (RCC) te Drachten11
ROT: gemeentehuis betrokken gemeente
IROT: virtueel of locatie ROT coördinerende regio.
IROT: virtueel of locatie ROT coordinerende regio.
IROT: virtueel of locatie ROT coördinerende regio.
GBT: gemeentehuis betrokken gemeente (Stad Groningen: brandweerkazerne, Sontweg 10 te Groningen)
GBT: gemeentehuis betrokken gemeente
GBT: gemeentehuis betrokken gemeente
RBT: brandweerkazerne, Sontweg 10 te Groningen
RBT: Regionaal Crisis Coördinatiecentrum (RCC), Noorderend 4 te Drachten
RBT: gemeentehuis, Noordersingel 33 te Assen
IRBT: virtueel of locatie RBT coördinerende regio.
IRBT: virtueel of locatie RBT coördinerende regio.
IRBT: virtueel of locatie RBT coördinerende regio.
Figuur 6: de huisvesting van de teams
5 De Leider CoPI en Operationeel Leider In onderstaand schema wordt – gedifferentieerd per regio - aangegeven welke disciplines de Leider CoPI en Operationeel Leider leveren. Overigens is het wat betreft de alarmering in principe niet van belang van welke disciplines deze functionarissen afkomstig zijn. Het gaat er in beginsel om dat achter een functie namen – en bijbehorende bereikbaarheidsgegevens - ‘hangen’. De huidige situatie – waarbij de brandweer in alle drie de regio’s in eerste aanleg de Leider CoPI en de Operationeel Leider levert - kan derhalve ongewijzigd blijven. Om fouten van de meldkamer te voorkomen is het wel noodzakelijk dat regio’s eventuele toekomstige wijzigingen actief met de Meldkamer Noord-Nederland communiceren.
Leider CoPI Operationeel Leider
Groningen
Friesland
Drenthe
Brandweer (in eerste aanleg) of politie Brandweer (in eerste aanleg) of politie
Brandweer (in eerste aanleg), politie of GHOR Brandweer (in eerste aanleg), politie of GHOR
Brandweer (in eerste aanleg) of politie Brandweer (in eerste aanleg) of politie
Figuur 7: de Leider CoPI en de Operationeel Leider
11
Het Regionaal Crisis Coördinatiecentrum (RCC) van de regio Friesland wordt gehuisvest in hetzelfde gebouw als de Meldkamer Noord-Nederland.
9
6 De alarmering De alarmering van de functies binnen de GRIP is een complex onderwerp. Het voert te ver om in deze notitie voor alle functies aan te geven hoe de Meldkamer Noord-Nederland deze zal moeten alarmeren. Een grondige analyse van onder andere de huidige functies, toekomstige functies en opkomstgarantie is daarvoor noodzakelijk. In de notitie ‘Alarmeren van de GRIP in Groningen, Friesland en Drenthe’ is de alarmering verder uitgewerkt. Daarbij is uitgegaan van onderstaande uitgangspunten. P2000/OOV-Alert Uitgangspunt is dat harde piketfuncties primair via P2000 worden gealarmeerd. OOV-Alert fungeert daarbij als secundair systeem. Voor functies met vrije instroom geldt dat OOV-Alert wordt gehanteerd als primair alarmeringssysteem. De alarmering wordt echter nog verder gespecificeerd. Bereikbaarheidsgegevens Het spreekt vanzelf dat – zodra de alarmeringsmiddelen zijn vastgesteld - de bereikbaarheidsgegevens van alle functionarissen binnen de GRIP bij de meldkamer moeten worden aangeleverd. De disciplines zijn ervoor verantwoordelijk dat de bereikbaarheidsgegevens van hun vertegenwoordigers binnen de GRIP actueel blijven. Informeren Afgesproken is dat de Meldkamer Noord-Nederland altijd de kernbezetting informeert van het team dat een niveau hoger opereert dan het op dat moment afgekondigde opschalingsniveau. Voorbeeld: als er GRIP 1 wordt afgekondigd dan brengt de Meldkamer Noord-Nederland de kernbezetting van het Regionaal Operationeel Team daar automatisch van op de hoogte. In het geval van GRIP 3 of GRIP 4 bestaat tevens de mogelijkheid om de regionale rampenzender een voorwaarschuwing te geven. Onderdelen separaat alarmeren Een incident kan met zich meebrengen dat slechts één of enkele disciplines hoeven op te schalen. Het moet mogelijk zijn de betreffende stafsecties te alarmeren zonder dat opschaling naar GRIP 2 noodzakelijk is. Ook moeten de multidisciplinaire teams - bijvoorbeeld vanwege een verzoek om bijstand – los van elkaar kunnen worden gealarmeerd (dus alleen het CoPI of alleen het ROT). Door deze wijze van alarmeren ontstaat een flexibele rampenbestrijdingsorganisatie. Alarmering van het RVT Ondanks het feit dat het RVT formeel niet wordt beschouwd als opschalingsniveau, is toch afgesproken dat de Meldkamer Noord-Nederland het RVT alarmeert als een regio daar om vraagt. Overigens neemt dit niet weg dat elke regio ook zonder tussenkomst van de meldkamer het Regionaal Voorbereidingsteam bijeen kan roepen. Alarmering van het RBT De alarmering van de leden van het RBT is een aandachtspunt. Het gaat daarbij met name om het alarmeren van de burgemeesters van de getroffen gemeenten. De vraag is of een standaard alarmering – bijvoorbeeld met behulp van OOV-Alert – van deze personen volstaat. Wellicht is het noodzakelijk om de voorzitter van het RBT te alarmeren, die op zijn beurt de betrokken burgemeesters belt. Alarmering van het IROT en het IRBT Het IROT en het IRBT hoeven niet apart door de meldkamer te worden gealarmeerd. In de meeste gevallen is het instellen van een IROT en het IRBT namelijk een werkafspraak. Overigens kan het wel zo zijn dat de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s - na overleg volgens de in de notitie Interregionale informatievoorziening geschetste lijnen - in gezamenlijkheid besluiten dat het nodig is om op te schalen naar GRIP 5. In dat geval zullen de crisisorganisatie van de bron- en effectregio(’s) moeten opschalen naar GRIP 4 en moeten de bijbehorende crisisteams dus worden gealarmeerd. De ergonomie van het systeem OOV-Alert Als aandachtspunt geldt de ergonomie van het systeem OOV-Alert; de gealarmeerde functionaris moet na het opnemen van de telefoon zo min mogelijk handelingen hoeven verrichten om de informatie over het incident en de opkomstlocatie te ontvangen. Dit is met name van belang omdat diverse personen meerdere functies vervullen. Het is nood-zakelijk dat deze personen weten in welke hoedanigheid zij zijn gealarmeerd en waar zij zich moeten melden.
10
7 De mandatering van de opschaling Voor een goede alarmering is het noodzakelijk dat volstrekt helder is welke functionarissen welk opschalingsniveau mogen afkondigen. Hieronder is dat schematisch weergegeven. Deze algemene mandatering – die feitelijk een combinatie is van de regelingen die de drie regio’s op dit moment al kennen - moet nog worden vastgelegd in een mandaatregeling voor de Meldkamer NoordNederland. Opschalingsniveau
Kan worden afgekondigd door
GRIP 1
-
OvDB, OvDG of OvDP, Leider CoPI Calamiteitencoördinator meldkamer12
GRIP 2
-
Zoals bij GRIP 1 én: RCvDB, AC Geneesk. zorg of hoger, eenheidsleiding politie
GRIP 3
-
Burgemeester, RCvDB, AC Geneesk. zorg of hoger, eenheidsleiding politie
GRIP 4
-
Voorzitter Veiligheidsregio, burgemeesters, RCvDB, AC Geneesk. zorg of hoger, eenheidsleiding politie
GRIP 5
-
Voorzitters betrokken veiligheidsregio’s (in onderling overleg)
-
Ministeriële Commissie Crisisbeheersing
GRIP Rijk Figuur 8: de mandatering van de opschaling
Daarnaast moet worden opgemerkt dat elke discipline die in het RVT is vertegenwoordigd het RVT bijeen kan roepen. Dit geschiedt al dan niet door tussenkomst van de Meldkamer Noord-Nederland. Tot slot is het zo dat in rampbestrijdingsplannen specifieke opschalingsmandaten zijn vastgelegd. De stellers van deze plannen moeten er zelf voor zorgen dat deze mandaten worden overgedragen aan de Meldkamer Noord-Nederland.
8 De opschalingscriteria Hieronder wordt per niveau binnen de GRIP op een rijtje gezet op grond van welke criteria er opgeschaald kan worden. Omdat de werkelijkheid zich niet in een limitatief rijtje laat vangen, gaat het natuurlijk slechts om een indicatieve beschrijving. Degene die gemandateerd is om op te schalen maakt uiteindelijk zijn of haar eigen afweging. Opschalingsniveau
Criteria
GRIP 1
Bronbestrijding Ernstig in omvang Niet routinematig Beperkt hulpverleningsgebied Multidisciplinair Maatregelen binnen het ongevalsgebied (brongebied)
GRIP 2
Ondersteuning CoPI noodzakelijk Gecompliceerd van aard Ernstig in omvang Multidisciplinair Vereist tactische coördinatie Maatregelen binnen en buiten ongevalsgebied (bron- en effectgebied)
GRIP 3
Bedreiging van het welzijn van (grote groepen) van de bevolking Langdurige bestrijding Ernstige gevolgen voor de bevolking (bijv. door uitval vitale infrastructuur) Forse materiële schade Mogelijk veel doden en gewonden
GRIP 4
Gemeentegrensoverschrijdend, eventueel schaarste
12
De calamiteitencoördinator belt voorafgaand aan de opschaling met de leider of voorzitter van het betreffende crisisteam, tenzij de tijd dat niet toelaat.
11
-
Volledige opschaling op bovengemeentelijk niveau Langdurige bestrijding Ernstige gevolgen voor de bevolking Forse materiële schade Mogelijk veel doden en gewonden Coördinatie tussen gemeenten
GRIP 5
Behoefte aan multidisciplinaire en bestuurlijke coördinatie bij een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis in meerdere regio’s of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, waartoe de betrokken voorzitters VR in gezamenlijkheid besluiten omdat het bestuurlijk noodzakelijk
GRIP Rijk
Behoefte aan sturing door het Rijk in situaties waarbij de nationale veiligheid in het geding is of kan zijn
Figuur 9: de opschalingscriteria
9 De opkomsttijden Uitgangspunt is dat de drie noordelijke regio’s voldoen aan de opkomsttijden zoals vermeld in het Besluit Veiligheidsregio’s. Voor de term opkomsttijd wordt in dit verband de volgende definitie gehanteerd: de periode tussen het moment waarop wordt besloten tot opschaling over te gaan en het moment waarop de onderdelen of functionarissen een aanvang maken met de uitvoering van hun taken. Omdat in voorkomende gevallen de ‘wens van de minister’ redelijkerwijs niet haalbaar is, kan iedere regio beargumenteerd afwijken van deze opkomstnormen. Uitgangspunt is echter wel dat alle disciplines er zelf voor verantwoordelijk zijn dat hun vertegenwoordigers binnen de GRIP voldoen aan deze opkomsttijden. Onder meer om achteraf te kunnen bepalen in hoeverre de opkomsttijden zijn gehaald registreert de Meldkamer Noord-Nederland na een besluit tot opschaling het tijdstip waarop die opschaling voor het eerst bij de meldkamer is gemeld. Daarnaast wordt vastgelegd op welke moment de leden van de bij dit opschalingsniveau behorende teams zijn gealarmeerd. De registratie van de aankomsttijden van de leden van het CoPI geschiedt - waar mogelijk - binnen de meldkamer. De verantwoordelijkheid voor de registratie van de aankomsttijden van de leden het ROT, GBT, RBT en de stafsecties geschiedt binnen de betreffende gremia zelf.
10 De mandatering van de afschaling In hoofdstuk 6 is vastgelegd welke functionarissen naar welk niveau binnen de GRIP mogen afkondigen. Het is daarnaast essentieel om heldere afspraken te maken over de afschaling. Hieronder wordt per opschalingsniveau weergegeven welke functionaris dit niveau op enig moment weer mag afschalen. Opschalingsniveau
Kan worden afgeschaald door
GRIP 1
Leider CoPI
GRIP 2
Operationeel Leider
GRIP 3
Burgemeester
GRIP 4
Voorzitter Veiligheidsregio
GRIP 5
Voorzitters betrokken veiligheidsregio’s (in onderling overleg)
GRIP Rijk Figuur 10: de mandatering van de afschaling
Ministeriële Commissie Crisisbeheersing
12
11 Tot besluit In het voorgaande zijn alle afspraken waar de GRIP’s in de drie noordelijk regio’s aan moeten voldoen op een rijtje gezet. Om deze notitie ook in de praktijk tot een succes te maken is nog een aantal stappen noodzakelijk. Hieronder komen de belangrijkste aan bod. De afspraken die in deze notitie zijn beschreven moeten worden gecommuniceerd aan de verschillende (operationele) partners in de drie noordelijke regio’s. De veiligheidsbureaus nemen deze communicatie elk in eigen regio ter hand. De alarmeringsafspraken en –aandachtspunten – zoals die op hoofdlijnen in hoofdstuk 6 zijn beschreven – zullen tot op functieniveau moeten worden uitgewerkt. Daarom is er een werkgroep ingericht, waarin alarmeringsspecialisten van de drie noordelijke regio’s en de Meldkamer NoordNederland zijn vertegenwoordigd. Deze werkgroep legt verantwoording af aan een stuurgroep die bestaat uit dezelfde personen die betrokken zijn geweest bij de ontwikkeling van deze notitie. Daarnaast dienen de verschillende disciplines binnen de GRIP ervoor te zorgen dat er afspraken worden gemaakt over de samenstelling van hun stafsecties. De functies die daarbinnen worden onderscheiden moeten in alle drie de regio’s gelijk zijn. Verder zal de mandatering voor de op- en afschaling moeten worden vastgelegd in een algemene mandaatregeling. Deze regeling moet in iedere regio bestuurlijk worden vastgesteld. Benadrukt moet worden dat de beheerders van de rampbestrijdingsplannen in de drie noordelijk regio’s ervoor moeten zorgen dat de daarin vermelde opschalingsmandaten waar nodig worden overgedragen aan de Meldkamer Noord-Nederland. Wanneer de laatste details zijn ingevuld zullen de afspraken in deze notitie moeten worden geïntroduceerd bij de medewerkers van de Meldkamer Noord-Nederland. Bezien wordt hoe dit het beste zijn beslag kan krijgen.
13
Bijlage 1: Gebruikte afkortingen AC COL CoPI GBT GHOR GRIP IRBT IROT MkNN OvD OL RBT RCvDB ROT RVT
Algemeen Commandant Coördinerend Operationeel Leider Commando Plaats Incident Gemeentelijk Beleidsteam Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampenbestrijding Gecoördineerde Regionale IncidentenbestrijdingsProcedure Interregionaal Beleidsteam Interregionaal Operationeel Team Meldkamer Noord-Nederland Officier van Dienst Operationeel Leider Regionaal Beleidsteam Regionaal Commandant van Dienst Brandweer Regionaal Operationeel Team Regionaal Voorbereidingsteam
14
Bijlage 2: Versiebeheer Versie
Datum
Wijzigingen
1.0 1.1
14 februari 2011 14 maart 2011
1.2
21 februari 2012
1.3
25 juni 2012
1.4
18 november 2013
1.5
16 april 2014
Notitie in concept vastgesteld door hoofden VB en MKNN. Besloten tijdens overleg hoofden VB en MKNN om volgende wijzigingen en toevoeging door te voeren: - Vermelding Officier van Dienst Water- en Scheepvaartzorg (pagina 6, paragraaf 3.2) op verzoek van Veiligheidsbureau Fryslân; - Toevoeging voetnoot 2 (pagina 7) in verband met toezicht door IOOV; - Toevoeging voetnoot 5 (pagina 8) in verband met afspraken tussen CdK’s en voorzitters VR; - Wijziging mandatering opschaling GHOR van ‘HS-GHOR’ in ‘HSGHOR of hoger’ (pagina 12) op verzoek van GHOR Fryslân; - Toevoeging ‘- waar mogelijk – ‘ op pagina 13, tweede alinea, zesde regel op verzoek van Meldkamer Noord-Nederland. Na overleg tussen regio’s op 31 januari 2012 is tijdens het overleg hoofden VB en MKNN besloten om de volgende wijzigingen door te voeren: - Diverse actualiseringen (inleiding, vervanging term ‘Communicator’ door ‘OOV-Alert’, etc.) in gehele document; Voetnoot over de term ‘GRIP Voorbereidend (pagina 5, paragraaf 2.2); - In alle relevante functienamen de term ‘liaison’ vervangen door de term ‘vertegenwoordiger’ (gehele document); - Toevoeging ‘zorg’ aan de functienamen OvD’s drie parate diensten in het CoPI (pagina 6, paragraaf 3.2); - Functienaam ‘Informatiemanager ROT’ aangepast in ‘Informatiemanager (pagina 7, paragraaf 3.3); - Functienaam ‘Hoofd Communicatie’ gewijzigd in ‘Voorlichtingsfunctionaris (pagina 7, paragraaf 3.3); - Functienamen ‘Informatiecoördinator’, ‘Plotter’ en ‘Notulist’ toegevoegd (pagina 7, paragraaf 3.3); - Functienaam ‘(Technische) Ondersteuners’ gewijzigd in ‘Ondersteuner (beleid, techniek, telefonie, etc.)’ (pagina 7, paragraaf 3.3); - Passage ‘Omdat… worden’ vervangen door ‘Omdat… Crisisplan’. Verwijderd figuur 4 (pagina 7, paragraaf 3.4); - Functienaam ‘Adviseur Communicatie’ gewijzigd in ‘Communicatieadviseur’ (pagina 8, paragraaf 3.5 en 3.6); - Functienaam ‘Politiek bestuurlijk adviseur’ gewijzigd in ‘Bestuurlijk adviseur’ (pagina 8, paragraaf 3.5 en 3.6) - Versiebeheer naar bijlage 2 - Wijziging voetnoot 2 (pagina 5) - Toevoeging ‘NB’ (pagina 6, paragraaf 3.3) - Toevoeging ‘Defensie’ aan Officier Veiligheidsregio (pagina 6, paragraaf 3.3) - Toevoeging ‘NB’ (pagina 7, paragraaf 3.5) - Wijziging voetnoot 5 (pagina 7) - Toevoeging voetnoot 7 (pagina 7) - Toevoeging ‘Noorderend 4’ (pagina 9, figuur 7) - Wijziging ‘HS GHOR’ in ‘AC Geneesk. zorg’ (pag. 11, figuur 9) - Toevoeging ‘Ook….GHOR).’ (pagina 10) - Toevoeging voetnoot 9 (pagina 11) - Toevoeging burgemeesters bij mandatering opschaling GRIP 4 - Functies ARB en AOV apart benoemd, conform besluit overleg VB’s en MkNN 6 maart 2013 (pagina 7) - Toevoeging GRIP 5 en GRIP Rijk (pagina 4, figuur 1) - Wijziging ‘korpsleiding’ in ‘eenheidsleiding’ (pagina 7) - Toevoeging ‘vertegenwoordiger Defensie’ (pagina 7) - Toevoeging paragrafen 3.8 en 3.9 (pagina 8) - Toevoeging IROT EN IRBT (pagina 9, figuur 6) - Redactionele aanpassing alinea ‘onderdelen separaat alarmeren’ (pagina 10) - Toevoeging alarmering van het IROT en IRBT (pagina 10) - Toevoeging GRIP 5 en GRIP Rijk (pagina 11, figuur 8) - Toevoeging GRIP 5 en GRIP Rijk (pagina 12, figuur 9 en 10) - Wijziging logo’s VR Groningen en VR Drenthe (voorpagina) - Toevoeging voetnoot bestuurlijke netwerkkaarten (pagina 8) - Wijzing locatie RVT Drenthe (pagina 9)
15