Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets! Lerend vermogen van brandweer
NSOB / NIBRA Master of Crisis and Disaster Management, 6e leergang, september 2004 M.A.J. Kamphuis
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
1
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
INHOUDSOPGAVE Samenvatting
3
Voorwoord 4 1
Inleiding
5
2
Theoretisch kader
6
2.1 Leerprocessen 2.1.1 Leerproces volgens Wierdsma en Swieringa 2.1.2 Leerproces volgens Kolb 2.2 De lerende organisatie 2.2.1 Definitie lerende organisatie 2.2.2 Kenmerken van de lerende organisatie 2.3 De brandweer als lerende organisatie – a priori 3
De dynamiek van de veiligheidsketen voor het Veluwemassief 1995-2003 3.1
4
Veranderingen Veluwemassief gekoppeld aan de theorie van het leren 4.1 4.2 4.3
5
De veranderingen met de aanleidingen Bespreking veranderingen - Wierdsma en Swieringa Bespreking veranderingen - Kolb Bespreking veranderingen - lerende organisatie
Natuurbranden en de geleerde lessen 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Natuurbrand bij Kootwijk, Nederland 1995 Natuurbrand bij Septèmes nabij Marseille, Frankrijk 1997 Natuurbrand bij het dorp Balocas, Portugal 2001 Natuurbrand in de provincie van Cosenza, Italië 2002 Natuurbrand in Het Nationale Park De Hoge Veluwe, Nederland 2003
6 6 8 9 9 10 10 12 13 16 16 17 18 20 22 23 24 25 26
6
Analyse van lessen gekoppeld aan de leerprocessen
28
7
Conclusies
30
7.1 Heeft de brandweer op het Veluwemassief geleerd van Zuid-Europa? 30 7.2 Zijn alle lessen van Zuid-Europa al doorgevoerd in de veiligheidsketen voor het Veluwemassief? 30 7.3 De brandweer als lerende organisatie in praktijk 30 8
Aanbevelingen
Literatuurlijst
32 34
Bijlagen
35
Bijlage I
Lijst van geïnterviewden
36
Bijlage II
Uniform kaartvel Veluwemassief
37
Bijlage III Uniform verbindingsschema Veluwemassief
38
Bijlage IV GPS-Command en Control Systeem
39
Bijlage V
40
Model Kamphuis
Bijlage VI Risicokaart Zuid-Veluwemassief
41
Bijlage VII Risicokaart Europa
42
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
2
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Samenvatting Deze scriptie gaat in op de vraag in hoeverre de brandweer op het Veluwemassief heeft geleerd van natuurbranden in Zuid-Europa en wat daarvan vervolgens de invloed is geweest op de veiligheidsketen van dit natuurgebied. Het onderzoek is vooral gebaseerd op archiefonderzoek en interviewgesprekken. Hieruit blijkt dat de brandweer op het Veluwemassief inderdaad heeft geleerd. Dit leren strekt zich uit over de hele veiligheidsketen. Echter, het leerproces is sterk afhankelijk van individuen en toevallige omstandigheden. Bovendien heeft het leerproces een sterk lokaal karakter. Het onderzoek leidt tot een aantal aanbevelingen. Allereerst moet de organisatie meer gericht zijn op het bevorderen van het leerproces, dan zou er meer van leren geprofiteerd kunnen worden. Vervolgens moet er een (inter)nationaal (monodisciplinair) kenniscentrum opgezet worden voor analyse en verspreiding van evaluaties. Bovendien moet er meer geïnvesteerd worden in relatienetwerken, zowel interregionaal als internationaal. Tenslotte wordt aanbevolen het mediabeleid over natuurbranden met al zijn facetten actief te organiseren.
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
3
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Voorwoord Menno van Duin schrijft in zijn boek Van rampen leren1, dat de overheid wel degelijk in staat was van ongevallen en rampen te leren. Binnen- en buitenlandse rampen beïnvloeden sterk het beleid op het gebied van de rampenbestrijding. In zijn boek is de keuze gevallen op treinongevallen, hotelbranden, en industriële rampen omdat zich juist in deze categorie ernstige ongevallen hebben voorgedaan. Zelf ben ik woonachtig en werkzaam in een gemeente op het Veluwemassief. Het Veluwemassief is het grootste natuurboslandschap van Nederland. Het gebied is bijzonder waardevol voor natuur en recreatie. De natuur (bos en heide) speelt in mijn omgeving een belangrijke rol. Een grote natuurbrand heeft hierbij een verwoestende uitwerking op plant en dier. Natuurbrand is een fenomeen dat mij door de jaren heen steeds fascineert. Ik heb me daarom altijd bezig gehouden met het verbeteren van de natuurbrandbestrijding. Helaas kwam het onderwerp, natuurbrandbestrijding, niet vaak bij de brandweer op de agenda. Het scriptieonderdeel in het kader van de Masteropleiding aan het NIBRA gaf mij de mogelijkheid om nog één keer serieus naar het onderwerp te kijken Met veel plezier maar ook met zweet heb ik gewerkt aan deze scriptie. Het was erg leerzaam, en het afnemen van interviews was leuk. Dat is natuurlijk wel in hoge mate afhankelijk geweest van de respondenten! Hierbij (nogmaals) bedankt. Tevreden met het eindproduct dat nu voor u ligt wil ik eerst nog een aantal mensen bedanken. Ten eerste mijn begeleider Menno van Duin, die mij in de juiste richting heeft weten te sturen bij de inkadering van het onderwerp. Verder heeft de positieve feedback van mijn schoonzus, Janita, er steeds weer voor gezorgd dat ik de moed had om door te gaan. Hierdoor vielen de ontbrekende puzzelstukjes voor mij op zijn plaats en kon de scriptie met succes worden afgerond. Natuurlijk is een bedankje richting het gemeentebestuur en de brandweerorganisatie van Ede ook op zijn plaats. Zij maken het mogelijk om deze dagstudie te gaan volgen. Ten slotte wil ik mijn vrouw en kinderen bedanken voor de tijd die ze mij gegund hebben.
1
M.J. van Duin, Van rampen leren, Den Haag, 1992
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
4
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
1
Inleiding
In Zuid-Europa leggen elk jaar meer dan 50.000 branden een gebied van ongeveer 6.0008.000 km² in de as. Mede door deze branden staat er nog slechts 17 % van de oorspronkelijke 82% van het beboste gebied in Zuid-Europa. De andere oorzaken van deze ontbossing zijn het gevolg van de landbouw, de opkomst van de grote steden en de scheepsbouw. In de zomer van 2003 hebben er verscheidene natuurbranden in de wereld plaatsgevonden. Hierbij werd Portugal het meest getroffen. Geschat wordt dat daar 4.170 km² bos is verbrand. Dit is vier maal meer dan wat er de laatste 10 jaar jaarlijks in Portugal verloren ging door branden.2 In Nederland bedraagt de totale oppervlakte aan natuurterrein ongeveer 4.500 km², samengesteld uit 3.000 km² multifunctioneel bos en 1.500 km² natuurgebied.3 Eén van de belangrijkste natuurgebieden in Nederland is de Veluwe. Dit gebied valt onder verantwoordelijkheid van de diverse natuurbeheerders. Wat betreft specifieke brandpreventie valt het onder de gemeentelijke brandweren. Deze organisaties zouden dus iets kunnen doen met de ervaringen die in Zuid-Europa opgedaan zijn bij natuurbranden. Door te onderzoeken in hoeverre dit gebeurt, is de brandweerorganisatie te testen op haar lerend vermogen. Hierbij worden een aantal grote natuurbranden die in de afgelopen jaren zijn opgetreden in Portugal, Italië en Frankrijk als voorbeeld gebruikt. We komen dan ook tot de volgende vraagstelling: “Heeft de brandweer op het Veluwemassief geleerd van de natuurbranden in de afgelopen jaren in Zuid-Europa, en zo ja, hoe dan?” Om antwoord te vinden op deze vraag is deze het beste te splitsen in een aantal deelvragen: Wat heeft de brandweer op het Veluwemassief geleerd? Wat was de aanleiding? Is dit te koppelen aan de theorie van het leren? In hoeverre is wat in Zuid-Europa is gebeurd van invloed geweest op de veranderingen? De structuur van deze scriptie is dan ook als volgt. In hoofdstuk 2 wordt allereerst de vraag behandeld wat een lerende organisatie is. Wat zijn de kenmerken? Welke processen spelen een rol? Hierbij worden diverse indelingen en typen van leren besproken. Vervolgens wordt gekeken in hoeverre de brandweer van het Veluwemassief in theorie althans hieraan voldoet. In hoofdstuk 3 wordt de veiligheidsketen van het Veluwemassief behandeld. De veranderingen die hierin sinds 1995 hebben plaatsgevonden worden hier beschreven. Waardoor zijn die veranderingen in gang gezet? In hoofdstuk 4 worden deze veranderingen aan de theorie van het leren gekoppeld. Daarna wordt in hoofdstuk 5 een aantal natuurbranden die van 1995 tot 2003 hebben plaatsgevonden in Nederland, Frankrijk, Portugal en Italië beschreven en welke lessen hieruit geleerd zijn. In hoofdstuk 6 wordt aangegeven hoe de lessen te classificeren zijn in het licht van de theorie van hoofdstuk 2. In hoofdstuk 7 volgen dan de conclusies en tot slot komt hoofdstuk 8 met aanbevelingen. De scriptie eindigt met een overzicht van de geraadpleegde literatuur en internetverwijzingen.
2 3
WWF: Forest fires in the mediterranean: a burning issue Stichting bos en hout: Kerngegevens bos en hout in Nederland
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
5
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
2
Theoretisch kader
Als je de literatuur erop naslaat dan is er heel veel geschreven over hoe individuen en organisaties zouden kunnen leren. In de kern geven ze allen dezelfde structuur aan het leerproces: men moet eerst iets zien, dan dat proberen en vervolgens daarop gecorrigeerd worden. Dit wordt ook zodanig beschreven door Menno van Duin in zijn boek ‘Van rampen leren’4. In dit boek is veel geschreven over het leren van rampen. Hoewel natuurbranden als specifieke ramp niet besproken worden, verwachten we toch parallellen te kunnen trekken tussen zijn theorie over leren door overheden van rampen enerzijds en het leren van de brandweer over natuurbranden anderzijds. Als basis voor het leren van een organisatie is hoofdstuk vier “organisationeel leren” uit zijn boek gebruikt. Hierin worden verschillende modellen van organisationeel leren besproken. Het voor mij meest herkenbaar model was die van Argyris en Schön. Vervolgens is gekeken of er nieuwe inzichten te gebruiken zijn. Tijdens deze zoektocht is het drieslag leren van Wierdsma en Swieringa5 als interessant leerproces voor de brandweer naar boven gekomen. Interessant omdat met deze drieslag leren de bestaande machtsstructuur en organisatie normen en waarden ter discussie worden gesteld. Deze aspecten ontbraken in de theorie van Van Duin. Daarom wordt eerst het leerproces volgens Wierdsma en Swieringa beschreven. Een andere boeiende toevoeging is gevonden in de theorie van Kolb6, die nadruk legt op het cyclische aspect van leren. Net als bij Van Duin heeft leren te maken met denken en doen, maar in het leerproces van Kolb komen deze aspecten cyclisch terug. De genoemde theorieën worden besproken in paragraaf 2.1. Vervolgens wordt in paragraaf 2.2 beschreven wat een lerende organisatie is en wat de kenmerken hiervan zijn. Tenslotte wordt gekeken of de brandweer a-priori een lerende organisatie zou kunnen zijn. 2.1 Leerprocessen In deze paragraaf worden de processen besproken hoe leren in zijn werk gaat. Er zijn verschillende manieren om tegen het leerproces aan te kijken. Bij ieder proces wordt een voorbeeld gegeven hoe dit proces binnen de brandweer duidelijk wordt. 2.1.1
Leerproces volgens Wierdsma en Swieringa
Leren is niet meer dan gedragsverandering. Deze gedragsverandering kan op verschillende manieren plaatsvinden. Wierdsma en Swieringa spreken in hun werk over enkelslag, dubbelslag en drieslag leren. Als basis hebben zij onder andere de studie van Argyris en Schön7 gebruikt en hebben dat met een derde leerslag aangevuld. De “single-loop” en “double-loop” van Argyris en Schön komen overeen met de enkel- en dubbelslag leren van Wierdsma en Swieringa. Het “deutero learning” van Argyris en Schön is meta-leren waarbij de organisatie leert lessen te trekken en vervolgens weet toe te passen. Echter Wierdsma en
4
M.J. van Duin, Van rampen leren, Den Haag, 1992 Wierdsma en Swieringa, Lerend organiseren, als meer van hetzelfde niet helpt, Groningen, 2002. 6 Kolb, Experiential Learning: Experience as the Source of Learning and Development, Englewood, 1984 7 Argyris, C. & D. Schön, Organizational learning: a theory of action perspective, Reading, 1978 5
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
6
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Swieringa misten een kritische blik op de principes van cultuur, machtsposities en waarde en normen binnen de organisatie. Dit hebben zij vorm gegeven in hun derde slag van leren. Met de drie leerslagen worden verschillende niveaus van leren bedoeld. Enkelslag leren: Het enkelslag leren wordt gedomineerd door de routines van doen en denken. Er vindt een verandering plaats in de bestaande regels; er is sprake van verbetering. Om te kunnen leren op enkelslag niveau moeten de organisatieleden openstaan voor verbeteringen. Enkelslag leren is voortdurend gericht op verbetering van het bestaande. Deze vorm van leren betreft bijna altijd het intern functioneren van de organisatie. Veel van de op dit moment in bedrijven lopende acties om de kwaliteit, de serviceverlening en de klantvriendelijkheid te verbeteren, liggen op het niveau van enkelslag leren (Wierdsma & Swieringa, 2002, p.49). Er wordt geleerd zonder dat de organisatienormen worden aangepast. De werkwijzen en regels worden dan aangepast binnen de geldende normen van de organisatie. (M.J. van Duin 1992, p.63). Voor de brandweer zou kunnen gelden: een brandweerman leren om met een sproeistraal natuurbrand te blussen in plaats van een gebonden straal. Dubbelslag leren: Bij het dubbelslag leren door de organisatie worden aspecten uit de omgeving gesignaleerd en deze worden gerelateerd aan de geldende normen. Kennis over de normen van de organisatie is daarbij vanzelfsprekend een vereiste. De betrokkenheid van de medewerkers speelt een grote rol. Hoe meer de medewerkers betrokken zijn bij de organisatie, hoe meer ze weten van de normen en hoe meer zaken ze aan die normen relateren. Om te voorkomen dat normen verschillend geïnterpreteerd worden, moet er over de normen gecommuniceerd worden. Waarom doen we de dingen op een bepaalde manier? Kan dat ook anders? Brandende natuur blijkt ook heel goed te blussen door helikopters met waterzakken. Inzichten leiden tot vernieuwing. Drieslag leren: Vernieuwend leren is meer extern gericht. Het is gericht op vervanging van het bestaande door iets nieuws en betreft ook het ‘leren te leren’: drieslag leren, dus leren op het niveau van principes. Vernieuwend leren is meer strategisch van aard en kan alleen wanneer oude opvattingen, en manieren van denken worden verlaten. De essentiële principes staan ter discussie, positie van het bedrijf, en identiteit. Door te discussiëren over de normen, en de normen naar aanleiding van die discussies aanpassen, leren de organisatieleden op drieslagniveau. Voor de brandweer zou kunnen gelden: moet de brandweer wel een natuurbrand blussen of deze brand laten branden en ergens opvangen? Deze drie leerprocessen kunnen los van elkaar plaatsvinden. In tabelvorm uitgewerkt geeft dit het volgende overzicht:
Leerslag
Domein van leren
Enkelslag
Meten: regels opleggen Dubbelslag Redeneren: inzichten opdoen Drieslag Reflectie: principes
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
Categorie van leren Moeten/mogen
Resultaat van Vragen leren over Verbetering Hoe
Weten/begrijpen
Vernieuwing
Waarom
Durven /willen &zijn
Ontwikkeling
Waartoe
7
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
2.1.2
Leerproces volgens Kolb
Men kan leren door opleidingen dus intelligenter worden en/of door ervaring dus door dingen te doen, werkenderwijs (ervaringsleren M.J. van Duin pg. 59). Onder andere Kolb heeft een eind gemaakt aan dit onderscheid, juist door een brug te slaan tussen beide methoden van leren. Kolb stelt dat mensen in staat zijn te leren op een cyclische manier: actie wordt afgewisseld met reflectie, activiteit met rust. Willen managers effectieve gedragswijzigingen bewerkstelligen, dan moeten ze een manier vinden om aan te sluiten op dit cyclische ritme. Zo moet tijd ingeruimd worden om te denken, om collectieve discussies te voeren en voor reflectie en creativiteit. De leercyclus van Kolb is een instrument waarmee deze momenten kunnen worden ingebouwd. Kolb deelt het leerproces in verschillende fasen van doen, bezinnen, denken, beslissen en dan weer doen. In onderstaand figuur is de leercyclus van Kolb weergegeven. De leercyclus van Kolb Concreet Doen
Beslissen
Abstract
Actief
Bezinnen
Denken
Reflectief
Nadat de fasen van ‘bezinnen’, ‘denken’ en ‘beslissen’ doorlopen zijn is de laatste stap in de leercyclus van Kolb ‘doen’. De gekozen maatregel wordt ten uitvoer gebracht. Het testen van dit proces vereist het gedurende langere tijd volgen van een organisatie of onderdeel daarvan gedurende een aantal rampen, zodat er meerdere momenten van ‘doen’ zijn. Kijkend naar ‘de’ brandweer, dan kunnen we bestuderen of resultaten van evaluaties van de branden in Zuid-Europa effect hebben op het handelen van de brandweer op de Veluwe.
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
8
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
2.2 De lerende organisatie De theorieën over het leren van organisaties zijn voor het grootste deel in de jaren zeventig ontwikkeld. Dat organisatorisch leren in de belangstelling staat, is het gevolg van het feit dat organisaties hun leervermogen willen vergroten. Organisaties zien dit als de enige manier om de continuïteit te waarborgen in sterk veranderende omstandigheden.8 Leren en dus ook kennis verkrijgen wordt van steeds groter belang voor organisaties. Niet meer het toevoegen van waarde aan bepaalde uit de omgeving betrokken bronnen, maar het ontwikkelen en gebruiken van kennis wordt de belangrijkste activiteit van organisaties.9 Het concept van de lerende organisatie is een perspectief, een manier van kijken naar organisaties waarbij het leerproces centraal staat en niet het primaire (productie- of dienstverlenend) proces. Er zijn verschillende invalshoeken om naar een lerende organisatie te kijken. In de volgende paragraaf wordt een definitie hiervan gegeven. In latere paragrafen kan deze definitie gebruikt worden om te bepalen of, en in hoeverre, de brandweer een lerende organisatie is. 2.2.1
Definitie lerende organisatie
De definitie van een lerende organisatie volgens Tjepkema:10 “Een lerende organisatie is een organisatie in een continu veranderende omgeving, die vanuit een acceptatie van de onvoorspelbaarheid van die veranderingen en een sterke doelgerichtheid het vergroten van haar lerend vermogen tot bewust beleid maakt, zodat zij optimaal op veranderingen kan anticiperen door middel van verbeterd of vernieuwend leren, en zodoende haar continuïteit in veranderende omstandigheden waarborgt en tevens haar eigen richting weet te bewaren. Leren vindt plaats doordat organisatieleden op alle niveaus continu, gezamenlijk en spontaan leren en deze leerervaringen ten goede doen komen aan de organisatie”. Om te kunnen bepalen of de brandweer hieraan voldoet, zullen de processen die geleid hebben tot veranderingen worden geëvalueerd. De lerende organisatie is een metafoor. Dat betekent dat de organisatie niet als geheel leert, maar vooral via haar leden. Lerende individuen vormen geen garantie voor lerende organisaties, maar wel een noodzakelijke voorwaarde (Senge 1990, pg. 137) We kunnen ons dus afvragen of de brandweer ook deze lerende individuen heeft. Bij de term lerende organisatie rijzen er een aantal vragen. Hoe ziet een 'lerende organisatie' er bijvoorbeeld uit? Welke kenmerken zorgen ervoor dat een organisatie kan 'leren'? Wat voor cultuur heerst er in een lerende organisatie? Dit zijn kenmerken die a-priori kunnen worden getoetst. Dit zal dan ook als eerste worden gedaan.
8
Wierdsma en Swieringa, Lerend organiseren, als meer van hetzelfde niet helpt, Groningen, 2002. Peter M. Senge, De vijfde discipline, de kunst & praktijk van de lerende organisatie, Schiedam, 1992. 10 Tjepkema, S. De profiel van de lerende organisatie en haar opleidingsfunctie. Enschede 1993. Twente. 9
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
9
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
2.2.2
Kenmerken van de lerende organisatie
In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op wat het leren in lerende organisaties kenmerkt. Wierdsma & Swieringa (pg. 25) onderkennen vijf afzonderlijke, maar sterk samenhangende componenten die met elkaar het begrip organisatie vormen: de missie, de strategie, de structuur en systemen en de cultuur van de organisatie. In een lerende organisatie zijn deze componenten duidelijk anders dan in een niet-lerende organisatie. Zo zal de missie helder, aansprekend en levendig moeten zijn. De strategie ligt niet vast, maar wordt voortdurend al lerend samen met de betrokkenen bijgesteld. De structuur is vaak heterogeen samengesteld. De systemen hebben een ondersteunende functie en de cultuur is zowel taakgericht als een leercultuur. Het belangrijkste van deze cultuur is wel dat het individu een actieve houding ten aanzien van het bewust leren en delen en verspreiden van kennis (disseminatie) heeft. Bovenstaande vijf componenten hebben een belangrijke invloed op de kans dat een organisatie zal leren. Deze componenten zullen er in een lerende organisatie anders uit zien dan in een niet-lerende organisatie. 2.3 De brandweer als lerende organisatie – a priori Om te beoordelen of de brandweer de kenmerken (missie, strategie, structuur, systemen en cultuur) van een lerende organisatie vertoont, wordt geput uit eigen, jarenlange ervaring. Eén en ander wordt ondersteund door discussies die zijn gevoerd met mensen binnen de brandweerorganisatie. Missie De missie van de brandweer is: het beschermen van mensen, dieren, goederen en milieu tegen brand, ongevallen en natuurgeweld. Strategie De maatregelen om deze bescherming te kunnen bieden wordt binnen de brandweer ook wel de ‘veiligheidsketen’ genoemd. Hieronder wordt verstaan het geheel van samenhangende acties die een rol spelen in de fysieke veiligheid. Deze zijn opgedeeld in -pro-actie: het structureel voorkomen van onveiligheid. Dus bijvoorbeeld in de voorfase van bestemmingsplannen, aandacht besteden aan de veiligheid. -preventie: het voorkomen van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand. Kortom bij een uiteindelijk ontwerp/constructie de brandveiligheidseisen waarborgen. -preparatie: de voorbereiding van de eigen organisatie op een mogelijke inzet/incident. -repressie: het daadwerkelijk bestrijden van branden, ongevallen en rampen. -nazorg: dit houdt letterlijk in 'terugkeren naar een normale situatie' en begint als de klus geklaard is. Zonodig psychosociale hulp aan medewerkers. Vooral bij pro-actie en preventie vindt veel discussie plaats met belanghebbenden. In dit proces staat de brandweer open voor nieuwe inzichten. Op het gebied van preparatie, repressie en nazorg is de organisatie erg naar binnen gericht.
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
10
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Systemen: Systemen in relatie tot pro-actie en preventie zijn afgestemd op gemeentelijke verordeningen, overige zijn binnen de brandweerorganisatie zelf vormgegeven. De voorschriften staan op papier, maar er is mogelijkheid voor discussie. Evaluaties naar aanleiding van repressieve inzetten vinden wel plaats, maar veelal is dit een interne aangelegenheid. Hierbij worden nauwelijks de geleerde lessen op papier gezet en er wordt niet naar buiten toe gecommuniceerd. Cultuur: De brandweer is een technische organisatie. Op technisch vlak zijn ze erg vernieuwend bezig. Nieuwe technologische ontwikkelingen worden relatief snel toegepast. Liever actie dan reflectie. Organisatorisch en sociaal-maatschappelijk gezien is de brandweer behoudend. Op technisch gebied zal meer geleerd worden dan op andere gebieden. De brandweer kent een hiërarchische organisatie: je komt hogerop door studie. Maar de organisatie heeft ook te maken met het 24-uurs effect. Men stelt andere prioriteiten dan het werk: de brandweer als bijbaan. De cultuur bij de brandweerorganisatie is ook een taakcultuur: gericht op het werk dat gedaan moet worden, flexibiliteit in de taakuitoefening, gericht op het oplossen van problemen en een innovatieve houding. ‘Getting the job done’ staat in een taakcultuur voorop. Beslissingen worden genomen op basis van wat het beste is voor de organisatie en zullen dus niet snel relationeel worden. Hierdoor worden politieke machtsspelletjes voorkomen en wordt bevorderd dat mensen uit alle lagen in de organisatie naar elkaar luisteren, wat het leerproces van de organisatie positief beïnvloedt (Senge, 1990). Mijn conclusie uit bovenstaande is dat op gebied van pro-actie en preventie er mogelijkheden zijn om te leren. Op gebied van preparatie, repressie en nazorg lijkt de brandweer zeer intern gericht. Communicatie over en weer met andere organisaties ontbreekt, waardoor er niet te verwachten is dat er op dit gebied veel geleerd wordt. Aan de hand van de te beschrijven natuurbranden (hoofdstuk 5) wordt gekeken wat hiervan geleerd en of dit ook te koppelen is aan de veranderingen in het Veluwemassief (hoofdstuk 6). Daartoe is eerst inzicht nodig in wat de veiligheidketen van het Veluwemassief eigenlijk is, wat daarin de laatste jaren is veranderd en waarom. Derhalve zal dan ook in hoofdstuk 3 eerst de veranderingen in de veiligheidketen van het Veluwemassief worden besproken. Vervolgens zal dan in het daarop volgende hoofdstuk die veranderingen worden geclassificeerd aan de hand van de theorie voor lerende organisaties. Dan kan de bespreking van de natuurbranden plaatsvinden.
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
11
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
3
De dynamiek van de veiligheidsketen voor het Veluwemassief 1995-2003
Voordat er iets over de veranderingen in de veiligheids keten kan worden gezegd zal allereerst informatie over het Veluwemassief worden gegeven. Het Veluwemassief ligt centaal in Nederland en is het grootste natuurboslandschap van Nederland. Het is een bijzonder waardevol gebied voor natuur en recreatie. De Veluwe wordt jaarlijks bezocht door circa 28 miljoen dagjesmensen en 1,7 miljoen vakantiegangers11 en is daarmee het grootste pretpark van Nederland. In Nederland staan in het bos- en natuurbeheer al een aantal jaren de natuurlijke processen in de natuurgebieden in de belangstelling. Tegenwoordig kennen wij het Veluwemassief als een uitgestrekt bosgebied met hier en daar een flinke pluk hei, maar 150 jaar geleden was dat heel anders. Brand als gevolg van blikseminslag was in vroegere tijden de belangrijkste oorzaak van bosbranden. Al vroeg gebruikte de mens brand voor allerlei doeleinden: voor de jacht, voor grazen van vee (schapenteelt), omzetten van bos in landbouwgrond, kook- en stookhout, verwijderen van kapafval en stimuleren van verjonging. De mens begon het bos steeds verder terug te dringen. Op enkele hakhoutbossen na werd de Veluwe een kaal gebied het resultaat van eeuwenlange roofbouw. Een kaal gebied dat meer en meer bestond uit zand. De kleine sahara's waren een terugkerende ramp voor naburige dorpen, die regelmatig onder het zand werden bedolven De voortdurende uitbreiding van de zandverstuivingen baarde de overheid veel zorgen, met als gevolg dat men aan het einde van de negentiende eeuw begon met het bebossen van deze zandgronden. Grote percelen werden volgeplant met snel groeiende, maar niet inheemse grove dennen. Het resultaat van dit alles was een ietwat saai, maar wildrijk bos. Het hout van de grove den werd gebruikt in de Limburgse kolenmijnen om gangen te stutten. Vanuit een moderne visie op natuurbeheer is het mooi dat zo veel gronden tot natuurgebied zijn gemaakt, maar er is hierop ook veel aan te merken. De eentonige dennenakkers, waarvan het hout geld moet opbrengen, zijn eigenlijk een sta-in-de-weg voor een natuurlijke ontwikkeling. "Steek die dennenbossen toch in de fik", riep ooit Victor Westhoff, de aartsvader van het wetenschappelijke natuurbeheer in Nederland. De kolenmijnen werden eind jaren zestig gesloten. Mede door de grote stormen in de beginjaren zeventig en de slechte economische toestand werd de tijd rijp voor een ander natuurbeheer en een nieuw beleid. De bossen kregen de kans ouder te worden en de maatschappij keek anders tegen het bosbeheer aan. Natuurbeheer heeft nu tot doel natuurgebieden te creëren die zichzelf kunnen reguleren, waarbij menselijk ingrijpen tot een minimum wordt beperkt.12 Meer en meer is deze benadering van natuurlijk beheer zichtbaar. Dode en omgevallen bomen worden niet weggehaald maar blijven liggen. Paden worden hierdoor minder toegankelijk en het bos wordt niet meer geruimd. Anders dan vroeger vindt houtoogst niet langer plaats met hele percelen tegelijk. Alleen de kaprijpe bomen worden verwijderd, de jonge stammetjes mogen blijven staan. Het spontaan opkomende loofhout wordt gekoesterd en het dode hout laat men liggen. Zo krijgt het bos een afwisselender en vriendelijker aanblik. Voor deze vernieuwende aanpak kreeg opperhoutvester Jaap Kuper in 1996 de Jaarprijs Duurzaam Bos.13
11
Vreugdenhil Bram, Veluwe 2010, een kwaliteisimpuls, Provincie Gelderland, Arnhem, 2000 Programma beheer. Het beheer van natuur, bos en landschap binnen en buiten de Ecologische Hoofdstructuur, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1997 13 Voor u vastgelegd, Jaargang 4, nummer 1, 1996 12
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
12
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
De angst dat er zich met dit nieuwe natuurbeheer een onbeheersbare natuurbrand voordoet is bij de lokale brandweer groot. De overheid probeert waardevolle natuurgebieden en landschappen veilig te stellen door aankoop en beheer. Omdat door natuurbranden grote hoeveelheden natuurgebied in één klap verloren kunnen gaan is de veiligheidsketen met betrekking tot de natuurbrandbestrijding van groot belang. Daarbij zou men in Nederland gebruik kunnen maken van de ervaringen met branden in Zuid-Europa. Sinds 1995 zijn een aantal veranderingen in de veiligheidsketen voor het Veluwemassief doorgevoerd. Interessant is het om te weten welke van deze wijzigingen door de recente natuurbranden, dan wel door andere aanleidingen zoals technologisch ontwikkelingen zijn ontstaan. Van welke vormen van leren zijn dit voorbeelden? Is de leercyclus van Kolb hierop van toepassing? 3.1 De veranderingen met de aanleidingen Nu bekend is wat het Veluwemassief en zijn veiligheidsketen zijn, volgt in deze paragraaf een opsomming van nieuwe acties in de veiligheidsketen bij natuurbrandbestrijding in dit gebied. -1995 Interregionaal basisdocument “Natuurbrandbestrijding op de Veluwe”. De aanleiding van dit document was de constatering dat er geen eenheid was in procedures, materiaal en geografische aanduidingen. Het Veluwemassief was verdeeld over vijf brandweerregio’s. Elke regio had binnen de eigen regio wel de werkwijze met natuurbrandbestrijding op elkaar afgestemd, echter interregionaal niet of nauwelijks. Op het moment dat er een natuurbrand zou ontstaan, zou afstemming moeilijk zijn. De kans op fouten was daardoor erg groot. Mijn ervaring was dat bij een ander gebied “De Holterberg” (liggend in twee gemeenten en in twee regio’s) de zaken wel op elkaar waren afgestemd. Met het aanvaarden van mijn nieuwe functie “sectorhoofd repressie” in Ede wilde ik voor het Veluwemassief hetzelfde realiseren. Hiervoor is de aanzet tot bovengenoemd document gegeven en is een interregionaal overleg opgestart. -1996 Oprichting van een interregionale monodiciplinaire werkgroep Natuurbrandbestrijding op de Veluwe Via het interregionale commandantenoverleg werd naar aanleiding van het basisdocument “Natuurbrandbestrijding op de Veluwe” en versneld door een aantal natuurbranden (1994 Ederheide en in 1995 Kootwijk) een werkgroep opgericht. Het was een monodiciplinaire werkgroep met als doel adviezen uit te werken voor interregionale afstemming en verbeteringen in het kader van natuurbrandbestrijding aanbrengen. -1998 Uniform kaartmateriaal en universele verbindingsschema’s voor alle betrokken brandweerorganisaties Vanuit het basisdocument “Natuurbrandbestrijding op de Veluwe” was geconstateerd dat er een verbeteringsslag kon worden gemaakt door eenheid van kaartmateriaal. De werkgroep heeft dit in overleg met 600 eigenaren, 18 gemeenten en 5 brandweerregio’s uitgewerkt in een uniforme kaartenmap met 40 kaarten, geldig voor het hele Veluwemassief. Elke kaart is apart te gebruiken en voorzien van specifieke brandweerinformatie en een legenda (bijlage 2).
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
13
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Voor de verbindingsschema’s gold hetzelfde. In de verschillende regio’s waren diverse commandostructuren ontwikkeld die niet gelijkwaardig met elkaar waren. Als basis voor de nieuwe commandostructuur was gekozen de compagniestructuur aangepast aan het specifieke karakter van natuurbrandbestrijding. Voor de verbindingsschema’s werd tevens nog de regel gehanteerd dat eenheden gedurende de opbouwfase en inzetfase zo min mogelijk verschillende kanalen dienden te gebruiken (bijlage 3). Middels de interregionale werkgroep werden bovenstaande veranderingen in gang gezet. -1999 Ontwikkeling van een GPS-command en control-systeem Aanleiding: Het Global Position System (GPS), van oorsprong een Amerikaans systeem kwam beschikbaar in Europa. Gecombineerd met het ervaringsprobleem dat natuurbrandbestrijding een dynamisch proces is, in tegenstelling tot de huis/tuin en keukenbranden waarbij de blusvoertuigen op vaste posities staan. In dit dynamische proces spelen continue de vragen: waar ben ik in het bos, waar zijn mijn eenheden, waar is de brand en hoe ontwikkelt deze zich. Kortom, hoe krijg je en houd je overzicht op het totale proces bij natuurbrandbestrijding. Hiervoor is vanuit de interregionale werkgroep een pilot gestart in de regio West-Veluwe/Vallei voor de ontwikkeling van een computersysteem met ondersteuning van GPS. Middels dit systeem kan de Officier van Dienst (OvD) en Commandant van Dienst (CvD) overzicht krijgen van de posities van eenheden, zwaartepunten en ontwikkeling van de brand (bijlage 3). Het is een computergestuurd systeem welke werkt over het huidige analoge brandweernetwerk. -1999 Taakvermindering van het Veluws Bosbrandweer Comité (VBC). Aanleiding: Door de ontwikkelingen van en bij de regionale brandweren met betrekking tot natuurbrandbestrijding kreeg het VBC steeds minder inhoud. De enige taak die het VBC nog waarborgt, is de luchtverkenning van de natuurgebieden tijdens droge perioden. -2000 Interregionale bijscholing en oefeningen. Aanleiding: door de veranderingen van de afgelopen jaren was er behoefte aan een bijscholingstraject. Speciaal is er voor de brandweerofficieren op het Veluwemassief een vijf dagdelen cursus ontwikkeld om eenheid in denken en doen te creëren bij natuurbrandbestrijding. Via het regionale traject zijn de bevelvoerders en manschappen bijgeschoold. Uiteindelijk heeft een en ander geresulteerd in interregionale oefeningen met pelotons bij natuurbrandbestrijding. -2000 Inzet- en bijstands- computermodel voor ontwikkeling van de brand (modelKamphuis) Aanleiding: bestaande theorie over brandvoortplanting (studie-informatie boeken NIBRA Adj.- HBM) bleek zo ruim in de toepassing te zijn dat er in praktijk niet mee te werken viel. Ook bleek de theorie hierdoor niet als basisvuistregel bij het grootste gedeelte van de brandweerofficieren op het Veluwemassief direct aanwezig te zijn. Aan de hand van enkele evaluatieformulieren van natuurbranden is deze basistheorie verfijnd. Deze verfijning is getoetst met diverse mensen vanuit de praktijk. Tenslotte is deze theorie in een computerprogramma vertaald welke voor de gebruiker inhoud dat deze een eenvoudig invulscherm invult. Als resultaat verkrijgt de gebruiker het benodigde aantal natuurbrandbestrijdingsvoertuigen en het geschatte vuurfront na 1 uur (zie bijlage 4). M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
14
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
-2001 Notities over toegankelijkheid natuurgebied. Aanleiding: dichtgroeien van brandgangen. Brandweerlieden merkten tijdens privérecreatie en tijdens oefeningen dat brandgangen dichtgroeiden. Dit werd gemeld, waarop actie tot het toegankelijk maken werd genomen. Steeds vaker kwamen deze meldingen binnen bij de Werkgroep Natuurbrandbestrijding op de Veluwe. Middels een afstudeeropdracht is onderzocht of er een bestuurlijke beleidslijn hiervoor is op te zetten.14 Uiteindelijk resulteerde dit in een opdracht aan het NIBRA welke de ontwikkeling van veiligheidsrisico in natuurgebieden hierop onderzocht heeft.15 -2002 Toepassing van helikopters met waterzakken Koninklijke Luchtmacht (KLu) in te zetten bij natuurbrandbestrijding. Aanleiding: Een uitwisselingsproject in Europees verband tussen de landen Nederland, Spanje, Italië en Griekenland in het kader van natuurbranden en de organisatie eromheen in 1998. Geconstateerd werd dat in Spanje met brandweerblushelikopters werd gewerkt. De toenmalige brandweercommandant van de regio Stedendriehoek had in het verleden bij de Luchtmacht gewerkt. Vanwege zijn netwerk bij de KLu en kennis van de ontwikkelingen bij de Luchtmacht kon deze toepassing gerealiseerd worden. -2002 Oprichting van een interregionale multidisciplinaire Werkgroep Natuurbrandbestrijding op de Veluwe De mono-disciplinaire werkgroep had haar grenzen van de verbeterslagen langzamerhand bereikt binnen de brandweerorganisatie. Meer en meer waren bij verbeterslagen andere organisaties nodig (KLu, natuurbeheerders) Om verder te kunnen ontwikkelen heeft de werkgroep zich bij de fusies van brandweerregio’s omgevormd tot een multi-disciplinaire werkgroep. -2003 Vervaardiging van een risicokaart Aanleiding: modern terreinbeheer waarbij minimaal ingegrepen wordt leidt tot verminderde toegankelijkheid van de natuurgebieden. Daarmee nemen de brand bestrijdingsmogelijkheden ook af. De kaart geeft aan wat de meest risicovolle gebieden zijn. Deze kaart kan gebruikt worden om preventieve, preparatieve en repressieve maatregelen voor die gebieden te nemen. Daarnaast zal deze in de provinciale risicokaart worden opgenomen. Een andere aanleiding voor het vervaardigen van de kaart is gelegen in de grote rampen van Volendam en Enschede. De burgers wensen inzicht in de risico’s die zij lopen.
Van bovenvermelde veranderingen die in de laatste jaren zijn doorgevoerd op het Veluwemassief is het interessant om te kijken of deze zijn te koppelen aan de theorie van hoofdstuk 2. Dit zal in het volgende hoofdstuk worden gerealiseerd.
14 15
Maren A.J. van, Toegang tot de natuurbrandbestrijding, Ede, mei 2000 Modern terreinbeheer in natuurgebieden, Brandrisico’s en brandbestrijding, NIBRA 2001
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
15
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
4
Veranderingen Veluwemassief gekoppeld aan de theorie van het leren
In paragraaf 2.3 zijn de leerprocessen besproken welke spelen bij het leren. In de volgende paragrafen wordt bekeken welke veranderingen te koppelen zijn aan de verschillende theorieën. 4.1 Bespreking veranderingen - Wierdsma en Swieringa In hoeverre zijn de veranderingen te classificeren volgens het model van Wierdsma en Swieringa? - Het realiseren van een basisdocument en het oprichten van een interregionale werkgroep is een voorbeeld van communicatie tussen de regio’s onderling, en een vorm van dubbelslag. Er wordt geconstateerd dat er verschillende normen binnen de diverse regio’s worden gehanteerd. De conclusie wordt getrokken dat uniformiteit noodzakelijk is voor een goede natuurbrandbestrijding. Het stelt de uitvoeringsnormen binnen de eigen organisatie ter discussie. Het stelt niet de taak van de organisatie ter discussie en is daarom geen drieslag. - Ontwikkeling van het uniforme kaartmateriaal en de universele verbindingsschema’s zijn een vorm van enkelslag leren: er waren kaarten, die werden verbeterd. - Als alleen technologische ontwikkelingen ten grondslag zouden liggen aan de ontwikkeling van het GPS command en control systeem, zou dit een vorm van enkelslag leren zijn. Echter, het inzicht dat brandbestrijding in een gebied zonder vaste herkenningspunten (immers, hoe duidt je die ene boom aan) een bijzonder complex probleem is waarvoor een nieuwe aanpak nodig is, duidt op dubbelslag leren. - Ontwikkeling van het computermodel combineert aspecten van zowel het enkel- als het dubbelslag leren. Enerzijds is het een verbetering van een bestaande vuistregel, anderzijds is het zo uitgebreid in mogelijkheden en toepassingen dat sprake is van vernieuwing: er wordt met één druk op de knop bepaald hoeveel tankauto’s ingezet moeten worden. - Verbetering toegankelijkheid: er is een norm voor toegankelijkheid. Er werd geconstateerd dat die niet gehandhaafd werd. Daarom werd actie ondernomen. Dit is een vorm van enkelslag leren. - Het besef dat natuurbranden ook vanuit de lucht kunnen worden geblust met behulp van een helikopter is een vernieuwing in het blusproces en als zodanig een vorm van dubbelslag leren. Echter, het feit dat niet de brandweer blust maar een geheel andere organisatie hiervoor ingezet duidt op drieslag leren: De missie van de brandweer, “het beschermen van mensen, dieren, goederen en milieu tegen brand,…” wordt hier ter discussie gesteld. Er wordt een andere organisatie, de koninklijke luchtmacht, ingeroepen om de brand te blussen. - Oprichting van een interregionale multidisciplinaire Werkgroep Natuurbrandbestrijding op de Veluwe: door de omgeving, modern terreinbeheer, inzicht vanuit de beheerders van natuurgebieden wordt geaccepteerd dat bestaand brandpreventiemethoden niet houdbaar zijn. Er worden nieuwe instrumenten ontwikkeld om toch het inzicht te behouden in de risico’s die in een bepaald gebied zijn. Een duidelijk voorbeeld van communicatie over en weer met de wereld buiten de brandweer. Een vorm van dubbelslag leren.
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
16
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
- Ontwikkeling van de risicokaart. Tot op dat moment gaf een kaart alleen de geografie van een gebied aan. Door op een kaart aan te geven wat de specifieke risico’s zijn wordt een nieuwe dimensie toegevoegd. Daarom is dit een vorm van dubbelslag leren.
Verandering Basisdocument + werkgroep Kaartmateriaal Verbindingsschema’s GPS-CCS Computermodel Toegankelijkheid Blushelikopter KLu Multidisciplinaire werkgroep Risicokaart
Enkelslag
Dubbelslag X
Drieslag
X X X X
X X X X X
X
4.2 Bespreking veranderingen - Kolb Kolb ziet leren als een cyclisch proces. Is deze cyclus te herkennen in de genoemde veranderingen? Het ontstaan van het uniforme kaartmateriaal wordt hierbij als voorbeeld gebruikt. Er zijn branden geweest vóór 1995 waarbij duidelijk werd dat er een chaos ontstond. Bij evaluatie bleek dit te komen door gebruik van verschillende kaarten door de verschillend korpsen. Men heeft nagedacht over een oplossing. Men besloot één kaart te maken, te gebruiken door alle korpsen die betrokken waren bij het Veluwemassief. Deze kaart wordt periodiek geüpdatet. Op dit moment, anno 2004, biedt zich de volgende verbeterslag aan waarbij wordt onderzocht of de verschillende kaarten kunnen worden gecombineerd: de geografische kaart met de risicokaart. In die zin is dit een illustratie van het leermodel van Kolb. Een andere illustratie van het cyclisch leren is te vinden bij de oprichting van de interregionale mono- respectievelijk multi-diciplinaire werkgroep Natuurbrandbestrijding op de Veluwe. De eerste werkgroep wordt opgericht naar aanleiding van een probleem. Bij de evaluatie blijkt dat het probleem groter is dan deze werkgroep aan kan, dus wordt er overgegaan op een multi-diciplinaire werkgroep. Hoewel er dus bij een aantal voorbeelden het model van Kolb te herkennen is, is er een groot probleem: Kolb vereist dat er iets gedáán wordt. Als we naar de aantallen natuurbranden in Nederland kijken en vervolgens beschouwen wat dat betekent per korps dan is te constateren dat een individu maar ook een groep weinig natuurbranden meemaakt. Met andere woorden, de fase ‘doen’ in de leercyclus van Kolb wordt minimaal aangesproken. Het oefenen valt gedeeltelijk onder het doen, echter dit kan een natuurbrand nooit realistisch nabootsen en realistisch oefenen met natuurbranden is niet of nauwelijks mogelijk. Kortom, willen we de praktijkfase van doen in de leercyclus van Kolb inhoud geven dan zal naast het oefenen naar andere mogelijkheden moeten worden gezocht.
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
17
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
4.3 Bespreking veranderingen - lerende organisatie In paragraaf 2.2.1 is een definitie van de lerende organisatie gegeven. Aan de hand van de recente veranderingen in de veiligheidsketen wordt bekeken of deze definitie ook geldt voor de brandweer. We doen dit door hier de definitie te herhalen, met daarin de kernpunten onderstreept die vervolgens worden getoetst aan de veranderingen die recent zijn doorgevoerd in de veiligheidsketen voor het Veluwemassief. Een lerende organisatie is een organisatie in een continu veranderende omgeving, die vanuit een acceptatie van de onvoorspelbaarheid van die veranderingen en een sterke doelgerichtheid het vergroten van haar lerend vermogen tot bewust beleid maakt, zodat zij optimaal op veranderingen kan anticiperen door middel van verbeterd of vernieuwend leren, en zodoende haar continuïteit in veranderende omstandigheden waarborgt en tevens haar eigen richting weet te bewaren. Leren vindt plaats doordat organisatieleden op alle niveaus continu, gezamenlijk en spontaan leren en deze leerervaringen ten goede doen komen aan de organisatie. Continu veranderende omgeving In onze opsomming van veranderingen in de veiligheids keten komen een aantal aspecten naar voren die te maken hebben met een veranderende omgeving: - Er zijn nieuwe technologische ontwikkelingen zoals het GPS en ICT. - Het natuurbeleid van de natuurbeheerders is veranderd: men ‘laat de natuur de natuur’ en grijpt het liefst zo min mogelijk in. Dit heeft tot gevolg dat de paden dichtgroeien, waarop de brandweer dan weer moet reageren. - De mondigheid van de burger: de samenleving eist inzicht in de risico’s die men loopt. Mede naar aanleiding van rampen in Volendam en Enschede. De gemeenten hebben de plicht om dat te communiceren naar de burger. De brandweer heeft hierop gereageerd door het maken van een risicokaart. Vergroten van het lerend vermogen Tot 1994 werkten alle regionale brandweer korpsen langs elkaar heen. Er was geen structuur om van elkaars kennis en kunde gebruik te maken. Er was dus weinig lerend vermogen. Dit is vergroot door mono-diciplinair samen te werken. Op het gebied van de brandweer kon zo meer geleerd worden. Later bleek ook dit nog te beperkt. Er werd een multidisciplinaire werkgroep opgericht. Verbeterd of vernieuwend leren Deze verbeteringen, zowel enkelslag, dubbelslag als drieslag, zijn al in 4.1 besproken. Continuïteit en eigen richting De brandweer is actief betrokken bij de veiligheidsketen en bij bredere veiligheidsproblemen in Nederland. Zo waarborgt zij haar continuïteit en eigen richting. Iedere deelorganisatie heeft daarbij nog zijn eigen specialiteiten. Zo is Brandweer Apeldoorn ook betrokken geweest bij een natuurbrand op Terschelling vanwege haar ervaring met de communicatie met de KLu helikopter. De brandweer Ede geeft les aan: de officieren van het NIBRA en de organisaties op de Utrechtse Heuvelrug over bestrijding van natuurbranden met GPS-CCS.
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
18
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Organisatieleden leren continu, gezamenlijk en spontaan Dat organisatieleden leren wordt geïllustreerd door bijvoorbeeld het uitwisselingsproject in Europees verband. Hier hebben individuen gezien dat brand bestreden kan worden met helikopters met waterzakken. Deze informatie werd gedeeld in regionaal verband. Ook gezamenlijk leren organisatie leden: de mono-disciplinaire werkgroep had haar grenzen van de verbeterslagen langzamerhand bereikt binnen de eigen organisatie. Om verder te kunnen gaan in harmonisatie heeft het zich omgevormd tot een multi-disciplinaire werkgroep. Het idee om zo verder te gaan werd niet van buiten opgelegd, maar ontstond spontaan, binnen de werkgroep. Leerervaringen komen ten goede aan de organisatie Middels een 2-daagse cursus zijn alle 70 officieren van het Veluwemassief bijgeschoold over alle bovenbeschreven veranderingen en toepassingen. Ook is deze kennis verspreid middels een congres op het NIBRA. Op deze wijze kwamen de leerervaringen de hele organisatie ten goede. Te concluderen valt dat de brandweer op het Veluwemassief voor wat betreft natuurbrandbestrijding inderdaad voldoet aan de definitie van de lerende organisatie volgens Tjepkema. Kijken we naar de lerende organisatie volgens Wierdsma & Swieringa (hoofdstuk 2) dan is te zien dat organisaties hun leervermogen willen vergroten om de continuïteit te waarborgen in sterk veranderende omstandigheden. Laten we dat los op de verandering bij het VBC dan is een sterke teruggang te zien van taken / functies ten gunste van de brandweerorganisatie. Hierbij is de conclusie te delen dat indien een organisatie niet meebeweegt (verandert en/of ontwikkelt) deze overlevingsproblemen krijgt. We hebben nu gezien welke veranderingen in de veiligheidsketen van het Veluwemassief hebben plaats gevonden, en wat daarvan de oorzaken waren. Het blijkt dat slechts een enkel aspect, te weten toepassing van helikopters bij bluswerkzaamheden, geïnitieerd is door branden in Zuid-Europa. Vanuit de organisatie is er ‘spontaan’ dus betrekkelijk weinig doorgekomen. Rijst de vraag: Viel er eigenlijk wel wat te leren? Daartoe moeten we eerst zo veel mogelijk over de branden aldaar te weten komen. Vervolgens kijken we wat daaruit de te leren lessen zijn en hoe relevant die voor ons zijn.
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
19
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
5
Natuurbranden en de geleerde lessen
De afgelopen jaren hebben er verscheidene natuurbranden in Zuid-Europa plaatsgevonden. Zuid-Europa heeft een kenmerkende biodiversiteit. Er groeien 25.000 verschillende soorten bloemen en planten. Zuid-Europa beslaat 1,6 % van het aardoppervlak maar herbergt 10% van alle bloeiende planten die op aarde voorkomen. De gevolgen van natuurbranden zijn afhankelijk van het soort bos en er zijn enorme verschillen waar te nemen tussen bossen in Zuid-Europa en de bossen in Nederland. Over het algemeen veroorzaken bosbranden in Zuid-Europa minimale schade; er wordt steeds meer aandacht besteed aan de evaluatie van de bijdrage van bosbranden aan de revitalisatie van bossen. In de EU werd in 1992 een verordening voor de bescherming van bossen tegen branden geïntroduceerd16. Bosbrand als gevolg van blikseminslag is een zeldzaam natuurlijk verschijnsel. Dergelijke natuurlijke branden vormen slechts een klein deel van het aantal branden in Europa. De meest voorkomende oorzaken zijn beheerpraktijken, brandstichting, conflicten in grondgebruik en onachtzaamheid. Brand wordt gebruikt om grasland te vernieuwen, velden te ruimen en grond te bemesten met as. Deze branden zijn, vooral in landen in Zuid-Europa, het gevolg van het breken met landbouw en andere traditionele beheerpraktijken, zoals het verzamelen van afval, schors, hars en looizuur en het kappen van hakhout. Onachtzaamheid geldt in veel Europese landen over het algemeen als de tweede oorzaak voor bosbranden. Ongeveer 57% van het totale aantal bosbranden in heel Europa vond plaats in EU-landen in het Middellandse-Zeegebied tussen 1991-2001. Aantal natuurbranden in Europa Land
17
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Frankrijk Griekenland Italië Nederland Portugal Spanje
3888 858 11965 117 13118 13011
4008 2582 14545 76 14954 15895
4765 2406 15380 83 13919 14254
4633 1763 11588 51 18104 19263
6563 1438 7377 77 28044 25827
6401 1508 9093 77 28626 16772
8005 2271 11612 68 23497 22319
6289 9282 9540 74* 34676 22445
4952 10723 6932 74* 25477 18237
5742 14650 10038 74* 34109 24117
4257 2658 7134 74* 26900 19097
Totaal EUROPA
56490
79058
69588
77771
85107
87580
92526
120742
118263
140316
106692
* vanaf 1998 zijn geen gegevens meer aangeleverd door Nederland Over het algemeen is het aantal bosbranden sinds 1983 gestaag toegenomen, waarbij de trend de kant uitgaat van meestal kleine branden die snel worden geblust, terwijl de gemiddelde omvang van het gebied dat verbrandt terugloopt als gevolg van effectieve brandbestrijding. Deze trend is belangrijk, omdat de omvang van de branden belangrijker is dan hun totale aantal. In de vijf EU-landen in het Middellandse-Zeegebied was tussen 1986 en 1995 slechts 0,4 procent van alle branden verantwoordelijk voor 40% van het totale verbrande gebied. Enkele bosbrandincidenten kunnen de leefomstandigheden gedurende een bepaalde tijd volledig veranderen. Planten die na de brand opkomen, bieden een onregelmatige vegetatiebedekking met verspreide struiken en jonge bomen – wat gunstig is voor enkele vogel- en insectenpopulaties - en een grotere diversiteit aan kreupelhout en plantsoorten. Sommige soorten bestaan alleen dankzij terugkerende branden. Terugkerende 16 17
Verordening (EEG) nr. 2158/92 http://www.unece.org/trade/timber/ff-stats.html
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
20
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
en verspreide bosbranden kunnen echter tot bodemdegradatie en erosie leiden en tot het ontstaan van struikgewasgebieden.18
Aantal Natuurbranden in Europa Duizend 160 140 120 100 80 60 40 20 0
1991
1992
1993
1994
EUROPE
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
SOUTHERN EUROPE
Portugal is in 2003 het meest getroffen. Geschat wordt dat in Portugal 4.170 km² bos is verbrand. Dit is vier maal meer dan wat er de laatste 10 jaar jaarlijks verloren ging door branden.19 Vergeleken met Nederland wordt Zuid-Europa veel vaker getroffen door natuurbranden. Daarmee is het risicobewustzijn bij de bewoners met betrekking tot natuurbrand in deze landen veel meer aanwezig. Ter vergroting van het bewustzijn voor natuurbrand worden in de Zuid-Europese landen uiteenlopende activiteiten ontplooid. Die kunnen variëren van het verspreiden van informatiemateriaal tot educatieprogramma’s voor de jeugd. In dit hoofdstuk zullen een aantal natuurbranden worden besproken. De volgende branden zijn geselecteerd omdat ze een grote impact hebben gehad en hierover goede informatie te verkrijgen was.
18 19
EMA-EFI/INIMA, 1997 WWF: Forest fires in the mediterranean: a burning issue
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
21
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
5.1 Natuurbrand bij Kootwijk, Nederland 1995 20 Op vrijdag 11 augustus 1995 ontstond er, na een droge en hete periode van 6 weken, omstreeks 14.15 uur een bermbrand aan de zuidzijde van de A1 ter hoogte van Kootwijk. Een passerende automobilist heeft getracht het brandje te blussen wat echter niet lukte. Bij de brandweeralarmcentrale komen vanaf 14.27 uur verschillende meldingen binnen. Hierop werden er diverse eenheden en het verkenningsvliegtuig Ajax-Zuid naar de brand gestuurd. De waarnemer in het vliegtuig constateert al snel een grote rookontwikkeling die zowel van de zuidberm als van de middenberm afkomstig is. De eerste brandoverslag heeft plaatsgevonden. Ondertussen is het op de zuidbaan van de A1 een grote verkeerschaos; automobilisten keren hun voertuig om of zoeken op hoop van zegen hun weg door de rookkolommen door. Deze verkeerschaos veroorzaakt een vertraging voor de brandweer om de bermbrand te blussen. De wind die uit zuiden komt blaast de vonken over naar de noordberm van de A1 het bosgebied de “Bremmert” in. Hier is het voornamelijk een loopvuur in de kurkdroge humus en grassen. Her en der ging het even het kronendak in van de grove den. In het bos breidt de brand zich in eerste instantie uit richting het noorden en dus richting het vakantiepark Rabbit Hill. Veel jeneverbessen veranderden in brandende toortsen. Bijstand van de omliggende brandweerregio’s werd aangevraagd. Door het draaien van de wind naar het westen breidde de brand zich plotsklaps uit in die richting. Het loopvuur bereikt de open korstmosvlakte. De kurkdroge grassen die hier groeiden, zorgen voor een verdere verspreiding. Hier en daar ging een vliegden in vlammen op. Dit was duidelijk waarneembaar gezien de donkere rookwolken die tussen de lichtgrijze rook opsteeg. De wind heeft op deze vlakte vrij spel en wakkert het vuur aan. Veel eerder dan de brandweer verwachtte, bereikt het vuur de Kootwijkerweg en zeer snel verdwijnt het aan de andere kant van deze brede uit vier rijstroken bestaande weg. Het recreatieterrein “het Caitwickerzand” gaat in vlammen op. Dit gebied is doorsneden door vele zandpaden van circa 3 meter breed. Maar over al deze talloze weggetjes blies de wind de vonkenregen verder en verbrandde het kurkdroge gras met de vliegdennen. Totaal werden 24 blusvoertuigen, 8 andere brandweervoertuigen en circa 200 brandweermensen ingezet. Tegen 19.00 uur was de brand onder controle maar nog zeker niet uit. Tot en met woensdag 16 augustus waren er tientallen voertuigen ingezet om nabluswerkzaamheden te verrichten. De totale lengte van de brand was 2800 meter en de breedte tot circa 500 meter. In totaal is circa 100 ha. natuurgebied verloren gegaan, een voor Nederlandse begrippen grote natuurbrand. Uit de beschrijving van deze brand, de interviews met regionale brandweermensen en staatsbosbeheer blijkt dat de volgende lessen geleerd zijn: Preventie • brandbaar materiaal (vooral in bermen van wegen) verwijderen • meer stroken loofhout aanbrengen als natuurlijke brandvertragers • bluswatervoorzieningen in het terrein uitbreiden Preparatie • commandostructuur verbeteren om duidelijkheid te krijgen en de chaotische fase te verkleinen • er is behoefte aan gedetailleerd kaartmateriaal in plaats van de stafkaarten 20
Gegevens verkregen uit interviews en interne verslagen
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
22
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Repressie • (repressieve) voorlichting afstemmen tussen de verschillende diensten (brandweer, politie, natuurbeheerder) • De draaiende wind zorgde voor een verrassende uitbreiding waar niet op gerekend was. Dus lokale meteogegevens opvragen voor de komende 8 uur. 5.2 Natuurbrand bij Septèmes nabij Marseille, Frankrijk 1997 21 Op vrijdag 25 juli 1997 ontstond om circa 11.30 uur bij een vuilstortplaats in Septèmes, dichtbij de stad Marseille, een natuurbrand. De brand was ontstaan door delen van broeiende afval. Deze waren, bij het storten op de stortplaats, door de straffe wind 40 meter verder verplaatst naar het begin van een heuvel. Hier ontstond het begin van de brand die uiteindelijk drie dagen heeft geduurd en in totaal 3500 ha natuurgebied in de as heeft gelegd. De brandweer wordt om 11.42 uur gealarmeerd. Echter, wanneer deze ter plaatse is om 12.00 uur brandt de heuvel al als een fakkel. Vanaf dat moment wordt de situatie alleen maar erger en verwarrender. Temeer daar de brand zich richting Marseille ontwikkelt en daar de buitenste bewoonde cirkel bedreigt. Veel aandacht en brandbestrijdingspotentieel werd hierop ingezet in plaats van de brand te bestrijden. Ondersteuning vanuit de lucht middels Canadairs (waterwerpers) werd aangevraagd. Helaas konden deze niet eerder worden ingezet nadat de elektriciteit van de hoogspanningskabels, die dit gebied doorkruizen, was afgeschakeld. Het gebied was erg droog en er waaide een stevige wind. Ondertussen breidt de brand zich snel uit met 2 km/hr in de richting van de noordelijke grenzen van Marseille. Hier wordt de brand gedeeltelijk gestopt. Helaas breidt de brand zich uit in de richting van Château-Gombert waar een aantal huizen worden getroffen en de brand zich via tuinen wederom uitbreidt in de bossen. Een stoplijn wordt gecreëerd langs de weg van Palama. Echter de brand doorbreekt deze lijn om circa 21.00 uur. Op zaterdagochtend werd een nieuwe stoplijn gecreëerd met circa 2000 brandweermensen, 400 voertuigen en de complete luchtvloot (20 vliegtuigen met waterbommen en 3 reddingshelikopters). Ook nu wordt de brand niet gestopt en doorbreekt hij in het noorden in moeilijk toegankelijk terrein de stoplijn. Zaterdagnacht valt de wind tenslotte, echter het duurde nog tot zondag ruim in de middag voordat de brand meester was. Het was een bijzondere natuurbrand vanwege het grote gebied dat afgebrand was. De bedreiging van bewoond gebied, en het totaal ingezette brandbestrijdingspotentieel. In het totaal zijn 2000 brandweermensen en 400 voertuigen betrokken geweest bij de bestrijding van de brand. Vanuit de lucht werd de brand bestreden door een twintigtal waterwerpers. Tijdens de brand raakten twintig mensen gewond en meer dan 1000 mensen werden tijdelijk geëvacueerd. Uit de beschrijving van deze brand en overige informatie op het internet blijkt dat de volgende lessen geleerd zijn: Preventie • Discipline: vanwege de brandrisico’s mocht er niet gestort worden wat wel werd gedaan met alle gevolgen van dien. • De infrastructuur van brandgangen was niet aan elkaar gekoppeld. Dit leverde vertraging op voor de brandweer en zijn inzet.
21
http://www.cepg.org/dmac/08/08-04.htm La chronologie d’un grand feu
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
23
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
• •
•
Er was geen bluswatervoorziening van brandkranen in de buitenste cirkel van Marseille. Dit leverde een vertraging op in de defensieve tactiek. Rondom de vuilstortplaats moest er zich een vrije strook bevinden, vrij van struiken en bomen. Deze strook was er, echter voorzien van droog gras die de verspreiding van de brand versnelde. In bewoond gebied breidde de brand zich uit via tuinen. Deels was deze hierdoor moeilijk te bestrijden en aan de andere kant was er ook geen vrije strook tussen tuinen en bossen waardoor de brand alle kanten uitkon.
Preparatie • De strategie bij het bestrijden van natuurbranden in Frankrijk is om binnen 10 minuten met voldoende potentieel ter plaatse te kunnen zijn om de brand klein te houden. Deze strategie was bij deze brand onvoldoende toegepast. De natuurbrandbestrijdings voertuigen waren pas na 30 minuten ter plaatse en daadwerkelijk ondersteuning uit de lucht pas na 1 uur. Repressie • Opschaling heeft te laat plaatsgevonden waardoor de eenheden achter de feiten bleven aanlopen. • Het gevaar was onderschat omdat gewoonlijk het brandrisico in de ochtend lager is. 5.3 Natuurbrand bij het dorp Balocas, Portugal 200122 Op 9 september 2001 ontstond om 11.55 uur in het gebied bij het dorp Balocas een natuurbrand. De brand was ontstaan door het afbranden van bramenstruiken in de achtertuin van een dorpsbewoner. De brandweer uit de omgeving was al een week lang betrokken bij andere natuurbranden. Hierdoor duurde het bijna 45 minuten voordat de eerste brandbestrijders ter plaatse waren. Ook de helikopter die dit gedeelte tot zijn verzorgingsgebied had, was betrokken bij een andere natuurbrand zodat deze pas veel later beschikbaar was. Het gebied waarnaar de brand uitgebreid was, lag in een bergachtig terrein, met steile hellingen en dalen en was slecht toegankelijk. De vegetatie bestond uit dichte stuiken en naaldbossen (monocultuur). Deze bossen waren aaneengesloten zowel in horizontale als verticale richting, en zonder brandgangen uitgevoerd. De risico-index in relatie tot de meteorologische omstandigheden was die dag zeer hoog, net als voorgaande dagen. Er was sprake van een draaiende wind welke een snelle en oncontroleerbare brand veroorzaakte met verschillende vuurfronten. Wegens de grootte en uitbreidingssnelheid van de brand, de toegankelijkheid van het gebied, de aard van de bebossing en de voorspelde meteorologische omstandigheden werd er groots opgeschaald. In totaal zijn 299 voertuigen en 1041 brandweermensen betrokken geweest bij de bestrijding van de brand. Vanuit de lucht werd de brand bestreden door een 13 tal waterwerpers. Tijdens de brand raakten twee burgers en 16 brandweermensen gewond, waarvan twee zwaargewond. De brand was meester op 15 september maar laaide weer op en was uiteindelijk volledig op 21 september bestreden. In het totaal was er circa 8900 ha aan natuurgebied verloren gegaan.
22
http://ecosfera.publico.pt/noticias/noticia175.asp
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
24
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Uit de beschrijving van deze brand en overige informatie op het internet blijkt dat de volgende lessen geleerd zijn: Preventie Vanwege het feit dat er in een zeer droge periode vele branden ontstaan, is het onmogelijk om overal op tijd te zijn. Daarom is het noodzaak om meer preventieve maatregelen te treffen. De geleerde lessen die in dit verband getrokken zijn: • monocultuur dient zoveel mogelijk te worden voorkomen, vooral van harshoudende soorten • bereikbaarheid van het gebied vergroten • toepassen van brandgangen • brandbaar materiaal verwijderen of gecontroleerd afbranden • voorlichting aan het publiek in brandgevaarlijke periodes Preparatie • In een bosbrandgevaarlijke periode vindt er bij de brandbestrijding van vele branden veel verplaatsing van materiaal en middelen plaats. Hierdoor komt de lokale dekking in bepaalde gebieden in gevaar. (Inter-)Regionaal zou de dekking gewaarborgd dienen te worden om mensen en middelen pro-actief te verplaatsen en zo een snellere bestrijding van een eventuele brand te realiseren. • Een goede verstandhouding moet met de media worden aangegaan want deze kan door goede berichtgeving het bewustzijn van brandgevaar bij het publiek vergroten en hierdoor erger voorkomen. Wordt dit niet goed gekanaliseerd dan kan door slechte berichtgeving juist het aantal branden groter worden. 5.4 Natuurbrand in de provincie van Cosenza, Italië 200223 Op 5 maart 2002 ontstonden er om 11.00 uur tot laat in de avond tweeëntwintig natuurbranden in de provincie van Cosenza. In totaal waren een 14-tal gemeenten betrokken bij de branden. Tachtig procent van de branden waren met opzet aangestoken en de meeste branden waren langs wegen ontstaan. Het vermoeden bestaat dat brandstichters de brandweerorganisatie wilden overbelasten om zo aanzienlijke schade te willen veroorzaken. De branden veroorzaakten ernstige problemen op het gebied van openbare orde en veiligheid. Tachtig procent van de provincie van Cosenza is bergachtig terrein waarvan een kleine 40 % bosgebied. In deze periode was het uitzonderlijk warm en de temperatuur opmerkelijk hoog. Er was sprake van een sterke warme wind uit het zuidoosten (scirocco) welke een belangrijke invloed had op de uitbreiding van de brand. De branden in dit gebied, zoals in veel andere provincies van zuidelijk Italië, worden beïnvloed door de vegetatie en de klimatorologische omstandigheden. De meeste natuurbranden vinden hier in de zomerperiode plaats en een enkele in de herfstmaanden. De brandweerorganisatie is hierop ook voorbereid en een opschaling van brandbestrijdingsmaatregelen vindt dan ook in de zomermaanden plaats. Men maakt in dit gebied geen gebruik van vrijwilligers voor bestrijding van een natuurbrand. Ongeveer 1000 hectare natuurgebied (kreupelhout, harsachtig mono en samengestelde bossen) werden in totaal vernietigd. Wegen rond het getroffen gebied werden afgesloten en bewoners van vele huizen uit de directe omgeving van de brand werden geëvacueerd. 23
http://www.forzapicchio.it/le_news_del_2002_o3.htm
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
25
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Geconstateerd werd dat de toegangsroutes voor het brandbestrijdingsmaterieel slecht onderhouden waren. Hetzelfde was het geval voor de gebieden tussen de verschillende bossen. Deze waren sterk verdroogd en voorzien van gasachtige vegetatie welke de brandvoortplanting sterk bevorderde. De brandbestrijdingsteams waren niet snel gealarmeerd vanwege bureaucratisch-administratieve problemen ten gevolge van financiële dekking. In totaal zijn 150 brandweermensen betrokken geweest bij de bestrijding van de brand. Vanuit de lucht werd de brand bestreden door een 3-tal waterwerpers. Uit de beschrijving van deze brand en overige informatie op het internet blijkt dat de volgende lessen geleerd zijn: Preventie Een brand voorkomen in een uitgestrekt natuurgebied is vrij lastig zo niet onmogelijk. Toch zijn er in dit verband een aantal maatregelen mogelijk welke een snelle uitbreiding en verspreiding van een eenmaal ontstane natuurbrand kunnen voorkomen. Daarom is het noodzaak om meer preventieve maatregelen te treffen. De geleerde lessen die in dit verband getrokken zijn: • verwijderen van brandbare vegetatie langs (spoor)wegen • het creëren van brandgangen • schoonhouden van brandbare vegetatie van brandgangen • het toezicht moet in brandgevoelige periodes worden geïntensiveerd in samenwerking met de politie • uitbreiden van bluswaterwinplaatsen • het creëren van parkeerterreinen voor natuurbrandbestrijdingseenheden in bossen Preparatie • In een natuurbrandgevaarlijke periode vindt er een opschaling van brandbestrijdingsmaatregelen plaats. Deze is geconcentreerd in de zomermaanden. Hierdoor komt de dekking buiten de zomerperiode in gevaar. Een natuurbrand laat zich niet leiden door seizoensgevoeligheid maar door specifieke weersomstandigheden met langere periodes van droogte. Hierop dient te worden geanticipeerd. • Het is noodzakelijk om een team van vrijwilligers op te leiden op gemeentelijk niveau welke snel kunnen worden geactiveerd. 5.5 Natuurbrand in Het Nationale Park De Hoge Veluwe, Nederland 200324 Op woensdag 16 juli 2003 ontstond er, na een lange droge en hete periode, omstreeks 19.30 uur een natuurbrand in “Het Nationale Park De Hoge Veluwe” in het middengebied van het park. De melding kwam van een boswachter die tijdens het onweer de bliksem zag inslaan en vrijwel daarna het gebied zag branden. Vanwege de droogte en de hoge gevarenindex schaalt de brandweeralarmcentrale direct hoog op. Een tweetal natuurbrandbestijdingspelotons uit twee regio’s worden gealarmeerd en naar de brand gedirigeerd. Vanwege de onduidelijke melding over de plaatsbepaling (geen coördinaten maar aanduiding “het middengebied”) duurt het enige tijd voordat het eerste natuurbrandbestijdingsvoertuig ter plaatse is. Het speciaal geprepareerde kaartenboek van de Veluwe geeft dit gebied aan als “ontoegankelijk”, het terrein bestaat uit moerasachtig gebied 24
Gegevens verkregen uit interviews en interne verslagen
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
26
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
met een enkel beekje. Het geheel is begroeid met buntgras en heide. Weinig wegen doorsnijden het gebied en de wegen die er zijn blijken erg smal te zijn. Naast het feit dat het terrein vrijwel ontoegankelijk is, is het dus ook slecht bereikbaar voor veel brandweervoertuigen. Al snel was het eerste voertuig vastgereden in het gebied en werd dit voertuig bedreigd door de brand. Een ander voertuig werd van de brand weggetrokken om het vastzittende voertuig te redden. Hierna kwamen er nog meer voertuigen vast te zitten. Ondertussen ontwikkelde de brand zich snel verder mede door het zeer droge gras. Vanwege de aanwezigheid van smalle paden en moeras werden al snel rijroutes en richtingen bepaald om opstoppingen te voorkomen. Voordat dit echter goed gecommuniceerd was, kwamen een aantal voertuigen elkaar tegen met als gevolg veel tijdverlies. Meer bijstand werd aangevraagd om de specifieke problemen het hoofd te kunnen bieden. Ondertussen draaide de wind en het vuur bedreigde een gebied met naaldhoutbos. Een extra peloton wordt hierop ingezet. De volgende ochtend tegen 00.30 uur was de brand onder controle en tot 12.30 uur zijn er een aantal voertuigen ingezet om nabluswerkzaamheden te verrichten. Totaal werden 18 blusvoertuigen, 7 andere brandweervoertuigen en circa 150 brandweermensen ingezet. In totaal is circa 40 hectare natuurgebied verbrand. Uit de beschrijving van deze brand en interviews met mensen binnen de eigen organisatie blijkt dat de volgende lessen geleerd zijn: Preparatie • op discipline trainen (kaartlezen, verbindingen, rijroutes). • overzicht van interregionaal materieel in de Verbinding Commando Wagens. • inzetprocedure natuurbrandbestrijding goed verwerken in de Regionale Alarmcentrale en interregionaal communiceren. Repressie • lokale meteogegevens opvragen voor de komende 8 uur. • alleen voertuigen inzetten die volledig ingericht en geschikt zijn om natuurbranden te bestrijden. • gebruik maken van terrein omstandigheden om brand op te vangen of te sturen • sneller met flanken werken, en per flank rijroutes bepalen. Uit de beschrijving van bovenstaande natuurbranden komt duidelijk naar voren dat er lessen geleerd zijn. Er viel gelukkig wat te leren. Of dit ook relevant voor de brandweer op het Veluwemassief is, wordt in het volgende hoofdstuk nader geanalyseerd.
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
27
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
6
Analyse van lessen gekoppeld aan de leerprocessen
Zijn de ervaringen en de lessen van de branden uit hoofdstuk 5 te koppelen aan de veranderingen binnen de veiligheidsketen voor het Veluwemassief? Of zijn er anderen bronnen die tot een veranderde brandpreventie hebben geleid? Veranderingsproces vergeleken met de theorie van Wierdsma en Swieringa Enkelslag leren. In de ‘te leren lessen’ op enkelslag gebied valt op dat veel dingen eigenlijk al bekend waren, c.q. al toegepast werden op het Veluwemassief: - monocultuur voorkomen - zorgdragen voor bereikbaarheid - toepassen van brandgangen en loofhoutsingels - brandbaar materiaal verwijderen - goede bluswatervoorziening - toezicht verhogen bij verhoogd brandrisico - op discipline trainen - repressieve voorlichting afstemmen Toch zijn er ook een aantal lessen op enkelslag gebied die aandacht verdienen binnen de natuurbrandbestrijding op het Veluwemassief. Deze zijn in mijn ogen: - brandgangen vrijhouden van brandbaar materiaal Door het zelfregulerend natuurbeheer blijft veel dood hout liggen. Dit vormt tezamen met grassen en laag struikgewas een potentieel gevaar in droge periodes voor snelle branduitbreiding. Hier wordt op het Veluwemassief onvoldoende aandacht aan geschonken. - lokale meteogegevens opvragen gedurende de inzetduur Doordat natuurbrandbestrijding een dynamisch proces is en sterk afhankelijk is van windsnelheid en windrichting moet meer aandacht aan deze aspecten worden geschonken. Vooral omdat een grote natuurbrand inclusief nabluswerkzaamheden veel tijd in beslag neemt (al gauw enkele dagen) kunnen veranderende meteo omstandigheden enorme effecten op de brand hebben als hier niet op de juiste manier geanticipeerd wordt. Dubbelslag leren Er zijn weinig lessen te leren op dubbelslag gebied van de branden vermeld in hoofdstuk 5. De lessen die geleerd zijn, zijn ook niet te koppelen aan de veranderingen binnen de veiligheidsketen op het Veluwemassief de kennis hierover was al voor de veranderingen bekend. Echter de les die er in mijn ogen uitspringt is preventieve publieksvoorlichting over natuurbrand met al zijn aspecten. Dit wordt niet of nauwelijks gerealiseerd op het Veluwemassief. Drieslag leren De recente natuurbranden hebben geen effect gehad op de essentiële principes van natuurbrandbestrijding bij de brandweer op het Veluwemassief. De brandweer blijft natuurbranden nog steeds bestrijden. Wel hebben eerdere branden aangetoond dat het niet slecht is, voor het natuurgebied, af en toe een brand te laten woeden en hem dan op een bepaalde plaats op te vangen. Dit is sterk afhankelijk van de terreinomstandigheden en uitbreidingsmogelijkheden in relatie tot de weersomstandigheden. M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
28
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
In Nederland is een natuurbrand altijd bestreden. Maar herintroductie van brand in verschillende natuurgebieden in Europa staat weer ter discussie en wordt op experimentele schaal al toegepast.25 Een trekker van deze discussie in Nederland is bosecoloog H. van den Bos van Staatsbosbeheer, blijkende uit zijn uitspraak dat een bosbrand, mits deze niet te vaak voorkomt en klein van omvang is, zorgt voor een welkome variatie in de Nederlandse bossen.26 Natuurbeheerders ervaren in de praktijk nog maar weinig maatschappelijk draagvlak voor het nieuwe paradigma. Het bosgebied in Nederland is in verhouding ook te klein om deze techniek op grote schaal toe te passen. Daarnaast blijft het toch moeilijk om deze techniek zeker met de huidige milieuwetgeving aan de maatschappij te verkopen. Bovendien is een brand in natuurgebied niet gemakkelijk te beheersen. Mocht men hiertoe overgaan dan zal dit zal wel binnen veilige kaders moeten plaatsvinden door de brandweer gesteld. In plaats van heer en meester over bestrijding, wordt de brandweer beïnvloed door nieuwe inzichten vanuit de natuurbeheerders. Dit is een voorbeeld van drieslag leren. In onderstaande tabel zijn de lessen samengevat en is aangegeven welk niveau van leren van toepassing is op het Veluwemassief. Lessen Preventie Preventief voorlichting aan publiek Goede infrastructuur realiseren Bluswatervoorziening optimaliseren Brandvrije strook tussen tuinen en bos Brandgangen realiseren en vrijhouden Monocultuur (naaldhout) verminderen Loofhoutsingels als brandvertragers Natuur preventief gecontroleerd afbranden Toezicht verhogen bij verhoogd risico op brand Preparatie Discipline (regels naleven die zijn opgesteld) Commandostructuur verbeteren Eenduidig (gedetailleerd) kaartmateriaal Brandbaar materiaal verwijderen Risico-index is een hulpmiddel (Inter)Regionaal dekking waarborgen Overzicht materieel Repressie Voorlichting afstemmen Lokaal meteogegevens opvragen Vooruitdenken in verband met opschaling Gebruik terreinomstandigheden bij brandbestrijding Sneller het gebied opdelen in flanken
25 26
Enkelslag
Dubbelslag
Drieslag
X X X X X X X
X X
X X X X X X X X X X X X
X
X
Wisp'r 2003 - Issue 13 - 10.04.2003 Page 01, Marco Hille ANP driebergen 17 april 2003
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
29
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
7
Conclusies
Uit het door mij gepleegde onderzoek zijn een aantal conclusies getrokken. De meest relevante conclusies zijn hieronder weergegeven. 7.1 Heeft de brandweer op het Veluwemassief geleerd van Zuid-Europa? De centrale vraag van dit onderzoek is of de brandweer op het Veluwemassief geleerd heeft van de natuurbranden in Zuid-Europa. Zoals beschreven in hoofdstuk 4 komen de meeste veranderingen in de veiligheidsketen, vanuit de eigen brandweerorganisatie, her en der aangevuld met ervaringen elders uit het land. Er zijn enkele relaties te leggen naar ervaringen vanuit Zuid-Europa. -De invoering van het gebruik van helikopters met waterzakken komt onder andere door het Europese uitwisselingstraject. -Risicobewustzijn bij het publiek en de brandweer komt door berichtgeving van natuurbranden in de media. De conclusie is dus dat er geleerd is uit Zuid-Europa echter het aandeel is minimaal. 7.2 Zijn alle lessen van Zuid-Europa al doorgevoerd in de veiligheidsketen voor het Veluwemassief? Bij interviews (bijlage 1) en bredere navraag binnen natuurbeheerorganisaties Staatsbosbeheer en Het Nationale Park de Hoge Veluwe blijkt dat niemand als professional kennis heeft genomen van de natuurbranden in Zuid-Europa, of Nederland. Slechts wat zij via de media of als privé-persoon hebben gehoord en/of gezien heeft invloed gehad op het eigen beleid. Hetzelfde geldt voor de diverse brandweerorganisaties. Er zijn wel congresbezoeken geweest, maar men vond de situatie ter plekke zo anders (geografie, infrastructuur en organisatie) dat men geen nieuw beleid in Nederland naar aanleiding van dit congresbezoek heeft doorgevoerd. Toch zijn er in mijn ogen nog een aantal lessen die doorgevoerd of verbeterd moeten worden binnen de veiligheidsketen van natuurbrandbestrijding op het Veluwemassief namelijk: - preventief: - brandgangen vrijhouden van brandbaar materiaal - publieksvoorlichting over natuurbrand met al zijn aspecten - natuur in hoge risicogebieden preventief afbranden - repressief: lokale meteogegevens opvragen gedurende de inzetduur Er valt dus meer te leren van de branden uit Zuid-Europa dan in feite al gerealiseerd is. 7.3 De brandweer als lerende organisatie in praktijk In hoofdstuk 2 is het leren vorm gegeven door vermeerdering van kennis, kunde(ervaring) en kennis met elkaar delen. Daarnaast is aangegeven hoe cultuur binnen een organisatie van wezenlijk belang is om als organisatie te kunnen leren. Met deze aspecten zijn een aantal natuurbranden uit zowel Zuid-Europa als Nederland in hoofdstuk 5 nader bekeken. Uit de interviews (zie bijlage 1) blijkt dat alleen op lokaal niveau informatie gedeeld wordt, en dan vooral binnen de eigen organisatie. Bij de branden in Nederland vielen gelukkig geen slachtoffers, niemand hoefde naar het ziekenhuis, dus alles was "prima" verlopen. Een bekend geluid. Gevolg: er werd niet serieus M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
30
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
geëvalueerd, geen openheid naar anderen toe. De lessen uit het verleden of van anderen zijn niet toegepast noch nagetrokken. Dit is ook het geval in Zuid-Europa. Leren veronderstelt een gedragsverandering, op grond van kennis/ervaring/dissiminatie met als doel aanpassing aan de omgeving. Dat betekent dat als de omgeving verandert of anders in elkaar blijkt te zitten dan we gedacht hadden, ons gedrag moet veranderen. Soms komen noodzakelijke gedragsveranderingen echter niet tot stand en wordt er niets geleerd: er wordt afgeschoven (op het beleid, op excessen van individuen, op de techniek, op de waan van de dag) of er wordt simpelweg ontkend dat ons gedrag niet aangepast was aan de omgeving, de maatschappij of het probleem waar we mee geconfronteerd werden. Als het wel tot gedragsveranderingen komt, kan dat via verschillende leerprocessen tot stand komen. Het leren bij de brandweer is voornamelijk leren door ervaring en enkelslag leren. Intelligent leren (dubbelslag), op basis van inzicht, komt veel minder voor. Mede als gevolg van ontkennen, afschuiven en achteraf leren is het tempo waarin geleerd wordt vrij traag. Als dan de tijdschaal waarin grote veranderingen zich bij de brandweer voordoen vrij ruim is en personeelswisselingen elkaar opvolgen, dan leidt dat ertoe dat het wiel steeds weer opnieuw uitgevonden wordt. Want er wordt niet alleen geleerd, maar vooral ook heel veel weer vergeten. Dat zou ons ernstig aan het denken moeten zetten over ons leervermogen. De brandweer op het Veluwemassief heeft geen kennis genomen van de rapporten over de branden uit Zuid-Europa. Enkelslag of dubbelslag leren naar aanleiding van deze branden heeft dan ook nauwelijks plaatsgevonden. Toch heeft de brandweer op het Veluwemassief in de veiligheidsketen van natuurbrandbestrijding veel geleerd in de afgelopen jaren. Dit is in mijn ogen mogelijk geweest doordat lerende individuen door persoonlijke interesses de kar hebben getrokken. Daarnaast bekleedden zij een zodanige positie dat doorzettingsmacht aanwezig was om deze veranderingen te realiseren.
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
31
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
8
Aanbevelingen
In dit hoofdstuk worden een aantal aanbevelingen vermeld die gaandeweg het onderzoek naar boven kwamen. Deze aanbevelingen hebben niet slechts betrekking op de brandweerorganisaties van het Veluwemassief maar zijn wellicht ook van toepassing op andere organisaties. Om te leren is ook geheugen nodig, en daaraan ontbreekt het nog steeds aan. Ook al is hierop aangedrongen. Menno van Duin schreef bijvoorbeeld in 1992: "Er dient gewerkt te worden aan de ontwikkeling van een institutioneel geheugen” Het is helaas nog steeds niet gelukt om in Nederland in een goed landelijk evaluatieplatform te voorzien; een mogelijkheid om ervaringen uit te wisselen, te evalueren wat lessen zijn, en dergelijke. Mogelijk dat het brandweerkennisnet27, opgezet in 2004, dit als potentie in zich heeft echter dit moet zich in de praktijk nog bewijzen. Zolang er grote verschillen zijn tussen de uitkomsten van (schaarse) externe evaluaties en interne evaluaties is de kwaliteit van het leerproces onvoldoende. De kwaliteit van het leerproces moet dus omhoog. Dat betekent ook dat kritiek mogelijk moet zijn. Dat wil wel eens moeilijk liggen. Dit betekent een cultuurverandering binnen Brandweer Nederland, dus drieslag leren. In mijn ogen zou er een (inter)nationaal (monodisciplinair) kenniscentrum moeten worden opgezet waar evaluaties verzameld en geanalyseerd worden. Een kenniscentrum van en voor de brandweer met als doel leren van elkaars ervaringen om de uiteindelijke kwaliteit binnen de veiligheidsketen aan de veranderende omgeving te waarborgen. Eén van de ramptypen conform de Handleiding Rampenbestrijding is natuurbrand. Deze moeten we wel serieus nemen. In Europees verband leveren wij ons aandeel echter sinds 1998 niet meer aan (statistiek en gegevens over natuurbranden). Zelfs kennis over wat er gaande is binnen Europa voor wat betreft natuurbranden is minimaal aanwezig. Een recent voorbeeld hiervan is de zogenaamde risicokaart (zie bijlage 5) waartoe regio HGM opdracht heeft gegeven aan het NIBRA. Volgens Brand en Brandweer (nr. 4 april 2004) een unicum in Europa terwijl een risicokaart van Europa al in 1996 (zie bijlage 6) bestond. Bij deze kaart heeft Nederland duidelijk de boot gemist. Er moet worden geïnvesteerd in relatienetwerken, op specifieke onderwerpen (zoals natuurbrand), interregionaal en internationaal als voorwaarde voor kennisuitwisseling. Informatie- en communicatietechnologie kan daarbij een nuttige rol vervullen. Het is aan te bevelen om het mediabeleid bij natuurbrand (gevaarsaspecten en hoe te handelen) nader te onderzoeken. Dit zou in samenwerking met bijvoorbeeld de natuurbeheerders gestalte moeten krijgen. Naar mijn mening zouden we moeten gaan van een passieve voorlichting28 naar een actieve voorlichting. Waarbij essentiële informatie te allen tijde voor een ieder beschikbaar zou moeten zijn (bijvoorbeeld via een website). Voordeel hierbij is dat de mensen meer het besef krijgen wat (niet) te doen bij een natuurbrand en/of gevaarlijke periode.
27 28
http://www.brandweerkennisnet.nl/cms/show Volkskrant, Liever de stilte over een bosbrand, 26 juni 2004
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
32
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Er zijn gelukkig zeer weinig grote natuurbranden. Gevolg is wel dat er dus ook weinig ervaring is bij de diverse korpsen en leidinggevenden. Willen we de praktijkfase van doen in de leercyclus van Kolb inhoud geven bij natuurbrandbestrijding dan moet hier aandacht aan besteed worden. Te denken valt aan stages, uitwisselingsprojecten en een goede invulling van het realistisch oefenen nader onderzoeken. Hiermee kan het leren binnen de organisatie in relatie tot natuurbrandbestrijding sterk worden verbeterd. Grote natuurbranden kenmerken zich door inzet van veel materieel, mensen en een lange inzetduur (enkele dagen). Daarnaast kenmerkt een grote natuurbrand zich door een dynamisch karakter waarbij insluitingen door vuur reële opties zijn. De veiligheid van burgers maar ook brandweermensen komen hierbij dan ook in gevaar. Op deze risicovolle taak moet het brandweerpersoneel goed zijn voorbereid. Zowel in opleidingen, bijscholing, oefenen alsmede in materiële zin. In mijn ogen is dit onvoldoende gerealiseerd bij diverse brandweerkorpsen die natuurbrandbestrijding in hun takenpakket hebben, een nader onderzoek verdient aanbeveling.
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
33
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Literatuurlijst Argyris, C. & D. Schön, Organizational learning: a theory of action perspective, Reading, 1978 Duin M.J. van, Van rampen leren, Een vergelijkend onderzoek naar de lessen uit spoorwegongevallen, hotelbranden en industriële ongelukken, Den Haag, 1992 Hazebroek en Helsloot, Modern terreinbeheer in natuurgebieden, Brandrisico’s en brandbestrijding, NIBRA publicatiereeks, nr. 12 2001. Hille, Marco, Wisp'r 2003 - Issue 13 - 10.04.2003 Page 01, Kolb, David, Experiential Learning: Experience as the Source of Learning and Development, Englewood Clifffs, N.J: Prentice Hall, 1984. Maren A.J. van, Toegang tot de natuurbrandbestrijding, Ede, mei 2000 Senge Peter M., De vijfde discipline, de kunst & praktijk van de lerende organisatie, Schiedam, 1992. Stichting Bos en Hout Kerngegevens bos en hout in Nederland Tjepkema S., De profiel van de lerende organisatie en haar opleidingsfunctie. Enschede, 1993 Vreugdenhil Bram, Veluwe 2010, een kwaliteitsimpuls, Provincie Gelderland, Arnhem, 2000 Wierdsma en Swieringa, Lerend organiseren, als meer van hetzelfde niet helpt, 2e herz. druk, Groningen, 2002. Diverse Internetsites, http://www.unece.org/trade/timber/ff-stats.html http://www.cepg.org/dmac/08/08-04.htm La chronologie d’un grand feu. http://ecosfera.publico.pt/noticias/noticia175.asp http://www.forzapicchio.it/le_news_del_2002_o3.htm
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
34
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Bijlagen
Bijlage I
Lijst van geïnterviewden
36
Bijlage II
Uniform kaartvel Veluwemassief
37
Bijlage III
Uniform verbindingsschema Veluwemassief
38
Bijlage IV
GPS-Command en Control Systeem
39
Bijlage V
Model Kamphuis
40
Bijlage VI
Risicokaart Zuid-Veluwemassief
41
Bijlage VII
Risicokaart Europa
42
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
35
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Bijlage I
Lijst van geïnterviewden
Gerard Koopmans
Projectleider
Ad Bouma
Adj. secretaris
Europe Parks
Eva Pongratz
Directeur
Landbouw Universiteit Wageningen
Marco Hille
Onderzoeker
Seger van Voorst tot Voorst Henk Beukhof Bart Boers Irene Verwey Evert Arendsen
Directeur adj. Directeur Bedrijfsleider Voorlichtster hfd. Terreinbeheer
Peter Suits
Contactpers. buitenland
Bram Vreugenhil
Trekker Veluwe 2010
Regionale Brandweer Noord-Oost Gelderland
Bob Boersma Arnoud Buitink Klaas Noorland
Regionaal Commandant OvD Kootwijk brand Cdt. Elburg
Regionale Brandweer Hulpverlening Gelderland Midden
Paul Joosten Wim Verboom
Regionaal Commandant OvD Hoge Veluwe brand
Staatsbosbeheer
Eric Klein-Lebbink Jan Kuiper Monique Oostveen
Districtshoofd zuidveluwe hfd . Communicatie Crisis coördinator
Trimension B.V.
Jelmer Dam
Junior adviseur
Bosgroep Midden Nederland Bosschap
Nationale Park de Hoge Veluwe
Ministerie LNV Provincie Gelderland
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
36
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Bijlage II
Uniform kaartvel Veluwemassief
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
37
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Bijlage III
Uniform verbindingsschema Veluwemassief
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
38
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Bijlage IV
GPS-Command en Control Systeem
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
39
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Bijlage V
Model Kamphuis
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
40
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Bijlage VI
Risicokaart Zuid-Veluwemassief
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
41
Zuid-Europese natuurbranden leren ons (n)iets!
Bijlage VII
Risicokaart Europa
M.A.J. Kamphuis (MCDM 6e leergang 2004)
42