Zorgthermometer
Jaargang 18, april 2013
Verzekerden in beweging 2013
Over Vektis gesproken Vektis, informatiecentrum voor de zorg. Vektis verzamelt en analyseert gegevens over de kosten en de kwaliteit van de gezondheidszorg in Nederland. Wij leveren informatiediensten waardoor besluitvorming en uitvoering binnen de zorgmarkt effectief plaatsvindt. Vektis beschikt over actuele en omvangrijke databestanden. Deze bevatten bijvoorbeeld gegevens op nationale schaal over de kosten van medicijngebruik, medische hulpmiddelen en ziekenhuiszorg. Deze informatie is niet alleen van belang voor de zorgverzekeraars, maar ook voor zorgaanbieders, overheid en verzekerden. Met deze informatie stelt Vektis partijen in staat de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg in Nederland te verbeteren. Daarnaast beschikken wij over verschillende producten en diensten ter ondersteuning van de elektronische uitwisseling van berichten. Hiervoor ontwikkelen en beheren wij standaarden in samenspraak met zorgverzekeraars, zorgkantoren, zorgaanbieders en softwareleveranciers. Ook ontwikkelt en beheert Vektis diverse referentiesystemen. Meer informatie is te vinden op www.vektis.nl.
3
Inhoud Voorwoord 4 1 Verzekerdenmobiliteit 2012-2013
5
2 Zorggebruik overstappers en blijvers
8
3 Keuzes rondom premie
10
4 Keuzes rondom eigen risico
12
5 Aanvullende verzekeringen in 2013
15
6 Wie kiezen er voor een aanvullende verzekering?
17
7 Vergoedingen aanvullende verzekeringen
19
Alle feiten op een rij
21
Verantwoording en onderzoeksaanpak
22
Colofon 23
4
Voorwoord Elk jaar zijn er mensen die al begin januari aan ons vragen hoe het dit jaar zit met de overstappers. Op dat moment kunnen we daar nog weinig over zeggen. Het is dan slechts mogelijk om een inschatting te maken van wat het percentage overstappers zal zijn. In de loop van februari stromen dan de gegevens binnen van de zorgverzekeraars, niet alleen over aantallen in- en uitstromers, maar ook hoeveel mensen gekozen hebben voor een aanvullende verzekering en hoeveel vrijwillig eigen risico is gekozen. En, elk jaar zijn we daar net zo benieuwd naar als u! Het leuke is dat elk jaar weer z’n eigen dynamiek heeft en eigen aandachtspunten. Dit jaar is ook weer een bijzonder jaar. Zorg staat het hele jaar door hoog op de kaart, maar in 2012 ging het in het najaar vaak over inkomensafhankelijke premies. Dat is een ingrijpende maatregel en zorgde ervoor dat mensen zich beter dan ooit gingen oriënteren op wat zorgverzekeraars te bieden hebben en wat dit specifiek voor hen betekende. Concreet zijn er dit jaar heel veel mensen overgestapt, velen van hen waarschijnlijk voor het eerst sinds langere tijd. Tijdsanalyses laten namelijk zien dat driekwart van de mensen helemaal niet overstapt. Meer dan ooit zijn mensen gaan nadenken over de hoogte van hun vrijwillig eigen risico en zetten dit om in daden. Dit jaar hebben we voor het eerst verbanden gelegd tussen het al dan niet hebben van een aanvullende verzekering en het daadwerkelijk zorgkosten hebben. Dit geeft heel interessante inzichten. Na een paar weken alle informatie te hebben bekeken en geanalyseerd, is het nu tijd om die informatie met u te delen. Ik wens u veel leesplezier toe! drs. Marieke Smit Manager Informatie en Onderzoek
1
Verzekerdenmobiliteit 2012-2013 Mede door de grote media-aandacht in het laatste kwartaal van 2012 voor de plannen met de inkomensafhankelijke zorgpremie, zijn meer verzekerden dan in voorgaande jaren van verzekeraar veranderd. Uiteindelijk stapte eind 2012 7,2% van de verzekerden over naar een andere zorgverzekeraar. Vanaf de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 is ongeveer driekwart van de verzekerden nog nooit van zorgverzekeraar veranderd. Het najaar van 2012 werd onder andere gekenmerkt door de ophef over de plannen van het nieuwe kabinet voor de invoering van een volledig inkomensafhankelijke zorgpremie binnen de Zorgverzekeringswet. In het regeerakkoord van PvdA en VVD met de titel ‘Bruggen slaan’ werd dit eind oktober aangekondigd. Dagelijks stonden de kranten er vol van, waarbij het er vooral om leek te gaan hoeveel premie per maand men vanaf 2014 zou gaan betalen en wie de meest accurate koopkrachtplaatjes kon presenteren. Uiteindelijk paste het nieuwe kabinet twee weken later de plannen aan en werd medio november aangekondigd dat de inkomensafhankelijke premie van de baan was. Wat er per 1 januari 2014 overblijft is de vermoedelijke invoering van een inkomensafhankelijk verplicht eigen risico tot maximaal € 595,- per jaar. Al deze media-aandacht in het laatste kwartaal van 2012 voor de plannen met de financiering van de Zorgverzekeringswet had zijn weerslag op het aantal verzekerden dat per 1 januari 2013 van verzekeraar wisselde. Vergeleken met voorgaande jaren zijn meer verzekerden kritisch naar hun zorgverzekering gaan kijken en ook daadwerkelijk overgestapt. Daarnaast heeft vermoedelijk de verhoging van het verplichte eigen risico ook een effect gehad op het aantal overstappende verzekerden. In 2013 geldt een eigen risico van € 350,- per jaar, terwijl dit in 2012 nog € 220,- was. Waarschijnlijk zijn meer verzekerden naar aanleiding hiervan kritisch gaan kijken naar hun zorgverzekering. Daarbij speelt mee dat, mede naar aanleiding van deze verhoging van het eigen risico, de gemiddelde jaarpremie voor de basisverzekering in 2013 met € 7,- oftewel 0,6% daalde ten opzichte van 2012. Per 1 januari 2013 stapten uiteindelijk 1,2 miljoen verzekerden over. Dit komt neer op een overstappercentage van 7,2%, het hoogste percentage sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet. Verzekerdenmobiliteit of overstapgedrag wordt als volgt gedefinieerd: het aantal verzekerden dat op 31 december 2012 bij een risicodrager (zie tabel 1) was verzekerd en per 1 januari 2013 zich verzekerde bij een andere risicodrager. Met andere woorden: verzekerdenmobiliteit betreft het overstappen door verzekerden van de ene naar de andere risicodrager. Er zijn ook andere vormen van mobiliteit te onderscheiden: verzekerden die wel bij de risicodrager blijven, maar een andere polis kiezen. Of verzekerden die bij hun risicodrager blijven, maar bijvoorbeeld hun polis omzetten van een individuele polis naar een collectieve polis. In deze Zorgthermometer is de term ‘verzekerdenmobiliteit’ alleen van toepassing op verzekerden die naar een andere risicodrager overstappen.
In figuur 1 wordt weergegeven hoe het percentage overstappers zich vanaf 2006/2007 heeft ontwikkeld. Zoals goed te zien is, zet de vanaf 2009/2010 ingezette stijgende lijn zich voort.
5
6
Percentage overstappers per jaar (bron: Vektis, 2013)
Figuur 1
8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% 2006/2007
2007/2008
2008/2009
2009/2010
2010/2011
2011/2012
2012/2013
Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 zijn 3,3 miljoen verzekerden minimaal een keer van zorgverzekering veranderd. Dit betekent dat ruim driekwart van de verzekerden nog nooit is overgestapt (figuur 2). 18% is een keer geswitcht, 5% twee keer en 1% drie keer of vaker. Ongeveer 40.000 verzekerden zijn minimaal vier keer overgestapt, terwijl het aantal verzekerden dat ieder jaar wisselde ongeveer 100 is.1 Percentage verzekerden per overstapfrequentie 1 tussen 2006 en 2013 (bron: Vektis, 2013)
Figuur 2
1% 5%
0,3%
18%
0 keer 1 keer 76%
2 keer 3 keer 4 keer of vaker
Per 2013 is er een beperkt aantal nieuwe zorgpolissen bijgekomen. We zien enkele nieuwe specifieke onlinepolissen verschijnen. De Pro Life polissen verhuizen binnen hetzelfde concern van Agis naar Zilveren Kruis. Verzekerden hebben in 2013 de keuze uit 67 verschillende zorgpolissen bij 26 risico dragers. Het aantal risicodragers is gelijk gebleven ten opzichte van 2012. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van alle polissen die in 2013 dekking bieden voor de basisverzekering, gegroepeerd naar de risicodrager die de desbetreffende polissen voert. In deze tabel zijn alleen de polissen opgenomen die kunnen worden afgesloten door alle consumenten. Specifieke collectieve zorgproducten die alleen toegankelijk zijn voor bepaalde groepen, zoals een zorgpolis voor de leden van de ANWB, zijn niet in dit overzicht opgenomen. 1
De overstapfrequentie is bepaald voor de bijna 14 miljoen verzekerden waarvan de gegevens in alle jaren beschikbaar zijn in de informatiesystemen van Vektis. Veruit het grootste deel van de ontbrekende verzekerden is geboren, overleden, geëmigreerd of geïmmigreerd in de genoemde periode.
7
Tabel 1
Risicodragers met bijbehorende polissen in 2013 (bron: NZa) Naam risicodrager
Polisnaam
Agis Zorgverzekeringen N.V.
Agis Agis Agis Agis
Avéro Achmea Zorgverzekeringen N.V.
Avéro Zorgplan Avéro Keuze Zorgplan Zorgplan Selectief Avéro Select zorgplan
De Friesland Zorgverzekeringen N.V.
Kiemer Basisverzekering De Friesland Alles Verzorgd Polis De Friesland Vrije Keus Polis De Friesland Alles Verzorgd Online
FBTO Zorgverzekeringen N.V.
FBTO Ziektekostenverzekering FBTO Zorgverzekering
Interpolis Zorgverzekeringen N.V.
Interpolis ZorgActief
OZF Achmea Zorgverzekeringen N.V.
OZF Zorgpolis
Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V.
Pro Life Principe Polis Pro Life Restitutie Zilveren Kruis Achmea Zilveren Kruis Achmea Zilveren Kruis Achmea Zilveren Kruis Achmea Zilveren Kruis Achmea Zilveren Kruis Achmea
Basispolis Basispolis Basic TakeCareNow Internet Basispolis
Beter Af Polis Beter af Restitutie Polis Beter Af Selectief Polis GezondSamenPolis Restitutie GezondSamenPolis Natura Beter af Natura Polis Collectief
ASR Basis Ziektekostenverzekeringen N.V.
Amersfoortse Basisverzekering Natura Amersfoortse Flexibel (restitutie) Ditzo Basisverzekering
Delta Lloyd Zorgverzekeringen N.V.
Delta Lloyd Zorgverzekering Natura Delta Lloyd Zorgverzekering Restitutie
OHRA Ziektekostenverzekeringen N.V.
OHRA Zorgverzekering natura OHRA Zorgverzekering restitutie OHRA Zorg Compact Natura
OHRA Zorgverzekeringen N.V.
OHRA Zorgverzekering natura OHRA Zorgverzekering restitutie OHRA Zorg compact Natura
OWM CZ Groep Zorgverzekeraar U.A.
CZ CZ CZ CZ
OWM DSW Zorgverzekeraar U.A.
DSW polisvoorwaarden
OWM Stad Holland Zorgverzekeraar U.A.
Stad Holland polisvoorwaarden
Eno Zorgverzekeraar N.V.
Salland Basisverzekering Eno Zorgverzekering N.V.
Anderzorg N.V.
Anderzorg Basis
AZIVO Zorgverzekeraar N.V.
Azivo Basispolis
Menzis Zorgverzekeraar N.V.
Menzis ZorgVerzorgd Menzis ZorgZó
ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V.
ONVZ Vrije Keuze Basisverzekering
IZA Zorgverzekeraar N.V.
IZA IZA IZA IZA
IZZ Zorgverzekeraar N.V.
IZZ Basisverzekering variant natura IZZ Basisverzekering variant restitutie
N.V. Univé Zorg
Univé Univé Univé Univé Univé
N.V. Zorgverzekeraar UMC
UMC Zorgverzekering
VGZ Zorgverzekeraar N.V.
VGZ zorgverzekering VGZ restitutieverzekering VGZ Bewuzt
Zorgverzekeraar Cares Gouda N.V.
De Goudse Zorg Polis Natura De Goudse Zorg Polis Restitutie
OWM Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A.
Zorg en Zekerheid Zorg Zeker Polis Zorg en Zekerheid Zorg Vrij Polis Zorg en Zekerheid Zorg Gemak Polis
Zorgverzekering Zorg op Maat polis Zorgverzekering Zorgkeuze polis Direct Natura Natura Zorgbewust polis
Zorgverzekering 2013 Zorgverzekering GezondSamenPolis restitutie GezondSamenPolis Natura 2013 Cura Natura Polis 2013
Zorg Geregeld polis Zorg Vrij polis Zorgzaam polis ZorgSamen polis Gewoon ZEKUR Zorg
8
2
Zorggebruik overstappers en blijvers Door de acceptatieplicht is er ook voor verzekerden met hoge zorgkosten geen drempel om van zorgverzekeraar te veranderen. Toch maken overstappers gemiddeld minder kosten vanuit de basisverzekering dan verzekerden die hun verzekeraar trouw blijven. Een uitzondering hierop vormen de kosten gemaakt op het gebied van kraamzorg, verloskunde en GGZ. Zorgverzekeraars zijn verplicht om iedereen (met uitzondering van personen met een verleden als wanbetaler of fraudeur) te accepteren voor de basisverzekering. In theorie zou het veranderen van zorgverzekeraar voor een kerngezonde verzekerde daarom net zo aantrekkelijk moeten zijn als voor een verzekerde met een hoog zorggebruik. In de praktijk ligt dit echter gecompliceerder aangezien de aanvullende verzekering hierin ook een rol kan spelen. Als overstappen voor iedere verzekerde even vanzelfsprekend is, zou het zorggebruik van de overstappers gelijk zijn aan dat van de verzekerden die hun verzekeraar trouw blijven. Tabel 2 toont aan dat dit niet het geval is. Omdat er gebruik wordt gemaakt van historische kosten kunnen de actuele kosten afwijken van de vermelde kosten. Het gaat daarbij vooral om verzekerden met hoge kosten in de laatste levensfase2.3
Tabel 2
Kosten per verzekerde in 2011 van de blijvers en overstappers in 2013 (bron: Vektis, 2013) Kosten
Blijvers
Overstappers
Verschil in kosten tussen blijvers en overstappers
Totale kosten3
€ 2.078
€ 1.434
-31%
Hulpmiddelen
€ 83
€ 32
-61%
Ziekenvervoer
€ 29
€ 15
-49%
€ 309
€ 167
-46%
€ 47
€ 30
-37%
€ 1.065
€ 688
-35%
Farmacie Paramedische zorg Medisch-specialistische zorg Mondzorg
€ 43
€ 35
-18%
Huisartsen
€ 141
€ 128
-9%
GGZ
€ 259
€ 259
0%
Verloskunde
€ 11
€ 16
51%
Kraamzorg
€ 17
€ 25
51%
De overstappers blijken gemiddeld 31% minder kosten te maken dan de blijvers. Verzekerden met een laag zorggebruik denken waarschijnlijk meer bewust na over bijvoorbeeld het schrappen van een aanvullende verzekering, het verhogen van het vrijwillig eigen risico of het overstappen naar een andere verzekeraar. Al deze keuzes dragen bij aan een lagere premie. Voor verzekerden met een relatief hoog zorggebruik liggen dit soort keuzes waarschijnlijk minder voor de hand. De verschillen tussen de zorgsoorten zijn groot. Zo maken de overstappers minder dan de helft van de kosten op het gebied van hulpmiddelen in vergelijking met de blijvers. Als het gaat om kraamzorg en 2
Een deel van deze kosten is niet terug te vinden in de cijfers omdat een deel van deze verzekerden overleden is voor 1 januari 2013. In de praktijk betekent dit dat over het algemeen voornamelijk de kosten van de blijvers relatief lager uitvallen. Voor medisch-specialistische zorg is berekend dat het verschil tussen blijvers en overstappers kan oplopen tot meer dan 40% wanneer de hoge kosten uit de laatste levensfase wel zouden worden meegenomen.
3
Inclusief overige kosten die niet onder de vermelde zorgsoorten vallen.
9
verloskunde worden de meeste kosten gemiddeld genomen juist gemaakt door de overstappers. Uit een eerdere analyse4 bleek al dat verzekerden in de leeftijdscategorie 18-34 jaar relatief het meeste overstappen. Dit verklaart waarom overstappers gemiddeld meer kosten maken op het gebied van kraamzorg en verloskunde dan blijvers. Blijvers maken gemiddeld evenveel kosten op het gebied van GGZ als overstappers. De GGZ kan echter opgesplitst worden in drie categorieën die variëren in zorgzwaarte. Daarmee ontstaat er ook een duidelijk onderscheid in de kosten die door de blijvers en overstappers worden gemaakt (tabel 3). Tabel 3
Kosten GGZ per verzekerde in 2011 van de blijvers en overstappers in 2013 (bron: Vektis, 2013) Kosten
Blijvers
Overstappers
€ 259
€ 259
0%
€7
€ 10
39%
Tweede lijn zonder verblijf
€ 133
€ 153
15%
Tweede lijn met verblijf
€ 119
€ 95
-20%
Totale kosten GGZ Eerste lijn
Verschil in kosten tussen blijvers en overstappers
De eerstelijns GGZ is er voor kortdurende psychologische hulp. Voor patiënten met zwaardere psychische aandoeningen is er de tweedelijns GGZ, waar, indien noodzakelijk, de behandeling wordt gecombineerd met verblijf. Binnen de eerstelijns GGZ en de tweedelijns GGZ zonder verblijf maken de overstappers gemiddeld meer kosten dan de blijvers. Hiervoor geldt dezelfde verklaring als voor kraamzorg en verloskunde: de groep verzekerden die het meeste overstapt (18- tot 34-jarigen) maakt ook meer dan gemiddeld gebruik van voornamelijk de eerstelijns GGZ, maar ook van de tweedelijns GGZ zonder verblijf. Omdat leeftijd een duidelijke factor blijkt te zijn, is het interessant om te kijken naar het verschil tussen de totale zorgkosten van de blijvers en overstappers per leeftijdscategorie (figuur 3). Dit verschil is het grootst voor verzekerden tussen de 55 en 75 jaar en het kleinst voor de 18-minners. Binnen iedere leeftijdscategorie maken de blijvers echter meer kosten dan de overstappers. Dit geldt dus ook voor de leeftijdsgroep waarvan het aandeel overstappers het grootst is, de 18 tot 34-jarigen. Totale kosten per verzekerde in 2011 van de blijvers en overstappers in 2013 per leeftijdscategorie (bron: Vektis, 2013)
Figuur 3
€ 5.000 € 4.500 € 4.000
Blijvers Overstappers
€ 3.500 € 3.000 € 2.500 € 2.000 € 1.500 € 1.000 € 500 €0 0-17
4
18-24
25-34
35-44
Zorgthermometer Verzekerden in beweging 2012, figuur 2.2.
45-54
55-64
65-74
75+
10
3
Keuzes rondom premie Voor het eerst in jaren is de nominale jaarpremie in 2013 licht gedaald, mede veroorzaakt door de aanmerkelijke verhoging van het verplichte eigen risico. Het percentage verzekerden dat deelneemt aan een collectief stijgt onverminderd, evenals de gemiddelde premiekorting die binnen deze collectieven geldt.
Nadat de gemiddelde nominale jaarpremie vanaf 2008 jaarlijks een stijging heeft laten zien, is in 2013 sprake van een lichte daling. De gemiddelde nominale premie daalt met € 7,-, oftewel 0,6%. De belangrijkste verklaring voor deze daling ligt bij de verhoging van het verplichte eigen risico per premiebetalende verzekerde. Deze bedraagt in 2013 € 350,-, terwijl dit in 2012 nog € 220,- was. In de onderstaande figuur is de ontwikkeling van de gemiddelde nominale premie per premie betalende verzekerde (verzekerden van achttien jaar en ouder) weergegeven. Vanaf de invoering van de Zorgverzekeringswet is de nominale premie gestegen van € 1.060,- naar € 1.280,- per jaar, oftewel een stijging van 20,8%. Figuur 4
Gemiddelde nominale jaarpremie per premiebetalende verzekerde (bron: Vektis, 2013) € 1.300 € 1.250 € 1.200 € 1.150 € 1.100 € 1.050 € 1.000 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Voor wat betreft de verschillen in hoogte van de nominale premie tussen de verschillende polissen die door de zorgverzekeraars worden gevoerd, is het beeld vergelijkbaar met 2012. De laagste nominale jaarpremie bedraagt in 2013 € 1.107,- en de hoogste € 1.343,-, een verschil van ruim 21%. De spreiding is weergegeven in figuur 5.
Figuur 5
Gemiddelde nominale jaarpremie per premiebetalende verzekerde per polis van laag naar hoog, met de bandbreedte van de middelste 50% (bron: Vektis, 2013) € 1.400 € 1.350 € 1.300 € 1.250 € 1.200 € 1.150 € 1.100
bandbreedte mediaan bandbreedte
11
De gemiddelde nominale jaarpremie is niet gelijk aan de daadwerkelijk door de premieplichtige verzekerden betaalde premie. Er kunnen door de zorgverzekeraars nog diverse kortingen worden gegeven op de premie. De belangrijkste zijn de collectiviteitskorting en de korting wanneer men aanvullend voor een vrijwillig eigen risico kiest (tussen € 100,- en € 500,- per jaar bovenop het verplichte eigen risico). In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op het vrijwillig eigen risico. De zorgverzekeraars kunnen binnen de Zorgverzekeringswet via een collectief afgesloten basisverzekering een maximale korting van 10% op de nominale jaarpremie geven. In de loop der jaren zijn er vele collectieven ontstaan en is het percentage verzekerden dat verzekerd is via een collectieve verzekering gestaag toegenomen. Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 is dit percentage gestegen van 52% naar bijna 69% in 2013. Percentage collectief verzekerden van 2005 tot en met 2013 (bron: Vektis, 2013)
Figuur 6
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
De gemiddelde collectiviteitskorting voor al deze collectieven samen bedraagt in 2013 7,2%5. Dit percentage is gelijk aan vorig jaar als we het voor dat jaar ook op de herziene manier berekenen. In de volgende tabel is goed zichtbaar dat individueel verzekerden gemiddeld een hogere premie betalen dan collectief verzekerden. Daarnaast is opvallend dat het verschil tussen de gemiddelde basispremie en de daadwerkelijk betaalde premie in de loop der jaren groter is geworden. Was het bij de aanvang van de basisverzekering nog € 33,- per jaar, in 2013 is dit opgelopen naar € 79,-. Dit valt onder meer te verklaren doordat in de loop der jaren het aandeel verzekerden met een collectieve verzekering is gestegen en daarmee het aantal verzekerden dat een collectiviteitskorting geniet. Tabel 4
Gemiddelde jaarpremie basisverzekering (bron: Vektis, 2013) Gemiddelde premie (exclusief betalingskorting) 2006-2013
Gemiddelde basispremie
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
€ 1.060
€ 1.147
€ 1.094
€ 1.110
€ 1.145
€ 1.262
€ 1.287
€ 1.280
Gemiddeld betaalde premie Individueel Collectief Totaal
5
€ 1.053
€ 1.135
€ 1.081
€ 1.088
€ 1.127
€ 1.226
€ 1.241
€ 1.230
€ 987
€ 1.056
€ 1.010
€ 1.033
€ 1.055
€ 1.168
€ 1.195
€ 1.188
€ 1.027
€ 1.091
€ 1.040
€ 1.056
€ 1.082
€ 1.188
€ 1.210
€ 1.201
De berekening van de gemiddelde collectiviteitskorting is met ingang van 2013 herzien. Het genoemde percentage is het verschil tussen de nominale premie en de betaalde collectieve premie. In de oude berekening was dit het verschil tussen de betaalde individuele premie en de betaalde collectieve premie.
12
4
Keuzes rondom eigen risico Verzekerden kiezen steeds vaker voor een vrijwillig eigen risico. Er lijkt daarbij een duidelijk verband te zijn met het verplichte eigen risico dat de afgelopen jaren in steeds grotere stappen is verhoogd. In 2013 kiest 10% van de verzekerden voor een vrijwillig eigen risico, waarvan een ruime meerderheid voor het maximale eigen risico. Deze keuze is leeftijdsafhankelijk en verschilt tussen mannen en vrouwen. In 2013 bedraagt het verplichte eigen risico € 350,-. Ten opzichte van 2012 betekent dit een verhoging met € 130,-. Deze verhoging gaat gepaard met een toename van het aantal verzekerden dat kiest voor een vrijwillig eigen risico. Waar dit in 2012 nog 7% van de verzekerden betrof, is dit in 2013 bijna 10% (figuur 7). Naast het totaal aantal verzekerden met een vrijwillig eigen risico is ook de gemiddelde hoogte ervan toegenomen. Ook is het aandeel verzekerden dat kiest voor het maximaal mogelijk eigen risico gestegen van 4% in 2012 naar 6% in 2013.
Figuur 7
Verdeling vrijwillig eigen risico in 2013 (bron: Vektis, 2013)
64% 90%
10%
2%
15%
7%
0 100
12%
200 300 Vrijwillig eigen risico
400 500
Verzekerden kunnen kiezen voor een vrijwillig eigen risico om korting te krijgen op de premie en in de veronderstelling dat zij het verplichte eigen risico toch niet vol gaan maken. Een verhoging van het verplichte eigen risico kan er echter toe leiden dat verzekerden minder financieel risico willen lopen en daarom hun vrijwillig eigen risico verlagen, maar het tegenovergestelde lijkt het geval. De mate waarin het verplichte eigen risico verhoogd wordt, blijkt parallel te lopen aan het aandeel verzekerden dat kiest voor een vrijwillig eigen risico (figuur 8).
13
Ontwikkeling verplicht eigen risico (links) en percentage verzekerden met een vrijwillig eigen risico (rechts) van 2010 tot en met 2013 (bron: Vektis, 2013)
Figuur 8
€ 400
12%
€ 350
10%
€ 300 8%
€ 250 € 200
6%
€ 150
4%
€ 100 2%
€ 50 €0
0% 2010
2011
2012
2013
2010
2011
2012
2013
Eenzelfde soort ontwikkeling is terug te zien binnen de groep verzekerden die voor een vrijwillig eigen risico kiest. Ook het aandeel verzekerden met het maximale eigen risico neemt namelijk in de loop der jaren toe (figuur 9). Ook deze groei is sterker naarmate het verplichte eigen risico meer stijgt. Ontwikkeling percentage verzekerden per gekozen vrijwillig eigen risico van 2010 tot en met 2013 (bron: Vektis, 2013)
Figuur 9
€ 500
€ 400
€ 300
€ 200
€ 100
100% 90% 80%
42%
70% 60% 50%
3% 12%
40% 30%
17%
46%
2% 13% 15%
20% 10%
51%
2% 13% 13%
64%
2% 7% 12%
26%
25%
21%
2010
2011
2012
0%
15% 2013
Het is lang niet altijd zo dat een verzekerde met een hoger eigen risico ook daadwerkelijk lage zorgkosten heeft. Wel is er een duidelijk verband tussen de gekozen verhoging en de mate waarin het verplichte eigen risico vol wordt gemaakt6 (figuur 10). Toch maakt nog 30 tot 40% van de verzekerden met een klein vrijwillig eigen risico (€ 100,- of € 200,-) het volledig eigen risico vol. Van de verzekerden met het maximale eigen risico maakt ruim tien procent dit volledig vol.
6
Voor deze analyse is gebruikgemaakt van declaratiegegevens uit het jaar 2011. In 2011 was het verplichte eigen risico € 170,-. Eenzelfde analyse op gegevens uit 2013 zal resulteren in een lager aantal verzekerden dat het eigen risico vol maakt.
14
Figuur 10
Percentage verzekerden per gekozen vrijwillig eigen risico dat het verplichte eigen risico vol maakt in 2011 (bron: Vektis, 2013)
70%
Maakt verplicht en vrijwillig eigen risico vol
60%
Maakt alleen verplicht eigen risico vol
50%
Maakt verplicht eigen risico vol en heeft geen vrijwillig eigen risico
40% 30% 20% 10% 0% Geen
€ 100
€ 200
€ 300
€ 400
€ 500
Tot slot blijken ook leeftijd en geslacht bepalend te zijn bij de keuze voor een vrijwillig eigen risico (figuur 11). Het aandeel verzekerden met een vrijwillig eigen risico neemt af naarmate de leeftijd toeneemt.
Figuur 11
Percentage verzekerden met een vrijwillig eigen risico in 2011 uitgezet naar leeftijd en uitgesplitst naar geslacht (bron: Vektis, 2013) Mannen
14%
Vrouwen 12%
Totaal (mannen en vrouwen) Gemiddelde
10% 8% 6% 4% 2% 0%
18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56 58 60 62 64 66 68 70 72 74 76 78 80 82 84 86 88 90
Vanaf het twintigste levensjaar kiezen meer mannen dan vrouwen voor een vrijwillig eigen risico. Dit verschil groeit snel en is het grootst tussen het 25e en 40e levensjaar. Gemiddeld heeft 9% van de mannen op dat moment een vrijwillig eigen risico tegen 5% van de vrouwen. De kosten van kraamzorg en verloskunde tellen niet mee voor het eigen risico. Desondanks kunnen vrouwen toch extra kosten rond hun zwangerschap en bevalling verwachten, waardoor de keuze voor een vrijwillig eigen risico mogelijk minder voor de hand ligt. Opvallend is de stijging van het percentage mannen met een vrijwillig eigen risico vanaf het 32e levensjaar. Mogelijk gaat het hier om een gezinseffect: na gezinsuitbreiding kiezen beide partners wellicht gelijktijdig ervoor om het eigen risico te verhogen. Rond het veertigste levensjaar begint het aandeel verzekerden met een vrijwillig eigen risico bij zowel mannen als vrouwen te dalen. Toch hebben nog bijna twee keer zoveel mannen als vrouwen rond het zestigste levensjaar een vrijwillig eigen risico. Tot slot blijkt zeventig jaar een leeftijd te zijn waarbij het aandeel verzekerden met een vrijwillig eigen risico bijna halveert naar gemiddeld iets meer dan 1%. Vanaf 74 jaar komt dit aandeel niet meer boven de 1%.
5
15
Aanvullende verzekeringen in 2013 De aanvullende verzekeringen bieden extra dekking voor bepaalde zorgkosten die niet of gedeeltelijk onder de basisverzekering vallen. De overgrote meerderheid van de verzekerden heeft een aanvullende verzekering afgesloten. De gemiddelde premie per aanvullend verzekerde komt in 2011 uit op € 304,- per jaar.
Vanaf de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 is vrijwel iedereen verplicht verzekerd via de basisverzekering. Binnen de basisverzekering wordt dekking geboden voor een groot deel van de reguliere geneeskundige zorg zoals huisarts, geneesmiddelen, ziekenhuiszorg en hulpmiddelen. Jaarlijks bepaalt de overheid welke zorg binnen dit basispakket verzekerd is. Uiteraard is niet alle beschikbare zorg binnen de basisverzekering verzekerd. Daarom bieden de zorgverzekeraars aanvullende verzekeringen aan. Met deze verzekeringen wordt dekking geboden voor bepaalde zorgkosten die niet of gedeeltelijk onder de basisverzekering worden vergoed. Elke zorgverzekeraar bepaalt zelf welke zorgkosten voor vergoeding in aanmerking komen en de daarbij behorende jaarpremie. Daarnaast vindt er substitutie plaats van vergoeding van zorgkosten van basisverzekering naar aanvullende verzekeringen. Regelmatig worden er door de overheid pakketmaatregelen genomen, waarbij de vergoeding van bepaalde zorgkosten uit het basispakket wordt gehaald. Veelal worden deze kosten dan vervolgens aanvullend vergoed via de aanvullende verzekering. Net als in voorgaande jaren heeft ook in 2013 de overgrote meerderheid van de verzekerden een aanvullende verzekering. Wel zet de trend zich voort dat in toenemende mate verzekerden geen aanvullende verzekering meer afsluiten. In 2013 betreft dit 14,3% van de verzekerden. Dit is een behoorlijke stijging ten aanzien van 2012, toen betrof het nog 12% van de verzekerden. Figuur 12
Percentage verzekerden dat geen aanvullende verzekering heeft afgesloten (bron: Vektis, 2013) 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
16
Als er binnen de aanvullende verzekeringen wordt gekeken naar het onderscheid tussen individueel en collectief verzekerden, dan blijkt dat er net als in voorgaande jaren een aanzienlijk verschil is te constateren. Van de collectief verzekerden heeft bijna 90% een aanvullende verzekering, terwijl dit bij de individueel verzekerden op 78% ligt.
Figuur 13
Percentage individueel en collectief verzekerden met een aanvullende verzekering (bron: Vektis, 2013) Alleen basisverzekering
Ook aanvullende verzekering
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Individueel
Collectief
Totaal
Elke zorgverzekeraar stelt jaarlijks de hoogte van de jaarpremie van de aanvullende verzekeringen vast. In tabel 5 wordt de ontwikkeling van de gemiddelde jaarpremie per aanvullend verzekerde getoond. Tabel 5
Gemiddelde jaarpremie per aanvullend verzekerde (bron: Vektis, 2013) 2006
2007
2008
2009
2010
2011
€ 222
€ 241
€ 263
€ 278
€ 284
€ 304
Bij deze cijfers dient rekening te worden gehouden met het feit dat de zorgverzekeraar zelf het verzekerde pakket binnen de aanvullende verzekering vaststelt. Daardoor zijn de polissen van de aanvullende verzekeringen minder goed onderling vergelijkbaar dan het vaste wettelijke pakket dat geldt voor de basisverzekering.
6
17
Wie kiezen er voor een aanvullende verzekering? De aanvullende verzekering dient als een verlengstuk van de basisverzekering. Kosten die niet (meer) worden vergoed vanuit de basisverzekering worden vaak wel vergoed vanuit een aanvullend pakket. Verzekerden die kiezen voor een aanvullende verzekering maken al relatief meer kosten vanuit de basisverzekering. Dit gebeurt voornamelijk op het gebied van paramedische zorg, hulpmiddelen en mondzorg. Voor de tweedelijns GGZ geldt juist dat verzekerden met alleen een basisverzekering gemiddeld de hoogste kosten hebben. Het basispakket is de afgelopen jaren steeds iets versoberd. Daarmee lijkt het belang van het afsluiten van een aanvullende verzekering groter te worden voor verzekerden die kosten verwachten die voorheen nog vanuit het basispakket werden vergoed. Toch neemt het aantal verzekerden zonder aanvullende verzekering langzamerhand toe. Het lijkt er dus op dat het afsluiten van een aanvullende verzekering steeds minder vanzelfsprekend wordt als een verzekerde verwacht er toch geen gebruik van te maken. De zorgkosten gemaakt vanuit de basisverzekering zouden dus kunnen voorspellen of een verzekerde kiest voor een aanvullende verzekering. Waar de basisverzekering er is voor primaire, curatieve zorg, biedt de aanvullende verzekering uitkomst voor de minder basale zorg. Een voor de hand liggend voorbeeld is een uitbreiding van het aantal vergoede behandelingen bij de fysiotherapeut. Tabel 6 laat zien dat verzekerden met relatief hoge kosten op het gebied van paramedische zorg (waar fysiotherapie deel van uitmaakt) inderdaad kiezen voor een aanvullende verzekering7.8 Kosten per verzekerde vanuit de basisverzekering van verzekerden met een aanvullende verzekering of alleen een basisverzekering in 2011 (bron: Vektis, 2013)
Tabel 6
Kosten
Verzekerden met uitsluitend een basisverzekering
Verschil
€ 2.167
€ 1.956
-10%
€ 49
€ 30
-40%
Hulpmiddelen
€ 90
€ 64
-29%
Mondzorg
€ 44
€ 33
-25%
€ 322
€ 254
-21%
Totale kosten8 Paramedische zorg
Farmacie Kraamzorg
€ 17
€ 14
-21%
€ 1.134
€ 955
-16%
€ 144
€ 131
-9%
Verloskunde
€ 11
€ 11
-4%
Ziekenvervoer
€ 33
€ 32
-4%
€ 239
€ 379
59%
Medisch specialistische zorg Huisartsen
GGZ
7
Verzekerden met een aanvullende verzekering
Voor deze analyse is gebruikgemaakt van declaratiegegevens over het jaar 2011. In 2011 zag het basispakket er iets anders uit en het aandeel verzekerden met een aanvullende verzekering was iets groter. Eenzelfde analyse op gegevens uit 2013 zal dus resulteren in iets andere uitkomsten.
8
Inclusief overige kosten die niet onder de vermelde zorgsoorten vallen.
18
Voor bepaalde hulpmiddelen bieden sommige aanvullende verzekeringen een (gedeeltelijke) vergoeding. Dat verzekerden met een aanvullende verzekering relatief veel kosten maken op het gebied van hulpmiddelen is ook terug te zien in tabel 6. Dit kostenverschil van bijna 30% zal naar verwachting groeien. In 2013 zijn bijvoorbeeld ook rollators en andere loophulpmiddelen uit het basispakket verdwenen. Daarnaast is er voor hoortoestellen een eigen bijdrage van 25% gekomen. Tandheelkundige zorg wordt vanuit de basisverzekering alleen vergoed voor verzekerden onder de achttien jaar. Een uitzondering hierop vormen chirurgische tandheelkunde en uitneembare kunstgebitten. Deze kosten worden ook voor volwassenen vergoed. Voor de basale tandheelkundige zorg moeten volwassenen echter een aanvullende verzekering afsluiten. Zoals verwacht hebben verzekerden met een aanvullende verzekering gemiddeld hogere tandheelkundige kosten vanuit de basisverzekering. Huisartsenzorg, verloskunde en ziekenvervoer worden grotendeels vergoed vanuit het basispakket. Op dit gebied hebben aanvullende verzekeringen minder te bieden. Het verschil tussen de gemiddelde kosten van aanvullend verzekerden en niet-aanvullend verzekerden is voor deze zorgsoorten dan ook minder groot. Medisch-specialistische zorg is basale, curatieve zorg die vergoed wordt vanuit het basispakket. Aanvullend verzekerden maken echter toch meer kosten dan gemiddeld op dit gebied. Een verklaring is dat medisch-specialistische zorg vaak gevolgd wordt door revalidatie, waarbij bijvoorbeeld paramedische behandelingen plaatsvinden of hulpmiddelen moeten worden aangeschaft. Verzekerden met uitsluitend een basisverzekering hebben relatief hoge kosten binnen de GGZ. Aanvullende pakketten bieden echter wel vaak vergoedingen voor eerstelijns psychologische hulp. Een verdiepende analyse laat zien dat aanvullend verzekerden inderdaad hogere eerstelijns GGZ-kosten hebben dan gemiddeld (tabel 7).
Tabel 7
Kosten GGZ per verzekerde vanuit de basisverzekering van verzekerden met een aanvullende verzekering of alleen een basisverzekering in 2011 (bron: Vektis, 2013) Kosten
Verzekerden met een aanvullende verzekering
Verzekerden met uitsluitend een basisverzekering
€ 239
€ 379
59%
€8
€5
-34%
Tweede lijn zonder verblijf
€ 128
€ 163
27%
Tweede lijn met verblijf
€ 102
€ 212
107%
Totale kosten GGZ Eerste lijn
Verschil
Voor de tweedelijns GGZ geldt dat verzekerden met alleen een basisverzekering meer kosten maken dan aanvullend verzekerden. Een mogelijke verklaring is het feit dat de tweedelijns GGZ geheel vergoed wordt vanuit de basisverzekering en bij langdurig verblijf vanuit de AWBZ. Een aanvullende verzekering biedt dus geen zinvolle toevoeging voor patiënten.
7
19
Vergoedingen aanvullende verzekeringen In 2011 werd er in totaal 3,7 miljard euro vergoed vanuit de aanvullende verzekeringen, wat neerkomt op bijna € 256,- per aanvullend verzekerde. De kosten per aanvullend verzekerde laten in 2011 een aanmerkelijke stijging zien ten opzichte van 2010. Dit wordt met name veroorzaakt door een verschuiving van vergoede kosten van de Zorgverzekeringswet naar de aanvullende verzekeringen. Het merendeel van de verzekerden heeft ook een aanvullende verzekering afgesloten. Zoals in het eerdere hoofdstuk over aanvullende verzekeringen is te zien, neemt in de loop van de jaren het aandeel van verzekerden met een aanvullende verzekering wel af. In tabel 8 wordt de ontwikkeling van de vergoede zorgkosten per verzekerde naar prestatie inzichtelijk gemaakt. In totaal werd er in 2011 voor 3,7 miljard euro aan zorgkosten vergoed vanuit de aanvullende verzekeringen.
Tabel 8
Gemiddelde vergoede zorgkosten per verzekerde voor aanvullende verzekeringen in 2006 tot en met 2011 in euro’s (bron: Vektis, 2013) 2006
2007
2008
2009
2010
2011
Tandheelkundige hulp
83,96
90,75
94,05
106,62
103,81
116,75
Paramedische zorg
57,50
55,33
63,17
65,22
64,27
71,15
Hulpmiddelen
12,26
13,19
15,02
15,79
15,01
21,79
Hulp in buitenland
3,16
2,49
3,52
4,91
4,39
4,50
Alternatieve geneeswijzen
7,75
9,29
10,28
11,20
12,13
12,98
Farmaceutische hulp
5,05
5,07
2,69
3,92
3,69
4,55
Overig
24,61
34,92
22,35
21,35
25,69
23,92
Totaal
194,30
211,04
211,07
229,01
228,98
255,65
Ten opzichte van 2010 valt op dat de kosten per aanvullend verzekerde in 2011 sterker stijgen dan in voorgaande jaren. Met name de toename bij tandheelkundige hulp, paramedische zorg en hulpmiddelen is opvallend. Deze stijging wordt onder andere veroorzaakt door pakketaanpassingen binnen de Zorgverzekeringswet. Per 2011 is de vergoeding van bepaalde kosten binnen deze verstrekkingen teruggebracht. De meeste zorgverzekeraars hebben vervolgens de dekking hiervoor binnen de aanvullende verzekering uitgebreid. In feite vindt er een verschuiving plaats van deze kosten van de Zorgverzekeringswet naar de aanvullende verzekeringen. Zoals in figuur 14 is te zien is de vergoeding voor tandheelkundige zorg verreweg de grootste kostenpost binnen de aanvullende verzekeringen, op enige afstand gevolgd door paramedische zorg.
20
Figuur 14
Verdeling vergoede kosten in de aanvullende verzekeringen in 2011 (bron: Vektis, 2013)
9,4% 1,8% 5,1% 1,8%
Tandheelkundige hulp Paramedische zorg
8,5% 45,7%
Hulpmiddelen Hulp in buitenland Alternatieve geneeswijzen Farmaceutische hulp
27,8%
Overig
21
Alle feiten op een rij Verzekerdenmobiliteit 2012-2013 - In 2013 is 7,2% van de verzekerden overgestapt naar een andere risicodrager. Dit zijn 1,2 miljoen overstappers. - Sinds 2006 zijn 3,3 miljoen verzekerden minimaal een keer van risicodrager gewisseld, terwijl driekwart van de verzekerden nog nooit van verzekeraar is veranderd.
Zorggebruik overstappers en blijvers - Overstappers maken gemiddeld 31% minder zorgkosten dan blijvers. - Overstappers maken meer kosten dan blijvers op het gebied van kraamzorg, verloskunde, eerstelijns GGZ en tweedelijns GGZ zonder verblijf.
Keuzes rondom premie - De gemiddelde nominale jaarpremie voor het basispakket laat voor het eerst in jaren een geringe daling zien, met name veroorzaakt door de verhoging van het verplichte eigen risico naar € 350,per jaar in 2013. - Ook in 2013 stijgt het aandeel van de collectief verzekerden ten opzichte van individueel verzekerden.
Keuzes rondom eigen risico - In 2013 kiest 10% van de verzekerden voor een vrijwillig eigen risico, waarvan de meerderheid voor het maximale eigen risico kiest. - Het aandeel verzekerden dat door de jaren heen voor een (maximaal) vrijwillig eigen risico kiest, loopt parallel aan de hoogte van het verplichte eigen risico. - Mannen hebben vaker een vrijwillig eigen risico dan vrouwen. - Jonge verzekerden kiezen vaker voor een vrijwillig eigen risico dan oudere verzekerden.
Aanvullende verzekeringen in 2013 - Ruim 85% van de verzekerden heeft een aanvullende verzekering. - In 2011 bedraagt de gemiddelde jaarpremie € 304,- per aanvullend verzekerde. - Het percentage verzekerden dat geen aanvullende verzekering afsluit stijgt aanmerkelijk in 2013 en komt uit op 14,3%.
Wie kiezen er voor een aanvullende verzekering? - Verzekerden zonder aanvullende verzekering maken minder kosten vanuit de basisverzekering dan aanvullend verzekerden. - Aanvullend verzekerden maken vanuit de basisverzekering relatief veel kosten op het gebied van paramedische zorg, hulpmiddelen en mondzorg en juist weinig tweedelijns GGZ-kosten.
Vergoedingen aanvullende verzekeringen - In 2011 werd 3,7 miljard euro vergoed via de aanvullende verzekeringen, wat neerkomt op bijna € 256,- per aanvullend verzekerde. - De kosten per aanvullend verzekerde stijgen sterk in 2011 vanwege een verschuiving van vergoede kosten van de Zorgverzekeringswet naar de aanvullende verzekeringen.
22
Verantwoording en onderzoeksaanpak In de periode februari-maart 2013 heeft Vektis een inventarisatie met betrekking tot verzekerdenmobiliteit uitgevoerd bij alle zorgverzekeraars in Nederland. Aan zorgverzekeraars is gevraagd wat de instroom aan nieuwe verzekerden is geweest en hoeveel verzekerden zijn uitgestroomd. Daarnaast is gevraagd naar een aantal kenmerken van de verzekerden. Dit is gedaan op het niveau van de risicodragers. Vervolgens is gevraagd naar de soort verzekeringen die zijn afgesloten en de bijbehorende premiestanden. Deze inventarisatie is gedaan op polisniveau.
Verzekerden hadden tot uiterlijk 1 januari 2013 de tijd om hun polis bij hun huidige risicodrager op te zeggen en tot uiterlijk 1 februari 2013 om zich weer aan te melden bij een nieuwe risicodrager. Na 1 februari 2013 zijn de voor dit onderzoek benodigde gegevens opgevraagd bij zorgverzekeraars. In deze rapportage wordt een beeld geschetst van de marktontwikkelingen rondom het overstapgedrag van verzekerden. Vektis heeft alle 26 risicodragers benaderd met het verzoek om gegevens aan te leveren. Alle risicodragers hebben hier aan meegewerkt. Dit betekent dat de gehele verzekerdenpopulatie 2013 in beeld is gebracht. In dit onderzoek wordt niet ingegaan op specifieke risicodragers. Waar interessant en relevant worden af en toe wel gegevens van individuele risicodragers op een rijtje gezet. Deze risicodragers zijn echter niet herkenbaar of herleidbaar getoond. In hoofdstuk 1, 2, 4, 6 en 7 van deze Zorgthermometer is aanvullend onderzoek gedaan met behulp van andere bronnen dan de inventarisatie verzekerdenmobiliteit 2013. Voor hoofdstuk 2, 4 en 6 is gebruikgemaakt van het informatiesysteem BASIC. In de BASIC-database worden op verzekerdenniveau schadegegevens per verstrekking geregistreerd. Ook worden van alle verzekerden kenmerken vastgelegd, zoals leeftijd en geslacht. Bijna alle verzekerden zijn opgenomen in BASIC. De verzekeraars leveren vanaf 2006 ieder kwartaal een BASIC-bestand aan. De cijfers waarvan gebruik is gemaakt komen uit 2011. De kosten in 2011 zijn nog niet voor alle zorgsoorten uitgedeclareerd. Om de cijfers representatief te maken voor de werkelijk te verwachten realisatie, is daarom een ophoging uitgevoerd op basis van de ramingen van de verzekeraars afkomstig uit de CVZkwartaalstaat uit het vierde kwartaal van 2012. De analyse in hoofdstuk 6 is uitgevoerd op een populatie van 87% van alle verzekerden. Voor de overige verzekerden waren de vereiste gegevens niet beschikbaar in BASIC. In hoofdstuk 1 is voor de analyse naar de overstapfrequenties van 2006 tot en met 2013 een koppeling op verzekerdenniveau gelegd tussen BASIC-gegevens van de jaren 2006 tot en met 2011 en de Algemene Verzekerden Gegevens (AVG) van 2012 en 2013. Dit totale bestand bevat bijna 14 miljoen verzekerden. Veruit het grootste deel van de ontbrekende verzekerden is geboren, overleden, geëmigreerd of geïmmigreerd in de genoemde periode. In (een deel van) hoofdstuk 5 en 7 is gebruikgemaakt van de Markt- en Benchmarkenquête 2011 van Vektis. Voor deze inventarisatie worden elk jaar op macroniveau gegevens opgevraagd bij zorgverzekeraars met betrekking tot financiën, kosten en omzet.
23
Colofon Inhoud In deze publicatie staan telkens cijfers uit de zorg rondom een thema of een bepaald jaar centraal. Alles uit de uitgave mag met bronvermelding worden gekopieerd. De inhoud van deze publicatie is met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. Wanneer er desondanks toch onjuistheden in voorkomen, aanvaardt Vektis daarvoor geen enkele aansprakelijkheid. Ook aanvaarden wij geen aansprakelijkheid voor enige directe of indirecte schade die zou kunnen ontstaan door het gebruik van de hierin aangeboden informatie.
Auteurs M.G.N. (Marnix) Romp P.P.A.B. (Paul) Merkx MSc.
Redactie J. (Jannie) Aartse dr. A. (Anne) de Boo drs. M. (Marieke) Smit M.H. (Marion) Verhoef-Groenveld
Dank Wij willen graag de volgende personen bedanken voor hun bijdrage aan de totstandkoming van deze uitgave: drs. H. (Henny) Wijngaard (Zorgverzekeraars Nederland) drs. B.S.M. (Ben) Oudhuis (Zorgverzekeraars Nederland) drs. M.J. (Marieke) van der Feen (Vektis) S.G.V.R. (Sebastiaan) van Klaveren (Vektis)
Grafisch ontwerp Ontwerpbureau De Branding
Drukwerk Lulof / experts in gedrukte communicatie
Meer informatie Wilt u meer exemplaren van deze publicatie ontvangen, neem dan contact op via telefoon: 030-69 88 323 of e-mail:
[email protected]. Deze publicatie is ook online te raadplegen op www.vektis.nl. Voor inhoudelijke vragen over deze publicatie kunt u e-mailen naar Marnix Romp, e-mail:
[email protected].
Bezoekadres
Postadres
T: 030-69 88 323
Sparrenheuvel 18
Postbus 703
F: 030-69 88 216
3708 JE Zeist
3700 AS Zeist
E:
[email protected]