Zorgthermometer
Jaargang 17, april 2012
Verzekerden in beweging 2012
2
Over Vektis gesproken Vektis, informatiecentrum voor de zorg. Vektis verzamelt en analyseert gegevens over de kosten en de kwaliteit van de gezondheidszorg in Nederland. Wij leveren informatiediensten waardoor besluitvorming en uitvoering binnen de zorgmarkt effectief plaatsvindt. Vektis beschikt over actuele en omvangrijke databestanden. Deze bevatten bijvoorbeeld gegevens op nationale schaal over de kosten van medicijngebruik, medische hulpmiddelen en ziekenhuiszorg. Deze informatie is niet alleen van belang voor de zorgverzekeraars, maar ook voor zorgaanbieders, overheid en verzekerden. Met deze informatie stelt Vektis partijen in staat de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg in Nederland te verbeteren. Daarnaast beschikken wij over verschillende producten en diensten ter ondersteuning van de elektronische uitwisseling van berichten. Hiervoor ontwikkelen en beheren wij standaarden in samenspraak met zorgverzekeraars, zorgkantoren, zorgaanbieders en softwareleveranciers. Ook ontwikkelt en beheert Vektis diverse referentiesystemen. Meer informatie is te vinden op www.vektis.nl.
3
Inhoud Over Vektis gesproken
2
Voorwoord
4
1 Verzekerdenmobiliteit 2011-2012
5
2 Overstappers
9
3 Keuzes rondom premie
15
4 Aanvullende verzekeringen in 2012
18
5 Wie kiezen er voor een aanvullende verzekering?
21
6 Vergoedingen aanvullende verzekeringen
22
7 Concentratie risicodragers
23
8 ‘De switcher’, wie is dat nu echt?
24
Alle feiten op een rij
28
Verantwoording en onderzoekaanpak
29
Colofon
30
4
Voorwoord Op het moment van schrijven van de Zorgthermometer zijn de besprekingen in het Catshuis in volle gang. Ook maatregelen in de zorg komen daarbij aan de orde, zoals het verder verhogen van de eigen bijdrage of een kleine vergoeding bij het gebruik van zorg.
In de periode dat verzekerden zich oriënteerden op een nieuwe zorgverzekeraar of het wijzigen van hun polis, waren heel andere veranderingen aan de orde. Vooral de vrije prijzen op het gebied van mondzorg en het effect daarvan op de premies en vergoedingen hielden veel verzekerden bezig. Dit jaar is circa 6% van de verzekerden overgestapt naar een andere zorgverzekeraar. We waren er trots op dat we dat cijfer al in de tweede week van januari publiek konden maken. En hebben verzekerden iets gedaan met het gegeven dat tandartsen dit jaar voor het eerst de prijzen in hun praktijk gingen vaststellen en bekendmaken? Daar lijkt het wel op, want er zijn dit jaar opvallend meer verzekerden met een aanvullende tandartsverzekering. Daar waar het aantal totaal aanvullende verzekeringen is afgenomen, neemt het aantal verzekerden met een tandartsdekking toe. Dit wordt in hoofdstuk 4 uitvoerig behandeld. Bij het maken van deze Zorgthermometer is voor het eerst samen met het Centraal Bureau voor de Statistiek gekeken naar de overstappende verzekerden. Een mooie toevoeging aan dit jaarlijkse onderzoek naar verzekerdenmobiliteit. Ditzelfde geldt voor Intomart Gfk. Zij brengen al jarenlang het switchgedrag van verzekerden in beeld. Mooi om te zien dat het samenbrengen van informatie over verzekerdenmobiliteit uit verschillende bronnen zo veel extra oplevert. Ik wens u veel leesplezier.
drs. M. (Marieke) Smit Manager Informatie en Onderzoek
1
5
Verzekerdenmobiliteit 2011-2012 In 2012 zijn weer meer verzekerden van zorgverzekeraar gewisseld: maar liefst één miljoen mensen is sinds 1 januari bij een andere verzekeraar verzekerd. Dit betekent dat sommige verzekeraars fors zijn gegroeid terwijl anderen met een aanzienlijke krimp te maken hebben.
Ook eind 2011 is er weer stevig campagne gevoerd door de zorgverzekeraars om de gunst van de verzekerde te winnen. De gemiddelde premie voor de basisverzekering steeg met € 25,- (2%) en ondanks dat de premiestijging aanzienlijk lager was dan vorig jaar, leidde dit opnieuw tot behoorlijke concurrentie op prijs. Het resultaat is dat afgelopen jaarwisseling weer meer verzekerden naar een andere zorgverzekeraar overstapten; maar liefst één miljoen verzekerden. Dit komt neer op een overstappercentage van 6,0%. In dit onderzoek wordt verzekerdenmobiliteit of overstapgedrag gedefinieerd als het aantal verzekerden dat op 31 december 2011 bij een risicodrager (zie tabel 1) was verzekerd en per 1 januari 2012 zich verzekerde bij een andere risicodrager. Met andere woorden: verzekerdenmobiliteit is het overstappen door verzekerden van de ene naar een andere risicodrager. Er zijn ook andere vormen van mobiliteit: verzekerden die wel bij dezelfde risicodrager blijven maar een andere polis kiezen. Of verzekerden die bij hun risicodrager blijven maar bijvoorbeeld hun polis omzetten van een individuele naar een collectieve polis. In dit onderzoek is de term ‘verzekerdenmobiliteit’ gereserveerd voor verzekerden die naar een andere risicodrager overstappen.
Vorig jaar constateerden we nog een trendbreuk; nadat het overstappercentage jarenlang rond de 4% schommelde, schoot dit percentage opeens fors omhoog naar 5,5%. Dit jaar heeft deze stijging zich dus doorgezet, met als resultaat het hoogste aantal overstappers sinds de introductie van het huidige zorgstelsel in 2006 (figuur 1.1). Figuur 1.1
Percentage overstappers per jaar (bron: Vektis, 2012) 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% 2006 / 2007
2007 / 2008
2008 / 2009
2009 / 2010
2010 / 2011
2011 / 2012
6
Er is dit jaar maar een beperkt aantal nieuwe polissen bij gekomen. Het aantal risicodragers is met één afgenomen: de portefeuille van Trias is overgenomen door VGZ. De verzekerde had dit jaar de keuze uit 59 verschillende polissen bij 26 verschillende merken (risicodragers). In tabel 1.1 staat een overzicht van de in 2012 aangeboden polissen. Dit zijn de polissen die toegankelijk zijn voor alle consumenten. De collectieve polissen die alleen toegankelijk zijn voor specifieke groepen, zoals werknemers van een bepaald bedrijf of bijvoorbeeld leden van een patiëntenvereniging, zijn niet in de tabel opgenomen. Tabel 1.1
Risicodragers met bijbehorende polissen in 2012 (bron: NZa) Naam risicodrager
Polisnaam
Agis Zorgverzekeringen N.V.
Pro Life Basispolis Basic
Pro Life Basispolis
Agis Basispolis Basic
Agis Basispolis
TakeCareNow Internetbasispolis
Avéro Achmea Zorgverzekeringen N.V. De Friesland Zorgverzekeringen N.V.
Zorgplan Keuze Zorgplan Kiemer Basisverzekering
Alles Verzorgd Polis
Vrije Keus Polis
FBTO Zorgverzekeringen N.V.
Ziektekostenverzekering Zorgverzekering
Interpolis Zorgverzekeringen N.V.
Zorgactief
OZF Achmea Zorgverzekeringen N.V.
OZF Zorgpolis
Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V.
Beter Af Polis
DVZ Principe Polis
Beter Af Restitutie Polis
Beter Af Selectief Polis
ASR Basis Ziektekostenverzekeringen N.V.
Basisverzekering Optimaal
Basisverzekering Uitgebreid
Ditzo Basisverzekering
Basisverzekering Natura
Delta Lloyd Zorgverzekeringen N.V. OHRA Ziektekostenverzekeringen N.V.
Delta Lloyd Zorgverzekering restitutie Delta Lloyd Zorgverzekering natura OHRA Zorgverzekering Restitutie
OHRA Zorgverzekering Natura
OHRA Zorg Compact Natura
OHRA Zorgverzekeringen N.V.
OHRA Zorgverzekering Restitutie
OHRA Zorg Compact Natura
OHRA Zorgverzekering Natura
OWM CZ Groep Zorgverzekeraar U.A.
CZ Zorg-op-maatpolis (natura)
CZ Zorgkeuzepolis (restitutie)
CZdirect (natura)
OWM DSW Zorgverzekeraar U.A.
basisverzekering
OWM Stad Holland Zorgverzekeraar U.A.
basisverzekering
Eno Zorgverzekeraar N.V.
Salland Basisverzekering
7
Naam risicodrager
Polisnaam
AnderZorg N.V.
AnderZorg Basis
AZIVO Zorgverzekeraar N.V.
basisverzekering
Menzis Zorgverzekeraar N.V.
ZorgVerzorgd
ZorgZó
ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V.
Vrije Keuze Basisverzekering
IZA Zorgverzekeraar N.V.
IZA Polis
IZZ Zorgverzekeraar N.V. N.V. Univé Zorg
IZA Gemeentezorgpolis variant Natura variant Restitutie Zorg Geregeld Polis
Zorg Vrij Polis
Zorgverzekering Zorgzaam
Univé Zorg Samen polis
Gewoon ZEKUR Zorg
N.V. Zorgverzekeraar UMC
Zorgverzekering
Coöperatie VGZ U.A.
Natura Zorgverzekering
Restitutie Zorgverzekering
Blue Basisverzekering
Zorgverzekeraar Cares Gouda N.V.
Basisverzekering Natura Basisverzekering Restitutie
OWM Zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid U.A. Zorg Vrij Polis
Zorg Zeker Polis
Zorg Gemak Polis
Niet alle internetverzekeringen zijn als losse polis terug te vinden in het overzicht, omdat een internetverzekering in sommige gevallen ingericht wordt als een variant op een bestaande polis, waarbij de verzekerde korting krijgt. Ook zijn niet alle verzekeringen voor specifieke doelgroepen terug te vinden. Zorgverzekeringen worden in drie verschillende polisvormen aangeboden: restitutiepolis, naturapolis of een combinatie van die twee. Bij een naturapolis heeft de verzekerde recht op zorg en bij een restitutiepolis heeft de verzekerde recht op vergoeding van zorgkosten. In 2012 hebben 8,3 miljoen verzekerden een naturapolis. Dit is 50% van alle verzekerden. Daarnaast hebben 4,0 miljoen verzekerden (24%) een combinatie van natura en restitutie en 4,3 miljoen verzekerden (26%) een restitutiepolis.
8
Er is een flinke variatie in de hoeveelheid verzekerden dat er per risicodrager is bij gekomen respectievelijk is weggegaan. De relatief grootste stijger zag zijn verzekerdenpopulatie met maar liefst 64% stijgen terwijl de relatief grootste daler met een afname van ruim 13% in het verzekerdenbestand te maken kreeg. De relatieve groei/krimp is per risicodrager uitgezet in figuur 1.2. De grootte van de risicodrager is bepaald aan de hand van de omvang in 2012. Figuur 1.2
Verzekerdengroei per risicodrager (bron: Vektis, 2012) 70% 60% 50% 40% 30%
2% 1% 0% -1% -2% -3%
20% 10% 0% -10%
Klein: < 200.000 verzekerden
-20%
Middel: 200.000 - 450.000 verzekerden Groot: > 450.000 verzekerden
Aanvullende verzekeringen In Nederland is (bijna) iedereen verplicht verzekerd volgens de Zorgverzekeringswet (Zvw). Dit betreft de zogenaamde basisverzekering, waarvan de overheid het pakket vaststelt. Verzekeraars mogen verzekerden niet weigeren voor de basisverzekering. Daarnaast bieden veel zorgverzekeraars één of meerdere aanvullende verzekeringen aan. Wat vergoed wordt uit deze verzekeringen verschilt per verzekeraar en per polis. In algemene zin gaat het om zorg die niet vanuit de basisverzekering wordt vergoed, zoals alternatieve geneeswijzen, anticonceptie en de eerste twaalf behandelingen fysiotherapie voor verzekerden van achttien jaar en ouder. In hoofdstuk 4, 5 en 6 wordt verder ingegaan op aanvullende verzekeringen.
2
9
Overstappers Om het profiel van ‘de overstapper’ in kaart te brengen zijn Vektis-gegevens gecombineerd met gegevens van het CBS. Wisselen van zorgverzekeraar gebeurt in alle lagen van de bevolking, maar er is wel een sterke leeftijdsafhankelijkheid. Er is ook aanzienlijke regionale variatie. Werkenden stapten vaker over dan uitkeringsgerechtigden
Leeftijd en geslacht Net als in voorgaande jaren bestond de groep overstappers ook dit jaar weer uit relatief jonge verzekerden (figuur 2.1). Toch was de toename in aantal overstappers in alle leeftijdscategorieën te zien en de relatieve groei van het aantal overstappers is het grootst in de groep 65+. Iets minder dan een kwart van alle overstappers was jonger dan achttien jaar. Deze groep is niet premieplichtig en staat normaliter bijgeschreven op de polis van een ouder of verzorger. Overstap binnen deze groep is dus het gevolg van overstap van de ouder of verzorger. Opgemerkt moet worden dat het hier uitsluitend gaat om overstap per 1 januari. Het gaat dus niet om het afsluiten van een eerste zorgverzekering na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, uitgezonderd verzekerden die in december 2011 achttien jaar oud zijn geworden. Voor deze laatste groep (van grofweg tussen de vijftienduizend en twintigduizend verzekerden) geldt wel dat het gaat om het voor het eerst afsluiten van de eigen zorgverzekering.
Figuur 2.1
Ontwikkeling van het relatief aan overstappers (per 1 januari 2012) per leeftijdsgroep (bron: Vektis, 2012) 9% 8%
2009 / 2010
7%
2010 / 2011
6%
2011 / 2012
5% 4% 3% 2% 1% 0% 18-
18 - 44
45 - 64
65+
Het aantal mannen en vrouwen dat overstapt, is ongeveer even groot en gelijk verdeeld over de verschillende leeftijdsklassen (tabel 2.1) Tabel 2.1
Aantal overstappers naar leeftijdscategorie en geslacht (bron: Vektis, 2012) Leeftijdsklasse
Man
Vrouw
Totaal
18-
122.175
116.971
239.146
18-44
235.527
247.920
483.447
45-64
111.926
114.451
226.377
25.063
26.348
51.411
494.691
505.690
1.000.381
65+ Totaal
10
Om meer gedetailleerd in kaart te brengen hoe de groep overstappers eruitziet hebben we gegevens van Vektis gekoppeld aan die van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In figuur 2.2 is te zien dat het relatieve aantal overstappers vooral hoog is in de leeftijdscategorie 18-34 jaar. Figuur 2.2
Absolute en relatieve aantallen overstappers per leeftijdscategorie 1 (bron: CBS en Vektis, 2012) 250
10%
200
8%
150
6%
100
4%
50
2%
0%
0 0 - 17
18 - 24
25 - 34
35 - 44
45 - 54
55 - 64
65 - 74
75+
Geografische spreiding Zoals te zien is in figuur 2.3 en 2.4 zijn er aanzienlijke regionale verschillen in het relatieve aantal overstappers. Naar verhouding wisselden veel Randstedelingen van zorgverzekeraar terwijl in, met name, Friesland en Zeeland het aantal overstappers relatief laag is. Deze variatie wordt niet verklaard door verschillen in leeftijdsopbouw tussen de provincies. Het aandeel overstappers is in alle leeftijdscategorieën in Friesland en Zeeland lager.
Figuur 2.3
Relatief aantal overstappers (alle leeftijden) per provincie (bron: CBS en Vektis, 2012)
6,0% 4,1% 5,6% 6,1% 7,7%
6,9%
5,2%
5,9%
6,1%
3,5%
5,5% 4,4%
1
De aantallen in figuur 2.2 wijken iets af van die in figuur 2.1 en tabel 2.1 omdat een klein deel (minder dan 5%) van de overstappers niet gekoppeld kon worden aan de CBS-gegevens.
11
Figuur 2.4
Relatief aantal overstappers (achttien jaar en ouder) per provincie (bron: CBS en Vektis, 2012)
5,7% 3,9% 5,3% 5,9% 7,5%
4,9%
5,6%
6,7% 5,9%
3,3%
5,3% 4,2%
Sociaaleconomische categorie Van de overstappers is vervolgens bepaald binnen welke sociaaleconomische categorie ze in 2009 vielen (voor recentere jaren is niet alle informatie beschikbaar die nodig is om de sociaaleconomische categorie te bepalen). Omdat de informatie over sociaaleconomische categorie betrekking heeft op een periode van meer dan twee jaar voor de overstap, kunnen geen precieze resultaten worden gegenereerd: een onbekend deel van de verzekerden zal immers niet langer binnen dezelfde groep vallen. Het lijkt er wel op dat werkenden vaker overstappen dan verzekerden met een arbeidsongeschiktheids- of bijstandsuitkering (figuur 2.5).
Indicatie van het relatief aantal overstappers (achttien jaar en ouder) per sociaaleconomische categorie in 2009. Een (onbekend) deel van de verzekerden zal ten tijde van de overstap in een Figuur 2.5
andere categorie vallen (bron: CBS en Vektis, 2012) 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% Werknemer
Arbeidsongeschiktheidsuitkering
Bijstandsuitkering
Overig
12
Het hogere percentage onder werkenden wordt mogelijk verklaard door wisselingen van collectieve contracten die via werkgevers worden aangeboden. Als een werkgever voor 2012 een collectief contract met een andere risicodrager heeft afgesloten dan in 2011, zal als gevolg daarvan een groot aantal werkenden overstappen naar die nieuwe risicodrager. Omdat veel collectieve contracten via werkgevers lopen kan dit leiden tot een relatief hoog aantal overstappers onder werkenden. Deze hypothese wordt ondersteund door het feit dat van alle overstappers ongeveer twee derde in 2012 via een collectief contract is verzekerd en ook ongeveer twee derde in 2011 collectief was verzekerd. Dit zijn overigens niet noodzakelijkerwijs in beide jaren dezelfde verzekerden. In absolute aantallen (figuur 2.6) waren verreweg de meeste overstappers in 2009 werknemer. Overstappers (achttien jaar en ouder) onderverdeeld naar sociaaleconomische categorie in 2009 Figuur 2.6
(bron: CBS en Vektis, 2012)
Onbekend
Werknemer
Arbeidsongeschiktheidsuitkering
Bijstandsuitkering
Overig
Inkomen In figuur 2.7 is een onderverdeling naar huishoudinkomensgroep weergegeven. Hierbij is gekeken naar de inkomensgroep waarin de verzekerden in 2009 vielen (voor latere jaren waren nog geen integrale inkomensgegevens beschikbaar). De verschillen tussen de groepen zijn klein. Toch is een duidelijk patroon waarneembaar; met het stijgen van het inkomen neemt het relatieve aantal overstappers toe. Een uitzondering wordt gevormd door de 10% verzekerden met het laagste inkomen, waarbinnen het aantal overstappers juist relatief hoog is. Dit laatste correspondeert met het relatief hoge percentage overstappers onder jongeren die, voor zover zelfstandig wonend, waarschijnlijk grotendeels in deze groep vallen. Ook hier moet er weer rekening mee worden gehouden dat een onbekend deel van de overstappers op het moment van overstappen niet meer in dezelfde categorie viel.
13
Figuur 2.7
Aantal overstappers (achttien jaar en ouder) per inkomensgroep in 2009 (bron: CBS en Vektis, 2012) 100.000 absoluut aantal overstappers
% van de overeenkomstige bevolkingsgroep
7%
80.000
6% 5%
60.000 4% 40.000
3% 2%
20.000 1% 0
laagste 10%groep
2e 10%groep
3e 10%groep
4e 10%groep
5e 10%groep
6e 10%groep
7e 10%groep
8e 10%groep
9e 10%groep
hoogste 10%groep
0%
Positie in huishouden Tot slot is gekeken naar de positie in het huishouden van overstappers ouder dan achttien jaar. Het betreft de samenstelling van het huishouden op 31 december 2010, dus één jaar vóór het overstapmoment. In absolute aantallen vormen partners in een gezin met kinderen de grootste groep overstappers (figuur 2.8). Maar de groep met het relatief hoogste aantal overstappers zijn thuiswonende kinderen (figuur 2.9). Dit is consistent met het hoge percentage overstappers onder jongeren. Omdat hier wordt gekeken naar de positie in het huishouden per eind 2010 is het aannemelijk dat een significant deel van de groep thuiswonende kinderen ten tijde van de overstap (1 januari 2012) niet langer thuiswonend was. Daarnaast valt op dat partners behorende tot de groep ‘gehuwd paar zonder kinderen’ relatief veel minder vaak overstapten dan partners behorende tot de groep ‘niet gehuwd paar zonder kinderen’. Deze laatste bevinding wordt mogelijk verklaard doordat de groep ‘gehuwd paar zonder kinderen’ relatief veel ouderen bevat. Ook alleenstaanden stapten relatief weinig over. Overstappers (achttien jaar en ouder) onderverdeeld naar positie in huishouden Figuur 2.8
(bron: CBS en Vektis, 2012)
Thuiswonend kind Alleenstaande Partner in niet gehuwd paar zonder kinderen Partner in gehuwd paar zonder kinderen Partner in niet gehuwd paar met kinderen Partner in gehuwd paar met kinderen Ouder in eenouderhuishouden Overig lid van een huishouden
14
Relatieve aantallen overstappers per leeftijdscategorie (bron: CBS en Vektis, 2012) 12% 11% 10% 9% 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1%
n de ou
de
ish
ou
hu
ish hu
ee
n
er ud
va
n
no
lid
ee n
ig
ri
Ov
er
de Ou
Pa
rtn
er
n
en nd ki et m ar
pa d w hu ge in
ge et ni in er Pa
rtn
er
en nd ki et m ar pa
d w hu
d w hu ge in er rtn
Pa
er
en er ki er nd zo
ar pa
ar pa d w hu ge et ni in er Pa
rtn
nd
er nd ki er nd zo
ui
Al
sw
le
on
en
en
sta
d
an
en
de
ki nd
0%
Th
Figuur 2.9
Het globale beeld dat uit dit onderzoek naar voren komt is dat wisselen van zorgverzekeraar in alle lagen van de bevolking voorkomt en de variatie tussen groepen beperkt is.
3
15
Keuzes rondom premie De hoogte van de premie is vermoedelijk een belangrijke factor bij de keuze van verzekerden om al dan niet over te stappen. De nominale premie voor de basisverzekering steeg afgelopen jaar met 2%. Verzekerden kozen vaker dan vorig jaar voor korting op de premie via een collectieve verzekering of middels een hoger eigen risico
De gemiddelde nominale premie voor de basisverzekering in 2012 bedraagt € 1.287,-. Dit betekent dat deze dit jaar steeg met € 25,- , ofwel 2,0%. Daarnaast nam het verplichte eigen risico per premieplichtige verzekerde met € 50,- toe van € 170,- naar € 220,-. Het verloop van de gemiddelde nominale premie per premieplichtige verzekerde (achttien jaar en ouder) over de jaren heen is weergegeven in figuur 3.1. Sinds de invoering van het huidige zorgstelsel in 2006 steeg de premie elk jaar, met uitzondering van 2008. De daling van de nominale premie in 2008 is het gevolg van de overgang van de no-claimregeling naar het eigen risico. Wanneer de daling ten gevolge van deze overgang buiten beschouwing wordt gelaten, is de gemiddelde jaarlijkse stijging van de nominale premie zo’n 5%.
Figuur 3.1
Gemiddelde nominale premie per premiebetalende verzekerde (bron: Vektis, 2012)
� 1.300
� 1.250
� 1.200
� 1.150
� 1.100
� 1.050
� 1.000 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Ook in 2012 bestaan er aanzienlijke verschillen in de nominale premie van de verschillende polissen. De hoogste nominale premie bedraagt in 2012 € 1.350,- en de laagste € 1.110,-. De duurste polis is daarmee zo’n 22% duurder dan de goedkoopste. De spreiding is weergegeven in figuur 3.2.
16
Figuur 3.2
Gemiddelde nominale premie per premiebetalende verzekerde (bron: Vektis, 2012) 1.350
1.300
1.250
1.200
1.150
1.100
De gemiddelde nominale premie is niet gelijk aan de gemiddelde betaalde premie. Verzekeraars kunnen om verschillende redenen korting geven op de te betalen premie. De twee meest voorkomende redenen zijn collectiviteitskorting en een hoger eigen risico. Zorgverzekeraars mogen op basis van een collectief afgesloten basisverzekering een korting geven van maximaal 10% op de nominale premie. Naast korting op de basisverzekering worden ook kortingen aangeboden op de aanvullende verzekeringen. Deze kortingen zijn niet aan een maximum gebonden. Een collectieve zorgverzekering kan worden afgesloten via de werkgever of een patiëntenvereniging, maar ook op basis van allerlei andere verbanden, zoals het lidmaatschap van een sportvereniging of een vakbond. In de afgelopen jaren is het aantal collectiviteiten steeds verder uitgebreid. Het is bijvoorbeeld mogelijk om collectief verzekerd te zijn via Marktplaats.nl of de Postcodeloterij. Het aandeel verzekerden dat is verzekerd via een collectieve verzekering nam sinds de invoering van het huidige zorgstelsel ieder jaar gestaag toe. Ook dit jaar nam het aandeel collectief verzekerden weer toe (figuur 3.3), namelijk met 1,5% tot 67,6%.
Figuur 3.3
Percentage collectief verzekerden van 2005 tot en met 2012 (bron: Vektis, 2012)
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
17
De gemiddelde collectiviteitskorting in 2012 is 3,7%. Dit is lager dan vorig jaar toen de gemiddelde collectiviteitskorting op 4,7% lag. Tabel 3.1
Gemiddelde premie basisverzekering, (bron: Vektis, 2012) Gemiddelde premie (exclusief betalingskorting) 2006-2012
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Gemiddelde basispremie
1.060
1.147
1.094
1.110
1.145
1.262
1.287
Gemiddelde betaalde premie
Individueel
1.053
1.135
1.081
1.088
1.127
1.226
1.241
Collectief
987
1.056
1.010
1.033
1.055
1.168
1.195
Totaal
1.027
1.091
1.040
1.056
1.082
1.188
1.210
Naast het verplichte eigen risico van € 220,- kunnen verzekerden kiezen voor een vrijwillig eigen risico. Dit vrijwillige eigen risico bedraagt maximaal € 500,- en komt bovenop het verplichte eigen risico. Een vrijwillig eigen risico is voor verzekerden interessant omdat verzekeraars korting op de premie geven wanneer voor een hoger eigen risico wordt gekozen. Ondanks de verhoging van het verplichte eigen risico is het aandeel verzekerden dat kiest voor een vrijwillig eigen risico gestegen ten opzichte van vorig jaar; van 5,9% naar 7,0% (figuur 3.4). Binnen de groep verzekerden met een vrijwillig eigen risico is met name het aandeel verzekerden met het hoogst mogelijke vrijwillig eigen risico (€ 500,-) gegroeid.
Figuur 3.4
Verdeling vrijwillig eigen risico (bron: Vektis, 2012)
21% 93%
7%
51%
13% 13%
Vrijwillig eigen risico
0 100 200 300 400 500
2%
18
4
Aanvullende Verzekeringen in 2012 Naast de basisverzekering kunnen verzekerden een aanvullende verzekering afsluiten tegen kosten die niet binnen het basispakket vallen. Vooral verzekerden die hun zorgverzekering collectief afsluiten kozen vaker om een dergelijke aanvullende verzekering voor 2012 niet af te sluiten. Het aantal verzekerden dat een aanvullende verzekering met een dekking voor mondzorgkosten afsloot is juist toegenomen.
Iedere Nederlander is in principe verplicht voor zichzelf en eventuele gezinsleden een basisverzekering voor de zorg af te sluiten. De overheid stelt vast welke zorg verzekerd is binnen de basisverzekering. Hieronder valt de meeste reguliere gezondheidszorg zoals de huisarts, geneesmiddelen en het ziekenhuis. Maar niet alle zorg is verzekerd in de basisverzekering. Zorgverzekeraars bieden daarom aanvullende verzekeringen die zorg verzekeren die buiten het basispakket valt. Welke zorg wordt vergoed en in welke mate verschilt per verzekeraar en per polis. Een overgrote meerderheid van de verzekerden (rond de 90%) sluit naast de basisverzekering een aanvullende verzekering af, maar het aantal verzekerden met een aanvullende verzekering nam de afgelopen jaren wel af. Deze trend leek vorig jaar gekeerd toen het aantal verzekerden met een aanvullende verzekering stabiel bleef ten opzichte van 2010, maar in 2012 steeg het aandeel verzekerden zonder een aanvullende verzekering weer, namelijk tot 12% (figuur 4.1). Percentage verzekerden dat geen aanvullende verzekering heeft afgesloten, van 2006 tot en met Figuur 4.1
2012 (bron: Vektis, 2012) 12%
10%
8%
6%
4%
2%
0% 2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Net als in voorgaande jaren werden aanvullende verzekeringen met name afgesloten door mensen met een collectieve zorgverzekering (figuur 4.2). Onder collectief verzekerden is het percentage verzekerden zonder een aanvullende verzekering slechts 8%, terwijl dit percentage bij individueel verzekerden op 20% ligt. Het verschil tussen beide groepen is wel aanzienlijk kleiner geworden dan vorig jaar, toen de percentages op respectievelijk 4% en 23% lagen. Collectief verzekerden kozen vorig jaar dus twee keer zo vaak om geen aanvullende verzekering af te sluiten, terwijl onder individueel verzekerden het aandeel zonder aanvullende verzekering juist licht is afgenomen.
19
Ook is het voor een verzekerde mogelijk om een aanvullende verzekering af te sluiten bij een andere verzekeraar dan de verzekeraar waarbij de basisverzekering is afgesloten. Van deze mogelijkheid wordt slechts sporadisch gebruikgemaakt; evenals vorig jaar heeft slechts 0,2% van de verzekerden een aanvullende verzekering afgesloten bij een verzekeraar waarbij men geen basisverzekering heeft afgesloten. Percentage verzekerden met een aanvullende verzekering, uitgesplitst naar collectief en individueel Figuur 4.2
verzekerden (bron: Vektis, van 2012) Vanaf 2012 zijn de prijzen geneesmiddelen en de tarieven van de prestaties vrij. Verzekeraars en
Alleen basisverzekering
Ook aanvullende verzekering
100%
80%
60%
40%
20%
0% Individueel
Collectief
Totaal
De samenstellingen van de pakketten met kosten die gedekt worden in een aanvullende verzekering varieert sterk. Veel verzekeraars bieden verschillende pakketten aan met oplopende dekking, zowel in de hoogte van de te vergoeden schade als in de vorm van uitbreiding van verzekerde zorg. Maar ook bieden verzekeraars vaak een pakket aan dat gericht is op specifieke doelgroepen zoals gezinnen of jongeren. Kosten die veelal vergoed worden zijn alternatieve geneeswijzen, anticonceptie en de eerste twaalf behandelingen fysiotherapie voor verzekerden van achttien jaar en ouder. Daarnaast zijn er diverse polissen op de markt voor de kosten van mondzorg. In de basisverzekering worden de kosten voor mondzorg maar beperkt vergoed. Grofweg worden alleen de tandartskosten voor jongeren (onder de achttien jaar) en kunstgebitten vergoed. Alle overige kosten (tandartskosten voor volwassenen, orthodontie voor alle leeftijden) zijn voor rekening van de patiënt, tenzij die daar een aparte aanvullende verzekering voor heeft afgesloten. Veel verzekerden sluiten dan ook een tandartsverzekering af. Dit kan op verschillende manieren: bij sommige verzekeraars kan een verzekerde een verzekering kiezen waarin naast overige zorg (zoals fysiotherapie of buitenlandkosten) ook mondzorgkosten zijn verzekerd. Bij andere verzekeraars kan de verzekerde ervoor kiezen een aparte verzekering af te sluiten voor mondzorgkosten. In dit laatste geval kan een verzekerde ervoor kiezen om zowel een tandartsverzekering als een meer algemeen aanvullende verzekering af te sluiten of om slechts één van beide af te sluiten. In tabel 4.1 zijn de aanvullend verzekerden opgesplitst in vier groepen: alleen een aanvullende verzekering met daarin geen vergoeding voor tandartskosten, alleen een tandartsverzekering (zonder andere aanvullende verzekering), zowel een aanvullende verzekering als een (losse) tandartsverzekering of een combinatiepakket met daarin ook een vergoeding voor tandartskosten.
20
Tabel 4.1
Uitsplitsing aanvullend verzekerden (bron: Vektis, 2012) Zowel aanvullende verzekering als tandartsverzekering
Combinatiepakket met daarin ook vergoeding voor tandarts
2%
34%
25%
4%
51%
25%
Aanvullende verzekering met daarin geen vergoeding voor tandarts
Alleen tandartsverzekering
Kinderen tot 18 jaar
39%
Volwassenen
21%
Volwassenen met een aanvullende verzekering kiezen in bijna 80% van de gevallen voor een verzekering met vergoeding van tandartskosten. Dit is bijna 10% meer dan in 2011. Bij kinderen, voor wie het grootste deel van de tandartskosten via de basisverzekering wordt vergoed, ligt dit percentage lager, namelijk tegen de 60%. Het percentage verzekerden met een aanvullende verzekering waarin vergoeding voor mondzorgkosten is opgenomen van de totale verzekerdenpopulatie (dus inclusief verzekerden zonder een aanvullende verzekering) is weergegeven in tabel 4.2. Percentages verzekerden met een aanvullende verzekering met vergoeding mondzorgkosten Tabel 4.2
(bron: Vektis, 2012) Kinderen tot 18 jaar
55%
Volwassenen
71%
Totaal
68%
Het aandeel verzekerden met een aanvullende verzekering met vergoeding mondzorgkosten is hoger dan in 2011. Toen was dit percentage 60%. Dit is opmerkelijk omdat het percentage verzekerden met een aanvullende verzekering is gedaald. Er zijn wel opvallende verschillen tussen verzekeraars in dit percentage. Bij de verzekeraar met het laagste percentage verzekerden met een aanvullende tandartsverzekering ligt dit op 42%, bij de verzekeraar met het hoogste percentage op 96% (figuur 4.3). Percentage verzekerden met een aanvullende verzekering met vergoeding mondzorgkosten, weerFiguur 4.3
gegeven per risicodrager (bron: Vektis, 2012) 100%
80%
60%
40%
20%
0%
5
21
Wie kiezen er voor een aanvullende verzekering? Leeftijd en geslacht zijn belangrijke factoren in de keuze voor het al dan niet afsluiten van een aanvullende verzekering. De keuze om geen aanvullende verzekering af te sluiten wordt relatief vaak gemaakt door mannen tussen de twintig en de vijfendertig jaar.
In voorgaande jaren hebben we al laten zien dat geslacht en leeftijd een belangrijke invloed hebben op de keuze om al dan niet een aanvullende verzekering af te sluiten. Dezelfde analyse hebben we dit jaar weer uitgevoerd2 en de resultaten zijn vergelijkbaar met vorig jaar, al zijn de effecten nog iets groter. Er is een sterke relatie tussen leeftijd en het afsluiten van een aanvullende verzekering (figuur 5.1). Vanaf een jaar of tien hebben kinderen relatief vaak een aanvullende verzekering en dit patroon zet zich door tot een jaar of zestien. Dit wordt waarschijnlijk verklaard door de kans op orthodontiekosten. Deze worden niet vanuit de basisverzekering vergoed. Vanaf ongeveer achttien jaar is een sterke daling zichtbaar in het percentage met een aanvullende verzekering. Onder de achttien jaar zijn kinderen meeverzekerd op de polis van (één van) beide ouders, maar vanaf de achttiende verjaardag moeten jongeren zelf een zorgverzekering afsluiten. De daling zet door tot een jaar of 26, waarna het percentage verzekerden met een aanvullende verzekering weer toeneemt. Dit blijft geleidelijk toenemen tot boven de tachtig jaar. Daarna daalt dit percentage weer. Percentage verzekerden met een aanvullende verzekering met vergoeding mondzorgkosten, Figuur 5.1
weergegeven per risicodrager (bron: Vektis, 2012)
100% Totaal (mannen en vrouwen)
Mannen
Vrouwen
Gemiddelde
95%
90%
85%
80%
75%
70% 0
3
6
9 12 15 18 21 24 27 30 33 36 39 42 45 48 51 54 57 60 63 66 69 72 75 78 81 84 87 90
In vrijwel alle leeftijdsgroepen hebben vrouwen vaker een aanvullende verzekering dan mannen. Dit verschil is vooral groot in de leeftijdsgroep waarin verzekerden relatief weinig aanvullende verzekeringen afsluiten. De toename in aanvullende verzekeringen zet ook eerder in bij vrouwen. Dit heeft mogelijk te maken met vergoedingen voor anticonceptie en/of geboortezorg.
2
Voor de cijfers in dit hoofdstuk is gebruikgemaakt van het informatiesysteem BASIC van Vektis. De gegevens in deze database worden via een andere weg verzameld dan de inventarisatie verzekerdenmobiliteit. Om deze reden kunnen de genoemde percentages in dit hoofdstuk iets verschillen van percentages in voorgaande hoofdstukken.
22
6
Vergoedingen aanvullende verzekeringen Vanuit aanvullende verzekeringen worden vooral de kosten voor mondzorg en paramedische zorg vergoed. In totaal werd in 2010 voor 3,5 miljard euro aan zorg vergoed vanuit de aanvullende verzekering.
Hoewel het aantal verzekerden met een aanvullende verzekering elk jaar afneemt, namen de vergoede zorgkosten per verzekerde tot aan 2009 jaarlijks toe. Voor 2010 is het vergoede bedrag per verzekerde echter nagenoeg gelijk aan dat in 2009 (tabel 6.1). Waar in 2009 nog een aanzienlijke stijging in de vergoede mondzorgkosten te zien was, zijn deze in 2010 licht gedaald. Alleen in overige kosten is een toename te zien. Gemiddelde vergoede zorgkosten per verzekerde voor aanvullende verzekeringen 2006 tot en Tabel 6.1
met 2010 in euro’s (bron: Vektis, 2012) 2006
2007
2008
2009
2010
Tandheelkundige hulp 83,96
90,75
94,05
106,62
103,97
Paramedische zorg 57,50
55,33
63,17
65,22
64,30
Hulpmiddelen 12,26
13,19
15,02
15,79
15,01
Hulp in buitenland
3,16
2,49
3,52
4,91
4,39
Alternatieve geneeswijzen
7,75
9,29
10,28
11,20
12,16
Farmaceutische hulp
5,05
5,07
2,69
3,92
3,72
Overig 24,61
34,92
22,35
21,35
26,39
Totaal 194,30
211,04
211,07
229,01
229,94
Tandheelkundige hulp blijft wel de grootste post binnen de vergoede kosten, gevolgd door paramedische zorg (figuur 6.2). Onder paramedische zorg valt onder andere fysiotherapie.
Figuur 6.2
Verdeling vergoede kosten in de aanvullende verzekering in 2010 (bron: Vektis, 2012) 11,5% Tandheelkundige hulp
1,6% 5,3%
Paramedisch
1,9% 45,2%
6,5%
Hulpmiddelen Hulp in buitenland Alternatieve geneeswijzen Farmaceutische hulp
28,0% Overig
7
23
Concentratie risicodragers De concentratie van risicodragers in een gebied wordt gemeten met behulp van de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Deze index wordt onder andere door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) gebruikt om de mate van concurrentie te meten.
De mate van concentratie is als volgt: • Matig als de index ligt tussen 0 en 0,18. In dit geval heeft geen van de risicodragers een substantiële marktmacht. • Substantieel als de index ligt tussen 0,18 en 0,5. In dit geval is er een klein aantal zorgverzekeraars dat gezamenlijk het grootste deel van de markt in handen heeft. • Oligopolistisch als de index groter is dan 0,5. In dit geval zal de grootste risicodrager weinig concurrentie hebben.
Figuur 7.1
Concentratiegraad van de risicodragers per provincie in 2011 en 2012 (bron: Vektis, 2012) Friesland Zeeland Groningen Drenthe Limburg Noord-Brabant Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht
2011 2012
Noord-Holland Zuid-Holland 0,0
0,05
0,10
0,15
0,20
0,25
0,30
0,35
0,40
0,45
De concentratiegraad van risicodragers is net als voorgaande jaren veruit het grootst in Friesland, gevolgd door Zeeland en Groningen. De trend dat de concentratiegraden afnemen zet zich wel voort want ten opzichte van 2011 daalde in 2012 de concentratiegraad in alle provincies. De daling in concentratiegraad is het minst in Friesland (-0.0006) en het grootst in Groningen (-0.0108), Zeeland (-0.0083) en Noord-Brabant (-0.0079).
24
8
‘De switcher’, wie is dat nu echt? Naast de resultaten van het onderzoek op de gegevens van de zorgverzekeraars is het ook interessant om vanuit marktonderzoek te kijken naar persoonlijke kenmerken van de overstapper. Hiervoor hebben we bureau Intomart GfK gevraagd een bijdrage te leveren. Intomart GfK is een fullservice marktonderzoeksbureau. Sinds 2003 doet Intomart GfK uit eigen initiatief en in opdracht van zorgverzekeraars diverse onderzoeken naar de zorgverzekeringsmarkt. Ieder jaar zien we weer dat een percentage van de zorgverzekerden in Nederland overstapt naar een andere risicodrager, dit jaar zo’n zes procent. Een paar kenmerken van die groep ‘switchers’ zijn duidelijk. Zo zijn switchers jonger dan verzekerden die niet overstappen, behoren zij tot een hogere sociale klasse en zijn ze relatief hoogopgeleid. Daarnaast stappen jonge gezinnen relatief vaker over en zien we ook onder studenten en personen zonder betaald werk relatief meer switchgedrag. Achter deze statistische en ook relatief ‘statische’ kenmerken schuilt echter nog een wereld van meer kwalitatieve informatie over overstappers (én over blijvers). Aan de hand van de resultaten van het onderzoek van Intomart GfK geven we een inkijkje in de zelftypering en het mediaprofiel van ‘de switcher’. Vervolgens lichten we het waarom van de overstap uit en tot slot maken we de koppeling tussen het voornemen om over te stappen en dat ook – of juist niet – doen.
Switchers zijn vooral op zoek naar de beste deal, blijvers zijn meer gericht op kwaliteit. Naast de ‘harde statistieken’, waarover bij Vektis als informatiecentrum veel bekend is, valt er nog veel meer te weten over de verzekerden die dit jaar zijn geswitcht. In de jaarlijkse Switchmonitor Zorg van Intomart GfK maken we bijvoorbeeld een segmentatie van zorgverzekerden op basis van zelftypering. Figuur 8.1
Switchgedrag op basis van zelftypering Zekerheidszoeker
Kwaliteitszoeker
Prijsgeörienteerde
Ongeïnteresseerde
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0% Switchers
Blijvers
25
1. Zekerheidszoeker: zoekt de beste verzekering voor de laagste premie, is bereid dat goed uit te zoeken. 2. Kwaliteitszoeker: vindt kwaliteit van de verzekering en service van groot belang, dat mag iets meer kosten. 3. Prijsgeoriënteerde: gaat echt voor de laagste premie, vindt aanvullende dekkingen van minder belang. 4. Ongeïnteresseerde: heeft weinig interesse in zorgverzekeringen, wil er niet veel tijd en aandacht in steken.
Switchers zijn duidelijk op zoek naar de ‘beste deal’: zes op de tien is een zekerheidszoeker. Onder blijvers is dit een kwart. Die beste deal vindt de zekerheidszoeker dus relatief vaak bij een andere verzekeraar. Blijvers zijn juist sterk gericht op kwaliteit (44%), onder switchers is deze groep nog niet half zo groot.
De groep prijsgeoriënteerden groeit de afgelopen jaren, zowel onder switchers als blijvers Het aandeel switchers dat puur op prijs is gericht lijkt bescheiden met 15%, maar we zien deze groep over de jaren groeien, ook onder blijvers. Een kwart van de blijvers is simpelweg ongeïnteresseerd in de zorgverzekering, wat voor een groot deel van hen ook de reden zal zijn om niet te oriënteren en dus ook niet over te stappen. Onder switchers is deze groep logischerwijs klein.
Mediaprofiel switchers wijkt duidelijk af: meer online, minder radio en tv Switchers hebben een duidelijk ander mediaprofiel dan blijvers. Deels wordt dit verklaard door hun lagere leeftijd en hogere opleidingsniveau, maar ook binnen de verschillende leeftijdsgroepen zijn de verschillen tussen switchers en blijvers zichtbaar. Ook het hogere smartphonebezit onder switchers, dat we ook zien binnen alle leeftijdsgroepen, verklaart een deel van de verschillen. 1. Switchers zijn aanmerkelijk meer ‘online’ dan blijvers
Het afsluiten van zorgverzekeringen speelt zich steeds meer online af en in lijn daarmee zien we dat switchers over de hele linie actiever zijn op internet dan blijvers. Switchers besteden per week meer tijd aan internetten (bijna dertien uur versus een krappe elf uur, het verschil is evident binnen alle leeftijdsgroepen), maar ook geven ze zelf aan intensiever (vaak) bezig te zijn met online activiteiten. We zien dit bij zowel gericht zoeken naar informatie als bij surfen zonder specifiek doel. Ook online kopen, downloaden, chatten, bloggen en filmpjes kijken doen switchers meer.
2. Social-mediagebruik is duidelijk sterker ontwikkeld onder switchers.
Switchers zijn actiever op social media dan blijvers: ze zijn vaker in het bezit van een account van Facebook, Twitter en LinkedIn. Als we inzoomen op de werkelijke activiteit op deze sociale media wordt dit beeld versterkt. Het aandeel zeer actieve gebruikers van de verschillende social media (vier dagen of meer per week actief) is consequent groter onder switchers. Vooral bij Facebook valt dit op: 31% van de switchers is zeer actief tegenover 21% van de blijvers. Ook binnen de verschillende leeftijdsgroepen blijft dit beeld in stand, al twitteren jonge blijvers opvallend genoeg iets intensiever dan jonge switchers. Bij Hyves zijn de verschillen tussen switchers en blijvers opvallend kleiner.
3. Switchers kijken minder televisie en luisteren minder radio.
Op televisie zijn Nederland 3, RTL5, Net5 en Veronica vaker favoriet onder switchers, op de radio genieten popzenders de voorkeur.
Zorgverzekerden die dit jaar zijn overgestapt kijken ruim een uur minder televisie per week dan verzekerden die bij hun verzekeraar zijn gebleven. Bij switchers zijn Nederland 3, RTL5, Net5 en Veronica vaker favoriet, Nederland 1 en SBS6 kunnen op minder voorkeur rekenen onder switchers dan onder blijvers.
26
Bij de luisterfrequentie voor radio zien we een vergelijkbaar beeld als bij televisie: switchers luisteren circa 1,5 uur per week minder naar de radio. Popzenders als Radio 538, Q-Music, Radio 3FM en SLAM!FM hebben duidelijk vaker de voorkeur van switchers. Radio 1, Radio 2 en regionale zenders worden, vergeleken met de blijvers, juist minder graag beluisterd.
Premie en dekkingen zijn en blijven de belangrijkste redenen voor switch. Niet oriënteren, en dus blijven, komt veelal voort uit tevredenheid met en vertrouwen in de huidige verzekeraar. We zien al jaren in onze switchmonitoren en andere onderzoeken onder zorgverzekerden dat premie de allerbelangrijkste drijfveer is om te switchen. In 2010 speelde dit voor driekwart van de switchers een rol, en de financiële prikkel lijkt door de jaren heen alleen maar dominanter te worden als motief tot switchen. Vergoedingen en dekkingen volgen op de voet: voor zeven op de tien was dit een reden om over te stappen. Collectiviteitskorting is voor ruim de helft een argument. Ontevredenheid met de vorige verzekeraar speelt slechts op de achtergrond een rol, de dynamiek in de markt wordt echt vooral bepaald door premie en dekkingen.
Switchintentie eind 2011 was een goede voorspeller voor de daadwerkelijke overstap. Eind 2011 is het onderzoek Dynamiek Zorgverzekeringsmarkt uitgevoerd. Circa 2.500 respondenten uit dit onderzoek hebben ook deelgenomen aan de Switchmonitor begin 2012. Dat bood ons de gelegenheid om de switchintentie van eind 2011 (gemeten in Dynamiek Zorgverzekeringsmarkt) te koppelen aan het daadwerkelijke switchgedrag eind 2011/begin 2012 (gemeten in de Switchmonitor Zorg). Dat levert de volgende interessante inzichten op: 1. Intentie tot overstappen is een goede voorspeller voor gedrag.
Verzekerden die eind 2011 aangaven ‘zeker’ over te stappen deden dit ook in 82% van de gevallen. Wie ‘waarschijnlijk’ zei te gaan switchen, haakte in twee derde van de gevallen toch af. Vooral de ‘zekere’ intentie om over te gaan stappen is dus een goede voorspeller voor daadwerkelijk switchgedrag.
2. Intentie tot blijven is vanzelfsprekend een nog betere voorspeller voor gedrag.
Niet van plan zijn om over te stappen is een nog betere voorspeller voor gedrag, want 97% van de verzekerden die meenden ‘zeker niet’ of ‘waarschijnlijk niet’ over te stappen deed dit inderdaad niet. Dat dit een betere voorspeller is ligt voor de hand omdat we hier eigenlijk het achterwege blijven van gedrag (in casu switchgedrag) voorspellen.
3. Wie hadden wel de intentie, maar zijn niet overgestapt?
Verzekerden die wel van plan waren om te switchen maar niet tot de overstap zijn overgegaan zijn vaker man, opvallend genoeg wat jonger dan andere blijvers, gemiddeld hoger opgeleid en relatief vaak samenwonend zonder kinderen.
4. Wie hadden niet de intentie, maar zijn toch overgestapt?
Verzekerden die in eerste instantie niet van plan waren om over te stappen maar dit toch gedaan hebben, zijn opvallend vaker laagopgeleid dan andere groepen. Het gaat relatief vaak om gezinnen met jonge kinderen en huishoudens met een minimuminkomen. Deze ‘impulsieve beslissers’ zijn gemiddeld wat ouder dan andere switchers en vinden zichzelf relatief vaak ‘ongeïnteresseerd’ ten aanzien van de zorgverzekering (23%).
27
Wat verklaart de ‘stroperigheid’ van de zorgverzekeringsmarkt? Net zo interessant als de motivatie tot vertrek zijn de redenen voor zorgverzekerden om niet om zich heen te gaan kijken en niet over te stappen. Er zijn verschillende factoren die daarbij een rol spelen: 1. Verzekerden zijn relatief tevreden en hebben vertrouwen in de zorgverzekeraar.
Tevredenheid met en vertrouwen in de huidige verzekeraar spelen voor ruim negen op de tien verzekerden die zich niet hebben georiënteerd een rol. De overtuiging dat men een acceptabele premie betaalt is bijna even belangrijk en 80% heeft zelfs het gevoel bij de huidige verzekeraar al de best beschikbare premie-dekkingverhouding te hebben. De tevredenheid en loyaliteit onder gebleven zorgverzekerden is dus groot, zeker als we dat vergelijken met bijvoorbeeld banken of pensioenverzekeraars. Met andere woorden: zorgverzekeraars zijn in staat om hun verzekerden goed te servicen en dat loont. We zien in onze Monitor Marktwerking Zorg 2011 dat de tevredenheid met de zorg in Nederland en over zorgverzekeraars ook eerder stijgende dan dalende is de afgelopen jaren.
2. Vergelijking maken tussen verschillende aanvullende verzekeringen blijft lastig.
Blijvers zijn gemiddeld ouder en lager opgeleid dan de switchers en zien soms door de bomen in zorgverzekeringsland het bos niet meer. We weten uit verschillende kwalitatieve onderzoeken dat het voor verzekerden vooral lastig blijft om een scherpe vergelijking te maken tussen de verschillende aanvullende verzekeringen. Als men zich wel oriënteert is het premieverschil voor blijvers vaak ook te gering om de overstap door te zetten.
3. De decembermaand is al zo druk.
Een derde factor, die eveneens uit kwalitatief onderzoek bekend is, is er één van erg praktische aard: de timing van de enige overstapmogelijkheid aan het eind van het jaar. De drukke decembermaand eist aandacht op en aan het uitpluizen van verzekeringszaken komt menigeen dan niet toe. Een tweede overstapmogelijkheid halverwege het jaar zou het openbreken van de markt wellicht bevorderen.
De combinatie van deze factoren doet de verzekerde vaak tot het inzicht komen dat het gras aan de overkant niet groen genoeg is voor de overstap. Een lichtpuntje aan het eind van de tunnel: steeds meer verzekerden vinden het gemakkelijk om van zorgverzekering te wisselen (36% in 2011 tegenover 22% in 2010), zo zien we in onze Monitor Marktwerking Zorg 2011. Er is dus zeker hoop dat de dynamiek in de markt, die we de afgelopen jaren al zachtjes op zien lopen, verder verbetert.
B ronnen kwantitatief onderzoek: Switchmonitor Zorg 2010 tot en met 2012. Steekproeven van circa. n=60.000 à 70.000 zorgverzekerden (Nederlands representatief) van achttien jaar en ouder per meting. Online uitgevoerd in het Intomart GfK Online Panel. Monitor Marktwerking Zorg 2011. Steekproef van n=1500 zorgverzekerden (Nederlands representatief) in de leeftijd van achttien jaar en ouder. Online uitgevoerd in het Intomart GfK Online Panel. Onderzoek Dynamiek Zorgverzekeringsmarkt 2011. Steekproef van n=2962 zorgverzekerden (Nederlands representatief) van achttien jaar en ouder. Online uitgevoerd in het Intomart GfK Online Panel.
28
Alle feiten op een rij Verzekerdenmobiliteit 2011-2012 • In 2012 is 6,0% van de verzekerden overgestapt naar een andere risicodrager. • De toename of afname van het aantal verzekerden per risicodrager loopt van 64% meer tot 13%
minder verzekerden.
Overstappers • Wisselen van zorgverzekeraar vindt plaats onder alle lagen van de bevolking. • Het relatieve aantal overstappers varieert sterk per leeftijdscategorie. • Er is aanzienlijke geografische spreiding in het relatieve aantal overstappers. • Er is een (beperkte) relatie tussen huishoudinkomen en het aantal overstappers.
Keuzes rondom premie • De nominale premie voor de basisverzekering is circa 2% gestegen. • De premie van de duurste polis ligt ruim 20% boven de premie van de goedkoopste polis. • 68% van de verzekerden is collectief verzekerd. • De gemiddelde collectiviteitskorting is 3,7%. • 7,0% van de verzekerden kiest voor een vrijwillig eigen risico.
Aanvullende verzekeringen in 2012 • 88% van de verzekerden heeft een aanvullende verzekering. • Collectief verzekerden zijn vaker aanvullend verzekerd dan individueel verzekerden. • 0,2% van de verzekerden heeft een aanvullende verzekering bij een andere risicodrager. • 30% van de (volwassen) aanvullend verzekerden kiest voor een aanvullend pakket zonder
vergoeding voor mondzorgkosten.
• 68% van alle verzekerden heeft een aanvullende verzekering met een vergoeding voor
mondzorgkosten.
Wie kiezen er voor een aanvullende verzekering? • Vrouwen hebben vaker een aanvullende verzekering dan mannen. • Of verzekerden kiezen voor een aanvullende verzekering varieert per leeftijdscategorie.
Kosten aanvullende verzekeringen • In 2010 werd 3,5 miljard euro aan zorg vergoed vanuit de aanvullende verzekeringen. • Bijna de helft van dit bedrag bestaat uit vergoedingen voor tandheelkundige hulp.
Concentratie risicodragers • In de provincie Friesland is de minste concurrentie tussen risicodragers. • In de provincie Zuid-Holland is de meeste concurrentie tussen risicodragers. • De concurrentie is in alle provincies toegenomen; het meest in Groningen en het minst in
Friesland.
29
Verantwoording en onderzoeksaanpak In de periode februari-maart 2012 heeft Vektis een inventarisatie verzekerdenmobiliteit uitgevoerd bij alle zorgverzekeraars in Nederland. Aan zorgverzekeraars is gevraagd wat de instroom aan nieuwe verzekerden is geweest en hoeveel verzekerden zijn uitgestroomd. Daarnaast is gevraagd naar een aantal kenmerken van de verzekerden. Dit is gedaan op het niveau van de risicodragers. Vervolgens is gevraagd naar het soort verzekeringen dat is afgesloten en de bijbehorende premiestanden. Deze inventarisatie is gedaan op polisniveau. Verzekerden hadden tot uiterlijk 1 januari 2012 de tijd om hun polis bij hun huidige risicodrager op te zeggen en tot uiterlijk 1 februari 2012 om zich weer aan te melden bij een nieuwe risicodrager. Na 1 februari 2012 zijn de voor dit onderzoek benodigde gegevens opgevraagd bij zorgverzekeraars. In deze rapportage wordt een beeld geschetst van de marktontwikkelingen rondom het overstapgedrag van verzekerden. Vektis heeft alle 26 risicodragers benaderd met het verzoek om gegevens aan te leveren. Hieraan hebben alle risicodragers gehoor gegeven. Dit betekent dat de gehele verzekerdenpopulatie 2012 in beeld is gebracht. In dit onderzoek wordt niet ingegaan op specifieke risicodragers. Waar interessant en relevant worden af en toe wel gegevens van individuele risicodragers op een rijtje gezet. Deze risicodragers zijn echter niet herkenbaar of herleidbaar weergegeven. In hoofdstuk 2, 5 en 6 van deze Zorgthermometer is aanvullend onderzoek gedaan met behulp van andere bronnen dan de inventarisatie verzekerdenmobiliteit 2012. In hoofdstuk 2 is met behulp van de algemene verzekerdengegevens (AVG) een lijst gegenereerd met burgerservicenummers van overstappers. Deze lijst bevatte gegevens van 97% van de overstappers. De lijst is vervolgens geanonimiseerd gekoppeld aan de databases van het CBS. Deze koppeling was mogelijk voor 99% van de verzekerden, waardoor karakteristieken van 96,5% van alle overstappers in kaart konden worden gebracht. Van deze overstappers is de leeftijd en de provincie waar zij woonden op 31 december 2011 vastgesteld, de sociaaleconomische categorie in 2009, de inkomensgroep in 2009 en de positie in het huishouden op 31 december 2010 bepaald. Verdere details met betrekking tot de definiëring van verschillende categorieën is te vinden op de website van het CBS: statline.cbs.nl. In hoofdstuk 5 is gebruikgemaakt van het informatiesysteem BASIC. In de BASIC-database worden op verzekerdenniveau schadegegevens per verstrekking geregistreerd. Ook worden van alle verzekerden kenmerken vastgelegd, zoals leeftijd en geslacht. Bijna alle verzekerden zijn opgenomen in BASIC. De verzekeraars leveren vanaf 2006 ieder kwartaal een BASIC-bestand aan. De gebruikte cijfers in hoofdstuk 5 komen uit 2011. Bij de analyse zijn verzekerden van wie niet bekend was of ze wel of niet een aanvullende verzekering hadden, buiten beschouwing gelaten. In totaal is ongeveer 4% van de bevolking niet meegenomen in de analyse. In hoofdstuk 6 is gebruikgemaakt van de Markt- en Benchmarkenquête zorgverzekeraars 2010 van Vektis. Voor deze inventarisatie worden elk jaar op macroniveau gegevens opgevraagd bij zorgverzekeraars met betrekking tot financiën, kosten en omzet.
30
Colofon Inhoud In deze publicatie staan telkens cijfers uit de zorg rondom een thema of een bepaald jaar centraal. Alles uit de uitgave mag met bronvermelding worden gekopieerd. De inhoud van deze publicatie is met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. Wanneer er desondanks toch onjuistheden in voorkomen, aanvaardt Vektis daarvoor geen enkele aansprakelijkheid. Ook aanvaarden wij geen aansprakelijkheid voor enige directe of indirecte schade die zou kunnen ontstaan door het gebruik van de hierin aangeboden informatie.
Auteurs dr. M. (Michiel) ten Hove (Vektis; hoofdstuk 1 - 7) dr. O. (Onno) van Hilten (CBS; hoofdstuk 2) drs. M. (Marije) Berger-van Sijl (CBS; hoofdstuk 2) J.M. (Annemarie) Mets-Op ’t Land MA (Intomart GfK; hoofdstuk 8)
Redactie J. (Jannie) Aartse drs. M. (Marieke) Smit M.H. (Marion) Verhoef-Groenveld
Dank Wij willen graag de volgende personen bedanken voor hun bijdrage aan de totstandkoming van deze uitgave: P.P.A.B. (Paul) Merkx MSc. (Vektis) drs. H. (Henny) Wijngaard (Zorgverzekeraars Nederland) drs. P. (Peter) Mulder (directeur Marktonderzoek Intomart GfK) S.G.V.R. (Sebastiaan) van Klaveren (Vektis)
Ontwerp lay-out Ontwerpbureau De Branding
Drukwerk Lulof Druktechniek
Meer informatie Wilt u meer exemplaren van deze publicatie ontvangen, neem dan contact op via telefoon: 030-69 88 323 of e-mail:
[email protected]. Deze publicatie is ook online te raadplegen op www.vektis.nl. Voor inhoudelijke vragen over deze publicatie kunt u e-mailen naar Michiel ten Hove, onderzoeker, e-mail:
[email protected].
Bezoekadres
Postadres
T: 030-69 88 323
Sparrenheuvel 18
Postbus 703
F: 030-69 88 216
3708 JE Zeist
3700 AS Zeist
E:
[email protected]