Zondag 29 september 2014 Vredesweek Lezingen: Psalm 25, Filippenzen 2: 1-13 en Matteüs 10: 34-39. Beste mensen van God, Afgelopen maandag was ik bij de Landelijke Predikantendag in de Nieuwe kerk in Amsterdam. Daar sprak prof. Alister McGrath van de universiteit van Oxford. Een zeer bemoedigende redevoering hield hij. Tegenover alle moeite van de kerk om in deze tijd aanstekelijk te blijven, plaatste hij een actuele ervaring. In de aanloop naar het referendum in Schotland over verzelfstandiging, hadden de diverse kerken in Schotland een gebedsdienst georganiseerd. Of liever nog, een verzoeningsbijeenkomst. Dus nog vóór er mogelijk sprake zou kunnen zijn van scheiding, afsplitsing, wilden de gezamenlijke kerken een signaal afgeven; we horen bij elkaar. En op voorhand vroegen ze in hun gebed om vergeving en verzoening. Prof. McGrath zei dat hij de indruk had dat dit gebed er mede toe heeft bijgedragen dat er geen meerderheid voor afsplitsing werd behaald. Over de rol van de kerken gesproken in deze tijd. Kerken kunnen waarachtig van zich laten horen! Ik geef dit voorbeeld graag door. Want het doet wat ik vandaag het liefste wil bereiken. Dat we naast alle zorg en angst en verwarring voor alles wat gaande is in deze wereld, voorbeelden benoemen die kracht uitstralen, liefde geven, recht doen. Ik noem er straks nog een paar. Want eerlijk is eerlijk. We voelen toch vooral hoe we vandaag met deze vredeszondag in onze maag zitten. Ik wel in elk geval. In zoveel landen, steekt het kwaad de kop op, met namen die angst aanjagen. Al Nusra in Syrië, Al Shabaab in Somalië, Boko Haram in Nigeria, Abu Sayaf op de Filippijnen, Tamil Tijgers in Sri Lanka, in Algerije de terreurgroep Jund-AlKilafa, de Taliban in Afghanistan en recent IS in Irak en Syrië en dan wereldwijd Al Qaida. Hoe bestrijden we deze uiteenlopende vormen van het kwaad? Moeten we mee in het strijdplan van westerse landen tegen IS onder leiding van Amerika? Hebben we een keuze? Geen regering kan de brute moord op zijn onderdanen zomaar laten passeren. Er moet een antwoord volgen, een radicaal antwoord. Een front. Je gaat toch niet praten met zulke vijanden van onze beschaving? Dit barbarisme moet met wortel en tak worden uitgeroeid, als dat al lukt.
Maar het motto van de vredesweek is: Wapen je met vrede. Hoe treed ik de ander tegemoet? Hoe zorg ik er voor dat er wat meer vrede kan zijn tussen de mensen? Hoe ga ik met een ander om? Wat kan ik bijdragen zodat er zich geen conflicten voordoen? Of beter nog, hoe kan ik ertoe bijdragen dat het samengaan van mensen de wereld een beetje beter kan maken? Hoe kan ik dat motto rijmen met de huidige onrust in de wereld? Wat moet ik ermee? Kijk, vrede willen we allemaal. En meestal doen we ons best om ook in vrede te leven met de buren. Tot zich een verstoring in de verhouding voordoet. Dan moet de rijdende rechter komen. En hoe vaak hoor ik hem dan zeggen, dat het juridische probleem wel kan worden opgelost, maar hoe moet het nou met de onderlinge verhoudingen? Hij kijkt de beide partijen indringend aan: Komt het nog goed tussen u beiden? Vrede willen we allemaal. Maar helpt het nou als wij vandaag een beroep op elkaar doen om de vrede onderling te bewaren? Dat heeft toch geen invloed op wat er momenteel in de wereld aan de hand is? Verbeter de wereld, begin bij jezelf, is een prachtige en eeuwenoude uitspraak, een waarheid als een kind, maar of we daarmee het kwaad de wereld uit krijgen? Wapen je met vrede, daar moet het over gaan. Over ontwapening. En het is geen eenvoudig onderwerp. In wereldwijd perspectief, maar ook tussen mensen onderling. Lever je wapens in. Ja, er is begrip voor het juweliersechtpaar, die handelde uit zelfverdediging door de overvallers met een wapen af te stoppen. Alle mooie woorden uit de bijbel, lijken als scherven op de grond te vallen. Heb je vijanden lief. Keer de andere wang toe. Laat die gezindheid bij u zijn, die ook in Christus Jezus was, die zichzelf prijsgaf. Ja, da’s mooi gezegd, maar kan het ook? Zoveel vragen. Misschien is deze preek op zijn best een manier om in elk geval onze eigen vragen serieus te nemen. In deze tijd waarin zich een nieuwe koude oorlog lijkt aan te dienen. En we weten dat elke oorlog alleen maar verliezers kent. En dat het eerste dat sneuvelt in een oorlog de waarheid is. Valt er meer te zeggen dan slap gemoraliseer? Of is het misschien zo dat de roerige tijden die we nu meemaken, zorgen voor een versterking van onze onderlinge band?
Is het zo dat de internationale spanningen, de dreiging, de ernstige conflicten, maar ook de uitbraak van Ebola, die voor een wereldwijde onveiligheid kunnen zorgen, is het zo dit kan bijdragen aan een meer bewust geloof in vrede? Brengt het ons dichter bij God en bij elkaar? Dat we het verlangen naar vrede in de wereld intenser dan voorheen zullen vertalen in een persoonlijke behoefte om vrede te vinden in ons geloof? Zullen de kerken weer volstromen nu de wereld in angstige tijden verkeerd? Verbeter de wereld, leef je geloof! Of maak ik dan misbruik van de onzekerheid die over ons komt? Zou het met zich mee kunnen brengen dat wij zelf de urgentie voelen om als kerkgemeenschappen ons hechter aaneen te sluiten dan voorheen? Om elkaar te steunen, te bemoedigingen, op te vangen? Ik heb er behoefte aan vanmorgen om vooral deze vragen met u te delen. Ik heb geen laatste antwoorden. We zien de angst in de samenleving, de verharding, de verwarring vooral, kunnen wij daar ook andere ervaringen tegenover stellen? Dat wij zelf ons best doen om de vrede voor elkaar te zoeken? Dat wij zelf meer en meer de vrede van God zoeken? Die gezindheid, die ook in Christus Jezus was? De apostel Paulus heeft geschreven: Christus is onze vrede! En dan zegt Jezus in het evangelie: Denk niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Wat moeten we daar dan mee? Hoe verstaan wij deze vreemde woorden dan? In het tijdsgewricht waarin Matteüs deze woorden van Jezus opschreef, was Jeruzalem verwoest. De puinhopen smeulden nog na. We schrijven een periode net na het jaar 70. Er werd als het ware een scheidslijn getrokken. In tijden van grote onderdrukking, spanning en strijd, komt het erop aan aan welke kant je staat. En welke consequenties dat dan heeft. In die tijd roepen de woorden van Jezus een ernst op, die wij vandaag heel goed kunnen begrijpen. We hebben gehoord van de Yezidy’s, die kleine Koerdische gemeenschap met christelijke achtergronden. Ze werd zo onder druk gezet om zich aan de Islam van IS over te geven, dat ze dit deed om het eigen leven te redden. Zouden wij blijven geloven als er de doodstraf op staat? Er gaat dan een zwaard door je ziel. Geen vrede, maar het zwaard, zei Jezus. En zo zal het gevoeld worden. De navolging van Christus vraagt offers, die wij ons – volgens mij – nauwelijks kunnen voorstellen. Die ons alleen maar in diepe bewondering kan wijzen op
de weg die Jezus is gegaan. Hij deed wat ongehoord was en nog nooit gezien. God werd mens in Hem, een slaaf zelfs. De omgekeerde wereld in een persoon. Wat een openbaring. Een God, die om zo te zeggen al zijn wapens aflegt om op ons mensen af te gaan. Gewaagd, gedurfd. God die zich zo verlaagt, het lot van mensen draagt en niet zal wijken als de tijd verdwijnt. Is dat het waarom wij elkaar vandaag opzoeken, waarom we elkaar willen vasthouden? Waarom we onszelf willen laten betrekken bij dit evangelie. Laat die gezindheid bij ons zijn, die ook in Jezus was. We willen ons stellen onder het gezag van de liefde van God. We voelen aan dat we niet onverschillig aan de kant kunnen blijven staan. Ergens is het altijd weer een overwinning op jezelf. Je weet dat je niet altijd maar in een windstille zone gaat zitten om af te wachten of de storm weer overwaait. Daarom voel ik de behoefte om naast de onrust in dit huidige tijdsgewricht ervaringen te zetten, die tegenwicht bieden. Teken van hoop dat zelfs russen onlangs in een vredesdemonstratie zich keerden tegen de bezetting van Oost-Oekranie door hun eigen regering. Teken van hoop dat er vorige week veel meer mensen meeliepen in de Vredesloop in Den Haag dan dat er mee deden aan demonstraties, die extremisme bejubelden. Teken van hoop, die verpleegkundige, die op weg is naar Sierre Leone om te helpen bij de verpleging en verzorging van Ebolapatiënten. Carla Bil vertelde heel nuchter dat ze ernaar uitkijkt om iets te doen voor deze mensen. En ja ze voelt ook wel angst voor het onbekende, maar ze gaat toch. Ondersteuning geven, zei ze. Ik ben goed getraind, ik heb kennis in huis, ik ben in de mogelijkheid om iets te doen, en dan ga ik. Het maakte op mij diepe indruk. Het is goed om vandaag op deze tekenen van hoop te wijzen. Wij van de kerk doen dat om niet geheel te zwijgen in deze tijd. Om van vrede te getuigen. Het heeft altijd iets van Abraham, die moest wegtrekken uit zijn vertrouwde omgeving om dat leven te zoeken dat God voor hem in het vooruitzicht had gesteld, dat land van belofte, dat land van vrede. En altijd zullen we weer onderweg zijn en blijven. Moeten breken met het gezapige, de smalle poort door, die leidt naar een weg van leven. Wat moet jij loslaten? Voel je dat zwaard, dat scheiding maakt tussen je verleden en je toekomst? Op welke beslissing komt het aan? Welke keuzes maak je? En welke keuzes maken wij?
Naar U, Heer, gaat mijn verlangen uit, bad David in Psalm 25: Laat mijn vijanden niet triomferen. Wijs mij de weg van uw waarheid, want U bent de God die mij redt. Op U blijf ik hopen, elke dag weer. Amen.