Zienswijzennotitie ontwerpbestemmingsplan “Delden-Noord” Gemeente Hof van Twente
17 september 2012
Zienswijzennotitie ontwerpbestemmingsplan “Delden-Noord”
Deze notitie kent de volgende opbouw: A. Zienswijzen B. Ambtshalve wijzigingen
2
A. Zienswijzen Het ontwerpbestemmingsplan “Delden-Noord” heeft met ingang van 3 mei 2012 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen, overeenkomstig artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening. Ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan zijn binnen de daarvoor gestelde termijn de volgende acht zienswijzen naar voren gebracht: 1.
De heer D.J. Bussink, Marktstraat 20, 7491 AW Delden (mondeling ingediend op 3 mei 2012)
2.
De heer A.J. Huizinga en mevrouw F.K. Huizinga- Bolwijn, Dr. Gewinstraat 4, 7491 CB Delden (gedateerd op 21 mei 2012, ingekomen op 21 mei 2012)
3.
De heer J. Vrielink, Rupperink 13, 7491 GP Delden (gedateerd 31 mei 2012, ingekomen 1 juni 2012)
4.
Leferink Architecten, Wilhelminastraat 10, 7591 TN Denekamp, namens de heer H. Baake, Van Wassenaarweg 3, 7491 CA Delden (gedateerd op 6 juli 2012, ingekomen op 7 juni 20212)
5.
De heer F. Schneider, Im finstern Boden 15, 4125 Riehen, Zwitserland (gedateerd op 7 juni 2012, ingekomen op 8 juni 2012)
6.
De heer F. Schneider, Im finstern Boden 15, 4125 Riehen, Zwitserland (gedateerd op 7 juni 2012, ingekomen op 8 juni 2012)
7.
8.
Mevrouw M. Ensink, Langestraat 42, 7491 AG Delden (mondeling ingediend op 13 juni 2012) De heer E.J. Wennekamp, Achter de Kerk 16, 7491 BX Delden (gedateerd op 25 mei 2012, ingekomen op 29 mei 2012)
Hieronder treft u een weergave van de inhoudelijke zienswijze aan, evenals de gemeentelijke reactie daarop. 1.
De heer D.J. Bussink, Marktstraat 20, 7491 AW Delden (mondeling ingediend op 3 mei 2012) Weergave zienswijze Het pand Noordwal 32 behoort bij het loodgietersbedrijf Marktstraat 20. Het pand wordt gebruikt als werkplaats en opslag. Het pand Noordwal 32 heeft in het ontwerpbestemmingsplan geen specifieke bedrijfsbestemming gekregen. Verzocht wordt dit alsnog op te nemen. Het loodgietersbedrijf bestaat al sinds 1919 en het perceel Noordwal 32 is ook altijd al in eigendom. Het pand op het perceel Noordwal 32 is circa 40 jaar geleden vergund. Verwezen wordt ook naar de reactie op het voorontwerp.
3
Reactie gemeente Het betreffende perceel heeft in het bestemmingsplan “Delden-Centrum” (1976) de bestemming „Woondoeleinden‟ in categorie „E (eengezinshuizen)‟. Er is nooit vergunning verleend voor het gebruik van het pand als werkplaats en opslag. Het pand wordt al wel ruim 40 jaar ten behoeve van het loodgietersbedrijf gebruikt. Op het (woon)adres Marktstraat 20 is geen ruimte voor opslag. Gezien het langdurig gebruik als werkplaats/opslag en er vanuit milieu en ruimtelijke aanvaardbaarheid geen bezwaren bestaan, kan het pand alsnog worden meegenomen in het bestemmingsplan, door het opnemen van de aanduiding “Loodgietersbedrijf” binnen de woonbestemming. De zienswijze wordt overgenomen. 2. De heer A.J. Huizinga en mevrouw F.K. Huizinga- Bolwijn, Dr. Gewinstraat 4, 7491 CB Delden (gedateerd op 21 mei 2012, ingekomen op 21 mei 2012) Weergave zienswijze De zienswijze heeft betrekking op de ambtshalve aanpassingen die zijn aangebracht in het ontwerpbestemmingsplan met betrekking tot het perceel Dr. Gewinstraat 6 en de uitwerking daarvan op het perceel Dr. Gewinstraat 4. A. Voor het perceel Dr. Gewinstraat 6 is met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid een omgevingsvergunning verleend voor twee bijgebouwen. Een bijgebouw is reeds gerealiseerd en ligt binnen het bouwvlak. De vergunning voor het andere bijgebouw is nog niet onherroepelijk, omdat indiener beroep heeft ingesteld en verzocht heeft te wachten met de bouw. Het tweede vergunde bijgebouw is echter al ingepast in het ontwerpbestemmingsplan en is in strijd met het geldende bestemmingsplan vergund voor de voorgevel van de woning Dr. Gewinstraat 4. De redenering van de gemeente bij het verlenen van de vergunning was dat in praktijk de woning Dr. Gewinstraat 6 georiënteerd zou zijn richting Stationsweg, waardoor de bestaande gevel aan de zijde van de Stationsweg als voorgevel zou kunnen worden gezien. De redenering is onjuist en wel om de volgende redenen: 1. Het huis Dr. Gewinstraat 6 ligt sinds 1923 met de voorgevel naar de Dr. Gewinstraat. De redenering dat het nu ineens anders is wordt ingegeven door de recent aangelegde landschapstuin op het perceel Dr. Gewinstraat en op een door de eigenaar bijgekocht hoekperceel. Op het bijgekochte perceel ligt volgens het ontwerpbestemmingsplan ook een bouwbestemming. Zodra op het perceel gebouwd kan worden valt het zicht van de Stationsweg weg. Gezien het belang dat het college aan de landschapstuin hecht had het college geen bouwblok op het perceel moeten bestemmen. Daarnaast is het niet logisch te stellen dat de woning op de Stationsweg is georiënteerd. De afstand tot de Stationsweg is 80 meter en tot de Dr. Gewinstraat 30 meter. 2. De nu in het ontwerpplan gekunstelde voorgevel is georiënteerd op de achtertuin en achtergevel van een nieuw te bouwen woning op de hoek van de Stationstraat/ Dr. Gewinstraat. Het geheel is bedacht om een achtererf te creëren daar waar een zijerf is om de bebouwing met bijgebouwen tot 150 m2 te kunnen oprekken. Indieners verzetten zich tegen de vergroting van het bouwvlak waardoor een bijgebouw pal in het zicht van hun perceel en woning wordt gebouwd.
4
3. Het ontwerpplan bevat geen regels voor de bouw van bijgebouwen. Zoals het er nu staat kunnen bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak met een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van 10 meter. Er ontbreekt een maximum aan oppervlakte aan bijgebouwen, zodat in planologische zin het gehele terrein binnen het bouwvlak kan worden volgebouwd. B. De raad wordt gevraagd de zienswijze terdege mee te wegen bij de beslissing over het ontwerpbestemmingsplan. Bovengenoemde aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan heeft tot gevolg dat de indieners tegen een overdosis van bebouwing moeten uitkijken op een woud aan dakpannen teveel bebouwing feitelijk op een te klein aantal vierkante meters. C. Met een dergelijke invulling van het gebied zal het karakteristieke en beeldbepalende van dit deel van Delden teloor gaan. Het zicht op het woonhuis Dr. Gewinstraat 6 zal, komen uit het centrum, min of meer verdwijnen en komend uit de Stationsweg zal het zicht op Dr. Gewinstraat 4 ook zeer verslechteren. Dit kan niet de bedoeling zijn in een tijd van behoud van oude (bouw)waarden, zeker niet voor panden die respectievelijk Rijksmonument en gemeentelijk monument zijn. D. In strijd met de wet ontbreekt enige onderbouwing voor de ingrijpende wijziging van de stedenbouwkundige structuur van het gebied. Er is op geen enkele wijze rekening gehouden met de cultuurhistorie van het Rijksmonument. Er ontbreekt een verplichte analyse van de cultuurhistorische waarden in het gebied en er worden hier ten onrechte geen conclusies aan verboden. Op verzoek van de indieners heeft de stedenbouwkundige van IAA een rapport uitgebracht over de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan ten aanzien van het perceel Dr. Gewinstraat 6. Conclusie is dat de aanpassingen stedenbouwkundig onaanvaardbaar zijn. E. Indieners hebben grote bezwaren aan de ambtshalve toevoeging „gevellijn‟ aan het pand Dr. Gewinstraat 6 op de verbeelding met de daarbij behorende planregels als ook tegen de vergroting van het bouw vlak op het perceel Dr. Gewinstraat 6, zodat een enorm bijgebouw langs de zijerfgrens direct binnen het zicht van het perceel en de indieners kan worden gebouwd. Bezwaar is ook tegen het ontbreken van bouwregels voor bijgebouwen. F. De kennisgeving van de terinzagelegging heeft in strijd met de wet plaats gevonden. Ook om deze reden kan het bestemmingsplan niet worden vastgesteld. Reactie gemeente A. Voor het perceel Dr. Gewinstraat 6 is met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een bijgebouw. Op basis van jurisprudentie is het wenselijk het vergunde bijgebouw in te passen in het ontwerpbestemmingsplan “Delden-Noord”. Het beroep van indieners tegen de vergunning bij de Rechtbank Almelo is in een uitspraak van 29 mei 2012 ongegrond verklaard. De heer en mevrouw Huizinga hebben vervolgens beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waardoor de vergunning nog niet onherroepelijk is. Een verzoek om voorlopige voorziening bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak is door de indieners ingetrokken. Het standpunt dat het wenselijk en aanvaardbaar is om het bouwplan op basis van jurisprudentie in te passen in het bestemmingsplan, ondanks dat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is, blijft ongewijzigd, waardoor er geen aanleiding is het bestemmingsplan op dit punt gewijzigd vast te stellen.
5
Er wordt uitgegaan van de geldende planologische situatie en/of de verleende vergunningen, zonder daarover een inhoudelijk oordeel te vellen. De inhoudelijke afweging heeft immers al bij de vergunningverlening plaatsgevonden. Het is derhalve niet aan de orde om hier opnieuw een ruimtelijke afweging te maken. Volstaan wordt met het verwijzen naar de zaak in het kader van omgevingsvergunning. De zienswijze wordt niet overgenomen. 1. Aan het perceel hoek Dr. Gewinstraat/Stationsweg is een bouwvlak toegekend, overeenkomstig het geldende bestemmingsplan “Herziening 1977”. De zienswijze wordt niet overgenomen. 2. Er is geen sprake van een vergroting van het bouwvlak ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. De wijze van bestemmen is voor deze situatie een pragmatische oplossing om zonder het introduceren van een nieuwe regeling of aanduiding het vergunde bouwplan in te passen. De zienswijze wordt niet overgenomen. 3. Ter plaatse van het bedoelde bijgebouw is wel degelijk een bouwaanduiding opgenomen met een maximaal bebouwingspercentage, goot- en goothoogte. Ter plaatse mag maximaal 20% van het perceel bebouwd worden met een maximale goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 6 meter. Voor de bebouwing geldt een maximum aantal vierkante meters van 150 m2. Deze laatste maat is opgenomen in de regels. De is conform het geldende paraplubestemmingsplan “Ontheffingsregeling kernen gemeente Hof van Twente” (2008). De zienswijze wordt niet overgenomen. B. Het vergunde bouwplan past qua hoogte en oppervlak binnen de geldende ontheffingsregeling voor de kernen. De zienswijze wordt niet overgenomen. C. Bij vergunningverlening heeft de ruimtelijke afweging plaatsgevonden. Tevens heeft de welstandscommissie een positief advies afgegeven. Voor het overige wordt verwezen naar de reactie onder A. De zienswijze wordt niet overgenomen. D. Verwezen wordt naar de reactie onder C. De zienswijze wordt niet overgenomen. E. Verwezen wordt naar de voorgaande reacties. Het gebruik van de aanduiding gevellijn is een pragmatische wijze waarop het vergunde bouwplan is ingepast. Er is geen sprake van een vergroting van het bouwvlak en ook niet van het ontbreken van bouwregels voor bijgebouwen. De zienswijze wordt niet overgenomen.
6
F. Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen met ingang van 4 mei 2012 op basis van de openbare kennisgeving op 3 mei 2012 in de Hofkoerier en de gemeentelijke website. De wettelijke publicatie van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan in de Staatscourant heeft onverhoopt plaats gevonden op 5 mei 2012. Omdat de inzage termijn ook na publicatie in de Staatscourant meer dan vijf weken is geweest is deze termijn ruim voldoende is voor een ieder om zienswijzen in te dienen zijn er geen belangen geschaad door de verlate publicatie in de Staatscourant. De zienswijze wordt niet overgenomen. 3. De heer J. Vrielink, Rupperink 13, 7491 GP Delden (gedateerd 31 mei 2012, ingekomen 1 juni 2012) Weergave zienswijze Indiener komt tot de conclusie dat volgens de uitleg van het college in de inspraaknotitie er al meer bebouwd is met bijgebouwen op zijn perceel is dan het college wil toestaan. De indiener heeft een perceel van 209 m2. Volgens het ontwerpbestemmingsplan mag maximaal 20% van het perceel worden bebouwd met bijgebouwen, waardoor maximaal 41,8 m2 van het achtererf mag worden bebouwd. Volgens de op 16 mei 2006 verleende vergunning heeft de garage van indiener een oppervlakte van 20,9 m2 en de carport een oppervlakte van 21,6 m2. Gezamenlijk maakt dit 42,3 m2. Indiener concludeert dat de feitelijk vergunde situatie onder het overgangsrecht wordt geplaatst. Hij acht dit in strijd met vaste jurisprudentie en geeft aan dat de gemeentelijke wens te standaardiseren ter plaatse geen doorgang kan vinden. Ook concludeert indiener dat de ontwerpregeling onzorgvuldig tot stand is gekomen en daarmee in strijd wordt gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Indiener wil zijn woning graag uitbreiden met een keuken/bijkeuken tegen de huidige garage aan. De woning maakt deel uit van een groter stedenbouwkundig geheel, waar ook diverse vergunningen in de voortuin zijn verleend voor carports, keukens en bijkeukens. Hij stelt voor het bebouwingspercentage van 20% te wijzigen in 30% voor de stedenbouwkundige eenheid waar hij onderdeel van uitmaakt. Met een bebouwingspercentage van 30% blijft de lichtinval in de woning voldoende gewaarborgd en kan indiener bij recht zijn bouwplan realiseren. Reactie gemeente Ter plaatste geldt het bestemmingsplan “Ruppertserf” (1976) met de bestemming „Woondoeleinden‟ in categorie „EG (eengezinshuizen)‟. De aanwezige carport is in 2006 vergund door middel van een vrijstelling artikel 19 lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in verband met het overschrijden van het aantal te bouwen vierkante meters. Uitgangspunt met de actualisering is het vastleggen van de geldende regeling of vergunde rechten in een actuele en uniforme regeling. De afwijking waar indiener het over heeft betreft 0,5 m2 en is zodanig klein dat dat als een meetafwijking kan worden aangemerkt, waardoor er geen sprake is van het brengen onder overgangsrecht. Bovendien worden in de uniforme regeling ook nadrukkelijk bestaande rechten vastgelegd, waardoor er hoe dan ook geen sprake is van het brengen onder overgangsrecht. Overigens is volgens de oorspronkelijke bouwvergunning uit 1972, volgens welke de woning met garage is gebouwd (als onderdeel van in totaal 51 premie koopwoningen), de garage kleiner dan indiener opgeeft (6,33 m x 3,22 m), waardoor er ook geen sprake is van een afwijking.
7
De voorgestelde uitbreiding is een ontwikkeling die op zich moeten worden beoordeeld en niet thuis hoort in dit actualiseringsplan. Overigens heeft indiener nog uitbreidingsruimte binnen het bouwvlak voor de hoofdbouw. De woningen in de stedenbouwkundige eenheid waar naar wordt verwezen hebben òf een vrijstaande garage en carport òf een vrijstaande garage en een aangebouwde uitbreiding, en niet alles zoals indiener wenst. Er is geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen in afwijking van het Handboek en beleid ten aanzien van het bouwen van bijgebouwen. Een eventueel bouwplan dient als een nieuwe ontwikkeling als zodanig apart beoordeeld te worden. De zienswijze wordt niet overgenomen 4. Leferink Architecten, Wilhelminastraat 10, 7591 TN Denekamp, namens de heer H. Baake, Van Wassenaarweg 3, 7491 CA Delden (gedateerd op 6 juli 2012, ingekomen op 7 juni 20212) Weergave zienswijze De indiener dient een zienswijze in namens de eigenaar van het pand Langestraat 49, de heer H. Baake. Het betreffende pand, de voormalige slagerij van Haverkate, is bouwkundig in een slechte staat. Onderzocht is of renoveren/verbouwen tot de mogelijkheden behoort. Gezien de nieuwe eisen uit het Bouwbesluit, bestaande indelingen als ook in combinatie met financiële kaders, kunnen ze niet anders dan daar vanaf zien. Uiteraard willen ze iets doen wat voor Delden en de Langestraat een verbetering betekent. Waarbij mede naar het verleden is gekeken. Indiener heeft de volgende opmerkingen over het bestemmingsplan. 1. Het naar voren schuiven van de rooilijnen. Indiener wil het pand Langestraat 49 weer in de lijn van nummers 47 en 51 terugplaatsen. De situatie wordt dan overeenkomstig de rooilijnen van voor 1965. De bestaande schuur/worstenmakerij zal herbouwd worden tot winkel met de voorgevel enkele meters naar voren geplaatst, zodat er een soort van voorplein ontstaat. Dit is een stedenbouwkundige ruimte die gebruikt wordt als entree naar de winkel en waar niet geparkeerd wordt. 2. Het realiseren van maximaal drie appartementen: Het ontwerpbestemmingsplan geeft aan dat er één woning gebouwd mag worden. Graag realiseert indiener maximaal drie appartementen boven de winkels. 3. Verruimen van bouwhoogte en bouwblok: de bouwhoogte en het bouwblok wil indiener verruimd zien, met name ter plaatse van de bestaande schuur, om het beoogde plan te kunnen realiseren. 4. Terugplaatsen imposante boom. Oude foto‟s laten zien dat er een forse eik heeft gestaan tussen de panden 47 en 49. Indiener wil deze boom op het voorplein terugplaatsen. Het voorplein kan daardoor ook niet voor parkeren gebruikt worden. 5. Parkeren en ontsluiting aan de achterzijde/zuidzijde: Ontsluiting voor de woningen boven de winkels komt aan de zuidzijde. Daar worden de benodigde parkeerplaatsen gerealiseerd met bijbehorend groen. 6. Behouden deel linker gevel. Om iets van de historie van het oude pand te behouden wil indiener een deel van de linker gevel laten staan en opnemen in de nieuwbouw. De muur sluit aan op het voorplein.
8
7. Hedendaagse architectuur met respect voor het verleden. Indiener wil een pand realiseren in hedendaagse architectuur met een knipoog naar het verleden. Reactie gemeente In het ontwerpbestemmingsplan “Delden-Noord” zijn de geldende bestemmingen overgenomen. Het gaat hier om een conserverend bestemmingsplan. Mocht er sprake zijn van ontwikkelingen die fundamenteel niet in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan, dan dienen deze apart geregeld te worden. Dit is hier het geval. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen meegenomen in een actualiseringsplan, te meer, omdat het kostenverhaal niet is verzekerd. Het plan van indiener is een nieuwe ontwikkeling die in een apart traject opgepakt wordt. Buiten het traject van dit bestemmingsplan hebben gesprekken plaatsgevonden met initiatiefnemer. Inmiddels is met initiatiefnemer overeenstemming bereikt over de stedenbouwkundige voorwaarden waaraan een nieuw bouwplan zal voldoen. Hier is sprake van een ontwikkeling die past binnen het conserverend karakter van het bestemmingsplan. De stedenbouwkundige voorwaarden zijn vanwege het beschermd stadsgezicht in nauw overleg met de erfgoedcommissie opgesteld. Verder willen wij verwijzen naar de ambtshalve wijzigingen, onder D. De zienswijze wordt niet overgenomen. 5. De heer F. Schneider, Im finstern Boden 15, 4125 Riehen, Zwitserland (gedateerd op 7 juni 2012, ingekomen op 8 juni 2012) Weergave zienswijze Inspreker verwijst naar zijn inspraakreactie van 28 november 2011 op het voorontwerpbestemmingplan “Delden-Noord” met betrekking tot de aanwijzing tot „beeldbepalend‟ van het winkelcentrum Kortestraat 5 tot en met 29. In de “Inspraaknotitie voorontwerpbestemmingsplan Delden-Noord” geeft de gemeente een weergave van de reactie van inspreker die wordt gecomprimeerd tot de stelling dat de aanwijzing als beschermd stadsgezicht en beeldbepalend een aanzienlijke verzwaring betekent van de regelgeving. Vervolgens kwam het college tot de conclusie dat er geen sprake is van een aanmerkelijke verzwaring. In zijn brief van 28 november 2011, die als ingelast beschouwd dient te worden, heeft indiener aangegeven dat huurders en verhuurders voor een lonende exploitatie voortdurend bouwkundige aanpassingen noodzakelijk achten en daarnaast willen inspringen op duurzame nieuwe ontwikkelingen. Een college dat naar eigen zeggen streeft naar handhaving van maatvoering, gevelindeling, vormgeving en materiaal heeft een statisch vertrekpunt. Dit botst en kan tot de in de brief van 28 november 2011 nader aangeduide gevolgen hebben. Verzocht wordt de percelen Stad Delden sectie A, nummers 6983, 6670 en 9124 buiten de grens van het beschermde stadsgezicht te plaatsen en de bouwaanduiding „beeldbepalend te laten vervallen‟. Reactie gemeente Ter plaatse van het winkelcentrum gelden de bestemmingsplannen “DeldenCentrum“(1976) en “”Delden-Centrum eerste herziening” (1986) met de bestemming „Doeleinden van handel en bedrijf I‟ in categorie „W (winkelvoorzieningen)‟. Het winkelcentrum is een historisch fabriekspand dat een bijzondere plek heeft in het historische centrum van Delden, waardoor deze als beeldbepalend is aangemerkt. De aanwijzing van het historische centrum als beschermd stadsgezicht en de aanwijzing
9
van panden tot „beeldbepalend‟ of „structuurbepalend‟ dient een algemeen belang ter bescherming van de historische binnenstad. De regeling voor het beschermd stadsgezicht en de aanwijzing tot beeldbepalend pand betekent dat gestreefd wordt naar handhaving van maatvoering, gevelindeling, vormgeving en materiaalgebruik van het beeldbepalende pand en het behoud van karakteristieken in het beschermd stadsgezicht. Het pand van indiener is zowel stedenbouwkundig, architectonisch als cultuurhistorisch gezien van grote waarde. Er is geen voldoende zwaarwegende reden om aan te nemen dat de exploitatie van het pand onaanvaardbaar wordt beperkt door de aanwijzing als „beeldbepalend‟. Omdat het pand bovendien op drie toetsingspunten als zeer waardevol aangemerkt wordt, weegt het belang van het beschermen van het pand zwaarder. Het opnemen van een regeling in het bestemmingsplan is het gevolg van het besluit tot het aanwijzen van het beschermde stadsgezicht op basis van de Monumentenverordening Hof van Twente 2002. In die zin is het bestemmingsplan “Delden-Noord” wat afwijkend ten opzichte van de andere actualiseringsplannen. Feit is wel dat bestemming en gebruik van gronden ongewijzigd blijven en over het algemeen ook veelal bouwhoogtes en bebouwingspercentages, waardoor geen sprake is van een aanmerkelijke verzwaring van regelgeving. Functioneel gezien is er met de bestemming „Centrum‟ in het ontwerpbestemmingsplan ten opzichte van de oude bestemming „Winkelvoorzieningen‟ zelfs sprake van meer flexibiliteit. Er is dan ook geen aanleiding het bestemmingsplan hier op aan te passen. De zienswijze wordt niet overgenomen 6. De heer F. Schneider, Im finstern Boden 15, 4125 Riehen, Zwitserland (gedateerd op 7 juni 2012, ingekomen op 8 juni 2012) Weergave zienswijze Indiener heeft een inspraakreactie ingediend tegen het voorontwerpbestemmingsplan met betrekking tot het punt dat de in het voorontwerp opgenomen bestemming „Maatschappelijk‟ op de gronden van het voormalige gemeentehuis te ruim zijn ten opzichte van de geldende bestemming. In de “Inspraaknotitie voorontwerpbestemmingsplan Delden-Noord” wordt door de gemeente gesteld dat de inspraakreactie wordt overgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan is naast de bestemming „Maatschappelijk‟ de functieaanduiding „Dienstverlening‟ opgenomen. Indiener is van mening dat de voorgestelde bestemming nog steeds ruimer is dan bij een conserverend plan verwacht mag worden en verzoekt op de gronden van het voormalige gemeentehuis naast de bestemming „Maatschappelijk‟ de functieaanduiding „Openbare dienstverlening‟ te leggen.
10
Reactie gemeente Ter plaatse van het voormalige stadhuis geldt het bestemmingsplan “Delden-Centrum” (1976) met de bestemming „Gronden bestemd voor bijzondere doeleinden‟ in de categorie „BV (bestuurlijke voorzieningen)‟. Volgens de huidige wijze van bestemmen in het gemeentelijk Handboek vallen bestuurlijke voorzieningen onder de hoofdbestemming „Maatschappelijk‟ met de functieaanduiding „Dienstverlening‟. De functieaanduiding „Dienstverlening‟, zoals opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan, ligt zo dicht mogelijk bij de geldende bestemming. Het toekennen van een functieaanduiding „Openbare dienstverlening‟, zoals indiener voorstelt, wordt niet passend en niet reëel geacht. Bij de actualisering van bestemmingsplannen wordt volgens moderne systematiek een passende bestemming aan gronden gegeven, uitgaande van het geldende bestemmingsplan, dan wel de bestaande of vergunde situatie. Het voormalige gemeentehuis staat momenteel leeg en het is ook niet reëel te verwachten dat er zich opnieuw een openbare dienstverleningsfunctie in het pand zal vestigen. Het ligt niet in de bedoeling van een actualiseringstraject om het gebruik van een pand onnodig te beperken. De in het ontwerp toegekende functieaanduiding „Dienstverlening‟ is het best passend bij het geldende bestemmingsplan in relatie tot de huidige situatie, zonder dat er daadwerkelijk sprake is van een nieuwe ontwikkeling. De zienswijze wordt niet overgenomen 7. Mevrouw M. Ensink, Langestraat 42, 7491 AG Delden (mondeling ingediend op 13 juni 2012) Weergave zienswijze Verwezen wordt ook naar de inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan. De zienswijze heeft betrekking op de volgende twee punten. A. In 1986, bij de plannen voor de bouw van een woning, is er een afspraak gemaakt tussen de moeder van mevrouw Ensink en de gemeente dat er een woning op het perceel mocht worden gebouwd. In de overeenkomst staat een bouwmogelijkheid en geeft dus geen duidelijkheid over een woning. Gezien de afspraak, mede in relatie tot de parkeerplaatsen, wordt verzocht de mogelijkheid tot de bouw van een woning alsnog op te nemen. B. Verzocht wordt de gedoogsituatie ten aanzien van de overkapping van ‟t Oaldershoes, Kerkstraat 5, te beëindigen en de illegale overkapping te laten verwijderen. Door de permanente overkapping komt het terras dichter op de weg. De straat is smal en verkeer en parkeren leiden tot gevaarlijke situaties. Gemeentelijke reactie A. In 1986 is een huur- en koopovereenkomst gesloten met de eigenaar van de gronden over de herontwikkeling van de hoek Langestraat/Kerkstraat met twee winkels en drie bovenwoningen. In de betreffende overeenkomst staat aangegeven dat de gemeente het bestemmingsplan “Delden-Centrum” zodanig wijzigt, dat een bouwmogelijkheid wordt geschapen op het gedeelte van het perceel achter de openbare parkeerplaatsen. De overeenkomst spreekt echter alleen van een bouwmogelijkheid en niet van een bouwkavel en daarmee een woningbouwmogelijkheid. Op basis van dossieronderzoek is verder gebleken dat in 1987 het bouwplan hoek Langestraat/Kerkstraat is vergund met toepassing van een vrijstelling op grond van artikel 19 lid 2 Wet op de Ruimtelijke Ordening. De vrijstellingsprocedure is gevoerd
11
op basis van een ontwerpplan voor een herziening van het bestemmingsplan “Delden-Centrum”. De door indiener bedoelde bouwmogelijkheid is in het ontwerpplan opgenomen als bebouwing met bijgebouwen op het achtererf. Deze bebouwingsmogelijkheid van het erf op te nemen is in het ontwerpbestemmingsplan “Delden-Noord” overgenomen. Indiener is vervolgens in de gelegenheid gesteld om alsnog nadere (officiële) stukken te overleggen, waaruit blijkt dat er toezeggingen zijn gedaan of afspraken zijn gemaakt over het bouwen van een woning. Door indiener is een besluit van de raad van de voormalige gemeente Stad Delden overgelegd, waaruit blijkt dat de gronden aan de indiener zijn verkocht. Tevens is het voorblad van het eigendomsbewijs overgelegd. Uit het raadsvoorstel blijkt de belangstelling voor aankoop van het betreffende perceel naast zijn woning. Hij heeft het voornemen het perceel te bestemmen tot tuin en mogelijk een gedeelte aan te wenden voor uitbreiding van het woonhuis. Hieruit blijkt duidelijk dat de indiener het perceel niet heeft aangekocht voor de bouw van een woning.
Verder stellen wij vast dat de open ruimte veel te klein is voor de bouw van een woning. De bouw van een nieuwe woning, ingeklemd tussen de bestaande bebouwing, gaat ten koste van de ruimtelijke kwaliteit. Ook zou door de bouw van een woning een deel van de voor het perceel gesitueerde parkeerplaatsen komen te vervallen. Gezien de druk op parkeerruimte in het centrum van Delden is dit niet wenselijk. Bovendien is de bouw van een woning een nieuwe ontwikkeling, terwijl het voorliggende bestemmingsplan een actualiseringsplan is. Ook is het kostenverhaal niet verzekerd. De zienswijze wordt niet overgenomen B. Het beëindigen van de gedoogsituatie is geen ruimtelijk aspect en maakt derhalve geen deel uit van het voorliggende bestemmingsplan. Uw verzoek om handhaving wordt in een ander kader nader onderzocht. De zienswijze wordt niet overgenomen
8. De heer E.J. Wennekamp, Achter de Kerk 16, 7491 BX Delden (gedateerd op 25 mei 2012, ingekomen op 29 mei 2012) Algemeen. De brief is blijkens de inhoud niet formeel als zienswijze ingediend. Wel is de brief binnen de termijn van de ter inzage legging van het bestemmingsplan ontvangen. Verder wordt gevraagd om een verklaring dat er sprake is van een bouwkavel. Nu dit volgens de aanwezige stukken niet bevestigend kan worden beantwoord, achten wij het wenselijk de brief aan te merken als een zienswijze, ingediend tegen het ontwerp van het bestemmingsplan “Delden Noord”. Hiermee worden de belangen van verzoeker gewaarborgd. Weergave zienswijze. De naastgelegen grond is gekocht als een bouwkavel. Dit blijkt uit een kopie van het eigendomsbewijs. Verzocht wordt om een bevestiging dat het perceel naast de woning als een bouwkavel te boek staat. Reactie gemeente.
12
Uit het eigendomsbewijs blijkt niet dat de grond is gekocht als een bouwkavel. Er wordt geschreven over de aankoop van “een perceel grond”. Dit blijkt ook uit het raadsbesluit van de voormalige gemeente Stad Delden. In het raadsvoorstel wordt het besluit nader toegelicht. Volgens het raadsvoorstel is er “belangstelling voor het naast de woning gelegen onbebouwd perceel. Het voornemen is het perceel te bestemmen tot tuin, mogelijk een gedeelte aan te wenden voor uitbreiding van het woonhuis”. Volgens de stukken is er geen sprake geweest van een bouwkavel, waarop een woning wordt gebouwd. Appellant heeft de grond gekocht voor gebruik als tuin en om mogelijk de woning uit te kunnen breiden. Zowel het gebruik als tuin en uitbreiden van de woning is in overeenstemming met het voorliggende bestemmingsplan. De zienswijze wordt niet overgenomen.
13
Ambtshalve wijzigingen
De volgende ambtshalve wijzigingen worden doorgevoerd. Verbeelding A. Voetbalvereniging Rood-Zwart heeft plannen om het huidige clubgebouw te verplaatsen naar een locatie verder van de bestaande woonbebouwing. Het bouwplan, waar het college positief over heeft besloten, is niet juist opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. De opgenomen goot- en bouwhoogte, alsmede het bouwvlak, zijn onjuist. De juiste maten (goothoogte 6 meter, bouwhoogte 10 meter) en het juiste bouwvlak worden alsnog opgenomen. De omvang van het bouwvlak bedraagt 1280 m2 en sluit aan op de bestaande kleedkamers. B. Woning Achter de Kerk/Noordwal (Noordwal 23). Door de eigenaar wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op het perceel “achter” de woning Noordwal 23/langs Achter de Kerk een nieuwe woning te bouwen. Inmiddels heeft de eigenaar het perceel ingericht als tuin, behorende bij de woning Noordwal 23. Het niet bouwen van de woning en het inrichten als tuin behorende bij de woning Noordwal 23 heeft gevolgen voor de indelingslijnen bij de woning Noordwal 23. Voor de woning geldt een bouwvlak en de indelingslijnen kunnen daardoor worden verwijderd. C. Achter de woningen ‟t Ven 1,2 en 3 ligt een driehoekig perceel restgroen met de bestemming „Groen‟. Het gemeentelijk beleid is er op gericht om deze zogenaamde reststroken te verkopen en ze te voorzien van een bestemming „Woongebied‟, zodat de gronden als tuin gebruikt kunnen worden. Per abuis heeft dit perceel in het ontwerpbestemmingsplan nog niet de juiste bestemming gekregen. Het perceel krijgt alsnog de bestemming „Woongebied‟. D. Perceel Langestraat 49 (voormalige slagerij Haverkate). Zie hiervoor ook zienswijze 4. Met verzoeker is overeenstemming over de stedenbouwkundige uitgangspunten voor een nieuw bouwplan voor dit perceel. Hiervoor wordt de voorgevelrooilijn van woning/winkel en de worstenmakerij aangepast. Tevens is het wenselijk tussen het hoofdgebouw (nummer 49) en de worstenmakerij een indelingslijn op de verbeelding aan te brengen. Op deze wijze wordt een verantwoorde doorloop tussen beide panden mogelijk gemaakt. E. Perceel Werdmuller von Elggstraat 1. Op dit perceel is in een voormalig koetshuis een kantoor gevestigd. Voorgesteld wordt de aanduiding „kantoor‟ aan de geldende bestemming toe te voegen. Regels A. Artikel 5 „Centrum‟. Lid 1 sub i wordt aangepast. Er staat „Horeca tot en met categorie 2‟. Volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2006 behoort deze aanduiding „Horeca tot en met horecacategorie 2‟ te luiden, overeenkomstig de weergave op de verbeelding. B. Artikel 10 „Horeca‟. Lid 1 sub b wordt aangepast. Er staat „Horeca tot en met categorie 2‟. Volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2006 behoort deze aanduiding „Horeca tot en met horecacategorie 2‟ te luiden, overeenkomstig de weergave op de verbeelding.
14