Oost-Duitsland oktober 2014 De laatste 7 jaren brengen we de herfstvakantie steeds door in het oosten van Duitsland. Niet alleen de enorme aantallen kraanvogels en ganzen maar ook soorten als klapekster, blauwe kiek, ruigpootbuizerd, zeearend en grote trap spreken tot de verbeelding. Bovendien kun je hier uren wandelen of fietsen in hele mooie, rustige landschappen. We hebben de natuurreservaten de laatste jaren goed leren kennen. De trappengebieden krijgen extra aandacht omdat hier, door het extensieve agrarische beheer, veel prooidieren voor roofvogels en klapeksters zijn. We besteden in het verslag vooral aandacht aan die soorten die in dat gebied, in deze tijd van het jaar, relevant zijn (deze soorten zijn vet gedrukt). Bezochte gebieden: Dümmer See met Ochsen Moor en Osterfeiner Moor Diepholzer Moorniederung Meissendorfer Teiche Fiener Bruch Belziger Landschaftswiesen Nuhte-Nieplitz Niederung Strengsee met Rietzer See Gülper See met Grosser Graben Niederung en Dosse Niederung Van de bezochte gebieden zijn òf plattegrondjes of googlemaps kaartjes (met coördinaten). Er wordt ook extra gebiedsinfo gegeven. Bron: We maken vooral gebruik van “Vögel beobachten in Ostdeutschland” ISBN: 978-3440-11129-1. Zie ook onze eerdere verslagen.
Zicht vanuit de camper op de Belziger Landschaftswiesen, toevluchtsoord voor grote trappen en rijk aan roofvogels
Op vrijdag 3 oktober vertrekken we richting Oost-Duitsland. De eerste stop is Olgahafen aan de Dümmer (320 km).
Dümmer met Ochsenmoor en Osterfeinermoor Samen met de Natura 2000-polders (Ochsenmoor, Osterfeiner Moor) vormt het Dümmer meer een interessant natuurgebied. Temeer omdat het niet ver van de Nederlandse grens ligt: 35 km ten noordoosten van Osnabrück. Het meer is met 13 km² het tweede grootste meer van NederSaksen en is “EU-Vogelschutzgebiet”. Op sommige plaatsen is de rietgordel tegen het meer bijna 600 meter breed (vooral langs de west- en zuidoever). Van de 280 waargenomen vogelsoorten broeden er jaarlijks meer dan 100. In de herfst dient de Dümmer als slaapplaats voor meer dan 50.000 ganzen die overdag in de polders foerageren. Het is een broedgebied voor soorten als visarend (3 paar), bruine kiek, zwarte stern, baardmees (z.z.) Mogelijk heeft ook de zeearend zich gevestigd als broedvogel. In de polders broeden soorten als grutto, watersnip, tureluur en paapje. Het kan een belangrijk overwinteringsgebied zijn voor blauwe kieken en velduilen. De velduilen zijn in sommige winters zowel in het Ochsenmoor als in het Osterfeiner Moor te vinden (eigen waarneming). In muizenrijke jaren broeden ze zelfs. De tegen de Dümmersee gelegen polders het Ochsenmoor en het Osterfeiner Moor beslaan 4500 ha waarvan 2500 ha opgekocht zijn in het kader van een Natura 2000 (life)project. Zo zijn de voorheen intensieve landbouwgronden in hun oude glorie (natte weilanden) hersteld. Sindsdien zijn o.a. watersnip, grutto, wulp en kievit spectaculair in aantal toegenomen. Langs de Dümmer (niet ver van het Hüntebruggetje) broedt een kolonie zwarte sterns. Het gebied is ideaal te combineren met de 40 km oostelijker gelegen “Diepholzer Moorniederung.”
Bruine kieken patrouilleren boven de rietvelden van de Dümmer See, foto Mike Fisher
Broedgegevens Dümmer en aangrenzende polders 3 paar witte ooievaar, 9 paar bruine kiek, 3 paar visarend (2 paar op hoogspanningsmasten in het Osterfeiner Moor, 1 paar op kunstnest), 10 paar kwartel, 135 paar waterral, 314 paar kievit, 60 paar watersnip, 78 paar wulp, 90 paar grutto, 175 paar veldleeuwerik, 57 paar graspieper, 14 paar nachtegaal, 2 paar baardmees, 2 paar paap, 12 paar roodborsttapuit, slechts 1 paar ijsvogel en ook maar één paar grauwe klauwier. Gegevens kun je verder vinden op www.naturschutzring-duemmer.de Het is overstelpend druk in en rond Olgahafen. We horen dat de (her)eenwording wordt gevierd. Met enige moeite vinden we nog een plaatsje achter de Piratenkelder (met stroom). Er is nog 1 vrij tafeltje in de Piratenkelder. Behalve nationale feestdag is het ook nog eens heerlijk weer. Op het fietspad is het filerijden. Niets voor ons. Via de hoofdweg fietsen wij naar het Osterfeiner Moor. Hier is het eindelijk rustig. De visarenden zijn vertrokken maar (niet ver uit elkaar) posten respectievelijk juveniele zeearend en slechtvalk op de elektriciteitsmasten. Ik kan geen ruigpoot ontdekken tussen de vele buizerds. Wel een jong wijfje bruine kiek. Regelmatig vliegen watersnippen op. Het barst van de ganzen (vnl kol- en grauwe maar ook riet-) en grote zilverreigers. We blijven tot de schemering maar velduilen laten zich niet zien. Het late tijdstip levert nog wel een steenuiltje op bij een van de boerderijen (bekende plaats). ’s Avonds keert de rust op de parking in Olgahafen terug en we slapen rustig.
Je kunt een wondermooie fietstocht door het Osterfeiner Moor maken. Er lopen drie paden het gebied in. Het begin van de fietstocht (52°32´40 N; 8°20´2 O) geeft 2 mogelijkheden. De eerste route loopt rechtsaf, richting Lembruch, naar de observatiehut (52°32´40 N; 8°20´2 O). De tweede route loopt dwars door het Osterfeiner Moor. In het voor- en najaar zijn er veel steltlopers en eenden te zien vanaf 52°32´42 N; 8°19´21 O. Vanaf het noordelijkste pad zie je de visarenden op de nesten van de hoogspanningsmasten, met wat geluk ook een slechtvalkenpaartje. Het begin van de fietstocht ligt op 1,5 km van Olgahafen. Je kunt ook binnendoor, op het fietspad, terug naar Olgahafen.
Zaterdag 4 oktober Met de camper rijden we naar het Ochsenmoor: Via Rüschendorf de Meerweg afrijden. Voorbij de ‘Schäferhof’ linksaf en na enkele 100den meters weer linksaf op het eenrichtingsverkeer weggetje. We rijden nu in het vernatte “Ochsenmoor”. Na 2 km draaien we, ter hoogte van het Huntebruggetje, naar rechts. Na 100 meter zetten we de campers op het parkeerstrookje links van het weggetje. Het weer is briljant. Hier zitten nog veel meer ganzen. Net als bij ons zitten er weinig kleine vogeltjes. De gele kwikken en paapjes zijn gevlogen. We moeten het doen met veldleeuweriken en roodborsttapuiten. We wandelen naar het Hunte bruggetje. De broedplaats van de zwarte sterns ligt er, op enkele watersnippen na, verlaten bij. Wel zien we een wijfjeshavik met een grote prooi in de poten vanuit de bosschages opvliegen. Vanuit de observatietoren zien we 2 adulte zeearenden in een boom zitten. Gezien de eerstejaars vogel in het Osterfeinermoor hebben de zeearenden waarschijnlijk in de buurt gebroed. Op het water dobberen smienten, kuifeenden, tafeleenden, slobeenden, wintertalingen en veel futen. Boven het water en het riet hangen 100den boerenzwaluwen en 2 bruine kieken.
Diepholzer Moorniederung We rijden naar de Diepholzer Moorniederung (30 km) die uit meerdere hoogvenen bestaat. We beperken ons tot het Rehdener Geestmoor en het Noordelijke Wietingsmoor. We rijden richting Wagenfeld. Voorbij de afslag links naar Rehden, nemen we de volgende weg links naar het Rehdener Geestmoor. Hier parkeren we de camper bij de uitkijktoren en genieten van de verse broodjes. We horen al snel kraanvogels roepen (broedvogel) en het duurt niet lang voor er groepjes overkomen. Er loopt een weggetje (noordwaarts) dwars door het veen. Halverwege ontdekken we onze eerste klapekster. We hebben ons voorgenomen om dit jaar (uit louter nieuwsgierigheid) de aantallen eens bij te houden. Dan fietsen we 200 meter terug richting kruising. Hier links. Dit grindpad (elk jaar grauwe klauwier, nu te laat) fietsen we zo’n 3 km af tot de verharde weg. Bij de verharde weg naar links. Je fietst dan door een magnifieke mengeling van extensieve weilanden, hooilanden, hagen, struwelen en open heide. Dit zou een goed gebied zijn voor nachtzwaluw, soms ook rode wouw. Grauwe klauwier is broedvogel en in het recente verleden ook klapekster. We zien onze tweede klapekster, moeilijk te beoordelen of het een broedvogel of een migrant is. Na de maaltijd rijden we naar ons favoriete gebeid van de Diepholzer Moorniederung: Het noordelijke Wietingsmoor. We rijden via Wagenfeld, Freistadt, Wehrbeck richting Scharrel. Vlak vóór dit dorp houden we rechts aan richting Schweringhausen. Na een 3-tal kilometers, pal voorbij een klein bruggetje, gaan we links bij het gasstation het pad in. Dit is een schitterend, rustig gebied waar we in het voorjaar vaak genoten van grauwe klauwieren, baltsende kraanvogels, zingende klapeksters, zingende geelgorzen en jagende grauwe kieken en boomvalken. Hier broedt nog altijd een paartje klapeksters. Nog maar 5 jaar geleden zelfs 3 paartjes. We parkeren bij het (tweede) gasstation. Door de turfwinning zijn grote ondiepe plassen ontstaan die nu een natuurfunctie hebben. Er komen 1000den ganzen, eenden en kraanvogels slapen. Hier zien we vooral grote aantallen rietganzen. Hoe we ons best ook doen, we kunnen geen fabalis ontdekken. Bovendien zijn de vogels vrij schuw. We fietsen het zandpad af en ontdekken 3 klapeksters (2 in één beeld). We zitten op 5. Een smelleken jakkert in hoog tempo laag over de velden. Buizerd en torenvalk zijn algemeen. Overal vliegen groepen kraanvogels en ganzen. Wij zijn de enigen die van dit schouwspel genieten. Op Internet zagen we dat In Barnsted (op 7 km) een wolf was gefotografeerd. We komen de boer tegen die hier zijn koeien heeft lopen. Hij vertelt dat er vorige week een kalf is gepakt en verorberd door een wolf (op 5 km afstand). Ik blijf tot de schemering de heide en extensieve wei- en hooilanden afturen. Behalve een wezel, wat reeën, een vos, veel hazen en een damhert komt er niets in beeld. Boven mij is het een kakafonie van de invallende ganzen en kraanvogels. In de begroeiing langs het pad huizen vooral geelgorzen
en groenlingen. Ook op bed horen we nog altijd het gemurmel van de ganzen en de roep van kranen. We slapen heerlijk.
Het noordelijke Wietingsmoor is onze favoriete plaats in de Diepholzer Moorniederung. Een van de weinige plaatsen waar de klapekster nog broedt. De ontgonnen turfgaten doen nu dienst als slaapplaats voor grote aantallen kraanvogels en ganzen. In het broedseizoen jagen hier boomvalken en grauwe kieken. Rond de parking broeden geelgorzen, spotvogels en grauwe klauwieren. Bij 52°42´5 N; 8°39´3 O rijd je het gebied in. Je passeert een spoorlijntje waarover de gewonnen turf wordt afgevoerd en komt tenslotte op een betonnen plaat tegen het gasstation. Al vele jaren overnachten we hier (52°42´25 N; 8°38´48 O). Sinds een jaar zwerft er zelfs een (twee?) wolf door de Diepholzer Moorniederung. Eten genoeg, het barst van de reeën en hazen. Zondag 5 oktober Het is ’s morgens te mistig om ons het fietstochtje van gisteren over te doen.
Meissendorfer Teiche en Bannetzer Moor Na de gekookte eitjes rijden we naar Meissendorf (100 km). We herinneren ons dat de (NATO) T.U.P. (Truppen Ubungs Platz) Bergen in Ostenholz op zondag is opengesteld om mensen de gelegenheid te geven de hier gelegen hunebedden (Sieben Steinhäuser) te bezoeken. Helaas: De dienstdoende officier vertelt ons dat enkele omgevallen stenen rechtgezet moeten worden
en dat het geld hiervoor (vooralsnog) ontbreekt. De weg is al een jaar voor toeristen afgesloten. Hij beweert dat er in Niedersachsen nu 7 roedels wolven rondlopen. De roedel op deze T.U.P. heeft vorig jaar 3 en dit jaar 4 jongen grootgebracht. Zelf heeft hij drie maal een solitaire wolf op de T.U.P. gezien. We rijden door naar de campingpark “Hüttensee” bij Meissendorf. We zijn nog maar net geïnstalleerd of er hangen twee rode wouwen en een (late!!) boomvalk boven de camping. ’s Avonds fiets ik (over een doodlopend pad) naar het extensief beheerde beekdal van de Meisse (3 km). Dat ligt opgesloten tussen het Bannetzer Moor (links) en het Ostenholzer Moor (als Sperrgebiet onderdeel van de Truppenübungsplatz Bergen). Het Ostenholzer Moor loopt over in Truppenübungsplatz Bergen. Zo ligt hier een gigantisch groot natuurgebied waar elk voorjaar uitzonderlijke roofvogelwaarnemingen gedaan worden (met o.a. schreeuw-, dwerg- en slangenarend). De laatste jaren loopt er dus ook een roedel wolven rond. Ze zien is wat anders. Tegen 19.00 uur breekt een oorverdovend lawaai los; 1000den ganzen en kraanvogels komen slapen op de vijvers van de Hüttensee.
De Meissendorfer Teiche vormen samen met de Hüttensee, het Bannetzer Moor en de T.U.P.’s Bergen en het Ostenholzer Moor een gigantisch natuurgebied. Het gebied is rijk aan roofvogels Rode wouw, zee- en visarend zijn broedvogel maar jaarlijks worden ook dwergarend, slangenarend en schreeuwarend gezien. Ook de zwarte ooievaar is een (on?)regelmatige broedvogel. Het Bannetzer Moor is bekend om zijn reptielen (adder, gladde slang, ringslang, hazelworm) en grote vuurvlinders die we vorig jaar wisten te fotograferen. De laatste jaren lopen er zelfs wolven rond die hun jongen werpen op de T.U.P. Bergen. Tussen het Bannetzer Moor en het Ostenholzer Moor ligt het wondermooie beekdal van de Meisse. De Meisse is in zijn oude glorie hersteld en er komen zelfs weer visotters voor.
Via een mooie, doodlopende bosweg fiets je vanuit de camping (3 km) naar het prachtige extensieve beekdal van de Meisse, ingeklemd tussen het Bannetzer Moor en T.U.P. (Truppenübungsplatz) Ostenholzer Moor. Hier zouden wel eens wolven struinen, foto Loes Maandag 6 oktober We fietsen naar het prachtige Bannetzer Moor (8 km). Deze fietstocht voert langs 2 hutten die uitkijken over de mooiste vijvers van de Hüttensee. Vanuit de eerste hut zien we 2 juveniele zeearenden. Een van de arenden wordt aangevallen door 2 raven. Grote groepen ganzen vliegen in paniek af en aan. Aan de overkant van de plas meldt zich klapekster nr 6, op exact dezelfde plek als vorig jaar. Vanaf de tweede hut kijken we uit over een slikvlakte met rode wouw (dode vis), bosruiter, zilverplevier (!!) en enkele tientallen bonte strandlopers. We fietsen het pad helemaal af (met jagende vos) tot het Bannetzer Moor en noteren klapeksters 7 en 8. We zien dat er op het eind van het pad (in augustus met Pierre en Mieke A. grote vuurvlinders) een jachthut is gebouwd die uitkijkt over een prachtige vlakte. Het deurtje is niet op slot en er staan 2 luxe stoelen in. Het snode plan is snel gemaakt: Tegen de avond fiets ik terug en settel me in een van de gemakkelijke draaistoelen: voor me vliegt het ijsvogeltje
regelmatig langs. Boven het agrarisch gebied voortdurend een biddende klapekster. Er melden zich alleen enkele reeën op de vlakte. Tegen 19.00 uur hangt de lucht weer vol met ganzen en kraanvogels. Op de terugweg (het is volslagen donker), breek ik bijna een paar keer mijn nek (met alleen een geïmproviseerd lichtje op de mountainbike) maar het loopt gelukkig goed af. Dinsdag 7 oktober Het weer is omgeslagen; het regent en dat zal het de gehele dag blijven doen. We rijden door naar Tucheim (240 km), het eerste grote trappengebied. In Winsen gaan we nog even bij een Electro winkel binnen voor een kaartje voor onze onvolprezen MIFI.
Fiener Bruch Bij Tucheim rijden we in het dorp rechtsaf naar Koningsrode. Je zit nu aan de rand van het eerste (en minste) grote trappengebied van Duitsland: Das Fiener Bruch.
De drie trappengebieden in Duitsland. Het Havelländisches Luch is t beste en ook de enige waar (helaas slechts enkele) grote trappen in het wild groot worden De grote trap in Duitsland Rond 1939 leefden er in Brandenburg, Mecklenburg, Sachsen-Anhalt en Sachsen nog ongeveer 4000 grote trappen. Gedurende de Tweede Wereldoorlog nam het aantal af tot 2000 dieren en in de tweede helft van de twintigste eeuw verdwenen de meeste grote trappopulaties. In 1998 (het dieptepunt) werden in heel Duitsland nog 55 grote trappen geteld. Door beschermingsmaatregelen en (vooral) het in gevangenschap opfokken en uitzetten van grote trappen leven er nu weer zo’n 145 dieren in het wild: 56 Havellandisches Luch, 46 Fiener Bruch, 43 Belziger Landschaftswiesen. Duidelijk is dat de populaties met kunstgrepen en veel inspanningen in stand moeten worden gehouden. Tientallen trappen worden in 3 opvangcentra met de hand grootgebracht en in de drie gebieden losgelaten. In het wild komen alleen in het Havelländisches Luch jaarlijks nog enkele trappen groot. In de 2 andere gebieden is het insectenaanbod te gering voor opgroeiende
trappen. Bovendien hebben de trappen veel last van predators, vooral raven, vossen en wasbeerhonden. Bij de predators hebben zich de laatste jaren ook zeearenden gevoegd. De drie belangrijkste grote trapgebieden zijn: Havelländisches Luch (zie onze lenteverslagen), Belziger Landschaftswiesen en Fiener Bruch. Er is uitwisseling tussen de populaties van Fiener Bruch en de Belziger Landschaftswiesen. In de herfst zitten de trappen vaak op de ‘Rapsflächer” langs het weggetje naar Koningsrode. We stoppen enkele malen, zien massa’s ganzen, 2 rode wouwen, groepen kieviten, klapekster nr 9 en een mannetje blauwe kiek. We installeren ons op de parking van Koningsrode. We hebben geen satellietverbinding maar staan wel uit de alsmaar toenemende wind. Onze geweldige Mifi levert Internet. Tegen de avond loop ik nog even naar de hut (300 meter) maar zie alleen een ringslang, mannetje blauwe kiek, overvliegende ganzen en grazende reeën. Woensdag 8 oktober ’s Morgens maak ik een fietstocht door het Fiener Bruch: richting observatie hut maar nu, pal voor het kanaaltje, rechtsaf (= 100meter). Dit paadje affietsen (rode wouwen). Ongeveer 500 meter voor de harde weg rechts tot je op de weg Tucheim – Koningsrode uitkomt. Ik fiets ook nog naar de andere kant van het gebied (bij toegangsweg Koningsrode links aanhouden en weg affietsen). Eventueel kun je bij de 2e 90 graden bocht naar rechts nog even rechtdoor). Grote trappen laten zich niet zien. Wel overal ganzen en kranen, adulte slechtvalk, 2 maal mannetje blauwe kiek (mogelijk dezelfde vogel). Het weer klaart op. Om 12.00 uur vertrekken we naar de prachtige Belziger Landschaftswiesen, het tweede grote trappengebied, altijd goed voor trappen en roofvogels in de herfst.
Belziger Landschaftswiesen De Belziger Landschaftswiesen zijn een 4450 ha groot beschermd vogelgebied. Wat opvalt is dat de openheid niet verstoord wordt door hoogspanningsleidingen of gebouwen. De Belziger Landschaftswiesen zijn een belangrijk broed- en rustgebied voor allerlei bedreigde vogelsoorten. Er werden tot nu toe 170 broedvogelsoorten geïnventariseerd. Er leven zo’n 45 grote trappen (helaas met de hand grootgebracht door mensen). De reproductie in het wild is 0. Zeldzame soorten als grauwe kiekendief en velduil broeden regelmatig. Aan de randen van het gebied kan men kraanvogels, visarenden, witte en zwarte ooievaars zien. Er overwinteren enkele klapeksters, veel ganzen (15.000), minder kraanvogels, maar vooral roofvogels als ruigpootbuizerd, slechtvalk, smelleken en blauwe kiekendief (slaapplaats van 25 exx.). Het informatiecentrum ligt in Baitz. De observatietoren ligt 2 km ten zuiden van het dorpje Freienthal aan de noordrand van het gebied. Hier broeden ook ortolanen in de eikenlanen. Het gebied ten zuiden van Freiental moet je vooral in de lente doen. Bij Golzow richting Bad Belzig en vlak voor Schwanebeck linksaf richting Baitz. In het dorp houden we links aan en gaan over het bruggetje de weg (= fietspad) richting Trebnitz. Je mag dit fietspad (‘Europaradweg’) afrijden tot de heuvel (= 500 meter), annex picknickplaats, annex uitkijkpunt. Vanaf hier heb je fantastisch zicht op de ‘Wiesen’. In deze tijd is dit de beste plek. We zien al direct een groep van maar liefst 44 grote trappen. Nog maar enkele dagen geleden zijn er 16 door de mens grootgebrachte vogels uitgezet. In het vorige verslag heb ik beschreven hoe kunstmatig de instandhouding van de grote trap gaat. In het wild komen er jaarlijks hooguit 2 tot 3 jongen groot en dan nog alleen in het Havelländisches Luch. Zoals elk jaar (zie de vorige verslagen) kom ik de verantwoordelijke trappenmevrouw weer tegen. Ik vraag haar wat er zou gebeuren als ze naar de groep trappen zou lopen. “Als ik deze schort aan doe, zouden ze blij zijn en naar me toe komen”, vertelt ze trots. De schort is het kledingstuk waarin haar medewerkers zich steevast kleden om de jonge trappen te voeren. Ze
beschrijft het gebrek aan insectenrijkdom en predatiedruk (raaf, vos, zeearend, wasbeerhond) als belangrijkste redenen dat er geen trappen in het wild groot komen. Als ik mijn twijfels uitspreek over al die kunstgrepen versombert het gesprek wat. Ik houd mijn kritiek over de degeneratie van een prachtige soort maar voor me want dit prachtige landschap is te danken aan de trappen. Helaas regent het weer, dus van wandelen en fietsen komt niet veel. We blijven op dit hemelse plekje overnachten.
Elk najaar zitten de grote trappen op de “Rapsflächer”niet ver van de “Europaradweg” die van Baitz naar Trebitz loopt. De vogels zijn niet schuw omdat ze met mensenhand groot gebracht zijn Je kunt je de vraag stellen of je zo een soort in stand moet houden maar het heeft wel een prachtig landschap gegenereerd, foto Loes
Om in de herfst grote trappen te zien is het uitkijkheuveltje ten oosten van Baitz (52°10´37 N; 12°41´32 O) “the place to be”. Wij overnachten altijd op deze plaats en zijn nog nooit weggestuurd. Overgang oktober – november is de beste tijd omdat je dan op de aangegeven wandeling ook kans hebt op zeearend, ruigpootbuizerd, blauwe kiek, slechtvalk terwijl er dan
ook nog rode wouwen rondzwerven. Klapeksters zijn een zekerheid. Deze herfst zaten er weinig roofvogels. In het broedseizoen mag je hier absoluut niet wandelen. Donderdag 9 oktober Het is droog genoeg voor ons jaarlijkse fietstochtje dwars door de Belziger Landschaftswiesen. Officieel verboden, maar in de herfst verstoren we niet veel: fietspad affietsen (400 meter), dan op de Plattenweg naar links (waar fietspad rechtdoor gaat) tot je bij het ‘steenuilgebouwtje’ komt (5 km). Het is dit jaar rustig aan roofvogels. Weinig blauwe kieken en we wachten nog altijd op onze eerste ruigpoot. We zien slechtvalk, ganzen (trek), kranen (trek), 3 rode wouwen. We zien slechts één klapekster (= nr 10, normaal hebben we er 2 tot 3 hier). Geen zeearend dit jaar, meestal zitten er op het eind van de route enkele juveniele vogels. Telefonisch hebben we voor vanavond een tafeltje gereserveerd in “Zum Heidekrug” in Oberjünne.
Nuhte-Nieplitz-Niederung We hebben wat uurtjes over. Het onovertroffen “Vögel beobachten in Ostdeutschland” rept over een veelbelovende gebied in de Nuthe-Nieplitz-Niederung (35 km). Na een grondige studie van de tekst besluiten we de “Kiefernkanzel Zauchwitz” te bezoeken. We rijden via Bruck naar Beeltitz. Voorbij Beelitz volgen we de ‘246’ tot Zauchwitz. Hier pakken we de afslag naar Rieben. Voorbij het bruggetje, na 1,5 km, is er in de bocht naar rechts een (koolas)pad (voormalig Plattenweg) naar links. Dit pad volgen we 1200 meter tot de grens van het reservaat met een hemels parkeerplaatsje in een hemels gebied. Net als bij de Belziger Landschaftswiesen is hier geen visuele horizonvervuiling. 400 meter verder zien we het simpele uitkijktorentje (lijkt meer op een jachthut) aan de rand van de Gänselake. Vanaf het parkeerplaatsje is al genoeg te zien: 2 luid roepende rode wouwen in de bomen voor ons, wat verder 1 adulte zeearend, een jagend mannetje blauwe kiek, klapekster nr 11 en overal ganzen en kranen. Dit moet een slaapplaats van jewelste zijn. We hebben al spijt dat we gereserveerd hebben (niet al te lang natuurlijk). Vanuit de toren hebben we ons eerste groepje baardmezen. Het meer ligt vol met eenden en ganzen, aan de randen staan tientallen grote zilverreigers. Het kost moeite van dit plekje te vertrekken maar in de namiddag rijden we terug naar Oberjünne. Traditiegetrouw genieten we van een uitstekende maaltijd. Na het sterke slaapmutsje van onze gastheer slapen we uitstekend op de parking van dit bosdorpje. Vrijdag 10 oktober Tijdens een oktoberreis naar het oosten van Duitsland mag je de Strengsee niet missen.
De Rietzer See en de Strengsee De Rietzer See is een 450 ha groot ondiep en voedselrijk meer. Het meer ligt even ten zuidoosten van Brandenburg, pal ten noorden van snelweg ‘2’. Samen met het aangrenzende Strenggebied vormt dit een belangrijk ‘Ëuropaïsch Schutzgebiet’. Broedvogels zijn o.a. watersnip, baardmees, buidelmees, blauwborst, snor, sprinkhaanrietzanger, sperwergrasmus, geoorde fuut, roodhalsfuut, roerdomp, rode wouw, zeearend en bruine kiek. In het moerassige gedeelte komen in de herfst grote groepen kraanvogels en ganzen slapen. Ook de Strengsee is heel interessant. De uitkijktoren (niet ver van Netzen) staat op een strategische plaats. Via een zandweg langs het kanaal kan men vanaf de parking door een schitterend gebied (met o.a. sperwergrasmus) naar de Rietzer See wandelen of fietsen. De Srengsee ligt tusen de Netzener See en de Rietzer See. Dit prachtige meer ligt aan de overkant van de snelweg op 15 km afstand van Oberjünne. We rijden richting Brandenburg en slaan, enkele km’s na het viaduct, rechtsaf. We rijden via Prützke naar Netzen. Over de
afschuwelijke weg dwars door Netzen naar de uitkijktoren aan de Strengsee. We wandelen naar de uitkijkhut (jagende vos). 1000den ganzen verraden de aanwezigheid van een adulte zeearend. Voor de hut trekken vliegen kleine groepjes baardmezen. Ook dit meer ligt barstensvol met ganzen en eenden (w.o. brilduikers, pijlstaarten en smienten) die af en toe en masse opvliegen als er een zeearend overkomt. Het groepje nonnetjes dat hier jaarlijks vroeg (= eind oktober) in de herfst pleistert, kunnen we niet ontdekken. Boven het riet jagen 2 juv bruine kieken. Op een van de jachthutten zit klapekster nr. 12 niet ver van de zoveelste slechtvalk. ’s Middags maak ik langs het kanaal de (landschappelijk) mooie fietstocht tot aan de Rietzer See. Dit pad is te slecht voor Loes. In de besdragende struiken langs het kanaaltjes barst het van de kleine vogels (veel geelgorzen, mezen en groenlingen). Zoals altijd is de glanskopmees ook dit jaar talrijk. Je herkent hem aan zijn kenmerkende roep. In een dode boom zitten 2 adulte zeearenden. In de rietvlaktes tussen de Strengsee en de Rietzer See meerdere groepjes baardmezen. Het lijkt veel op een invasie. Pierre Adriaensen had er enkele weken eerder ook veel gezien. Het hoogtepunt is echter een totaal onverwachte juveniele grauwe klauwier. Vorig jaar was het me in Hongarije al opgevallen dat juveniele grauwe klauwieren heel lang blijven pleisteren voor ze wegtrekken. Aan de rand van de Rietzer See meldt zich klapekster nr 13.
De Strengsee e.o. is zowel in de lente als de herfst een fantastische plaats. Het beginpunt is de parking even ten noorden van Netzen (52°21´13 N; 12°41´26 O). Vanaf de uitkijkhut zie je
vrijwel altijd zeearenden, invallende ganzen, nonnetjes (vanaf eind oktober), baardmezen, kraanvogels, 1000den ganzen etc. De aangegeven wandeling (7 km) is fantastisch mooi (te voet of met mountain bike) met veel zangvogels (w.o. sperwergrasmus, glanskopmees). Verder ijsvogel, visarend, zeearend, rode wouw etc. Je loopt/fietst langs de rand van de Rietzer See (baard- en buidelmezen). We overnachten altijd zonder problemen op de parking.
Invallende ganzen op de Strengsee In de namiddag rijden we via Brandenburg, Rathenow naar Hohennauen (60 km). Omdat de weersvoorspellingen voor zaterdag slecht zijn, installeren we ons op de camping “Seeblick” in Hohennauen. We betalen voor 2 nachten € 38 en € 1 per douchebeurt. Ook deze camping heeft geen wifi. De eigenaar verzekerde dat hij met de aanleg bezig was. Onze mifi doet het niet meer. Pas later komen we erachter dat we de beschikbare 1 gb hebben opgebruikt. Zaterdag 11 oktober Het rondje dat we met de fiets van plan waren, doen we nu met de auto. Het miezert af en toe maar het is windstil en helder. We steken de hoofdweg over en rijden via Parey naar de Grosser Graben Niederung (onderweg klapekster nr 14).
De Grosser Graben Niederung Ten zuiden van de Gülper See ligt de Grosser Graben Niederung, een geweldig mooi overstromingsgebied. In Parey is een informatiecentrum. Vanaf de Plattenwegen tussen Parey en Gülpe en Parey en Wolsier krijgt men een uitstekende indruk van het gebied. In goede jaren pleisteren hier 1000den ganzen en kraanvogels. In sommige jaren komen er ook een 20-tal blauwe kieken slapen. Het gebied is ook goed voor zeearend, klapekster en ruigpootbuizerd.
Grosser Graben Niederung: De aangegeven wegen zijn gerestaureerde Plattenwegen waarover het (in de mobiele schuilhut) heerlijk rijden is met zicht over een prachtig nat landschap. Rode wouwen en blauwe kieken kunnen hier verrassend talrijk zijn. Als het droog is, is er weinig te zien.
De vernatte Grosse Grabenniederung Achter Parey rijden we eerst over de gerestaureerde Plattenweg richting Wolsier. De hooilanden zijn pas gemaaid. Dit verklaart misschien het ‘grote’ aantal rode wouwen; we zien er 9. Op een gegeven moment 4 rode wouwen, 1 slechtvalk, 1 buizerd en 1 torenvalk broederlijk naast elkaar in enkele dode bomen. Aan de andere kant van de Plattenweg zitten op dat moment 2 adulte zeearenden. Overal ganzen en kranen, vaak in paniek door zowel geweerschoten als zeearenden.
We rijden terug om de Plattenweg naar Gülpe te pakken. Ook hier geen ruigpoten, dat valt wat tegen. Bij de ‘Graben’, tegen het dorp wel klapekster nr 15. Via Gülpe rijden we naar de uitkijkhutten over de Gülper See. Het ligt vol met vogels maar niets bijzonders. Drie jaar geleden hadden we hier (in deze tijd van het jaar met Eug en Maria) nonnetjes, grote zaagbekken, roodkeelduiker en kuifduiker. Ons traditionele restaurant “Zum Linden” in Rhinow lijkt definitief gesloten maar het restaurantje, Hohennauer Hof, aan de overkant van de weg naar de camping valt niet tegen. De baas vertelt dat hij vooral in het voorjaar Nederlandse ornithologen als gast heeft die naar een vogeltje komen kijken dat in Nederland uitgestorven is. Als ik ‘ortolaan’ raad, hoor ik vanuit de keuken dat ik het goed heb. Op Internetgebied is dit een achterlijke streek. Noch op de camping, noch in de restaurants is er wifi. Zondag 12 oktober We rijden eerst naar de noordkant van de Gulper see: De Dosse Niederung.
Dosse Niederung Gebied ten noorden van de weg Kietz – Strodehne Om het gebied ten noorden van de weg Kietz – Strodehne te bezoeken, moet men ter hoogte van Scheunstelle rechtsaf. Als je in Scheunstelle het zandpad links neemt, rijd je door een mooi, open gebied naar het NSG (Naturschutzgebiet) “Untere Havel”. Als je rechtdoor rijdt, rijd je naar een vergelijkbaar gebied als de Grosser Graben Niederung. Pal voor Strodehne (Schönstelle) gaan we rechtsaf (onverwachte kuifleeuwerik!!) en volgen de Plattenweg tot aan de brug. We parkeren even voor de brug want die lijkt te vermolmd om met de camper te nemen. Enkele km’s verder is de weg sowieso afgesloten. We wandelen de brug over en slaan rechtsaf en wandelen tot de volgende brug. Aan je linkerkant ligt een prachtig extensief gebied. We zien (en horen!!) 1000den ganzen en kraanvogels. Ook dit is een roofvogelrijk gebied met 2 zeearenden, 6 blauwe kieken (2 mannetjes en 2 wijfjes in één beeld), smelleken, slechtvalk, 4 rode wouwen, massa’s buizerds en klapekster nr 16. We snappen niet dat we geen ruigpoten zien. Het is verleidelijk om van een lichte biddende buizerd ruigpoot te maken maar zo steken we niet in elkaar. Verder: enkele tapuiten, geelgorzen en groepen veldleeuweriken. We rijden terug naar de weg Strodehne – Kietz om dan toch eindelijk de fameuze Gülper See te bezoeken.
Gülper See De Gülper See is onderdeel van het Natuurpark Westhavelland. Het is een van de belangrijkste doortrek-, rust- en overwinteringsgebieden voor water- en waadvogels van het Europese binnenland. Bijzonder spectaculair is de doortrek van ganzen (> 150.000) en kraanvogels (tot 8.000) in het najaar. In het voorjaar zagen wij vaak grote groepen zwarte sterns en dwergmeeuwen. Pierre had hier ook witvleugelsterns. Zowel zee- als visarend zijn broedvogel. De visarenden zijn heel mooi te bekijken omdat die elk jaar in een kunstnest broeden die vanaf de noordelijke dijk (vanaf 5 op de kaart) goed te zien is. Er broeden zowel buidelmezen als baardmannetjes maar de laatste soort neemt ook hier snel in aantal af. Rond de Gülper See broeden meerdere paartjes ortolanen. Enkele mannetjes zijn elk jaar gemakkelijk te horen en te zien iets ten westen van de Parking, links van nr. 2 op de kaart, door Duitse vogelliefhebbers liefkozend de “Ortolanenweg” genoemd. Zowel ten zuiden als ten noorden zijn er meerdere observatietorens.
We proberen steeds te overnachten bij het “Pumpstation” (tussen nrs 4 en 5). Vooral de wandeling langs de noordkant (4 en 5 op de kaart) levert soms interessante soorten op. In het voorjaar hoor je vanaf het pompstation meerdere roerdompen roepen.
Gülper See en omgeving. Ten noorden van de weg Kietz – Strodehne ligt de prachtige Dosse Niederung, ten zuiden van de Gülper ligt de Grosser Graben Niederung Helaas wordt de toegangsweg (de “Bärengraben”) naar het pompstation gerenoveerd en is daarom afgesloten. Dat geldt ook voor de toegangsweg vanaf Strodehne. Alleen de toegangsweg pal voor Kietz is toegankelijk. We parkeren op het parkinkje (P, rechts van 4) en genieten in het zonnetje van enorme slierten ganzen en kraanvogels. Regelmatig is het boven het meer een oorverdovend lawaai van opvliegende ganzen door patrouillerende zeearenden. Ik fiets (via 4) naar het pompstation en van daaruit richting Gülpe (5 en 6): met zeearend, bruine kiek, klapekster nr 17, mannetje blauwe kiek, groepje grauwe gorzen en het zoveelste groepje baardmezen. Het begint al te schemeren als we door een jager worden weggestuurd. Geen probleem, een half uurtje later staan we op de parking bij de supermarkt in Rhinow. Voordeel is dat we de volgende morgen verse broodjes hebben. Maandag 13 oktober Na een rustige nacht en een heerlijk ontbijt staan we voor een moeilijke beslissing. We zouden nog heel graag de (herstelde) Galenbecker See bezoeken. Pierre en Mieke hadden hier enkele weken geleden mooie waarnemingen. De weersvooruitzichten zijn somber en het is een omweg van meer dan 300 km.
Meissendorfer Teiche We rijden toch maar terug naar de camping Hüttensee in Meissendorf. ’s Avonds fietsen we naar het Bannetzer Moor met zijn twee uitkijktorens over de Hüttensee. De laatste vijver staat nu vrijwel droog. Op de modderige bodem zijn twee juveniele zeearenden van dode vis aan het eten. Ze worden lastig gevallen door enkele raven. Twee rondcirkelende rode wouwen durven niet goed in te vallen. Ook in het Bannetzer Moor een rode wouw, 2 klapeksters (al geteld), een man en wijfje blauwe kiek en een havik die een vlaamse gaai het struikgewas in
jaagt. Het totaal ligt op 17 verschillende klapeksters. M.u.v. de Dümmer in elk gebied waargenomen. Dinsdag 14 oktober Het is vandaag de laatste mooie dag. We maken de 7 km lange wandeling langs Gut Sunder en het riviertje de Meisse. ’s Middags genieten we in het zonnetje voor de camper. ’s Avonds fiets ik naar het extensieve gebied tussen Bannetzer Moor en de T.U.P. Ostenholzer Moor. Bijna ter plaatse word ik, net als 2 jaar geleden , aangesproken door dezelfde uiterst vriendelijke en beschaafde gentleman jager. Ook nu gaat hij wilde zwijnen schieten. We praten nog even over de wolven. Er zitten inmiddels meerdere roedels, veelal op de T.U.P’s. maar ’s nachts verlaten ze die. Er zouden bij Meissendorf al meerdere schapen ‘gerissen’ zijn. Dat klopt want dat verhaal las ik ook op Internet. Volgens hem zitten ze nu niet in de naaste omgeving (gedrag reeën). Ik posteer me nog even langs een vlakte met klapekster, een vijftal reeën en een jagende vos. Tegen de avond weer 1000den ganzen en 500 kraanvogels die op de Hüttensee komen slapen. Woensdag 15 oktober Het weer is slecht en de voorspellingen zijn ook niet best. We besluiten naar huis te rijden. Traditiegetrouw eten we onderweg nog een hapje in het voortreffelijke wegrestaurant van de Autohof bij Rheine Nord. Zonder files komen we in de vroege namiddag in Chaam aan. Hier schijnt de zon. Johan en Loes Schaerlaeckens,
[email protected]